Hoe behoud ik mijn personeel? De kinderopvang heeft de toekomst. En toch… De werktijden zijn niet handig, het werk biedt soms onvoldoende uitdaging en het vak heeft nog onvoldoende status. Een team compleet krijgen én houden, is een complex vraagstuk, is de ervaring van Annegreet van Dijk van Stichting Kinderopvang Amersfoort (SKA). Hoe kijkt het onderwijs aan tegen haar dilemma’s en de oplossingen die zij voorstelt?
Dilemma’s 1. Onaantrekkelijke werktijden Annegreet: “Wat met name bij de BSO speelt, zijn de onaantrekkelijke werktijden: het gaat regulier om een paar uurtjes na schooltijd en in vakanties veertig uur per week. Door deze tijden is werken in de BSO niet zo’n aantrekkelijk beroep.”
2 Slecht imago “De kinderopvang is een boeiend vak, maar lijdt onterecht onder een slecht imago. Het vak pedagogisch medewerker mag beter in beeld komen. Kinderopvang is in Nederland nog een betrekkelijk jong fenomeen, maar wel een snelgroeiende sector. In Scandinavië kijkt men heel anders tegen het vak aan.”
3 Onvoldoende uitdaging “In Amersfoort concurreert de kinderopvang met de zorg waaronder de gehandicapten- en de ouderenzorg. De zorg vraagt wat meer diepte van de medewerker. Na een paar jaar stappen pedagogisch medewerkers soms over, omdat ze meer uitdaging zoeken. Blijkbaar vinden ze die in de kinderopvang onvoldoende.”
Combinatiefuncties Combinatiebanen kunnen een oplossing zijn, weet Annegreet: een aantal uren werken in de kinderdagopvang gecombineerd met een aantal uren in de BSO. “Wel is het zo dat werken met kinderen tot vier jaar andere vaardigheden vraagt dan werken met kinderen tussen vier en twaalf jaar. De verzorgende taken en het nauwere contact met ouders spreekt sommigen minder aan. Zij zijn dus niet zo happig op een combinatiefunctie.” Een andere mogelijkheid is het creëren van een combinatiefunctie onderwijs/kinderopvang, zoals een klassenassistent die ook uren in de BSO heeft. Ook die oplossing is niet ideaal, ervaart Annegreet. “Zoveel klassenassistenten zijn er niet in het onderwijs, dus veel levert dat niet op. Bezwaarlijker vind ik ook dat de medewerker dan twee bazen heeft: de school en de BSO. Dan is het noodzakelijk buitengewoon goede afspraken te maken. Aan wie leg je verantwoording af?”
Puzzelen met taken Op dit moment kiest Annegreet voor het inzetten van ZZP’ers: kunstenaars, logopedisten, fysiotherapeuten, ergocoaches… “Die zetten we in op uren dat het ons uitkomt. Soms is een combinatie mogelijk: dan geven ze les aan kinderen en trainen daarnaast onze medewerkers. Ook zijn we gestart met een talentenbank voor medewerkers. Medewerkers hebben nog andere talenten die we ook voor de kinderopvang kunnen inzetten. Het blijft een enorme puzzel om de uren gedekt te krijgen en de medewerkers tevreden te houden. Het is geen structurele oplossing.” Het meest voelt Annegreet voor het invoeren van een continurooster op scholen. “Dat maakt de middagen langer, wat werken bij de BSO voor mensen interessanter maakt. Wat houdt scholen tegen?! Met name nieuwe ouders voelen wel voor zo’n doorlopend rooster, blijkt uit onderzoek. Je kunt het
geleidelijk invoeren: beginnen in groep 1 en tijdelijk met twee systemen werken. Dat is toch niet heel lastig?”
Het onderwijs reageert Irma Pieper, directeur Montessorischool de Plotter in Zutphen, herkent de problemen van Annegreet deels. De school is aangesloten bij het schoolbestuur Stichting Archipel die convenanten heeft afgesloten met drie bestaande kinderopvangorganisaties. Kinder opvangorganisatie De Blokkentoren verzorgt voor De Plotter de BSO.
Loyaliteit Hoe behoud je je personeel? Irma heeft geen last van medewerkers die vertrekken omdat ze meer uitdaging zoeken of verhuizen. “Mensen kiezen bewust voor een Montessorischool en zijn bereid voor hun werk te reizen.” Ze gelooft stellig dat het om loyaliteit gaat. De onderwijsassistent van De Plotter verzorgt de VSO in gezamenlijkheid met de Blokkentoren, De Blokkentoren biedt TSO en NSO. Irma: “We hebben veel geïnvesteerd in NSO. De medewerkers voelen zich betrokken bij de school en zijn ook bereid TSO te verzorgen. Daar zijn we heel blij mee. Ik ben niet hun werkgever, maar betrek ze wel bij de school, zoals bij praktische overleggen. Als je ze serieus neemt, krijg je meer binding.” Het inzetten van ZZP’ers, zoals Annegreet doet, vindt ze wel een optie, al twijfelt ze over het effect van zoveel wisselende medewerkers. “Veel wisselingen moet je voorkomen. Dat is niet goed voor de kinderen en de stabiliteit van de organisatie.” Irma geeft aan dat combinatiefuncties onderwijs en opvang de toekomst hebben. “Onderwijs en opvang gaan meer één geheel worden. Technisch hebben medewerkers dan twee werkgevers, maar inhoudelijk is er dan sprake van één educatief centrum, waar mensen samenwerken aan de ontwikkeling en begeleiding van kinderen. Je biedt ouders daarmee een totaalaanbod en medewerkers voelen zich meer betrokken.”
Opleiding Wat betreft de status van het vak gelooft Irma ook zeker dat er nog een slag te slaan is. Irma: “Vroeger was kinderopvang vooral spelen met kinderen, zorgen voor een knusse omgeving, hun natje en hun droogje. Tegenwoordig liggen er allerlei pedagogische visies aan ten grondslag. Er worden steeds meer eisen aan kinderopvang gesteld. Daar moet de opleiding aan worden aangepast. ”Een continurooster zullen ouders prettig vinden, denkt ook Irma, maar zij ziet geen mogelijkheid dat voor De Plotter te realiseren. “Mijn grootste zorg is de overbelasting van de leerkrachten. Je kunt kinderen tussen de middag niet zonder begeleiding op het schoolplein houden, dus leerkrachten zullen moeten doorwerken. Als de school daardoor ziekteuitval krijg, zijn de kinderen verder van huis. En de school heeft niet de financiële middelen om de TSO professioneel te laten verzorgen. Vooralsnog heeft het creëren van een continurooster geen prioriteit. Liever werk ik aan een goede combinatie van onderwijs en opvang middels het werken als één team, gemeenschappelijke elementen in de scholing, goede overdracht van de kinderen en zinvolle, leuke en leerzame dagarrangementen.”
Wat vindt u? Het lijkt erop dat continuroosters werken voor de kinderopvang, vooral voor het aantrekkelijker maken van de BSO. Maar hoe regel je dat als school? Heeft u hier ervaring mee? Laat het ons weten!
Je meent het!
“Schoolleiders kunnen niet managen” Rob van den Broek, Kinderopvangdirecteur (Fleks BV, onderdeel van duurzaam investeerder Hermes) daagt schoolleider Gerard Nije Bijvank (Nicolaasschool Schalkhaar) uit! Rob: “Een schoolleider wordt nauwelijks geprikkeld om beter te managen, met name door het ontbreken van marktwerking en concurrentie. De gemeente bepaalt waar scholen worden gevestigd door middel van toewijzing. Dat vraagt niets van de manager. De concurrentie die ontstaat door de marktwerking vraagt om creativiteit, onderscheidend, slimmer en efficiënter zijn. Dat ontbreekt bij het onderwijs. Vooruitkijken is nauwelijks nodig!” Gerard: “Ik snap dat je het zo ziet, het onderwijs is een ‘beschermde’ sector. Toch moet de schoolleider wel beschikken over de kenmerken die je noemt. Als je kwaliteit nastreeft, heb je ondernemerschap nodig. Als je achterover gaat leunen, word je een zwakke school. Dat kost je leerlingen en uiteindelijk krijg je de Inspectie op je dak. Zwakke scholen hebben vaak zwakke schoolleiders, blijkt uit onderzoek. Je kunt niet achter je bureau blijven zitten. Je moet alles uit de mensen halen. De prikkel is: de drive om het beste voor de kinderen te regelen.” Rob: “Maar wat kun je écht, wat heb je voor keuze? Een school heeft met protocollen te maken op het gebied van pedagogisch beleid en veiligheid. Je bent met handen en voeten gebonden.” Gerard: “Dat klopt. Toch zijn schoolleiders wel ondernemend, als ze maar de kans krijgen dat te ontwikkelen. Het is daarom interessant om BSO toe te voegen aan de school. Dat heb ik gedaan. Ik heb als directeur een school en sinds 2003 de BSO in eigen beheer. Zo creëer je een stukje vrijheid, wat speelruimte om kwaliteit te bieden. Er ontstaat meer uitdaging voor de schoolleider om spitsvondig te zijn. Dat helpt me ook om creatief te zijn in het onderwijs.” Rob: “Prima dat je zelf BSO organiseert, maar is dit ook wat de ouders willen? Bij schoolleiders zie je nog vaak dat ze ‘naar binnen’ zijn gericht. In de kinderopvang worden we steeds meer klantgericht. Het wordt allemaal commerciëler. En dat is geen vies woord. Maar het onderwijs volgt die trend niet…” Gerard: “Op dat punt ben ik het met je eens; het onderwijssysteem is op de kinderen gericht, terwijl de ouders in feite de klanten zijn. Wel betrekken we de ouders bij de school. Maar wij kunnen niet altijd aan de vraag van de ouders voldoen. Een schoolorganisatie is complex: ieder kind heeft zijn vraag, elke ouder heeft eigen verwachtingen.” Rob: “Misschien begint het wel bij de opleiding. Ook veel kinderopvangmanagers stonden ooit op de groep. Maar daar leer je niet managen en commercieel denken.” Gerard: “Ik ben, net als veel schoolleiders, ook voor de klas begonnen. Je ziet tegenwoordig wel een andere tendens: steeds meer schoolleiders komen uit het bedrijfsleven of een managementfunctie in de zorg.” Rob: “Dat geldt voor mij ook! Ik kom uit het bedrijfsleven, heb geen primaire achtergrond in de kinderopvang, maar ik ben wel in staat randvoorwaarden te scheppen en de kennis van collega’s te gebruiken waar nodig.”
Gerard: “We zien dat het management van kinderopvang en onderwijs steeds dichter bij elkaar komt. Toch zijn de voorwaarden heel verschillend. Daar is nog een slag te maken. Samen moeten onderwijs en kinderopvang ervoor zorgen dat het kind niet de rekening betaalt van de marktwerking. Ook dat is ondernemerschap. Met elkaar, het kind voorop.”
Het dilemma: "Er lijkt tegenwoordig maar één manier om de veiligheid in de kinderopvang te kunnen garanderen: camera’s in de kinderopvanglocatie. Eerder voerden we al een pasjessysteem in, zodat alleen bevoegden het gebouw in kunnen. Camera’s zijn de volgende stap voor een veilige omgeving. Dit voornemen stuit echter ook op flinke protesten: we zouden de privacy van ouders en personeel schenden. Wat vindt u?" Voorstanders Wij gebruiken camerabeveiliging in kindercentra. Het is niets meer dan een melding aan alle bezoekers: wij nemen u op vanwege de veiligheid van kinderen, medewerkers en uzelf. Als u niets geks doet, doen wij dat ook niet. Alleen de directie heeft toegang tot die opnames. Ed Knegt, De Kinderkoepel
De privacy van het personeel vinden wij eerlijk gezegd niet relevant in deze discussie, het gaat om de veiligheid van de kinderen. Met alle zaken rondom privacy is het zeer belangrijk in hoeverre de informatie beschikbaar is voor derden. Wanneer de beelden niet te lang bewaard worden, is er geen enkele sprake van schending van de privacy. Anoniem
Tegenstanders Er zijn twee soorten veiligheid: die op basis van beroepsuitoefening door de werknemer en veiligheid die wordt bedreigd door inbreuk van buitenaf. Veiligheid creëer je binnen een team, met elkaar. Zodra camera’s een misstap aan het licht moeten brengen, is het begrip veiligheid al lang niet meer aan de orde. R. Schneider, Tomtiedom
Camera's zijn niet de oplossing. Het is onmogelijk om alles op beeld vast te leggen. Iemand met de verkeerde bedoelingen, die werkzaam is binnen de kinderopvang, zal altijd mogelijkheden zien of creëren. Meer aandacht besteden aan houding en gedrag, een open aanspreekcultuur, taboes bespreken en goede screening van medewerkers lijkt mij beter. Geerte van den Wildenberg, Drieluik Kinderopvang
Neutraal Je kunt geen 100% veiligheid bieden en je moet ouders niet het idee geven dat je dat wél kunt. Kijk naar de processen binnen je organisatie, breng risico's in kaart en onderneem daar actie op. Communiceer met medewerkers en met ouders wat je doet om risico's tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Anoniem
RE: RE: Cijfers en trends Martin van Osch (Waarborgfonds Kinderopvang) en Helga Manning (Rabobank Nederland) mailen elkaar. Beste Helga, Een paar maanden terug werd ik onaangenaam verrast door de uitkomsten van het Sectorrapport Kinderopvang 2010. Het rendement van de sector kinderopvang was gedaald van 4,2% (2008) naar 2,3% (2009). De daling van de solvabiliteit viel gelukkig mee. Als ik echter lees dat bijna 20% niet meer financierbaar is, dan baart me dat zorgen. Ik vraag me af: zouden we nu, na de voorspoedige jaren, in een fase komen waar het lastiger wordt voor kinderopvangondernemers? Dat zou heel goed kunnen, ook gezien het groeiende aantal verzoeken tot ondersteuning bij het Waarborgfonds. We constateren meer evenwicht in vraag en aanbod en we hebben te maken met krimpregio’s en vergrijzing. Voor starters zal het dus steeds belangrijker worden om heel goed de markt voor een langere termijn aan te tonen. Ik verwacht meer borgstellingsaanvragen voor kwalitatieve investeringen, denk aan verhuizing van locatie. Hopelijk ook meer investeringsplannen in duurzaamheid. Wat denk jij, moet kinderopvang daar niet het voortouw in nemen? Ondernemers zullen zich naar de toekomst meer moeten onderscheiden ten opzichte van concurrenten. Ondernemers die een goed beeld hebben van hun markt en die kwalitatieve plannen maken, hebben naar mijn mening nog steeds een kans op groei. De sector peuterspeelzaalwerk heeft te maken met bezuinigingen. Er zijn peuterspeelzaalorganisaties die zich meer gaan richten op kinderopvang om zo de exploitatie te verbeteren. Onderwijs kent een andere financieringssystematiek. Toch zullen ook zij meer en meer gevraagd worden te ondernemen. Onderwijspanden zijn nog van gemeenten, maar door bezuinigingen zou daar wel eens verandering in kunnen komen. Ze zullen daarvoor meer vreemd vermogen gaan zoeken. Ik zie meer samenwerking tussen partijen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van kinderen: onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. In die samenwerking liggen echt kansen voor de toekomst. Deze partijen zullen daar nu stappen in gaan nemen is mijn overtuiging. Wij willen dat graag ondersteunen daar waar mogelijk. Helga, hoe zie jij deze ontwikkelingen? Met een vriendelijke groet, Martin van Osch Hoofd Relatiebeheer
Beste Martin, Het is inderdaad even wennen aan de gedachte dat de periode van groei voor de ondernemers in de kinderopvang nu achter ons ligt. Net als andere sectoren van het Nederlandse bedrijfsleven zullen deze ondernemers de effecten van marktwerking aan den lijve ondervinden. De kinderopvang ervaart inmiddels ook dat de omzet stagneert of in een aantal gevallen zelfs daalt. Ook de Rabobank volgt de ontwikkelingen binnen de kinderopvangbranche nauwlettend. We krijgen nog steeds investeringsplannen van (startende) ondernemers onder ogen. Bij ieder plan vormen we ons een oordeel over de ondernemer(s) en onderneming, de cijfers, het vermogen en de zekerheden. Bij de beoordeling van de exploitatieprognose rekenen we steeds vaker met diverse scenario’s; van lichte omzetgroei tot een teruglopende vraag. Daardoor krijg je een goed beeld van het continuïteitsperspectief van de onderneming en de eventuele bijbehorende risico’s. De door jou geschetste ontwikkelingen in de sector zijn wat mij betreft voor ondernemers een goede aanleiding om de visie, strategie en meerjarenplanning van het bedrijf te herijken. Belangrijke aandachtspunten zijn: - Heeft de ondernemer nog de juiste strategie? - Vergelijk de cijfers met branchegenoten - Waar scoort de ondernemer beter/slechter op? - Verklaar de verschillen - Inzicht in het rendement - Waar verdient de ondernemer het mee? - Waar levert de ondernemer toegevoegde waarde? - Inzicht in de kosten - Wat zijn de grootste kostenposten van de organisatie? - Zijn er besparingen mogelijk? Naast een kritische blik op de interne organisatie is het goed om als ondernemer aandacht te besteden aan de lokale marktomstandigheden en concurrentieverhoudingen, ook voor de langere termijn. Een herziene strategie geeft antwoord op de vragen: Waar wil ik staan met mijn bedrijf over drie of vijf jaar? En: Welke maatregelen moet ik nu en de komende jaren nemen om dat te kunnen realiseren? Dit alles vraagt ondernemerschap en daadkracht. Daar kan de ondernemer nu mee beginnen! Hartelijke groet van, Helga Manning Sectormanager Dienstverlening
Trots op:
‘NATUURlijk buiten zijn’ Het is misschien wel dé reden voor het succes van Okidoki Kinderopvang: de vele themalocaties. Vanaf groep 5 zitten de kinderen in carrouselgroepen: per twee maanden rouleren ze tussen diverse locaties. Per dag opvang kunnen de kinderen kiezen uit onder andere kookstudio Kookidoki, de meer technische Ontdekhoek, sporten in het sportpark en het creatieve Atelier. In april 2010 kwam daar locatie De Strandjutters bij, ravotten en uitwaaien op en bij het strand. Petra van den Ende zette deze locatie met veel enthousiasme op. Petra: “De Strandjutters begonnen – als experiment – in een stacaravan op vakantiepark Vlugtenburg. Deze werd in de weekends gebruikt voor het animatieteam van de camping en stond door de week leeg. De eigenaar van de camping en onze directeur kwamen samen op het idee de caravan voor kinderopvang te gaan gebruiken. Het was een enorm succes! Daarom zijn we een jaar geleden verhuisd naar een bungalow op hetzelfde vakantiepark. Voor de ouders is het geen extra belasting. Wij brengen de kinderen – maximaal twintig – vanaf de stamlocatie met een busje naar het strand en na afloop weer terug.” Petra: “We gaan vaak het strand op met de bolderkar om te jutten. De kinderen vinden er van alles: konijnenskeletten, netten, blikjes, rubberen handschoenen. Dat verzamelen we in het Juttersmuseum. Zo houden we samen het strand schoon. Soms gaan we met metaaldetectoren het strand op. Dat vinden de kinderen heel spannend: wat gaan we vinden?! We organiseren wel eens een vlinderproject waarbij een deskundige van alles over vlinders vertelt. Of we gaan vogels spotten. Met z’n allen met verrekijkers de natuur in.” Petra: “Wat de kinderen altijd leuk vinden, is de duinen in of ravotten en uitwaaien op het strand. Tikkertje doen, hutten bouwen… Heerlijk vinden ze dat. In de vakanties doen we dat de hele dag. Met name de erg actieve kinderen willen alleen maar hierheen. Ze kunnen bij ons hun energie kwijt en van hun vrijheid genieten. Ze zijn dan ook veel minder druk dan elders. Ook de ouders waarderen deze locatie enorm. Ze noemen ons uniek hierin. Ik ben, met recht vind ik, trots op De Strandjutters.” Naam kinderopvanglocatie: De Strandjutters (locatie van Okidoki) Vestigingsplaats, provincie: kerngemeente ’s-Gravenzande en Heenweg van Gemeente Westland in Zuid-Holland Aantal kindplaatsen BSO: 20 Trots op: ‘NATUURlijk buiten zijn’ Omdat: We zijn vrijwel altijd buiten met de kinderen; het leukste speelgoed van een kind blijft water en zand en dat hebben we hier in overvloed! Motto: NATUURlijk buiten je talent ontdekken.