Inhoudsopgave Colofon Inleiding en oproep voor Praktijkbegeleiders Voorwoord Bijscholingen van de Atletiekunie Nieuws en boeken De aanpak Aan het woord Oefenstof Column Medische rubriek: Overreaching of overtraining De trainer werpt op De stelling Gelezen en beoordeeld Training geven is een prachtig vak
Pagina 1 Pagina 2 Pagina 3 Pagina 3 Pagina 4 Pagina 6 Pagina 8 Pagina 10 Pagina 12 Pagina 12 Pagina 15 Pagina 15 Pagina 17 Pagina 19
Colofon De Nieuwsbrief voor Licentiehouders wordt uitgegeven door de Atletiekunie en verschijnt 4x per jaar. De brief informeert gediplomeerde en gelicenseerde trainers over het belang van en de ontwikkelingen rondom de trainerslicentie. 'Het licentiesysteem is bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aangeboden' (licentiesysteem van de Atletiekunie). Met een Nieuwsflits houdt de Atletiekunie alle licentiehouders tussentijds op de hoogte van relevant nieuws dat niet kan wachten op de reguliere Nieuwsbrief. Redactie: Eindredactie: Sport Tekst en Uitleg Nederland,
[email protected], 024-3566601 Redactiemedewerkers: Paul Peters, Dé Hogeweg, Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Els Stolk, Clemens Vollebergh (eindredacteur) Aan deze nieuwsbrief werkten verder mee: Peter Verlooy, Monique Jansen, Michel de Regt Manager kaderontwikkeling Atletiekunie: Paul Peters Voor opmerkingen over de inhoud van de brief en suggesties voor ‘De stelling’ en ‘De trainer werpt op’ mailt u:
[email protected]. Licentiehouders van de Atletiekunie ontvangen deze nieuwsbrief per mail. Geef bij veranderingen uw nieuwe e-mailadres door aan de ledenadministratie:
[email protected].
1
Beste licentiehouder, Hierbij ontvangt u de eerste Nieuwsbrief van 2008. De redactie is er wederom in geslaagd een interessante Nieuwsbrief samen te stellen. Ik wens u veel leesplezier toe.
Oproep Praktijkbegeleider Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om u te wijzen op het volgende: in de nieuwe opleidingsstructuur zullen de cursisten, door het doen van praktische opdrachten, vaak in de praktijk bezig zijn (geven van training). Voor de begeleiding hiervan is de praktijkbegeleider in het leven geroepen. We zoeken de praktijkbegeleiders onder licentiehouders (ervaren trainers die hun kennis bijhouden) van de Atletiekunie. Hieronder de link waarmee u zich kunt opgeven voor een gratis scholingsdag en daaronder het overzicht waar deze scholingsdagen plaatsvinden. Collega trainer Wellicht dat u uw gediplomeerde college trainer ook kunt wijzen op deze mogelijkheid. Het is namelijk mogelijk om met een diploma, ook al is dat enige jaren geleden behaald, een licentie aan te vragen (is het diploma langer dan 2 jaar geleden behaald dan krijgt de betreffende trainer een voorwaardelijke licentie. Dit betekent dat deze trainer dan in de 4 jaar daarna 6 licentiepunten moet halen (in plaats van 3)). En dan mee te doen aan een scholingsdag waarna cursisten (bijvoorbeeld van de eigen verenigingen) begeleidt kunnen worden. De praktijkbegeleiders ontvangen hiervoor een vergoeding. Voor aanmelden voor de scholingsdag: http://www.atletiekunie.nl/index.php?page=169&cat=6 Startdatum
Cursus
Plaats
Aantal
Aanmelden
08-03-2008 Scholingsdag voor praktijkbegeleiders Roosendaal
6
Aanmelden Carpoolen
15-03-2008 Scholingsdag voor praktijkbegeleiders Panningen
7
Aanmelden Carpoolen
29-03-2008 Scholingsdag voor praktijkbegeleiders Hengelo
5
Aanmelden Carpoolen
12-04-2008 Scholingsdag voor praktijkbegeleiders Assen
14
Aanmelden Carpoolen
19-04-2008 Scholingsdag voor praktijkbegeleiders Nieuwegein
20
Aanmelden Carpoolen
17-05-2008 Scholingsdag voor praktijkbegeleiders Veenendaal
5
Aanmelden Carpoolen
24-05-2008 Scholingsdag voor praktijkbegeleiders Hoorn
5
Aanmelden Carpoolen
14-06-2008 Scholingsdag voor praktijkbegeleiders Almelo
2
Aanmelden Carpoolen
28-06-2008 Scholingsdag voor praktijkbegeleiders Den Bosch
7
Aanmelden Carpoolen
Met vriendelijke groet, ATLETIEKUNIE
Paul Peters Manager Kaderontwikkeling
2
Voorwoord ‘Sometimes, the new is the forgotten old’ Op het moment dat ik dit schrijf, verblijf ik in Zuid Afrika Stellenbosch. Een prachtige, schilderachtige plek waar we met de Olympische atletiekselectie zijn voor een trainingskamp in voorbereiding op Peking. We maken gebruik van de sportfaciliteiten van de Universiteit in Stellenbosch en het stadion Coetzenburg. Niet voor het eerst overigens. Als sinds 2002 komen we hier met de atleten en de hele begeleidingsstaf, inclusief paramedische begeleiding en de persoonlijke coaches. Niet alleen vanwege de goede faciliteiten maar ook voor de aangename temperatuur. Bovendien ligt Zuid Afrika in dezelfde tijdzone als Nederland waardoor we geen aanpassingstijd verspelen vanwege een hinderlijke jetlag. De allereerste keer in 2001 was het overigens een heidens karwei om de coaches en atleten ervan te overtuigen dat het een meerwaarde zou kunnen zijn om met elkaar op trainingsstage te gaan. Nu is het inmiddels een geaccepteerd gegeven in de voorbereiding op de grote toernooien. Niet alleen de Nederlandse atleten maken gebruik van de optimale faciliteiten in Stellenbosch. Ook de Zweden, Belgen, Duitsers en Ieren zijn hier. Het valt me altijd weer op hoe goed de samenwerking tussen deze verschillende nationaliteiten verloopt. Er is zoveel wereldklasse aanwezig dat er altijd wel wat te leren valt. Niet als toevallig bijproduct omdat we op dezelfde locatie trainen maar vooral ook omdat de echte topcoaches over het algemeen een open attitude hebben en altijd oog hebben voor wat de concurrentie doet. Regelmatig ontstaat er dan ook een ‘vakgesprek’ met een aantal collega’s. Een mooi moment was het volgende: De succesvolle Zweedse coach Kent Olsen gaf training aan zeer divers groepje atleten. Onder hen bevonden zich onder andere de Belgische Kim Gevaert, de Ier Paul Hession, de Zweed Johan Wisman en de Nederlanders Caimin Douglas en Virgil Spier. Een mooi staaltje van internationale samenwerking, een soort masterclass dus. Ik ben ervan overtuigd dat dit soort zaken een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van atleten en coaches. Coaches en atleten kunnen immers veel van elkaar leren. Nog niet zo heel lang geleden was het in de Nederlandse atletiek vanzelfsprekend dat de coaches exclusief eigenaar waren en bleven van hun expertise. Het conflictmodel regeerde, roddel en achterklap leek een beroepsattitude. Gelukkig is dat grotendeels verleden tijd en is er langzamerhand een ander coachklimaat ontstaan waarin samenwerking en kennisuitwisseling niet alleen geaccepteerde zaken maar ook van meerwaarde zijn. De leerroute van coach is immers nooit afgelopen. Het is een continu leerproces waarbij hij/zij altijd open moet staan voor nieuwe ontwikkelingen, zienswijze en innovaties. Maar een kritische houding blijft op zijn plaats. Nieuw is namelijk niet altijd beter. Vaak ook is de zogenaamde nieuwe kennis ‘oude wijn in nieuwe zakken’. In dit verband gebruikte een Engelse collega hiervoor eens de mooie oneliner ‘sometimes, the new is the forgotten old’. Peter Verlooy Topsportcoördinator Atletiekunie
Bijscholingen Atletiekunie Bijscholing TLG "Hardlopen als therapie" Datum start: 9 februari 2008
Plaats: Zwolle
Bijscholing TLG "Coach als mentaal begeleider" Datum start: 16 februari 2008
Plaats: Oosterhout
Bijscholing TLG "Voeding en sport" Datum start: 23 februari 2008
Plaats: Harderwijk
Bijscholing TLG "Loopscholing" Datum start: 12 april 2008
Plaats: Almelo
3
Bijscholing `Wordt je eigen succesvolle coach` Datum start: 7 juni 2008 Datum start: 21 juni 2008
Plaats: Veenendaal Plaats: Zoetermeer
Nieuws en boeken Fitheid jongeren heeft invloed op insulineresistentie Lichamelijke fitheid bij jongeren hangt indirect samen met insulineresistentie, een voorstadium van diabetes. Een relatief eenvoudig beweging- en voedingsprogramma kunnen dat verbeteren. Dat stelt Jantine Slinger die op 25 januari aan de Universiteit van Maastricht promoveerde. Ze constateert dat insulineresistentie steeds vaker bij jongeren wordt vastgesteld. Haar proefschrift laat zien dat lichamelijke fitheid bij jongeren, via de lichaamssamenstelling (de hoeveelheid vet en vetvrije massa), indirect samenhangt met insuline resistentie. Daarnaast is vastgesteld dat een relatief eenvoudig beweging- en voedingsprogramma niet alleen de lichaamssamenstelling van de doelgroep verbetert, maar ook de insulinegevoeligheid. Doordat er meer jongeren zijn met overgewicht is meer aandacht voor lichamelijke activiteit bij deze leeftijds -en leefstijlcategorie belangrijk. Bron: www.gezonderworden.nl, 4 januari 2008 Boeken Sport, beweeg en gezondheids-Bijbel Vorig jaar al verschenen maar voor trainers zeker de moeite waard is het boek Physical Activity and Health. De redactie van de www.eigenkracht.nl noemt de uitgave uit de koker van de Amerikaanse sport- en bewegingsuitgever Human Kinetics, een juweeltje. Bovendien is het boek verschenen onder redactie van een trio topwetenschappers op het terrein van sport, bewegen en gezondheid. De Canadees Claude Bouchard is een autoriteit op dit gebied net als zijn Amerikaanse co-redacteuren Steven Blair en William Haskell. Bij elkaar hebben ze over de 1.000 wetenschappelijke artikelen op hun naam staan. Naast de (eind)redacteuren hebben 24 auteurs meegeschreven aan dit iets meer dan 400 pagina’s dikke boek. De meesten komen uit de Angelsaksische landen, maar daarnaast is er ook een Nederlandse bijdrage. EMGO-onderzoekers Evert Verhagen, Esther van Sluijs en Willem van Mechelen schreven een bijdrage over de gezondheidsrisico´s van lichamelijk activiteit. Titel: Physical Activity and Health Auteurs: Claude Bouchard, Steven Blair & William Haskell (red.) Human Kinetics, Champaign IL, 2007 ISBN-13: 978-0-7360-5092-0 ISBN-10: 0-7360-5092-2 Prijs: € 72,00
Het dovemansorendieet Een boekje van Maarten ’t Hart over zin en onzin van gewichtsverlies. Een goed leesbaar en in een aantal opzichten informatief boek. Over bewegen schrijft ’t Hart: ‘Sport, in weerwil van alles wat men ons in vermageringsboeken wijsmaakt, is niet alleen totaal nutteloos in de strijd tegen overgewicht, maar levert daar mogelijkerwijs zelfs een substantiële bijdrage aan.’ ’t Hart kant zich tegen sporten maar pleit voor bewegen. Midas Dekkers die sporten afwijst ‘omdat dieren ook niet sporten’ heeft in ’t Hart een medestander. Weliswaar is ‘Lichamelijke oefening’ wat drammerig volgens ’t Hart, maar toont Dekkers aan ‘dat lichamelijke oefeningen niet alleen geen enkel nut heeft, maar bovendien vele kwalijke kanten kent. Naar zijn eigen zeggen moet ’t Hart de eerste sporter nog tegen komen die na zijn prestaties simpelweg water drinkt.’t Hart verbaast zich ook over het enorme aanbod snoepgoed, breezers en drankjes in de sportkantines. Iets te kort door de bocht is zijn vaststelling: ‘Door sport loop je blessures op’. ’t Hart wil niet zover gaan sport af te schaffen, maar topsport mag wat hem betreft wel verdwijnen. Zwemmen is de enige vorm van sport die aanbeveling verdient: ‘Het is veruit de veiligste vorm van sport en je gebruikt nagenoeg al je spieren’. Titel: Het dovemansorendieet Auteur: Maarten ’t Hart
4
uitgever: prijs: ISBN:
De Arbeiderspers,166 pagina's € 16,95 978 90 295 6581 3
Effectief afvallen op een eenvoudige manier! Gewichtsconsulent Thijs Koomen schreef een boek voor mensen die blijven een lager gewicht nastreven. Hij onderscheidt zich daarbij van collegae die alleen voedingsvoorschriften geven of kortetermijneffecten najagen. Hij doet naar mijn mening zijn deskundigheid wat tekort als hij zegt dat een gewichtsconsulent bij voorkeur in eigen persoon door het ‘diep dal’ van overgewicht gegaan moet zijn om goede adviezen aan te zware mensen te kunnen geven. Opvallend is ook dat Koomen zich herhaaldelijk fel afzet tegen Sonja Bakker (‘Heb schijt aan Sonja Bakker!’). Hij had kunnen volstaan met de opmerkingen dat zij een dieetmethode biedt, terwijl zijn aanpak een aanpassing in de leefstijl betreft. Hardlopen Bij praktische beweegprogramma’s staat Koomen uitgebreid stil bij hardlopen. Als hij hiervoor een deskundige (looptrainer) in de arm had genomen, was de onderbouwing beter geweest. Hij had zich dan kunnen beperken tot de wijze waarop de stofwisseling door het hardlopen gestimuleerd wordt. Concreet verwijst hij naar één site (www.starttorun.nl) waar er omwille van de onafhankelijkheid toch minstens twee genoemd hadden moeten worden Hij adviseert wel om een loopmaatje te zoeken (maar verwijst niet naar de site www.beweegmaatje.nl). Nuttig zijn de websites die Koomen achterin noemt, al is niet duidelijk waarom hij geen onderscheid maakt in commerciële sites, zoals www.lesmills.nl en neutrale informatieve sites zoals www.voedingscentrum.nl . Ook had hij nog nadrukkelijker de kwaliteit van de sites mogen toelichten. Runinfo.nl biedt bijvoorbeeld wel veel informatie maar de kwaliteit houdt in een aantal gevallen niet over. Zo zijn de op deze site geventileerde rekopvattingen echt niet meer van deze tijd en wetenschappelijk volledig onderuitgehaald. Stopwoorden Dat het schrijven van een boek iets anders is dan het geven van voedings- en beweegadviezen blijkt uit het vaak passieve taalgebruik, stopwoorden (verder), germanismen (handelt over) en de samenhang in het betoog die soms ontbreekt door de korte alinea’s. Tot slot hadden de oneliners van beroemde mensen als Albert Einstein en Mahatma Ghandi achterwege gelaten kunnen worden, ze voegen niets toe. Beter was het geweest deskundigen op beweeg en eetgebied te citeren. Zoals epidemioloog Steven Blair, co-auteur van het hier boven genoemde Physical Activity and Health. Hij stelde ondermeer na een uitgebreid literatuuronderzoek dat een slank persoon met een inactieve leefstijl grotere gezondheidsrisico’s loopt dan iemand met overgewicht maar met een actieve leefstijl. Met ander woorden: voor de gezondheid is de factor bewegen belangrijker dan de factor eten. Buiten deze kritisch noten is Effectief afvallen een oprecht geschreven boek dat goede adviezen bevat en mensen aanzet tot nadenken over leefstijl.
Titel: Auteur: ISBN: Prijs:
Effectief afvallen op een eenvoudige manier, 167 pagina’s Thijs Koomen 978 90 77764 83 1 € 13,99
Clemens Vollebergh
5
De aanpak Trainercoach Johan Voogd, praktijkbegeleider In de nieuwe opleidingpilot MiLa-trainer niveau 4 is Johan Voogd één van de praktijkbegeleiders. Hoe ziet deze structuur eruit en wat zijn de werkzaamheden van de praktijkbegeleider? Eind november 2007 startte de Atletiek Unie met vier pilots binnen de nieuwe Opleidingsstructuur. Op niveau 3 de opleidingen tot Looptrainer, de Juniorenatletiektrainer en de Pupillentrainer en op niveau 4 de Midden- en Lange afstandstrainer (MiLa-trainer). Start De Atletiekunie maakte eerder, samen met alle andere sportbonden de principeafspraak om in de benaming van een opleiding het niveau te noemen. Zo is voor een ieder zichtbaar welk niveau de opleiding heeft. Het moderniseringstraject van de opleidingsstructuur is in 2000 geïnitieerd door het NOC*NSF en heeft in een projectgroep met deelname van de Atletiekunie nader uitwerking gekregen. Nu dus de recente start met vier pilots. Leertraject De cursist die deelneemt aan een opleiding formuleert samen met een leercoach zijn of haar leertraject en de competentieontwikkeling. Dat gebeurt aan de hand van een persoonlijk activiteitenen ontwikkelingsplan. Naast de leercoach ondervindt de cursist in de praktijk ondersteuning en begeleiding van de praktijkbegeleider. Wie is Johan Voogd?
Johan Voogd, de trainer Praktijkbegeleider Johan Voogd is 57 jaar en woont in Eerbeek. Hij startte in 1984 zijn trainersloopbaan bij het Apeldoornse AV’34. Daar behaalde hij vele (inter)nationale successen met het begeleiden van topatleten als bijvoorbeeld Leon Haan, Ewald van Suntenmaartensdijk en natuurlijk Gert Jan Liefers. Sinds 1999 is Johan freelance atletiektrainer voor de MiLa-disciplines bij de Atletiekschool Aventus in Apeldoorn (per augustus 2008 gaat dit initiatief verder onder de naam Randstad Topsport College, BH). Daar begeleidt hij onder meer de atleten Dennis Licht, Maarten van Baardwijk en GertJan Wassink en zeer recent de jonge Abdi Nageeye, die in december jl. zijn internationale debuut maakte op het EK Cross voor junioren in het Spaanse Torro. Sinds oktober 2007 verzorgt Johan in het kader van talentontwikkeling voor de Atletiek Unie ook de regiotrainingen voor jonge MiLa’s voor Noord- en Oost Nederland in Apeldoorn. Rol en werkwijze in de “oude” Specialisatie Cursus MiLa Naast zijn trainersactiviteiten was Johan eerder 3 jaar docent in de “oude” specialisatie cursus voor MiLa-trainer. “Mijn rol als docent in deze cursus was vooral het doceren van lesstof, hoewel we ook in de MiLa cursus “oude stijl” al veel met praktijkgerichte opdrachten werkten. Er werd aan de hand van een compleet samengesteld programma gewerkt dat, in tegenstelling tot de nieuwe opleiding nu, voor alle cursisten hetzelfde was. Zo werden er uittreksels en boeken aanbevolen voor de studie en bepaalden we als docenten wat en hoe er gestudeerd moest worden. Nu is het de cursist die samen met de leercoach zijn of haar cursusinhoud vaststelt”.
6
Rol in pilot MiLatrainer niveau 4 In de nieuwe pilot MiLatrainer niveau 4 heeft Johan de rol van praktijkbegeleider. Wat houdt deze nieuwe rol in de praktijk in? “Bij aanvang van de opleiding is een aantal cursisten aan je gekoppeld. Zij kunnen een afspraak met je maken, bijvoorbeeld om een training te bezoeken om het thema techniek uit te kunnen werken. Je rol als praktijkbegeleider is op een bepaalde manier passief; je wacht tot dat er contact met je opgenomen wordt. De verantwoordelijkheid voor het hele leerproces is hierdoor ten opzichte van het oude cursusmodel veel meer bij de cursist komen te liggen. Die bepaalt wanneer hij bij je aanklopt. Het grote voordeel hiervan is dat de cursist zelf de momenten van initiatief kan kiezen en zijn eigen weg kan bepalen om zijn doelstellingen te behalen. De andere kant is dat wanneer er weinig initiatief wordt genomen er voor de cursist mogelijk een (te) lange leerweg gaat ontstaan. Als cursisten bij je komen is duidelijk waarvoor er bij je aan de bel wordt getrokken. Immers de te verwerven competenties en te ontwikkelen vaardigheden zijn in een eerder stadium al vastgelegd. De rol als praktijkbegeleider is samenvattend naar mijn idee het best te typeren als wegwijzer, vraagbaak en kenniscentrum. In deze pilot is het uiteraard voor iedereen nog wennen waardoor het beeld dat ik er nu over heb ongetwijfeld nog wat bijgesteld zal gaan worden. Zo zijn er in deze pilot vier cursisten aan mij als praktijkbegeleider gekoppeld. Tot nu toe heb ik nog slechts met één van hen contact gehad. Dat was echter wel direct een heel vruchtbaar gesprek en naar mijn idee heb ik de cursist op een goed leerspoor kunnen zetten”. Verschillen tussen de “oude” en “nieuwe” MiLa-opleiding Hoewel de pilot van de nieuwe opleiding tot MiLa-coach nog slechts een paar maanden van start is en het daardoor te vroeg is om daadwerkelijk alle essentiële verschillen in beeld te hebben heeft Johan er wel een aantal opgemerkt. Johan hierover: “Het meest kenmerkende verschil voor mij is de rol die ik had in mijn “oude” docentenrol en de “nieuwe” praktijk begeleiders rol nu. De actieve, bepalende voortrekkersrol van docent voor de gehele cursusgroep heeft plaats gemaakt voor een stand-by, op de achtergrond verblijvende praktijkbegeleider, waar als een soort van help desk individueel een beroep op kan worden gedaan. In samenhang met die rolwijziging moet ook de verantwoordelijkheid voor een goed einde van het te volgen leertraject worden gezien. Die ligt thans veel nadrukkelijker bij de cursist. Ik vind dat op zich een goed uitgangspunt; als de cursist onvoldoende werkt aan zijn opdrachten en daardoor weinig gebruik maakt van de praktijkbegeleider is er geen sprake van onnodige aandacht. In die zin gaat van de nieuwe leermethode op een bepaalde manier een filterwerking uit waarmee duidelijk wordt wie daadwerkelijk gemotiveerd is de opleiding te volgen”. Aanbevelingen/tips voor het vervolg van de pilot Ook voor aanbevelingen en tips is het gelet op de kersverse start van de pilot nieuwe MiLa-opleiding niveau 4 mogelijk nog wat vroeg, maar doorvragend bij Johan is er een aantal eerste indrukken waarvoor hij in een evaluatie met alle betrokkenen zeker aandacht zal vragen. In dit verband noemt hij bijvoorbeeld het gegeven dat er, voor zover bij hem bekend, geen deadline is gesteld aan de tijdsduur van het gehele traject. Het kan niet zo zijn dat iemand daar onnodig lang mee bezig is. In die zin vindt hij het van belang dat aan de opleiding een tijdslimiet gesteld gaat worden. Een ander voor hem relevant aspect waarover hij heeft vernomen is dat een aantal cursisten in de praktijk niet actief is met een trainingsgroep met atleten/atletes van het niveau finalist(e) op een N(J)K. Een dergelijk referentiekader is volgens hem essentieel om te weten waar leergebieden liggen en hoe ze te formuleren. Uit dit laatste mag wat Johan betreft ook anno 2008 geconcludeerd worden dat, onafhankelijk van de vorm van opleiden, een goede trainer op zijn niveau vooral veel trainingsuren en -ervaring moet opdoen in eigen praktijk!
Betty Hofmeijer
7
Aan het woord Op een dag… word je Nordic Walking-instructeur! Wie had ooit kunnen bevroeden dat Nordic Walking zo’n hit zou worden? Het lopen met stokken (poles) is op dit moment één van de snelst groeiende recreatieve fitness sporttrends. Al ongeveer 500.000 Nederlanders maakten kennis met NW. In lijn daarmee, zo is te zien in de tabel in dit artikel, groeide het aantal bij de atletiekunie aangesloten trainers met een licentie in bijna twee jaar van 14 naar 201. Samen met de gelicenseerde trainers Sportief Wandelen verantwoordelijk voor de positieve groei van het aantal trainers met een licentie op A-niveau*. Hoog tijd om daar over door te praten met Bertus Weijermars, voorzitter van Nordic Fitness Institute Benelux en hoofdredacteur van Nordic Walking Magazine.
Verdeling licenties *A niveau AT JAL TLG NW Veteranentrainer SW
B-niveau TCB Kracht MBT MILA Sprint/horden Springen Steeple Werpen
peildatum totalen 1 januari 2006 149 262 1052 14 50 2 1529
peildatum totalen 6 december 2007 144 226 1065 201 47 183 1866
241 18 57 108 32 18 11 15
191 17 25 82 23 15 17 9 500
C-niveau C licentie
379
20
37 20
37
Ongeveer vijftig jaar geleden ontstond Nordic Walking (NW) in Finland als een zomers alternatief voor langlaufen, enigszins vergelijkbaar met het skeeleren als alternatief voor schaatsen. Weijermars: ‘Vanaf 1997 bracht sportfysiotherapeut Marco Maas NW ‘naar Nederland’, op 21 juni 2003 introduceerde hij NW op een persconferentie. In het begin werd er gek tegen aan gekeken. Ook ik vond het een vreemde beweegvorm.’
8
Nordic Walkers actief tijdens de Derde Kerstdagloop in Arnhem 2005 Verkocht Weijermars, met een bouwtechnische opleiding, heeft zelf ervaring in het hardlopen, wielrennen en run-bike-run: ‘Door een verkeerd uitgevoerde operatie, ik had teelbalkanker, belandde ik in een rolstoel. Door mijn sportachtergrond en doorzettingsvermogen kwam ik uit de stoel en bewoog ik me voort op stokken. Het beoefenen van mij oude sporten kon ik wel vergeten maar toen ik mensen met NW stokken zag lopen dacht ik niet ‘dat is mijn nieuwe sport’. Ik probeerde juist van mijn stokken af te komen. Toch heb ik op een gegeven moment aan een proefles deelgenomen. Die zou een uur duren, in mijn enthousiasme ben ik twee uur bezig geweest. Ik was verkocht aan deze vorm van bewegen en ben me er verder in gaan verdiepen.‘ Doelgroepen ‘NW is fun, iedereen kan het en het is goed voor de sociale contacten’, promoot Weijermars de ‘nieuwe ’sport. Ook zijn er veel positieve fysieke effecten, die vooral bij de voorheen inactieve doelgroep het duidelijkst meetbaar zijn: gewichtsvermindering, sterkere botten, sterkere spieren en daardoor een beter lichaamshouding en –beweging, een beter zuurstofopnamevermogen enzovoorts. Het is de kunst van elke instructeur om maatwerk te leveren, vervolgt Weijermars, ‘elke deelnemer heeft een eigen aanpak nodig. De laatste jaren zijn er meerdere niveaugroepen ontstaan: de easywalkers. Dit is speciaal voor mensen met een medische indicatie: mensen met bijvoorbeeld parkinson, reuma, hartrevalidatie of suikerziekte. Deze groep krijgt een uitvoerige intake waarbij hun medische voorgeschiedenis en medicatie aan bod komen, aan de hand waarvan de trainingsbelasting zo nauwkeurig en specifiek mogelijk gedoseerd kan worden. Als het nodig is neemt de instructeur contact op met (huis)artsen. Belangrijk is wel om geen medische maar sportieve uitstraling te hebben. Mentaal maakt het voor de deelnemers veel uit of ze revalideren in een ‘ziekenhuisomgeving’, of in een sporten beweegsetting. De lichamelijke conditie gaat met sprongen vooruit en ze komen onder de mensen. Niemand zal denken daar loopt een groepje hartpatiënten, die zien gewoon mensen wandelen met stokken. Het tweede niveau is het normale NW, niveau drie Fitnesswalking en op niveau vier praat je over Sportwalking. Hierbij gaat het om een combinatie van wandelen, rennen en springen. Je snapt dat de Instructeurs technisch goed moeten zijn ingevoerd maar dat hun belangrijkste kwaliteiten liggen op didactische vaardigheden en het omgaan met belasting en belastbaarheid. Bron: atletiekunie, P.P.
Nordic Walkingles bij Nijmegen Atletiek
Verdeeldheid Wijermars: ‘We hebben op dit moment een vereniging voor wandeltrainers en begeleiders zoals wandelen, sportief wandelen en NW. Het is de bedoeling dat in deze vereniging alle vijf de ‘technieken’ samen zijn en daardoor duidelijkheid geven aan het loket voor de kandidaat wandelaars. Deze vereniging is in januari dit jaar opgericht en geregistreerd en er is al een informatie avond georganiseerd voor belangstellende instructeurs van de NWU, INWA, NFIB, Atletiekunie, Ski vereniging en de VNDOWAS. Ik heb al deze verenigingen en of stichtingen aan een tafel gehad en met hun besproken wat het zou kunnen betekenen om samen een vereniging te hebben met een NW techniek en daarin dan vijf stijlen hebben waarvan misschien iedere stijl voor een bepaalde groep mensen misschien beter is in verband met de klachten die ze hebben. Tijdens dat gesprek spraken alle vijf de partijen uit dat samenwerken ons verder zou kunnen brengen en dat dit mogelijk is met
9
behoud van eigen identiteit. En dan niet over techniek praten maar een stijl bij de techniek. Bijvoorbeeld: NW met de INWA stijl is goed voor noem maar wat en zo verder met alle technieken. We spreken dan naar buiten toe de zelfde taal waardoor de lopers niet meer in verwarring worden gebracht. We hebben afgesproken om in 2008 verder te praten en dan een convenant op te stellen met hoe NW naar buiten brengen en onze achterban vertellen dat we met NW allen hetzelfde bedoelen. Bijvoorbeeld bij NW gebruik je 90% van je spieren. Dit moet dan wel onderbouwd zijn met wetenschappelijke onderzoeksresultaten uit Duitsland. En iedere partij mag dan zijn eigen stijl behouden als aanvulling op 93% NW techniek die bij iedere partij gelijk is. In beweging komen ‘Wat er nu nog moet gebeuren’, vervolgt Weijermars, ‘ is dat de Atletiekunie en de Wandelsportbond (KNBLO) samen aan tafel gaan zitten om op een lijn te komen. Ik weet zeker dat de KNBLO en Atletiekunie hetzelfde denken over het fenomeen NW en dat samenwerking nog meer resultaat geeft dan beiden apart met NW verder gaan. Zonodig spelen wij als NW Magazine daar een bemiddelende rol in. Samen voor een product gaan en deze unieke beweeg- en sportmogelijkheid behouden voor alle wandelende en sportieve mensen die eerder niet aan beweging deden of durfde doen. Meer informatie: 0252-226026, www.nordicwalkingmagazine.nl Clemens Vollebergh
Oefenstof Doeltreffende jeugdatletiektraining Atletiektraining geven aan de jeugd wordt nog wel eens afgedaan als zeer eenvoudig: men gaat voor een groep staan en wisselt spelvormen af met techniektraining. Echter, zo eenvoudig is het niet. Wie een goede jeugdatletiektrainer wil zijn, moet beschikken over een brede kennis van de atletiektechnische basis voor alle onderdelen. Daarnaast zal deze trainer die kennis moeten vertalen naar een vorm die uitdagend en aansprekend is voor de jeugd om uit te voeren. Om dit te bereiken kan het aardig zijn het doel van je training eens onder de loep te nemen. Aan de hand van drie voorbeelden laat ik zien dat het doel wat de trainer met zijn of haar training voor ogen heeft absoluut niet overeen hoeft te komen met het doel van de kinderen in diezelfde training. Alle drie de voorbeelden zijn geschikt voor in de gymzaal, maar ook grotendeels voor buiten. Kranten mikken Benodigde materiaal: Oude kranten, een toverkoord, twee hoogspringpalen/korfbalpalen, een bak tennisballen, pylonen Opstelling: Span een toverkoord tussen twee palen. Hang de oude kranten over het toverkoord. De pylonen markeren de plek van waar vandaan de kinderen met ballen moeten mikken op de kranten. Zet pylonen op verschillende afstanden. Zorg dat de kranten net haalbaar zijn. Doel van de kinderen: Zo snel mogelijk alle kranten van de lijn gooien. Doel van de trainer: Veel bewegingservaring opdoen, mikken, met kracht gooien en een snelle armactie uitlokken. Hoogspringen op verhoging Benodigde materiaal: Drie kasten, twee dikke matten, een stapel kleine matten. Opstelling en uitvoering: De kasten worden parallel gezet en dienen als basis waarop twee dikke matten rusten. De hoogte van de constructie is te variëren door meer of minder kastdelen te gebruiken. De kinderen lopen aan als
10
zijnde een hoogspringaanloop. In plaats van over de lat te springen zoals normaal, proberen de kinderen op hun voeten op de mat te landen. Als het de kinderen lukt om op de mat te komen, dan wordt de mat verhoogd. Doel van de kinderen: Uit alle macht proberen op de stapel matten te komen. Doel van de trainer: Een goede verticale sprong uitlokken. Kaarten zoeken Benodigde materiaal: Een stok kaarten en pylonen Opstelling en uitvoering: Gebruik het middenterrein van de atletiekbaan of de gehele gymzaal. Verspreid 5 pylonen in de ruimte. Zorg dat de onderlinge afstand groot is. Gebruik één van de 5 pylonen als startpylon. Zoek uit het kaartenspel alle azen, heren, dames en boeren. Schud deze door elkaar en leg willekeurig onder alle pylonen, behalve de startpylon, 4 kaarten ondersteboven neer. Verdeel de kinderen in 4 groepen en laat ze plaats nemen bij de startpylon. Wijs alle 4 de groepen een kleur kaarten toe. De kinderen rennen met hun groepje naar een pylon en pakken daar één kaart onderuit. Vervolgens keren ze terug naar de startpylon. Als het team zich daar weer heeft verzameld, mogen ze de kaart omdraaien. Is deze van de goede kleur, dan mogen ze deze houden. Is de kaart echter verkeerd, dan moeten ze deze terugleggen onder de pylon, nogmaals terugkeren naar de startpylon en vanaf daar opnieuw naar een pylon rennen. Doel van de kinderen: De groep die als eerste een aas, heer, dame en boer van dezelfde kleur heeft verzameld, wint. Doel trainer: Conditietraining. Variatie: Kaarten zoeken in estafettevorm In plaats van met de hele groep heen en weer te rennen, moeten de kinderen om de beurt proberen de goede kaart te zoeken. Kies er bij deze optie voor om de kaart ter plekke even om te laten draaien en niet mee terug te laten nemen naar de groep. Zet voor het overzicht pylonen neer waarachter de groepen verzamelen. Alle gevonden kaarten kunnen dan meteen veilig bewaard worden onder deze pylonen. Bronnen: • Atletiek als uitdaging, D. Bom & J. Vermeulen, Jan Luiting Fonds, 2001 • Gekonnt nach oben, W. Killing, januari 1995 Michel de Regt (1986) is sinds 1993 actief lid van ARV Ilion in Zoetermeer. Vanaf 2000 geeft hij training aan de pupillen. De Regt behaalde alle JAL modules + AT algemeen en een aantal bijscholingen. In het dagelijks leven is De Regt 4e-jaars student geneeskunde aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. In 2005 behaalde hij bij net Nederlandse Genootschap voor Sportmassage (NGS) het diploma sportverzorger/sportmasseur.
11
Column Kinderspel Je hebt hem vast al gezien: de campagne Geef kinderen hun spel terug. De eerste keer dat ik het SIRE spotje zag, was toen ik op mijn twee buurjongetjes van 5 en 6 jaar paste. Die middag hadden we op het grasveldje achter onze huizen een potje gevoetbald. En passant wilde ik de mannetjes eens serieus gaan interesseren voor een sport. Ze zaten nog op niks! Hun ouders hadden ze al voor van alles op willen geven, maar de kids waren tot nu toe op geen enkele aan hen voorgeschotelde sport aangeslagen. Misschien was het aanbod van de ouders te breed geweest. Je hoort wel eens dat je kinderen het beste uit twee dingen kan laten kiezen. Die middag zou dat voetbal of atletiek zijn, had ik bedacht. Voetbal omdat dat altijd scoort bij hun soort jongetjes en atletiek omdat dat zo heerlijk speels kan zijn op die leeftijd. En: ze keken graag naar hun buurvrouw als die een wedstrijdje hardliep. We hielden nazit op mijn bank. Mogen we Echte Sportdrank? Ik wierp ze ieder een AA'tje toe. Mag de tv aan? Even dan. Onder begeleiding van een vrolijk tangomuziekje vlogen voetballende jongetjes van hun eigen leeftijd door de lucht. Om keihard op het gras neer te smakken. De kluiten spatten op! Beelden van langs de lijn schreeuwende en gebarende ouders. Twee jongens knalden hoog in de lucht met de borstkastjes tegen elkaar op, een ander gleed met een diep sleepspoor achteruit over het doorweekte veld. De ouders krijsten steeds harder en overstemden de tangotonen die almaar valser en harder klonken. Wat is hier aan de hand! Het tweetal op mijn bank liet de halfvolle AA'tjes aan hun pruillipjes hangen. Toen kwam de uitswinger: geef kinderen hun spel terug! Aan mijn buurkinderen te zien bliefden zij dit spel helemaal niet terug te krijgen! Het was pure horror voor ze. Eenmaal weer een beetje op adem kwam het hoge woord eruit: ze hadden dit filmpje al eerder gezien en wilden daarom helemaal niet op sport! Een spotje maakt soms meer kapot dan je lief is. Dé Hogeweg
Medisch Overreaching of overtraining? Laat ik maar direct beginnen met een casus. Een recreatieve langafstand loper wil zich het komende half jaar voorbereiden op zijn eerste marathon en heeft daarvoor zijn trainingen uitgebreid van 3-4 x per week (±10km per training) naar 6 keer per week 10-20km per training). Bij zijn trainingsopbouw gaat hij vooral op zijn gevoel af. Na een maand merkt hij dat hij slecht hersteld, continue vermoeid is en steeds minder presteert. In eerste instantie denkt hij dat dit wel over zal gaan, maar na enkele weken gaat hij toch maar naar zijn huisarts met de vraag of hij soms ‘een infectie onder de leden heeft’. De huisarts vindt daarvoor geen aanwijzingen en denkt aan overtraining. Een vraag waar iedere trainer (en atleet) wel antwoord op will is hoeveel er getraind moet worden om optimaal te presteren zonder overbelast te raken. Helaas is over herstel en trainingsaanpassingen nog maar weinig bekend. Duidelijk is wel dat er grote individuele verschillen hierbij zijn. Bij training wordt gebruik gemaakt van een overload-principe, waarmee wordt bepaald dat de trainingsbelasting zo zwaar is dat er een verstoring optreedt in de evenwichtstoestand van de (spier-) cellen. Het lichaam reageert hierop door herstelprocessen in gang te zetten, die hun tijd nodig hebben. Als die tijd ervoor genomen worden, treedt daarna een supercompensatie-fase in waarin heeft het lichaam zich heeft aangepast aan de zwaardere trainingsprikkel. Het doel van de training kan dan ook beschreven worden als het verhogen van het prestatievermogen door middel van systematische, herhaalde
12
fysieke inspanning, die om zoveel mogelijk problemen te voorkomen zou moeten variëren in frequentie, duur en intensiteit. Hierbij is de herstelfase dus een essentieel onderdeel van de training! De kunst van het herstel De kunst van het trainen is om op het juiste moment na het herstel, weer een trainingsprikkel te geven. De duur van het herstel is afhankelijk van de mate en intensiteit van training. En daarbij zijn er ook nog verschillen in de tijd die het lichaam als zodanig nodig heeft om te herstellen en de herstelduur van bepaalde andere weefsels. Denk hierbij aan pezen, spieren en botten. Hoe vaak treedt er wel niet een achillespeesklacht of een vermoeidheidsreukje op in de voorbereiding op een (½) marathon, waardoor de aspiraties in ieder geval tijdelijk weer opgeborgen kunnen worden. Dit artikel gaat echter niet over blessures, maar over de (metabole) overbelasting van het lichaam, die over kan gaan in overreaching en uiteindelijk ook in overtraining. Hoe weet de sporter dat hij voldoende hersteld is? Atleten zijn vaak bang dat ze niet hard genoeg trainen, waardoor ze de neiging hebben niet naar hun lichaam te luisteren. Eigenlijk zou de atleet zichzelf voorafgaande aan de training moeten afvragen of hij/zij zich na de vorige trainingen wel goed hersteld voelt en zich tijdens de training moeten afvragen hoe zwaar de training aanvoelt. Hierbij kan ook een rol zijn weggelegd voor de trainer. Als trainer en atleet op elkaar zijn ingespeeld kan de trainer al veel ‘aflezen’ aan de wijze waarop de tempo’s of de duurloop ‘eruit zien’ en hoeveel moeite het de atleet kost de opgegeven tijden te halen. Een goed hulpmiddel, voor zowel de atleet als de trainer, is het bijhouden van een trainingslogboek, met wekelijks het beantwoorden van aantal vragen dat overtraining achterhaald: • Voel je je de laatste dagen sneller moe of heb je het gevoel niet volledig hersteld te zijn? • Zijn de spieren stijver of pijnlijker? • Presteer je op dit moment minder? • Kost de training je meer moeite? • Vind je de training voldoende afwisselend of beleef je minder plezier aan het sporten? • Zou je graag eens een training overslaan, heb je vaker geen zin in trainen of is je motivatie minder? • Ben je sneller geïrriteerd? • Heb je meer moeite met inslapen? • Is je eetlust achteruit gegaan? Als een of meerdere vragen met ‘ja’ beantwoord wordt, is er een verhoogd risico op het ontstaan van overtraining. Wat is overtraining? Overtraining is een algemene term die aangeeft dat er meer getraind wordt dan de sporter op dat moment aankan. In eerste instantie is er sprake van ‘metabole’ overtraining van de spieren die zich uit door snelle spiervermoeidheid. Deze toestand van overtraindheid kan na enkele (extra) dagen rust al weer hersteld zijn. Als atleten continue meer doen dan hun herstel toelaat, dan dreigt een ernstiger vorm van algemeen overtraining. De atleet voelt zich continue vermoeid en de prestaties dalen. Ook die situatie kan binnen enkele weken weer herstellen, mits tijdig onderkend door de atleet of zijn trainer. Maar daar ligt vaak het probleem als de atleet zich voorbereid op een (½) marathon, die hij of zij koste wat het kost wil lopen. Maar ‘door (het overtrainingsbeeld) heen trainen’ zal niet lukken en volledige overtraining dreigt. Overtraining gaat ook gepaard met een verhoogd risico op (luchtweg-)infecties en blessures, waarmee de (voorbereiding van de) atleet helemaal in het water dreigt te lopen. Herstel van een overtrainingssituatie neemt vele maanden in beslag. Andere factoren bij het ontstaan van een overtrainingsbeeld Iedereen begrijpt dat een overbelastingsbeeld kan ontstaan als vaak en zwaar getraind wordt en weinig tijd voor rust en herstel wordt uitgetrokken. Het blijkt echter moeilijker te begrijpen, dat er meerdere factoren meespelen bij het ontstaan van een overtrainingsbeeld, zoals: • Andere lichamelijke belasting. Hierbij zijn bijvoorbeeld het vakantiebaantje (vakkenvullen / post rondbrengen) en verhuizen berucht. • Voedingsdeficiënties. Direct na een zware inspanning ‘schreeuwen’ de spieren om snelle energie om het herstel optimaal te kunnen uitvoeren. Het is dus zaak om zo snel als praktisch gezien mogelijk is, een koolhydraatrijke maaltijd of voedingssupplement (± 1 gram
13
• •
•
koolhydraten / uur, het liefst gecombineerd met eiwitten/vrije aminozuren). Ook een goede ijzervoorraad in het bloed en in de spieren is essentieel voor een goed herstel. Stress in de privé-situatie. Denk hierbij aan examens, sociale en financiële problemen. Onvoldoende (nacht)rust. Een atleet moet voldoende slapen, terwijl ook overdag voldoende tijd voor rust aanwezig moet zijn. De hele dag ‘efficiënt’ volplannen en tijd besparen op de nachtrust, is vragen om ellende. Een atleet dient zich te realiseren dat in een zware trainingsperiode de behoefte aan (nacht)rust toeneemt. Infectieziekten. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het herstel ook na een geringe infectieziekte (zoals een verkoudheid) al gedurende meerdere dagen vertraagd kan zijn. Aanpassen van de trainingsbelasting is hierbij dus het advies! Belangrijk is dat de atleet en de trainer zich realiseren dat infectieziekten eerder optreden als een atleet al overtraind is!
Rol van de (sport)arts De rol van de (sport)arts ligt vooral in het afnemen van een goede anamnese, met veel aandacht voor het uitvragen van (de hierboven beschreven) verklarende factoren bij het ontstaan van het overtrainingsbeeld. ‘De’ test om overtraining vast te stellen bestaat helaas niet, maar wel kan de (sport)arts via eenvoudig bloedonderzoek enkele zaken uitsluiten. Denk hierbij aan bijvoorbeeld aan bloedarmoede (Hb/Ht en eventueel een Ferritine ter bepaling van de ijzervoorraad), een infectie (Bezinking / leucocyten) of spieroverbelasting (CPK, ALAT, ASAT). Ingewikkelder en kostbaarder is het om mogelijke hormonale veranderingen in beeld te brengen (zoals verhouding tussen het ‘mannelijk hormoon’ testosteron en van het ‘stresshormoon’ cortisol). Hierbij zijn vaak grote verschillen tussen atleten onderling en zullen uitgaanswaarden van de sporter bekend moeten zijn toen hij nog niet overtraind was. Het vaststellen van overtraining kan dus pas ‘met zekerheid’ nadat een aantal andere aandoeningen die vermoeidheidsklachten kunnen veroorzaken zijn uitgesloten. De resultaten van deze anamnese en dit onderzoek moeten worden doorgesproken met de atleet in kwestie en eventueel zijn of haar trainer. Met deze kennis moet trainingsprogramma worden bijgestuurd. En dat houdt de atleet in de praktijk alleen vol als hij weet wat er aan de hand is en hoe lang er staat voor herstel. De rol van de hersenen bij het overtrainingsbeeld Als een atleet overtraind raakt, treden naast vermoeidheid, ook tekenen van mentale prikkelbaarheid op, waarbij de directe omgeving en de trainer het zwaar te verduren kunnen krijgen. Daarnaast voelt de atleet zich gejaagd, slaapt slecht, heeft minder eetlust en valt af. De gedragsverandering is te verklaren uit het feit dat de hypothalamus in de hersenen zowel het autonome zenuwstelsel en, via de hypofyse, ook het endocriene systeem (hormoonproductie) aanstuurt en hiermee de schakel is tussen gedrag en het endocriene systeem. Het (sympathische) zenuwstelsel van een dergelijke atleet is reeds maximaal geactiveerd en kan dus niet nog verder geactiveerd worden om tot (grote) lichamelijke prestaties te komen. Als het overtrainingsbeeld al langer bestaat, raakt het (sympathische) zenuwstelsel uitgeput. Het overtrainingsbeeld verandert dan van karakter; de atleet wordt moe, apathisch en lusteloos, terwijl de hartfrequentie in rust- en bij inspanning lager wordt. De atleet is letterlijk niet meer vooruit te branden, het herstel zal zeer lang (maanden) duren. Samenvatting De atleet voelt zelf het beste of zijn lichaam na een training hersteld is, waarbij het bijhouden van een trainingslogboek een goed hulpmiddel is. In de praktijk blijkt het echter vaak moeilijk voor de atleet (en zijn trainer) om hier voldoende naar te luisteren en de training hierop aan te passen. Een (sport)arts kan bijdragen aan een goed sturingsproces van de training en aan een vroegtijdig herkenning van een eventuele overtraining.
Els Stolk, sportarts
14
De trainer werpt op Wijsheid?! Heeft u een dilemma in uw trainingsgroep en wilt u advies van andere trainers? Mail dan uw probleem (in maximaal 200 woorden) naar
[email protected] onder vermelding van naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats. Op verzoek wordt uw bijdrage anoniem geplaatst. 'Mijn loopgroep wordt bij de vereniging wel de easy going groep genoemd: de meeste deelnemers trainen maar één keer in de week. De sfeer is informeel, gezelligheid is troef. Het trainingsschema is goed uitgebalanceerd: intensieve trainingen worden gevolgd door hersteltrainingen en lange duurlopen wisselen af met intervalachtige tempolopen. Alles is afgestemd op de mogelijkheden van de deelnemers. Hoewel er niet vaak getraind wordt, is er wel degelijk sprake van progressie. Ik weet dat mijn aanpak, mits goed gevolgd, vruchten afwerpt. Daarom hecht ik aan een stipte uitvoering. Op het prikbord hangt - zichtbaar voor iedereen - het trainingsschema. Vanavond zijn het acht drieminuten loopjes, het minst gewaardeerde onderdeel van het schema. De herstelperiode tussen de loopjes is vrij kort. Gezellig babbelen is er dan niet meer bij. Het is fris en winderig. Als de groep buiten klaar staat om te beginnen leg ik nog even uit wat we gaan doen en waarom. Sommige gezichten betrekken wat. Gespeeld verrast klinkt 'Goh, dat hebben vorige week toch ook al gedaan?' En stoutmoedig oppert iemand: 'Waarom doen we niet gewoon een rustige duurloop, dat is toch veel lekkerder met dit weer?' Wat is wijsheid deze avond?' Fons Kemper, AV Sparta, Voorburg. * Onze vraag is: wat zou u doen? Mail uw antwoord (in maximaal 150 woorden) vóór 1 april 2008 naar
[email protected] , * Vermeld uw naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten.
De Stelling
‘De trainer moet er voor zorgen dat zijn pupil bij wedstrijden in de juiste presteerstand staat, ongeacht leeftijd of niveau van de sportbeoefening’ Sportpsycholoog Afke van de Wouw: ‘De stelling bestaat wat mij betreft uit verschillende delen. Ik zal per deel commentaar geven. Ik richt me daarbij als sportpsycholoog op het mentale gedeelte van de presteertoestand. De trainer moet er voor zorgen dat zijn pupil bij wedstrijden in de juiste presteerstand staat. Hierbij wordt de verantwoordelijkheid bij de trainer gelegd. Ik denk dat de sporter uiteindelijk zelf verantwoordelijk is uit te zoeken wat zijn juiste presteertoestand is en hoe hij/ zij deze kan bereiken. Natuurlijk kan een coach daarbij helpen en advies en/of feedback geven. Hij kan de sporter bewust maken van hetgeen hij waarneemt bij de sporter. De sporter leert en onthoudt het meest door het zelf te ervaren en beschrijven, dus dat zal ook meer effect hebben dan een trainer die voor de wedstrijd aan zijn pupil vertelt wat hij/zij moet doen om in de juiste presteerstand te komen. Daar komt nog bij dat deze presteerstand voor iedereen verschillend is. De één trekt zich liever terug met een muziekje of visualiseert de wedstrijd, de ander gaat liever met wat mensen praten en zoekt op die manier wat afleiding.
15
Ongeacht leeftijd en sportbeoefening Jonge en/ of beginnende sporters zullen minder verantwoordelijkheid aankunnen en zullen daarom iets meer richting en sturing van de trainer nodig hebben. Ook om in de juiste presteertoestand te komen. Maar ook bij de jeugd kun je uitnodigen om te ervaren door vragen te stellen ter bewustwording of gewoon opleggen wat ze moeten doen. Het verschil tussen: Je hebt afgelopen weekend je wedstrijd gehad. Hoe heb je deze wedstrijd voorbereid? Was je tevreden over deze voorbereiding? Was je in de juiste presteertoestand? Hoe zou je je nog beter kunnen voorbereiden? enz. Afke van de Wouw is niet alleen sportpsycholoog maar ook fysiotherapeut en bewegingswetenschapper. Tot 1 maart is zij werkzaam bij trainersvereniging NLcoach. Daarna richt zij haar aandacht volledig op haar eigen bedrijf in Utrecht. Discuswerpster en trainster Monique Jansen: ‘Ik kan mij in deze stelling niet helemaal in vinden. Ik denk wel dat het uitmaakt hoe oud je bent. Een pupil of een senior maakt toch wel een groot verschil. Een pupil heeft een hele andere soort begeleiding nodig. Het is belangrijk dat hij of zij plezier heeft in wedstrijden en de prestaties zijn dan nog niet zo belangrijk. Jezelf willen verbeteren komt vaak als je wat ouder bent en op een andere manier een wedstrijd in gaat. Ook is het niet alleen aan de trainer maar ligt er ook een groot deel bij de atleet. Een trainer speelt daar zeker een belangrijke rol is, zeker als je kijkt naar het opstellen van trainingsschema’s en het pieken op een belangrijke wedstrijd. Niet elke wedstrijd is gelijk, je kunt wedstrijden doen in een zware trainingsperiode of je kunt wedstrijden doen om te pieken en jezelf te verbeteren. Het is volgens onmogelijk om elke wedstrijd te pieken. De ene wedstrijd gebruik je om toe te werken naar een andere wedstrijd. Dan is een trainer zeker belangrijk, die kan net de ene aanwijzing geven die je weer een beter tijd of afstand oplevert. Een groot verschil ook tussen technische of looponderdelen. Bij een technisch onderdeel kan een trainer in de wedstrijd nog veel beteken. Bij een looponderdeel doe je dat meer vooraf aan de start. Dus het brengen in de juiste presteerstand is zeker een belangrijke taak van een trainer in samenwerking met de atleet en dat is zeker afhankelijk van de leeftijd. Monique Jansen, lid van het Amersfoortse Altis, behaalde als atlete op kogel en discus diverse medailles op NK’s::1x Brons kogel indoor, 3x zilver Discus outdoor, 2 keer goud discus outdoor(2006 en 2007). Drie maal nam ze deel aan de Europacup met Nederland. Pr’s : Discus 56.81m (2007), kogel 14.61 (2005) Monique geeft regiotraining aan prestatiegemotiveerde atleten (initiatief van ATC IJsseldelta), en verzorgt clinics bij verenigingen. In het dagelijks leven is Jansen docente Scheikunde en Wiskunde aan de werkplaats Kindergemeenschap Kees Boeke te Bilthoven.
16
Gelezen en beoordeeld Winst uit ademhaling?! Vroeger kon je, ook als je niet zoveel talent had, een topper worden als je maar hard en veel trainde. Het lukte eveneens als het andersom was: als je niet veel en hard trainde, maar wel veel talent had. Tegenwoordig heb je beiden nodig. En op het gebied van de training zit er niet veel rek meer in als de omvang groot en de intensiteit hoog is. Misschien is er door alles om de training heen (rust, verzorging, voeding, enz.) nog wat winst te behalen. Maar wat dacht u van winst door verbetering van de ademhaling? In Leistungssport no 1/2004 stuit Strelzov (artikel 1) in zijn zoektocht naar mogelijkheden tot prestatieverbetering bij de (midden-)lange loopnummers op de ademhaling. Zijn betoog komt op het volgende neer. In de longen wordt zuurstof uit de lucht gehaald en in de rode bloedlichaampjes opgenomen (gebonden aan de hemoglobine). Welnu, zegt hij, die zuurstofbinding kost 0,8 seconde, en daarom moet volgens hem één in- én uitademing samen ongeveer 1,5 seconde duren. Je komt dan op 40 ademhalingscycli per minuut. Bij onderzoek van de praktijk blijkt dat flink hoger te liggen. Bij een loopsnelheid van 14-18 km per uur is de ademhalingsfrequentie 46-55 keer per minuut, bij een loopsnelheid van 19-24 km per uur is dat zelfs 56-85 keer per minuut. Dat hij zo hoog wordt, komt door het kooldioxidegehalte in het bloed. 1) Door lagere ademhalingsfrequentie efficiëntere zuurstofvoorziening! Terug naar Strelzov. De optimale ademhalingsfrequentie is dus ongeveer 40 keer per minuut. Dat is volgens hem in 3-4 dagen aan te leren. Vervolgens heeft hij een atlete op twee verschillende dagen eenzelfde test laten doen: 18 minuten lopen, met elke 3 minuten een snelheidsverhoging: de eerste drie minuten was het tempo 10,8 km per uur, in vijf stappen werd dat verhoogd naar 19,8 km per uur gedurende de laatste 3 minuten. Bij de eerste test wist de proefpersoon niets af van de alternatieve ademhalingstechniek, de tweede keer moest zij rustig in- en uitademen, en daarbij niet boven de 40 keer per minuut uitkomen. Door de bewust gekozen lagere/langzamere ademhalingsfrequentie was de hartslagfrequentie lager, was de hoeveelheid lactaat lager en was het ademminuutvolume (hoeveel lucht die je per minuut in/uitademt) ook lager. 2) Ook ademen kost energie! Een interessant onderzoek van Candau et al (artikel 2) gaat over de verslechterde loopeconomie als je moe bent. In dat onderzoek liepen 15 atleten op een loopband in een tempo, zó hoog, dat ze gemiddeld na ruim 12½ minuut moesten stoppen. In de derde minuut (goed opgewarmd en nog niet vermoeid) en in de laatste minuut (toen ze aan het eind van hun Latijn waren) werden er allerlei metingen verricht. Voor het doel van dit artikel zijn twee dingen van belang. • Het eerste is, dat er een berekening bij is van de hoeveelheid energie die door de ademhalingsspieren wordt opgeëist. Dat bleek in de derde minuut 4,3% van het totale energieverbruik te zijn, en in de laatste minuut 5,6%. Als wij dat afronden op gemiddeld 5%, dan hebt u een aardig idee. Met de kanttekening dat het ging om een inspanning zoals je die levert bij een 3 of 5 km. En daarbij loop je op je VO2-max tempo en gaat de ademhaling, zeker op het eind, voor veel lopers toch wel ‘gierend’. Bij langere afstanden is dat minder het geval en dan zou 5% wel eens aan de hoge kant kunnen zijn. • Het tweede is dat je uit de getalletjes in dat artikel ook kunt halen/berekenen, dat het ademminuutvolume in de laatste minuut 20% hoger was dan in de derde minuut en dat het energieverbruik van de ademhalingsspieren in de laatste minuut 33% hoger was dan in de derde minuut… Jammer genoeg vermeldt het onderzoek niets over de ademhalingsfrequentie. Bedenk wel bij dit alles dat het looptempo niet veranderde! Deze uitkomsten lijken een bevestiging van het idee van Strelzov, c.s. wijzen op een andere door hem niet behandelde kant: niet alleen zou de zuurstofuitwisseling beter zijn, ook zou het energieverbruik door de ademhalingsspieren lager kunnen zijn. En om uw laatste nieuwsgierigheid te bevredigen: in de laatste minuut van het Candau-onderzoek was het totale energieverbruik bijna 7% hoger. Een kwart daarvan kwam van de ademhalingsspieren. 3) Neusademhaling om hardlopen ‘gentle’ te houden! En dan is er een loopschool die vooral in Duitsland en Oostenrijk furore maakt, onder de naam ‘gentle running’ (zie het onder 3 genoemde boek). Het is een tot dusverre in ons land (m.i. ten onrechte)
17
onderbelichte ‘school’. Één van de kenmerken van die loopschool is dat je door de neus moet ademen. In het begin betekent dat een rustig looptempo, maar volgens de auteurs kun je je dat zo goed aanleren dat ook een hoger tempo gehaald kan worden. Maar het voordeel is dat het ‘gentle’ blijft, want de ademhalingsfrequentie is en blijft bij neusademhaling lager. 4) Is ‘buikademhaling’ alleen zaligmakend? Altijd en overal lees je dat ‘buikademhaling’ (‘middenrifademhaling’ is een beter woord) het beste is. Toch zijn er ook geluiden die in een andere richting wijzen. In het onder 4 genoemde boek over de Alexandertechniek wordt er op gewezen, dat je bij buikademhaling op een tegenstelling stuit. Je hebt sterke buikspieren nodig om holtrekken van de rug, en daardoor lagerugproblemen, te voorkomen, maar daardoor maak je buikademhaling moeilijker. Ook Pilates (zie het onder 5 genoemde boek) zegt dat je moet in- en uitademen vanuit de borstkas. Bij Pilates leer je de buik in te trekken en je buikspieren aan te spannen waardoor de rugspieren worden versterkt. En de bekende Nederlandse ademhalingsspecialist Del Ferro heeft onder eigen naam de (Del Ferro) flankademhalingstechniek ontwikkeld. Al met al: ook bij ademhaling is er genoeg stof om over na te denken en eventueel uit te proberen. 1) Strelzov: Reserven für die Steigerung der Ausdauerleistung, Leistungssport, jaargang 34, no 1, pp 23-25 (2004) 2) Candau, Belli, Millet, Georges, Barbier, Rouillon: Energy cost and running mechanics during a treadmill run to voluntary exhaustion in humans, Eur J Appl Physiol (1998) 77: 479-485. 3) Luijpers en Nagiller: Gentle Running, uitgave UMCO/Lezerspoort, ISBN 978 908823 0097 4) The art of running with the Alexander Technique, door Malcolm Balk & Andrew Shields, Ashgrove Publishing, London & Bath. Er is ook een Nederlandse vertaling: ‘De kunst van het hardlopen’. ISBN 9072219112. NB. Er zijn meer Alexanders die op dit gebied iets hebben gepubliceerd. Het gaat hier om F.M. (Frederick Matthias) Alexander. 5) De Pilatesmethode, Brooke Siler, ISBN 90-225-2954-1
Jan Heusinkveld
18
WWW.HARDLOOPTRAINERS.NL
Training geven is een (prachtig) vak! Wie had ooit kunnen denken dat het hardlopen zo’n grote vlucht zou nemen? En daarmee is ook nauwelijks de vraag naar gediplomeerde hardlooptrainers bij te benen. Bij de atletiekvereniging maar ook daarbuiten. Hardlooptrainers Nederland is een onafhankelijk organisatie die zich sinds 1995 inzet voor de verbetering van de vakbekwaamheid en de positie van hardlooptrainers. HARDLOOPTRAINERS NEDERLAND een vereniging met sinds januari 2007 een nieuw zevenkoppig bestuur. Het netwerk wordt voortdurend uitgebreid, vakblad Pro Loop verschijnt vanaf 2008 full colour en er is ook een eigen website (www.hardlooptrainers.nl) in de lucht. HARDLOOPTRAINERS NEDERLAND is een zelfstandige organisatie, waarbinnen het verhogen van de trainerskwaliteit en verbeteren van de trainerspositie voorname doelen zijn. Of hij of zij nu actief is binnen de reguliere atletiekvereniging of daarbuiten. Hardlooptrainers Nederland is niet gelieerd aan de Atletiekunie, maar voert wel regelmatig overleg met de bond als het gaat om de kwaliteit van de trainersopleiding, erkenning van hardlooptrainers enzovoorts. Hardlooptrainers Nederland bevordert lopen in de ruimste zin van het woord, draagt kennis over, geeft trainingstechnische ondersteuning door bijscholingen, themadagen en congressen. Hierdoor wordt tevens het onderlinge contact tussen trainers versterkt. Van Hardlooptrainers Nederland kunnen lid worden Atletiekunie gediplomeerde trainers en CIOS- en ALO gediplomeerden. Ook kan het bestuur van Hardlooptrainers Nederland het lidmaatschap toekennen aan personen met een grote ervaring in het begeleiden van lopers en aanverwante sporters. Contributie De contributie van een Hardlooptrainers Nederland lidmaatschap bedraagt in 2008 € 54,45. BON Ik word lid van HARDLOOPTRAINERS NEDERLAND Naam: ______________________________________________________________ Voornaam/-letter(s): ______________________________________________________________ m/v Adres: ______________________________________________________________ PC en Woonplaats: ______________________________________________________________ E-mail.: ______________________________________________________________ Geboortedatum:______________________________ Telefoon: __________________________________
19
Atletiekunie diploma’s met examenjaar: _____________________________________________________ Atletiekunielicentie:
Ja/Nee
Stuur deze bon naar: Bondsbureau Atletiekunie t.a.v. de ledenadministratie Hardlooptrainers Nederland Postbus 60100 6800 JC Arnhem
Ik verleen hierbij toestemming aan de Atletiekunie om tot wederopzegging éénmalig per jaar de lidmaatschapscontributie van Hardlooptrainers Nederland van € 54,45 (vastgesteld voor 2007 en zo gewenst jaarlijks door de ledenvergadering aan te passen) af te schrijven van: Bankrekeningnummer: __________________________________________________ Ten name van:
__________________________________________________
Woonplaats:
__________________________________________________
Datum Handtekening: __________________________________________________
Geen lid maar wel Pro Loop ontvangen?! Wilt u een abonnement op Pro Loop, vakblad voor hardlooptrainers in Nederland, van sprint horden tot en met lange afstand, dat kan ook. Dit aanbod geldt ook voor atletiekverenigingen die Pro Loop in de kantine willen hebben liggen, op de bestuurstafel of voor hun trainers ter inzage. Een jaarabonnement kost € 30,00. U ontvangt hiervoor vier keer full colour Pro Loop, inclusief verzendkosten. Vul onderstaande bond in en stuur op.
20
BON Ik neem …. (aantal) abonnement(en) op Pro Loop, het vakblad van Hardlooptrainers Nederland dat vier keer per jaar verschijnt. Naam: _______________________________________________ (kan ook contactpersoon namens vereniging zijn) Namens vereniging:
______________________________________________
(Post)adres:
______________________________________________
PC en Woonplaats:
______________________________________________
E-mail:
______________________________________________
Telefoon:
_____________________________
Stuur deze bon naar: Bondsbureau Atletiekunie t.a.v. Proloopabonnement Postbus 60100 6800 JC Arnhem Ik verleen hierbij toestemming aan de Atletiekunie om tot wederopzegging éénmalig per jaar het bedrag van € 30,00 per abonnement af te schrijven van: Bankrekeningnummer: _________________________________________________ Ten name van: _________________________________________________ Woonplaats. _________________________________________________ Datum Handtekening: _________________________________________________
21