www.prv-overijssel.nl
Provinciale Staten van Overijssel
Postadres Provincie Overijssel Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Telefax 038 425 48 60
Uw kenmerk
Uw brief
Ons kenmerk LNL/2005/1061
Bijlag en 2
Doorkiesnummer 425 14 09
Inlichtingen bij mw. H. Scholten
Datum 26 04 2005
Onderwerp
Uitvoeringsbesluit Subsidies Reconstructie en Uitvoeringsprogramma Reconstructie.
Hierbij zenden wij u ter informatie het Uitvoeringsbesluit Subsidies Reconstructie en het daarbij behorende Uitvoeringsprogramma Reconstructie. Inleiding. Op 16 maart 2005 heeft u de kaderverordening Subsidies landelijk gebied Overijssel, reconstructie, grondaankopen Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en soortenbescherming vastgesteld. Ter uitvoering van het thema reconstructie hebben wij op 5 april 2005 het Uitvoeringsbesluit Subsidies Reconstructie Overijssel vastgesteld. Het Uitvoeringsprogramma Reconstructie is het centrale subsidiecriterium in dit uitvoeringsbesluit. Het Uitvoeringsprogramma 2005 – 2006, dat onderdeel uitmaakt van de bestuursovereenkomst met het Rijk, is moeilijk te herleiden tot concrete (categorieën van) activiteiten. Om die reden hebben wij tegelijkertijd met de vaststelling van dit uitvoeringsbesluit de doelen in het Uitvoeringsprogramma 2005 – 2006 nader geconcretiseerd. Het uitvoeringsprogramma is daarom opnieuw door ons vastgesteld. Subsidiemogelijkheden. Op grond van dit Uitvoeringsbesluit kan er subsidie worden verleend aan ondernemingen, landbouwbedrijven en overheden (hieronder vallen ook natuur- en landschapsorganisaties) voor activiteiten die passen binnen het Uitvoeringsprogramma Reconstructie en bijdragen aan de realisering van het reconstructieplan Salland-Twente. Het uitvoeringsbesluit kent de volgende subsidiemogelijkheden. Overheden: • 50% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die passen binnen het uitvoeringsprogramma; • 75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die betrekking hebben op landschap en cultuurhistorie.
Bij correspondentie graag ons kenmerk vermelden.
RABO Zwolle 3973.41.121
Tijdens de renovatie van het provinciehuis is een deel van de organisatie gehuisvest op kantoorlocatie Rechterland 1 te Zwolle. Zie voor meer informatie www.prv-overijssel.nl/adres.
Bezoekadres Luttenbergstraat 2 Zwolle Rechterland 1 Zwolle
2
Ondernemingen, niet zijnde landbouwbedrijven: • 50% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die passen binnen het Uitvoeringsprogramma; • 75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die betrekking hebben op landschap en cultuurhistorie; Met dien verstande dat voor ondernemingen de zogenoemde “de minimis”-regel van toepassing is verklaard. Dit betekent dat ondernemingen in totaal maximaal € 100.000,-- aan overheidssubsidie (van niet door EU goedgekeurde subsidiemaatregelen) over een periode van 3 jaar kunnen ontvangen. Landbouwbedrijven: • 40% van de subsidiabele kosten voor investeringen, waarbij het totaal aan overige (rijks-, EU en/of gemeentelijke) bijdragen dit percentage niet mag overschrijden. Het moet met name gaan om investeringen voor verwerking en afzet van landbouwproducten en investeringen die gericht zijn op een van de volgende doelstellingen: verlaging van de productiekosten, verhoging kwaliteit, instandhouding en verbetering van het natuurlijke milieu, bevordering van de diversificatie en verbetering en omschakeling van de productie; • voor investeringen die betrekking hebben op landschap en cultuurhistorie is een maximaal subsidiepercentage van 60% als totale overheidsbijdrage mogelijk. Deze percentages en de voorwaarden waaronder subsidie kan worden verleend zijn volledig overgenomen uit de Europese landbouwvrijstellingsverordening voor MKB (2004/1). Voor alle subsidiecategorieën, behalve voor overheden (hier kan een cumulatie met andere bijdragen tot 100% plaatsvinden), wordt uitgegaan van een substantiële eigen bijdrage van de subsidieaanvrager zelf. Voor landschaps- en cultuurhistorische activiteiten ligt de subsidiebijdrage vanuit dit uitvoeringsbesluit hoger, omdat dit activiteiten betreft die geen economisch terugverdieneffect hebben. Budget. De omvang van het reconstructiebudget voor subsidieverlening vormt geen noodzaak om op dit moment een prioriteitsstelling in het uitvoeringsbesluit voor de beoordeling van de subsidieaanvragen op te nemen. Subsidieaanvragen kunnen daarom het hele jaar door worden ingediend. Van het Uitvoeringsprogramma Reconstructie gaat op dit moment voldoende prioriteitsstelling uit. Met de mogelijkheid om subsidieaanvragen het gehele jaar door te kunnen indienen, kunnen wij snel inspelen op nieuwe initiatieven, waarvoor subsidie nodig is. Voor de periode 2005-2006 is in totaal € 32,5 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van Reconstructie. Voor subsidieverlening aan landbouwbedrijven en ondernemingen is voor de periode 2005 – 2006 een bedrag van € 3 miljoen beschikbaar. Dit bedrag is exclusief verplaatsingen. Hiervoor komt een aparte regeling met een apart budget. Voor overheden is voor subsidieverlening een bedrag van € 13,5 miljoen beschikbaar. Het resterende bedrag voor de uitvoering van reconstructie, € 15,5 miljoen, zal op een andere manier dan subsidieverlening (onder andere opdrachten, verplaatsingen en overeenkomsten) aan de uitvoering van reconstructie worden besteed. Verantwoording. In de eerste plaats wordt u via de jaarrekening geïnformeerd over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de gestelde kaders en welke effecten daarmee bereikt zijn. Daarnaast zullen uw staten twee keer per jaar worden geïnformeerd over de resultaten en de voortgang van de uitvoering van de reconstructie. Begin 2007 zal aan u een voortgangsrapportage worden gezonden over de uitvoeringsperiode 2005-2006. Tussentijdse wijzigingen van het uitvoeringsprogramma zullen ook ter informatie aan u worden gezonden. Europese aanmelding. Er worden geen belemmeringen op grond van staatssteunaspecten voor dit uitvoeringsbesluit vanuit de Europese Commissie verwacht. Het uitvoeringsbesluit is zodanig opgezet, dat het valt binnen de bepalingen van de vrijstellingsverordening voor landbouw van de EU (2004/1). Dit betekent dat dit uitvoeringsbesluit niet hoeft te worden goedgekeurd door de Europese Commissie, maar 10 dagen voorafgaand aan de inwerkingtreding moet worden gemeld aan de Europese Commissie ter bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
3
Voor ondernemingen is aansluiting gezocht bij de zogenoemde “de minimis”-regeling, zodat subsidieverlening valt binnen de toelaatbare grenzen van de Europese Commissie, zonder dat goedkeuring hoeft plaats te vinden. Subsidieverlening aan overheden is niet aan te merken als staatssteun, zodat dit onderdeel ook niet hoeft te worden aangemeld. Wij hopen u hiermee op dit moment voldoende te hebben geïnformeerd. Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter,
secretaris,
Uitvoeringsbesluit Subsidies Reconstructie Overijssel
behorend bij de Kaderverordening Subsidies Landelijk Gebied Overijssel, reconstructie, grondaankopen EHS en soortenbescherming
.
April 2005
Uitvoeringsbesluit Subsidies Reconstructie Overijssel, Behorend bij de Kaderverordening Subsidies Landelijk gebied Overijssel RECONSTRUCTIE SALLAND TWENTE OVERIJSSEL, reconstructie, grondaankopen EHS en 1
soortenbescherming Besluit van Provinciaal Blad 2005, nr.. In werking getreden per …. Artikel 1 - Begripsbepalingen In dit uitvoeringsbesluit reconstructie wordt verstaan onder: a. wet: Reconstructiewet concentratiegebieden; b. Reconstructieplan Salland Twente: het plan dat is vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel op 16 september 2004, nr. PS/2004/738; c. bestuursovereenkomst reconstructie: de overeenkomst als bedoeld in artikel 33 van de Reconstructiewet; d. strategische plannen: het Streekplan Overijssel 2000+, het Waterhuishoudingsplan Overijssel 2000+, het Milieubeleidsplan Overijssel 2000+ en het Beleidsplan Natuur en Landschap Overijssel; e. activiteit: concreet uit te voeren werk of werkzaamheid, die past binnen de doelstellingen van het Reconstructieplan Salland Twente. f. investering: aanschaf van vaste activa die op duurzame wijze voor de exploitatie worden aangewend en waarvan de gebruiksduur beperkt is in de tijd. g. beleidsvelden zijn: landbouw, natuur, landschap en cultuurhistorie, recreatie en toerisme , water, milieu, economische structuur en sociale structuur. h. uitvoeringsprogramma reconstructie: het door Gedeputeerde Staten met betrekking tot een bepaalde periode vastgesteld programma ter uitvoering van het reconstructieplan; i. overheid: gemeente, waterschap en natuur- en landschapsorganisaties, voorzover deze geen economische activiteit(en) uitoefenen j. onderneming: elke eenheid die een economische activiteit uitoefent ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd, niet zijnde een landbouwbedrijf als bedoeld in artikel 1 sub k. k. landbouwbedrijven: een kleine en middelgrote onderneming die landbouwproducten produceert, verwerkt en afzet , als bedoeld in artikel 1 lid 1 juncto artikel 2 lid 2 van Verordening van de Commissie(EG) 1/2004. PbEU 2004, L 1/1. l. GS: gedeputeerde staten van Overijssel; m. eindbegunstigde: uiteindelijke ontvanger van het subsidie; n. ASV: Algemene subsidieverordening Overijssel 1997; o. Awb: Algemene wet bestuursrecht. p. Verordening: Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG- Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten, Publ.2004, L1/1. q. POP- Verordening: Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen, Publ. 1999, L 160/80.'
Artikel 2 – Programmering 1. GS stellen bij de vaststelling van deze regeling een Uitvoeringsprogramma reconstructie vast voor de jaren 2005 – 2006. 2. Vanaf 2006 stellen GS jaarlijks, in december van het jaar voorafgaande aan het uitvoeringsjaar, een uitvoeringsprogramma reconstructie vast. 3. Voor het opstellen van het uitvoeringsprogramma reconstructie vormen het 2
Reconstructieplan Salland Twente en de Bestuursovereenkomst Reconstructie het uitgangspunt. Artikel 3 – Ontvankelijkheid van aanvragen Aanvragen tot verlening van subsidie worden in behandeling genomen indien zij afkomstig zijn van overheden, landbouwbedrijven en ondernemingen of samenwerkingsverbanden daarvan. Artikel 4 – Criteria Aanvragen voor subsidie moeten voldoen aan de volgende criteria: a. de activiteit moet binnen het Uitvoeringsprogramma reconstructie, als bedoeld in artikel 2, passen. b. de uitvoering van de activiteit draagt bij aan de realisering van het “Reconstructieplan Salland Twente” en de daaruit voortvloeiende uitwerkings- en wijzigingsplannen; c. de activiteit moet uitvoeringsgereed zijn; d. er moet sprake zijn van een structureel effect van de activiteit; e. de financiering van de activiteit moet geregeld zijn; f. de uitvoering van de activiteit is niet reeds wettelijk verplicht; g. de activiteit heeft zoveel mogelijk samenhang met minimaal twee beleidsvelden, als bedoeld in artikel 1 sub g; h. de activiteit moet starten binnen drie maanden nadat het subsidie verleend is. Artikel 5 - Aanvullende criteria voor landbouwbedrijven 1. Subsidies aan landbouwbedrijven worden verstrekt mits voldaan is aan artikel 4 en overeenkomstig Verordening, in het bijzonder overeenkomstig de artikelen 1 tot en met 5, 7 en 17 tot en met 19. 2. a. Bij een subsidieaanvraag van een landbouwbedrijf die betrekking heeft op investeringen dient op het tijdstip van de indiening van de aanvraag de economische levensvatbaarheid van het betreffende landbouwbedrijf aangetoond te worden, zoals bedoeld in artikel 4, lid 5 van de Verordening en dient voorts voldaan te zijn aan de criteria van artikel 5 van de POP- Verordening. b. De aanvrager toont aan de hand van de volgende documenten, die met de aanvraag om subsidieverlening moeten worden overlegd, de economische levensvatbaarheid van het landbouwbedrijf aan, waarop de aanvraag betrekking heeft: 1. een beschrijving van de huidige situatie van de betrokken bedrijven; 2. een beschrijving van de beoogde structuurverbetering van de betrokken bedrijven na voltooiing van het plan; 3. een overzicht van de eventuele gevolgen van de structuurverbetering voor de personele bezetting; 4. een gespecificeerde begroting van de beoogde investeringen en een opgave van de financieringswijze van het plan; 5. een verklaring van een financierende derde, niet zijnde bloed- of aanverwant, in het geval de investering waarvoor subsidie wordt aangevraagd door deze derde geheel of ten dele zal worden gefinancierd. Hieruit dient de haalbaarheid van de gewenste investeringen ook in relatie tot de levensvatbaarheid van het landbouwbedrijf te blijken. 6. Indien geen financieringsverklaring, zoals onder sub 5 wordt bedoeld, kan worden overgelegd, dient bij de aanvraag tot subsidieverlening een exploitatiebegroting te worden overgelegd over het boekjaar volgend op het jaar waarin de subsidieaanvraag plaatsvindt, alsmede een meerjarenbegroting over een periode van 5 jaar. Uit de exploitatiebegroting dient te blijken dat het eigen vermogen nadat de investering waarvoor de aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend, heeft plaatsgevonden, niet minder dan 15% van het totale vermogen uitmaakt. 3
3.
Tevens dient uit de door de aanvrager te overleggen gegevens te blijken dat het bedrijf waarvoor subsidie wordt aangevraagd gedurende de drie jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag, niet meer dan gedurende één jaar verlies heeft geleden. c. Het landbouwbedrijf van de eindbegunstigde van het subsidie dient te voldoen aan de wettelijke normen op het gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn. hetgeen omvat de geldende nationale en Europese minimumnormen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en hygiëne, hetgeen omvat de geldende normen bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewater, de Meststoffenwet, de Wet bodembescherming, de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de Diergeneesmiddelenwet en de Plantenziektewet. d. De aanvrager dient te beschikken over voldoende agrarische vakbekwaamheid. Hiervoor dient de aanvrager bij de subsidieaanvraag aan te tonen dat hij tenminste een getuigschrift van een erkende landbouwkundige opleiding of van een hiermee gelijkwaardig niveau bezit of hij kan aantonen tenminste drie jaren op een agrarisch bedrijf werkzaam te zijn geweest. e. Bij een subsidieaanvraag van een landbouwbedrijf die betrekking heeft op investeringen dient op het tijdstip van de indiening van de aanvraag aangetoond te worden dat er in de toekomst voor betrokken producten op de markt normale afzetmogelijkheden bestaan, zoals bedoeld in artikel 4, lid 6 van de Verordening. Uitgangspunt bij de beoordeling hiervan is de monitoring van het Landbouw Instituut met betrekking tot capaciteitsontwikkeling van markten voor agrarische producten. Bij een subsidieaanvraag van een landbouwbedrijf die betrekking heeft op investeringen voor verwerking en afzet van landbouwproducten dient op het tijdstip van de indiening van de aanvraag te worden aangetoond dat voldaan is aan artikel 7 lid 4 van de Verordening. De beoordeling van de economische levensvatbaarheid vindt op overeenkomstige wijze plaats als omschreven in lid 2, onder sub b 1 tot en met 6, en voor de beoordeling van de minimumnormen overeenkomstig lid 2, onder sub c.
Artikel 6 - Aanvullende criteria voor overheden 1. Subsidieaanvragen afkomstig van overheden moeten voldoen aan het bepaalde in artikel 4 en voorts bijdragen aan het versterken van gezamenlijke belangen van groepen burgers en/of ondernemers. 2. De subsidieaanvrager moet zelf actief deelnemen aan de activiteit. Artikel 7 – Aanvullende criteria voor ondernemingen Uitsluitend ‘de minimis’- steun die voldoet aan het bepaalde in Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Europese Commissie zal in het kader van dit Uitvoeringsbesluit worden verleend aan ondernemingen. Artikel 8 – Aanvraagformulier Voor de aanvraag van subsidie wordt gebruik gemaakt van een door GS voorgeschreven aanvraagformulier. Artikel 9 – Stukken bij de aanvraag 1. De aanvraag van subsidie gaat vergezeld van de volgende stukken: a. een beschrijving van de te subsidiëren activiteiten; b. de beoogde resultaten of effecten, het moment waarop deze worden gerealiseerd en de manier waarop deze tussentijds en na afloop van de activiteiten kunnen worden getoetst; c. een gedetailleerde begroting, inclusief gespecificeerde toelichting van de met de activiteiten gepaard gaande kosten en de geraamde dekking hiervan 4
2.
inclusief financiële bijdragen van derden; d. de uiteindelijke eindbegunstigde van de subsidie; In aanvulling op lid 1 dient de subsidieaanvraag afkomstig van een onderneming tevens vergezeld te gaan van een “de minimis”- verklaring, overeenkomstig een door GS vastgesteld model.
Artikel 10 – Indieningterm ijn Een subsidieaanvraag kan gedurende het gehele kalenderjaar worden ingediend. Artikel 11 – Wijze van behandeling van aanvragen Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van ontvangst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt. Artikel 12 – Niet-subsidiabele kosten Geen subsidie wordt verstrekt: a. voor kosten die voortvloeien uit de normale taakuitoefening van aanvragers; b. voor verrekenbare en/of compensabele BTW; c . voor activiteiten of onderdelen daarvan die reeds wettelijk verplicht zijn; d. voor activiteiten, waarbij de uitvoering al gestart is voordat de aanvraag tot verlening van subsidie is ingediend; e. voor activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden; f. voor activiteiten, waarvan de uitvoeringstermijn de looptijd van het reconstructieplan overschrijdt; g. voor planvorming, onderzoek, inventarisaties en deskstudies; h. voor accountantskosten die niet voortvloeien uit activiteiten; i. voor kosten, die uit andere bijdrageregelingen of fondsen worden betaald, indien de gezamenlijke bijdrage boven de totale kosten van de activiteit zou kunnen uitkomen; j. voor activiteiten, waarbij gebruik is gemaakt van de faciliteiten van het provinciale Beleidskader “Rood voor Rood” ; Artikel 13 - Grondslag van de subsidie voor ondernemingen en overheden 1. Het subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de werkelijk gemaakte kosten van de activiteit. 2. In afwijking van lid 1 bedraagt het subsidie voor activiteiten die samenhangen met het beleidsveld landschap en cultuurhistorie ten hoogste 75% van de werkelijk gemaakte kosten van de activiteit. Artikel 14 - Grondslag voor subsidie aan landbouwbedrijven 1. Overeenkomstig artikel 4 van de Verordening bedraagt het subsidie aan landbouwbedrijven ten behoeve van investeringen maximaal 40% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 4 lid 4 van de Verordening, waarbij de investeringen gericht moeten zijn op een of meerdere van de volgende doelstellingen: a. verlaging van de productiekosten; b. verbetering en omschakeling van de productie; c . verhoging van de kwaliteit; d. instandhouding en verbetering van het natuurlijke milieu, de hygiënische omstandigheden en de normen inzake dierenwelzijn; e. bevordering van de diversificatie van landbouwactiviteiten. 5
Overeenkomstig artikel 4 lid 6 van de Verordening wordt slechts subsidie verleend indien er voldoende bewijzen zijn dat er in de toekomst voor de betrokken producten op de markt normale afzetmogelijkheden bestaan. 2. Overeenkomstig artikel 7 van de Verordening bedraagt de subsidie aan landbouwbedrijven ten behoeve van investeringen voor verwerking en afzet van landbouwproducten maximaal 40% van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 7 lid 3 van de Verordening. Overeenkomstig artikel 7 lid 5 van de Verordening wordt slechts subsidie verleend indien er voldoende bewijzen zijn dat er in de toekomst voor de betrokken producten op de markt normale afzetmogelijkheden bestaan. 3. Overeenkomstig artikel 5 lid 3 van de Verordening bedraagt de subsidie aan landbouwbedrijven ten behoeve van de investeringen of kapitaaluitgaven die samenhangen met het beleidsveld landschap en cultuurhistorie en die de instandhouding tot doel hebben van tot het erfgoed behorende elementen die tevens deel uitmaken van de productieve activa van een landbouwbedrijf, zoals landbouwbedrijfsgebouwen, ten hoogste 60% van de subsidiabele uitgaven, mits de investering geen enkele stijging van de productiecapaciteit van het landbouwbedrijf meebrengt. 4. Overeenkomstig artikel 18 van de Verordening mag subsidie die op grond van dit artikel wordt verleend, niet worden gecumuleerd met andere overheidssubsidies, noch met financiële bijdragen van de Gemeenschap in de zin van artikel 51 lid 1, tweede alinea van de POP-Verordening in verband met dezelfde in aanmerking komende kosten,indien een dergelijke cumulering ertoe zou leiden dat de steunintensiteit hoger is dan is vastgesteld in de Verordening. Artikel 15 – Tussenrapportage(s) 1. GS kunnen bij verlening van subsidies voorschriften stellen ten aanzien van (een) tussentijdse voortgangsrapportage(s) door de subsidieontvanger. 2. GS kan voor deze tussenrapportage(s) vormvoorschriften vaststellen. Artikel 16 – Bevoorschotting a. Zodra de subsidieaanvrager aantoont dat hij gestart is met de activiteiten kunnen GS op schriftelijk verzoek van de aanvrager een voorschot verstrekken van ten hoogste 50% van de verleende subsidie. b. Zodra de aanvrager heeft aangetoond dat de tot dan toe gedane uitgaven in relatie tot de totale uitgaven het percentage van het op basis van sub a. verstrekte voorschot hebben overstegen, kunnen GS op schriftelijk verzoek een tweede voorschot verstrekken tot ten hoogste 90%. c . De aanvra ag om een voorschot als bedoeld in sub 2 wordt begeleid door een tussenrapportage; in deze tussenrapportage wordt gerapporteerd op basis van de gegevens als bedoeld in de artikelen 9, lid 1 en 15. Artikel 17 – Aanvraag tot vaststelling van subsidie a. De inhoudelijke verantwoording betreft een beschrijving van de verrichte activiteiten en een opgave van de behaalde resultaten en effecten. b. De financiële verantwoording betreft een opgave van de werkelijke kosten en opbrengsten van de activiteit en een vergelijking met de hiervoor begrote bedragen. c . De inhoudelijke en financiële verantwoording moeten worden opgesteld overeenkomstig de ingediende subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 9. Artikel 18 – Vaststelling van subsidie Indien naar het oordeel van GS de resultaten van de gesubsidieerde activiteit niet of onvoldoende zijn behaald of de werkelijke kosten van de gesubsidieerde activiteiten lager of 6
de werkelijke bijdragen van derden of de overige aan de gesubsidieerde activiteit toe te rekenen inkomsten hoger zijn dan de begrote bedragen kan GS het subsidie lager vaststellen dan het verleende bedrag. Artikel 19 - Vervreemding 1. Indien het subsidie een bijdrage in een investering betreft, mag binnen een periode van 5 jaar na subsidiering niet zonder toestemming van GS worden vervreemd, bezwaard of aan de bestemming worden onttrokken. 2. GS kunnen voorschriften opleggen aan een toestemming tot het vervreemden, bezwaren of het onttrekken aan de bestaande bestemming. Artikel 20 - Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking een week na publicatie in het Provinciaal Blad. Artikel 21 - Citeertitel Deze regeling kan worden aangehaald als: “Uitvoeringsbesluit Subsidies Reconstructie Overijssel 2005”.
TOELICHTING 1.
Algemeen
Provinciale Staten hebben op 16 maart 2005 de Kaderverordening ‘Subsidies Landelijk gebied, reconstructie, grondaankopen EHS en soortenbescherming’ vastgesteld. In de kaderverordening hebben Provinciale Staten aangegeven voor welke activiteiten subsidie beschikbaar wordt gest eld. De wijze van uitvoering is in de kaderverordening gedelegeerd aan Gedeputeerde Staten. In dit uitvoeringsbesluit wordt voor het thema reconstructie aangegeven welke criteria Gedeputeerde Staten bij subsidieaanvragen hanteren, op welke wijze subsidie verstrekt wordt, de subsidiepercentages, etc. Deze subsidieregels vinden beleidsmatig hun oorsprong in het Reconstructieplan Salland Twente, dat Provinciale Staten in het najaar van 2004 hebben vastgesteld. Hierin is aangegeven op welke wijze de provincie een perspectiefvolle ontwikkeling van het reconstructiegebied Salland en Twente wil realiseren. Daarbij vormen goed ondernemerschap en het ontwikkelen van toekomstperspectief (bedrijfsontwikkeling) de centrale aandachtspunten. Ten behoeve van de ontwikkeling van het reconstructiegebied worden financiële middelen beschikbaar gesteld door het Rijk (VROM, LNV en Ven W en het doorsluizen van gelden van de Europese Unie) en de provincie. Dit Uitvoeringsbesluit heeft alleen betrekking op de provinciale middelen. Alle regels rond onze provinciale subsidieverstrekking zijn te vinden in de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening Overijssel 1997. 7
Aanvullend hierop hebben wij in de Kaderverordening Subsidies Landelijk Gebied Overijssel, reconst ructie, grondaankopen EHS en soortenbescherming, en in dit uitvoeringsbesluit een aantal bijzondere regels vastgesteld voor de subsidiëring van de activiteiten
2.
Toelichting per artikel
In artikel 1 worden de in dit uitvoeringsbesluit gehanteerde begrip pen gedefinieerd. In artikel 2 wordt geregeld dat GS jaarlijks vanaf 2007 een Uitvoeringsprogramma voor Reconstructie vaststellen, waarbij het Reconstructieplan Salland Twente en de Bestuursovereenkomst Reconstructie met de minister van LNV het uitgangspunt vormen. Bij vaststelling van dit Uitvoeringsbesluit stellen GS tevens een Uitvoeringsprogramma voor de jaren 2005 en 2006 vast. Daarna zal dit jaarlijks gebeuren. In artikel 3 is bepaald wie subsidie kan aanvragen. Dit is mogelijk voor overheden (niet zijnde ondernemingen), landbouwbedrijven en overige ondernemers. Ook samenwerkingsverbanden van deze categorieën kunnen subsidie aanvragen. Deze indeling houdt nauw verband met de Europese staatssteunregels. Voor deze categorieën gelden in verband hiermee verschillende subsidieregimes. Ook overheden kunnen soms aangemerkt worden als ‘onderneming’, namelijk wanneer en voorzover zij economische activiteiten uitoefenen. Het uitoefenen van zogenaamde “publieke taken” is geen economische activiteit; een overheid is in dat kader dus niet als onderneming aan te merken. In artikel 4 zijn de subsidiecriteria vastgelegd. Centraal criterium om voor subsidie in aanmerking te komen is dat de activiteit binnen het uitvoeringsprogramma reconstructie moet passen. De activiteit moet op enigerlei wijze een relatie hebben met de doelstellingen, zoals geprogrammeerd in dit Uitvoeringsprogramma. Daarnaast zijn er nog aantal andere subsidiecriteria geformuleerd, waaronder in sub c dat de activiteit uitvoeringsgereed moet zijn. Dit betekent onder andere dat de benodigde vergunningen c.q. ontheffingen of anderszins toestemmingen moeten zijn verleend. In sub e van artikel 5 is geregeld dat de financiering van de activiteit geregeld moet zijn. Hiermee wordt bedoeld dat de cofinanciering van de activiteit geregeld dient te zijn en de begroting sluitend dient te zijn. Een en ander in overeenstemming met artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie, Publ. 2004, L1/1. In artikel 5, eerste lid is geregeld dat voor subsidieverlening aan landbouwbedrijven wordt aangesloten bij Verordeningen (EG) 1/2004, waarin voor steun aan landbouwbedrijven precieze regelingen zijn getroffen die rechtstreeks werken. Voor wat betreft de meest bepalende regels van de verordening (EG) 1/2004, zoals hoogte van de subsidieverlening voor verschillende subsidiecategorieën zijn deze verwerkt in artikel 13. De overige bepalingen (artikelen 1 tot en met 5, 7 en 17 tot en met 19) zullen we direct toepassen bij de subsidieverlening aan landbouwbedrijven. In lid 2 van artikel 5 is –overeenkomstig Europese regelgeving bepaald dat op het moment van indiening van de aanvraag betreffende een investering de economische levensvatbaarheid van een landbouwbedrijf dient te worden aangetoond. De criteria die de levensvatbaarheid aantonen zijn dezelfde criteria als die de rijksoverheid hanteert De aanvraag voor een subsidie voor investeringen moet vergezeld gaan van een verbeteringsplan bestaande uit: • een beschrijving van de huidige situatie van de betrokken bedrijven; • een beschrijving van de beoogde structuurverbetering van de betrokken bedrijven na voltooiing van het plan; • een overzicht van de eventuele gevolgen van de structuurverbetering voor de personele bezetting; • een gespecificeerde begroting van de beoogde investeringen en een opgave van de financieringswijze van het plan; 8
• een verklaring van een financierende derde, niet zijnde bloed- of aanverwant, in het geval de investering waarvoor subsidie wordt aangevraagd door deze derde geheel of ten dele zal worden gefinancierd. Deze gegevens moeten worden beoordeeld door een onafhankelijke en voor dergelijke opdrachten gekwalificeerde derde. Door een accountant een goedkeurende accountantsverklaring over deze gegevens te laten verstrekken, is deze beoordeling gewaarborgd. Hieruit blijkt de haalbaarheid van de gewenste investeringen ook in relatie tot de levensvatbaarheid van de onderneming. Indien geen financieringsverklaring kan worden overgelegd, dient, teneinde inzichtelijk te maken dat het bedrijf waarvoor subsidie wordt aangevraagd levensvatbaar is, bij de aanvraag tot subsidieverlening een exploitatiebegroting te worden overgelegd over het boekjaar volgend op het jaar waarin de subsidieaanvraag plaatsvindt, alsmede een meerjarenbegroting over een periode van 5 jaar. Uit de exploitatiebegroting dient te blijken dat het eigen vermogen nadat de investering waarvoor de aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend, heeft plaatsgevonden, niet minder dan 15% van het totale vermogen uitmaakt. Tevens dient uit de door de aanvrager te overleggen gegevens te blijken dat het bedrijf waarvoor subsidie wordt aangevraagd gedurende de drie jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag, niet meer dan gedurende één jaar verlies heeft geleden. De Nederlandse autoriteiten hebben voor deze aanpak gekozen omdat derden (in het algemeen banken) in het algemeen slechts tot financiering van investeringen bereid zijn indien het bedrijf levensvatbaar is. Om de (kleine) categorie ondernemers die investeringen met eigen middelen financiert niet van subsidie uit te sluiten zijn voorwaarden geformuleerd voor bedrijven die niet over een financieringsverklaring beschikken. Ook hier is een goedkeurende accountantsverklaring vereist In artikel 5, lid 3 zijn – overeenkomstig de Europese regelgeving - de aanvullende subsidiecriteria voor subsidie landbouwbedrijf die betrekking hebben op investeringen voor verwerking en afzet van landbouwproducten geformuleerd. In dit kader dient de economische levensvatbaarheid van het landbouwbedrijf te worden aangetoond op het tijdstip van de indiening van de aanvraag en dient het bedrijf van de eindbegunstiigde van het subsidie te voldoen aan de minimumnormen op het gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn. In artikel 6 zijn aanvullende criteria opgenomen voor subsidieverlening aan overheden. Artikel 7 wordt de “de minimis”- regeling van de Europese Unie van toepassing verklaard op subsidieverlening aan ondernemingen, niet zijnde landbouwbedrijven. Subsidie kan slechts worden verleend ten behoeve van een onderneming of binnen de groep waartoe de onderneming behoort waarvoor op grond van andere niet door de Europese Commissie goedgekeurde steunmaatregelen in de voorafgaande drie jaar tot minder dan € 100.000,- - aan geldelijke bijdragen is verleend of zal worden verleend. Voorzover door verlening van de gevraagde subsidie het bedrag van € 100.000,-- zou worden overschreden, wordt het maximale subsidiebedrag dienovereenkomstig lager vastgesteld. Voor de beoordeling hiervan wordt gekeken naar de eindbegunstigde van de subsidie. In artikel 8 is geregeld dat voor het aanvragen van subsidie een voorgeschreven formulier gebruikt moet worden. Dit formulier is te vinden in het provinciale subsidieloket op de provinciale website. Het is van groot belang dat dit voorgeschreven aanvraagformulier wordt gebruikt, anders wordt de subsidieaanvraag namelijk niet in behandeling genomen Zoals in artikel 9 is opgesomd, moet een aantal stukken met de subsidieaanvraag worden meegestuurd, zoals onder andere: • een beschrijving van de te subsidiëren activiteiten.
9
• wat de resultaten en effecten van deze activiteiten zullen zijn, wanneer deze gerealiseerd zijn en hoe deze gemeten kunnen worden, niet alleen aan het eind van de rit, maar ook tussentijds • een gedetailleerde begroting van de kosten die met de gesubsidieerde activiteiten gepaard gaan. Voor de toepassing en beoordeling in het kader van artikel 7 hebben wij inzicht nodig in de bijdragen die de onderneming in de afgelopen 3 jaren heeft ontvangen van overheden. GS hebben hiervoor een model verklaring vastgesteld, die de aanvrager, indien het een onderneming betreft, met de subsidieaanvraag moet meezenden In artikel 10 is bepaald dat het hele jaar door subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. In artikel 11 is geregeld hoe de aanvragen in behandeling worden genomen. Daarbij geldt dat Gedeputeerde Staten de aanvragen in volgorde van binnenkomst behandelen. Op grond van de ASV moet op een subsidieaanvraag beslist worden binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn is ook in dit Uitvoeringsbesluit van toepassing, zodat zij niet opgenomen hoeft te worden. Artikel 12 gaat over welke kosten niet subsidiabel zijn en die dus ook niet in de begroting mogen zijn opgenomen. Wanneer dit wel het geval is worden ze bij de eventuele subsidieverlening buiten beschouwing gelaten. Artikel 13 regelt de hoogte van de subsidieverlening voor ondernemingen en overheden. Algemene regel is 50% van de werkelijk gemaakte kosten van de activiteit (het kan dus ook minder zijn). Hierin wordt tot uitdrukking gebracht, dat men nog andere financieringsbronnen moet aanboren, dan wel zelf een deel van de kosten moet dragen. Voor het beleidsveld landschap en cultuurhistorie bedraagt het maximale subsidiepercentage 75%. Dit heeft als achterliggende reden dat dergelijke activiteiten vanuit economisch perspectief geen of onvoldoende terugverdieneffect hebben. Stapeling met andere subsidies is niet uitgesloten, maar het totale subsidiebedrag kan nooit boven de totale kosten uitkomen, waarbij voor ondernemingen ook nog het maximum van de “de- minimis”- regel geldt. In artikel 14 wordt de hoogte van subsidieverlening voor landbouwbedrijven geregeld. Voor aanvragen van landbouwbedrijven ten behoeve van investeringen geldt een maximaal percentage van 40% van de subsidiabele kosten. De investering moet dan wel gericht zijn op een of meerdere genoemde doelstellingen. Voor aanvragen van landbouwbedrijven die betrekking hebben op investeringen ten behoeve van verwerking en afzet van producten geldt eveneens een maximaal percentage van 40% van de subsidiabele kosten. De in lid 2 genoemde subsidiabele kosten zijn in het kader van de EU- verordening 2004/1 omschreven. De navolgende kosten zijn subsidiabel: 1. de bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen; 2. de koop of huurkoop van nieuwe machines en nieuw materieel, met inbegrip van computerprogrammatuur, tot maximaal de marktwaarde van de activa; andere kosten in verband met huurkoopcontract zijn geen in aanmerking komende uitgaven; 3. algemene kosten, zoals kosten voor architecten, ingenieurs en adviseurs, haalbaarheidsstudies en voor het verkrijgen van octrooien en licenties tot maximaal 12% van de onder 1 en 2 bedoelde uitgaven. Voor activiteiten van landbouwbedrijven die vallen onder het beleidsveld Landschap en Cultuurhistorie voor wordt subsidie verleend tot maximaal 60% van de subsidiabele kosten. Dit is geregeld in lid 3. Achterliggende gedachte van dit afwijkende subsidiepercentage is, dat bij deze activiteiten economische overwegingen het bemoeilijken om andere partijen een grote financiële bijdrage te laten leveren aan de uitvoeringskosten. Bij dit beleidsveld moet gedacht worden aan activiteiten die betrekking hebben op herstel, zorg, en onderhoud van landschaps– en/of cultuurhistorische elementen. In lid 4 is aangegeven dat stapeling van deze subsidie met andere subsidies en/of bijdragen niet is toegestaan boven het de in dit artikel genoemde subsidiepercentages. Het totale 10
subsidiebedrag (ook uit andere regelingen) mag niet uitkomen boven de in dit artikel genoemde subsidiepercentages. Stapeling is dus alleen mogelijk, indien het totale subsidiebedrag niet boven de genoemde percentages uitkomt. In een aantal gevallen zullen wij tussentijds willen weten hoe bepaalde activiteiten zich ontwikkelen, welke voortgang er is bereikt, welke tussentijdse resultaten zijn behaald, of de activiteit nog op schema ligt en dergelijke. Daarom is in artikel 15 geregeld dat wij hierover in de beschikking voorschriften kunnen opnemen, bijvoorbeeld in welke vorm, op welke momenten en met welke frequentie deze rapportage moet worden ingediend. De ASV bepaalt dat bevoorschotting tot 90% mogelijk is, maar regelt niet hoe de wijze van bevoorschotting zal zijn. In artikel 16 wordt een algemene regel voor bevoorschotting vastgelegd. Kern daarvan is dat bij aanvraag een maximum van 50% van het subsidie als voorschot opvraagbaar is. Daarna is het nog één maal mogelijk een voorschot op te vragen. Dit voorschot gaat vergezeld van een tussenrapportage waarin de resultaten en/of effecten die bij de aanvraag zijn geformuleerd uitgangspunt zijn voor een tussentijdse beoordeling. Een tweede voorschot is verder nog afhankelijk van het tempo van besteding. Een subsidieaanvrager kan slechts twee keer een voorschot aanvragen, samen niet meer bedragend dan 90%. Nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn afgerond zal hierover verantwoording moeten worden afgelegd. Artikel 17 schrijft voor dat dit moet gebeuren in de vorm van een financiële en een inhoudelijke verantwoording. De gegevens moeten worden aangeleverd in dezelfde opzet als waarin ook de subsidieaanvraag is opgesteld. Dit vergemakkelijkt voor ons namelijk de beoordeling en verkort onze behandeltijd van de vaststelling van het subsidie. Op grond van de ASV moet de aanvraag tot vaststelling binnen 6 maanden na afronding van de activiteit worden ingediend. In artikel 18 zijn de aanleidingen opgesomd om het subsidie lager vast te stellen dan het verleende bedrag: ofwel de afgesproken resultaten zijn niet of onvoldoende gehaald, en/ of de werkelijke kosten vielen mee, en/of anderen hebben meer meebetaald dan begroot. In artikel 19 zijn nadere eisen geformuleerd aan vervreemding, bezwaring of de onttrekking aan de bestaande bestemming van de zaken, waar voor de investering daarvan subsidie is verstrekt. Dit kan niet zonder voorafgaande toestemming van GS. Aan deze goedkeuring kunnen voorschriften worden gesteld.
11
12
Uitvoeringsprogramma Reconstructie Overijssel in 2005-2006 (bedragen in 1000€) Provinciaal Thema Provinciaal Beleidsdoel
27-apr-05 Kosten
Prestatie
waarvan
2005-2006 Rijksregeling
Rijk
voorfinan-
int.gld.reco ciering
waarvan Provincie reco mid EU
Gemeente Waterschap Derden Opmerkingen
AVP doel 1. Proceskosten 1.1 Proceskosten algemeen 20 RO plannen facilitering en milieuvergunningen Reconstructie: Goede ruimtelijke structuur
toetsen
100
100
1 Regionale grondbank
150
150
Op grond van motie PS 16 sept 04 150
Initiatieven moeten in principe uit de markt komen In totaal zijn er 37 plan- en gebiedsuitwerkingen in het reconstructieplan opgenomen,
22 Plan- en gebiedsuitwerkingen
2.672
26 uitwerkingen Landbouw ontwikkelingsgebieden
2.100
2.004
334 1.600
334
die in de eerste jaren van de uitvoering worden opgestart en uitgevoerd
500
Voorfinancieringslasten zoals rente en capaciteit financieringslasten
3.5% gedurende ca 0.5 jaar. De extra capaciteit van DLG wordt later weer
DLG
455
Voorfinancieringslasten gemeenten
350
350
105
105
500
500
500
850
850
850
uitvoering reco
2.000
2.000
2.000
gebiedsteams
1.000
1.000
400
400
terugbetaald uit het rijksbudget. De provincie neemt de rentelast voor haar rekening
voorfinanciering 'oude' blokken Landinrichting binnen reconsructie 20 prestatieafspraken prov/gem. voor versnellling organisatie en communicatie
communicatiekosten
Een bijdrage van € 50.000 per gemeente per jaar/ bijdrage gemeenten afhankelijk van prestatie
400 In de loop van 2005 verwachten we op grond van plan- en gebiedsuitwerkingen integrale projecten nog voordat de uitwerking geheel is afgerond. Momenteel hebben we nog geen zicht op welke projecten dat zijn maar initiatieven willen we belonen.
projecten plan- en gebiedsuitwerkingen
5.000 PM (diverse)
pm
PM
5.000
5.000 pm
pm
pm
pm
Per project willen we met de partners overleggen welke bijdrage zij leveren.
2. Milieu en luchtkwaliteit 2.1 Verminderen geurgehinderden Voor oplossing van knelgevallen m.b.t. geuroverlast richten we ons in eerste instantie op ernstige situaties. Hierbij zijn twee mogelijkheden. Aanpak van de bron VIV, verwerving Milieu: verstoring landelijk gebied
3 knelgevallen ernstig stankgehinderden opgelost
1.500 (VROM / 10)
of wegnemen van het gehinderde object. De keuze wordt een afweging waarbij de 600
300
300
600
zonering een rol speelt.
2.2 Verminderen ammoniakbelasting De bedrijven zijn bekend. Bedrijven die ook grond hebben maken een integrale aanpak binnen het extensiveringsgebied mogelijk, waarbij ook andere bedrijven in Milieu: milieucondities EHS/VHR/NBwetgebieden
de omgeving ontwikkelingsmogelijkheden krijgen of ruimte voor nieuwe natuur reductie 43 Kton NH3 depositie (6 bedrijven)
3.900 VIV, verwerving
2.730
1.732
998
1.170
1.170
ontstaat. Vrije kavelruil of wettelijke herverkaveling inzetten als instrument
Groeps- of gebiedsuitwerkingen/14 bedrijven omschakelen/verbreden in ex.zone
Bedrijven met een intensieve tak in extensiveringgebieden bieden we ondersteuning 1.000 SGB
360
375
375
265 bij het zoeken naar alternatieve inkomensbronnen Bij milieumaatregelen wordt alleen bijgedragen aan de extra kosten boven de wettelijk voorgeschreven inspanning. Bij nieuwe produkten of produktiemethoden ligt dat anders. Hierbij is de bijdrage afhankelijk van het risico, maar bedraagt nooit
Toepassen innovatieve technieken bij 20 bedrijven in- en aanpassing milieucriteria landinrichting 2. Milieu: Water en bodemkwaliteit 2.5. Verbeteren kwaliteit oppervlakte water
500 SGB 69 Li
125
125
125
49
1
1
250 meer dan 75% van de kosten. 13
2
4
Provinciaal Thema Provinciaal Beleidsdoel
Kosten Prestatie
waarvan
2005-2006 Rijksregeling
Rijk
voorfinan-
int.gld.reco ciering
waarvan Provincie reco mid EU
Gemeente Waterschap Derden Opmerkingen Gemeenten hebben de beleidsopdracht de vuiluitstoot met 50% te verminderen. De bijdragen die hier worden aangegeven zijn bedoeld voor de extra kosten die worden gemaakt voor een bovenwettelijke opgave. Momenteel richten gemeenten
Milieu: milieucondities EHS/VHR/NBwetgebieden
SGB(VROM / 7, V&W / 15 ongezuiverde lozingen saneren
4.500 14)
zich vooral op afkoppelen van de afvoer van hemelwater. Hierdoor kan de 750
750
750
750
1.125
1.125
inspanning voor sanering van riooloverstorten te hoog zijn ingeschat. De bijdrage van de gemeenten is voor de eerste 2 jaar groot maar de bijdrage moet over 12 jaar worden verdeeld voor een reëel beeld. Enkele gemeenten leggen momenteel meer riolering aan dan wettelijk is voorgeschreven omdat de
aanleggen riolering buitengebied
44.000
44.000
aanlegprijzen momenteel lager liggen dan enkele jaren terug. Met deze post wordt ruimte geboden om op nieuwe integrale ontwikkelingen in te spelen. In het reconstructieplan is de Kaderrichtlijn water niet concreet vertaald in maatregelen maar is aangegeven dat bij meer duidelijkheid over de implementatie daaraan invulling wordt gegeven. Kansen die de reconstructie biedt t.a.v. de
Integrale projecten water o.a. anticiperen op de
implementatie van de kaderrichtlijn water moeten worden benut. Met deze post
Kaderrichtlijn water
2.000 PM (diverse)
2.000
2.000
pm
wordt hierop geanticipeerd.
150 ha. inrichten waterberging
4.000
2.500
2.500
3.941
2.365
1.206
10.000
750
750
1.500
3.000
3. Waterkwantiteit 3.1. Herstel veerkracht watersysteem Water: Versterken veerkracht regionaal watersysteem
1.500
105 km. Herinrichten waterlopen (herdimensioneren/waternood)
Afkoop opbrengstderving en inrichtingskosten 2,4,30,05 wateropgave/ Rijksbijdrage voor natuurinrichting en waterbeheer
18.469 Li + SGB
3.322
(antiverdroging)
3.4. Verbeteren afstemmen functies Water: Versterken veerkracht regionaal watersysteem
SGB (V&W / 14, 3000 ha. Aanpassen peilbesluit aan GGOR
6.000 VROM 10)
750
650
opdracht vanuit WB21ca. 10% van de oppervlakte reconstructiegebied
4. Natuur Hier is de gemiddelde oppervlakte aankoop grond opgenomen om de EHS doelstelling in 2018 te realiseren. Er is rekening gehouden met 40% particulier natuurbeheer. Per jaar kan de aankoop van grond variëren. Het is afhankelijk van het aanbod en de laatste jaren wordt steeds meer een beroep gedaan op de 4.1. Realiseren van PEHS (nieuwe natuur)
koopplicht van het rijk. Reguliere middelen voor de realisatie van de EHS, exclusief de oppervlakte nieuwe natuur in particulier natuurbeheer. Voor berekening is normbedrag van € 35.000 gebruikt. De aankoopprijs in dit deel van de provincie ligt hoger. In het UC moeten
Natuur: Realiseren EHS
520 ha. Aankoop nieuwe natuur
18.200 grondaankoop
17.325
875
hierover afspraken worden gemaakt. De provincie wil de deelname aan particulier beheer stimuleren met een speciale
stimuleren Particulier natuurbeheer
400
400
actie.
4.2. Verbinden van natuurgebieden grondverwerving (LNV Natuur: Verbinden van natuurgebieden
310 ha Aankoop robuuste verbindingen
10.850 / 2.11)
Reguliere middelen voor de realisatie van de EHS, exclusief de oppervlakte nieuwe 10.850
natuur in particulier natuurbeheer Het betreffen hier kleine voorzieningen die zo mogelijk worden aangepakt in
50 kleine faunaknelpunten opheffen 2 voorzieningen soortenbeleid (ecoducten)
500
375
1.100
413
125 335
combinatie met andere werkzaamheden
550
137
Dit zijn de grotere ingrepen zoals ecoducten e.d. Om nieuwe natuur te kunnen realiseren moet grond beschikbaar zijn en die moet ook nog op de goede plaats liggen. Om dat te realiseren is het instrument wettelijke herverkaveling nodig. Het overgrote deel van de nieuwe natuur in Overijssel wordt ook in de reconstructieperiode gerealiseerd met wettelijke herverkavelingen. Ook moeten aangegane verplichtingen op vervallen doelen worden nagekomen. In het
Nieuwe natuur 200 ha incl inpassingsmaatregelen 5.1. Behouden en verbeteren kwaliteit van het landschap
2.226 LI (LNV / 1.11)
1.442
84
84
281
169
250
eerstvolgende UC worden hierover afspraken gemaakt.
Provinciaal Thema Provinciaal Beleidsdoel
Kosten Prestatie
waarvan
2005-2006 Rijksregeling
Rijk
voorfinan-
int.gld.reco ciering
waarvan Provincie reco mid EU
Gemeente Waterschap Derden Opmerkingen Bij dit onderdeel wordt de landschappelijke inpassing van dorpen en kleinere woongemeenschappen op het platteland verbeterd. Het is een kwaliteitsverbetering
Landschap
5 plannen opstellen en uitvoeren dorpen in 't groen
225 LNV (1.13)
112
63
260
130
130
38
75
en moet bijdragen aan de bewustwording en de identiteitsversterking.
Opstellen en uitvoeren 5 landschapsontwikkelingsplannen
Bij ingrepen in het landschap zoals sloop van bedrijven, Rood voor Rood of 130
wettelijke herverkaveling wordt een landschapsontwikkelingsplan opgesteld. De rijksmiddelen worden ingezet in het nationaal landschap NOT. Het budget is nog niet vastgesteld op landelijk niveau. T.z.t. zijn ook de inzet van groen/blauwe diensten van essentieel belang voor de reralisatie van de nationale landschappen. We gaan er vooralsnog vanuit dat de groen/blauwe diensten via Programma Beheer ten laste komen van het rijk en buiten deze overeenkomst vallen. De provincie stelt
Grondverwerving, Li, Aanleggen en opknappen bestaande elementen 375 Landschap: Nationale landschappen
ha
geld beschikbaar via de ROLO-regeling. Dit wordt voor het reconstructiegebied
SGB, Bevedere
aangevuld uit extra budget. Bij voorkeur als basisinvestering ter stimulering van
2.500 (LNV/1.13)
1.250
1.250
1.250
groen/blauwe diensten door gemeenten en waterschappen. Een beeldkwaliteitsplan schept voor bewoners en bedrijven in het buitengebied duidelijkheid m.b.t. ontwikkelingsmogelijkheden. Voor het behoud en verbetering van de landschappelijke kwaliteit is bij de toetsing aan bestemmingsplannen een beeldkwaliteitsplan een flinke ondersteuning voor gemeenten. Vooral in gebieden met hoge landschappelijke waarden heeft een beeldkwaliteitsplan een flinke
3 beeldkwaliteitsplannen opstellen en uitvoeren
150
75
75
75
toegevoegde waarde. Hiervoor wordt de Rood voor Rood regeling ontworpen. Slopen is geen doel op
100 stallen landschapsontsierende (op)stallen
zich. Deze activiteit is kostenneutraal en levert een bijdrage aan de realisatie van
slopen
PM
meerdere reconstructiedoelen. Bij forse uitbreiding van de bedrijfsgebouwen of bij nieuwbouw is tegenwoordig een goede landschappelijke inpassing vereist. In het verleden is dat niet altijd het geval geweest. Om dat nu te herstellen kunnen bedrijven alsnog overgaan op
3 bedrijfsnatuurplannen (agrarische bedrijven) opstellen en uitvoeren
landschappelijke inpassing. Ze worden hierbij ondersteund in zowel ecologische als 34
17
17
17 financiële zin. De recreatie in Overijssel is sterk gekoppeld aan natuur en landschap. Recreatieondernemers onderkennen dat en willen ervoor zorgen dat ook het eigen bedrijfsterrein is ingepast in het landschap en zelfs bijdraagt aan de kwaliteit van dat landschap Hiertoe stellen zijn bedrijfsnatuurplannen op en voeren die ook uit. Dit vraagt soms forse investeringen. Het opstellen van het plan en het herinrichten
30 bedrijfsnatuurplannen recreatieondernemers
200
100
45
23
100
100 wordt ondersteund door de provincie. In twee van de drie reconstructiegebieden is een landschapszorgsyteem opgezet. In
Landschapszorgsyteem opstellen en uitvoeren Inpassingsmaatregelen 600 ha
893 Li
649
649
26
22 26
86
53
Salland moet dat nog gebeuren 79
5.2. Behouden en ontwikkelen van cultureel erfgoed De laatste jaren zijn er met ondersteuning vanuit de SGB verschillende landgoedvisies opgesteld. De visie draagt bij aan het behoud en verbetering van het culturele erfgoed op lange termijn. Hierbij wordt ook gekeken naar mogelijkheden van nieuwe inkomensbronnen. Momenteel wordt gewerkt aan de realisering. Er zijn nog veel landgoederen die geen ontwikkelingsvisie hebben. Nieuwe visies worden Landschap:
12 Landgoedvisies opstellen en uitvoeren
180
90
90 beschouwd als een gebiedsuitwerking en kunnen niet uit dit budget worden betaald.
Provinciaal Thema Provinciaal Beleidsdoel
Kosten Prestatie
waarvan
2005-2006 Rijksregeling
Rijk
voorfinan-
int.gld.reco ciering
waarvan Provincie reco mid EU
Gemeente Waterschap Derden Opmerkingen Zolang het rijk geen definitieve invulling heeft gegeven aan groene diensten moeten we kennis en ervaring opdoen met pilots. Ook wil de provincie de gemeenten stimuleren eventueel via fondsconstructies de groene diensten structureel vorm te geven. Groene diensten leveren kwaliteit aan natuur en landschap en zorgen voor
onderhoud landschap o.a. dmv groen/blauwe diensten 900 ha
goede kaders voor een duurzame landbouw. Waarschijnlijk worden de 10.000
pm
PM
2.500
2.500
7.500
groen/blauwe diensten geregeld met het instrument Programma Beheer.
6. Landbouw 6.1. Versterken en verbreden van de economische basis van de landbouw Dynamiek is een belangrijk speerpunt in het reconstructieplan. Hiervoor moeten nieuwe ontwikkelingen in gang gezet worden. Nieuwe ontwikkelingen m.b.t. productiemethoden en producten of productketens kunnen momenteel nog niet worden overzien. In de voortgangsoverleggen moet samen met het ministerie binnen een jaar invulling worden gegeven aan deze post zodat uitvoering in de Nieuwe oplossingen verbetering Duurzame Landbouw
productieomstandigheden
periode 2005-2006 nog mogelijk is. Indien de provincie er niet in slaagt deze 8.840 (LNV / 5.12)
5.340
100
5.240
500
3.000 middelen uitvoeringsgericht in te zetten zal het rijk het geld elders inzetten.
1 coördinator samenwerkingsverbanden aanstellen
160
80
80
200
200
200
80 streeksgewijs oppakken
stimuleren afzet keten biologische landbouwproducten
2,7,30,05 (DAB). Verbreding is een belangrijk instrument in extensiveringsgebied maar wordt ook ingezet in verwevingsgebied. De uitvoering ligt in belangrijke mate bij Stimuland.Een bedrijfsverbreding wordt altijd gestart met een totale Duurzame Landbouw: grondgebonden landbouw
bedrijfsdoorlichting. In de kostenpost zijn ook de investeringssubsidies opgenomen. 300 adviezen verbreden landbouw
1.100 SGB
600
200
300 Hierbij wordt ook geld uit de EU (POP) meegerekend De provincie richt zich met betrekking tot innovatie vooral op jonge agrariers. Te
innovatieprojecten met jonge agrarische ondernemers
denken valt aan brainstormachtige opzet om gezamelijk nieuwe ontwikkelingen in 500
500
500
gang te zetten.
6.2. Verbeteren van de externe productieomstandigheden Voor de verplaatsing van bedrijven uit extensiveringgebieden en het oplossen van (ernstige) stankoverlastsituaties is een coördinatiepunt intensieve veehouderij opgericht. Vanuit dit coördinatiepunt wordt begeleiding gegeven aan het Duurzame Landbouw: reconstructie
Coördinatiepunt Intensieve Veehouderij
260
130
130
130 verplaatsingsproces. In de reconstructie is gekozen voor clustering van de intensieve veehouderij, vooral in de varkenshouderij. Hiervoor moeten locaties worden ingericht in landbouwontwikkelingsgebieden. Omtrent dit project zullen nadere afspraken
1 cluster inrichten duurzame Intensieve
gemaakt moeten worden met LNV, voordat besloten wordt over de rijksbijdrage aan
Veehouderij
4.800
Aankoop grond; Revolving fund, 125 ha
4.500
1.400
1.400
400
400
1.500
1.500 dit project.
4.500 De reconstructiewet heeft doelstellingen die overeenkomen met de huidige landinrichtingswet voor wat betreft de landbouwstructuur. Het instrument wettelijke herverkaveling is daartoe het geëigende instrument. Lopende landinrichtingen
Duurzame Landbouw: grondgebonden landbouw
worden ook voor een deel ondergebracht in het reconstructieplan. De post is Kavelaanvaardingswerken 1000 ha
2.695 LI (LNV / 1.11)
1.752
99
99
345
200
299
inclusief bedrijfsverplaatsingen in het kader van herverkaveling. Structuurverbetering in de grondgebonden landbouw vindt ook plaats op basis van eigen initiatief en dus vrijwillig plaats. Dit is een goedkoop instrument en wordt door de provincie in het reconstructiegebied extra gepromoot. Wanneer dit goed gaat
550 ha. Vrijwilllige Kavelruil 7. Recreatie en Toerisme 7.1. Versterken van verblijfs- en dagrecreatiebedrijven
440 kavelruil (LNV / 1.11)
290
216
74
150
150
lopen kan dat een verlichting geven in de taakstelling wettelijke herverkaveling.
Provinciaal Thema Provinciaal Beleidsdoel
Kosten Prestatie
waarvan
2005-2006 Rijksregeling
Rijk
voorfinan-
int.gld.reco ciering
waarvan Provincie reco mid EU
Gemeente Waterschap Derden Opmerkingen De toegankelijkheid van recreatieve voorzieningen zijn van groot belang voor de orde en de beleving. Hiertoe worden o.a. aanlegplaatsen, P(arkeren) W(andelen)
20 voorzieningen realiseren (nieuwe) initiatieven Recreatie:
ondernemers
Routenetwerken (LNV /
F(ietsen) plaatsen, picknickplaatsen enz ingericht. Dit is een overwegend
150 1.15)
60
40
60
30
gemeentelijke cq regionale taak.
7.2. Vergroten van de belevingswaarde en toegankelijkheid van platteland Er worden zowel landelijke, provinciale als regionale routenetwerken voor fietsen, Routenetwerken (LNV / Recreatie: Landelijke routenetwerken
53 km recreatieve verbindingen aanleggen
wandelen, paarrijden en kanovaren ingericht. Dit moet leiden tot een samenhangend
2.977 1.15)
1.370
1.010
772
810
25 routenetwerk. De provincie coördineert daarin. Toerisme is een van de ‘nieuwe’ economische pijlers van het platteland. Om toerisme te stimuleren zijn niet alleen fysieke maatregelen nodig, maar is het ook nodig te investeren in de vermarkting (productontwikkeling en promotie) van het plattelandstoeristisch product. Het platteland moet toeristisch worden ‘verkocht’. Kernbegrippen hierbij zijn samenwerking, ketenvorming, professionalisering,
plattelandsontwikkeling
400
150
150
150
100 arrangementen, promotie. Momentum heeft als doel de ontwikkeling van vernieuwende uitvoeringen op het gebied van muziek, literatuur en poëzie op bijzondere historische locaties in het landelijk gebied. Locaties (landgoederen) die normaal niet toegankelijk zijn voor een breed publiek zodat het een exclusief karakter krijgt. Beoogde effecten zijn: verbreding cultuuraanbod en versterking culturele identiteit en economische groei
Momentum recreatieve voorzieningen, lopende verplichtingen
252 2.283 Li
1.497
127
47
83
83
25 290
165
100 landelijk gebied 248
8. Economische aspecten Sommige vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen zijn door ligging, staat van onderhoud en inrichting geschikt te maken voor andere bedrijfsactiviteiten. Vestiging van andere bedrijfsactiviteiten bevordert de werkgelegenheid op het platteland en 8.1. Behouden en bevorderen werkgelegenheid 75 VAB's hergebruiken
187
112
112
75
voorkomt onnodige kapitaalvernietiging. voorkomen van kapitaalvernietiging 2.7.10.15 / indienen voor ESF/Eual Hierbij dienen zich waarschijnlijk mogelijkheden aan voor de inzet van EU-middelen. Dit moet worden onderzocht . Gedacht wordt aan ESF/Eual middelen. Mogelijk dat hier de provinciale bijdrage kan vervallen
verbeteren arbeidsmarktpositie 150 uitstromende agrariërs
wanneer het rijk het gevraagde geld beschikbaar stelt. Misschien heeft het min. van 1.000
400
200
400
200 EZ middelen. O.m. ander perspectief voor vrouwen. 2.7.10.10 Voor behoud van arbeidsplaatsen op het platteland zijn investeringen en nieuwe bedrijfsactiviteiten nodig. Stoppende boeren moeten een locatie hebben voor een nieuwe bedrijfsactiviteit als het eigen bedrijfsgebouw daartoe niet geschikt is of niet juist is gesitueerd. Mogelijkheden voor kleinschalige bedrijfsvestiging dichtbij verlagen de drempel en brengt toch de benodigde dynamiek. Mogelijk dat een
Ontwikkelen 3 kleinschalige bedrijfslocatie bij kleine 8.2. Bevorderen samenhang van de regionale economie kernen
beperkt aantal terreinen verspreid over het reconstructiegebied voldoende is. In het 900
450
450
kader van bedrijvigheidplannen gemeenten 2.7.10.10 Investeringen ten behoeve van het kwaliteitsverbeteringaanbod (op basis
1 Stimuleringsregeling MKB
500
75
80
35
500
250
50
375 van de KITO-systematiek, zie recreatie)
9. Sociale aspecten 2.8.30.60 Cultureel erfgoed Ondersteuning opknappen en nieuwe economische 9.1. Bevorderen van initiatieven van onderop
2 plannen Cultureel ondernemerschap
35
45
500 aansluitingen buitengebied ICT voor hulpverlening
ondernemingen vestigen in cultuurhistorische objecten. Onder voorwaarde dat de bijdrage mogelijk is uit het actieprogramma Breedband 250 Overijssel 2.8.00.70 beleidskader welzijn (Equivalent) Mensen met parttimerbanen potentiële werknem(ste)rs voor parttime werk bij elkaar brengen zodat kinderopvang of zorg
2 plannen Taakcombineerders
225
75
75
75 kan worden gecombineerd met een betaalde baan buiten de deur. 2.8.60.50 zorginfrastructuur Verbreden van de bestaand landbouwbedrijf met een
5 Zorgboerderijen gehandicapten
675
225
75
225
225 zorgtak voor gehandicapten.
Provinciaal Thema Provinciaal Beleidsdoel
Kosten Prestatie
waarvan
2005-2006 Rijksregeling
Rijk
voorfinan-
int.gld.reco ciering
waarvan Provincie reco mid EU
Gemeente Waterschap Derden Opmerkingen 2.8.80.50 jeugdzorg Verbreden van een bestaand landbouwbedrijf met een tak voor
5 Zorgboerderijen jeugdzorg
675
300
150
225
150 jeugdzorg 2.8.00.70 beleidskader welzijn In een integrale benadering wordt het voorzieningen niveau van platteland in stand gehouden. Onderdeel daarvan is het maken van combinaties van voorzieningen op plattelandsscholen met kinderopvang. Hierdoor kan deskundigheid en werkgelegenheid worden behouden of worden gecreëerd die heel goed is in te vullen in parttime. Combinaties met het punt taak-combineerders
9.2. Bundelen en realiseren van voorzieningen 4 locaties Bundeling onderwijs en kinderopvang
500
260
240
ligt hier voor de hand 2.8.00.70 beleidskader welzijn Bundelen van voorzieningen waardoor het voorzieningenpeil op het platteland op niveau kan worden gehouden. Bij deze maatregel moet ook worden nagegaan of door de inzet van de regeling Rood voor Rood het merendeel van de kosten kunnen worden gedekt. Hierbij zijn projecten
4 multifunctionele basisvoorzieningen
13.000
3.000
1.500
3.250
6.750 bedoeld als Notter (integraal). Projecten moeten geval voor geval worden bekeken. 2.8.60.50 zorginfrastructuur In een integrale benadering is aandacht voor het voorzieningen niveau op het platteland. Zorg is zeker voor het platteland waar de gemiddelde leeftijd vaak aan de hoge kant is, een belangrijk item. Door bundeling
9.3. Bevorderen streekidentiteit
3 Zorgposten
1.275
150
1 bezoekerscentrum realiseren op een bedrijf
2.250
1.125
75
375
750 van zorg kan zorg dicht bij de gebruiker worden gehouden. 1.125 2.8.00.70 beleidskader welzijn (OVKK + SPIL) In de kleinere gemeenschappen en dorpen zijn vaak dorpsorganisaties aanwezig, die door de veranderingen op het platteland draagvlak verliezen terwijl ze voor de leefbaarheid van groot belang zijn. In het kader van een integrale aanpak in deelgebieden waarbij voorzieningen op niveau moeten worden gehouden is het belangrijk voldoende draagvlak onder de voorzieningen te hebben. Dorpsorganisaties maken vaak gebruik van die voorzieningen. Ondersteuning kan de doorslag zijn de voorzieningen nog langdurig
20 dorpsorganisaties ondersteunen
200
75
16 x Ondersteunen gemeentelijk vrijwilligersbeleid
150
75
125 25
in stand te houden.
75
2.8.00.70 beleidskader welzijn Het betreffen projecten die de drie basis elementen uit de reconstructie inhouden; dat betekent projecten met aantoonbare fysieke- sociale en economische gevolgen voor het platteland. Voor financiering worden ook middelen verwacht vanuit de reguliere
integrale projecten leefbaarheid platteland
3.500
3.500
3.500
portefeuilles. In de post intensieveringsmiddelen rijk zit € 3.9 mln. uit een apart budget bij het rijk ook afkomstig uit de intensiveringsgelden. De gemeentelijke bijdrage valt fors uit door de hoge investering in rioolaanleg in het buitengebied. Het bedrag moet over 12 jaar worden verdeeld. Hiermee komt de gemeentelijke bijdrage in 2005-2006 neer
204.102
Eindtotaal
52.185
2.698
8.711
47.593
32.482
9.266
62.225
112
450
16.976
15.857 op 13 % en zijn de relatieve bijdragen van anderen hoger.
rijksbijdrage op basis van particuliere initiatieven, niet opgenomen in de bestuursovereenkomst Landschap en cultuurhistorie
75 cultuurhistorische elementen herstellen
1.350 Belvedere
150
600
180
180
38
RSBP, Biologische landbouw
Bevorderen biologische landbouw bij 100 bedrijven
saneren waterbodems
1.800 omschakelregeling 4.500 Min V&W
4.050
particulier beheer EHS en robuuste verbindingen (waardecompensatie)
16.050 programma beheer
16.050
inrichten natuur en verbindingszones
13.360 programma beheer
13.360
revitaliseren bestaande bedrijfslocaties duurzaam
900 min EZ
ontwikkelen en realiseren Belvedere projecten
52 Belvedere Kwaliteitsimpuls Toerisme Overijssel 75 adviezen Sociale hulpverlening aan agrariers
22.500 300.000 min. EZ 750
1.440
225
225
225
225
3.700
1.150
42 400 750
225
225 11 17.250 vervolg SEP
Provinciaal Thema Provinciaal Beleidsdoel
Kosten Prestatie
2005-2006 Rijksregeling 61.262
Totaalkosten Plan
265.364
waarvan Rijk 35.207
voorfinan-
int.gld.reco ciering
waarvan Provincie reco mid EU
Gemeente Waterschap Derden Opmerkingen
4.705
1.487
900
225
18.739
52.298
10.753
63.125
17.201
34.596