RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 27 mei 2002 (04.06) (OR. en)
B PU
9143/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0241 (COD)
LI
LIMITE
C
TRANS 149 SOC 265 CODEC 633
RESULTAAT BESPREKINGEN van: de Groep landtransport d.d.: 21 mei 2002 nr. vorig doc.: 8641/02 TRANS 128 SOC 228 CODEC 547 nr. Comv.: 12934/01 TRANS 161 SOC 384 CODEC 1026 Betreft: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer
Hierbij gaat het resultaat van de besprekingen van de groep van 21 mei 2002.
Wijzigingen van de tekst ten opzichte van bovengenoemd document zijn vet gedrukt, schrappingen zijn aangegeven met [...].
_______________
9143/02
ser/PM/hd DG C IV
Conseil UE
1
NL
BIJLAGE
OntwerpVERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer *
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 71, gezien het voorstel van de Commissie 1, gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité 2, gezien het advies van het Comité van de Regio's 3, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag 4,
overwegingen: p.m.
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
*
1 2 3 4
DK, GR, I, A, P, FIN en UK maken een algemeen studievoorbehoud bij het Commissievoorstel; DK en UK maken tevens een algemeen voorbehoud voor behandeling door het parlement. PB C ... PB C ... PB C ... PB C ...
9143/02 BIJLAGE
ser/PM/hd DG C IV
2
NL
HOOFDSTUK I Inleiding
Artikel 1
Bij deze verordening worden de voorschriften vastgesteld voor de rijtijden, de onderbrekingen en de rusttijden van bestuurders in het goederenvervoer en personenvervoer over de weg, teneinde de mededingingsvoorwaarden te harmoniseren en de arbeidsomstandigheden en de verkeersveiligheid te verbeteren. Artikel 2 5
1. Deze verordening is van toepassing op vervoer over de weg als omschreven in artikel 4, lid 1:
a)
van goederen door voertuigen waarvan het toegestane maximumgewicht, dat van de aanhangwagens 6 of opleggers inbegrepen, meer dan 3,5 ton 7 bedraagt; of
b)
van personen door voertuigen die volgens hun bouwtype en uitrusting geschikt zijn om meer dan negen personen, de bestuurder daaronder begrepen, te vervoeren en die daartoe zijn bestemd;
2. Deze verordening is van toepassing op het in lid 1 bedoelde wegvervoer dat uitsluitend binnen de Gemeenschap plaatsvindt.
3. In plaats van de onderhavige voorschriften is de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) van toepassing wanneer dit vervoer gedeeltelijk buiten de Gemeenschap plaatsvindt.
5 6
7
A maakt een studievoorbehoud bij artikel 2. DK, FIN, S en UK: voor aanhangwagens een minimumdrempel van 750 kg invoeren. Het bepaalde onder a) zou als volgt worden gelezen: "a) ... dat van aanhangwagens met een gewicht van meer dan 750 kg inbegrepen...". B en F: de drempel van 3,5 ton schrappen voor internationaal vervoer voor rekening van derden.
9143/02 BIJLAGE
ser/PM/hd DG C IV
3
NL
[…]
4. Dit artikel is van toepassing ongeacht of dit vervoer plaatsvindt met motorvoertuigen die in een lidstaat zijn ingeschreven, dan wel met motorvoertuigen die zijn ingeschreven in een derde land. 8 Artikel 3 9
Onverminderd artikel 6, lid 6, is deze verordening niet van toepassing op vervoer met: […] 10
1)
voertuigen waarvan de […] toegelaten maximumsnelheid niet meer dan 30 km 11 per uur bedraagt;
2)
voertuigen die gebruikt worden door 12 de strijdkrachten, civiele bescherming, brandweer en korpsen voor de handhaving van de openbare orde ;
3)
voertuigen die gebruikt worden in noodsituaties of voor reddingsoperaties;
4)
gespecialiseerde voertuigen die gebruikt worden voor medische doeleinden en die eigendom zijn van, of zonder bestuurder worden gehuurd door de overheidsdiensten van de lidstaat; 13
8
9 10 11 12
13
Alle delegaties: studievoorbehoud bij het nieuwe tekst van het voorzitterschap voor de leden 3 en 4. B: algemeen voorbehoud bij artikel 3 cf. nieuw artikel 13, lid 1, sub a) D: liever "40" i.p.v. "30". NL, FIN en UK: " of onder toezicht van" toevoegen om de tekst in overeenstemming te brengen met de ontwerp-richtlijn betreffende de opleiding van beroepsbestuurders. ES, P en F verwerpen dit verzoek. DK: studievoorbehoud bij punt 4; wenst een andere formulering vanwege de situatie in Denemarken, waar particuliere ziekenvervoerders een contract hebben met de overheid.
9143/02 BIJLAGE
ser/PM/hd DG C IV
4
NL
5)
gespecialiseerde voertuigen voor het vervoer van circus- of kermismateriaal; 14 15
6)
gespecialiseerde voertuigen voor het wegslepen of repareren van defecte of bij een ongeval betrokken voertuigen, binnen een straal van 50 km 16 rond hun standplaats;
7)
voertuigen die op de weg worden getest in verband met technische verbeteringen, reparatie of onderhoud, en nieuwe of omgebouwde voertuigen die nog niet in het verkeer zijn gebracht;
8)
voertuigen die gebruikt worden voor niet-commercieel goederenvervoer voor privédoeleinden en waarvan het toegestane maximumgewicht, dat van de aanhangwagens of de opleggers inbegrepen, niet meer dan 7,5 ton bedraagt. Artikel 4
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities: 1)
"wegvervoer": iedere verplaatsing in lege of beladen toestand van een voertuig, bestemd voor het vervoer van personen of goederen, die geheel of gedeeltelijk over voor openbaar gebruik toegankelijke wegen plaatsvindt;
2)
"voertuig": motorrijtuig, trekker, aanhangwagen of oplegger, zoals hierna omschreven: -
"motorrijtuig": ieder voertuig, voorzien van een aandrijfmechanisme gewoonlijk gebruikt voor het vervoer van personen of goederen, dat zich op eigen kracht over de weg beweegt, niet zijnde een voertuig dat zich permanent over rails beweegt;
-
"trekker": ieder voertuig, voorzien van een aandrijfmechanisme, in het bijzonder gebouwd voor het trekken, duwen of in beweging brengen van aanhangwagens, opleggers, werktuigen of machines, dat zich op eigen kracht over de weg beweegt, niet zijnde een voertuig dat zich permanent over rails beweegt;
14
15 16
FIN en NL: de tekst van de punten 5 en 6 vervangen door die van artikel 2, onder g), van de ontwerp-richtlijn inzake de opleiding van beroepsbestuurders, die als volgt luidt: "g) voertuigen die materieel of uitrusting vervoeren die de bestuurder voor zijn werk nodig heeft, mits het rijden met het voertuig niet de voornaamste activiteit van de bestuurder is.”B, D, E, F en P: verwerpen deze tekst. P: studievoorbehoud bij punt 5. UK: "50 km" vervangen door "100 km" of punt 6 in artikel 13 onderbrengen.
9143/02 BIJLAGE
ser/PM/hd DG C IV
5
NL
-
"aanhangwagen": ieder voertuig, bestemd om aan een motorrijtuig of aan een trekker te worden gekoppeld;
-
"oplegger": aanhangwagen die geen vooras heeft en op zodanige wijze aan de trekker of het motorrijtuig wordt gekoppeld dat een belangrijk deel van zijn eigen gewicht en van het gewicht van zijn lading door de trekker of het motorrijtuig wordt gedragen;
3)
"bestuurder": iedere persoon die het voertuig bestuurt, zelfs gedurende een korte periode, of die zich in een voertuig bevindt om het in voorkomende gevallen te kunnen besturen;
3 bis) "besturen": iedere activiteit waarbij de bestuurder de bedieningsorganen van een bewegend voertuig bedient, ook als de beweging wordt onderbroken maar de bestuurder zich nog achter het stuur bevindt […];
4)
"onderbreking": periode waarin de bestuurder geen voertuig mag besturen, noch andere werkzaamheden mag verrichten;
17
5)
"andere werkzaamheden": iedere activiteit die geen rusttijd, onderbreking of besturen is. Van tevoren bekende wachttijden, als omschreven in artikel 15, lid 3, onder c), van Verordening (EEG) nr. 3821/85 18 [...] en niet aan besturen bestede tijd die in een voertuig in beweging, een veerboot of een trein wordt doorgebracht, evenals wachttijden aan grenzen en tengevolge van rijverboden worden niet als "andere werkzaamheden" beschouwd; 19 20
17
18 19
20
I: stelt voor om met het oog op de wijziging van artikel 6 en artikel 8 een nieuwe definitie in te voeren: "4 bis "microverplaatsing": iedere incidentele verplaatsing die naar duur en afstand kan worden gelijkgesteld met een manoeuvre". In artikel 6 wordt na lid 1 het volgende lid ingevoegd: "Een microverplaatsing vormt geen rijtijd." In artikel 8 wordt na lid 1 het volgende lid ingevoegd: "Een microverplaatsing vormt geen onderbreking van de dagelijkse rusttijd." B, D, F, L, NL, P, A, S, UK en Cie: verwerpen dit voorstel, dat wel gesteund wordt door DK, E, GR, IRL en F. PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8. F stelt voor punt 5 de volgende tekst voor: "andere werkzaamheden": iedere activiteit anders dan besturen die in artikel 3 van Richtlijn 2002/15 als arbeidstijd wordt beschouwd. I, NL, A, P en S: studievoorbehoud bij punt 5.
9143/02 BIJLAGE
ser/PM/hd DG C IV
6
NL
6)
"rusttijd": ieder ononderbroken tijdvak waarin de bestuurder vrij over zijn tijd kan beschikken; 21
7)
"dagelijkse rusttijd": dagelijkse periode waarin de bestuurder vrijelijk over zijn tijd kan beschikken en die kan bestaan in een "normale dagelijkse rusttijd" of een "bekorte dagelijkse rusttijd";
-
"normale dagelijkse rusttijd":ononderbroken rusttijd van ten minste 12 uur 22;
-
"bekorte dagelijkse rusttijd":ononderbroken rusttijd van ten minste 9 uur doch minder dan 12 uur 23;
8) 24 "wekelijkse rusttijd": wekelijkse periode waarin de bestuurder vrijelijk over zijn tijd kan beschikken, en die kan bestaan in een "normale wekelijkse rusttijd" of een "bekorte wekelijkse rusttijd":
-
"normale wekelijkse rusttijd": ononderbroken rusttijd van ten minste 45 uur;
-
"bekorte wekelijkse rusttijd": ononderbroken rusttijd van ten minste 24 uur doch minder dan 45 uur, [welke niet wordt genomen op de normale standplaats van het voertuig of de bestuurder];
21
22
23
24
UK stelt volgende toevoeging voor: "Wachttijd als omschreven in het vorige lid en niet aan besturen bestede tijd die in een voertuig in beweging wordt doorgebracht, worden niet als rusttijd beschouwd." E: voorzien in de mogelijkheid om de normale dagelijkse rusttijd op te splitsen in een eerste periode van ten minste 3 uur en een tweede van ten minste 9 uur. DK, GR, I, NL, A, P, FIN en UK kunnen dit verzoek steunen. NL: is ook voorstander van de mogelijkheid om de normale dagelijkse rusttijd op te splitsen, maar voegt eraan toe dat deze 11 uur zou moeten bedragen. B, F, L, S en Cie zijn daarentegen tegen splitsing van de rusttijd. D: positief ten aanzien van het nieuwe punt 7 dat opsplitsing van de rusttijd voorkomt. Wenst evenwel dat de normale rusttijd wordt verkort van 12 tot 11 uur, en dat op een bekorte rusttijd van 9 uur een rusttijd van 12 uur volgt. NL : studievoorbehoud bij artikel 4, punt 8.
9143/02 BIJLAGE
ser/PM/hd DG C IV
7
NL
9)
"glijtijdenweek": een periode van [maximaal] 25 144 uur [tussen het einde van een wekelijkse rusttijd en het begin van de volgende wekelijkse rusttijd]; 26 27
10)
"dagelijkse rijtijd": totale bij elkaar opgetelde rijtijd tussen het einde van een dagelijkse rusttijd en het begin van de daarop volgende dagelijkse rusttijd of tussen een dagelijkse en een wekelijkse rusttijd;
11)
"wekelijkse rijtijd": totale bij elkaar opgetelde rijtijd gedurende een glijdende week;
12)
"toegestaan maximumgewicht": hoogst toelaatbare totaalgewicht van het rijklare voertuig, het laadvermogen daaronder begrepen;
13)
"geregelde passagiersdiensten": binnenlandse en internationale diensten als omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 684/92 van de Raad 28;
14)
"meervoudige bemanning": een bestuurder maakt deel uit van een meervoudige bemanning van een voertuig indien er zich gedurende elke rijtijd tussen twee opeenvolgende dagelijkse rusttijden of tussen een dagelijkse rusttijd en een wekelijkse rusttijd ten minste één andere bestuurder in het voertuig bevindt; Gedurende de gehele rijtijd wordt het voertuig door ten minste twee bestuurders bemand 29;
15)
"onderneming": elke natuurlijke persoon, rechtspersoon met of zonder winstoogmerk, vereniging of groep personen zonder rechtspersoonlijkheid en met of zonder winstoogmerk, alsmede elke van de overheid afhankelijke openbare instantie, met of zonder eigen rechtspersoonlijkheid, dan wel afhankelijk van een autoriteit met rechtspersoonlijkheid.
25
26
27 28
29
Cie: "maximaal" schrappen; een "glijtijdenweek" zou in de hele tekst moeten worden gedefinieerd als "een periode van 144 uur". I: in artikel 4 ook het begrip "week" definiëren, zoals in de richtlijn betreffende de arbeidstijd (2002/15/EG). B en F: voorbehoud bij punt 9. PB L 74 van 20.03.1992, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 11/98 van de Raad (PB L 4 van 8.1.1998, blz. 1). I, NL en P: studievoorbehoud bij de verplichte aanwezigheid van twee bestuurders gedurende de gehele rijtijd.
9143/02 BIJLAGE
ser/PM/hd DG C IV
8
NL
HOOFDSTUK II Bemanning, rijtijden, onderbrekingen en rusttijden [Artikel 5] 30 Artikel 6 31 1. De dagelijkse rijtijd mag niet meer bedragen dan negen uur. 32
Tijdens een glijtijdenweek mag de dagelijkse rijtijd echter worden verlengd tot ten hoogste 10 uur, doch niet meer dan twee keer in een glijtijdenweek. 33
[...] 2. [De rijtijd gedurende een glijtijdenweek mag niet langer dan 56 34 uur duren.]
3. De totale bij elkaar opgetelde dagelijkse rijtijd gedurende […] een periode van 336 uren mag niet meer bedragen dan 90 35 uur.
4. De dagelijkse en wekelijkse rijtijd omvat alle rijtijd binnen het grondgebied van de Gemeenschap of van een derde land.
5. [...] Wanneer een bestuurder van een voertuig dat onder deze verordening valt, tussen twee opeenvolgende dagelijkse rusttijden of tussen een dagelijkse en een wekelijkse rusttijd tevens:
30
31
32 33 34 35
De Commissie is tegen de schrapping van artikel 5, omdat het communautair acquis moet worden beschermd. F: algemene opmerking voor bepalingen die direct of indirect de arbeidsomstandigheden van bestuurders betreffen: een nieuwe regeling mag uiteindelijk geen slechtere arbeidsomstandigheden afleveren dan de vigerende verordening (bescherming van het sociale acquis). DK: de dagelijkse rijtijd vaststellen op 10 uur [per periode van 24 uur] [per kalenderdag]. B: voorbehoud bij artikel 6, lid 1. B en F: "56" liever vervangen door "45"; F: heeft het liever over een kalenderweek. B en F: "90" liever vervangen door "80"; F: heeft het liever over twee kalenderweken.
9143/02 BIJLAGE
ser/PM/hd DG C IV
9
NL
i)
een voertuig bestuurt dat onder de uitzonderingen van artikel 3 of de ontheffingen van artikel 13 en 14 valt, en/of;
ii)
een vrachtwagen van minder dan 3,5 ton bestuurt, en/of;
iii)
een voertuig bestuurt waarop deze verordening anders van toepassing zou zijn, of een voertuig als genoemd onder de punten i) en ii) hierboven, tijdens een reis die niet op de openbare weg plaatsvindt,
wordt voor de toepassing van de artikelen 4 en 6 de totale rijtijd berekend op basis van de maximale dagelijkse en wekelijkse rijtijd, en met de hand in een verslag of op een print geregistreerd". 36
Artikel 7 1. Na ten hoogste 3 uur rijden moet de bestuurder een onderbreking van ten minste 30 minuten 37 in acht nemen, tenzij de bestuurder aan een rusttijd begint.
2. [...] Een werkonderbreking mag echter ook na meer dan drie uur en ten hoogste 4,5 uur rijden worden genomen, mits die werkonderbreking tot ten minste 45 minuten wordt verlengd, tenzij de bestuurder aan een rusttijd begint. Artikel 8 38
1. Een bestuurder moet dagelijkse en wekelijkse rusttijden nemen.
2. Een bestuurder moet een nieuwe dagelijkse rusttijd nemen uiterlijk 24 uur na het einde van de vorige dagelijkse of wekelijkse rusttijd.
36 37
38
F: studievoorbehoud bij lid 5. I, NL en FIN wensen behoud van de huidige regeling, waarin een onderbreking kan worden vervangen door onderbrekingen van elk ten minste 15 minuten. P: studievoorbehoud bij deze tekst F: studievoorbehoud bij artikel 8
9143/02 BIJLAGE
ser/PM/hd DG C IV
10
NL
Indien het gedeelte van de dagelijkse rusttijd dat binnen de vereiste periode van 24 uur valt ten minste 9, doch niet meer dan 12 uur omvat, wordt deze dagelijkse rusttijd als een bekorte dagelijkse rusttijd aangemerkt. 39 3. Een bestuurder mag per glijtijdenweek ten hoogste drie 40 keer een bekorte dagelijkse rusttijd hebben. 4. In afwijking van lid 2 geldt dat een bestuurder die deel uitmaakt van een meervoudige bemanning, een nieuwe dagelijkse rusttijd moet nemen binnen 30 uur na het einde van een dagelijkse rusttijd. 41 5. Een bestuurder moet uiterlijk 13 achtereenvolgende periodes van 24 uur na het einde van de vorige normale wekelijkse rusttijd aan een nieuwe normale wekelijkse rusttijd beginnen. 6. Dagelijkse en 42 wekelijkse 43 rusttijden mogen in een voertuig worden doorgebracht indien dit is uitgerust met een bed [...] en het voertuig stilstaat. 44 Artikel 9 1. In afwijking van artikel 8 mag, wanneer een bestuurder een voertuig begeleidt dat per veerboot of trein wordt vervoerd, en op voorwaarde dat hij een normale 45 dagelijkse rusttijd neemt, die rusttijd hooguit tweemaal 46 worden onderbroken door andere werkzaamheden die niet langer dan één uur duren.
39
40 41 42 43 44
45 46
F: merkt in het licht van zijn algemeen bezwaar (zie voetnoot 31) op dat de totale compensatie die uit hoofde van de vigerende verordening wordt toegekend, ruimer is dan deze verlenging van 11 tot 12 uur. Om het beschermingsniveau van de bestuurders niet te verlagen, moet het aantal rusturen hetzelfde zijn als het aantal dat uit hoofde van de vigerende verordening wordt toegekend. Artikel 8, lid 3, moet bepalen dat een bestuurder niet meer dan twee keer een bekorte dagelijkse rusttijd mag hebben in plaats van drie keer. Bovendien moet aan artikel 9 de volgende alinea worden toegevoegd: "De normale dagelijkse rusttijd die aldus wordt onderbroken, wordt met twee uur verlengd." B: ook "drie" vervangen door "twee". I: studievoorbehoud bij lid 4. UK: stelt bij wijze van compromis voor hier "bekorte" in te voegen. Verscheidene delegaties steunen dit voorstel. B en F: voorbehoud bij lid 6; "en wekelijkse" schrappen. I en NL: studievoorbehoud; de bijrijder zou gezien de uitstekende voorzieningen in moderne vrachtwagens, in elk geval tot op zekere hoogte (bv. 50%), de mogelijkheid moeten hebben om zijn dagelijkse rusttijd in een bewegend voertuig te nemen. Verscheidene delegaties (A, B, F, L en UK) en de Commissie waren tegen een dergelijke mogelijkheid. P: studievoorbehoud bij deze mogelijkheid. NL: "normale" schrappen. F: voorbehoud bij "tweemaal": er zou niet meer dan één onderbreking mogen zijn.
9143/02 BIJLAGE
ser/PM/hd DG C IV
11
NL
2. Tijdens de normale dagelijkse rusttijd zoals bedoeld in lid 1 moet de bestuurder kunnen beschikken over een bed of slaapbank.
HOOFDSTUK III Aansprakelijkheid van de onderneming
Artikel 10
1. Een onderneming mag bestuurders niet betalen, zelfs niet wanneer dit geschiedt in de vorm van premies of loontoeslagen, naargelang van de afgelegde afstand en/of de hoeveelheid vervoerde goederen [als hiermee de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht].
2. Een onderneming organiseert het werk van de bestuurders zodanig dat deze de bepalingen van hoofdstuk II van deze verordening en van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad kunnen naleven. Een onderneming moet de bestuurders naar behoren instrueren en dient daartoe regelmatig te controleren of het bepaalde in hoofdstuk II van de onderhavige verordening en in Verordening (EEG) nr. 3821/85 wordt nageleefd.
3. Elke lidstaat kan aan een onderneming en/of aan een bestuurder een boete opleggen voor elke overtreding van de bepalingen van deze verordening, die op zijn grondgebied is […] geconstateerd en waarvoor nog geen sanctie is toegepast, ook als die op het grondgebied van een andere lidstaat of een derde land is begaan.
De lidstaten houden terdege rekening met elk door de onderneming en/of de bestuurder geleverd bewijs dat op een overtreding reeds een sanctie is toegepast of dat een overtreding reeds gerechtelijk wordt vervolgd. 47
4. Tenzij het tegendeel wordt bewezen, zijn ondernemingen die in een lidstaat zijn gevestigd aansprakelijk voor overtredingen zoals bedoeld in lid 3, die in hun belang zijn begaan door een bestuurder. 48
47 48
D, A en P: studievoorbehoud bij lid 3. D en P: studievoorbehoud bij lid 4.
9143/02 BIJLAGE
ser/PM/hd DG C IV
12
NL
5. Een bestuurder die in dienst is bij of opdrachten uitvoert voor meer dan een onderneming, moet elke onderneming die informatie verschaffen die deze nodig heeft om te voldoen aan hoofdstuk II.
6. Een vervoersonderneming die voertuigen exploiteert die zijn uitgerust met een controleapparaat dat beantwoordt aan de omschrijving in Bijlage 1 (B) van Verordening (EEG) nr. 3821/85, als gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2135/98 en die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen zorgt ervoor dat: i)
alle relevante gegevens van het voertuig om de [drie] maanden worden overgebracht, dan wel vaker opdat alle activiteiten die door of voor deze onderneming zijn verricht, worden overgebracht;
ii)
de bestuurderskaart om de [21] dagen wordt overgebracht, dan wel vaker opdat alle activiteiten die door of voor deze onderneming zijn verricht, worden overgebracht;
iii)
alle overgebrachte gegevens van zowel de voertuigen als de bestuurderskaarten minstens twaalf maanden worden bewaard; als een controlerende functionaris erom verzoekt moeten die gegevens bij het bedrijfsterrein hetzij direct, hetzij op afstand toegankelijk zijn. 49
HOOFDSTUK IV Ontheffingen Artikel 11 50 Iedere lidstaat kan hogere minima of lagere maxima toepassen dan die welke in de artikelen 6 tot en met 9 zijn vastgesteld. De bepalingen van deze verordening blijven evenwel van toepassing op bestuurders die met in een andere lidstaat ingeschreven voertuigen grensoverschrijdend vervoer verrichten.
49 50
Studievoorbehoud van alle delegaties bij het voorstel van UK voor lid 6. I wenste dat dit artikel wordt geschrapt, omdat het in tegenspraak is met het hoofddoel van dit voorstel, nl. de harmonisatie van de mededingingsvoorwaarden (zie 1e overweging).
9143/02 BIJLAGE
ser/PM/hd DG C IV
13
NL
Artikel 12 Mits de verkeersveiligheid niet in gevaar komt en teneinde een geschikte stopplaats te kunnen bereiken, mag de bestuurder afwijken van de bepalingen van de artikelen 6 tot en met 9, voorzover zulks nodig is om de veiligheid van personen het voertuig of de lading te waarborgen. De bestuurder moet aard en reden van een dergelijke afwijking aantekenen hetzij op het registratieblad van zijn controleapparaat, hetzij op een door dat toestel afgedrukt document, hetzij in het dienstrooster. Artikel 13 51 52 53 1. Mits geen afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen van artikel 1, mag elke lidstaat voor zijn eigen grondgebied of, met instemming van de betrokken staat, voor het grondgebied van een andere lidstaat ontheffing verlenen van de artikelen 5 tot en met 9 voor vervoer dat wordt verricht met:
51
52
53
B maakte een algemeen voorbehoud ten aanzien van het beginsel van nationale ontheffingen in dit artikel. DK en UK: voorbehoud bij schrapping van de ontheffing van artikel 13, onder a), van Verordening (EEG) nr. 3820/85 voor minibussen. Na de vergadering stelde UK voor om een nieuw artikel 13, punt i) toe te voegen: "voertuigen met 10 tot 17 zitplaatsen die gebruikt worden voor niet-commercieel personenvervoer" en gaf daarbij de volgende toelichting: 1. In het VK worden een groot aantal minibussen zonder winstoogmerk geëxploiteerd door vrijwillige en gemeenschapsorganisaties. Deze organisaties bieden een scala aan belangrijke diensten aan voor mensen met beperkte mobiliteit, ten gevolge van leeftijd, handicap, armoede, leven als alleenstaande op het platteland of in de stad. Daarnaast dragen die diensten bij tot sociale en economische revitalisering en tot de ontwikkeling van de gemeenschap door mensen toegang te bieden tot activiteiten en onderwijsmogelijkheden. 2. Het sociale belang van de dienst die vrijwillige en gemeenschapsorganisaties in het VK leveren is reeds door de Europese Unie erkend in de vorm van een vrijstelling van het vereiste in de tweede EG-richtlijn vergunning bestuurders (1997) voor minibussen van maximaal 3,5 ton die door verenigingen zonder winstoogmerk voor liefdadigheidsdoeleinden worden gebruikt. 3. Van de 100.000 in het VK geregistreerde minibussen, schatten wij dat er ongeveer 40.000 door vrijwillige en gemeenschapsorganisaties worden geëxploiteerd. Die maken per jaar gebruik van ongeveer 100.000 vrijwillige bestuurders. Naar schatting 1 miljoen mensen zijn grotendeels afhankelijk van vrijwillige en gemeenschapsdiensten, nog eens 3 miljoen mensen maken incidenteel van die diensten gebruik. 4. Het VK pleit niet tegen de opname van de gereden uren en de voorschriften m.b.t de tachograaf in de werkingssfeer van de richtlijn voor commercieel geëxploiteerde minibussen. p.m.: A, DK, FIN, I, IRL, L, S en UK: de in artikel 3, punt 1, bedoelde ontheffing bij de nationale ontheffingen van artikel 13 onderbrengen.
9143/02 BIJLAGE
gar/PM/td DG C IV
14
NL
a)
voertuigen die gebruikt worden voor geregeld personenvervoer waarbij het traject niet meer dan 50 kilometer bedraagt;
b)
voertuigen van, of zonder bestuurder gehuurd door, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat voor vervoer over de weg dat de particuliere vervoersondernemingen niet beconcurreert;
c)
voertuigen die door landbouw-, tuinbouw-, bosbouw- of visserijbedrijven gebruikt worden voor het vervoer van met hun activiteit verband houdende goederen, voor ritten binnen een straal van 50 km rond de vestigingsplaats van het bedrijf;
d)
voertuigen die gebruikt worden voor het ophalen van melk op de boerderijen en het terugbrengen van melkbussen of zuivelproducten voor de veevoeding naar de boerderijen binnen een straal van 50 kilometer rond de vestigingsplaats van het bedrijf. 54
54 55
e)
voertuigen waarvan het maximum toegestane gewicht, dat van de aanhangwagens of opleggers inbegrepen, niet meer bedraagt dan 7,5 ton voor het vervoer van het materieel of de uitrusting die hun bestuurder beroepshalve gebruikt, binnen een straal van 50 km rond de vestigingsplaats van het bedrijf, op voorwaarde dat dit vervoer niet de hoofdactiviteit van de bestuurder is;
f)
voertuigen die uitsluitend rijden op eilanden waarvan de oppervlakte niet meer dan 2300 km2 bedraagt en die niet met de rest van het nationale grondgebied zijn verbonden door een brug, een wad of een tunnel, geschikt voor het verkeer van motorvoertuigen;
g)
voor goederenvervoer binnen een straal van 50 km rond de vestigingsplaats van het bedrijf gebruikte voertuigen, die worden aangedreven met aardgas, of LPG, of elektriciteit, met een toegestaan maximumgewicht, dat van de aanhangwagens of opleggers inbegrepen, van niet meer dan 7,5 ton;
h)
voertuigen die gebruikt worden voor autorijlessen met het oog op het verkrijgen van een rijbewijs of het getuigschrift van vakbekwaamheid als bedoeld in Richtlijn … 55 op voorwaarde dat deze niet worden gebruikt voor het commerciële vervoer van goederen of personen;
L en NL: studievoorbehoud bij nieuwe d). Ontwerp-richtlijn betreffende de opleiding van beroepsbestuurders.
9143/02 BIJLAGE
gar/PM/td DG C IV
15
NL
i)
voertuigen die gebruikt worden in verband met de rioleringsdienst, diensten ter bescherming tegen overstromingen, watervoorziening, onderhoud van en toezicht op de wegen;
j)
voertuigen die gebruikt worden voor het huis aan huis ophalen van huisvuil.
56 57 58
2.
Een lidstaat kan, na raadpleging van de Commissie, op zijn eigen grondgebied voor voertuigen die gebruikt worden in gebieden met een bevolkingsdichtheid van minder dan 5 mensen per vierkante kilometer alleen in de volgende gevallen kleine uitzonderingen op deze Verordening toestaan: -
om binnenlandse geregelde diensten voor personenvervoer in stand te houden, volgens de door de autoriteiten goedgekeurde regeling, met uitzonderingen voor rusttijden, en
-
voor binnenlands goederenvervoer dat geen gevolgen heeft voor de interne markt en dat noodzakelijk is voor het instandhouden van een bepaalde industriesector op het grondgebied, waar deze Verordening een straal van 50 km oplegt.
Het vervoer over de weg mag uit hoofde van deze uitzondering alleen bij het begin en aan het eind een reis naar een dichter bevolkt gebied omvatten. Deze maatregelen moeten wat de aard en de intensiteit betreft proportioneel zijn. Wanneer dergelijke uitzonderingen worden toegestaan, moet worden voorzien in afdoende bescherming van de bestuurders.
56
57
58
D wenste dat de volgende extra ontheffingen worden verleend: voor het vervoer van dierlijk afval en karkassen (zie art. 13, onder d), van 3820/85). A verzocht om een ontheffing voor voertuigen die gebruikt worden door postbedrijven voor het verlenen van postdiensten.. DK en S wensten een ontheffing voor historische voertuigen, waaronder (soms) commerciële voertuigen vallen).
9143/02 BIJLAGE
gar/PM/td DG C IV
16
NL
3. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de afwijkingen die zij uit hoofde van lid 1 en lid 2 hebben toegestaan en de Commissie brengt deze ter kennis van de andere lidstaten.
Artikel 14 Mits geen afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen van artikel 1, kunnen lidstaten, na machtiging door de Commissie, ontheffing verlenen van de toepassing van de artikelen 6 tot en met 9 van deze verordening op onder uitzonderlijke omstandigheden verricht vervoer. In dringende gevallen kunnen zij voor een periode van ten hoogste 30 dagen een tijdelijke afwijking toestaan, die onmiddellijk ter kennis van de Commissie wordt gebracht. De Commissie brengt elke krachtens dit artikel verleende ontheffing ter kennis van de andere lidstaten. Artikel 15 59 De lidstaten zorgen ervoor dat bestuurders van de in [artikel 3, punt 1,] omschreven voertuigen onder de toepassing vallen van nationale regels die een evenwaardige bescherming bieden in de vorm van toegestane rijtijden en voorgeschreven onderbrekingen en rusttijden.
59
A en D: er moeten specifieke regels komen voor de rij- en rusttijden van taxibestuurders wanneer ze geregeld personenvervoer verzorgen. UK had begrip voor dit verzoek. Commissievertegenwoordiger: taxi’s vallen niet onder deze verordening, zelfs wanneer zij geregeld personenvervoer verzorgen (zie artikel 2, lid 1, onder b)).
9143/02 BIJLAGE
gar/PM/td DG C IV
17
NL
HOOFDSTUK V Controle en sancties Artikel 16 1. De bepalingen van dit artikel zijn drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening van toepassing op onder deze verordening vallende voertuigen waarin geen controleapparaat is geïnstalleerd overeenkomstig Verordening (EEG) 3821/85, voor het verrichten van a)
geregeld binnenlands personenvervoer, of
b)
geregeld internationaal personenvervoer, indien het begin- en het eindpunt van de lijn zich bevinden binnen een straal van 50 km hemelsbreed van een grens tussen twee lidstaten, en indien het traject niet langer is dan 100 km.
2. De onderneming stelt een regeling en een dienstrooster op, die voor iedere bestuurder de naam, de standplaats alsmede het vooraf vastgestelde rooster moeten bevatten van de verschillende rijtijden, de overige werkzaamheden, de onderbrekingen en de beschikbaarheidstijden. Iedere bestuurder van een voertuig dat een in lid 1 bedoelde dienst onderhoudt, moet een uittreksel uit het dienstrooster en een afschrift van de dienstregeling bij zich hebben. 3.
Het dienstrooster moet:
a)
alle in lid 2 genoemde gegevens bevatten voor een periode die minimaal de vorige 28 dagen beslaat; deze gegevens moeten op gezette tijden, d.w.z. minstens éénmaal per maand, worden bijgewerkt.
b)
ondertekend zijn door het hoofd van de onderneming of diens gevolmachtigde;
c)
moet op verzoek van de met de controle belaste beambten worden getoond en overhandigd;
9143/02 BIJLAGE
gar/PM/td DG C IV
18
NL
d)
na afloop van de betrokken periode gedurende één jaar door de onderneming worden bewaard. De onderneming verstrekt de betrokken bestuurders op verzoek een uittreksel uit het rooster.
. Artikel 17 Lidstaten moeten aan de hand van het standaardschema zoals beschreven in Besluit 93/173/EEG 60 van de Commissie de nodige inlichtingen verstrekken zodat zij in staat wordt gesteld om de twee jaar een verslag op te stellen over de toepassing van deze verordening en van Verordening (EEG) nr. 3821/85 en over de ontwikkelingen op de betrokken gebieden.
De Commissie moet deze inlichtingen uiterlijk op 30 september van het jaar na afloop van de tweejarige periode ontvangen.
De Commissie legt dit verslag binnen dertien maanden na afloop van de tweejarige periode voor aan de Raad en het Europees Parlement.
Artikel 18 De lidstaten zullen de maatregelen nemen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van deze verordening. Artikel 19
De lidstaten voorzien in sancties op overtredingen van de voorschriften van deze verordening en dragen zorg voor de naleving van deze sancties. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
60
PB L 72 van 25.3.1993, blz. 33.
9143/02 BIJLAGE
gar/PM/td DG C IV
19
NL
Artikel 19 bis Beschermende maatregelen
Wanneer de lidstaten overtredingen van de voorschriften van deze verordening vaststellen [...] die de verkeersveiligheid in gevaar brengen, immobiliseren zij het voertuig zolang dit risico blijft bestaan. 61
Artikel 20
1. De lidstaten verlenen elkaar assistentie bij de toepassing van deze verordening en het toezicht op de naleving daarvan.
Zij lichten de lidstaat waar de betreffende vervoersonderneming is gevestigd in over overtredingen van de bepalingen in hoofdstuk II die zijn begaan op of buiten hun grondgebied.
Dergelijke inlichtingen worden binnen een redelijk tijdsbestek verstrekt en moeten informatie omvatten over eventuele opgelegde sancties.
2. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten wisselen geregeld alle beschikbare informatie uit over:
a)
de overtredingen van de bepalingen in hoofdstuk II door niet-ingezetenen en de sancties die zij voor deze overtredingen op hen hebben toegepast;
b)
de sancties die een lidstaat voor in andere lidstaten begane overtredingen op zijn ingezetenen heeft toegepast. 62
Artikel 21
De Gemeenschap voert onderhandelingen met derde landen wanneer dit nodig is voor de toepassing van deze verordening.
61 62
DK, D, I, A, P, S, en UK: studievoorbehoud bij artikel 19 bis. DK: studievoorbehoud ten aanzien van de verplichting tot het wederzijds informeren.
9143/02 BIJLAGE
gar/PM/td DG C IV
20
NL
Artikel 22 63 Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2. Wanneer naar deze bepalingen wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG 64 van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van dat besluit.
3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 23 Uitvoeringsmaatregelen
1. Op verzoek van een lidstaat of eigener beweging en volgens de procedure van artikel 22, lid 2:
a)
onderzoekt de Commissie gevallen waarin zich verschillen voordoen in de toepassing en naleving van de bepalingen van deze verordening;
b)
licht de Commissie de bepalingen van deze verordening toe en zorgt zij voor een uniforme aanpak;
c)
neemt de Commissie een besluit inzake de rijtijden, onderbrekingen en rusttijden. De Commissie deelt haar besluit mee aan het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten.
2. Onverminderd artikel 226 van het Verdrag kunnen de lidstaten het besluit van de Commissie binnen een maand aan de Raad voorleggen. De Raad kan in uitzonderlijke omstandigheden binnen twee maanden met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.
63
64
In de artikelen 22 en 23 zijn de door de Raad gebruikte modelteksten op het gebied van raadgevende comités overgenomen. Overeenkomstig het model zal overweging 27 van het Commissievoorstel als volgt worden gewijzigd: "(27) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden". PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
9143/02 BIJLAGE
gar/PM/td DG C IV
21
NL
HOOFDSTUK VI Slotbepalingen Artikel 24 Verordening (EEG) 3820/85 wordt ingetrokken met ingang van de datum van artikel 25. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzing naar deze verordening en moeten worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage. Artikel 25 65 Verordening (EEG) 3821/85, als gewijzigd bij Verordening (EEG) 2135/98 wordt als volgt gewijzigd: Artikel 14, lid 2, wordt als volgt gewijzigd: De onderneming moet de registratiebladen en de afgedrukte documenten na het gebruik ten minste één jaar chronologisch geordend en in leesbare vorm bewaren en de betrokken bestuurders op verzoek een kopie van de registratiebladen en de afgedrukte documenten verstrekken. De registratiebladen en de afgedrukte documenten moeten op verzoek van de met de controle belaste functionarissen worden overgelegd of overhandigd. Artikel 15, lid 1, aanvullend lid 5, wordt als volgt gewijzigd: Wanneer een bestuurderskaart beschadigd is, slecht werkt of niet in het bezit is van de bestuurder, zal deze: i.
bij het begin van de reis, de details van het voertuig dat hij bestuurt afdrukken, en op het afgedrukte document vermelden: a.
de gegevens waardoor hij kan worden geïdentificeerd (naam, bestuurderskaart en nummer van het rijbewijs), voorzien van zijn handtekening.
b.
de tijdgroepen aangegeven in het onderstaande lid 3, tweede streepje, onder b), c) en d).
65
studievoorbehoud van alle delegaties.
9143/02 BIJLAGE
gar/PM/td DG C IV
22
NL
ii.
aan het einde van de reis de gegevens afdrukken betreffende de door het controleapparaat registreerde tijdgroepen, alle niet-gereden periodes vermelden sedert de afdruk die werd gemaakt aan het begin van de reis en daarop de gegevens vermelden waardoor hij kan worden geïdentificeerd (naam, bestuurderskaart en nummer van het rijbewijs), voorzien van zijn handtekening.
Artikel 15, lid 2, wordt vervangen als volgt: Wanneer de bestuurders niet bij het voertuig zijn en daardoor het apparaat in het voertuig niet zelf kunnen bedienen, moeten de in lid 3, tweede streepje, onder b), c) en d), aangegeven tijdgroepen
i.
indien het voertuig is uitgerust met een analoge tachograaf, met de hand, door automatische registratie of anderszins, leesbaar op het registratieblad worden opgetekend zonder dat dit wordt bevuild.
ii.
indien het voertuig is uitgerust met digitale registratie-apparatuur, op de bestuurderskaart worden opgetekend met gebruikmaking van de manuele optekenfaciliteit van de registratie-apparatuur. Artikel 26
Deze verordening treedt in werking op […] de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
De verordening is van toepassing vanaf 1 januari 2004.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te,
[...]
voor het Europees Parlement
voor de Raad
de Voorzitter
de Voorzitter _________________
9143/02 BIJLAGE
gar/PM/td DG C IV
23
NL
Bijlage bij de BIJLAGE
Concordantietabel p.m.
___________________
9143/02 Bijlage bij de BIJLAGE
gar/PM/td DG C IV
24
NL