Hier word je Amsterdammer van
Inhoud
Loop van de bevolking in Amsterdam,1960-2011
2 De grootste uitvinding ooit
Amsterdam 6 Komen en gaanaantrekkelijk voor Europeanen n
Meer autochtone kinderen Concentratiegebieden westerse allochtonen 2011 en particuliere huurwoningen 2010 12 Meer in Amsterdam
Lege kaarten
10 Lege kaarten Opmars kleine Geboorte naar herkomstgroep kind in 1992 en 2011
8 Arrival city
n
n
autoch tone kinderen in Amsterdam
Grote Bazen bedrijfsvestiging
n
n
n
14 n
n Grote
Opmars kleine bedrijfsvestiging
20 Oude en nieuwe 22 Opmars kleine buurtwinkels bedrijfsvestiging
DE 25 GROOTSTE WERKGEVERS IN AMSTERDAM 2012
Aandeel vestigingen naar bedrijfsomvang, 2010
VRIJE UNIVERSITEIT
7.083
NMB POSTBANK GROEP
6.703
5
P.T.T.
4.788
6
ALGEMENE BANK NEDERLAND
4.442
7
RIJKSOVERHEID
4.085
8
GEMEENTEPOLITIE
3.398
9
IBM NEDERLAND
3.105
10 AMSTERDAM ROTTERDAM BANK
2.735
11 KONINKLIJKE BIJENKORF BEHEER
2.679
12 GEMEENSCHAPPELIJK ADMINISTRATIE KANTOOR
2.547
2.196 1.940
n
n 1
GEMEENTE AMSTERDAM
2
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM 12.810
16.164
3
ING BANK
11.453
4
VRIJE UNIVERSITEIT
10.100
5
ABN AMRO BANK
n
7.363
6
POLITIE AMSTERDAM AMSTELLAND
6.375
7
RIJKSOVERHEID
5.374
8
CORDAAN AMSTERDAM
4.373
9
G.V.B.
n
3.489
11 IBM NEDERLAND
3.420
12 ALBERT HEIJN
3.035
14 NS GROEP
2.496 2.468
16 HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM
2.408
17 STICHTING ARKIN
2.333
18 PRICEWATERHOUSECOOPERS
2.328
1.924 1.671
19 NUON
2.262
19 PERSCOMBINATIE
1.621
20 FOKKER
1.579
20 POSTNL
2.098
21 DELTA LLOYD
2.094
22 ANTONI VAN LEEUWENHOEK ZIEKENHUIS
1.980
23 LUCAS ANDREAS ZIEKENHUIS
1.978
21 ONZE LIEVE VROUWE GASTHUIS 1.555
24 ROC VAN AMSTERDAM
1.706
22 KONINKLIJKE SHELL
1.537
25 DE NEDERLANDSCHE BANK
1.480
------------------------------------
1.437
TOTAAL
23 STORK AMSTERDAM
Amsterdammer voor 1,84 nacht
25 ST LUCAS ZIEKENHUIS
n
n
n n n n n n n n nn n n n nnn nnnn n n nn n n nn n n nn nn n n nnnn n nn n n n n n n n nn n n n nn n n n n n n nn n n n n n nn n n nn nn n nnn n n n nn n n n nn n n n n nnn n n n n nn nn n n n n n n nn
n
n n n
n
n
n
48
Hier wordt je Amsterdammer van
n
Opleidingsniveau beroepsbevolking
26 Hoogopgeleide 1970 2009 Amsterdammers
1.702
n
n
nn
n
n
n
27 Amsterdam economisch sterk
n nnn
n
Economische groei (op basis van toegevoegde waarde) n
n
116.273
1.224
-----------------------------------TOTAAL
n nn
sterk
13 ONZE LIEVE VROUWE GASTHUIS 2.587 15 OSIRA GROEP
n
n
n
n nn
n
Onlangs verschenen twee kleine berichtjes over New York in de pers. Maar liefst 45% van de ruim 300 miljoen Amerikanen zou wel een tijdje in New York willen wonen. Het tweede berichtje was dat New York een dag had beleefd zonder moord en doodslag. Dat was voor het eerst sinds 1960. Kennelijk is New York populair en verbetert het leefklimaat. Wat voor Nieuw Amsterdam geldt, geldt ook voor Amsterdam. Vitaliteit, dynamiek en economisch succes zijn de trefwoorden van de afgelopen jaren, ook al leidt de huidige economische crisis tot veel onzekerheid. Bureau O+S heeft als taak trends en ontwikkelingen in de stad in beeld te brengen. Dat verschaft het gemeentelijk beleid en het debat over de stad een solide basis. Dit boekje wil iets laten zien van de dynamiek van Amsterdam. Wat gebeurt er en waar, hoe gebeurt ’t en waarom? Vragen die vooraf gaan aan de vraag wat er beter kan of moet. De titel Hier word je Amsterdammer van is geïnspireerd op de uitgave Hier word je slimmer van, waarin een keur van wetenschappers gereedschap aanbiedt om de wereld beter te begrijpen.1
n n
Hoogopgeleide Amsterdam economisch Amsterdammers
3.877
10 UWV
24 Amsterdammer voor 1,84 nacht 1.939
17 DE TELEGRAAF
18 DE NEDERLANDSCHE BANK
24 ALBERT HEIJN
n n
n
92.261
Ik hoop dat u veel leesplezier beleeft aan deze uitgave en wens u namens alle medewerkers van O+S een heel goed 2013.
Drukte aan het water
28 Verkoopprijzen Banger woningen en aandoor campagne? 30 Velen weten deel minimahuis houdens meer dan één
3
16 NEDERLANDSE SPOORWEGEN
23 ZZP
------------------------------------
19.913
4
15 DELTA-LLOYD VERZEKERINGSGROEP
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM 8.202
14 SOCIAAL FONDS BOUWNIJVERHEID
GEMEENTE AMSTERDAM
2
13 PROVINCIALE- EN GEMEENTELIJKE ELECTRICITEITSMAATSCHAPPIJ 2.477
Aandeel vestigingen naar bedrijfsomvang, 2010
n
n
DE 25 GROOTSTE WERKGEVERS IN AMSTERDAM 1990
1
n n
18 Meer, groter, n super n n
n
nn n n n n n n n n nn n nn n nn n n nn n
Bedrijfsvestigingen en werkzame personen Amsterdam Centrum
Bazen TABEL 2
------------------------------------
Bedrijfsvestigingen en werkzame personen Amsterdam Centrum
16 Opkomst dien stensector
n
TABEL 1
Woord vooraf
7 Amsterdam aantrekkelijk voor Europeanen
4 Bevolkingspiramides
Jeroen Slot Hoofd Bureau Onderzoek en Statistiek
32 Banger door campagne
34 Drukte aan het water
Met naar 35school De eenzame het museum televisiekijker
36 Met school naar het museum
Huidig bezoek aan het Stedelijk Museum (2006) en het circus naar de aandacht die er op school en thuis voor cultuur was, Amsterdammers van 18 jaar en ouder
30%
25%
20%
15%
10%
5%
academici
West
Fietsen in de stad
Noord
Centrum
40 Amsterdam linkser maar minder voor inkomens42 Fietsen in de nivellering stad
44 De woonbuurt 46 Nieuwbouw van hoogopgelei en instroom ‘high den Betaaldpotentials’ parkeren
Vertrouwen in de buurt
48 Scheefwonen bron: O+S
et onderwijs: msterdam linkser 38voor Segregatie in maar minder het onderwijs: komensnivellering witte vlucht
0%
Oost Nieuw-west Zuid
52 Toenemende inkomens ongelijkheid
Zuidoost
54 De Amsterdamse 56 Vertrouwen in veiligheidsparadox de buurt
57 Betaald parkeren
58 Amsterdamse jongeren: instroom
bron: O+S
50 Verschillen in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen
1 Brockman J.: Hier word je slimmer van. Maven Publishing. Amsterdam, 2011
1
De grootste uitvinding ooit The greatest invention of mankind. Zo kwalificeert de Amerikaanse econoom Glaeser in zijn laatste boek de stad.1 De stad maakt, aldus de ondertitel, mensen rijker, slimmer, groener, gezonder en gelukkiger. Zeker, economische groei en urbanisatie hangen samen. Maar dat betekent niet dat steden nooit krimpen. Tussen 1960 en 1985 nam het aantal inwoners
3
In 1985 bereikte het inwonertal van Amsterdam met 675.000 een dieptepunt. Ook de bevolkingssamenstelling was sterk veranderd. Gezinnen keerden de stad de rug toe en alleenstaanden vestigden zich, onder wie veel gastarbeiders die pas later hun gezinnen lieten overkomen. De ‘nieuwe’ gezinnen vestigden zich steeds meer in de naoorlogse buitenwijken van de stad.
in veel westerse steden af. New York, San Francisco, Londen, Milaan en ook Amsterdam verloren in hoog tempo bewoners. De economie groeide weliswaar als nooit tevoren, maar stedelingen verzilverden hun toegenomen welvaart in suburbs, in de vorm van betere woningen en meer vierkante meters.
Inmiddels heeft Amsterdam weer meer dan 800.000 inwoners. Volgens de prognoses houdt de groei aan. Vooral hogeropgeleiden kiezen voor de stad. Zij komen voor werk, voor een opleiding, voor cultuur, en niet in de laatste plaats voor elkaar. Tenzij blijkt dat economie van de stad lijkt op een ‘Potemkindorp dat draait op latte en apps’2 staat de teller in 2026 op 850.000.
In de jaren tachtig is de stadsvernieuwing, onder aanvoering van Jan Schaefer, goed op gang gekomen. Die omslag heeft vervolgens geleid tot de ontwikkeling van nieuwe binnenstedelijke locaties zoals het Oostelijk Havengebied. Nog later en wat verder weg kwam IJburg, dat inmiddels alweer tien jaar bestaat. Meer gezinnen zijn sinds die tijd in de stad blijven wonen, ook al verruilt een groot deel nog steeds hun woning in de stad voor een woning in de regio. De groei van het aantal gezinnen vindt vooral plaats in Oost, Centrum en in Zuid.
1 Glaeser, E.: Triumph of the City: How Our Greatest Invention Makes Us Richer, Smarter, Greener, Healthier, and Happier. New York. The Penquin Press, 2011. 2 Engelen, E.: ‘Na de vastgoedroes’. In: Essays Toekomst van de Stad, 2012.
Loop van de bevolking in Amsterdam,1960-2011 15.000 10.000 5.000 0 -5.000 -10.000 -15.000 -20.000
n n
-25.000
natuurlijke aanwas buitenlands migratiesaldo
n --
binnenlands migratiesaldo toe/ afname
-30.000 1950
1955
1960
1965
1970
1975
1985
1990
1995
2000
2005
2010
bron: O+S
2
4
5
Bevolkingspiramides Van alle illustraties bij statistieken is de bevolkingspiramide misschien wel de meest bekende. Dat is niet zo verwonderlijk, de piramide laat in één oogopslag zien hoe een bevolking is samengesteld naar sekse en leeftijd. Oorlogen en epidemieën zoals de Spaanse griep, laten hun sporen na, net als economische voor- en tegenspoed. Rond 1900, toen de Jan Saliegeest definitief was verdreven en de Amsterdamse bevolking snel groeide, had de piramide de vorm van een kerstboom, zoals een kind die tekent. Nuljarigen waren de meest voorkomende leeftijdscategorie, 65-plussers waren er nauwelijks. Piramides uit de jaren vijftig laten
de babyboom zien, die inmiddels, als gevolg van de suburbanisatie, sterk is afgevlakt. Nu zijn twintigers en dertigers dominant en laat de piramide door het onderwijssucces van meisjes een vrouwenoverschot zien. De kerstboom ziet er uit als door een iets ouder kind getekend. Amsterdam telt globaal genomen vier bevolkingscategorieën: geboren autochtone Amsterdammers, autochtone vestigers, westerse en nietwesterse allochtonen. De bevolkingspiramides laten zien hoe verschillend deze groepen zijn samengesteld.
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 6
4
leeftijdsopbouw
6 000
2
0
2
4
6
1900 totaal 4 000 6 000 2 000 4 0000
2 000 2 000
04 000 2 000 6 000 4 000 8 000 6 000
8
x1000
% 20
15
10
5
0
5
10
15
20
15
2012 elders geboren autochtone Amsterdammers 8 000
20
15
20 10
15 5
10 0 promillage
5 5
0 10 promillage
5 15
10 20
10
5
0
5
10
15
15
2012 geboren autochtone Amsterdammers 15
15 20
10 15
5 10
0
5
promillage
5 0 promillage
10 5
10
5
0
5
10
15
15
2012 westerse allochtone Amsterdammers 15 10
15 15
10 15
5 10
0
5
promillage
5 0 promillage
10 5
10
5
0
5
10
15
2012 niet-westerse allochtone Amsterdammers 15 10
15 15
10 15
5 10
0
5
promillage
5 0 promillage
10 5
15 10
bron: O+S
8
15
6
7
Komen en gaan opleidingsniveau en relatie met het thuisland nemen de verschillen toe. Transnationaal verwijst naar groepen inwoners die zich niet definitief vestigen in de stad en zolang ze hier verblijven contact onderhouden met gemeenschappen in het land van herkomst en elders. Wie kijkt naar de kans dat Amsterdammers die op enig moment in de stad wonen er tien jaar later nog zijn, ziet grote verschillen. Het meest honkvast zijn vrouwen van Marokkaanse herkomst, het minst westerse allochtone mannen – niet voor niets exponenten van traditionele en recente (arbeids)migratie.
De laatste tien jaar vestigen zich veel meer westerse allochtonen in Amsterdam dan er uit de stad vertrekken. Dit noemen we een buitenlands vestigingsoverschot en het overgrote deel van die groei bestaat uit Oost-Europeanen. De laatste jaren is dit overschot sterk toegenomen, vooral als gevolg van de toetreding van een groot aantal Oost-Europese landen tot de Europese Unie, onder andere Bulgarije en Roemenie. Ook ves-
1 Vertovec, S.: The emergence of super-diversity in Britain. Working paper no 25, Centre on migration, policy and society. University of Oxford. Oxford, 2006.
Buitenlandse migratiesaldo van westerse allochtonen, 2001-2011
Amsterdammers in 2000, nog steeds Amsterdammer, naar herkomstgroep en geslacht, jan 2000- okt 2012 (index 2000=100)
8000
V Marokko M Marokko V Turkije M Turkije V Suriname M Suriname V Antillen M Antillen V Niet-westerse allochtoon M Niet-westerse allochtoon V Westerse allochtoon M Westerse allochtoon V Autochtoon M Autochtoon
6000
95 90 85 80 75 70 65 60 55 50 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
okt 2012
nnnnnnn nnnnnnn
7000
2001-2005 2006-2011
5000 4000 3000 2000 1000 0
bron: O+S
100
tigden zich veel meer Zuid-Europeanen dan er vertrokken. Dat laatste is waarschijnlijk het gevolg van de slechte economische toestand van Zuid-Europese landen. Maar ook voor de rest van Europa en Noord-Amerika was er een positief buitenlands vestigingssaldo. Een mogelijke oorzaak zou de relatief sterke economie van Nederland en in het bijzonder van Amsterdam kunnen zijn.
-1000 Noord-Amerika
Noord-West Europa
Oost-Europa
Zuid-Europa
NederlandsIndië/Indonesie
Oceanie
Japan
bron: O+S
Amsterdam is een stad van komen en gaan. Forensen komen elke werkdag, winkel- en theaterbezoekers van buiten al veel minder vaak en een toerist hooguit een paar keer in zijn leven. Voor de inwoners van de stad is dat niet anders. De meesten zijn er niet geboren en wie er naar toe verhuist blijft er lang niet altijd de rest van zijn leven. De dynamiek van de stad is aanmerkelijk groter dan een statische beschrijving van de bevolking in eerste instantie doet vermoeden. In de afgelopen decennia heeft de Amsterdamse bevolking zich ontwikkeld tot wat wel een hyperdiverse en transnationale gemeenschap wordt genoemd.1 Migranten komen niet langer overwegend uit landen als Marokko, Turkije en Suriname. Amsterdam telt meer dan 180 nationaliteiten en ook naar vestigingsmotief, generatie, levensovertuiging,
Amsterdam aantrekkelijk voor Europeanen
Arrival city
0-1 n 1-2 n 2-4 n 4-8 n 8-13 n buiten beschouwing gelaten
Vestiging vanuit het buitenland (2001-2010) naar buurtcombinatie Surinamers, Antillianen en Ghanezen
Meer dan de helft van de wereldbevolking woont inmiddels in steden en het aandeel blijft groeien. De Brits-Canadese journalist Doug Saunders schreef een boek over de wijken in die steden waar nieuwkomers aankomen.1 In Arrival City laat Saunders zien dat er meer over te melden is dan het negatieve nieuws waarmee shantytowns, favelas en bidonvilles zo vaak worden geassocieerd. Hij stelt vast dat arrival cities grote potentie hebben, zowel voor migranten als voor ontvangende samenlevingen. Amsterdam heeft geen getto’s of slums, maar ook hier zijn buitenlandse migranten vaak aangewezen op bepaalde delen van de stad. Tussen 2001 en 2010 vestigden zich ruim 14.000 personen van Turkse en Marokkaanse herkomst en 14.000
Turken en Marokkanen
9
personen van Surinaamse, Antilliaanse en Ghanese herkomst vanuit het buitenland in Amsterdam. Om een plek in de stad te vinden zijn zij voor een groot deel afhankelijk van bestaande netwerken. Turken en Marokkanen vestigen zich voornamelijk in Geuzenveld, Slotermeer en Bos en Lommer en in een aantal andere buurten waar deze gemeenschap al groot is zoals de Indische Buurt. Het vestigingspatroon van Surinamers, Antillianen en Ghanezen vanuit het buitenland is veel specifieker: zij vestigen zich vrijwel uitsluitend in Zuidoost. 1 Saunders, D.: Arrival City: How the Largest Migration in History is Reshaping Our World. Knopf Canada, 2010
Bron: O+S
8
10
Lege kaarten
11
Concentratiegebieden westerse allochtonen 2011 en particuliere huurwoningen 2010
aantal westerse allochtonen >27% aantal particuliere huurwoningen >56%
De Duitse geograaf Von Humboldt had een uitgesproken opvatting over kaarten. Nur leer erscheinende Karten prägt man sich, wist hij. Een goede kaart biedt overzicht en toont alleen wat er werkelijk te doet. De Universiteit van Amsterdam heeft een applicatie ontwikkeld waarmee zulke kaarten kunnen worden gemaakt. Die kaarten tonen selecties: waar veel alleenstaanden wonen, waar juist gezinnen, waar de WOZ-waarden hoog zijn, waar veel fietsen worden gestolen of waar seizoenkaarthouders wonen. De gebruikte gegevens zijn op een heel laag aggregatieniveau beschikbaar, de ongeveer 17.000 postcodegebieden die Amsterdam telt. Het voordeel daarvan is dat de analyse niet gebonden is aan een administratieve eenheid, zoals een politiedistrict of een stadsdeel. De kaarten markeren daardoor heel precies waar een verschijnsel zich voordoet. De aan de universiteit ontwikkelde applicatie is gevuld met gegevens van O+S en regiogemeenten, een succesvolle samenwerking waaruit de Stadsmonitor en de Regiomonitor zijn voortgekomen.1 De kaart toont de gebieden in de stad waar veel Belgen, Duitsers, Britten en andere westerse allochtonen wonen. Gemiddeld over de stad is dat 16%, in de getoonde gebieden is dat meer dan 27%. Westerse allochtonen zijn sterk georiënteerd op het centrale deel van Amsterdam. Ook weergegeven zijn gebieden met particuliere huurwoningen. Dat is het deel van de woningmarkt waarop zij in belangrijke mate zijn aangewezen en zeker zolang zij zich geen koopwoning kunnen permiteren. 1 http://www.os.amsterdam.nl/publicaties/achtergronddocumenten/Visualising postcode data for urban analysis and planning: the Amsterdam City Monitor
beeld: UvA, bron: O+S
n
12
Meer autochtone kinderen in Amsterdam Geboorte naar herkomstgroep kind in 1992 en 2011
60%
n
1992
n
In 2011 is bijna de helft van alle kinderen die in Amsterdam geboren zijn van autochtone herkomst, dat wil zeggen dat beide ouders in Nederland zijn geboren. In tegenstelling tot het algemene beeld dat juist het aantal allochtonen (mensen van wie ten minste een van de ouders niet in Nederland is geboren) groeit, is het aandeel autochtone kinderen de laatste twee decennia (licht) toegenomen door stijgende vruchtbaarheidscijfers bij autochtone vrouwen – zij krijgen nu gemiddeld 1,43 kinderen terwijl dat 10 jaar geleden 1,19 was - en doordat de kinderen van tweede generatie allochtone vrouwen tot de autochtonen worden gerekend, immers, tweede generatie allochtonen zijn in Nederland geboren.
13
Het aandeel allochtone kinderen nam af en daarvoor gelden verschillende oorzaken. Het aandeel Surinaamse en Antilliaanse kinderen nam sterk af doordat de kinderen van tweede generatie ouders niet meer tot de allochtonen worden gerekend. Ook het aandeel Turkse en Marokkaanse kinderen nam om deze reden af, maar meer nog door afname van de vruchtbaarheidscijfers bij de Turkse en Marokkaanse vrouwen. Voor de groep van Marokkaanse vrouwen geldt bijvoorbeeld dat er tien jaar geleden gemiddeld 3.05 kinderen werden geboren terwijl dat er nu 2,36 zijn. Het aandeel overig-nietwesterse en westerse kinderen nam wel toe, met name door de immigratie van overig-niet-westerse en westerse vrouwen.
2011
50%
40%
30%
20%
10%
0%
Surinamers
Antillianen
Marokkanen
Turken
Overig niet-westerse allochtonen
Westerse allochtonen
Autochtonen
bron: O+S
5%
14
15
Grote Bazen In 1990 werkten er in Amsterdam bijna 318.000 mensen bij ruim 41.000 vestigingen, in 2012 zijn dat er ruim 475.000, die bij ruim 91.000 vestigingen werken. De gemiddelde bedrijfsgrootte is dus gedaald (van 7,7 mensen per vestiging naar 5,2 mensen per vestiging). Er zijn vooral heel veel kleinere bedrijven bij gekomen. Bij de grote bedrijven zijn er in deze periode juist veel fusies geweest. In 1990 werkten er bij de 25 grootste werkgevers in Amsterdam 92.261 mensen, in 2012 waren dat er 116.272. In 2012 is de gemeente Amsterdam nog steeds de grootste werkgever (zij het met minder mensen).1 Ook de beide universiteiten blijven hoog in de ranglijst staan. IBM staat al lang hoog in de lijst maar de activiteit is veranderd van groothandel naar ict-consultancy.
de 25 grootste werkgevers in amsterdam 1990
In 1991 is de Algemene Bank Nederland gefuseerd met de Amsterdam Rotterdam Bank, maar in 2012 werken er bij de fusiebank (aangevuld met Fortis Bank) minder mensen dan in 1990. In de gezondheids- en welzijnszorg zijn er veel fusies en overnames geweest, in 1990 staan er twee vestigingen in de lijst, in 2012 zes. De PTT, die in 1990 de vijfde werkgever in Amsterdam was, bestaat in 2012 niet meer. Post NL staat nu op de 20e plaats, KPN Nederland op de 26e plaats; bij elkaar werken er in 2012 minder mensen bij deze ondernemingen dan in 1990.
de 25 grootste werkgevers in amsterdam 2012
------------------------------------
------------------------------------
1 Gemeente Amsterdam
1 gemeente Amsterdam
19.913
16.164
2 Universiteit Van Amsterdam 8.202
2 Universiteit van Amsterdam 12.810
3 Vrije Universiteit
7.083
3 ING Bank
11.453
4 NMB Postbank Groep
6.703
4 Vrije Universiteit
10.100
5 P.T.T.
4.788
5 ABN AMRO Bank
7.363
6 Algemene Bank Nederland
4.442
7 Rijksoverheid
4.085
6 Politie Amsterdam Amstelland
6.375
7 Rijksoverheid
5.374
8 Cordaan Amsterdam
4.373
9 G.V.B.
3.877
8 Gemeentepolitie 9 IBM Nederland
3.398 3.105
10 Amsterdam Rotterdam Bank
2.735
11 Koninklijke Bijenkorf Beheer
2.679
12 Gemeenschappelijk Administratie Kantoor
2.547
13 Provinciale- en Gemeentelijke Electriciteitsmaatschappij 2.477 14 Sociaal Fonds Bouwnijverheid
2.196
10 UWV
3.489
11 IBM Nederland
3.420
12 Albert Heijn
3.035
13 Onze Lieve Vrouwe Gasthuis 2.587 14 NS Groep
2.496
15 OSIRA groep
2.468
16 Hogeschool van Amsterdam
2.408
17 Stichting Arkin
2.333
18 PriceWaterhouseCoopers
2.328
19 Nuon
2.262
20 PostNL
2.098
21 Delta Lloyd
2.094 1.980
15 Delta-Lloyd Verzekeringsgroep
1.940
16 Nederlandse Spoorwegen
1.939
17 De Telegraaf
1.924
18 De Nederlandsche Bank
1.671
19 Perscombinatie
1.621
22 Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis
20 Fokker
1.579
23 Lucas Andreas Ziekenhuis
1.978
21 Onze Lieve Vrouwe Gasthuis 1.555
24 ROC van Amsterdam
1.706
22 Koninklijke Shell
1.537
25 De Nederlandsche Bank
1.702
23 Stork Amsterdam
1.480
------------------------------------
24 Albert Heijn
1.437
TOTAAL
25 St Lucas Ziekenhuis
1.224
116.272
------------------------------------
1 Het aantal werknemers is erg afhankelijk van verzelfstandigingen en dergelijke; de gemeentepolitie, de gemeente-universiteit en het Gemeentelijk Vervoer Bedrijf zijn geen onderdeel meer van de gemeente Amsterdam. Zie ook: http://www.os.amsterdam.nl/nieuws/10317.
92.261 bron: O+S
TOTAAL
50.000 50.000
n n n n n
(semi-)overheid overige commerciële diensten handel en horeca bouw Industrie
50.000
50.000
50.000
50.000
50.000
Werkgelegenheid naar hoofdsectoren
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1986
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
50.000 50.000
bron: O+S
Tussen 1975 en 2012 veranderde de sectorstructuur van Amsterdam aanzienlijk: de industrie nam af in belang, terwijl met name de commerciële diensten en de niet-commerciële diensten toenamen. In Amsterdam is het aandeel van de industrie in de totale werkgelegenheid gedaald van 17% in 1975 tot 5% in 2012. Het aandeel van de bouw halveerde van 6% naar 3%. Ook de sector handel en horeca verloor terrein: het aandeel nam af van 27% in 1975 naar 18% van de totale werkgelegenheid in 2012. De grote winnaars waren de overige commerciële diensten en de (semi-) overheid die in 2012 respectievelijk een aandeel van 49% en 26% in de totale werkgelegenheid innemen.
17
50.000
De Amsterdamse economie wordt gedomineerd door de dienstensector. Deze dominantie doet zich niet alleen voor binnen het bedrijfsleven, ook binnen de (semi-)overheid (overheid, zorg, onderwijs). Wat er in Amsterdam gebeurt, gebeurt ook elders in de wereld. Diensten clusteren zich in steden, ten koste van de industrie.
50.000
Opkomst dienstensector
50.000
16
18
19
n
n n n
n
n n
n
n
n n
n
n
n
n n n
n n
n
n
n
n
n
n
n
n
n nn n
n
n
n nn
n nn
n
nn
n
n n n
n
n
n n n n n n n n n n n nn n n nn n n n n n nn n n n n n n n nnn nnnn n n n n n n n nn n n nn n n n n n n n n n n n n nn nn n n nn nn n nn n n n n n n n n n n n n n nn nn n n nn n nnn nn n n nn n n n n n n n nnn n n n n nn nn n n n n n nn n n
De spreiding van supermarkten in 1975
n n n
n
nn n n n n n n n n nn n nn n n n n n nn n
1 Detailhandelsvestigingen met algemeen assortiment waar tenminste vijf mensen werken of vestigingen van supermarktketens.
n n n n n n n n n De spreiding van supermarkten in 2010 n n n n n n nn n n n n n n nnnn nnn
n
n
n nnn
n
n
n
n n
n
bron: O+S
Meer, groter, super
Een andere verschil is dat er in 1975 ketens waren die er in 1990 niet meer zijn en dat er in 2012 weer andere supermarkten zijn. Ketens die de afgelopen 37 jaar aanwezig waren zijn Albert Heijn, Dirk van den Broek en Aldi. Het hoeft niet te verwonderen dat er in anno 2012 in Amsterdam ook vestigingen van biologische winkelketens als Eko Plaza en Marqt te vinden zijn en dat ook allochtone ondernemers winkelketens opbouwen. De Attent markt van de Turkse familie Günes werd in februari 2011 door Tros Radar tot de vriendelijkste supermarkt van Nederland uitgeroepen.
In 1975 waren er in Amsterdam 125 supermarkten , in 1990 was dit aantal gestegen naar 132 en in 2012 zijn er 146 supermarkten in Amsterdam. Opmerkelijk is de enorme toename van het aantal vestigingen van Albert Heijn. In 1975 waren er 34 Albert Heijn supermarkten in Amsterdam, in 1990 was dit aantal toegenomen tot 41 winkels en in 2012 zijn dit er 73. Niet alleen zijn er meer Albert Heijn vestigingen in 2012, ze zijn ook veel groter dan vroeger. In 1990 had de gemiddelde supermarkt van Albert Heijn 497 m2 verkoopvloeroppervlak, in 2012 is deze bijna tweemaal zo groot: 949 m2. 1
20 20
21
Oude en nieuwe buurtwinkels
Slagers en islamitische slagers in 1975 en 2012
n n n
islamitische slager 2012 slager 2010 slager 1975 � �
� �
�� � � �
Amsterdammers doet wel eens boodschappen bij een winkel van een allochtone ondernemer. Op de kaart staan de locaties van de slagers in 1975 en 2012. In 2012 zorgen de 75 islamitische slagers ervoor dat er in veel buurten nog een slager is. Veel van deze slagerijen bestaan al langer en zijn gevestigd in buurten, waar vroeger veel allochtonen woonden, zoals in de Pijp en Oud-West. In Nieuw-West, waar nu veel allochtonen wonen, hebben zich islamitische slagers gevestigd. Maar ook IJburg Oost heeft een (Turkse) slager.
� �
� � � ��
� � � � � �� � ��� � � �
�
Het aantal allochtone winkeliers in dagelijkse goederen naar soort 1975-2012
� � � � �� � �� �� � �� � � � � � ��
�
� � ��� � �� � ��� � � � �� � �� � � � �� � � � � � � � � � � �� � � �� ��� �� � �� � � � ��� � � � � � ��� ��� � � �� �� ��� � � � � � � � � � � � �� � � � � � �� � � � � � � � �� � � � � � � � ����� � � � �� � �� � � � � � ��� � � � � � �� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �� ���� ��� � � � � � �� � �� �� � � � �� � �� � � �� ���� �� � �� � � � �� �� �� ��� � � �� �� � �� � ��� � �� � � � �� �� � � � � � ���� ��� � � � � � � � � � ���� �� �� � �� � � � � � � � � �� � � �� � � � � � � ��� � � � � � � � �� � � �� �� �� �� � � � � � �� � ��� � �� � � � � � � �� � � � ��� � � � � � � � � � � ��� � ����� � � � � � � � � � �� � ���� � ���� � �� � � � � � � �� � � � � � ��� � � �� �� ��� � � ���� � �� � �� � ��� � � � �� � � � �� �� �� � � �� �� �� � � � � � � � ��
��
1975
1980
1985
1990
1995
2000
2005
2010
2012
32
42
64
90
87
69
72
75
48
bakker
5
2
16
25
51
59
68
29
banketbakker
1
1
5
5
1
3
4
10
6
24
30
38
29
38
47
3
7
12
8
14
35
64
55
76
20
slager
5
groentenboer vishandel supermarkt/kruidenier
1
overig
5 2
10 3
20 35
tabakswinkel totaal
5
33
55
86
190
aandeel 2012
16
12
5
13
6
3
13
11
16
9
204
255
246
298
19
� � �
�
� �
� �
�� �
� � � � ��
� � ��
�
bron:O+S
In de laatste decennia zijn de Nederlanders hun levensmiddelen steeds meer in de supermarkt gaan kopen, waardoor het aantal gespecialiseerde winkels is afgenomen. Werd in 1998 67% van de bestedingen in dagelijkse goederen bij de supermarkt gedaan, in 2010 was dit aandeel al gestegen tot 76%. Deze verschuiving heeft ertoe geleid dat tussen 1995 en 2010 in Nederland het aantal groenteboeren en slagers met meer dan de helft is afgenomen. In Amsterdam was de afname met 47% iets minder groot. Belangrijkste reden daarvoor zijn allochtone ondernemers die winkels openden. In Amsterdam voldoen deze winkels in een behoefte: 66% van de
�
22
23
Opmars kleine bedrijfsvestiging
n n
bron: CBS en O+S
12% 10%
1984
2000
6%
2012 20244 93044 4,6
4% Nederland Amsterdam
2% 0%
2010
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Zelfstandigen zijn er altijd geweest. Maar in de afgelopen jaren is hun aantal zeer sterk toegenomen. Het zelfstandig ondernemerschap heeft aantrekkelijke kanten: vrijheid, hogere verdiensten en afwisselend werk om er maar een paar te noemen. Maar schaduwkanten zijn er ook: inkomensonzekerheid en een beperkt sociaal vangnet bijvoorbeeld. Van alle werkende armen is de helft zelfstandige en dit aandeel neemt toe.1 Zzp’ers vormen een specifieke groep eenpersoonsbedrijven, ze werken voor eigen risico en vaak voor meerdere opdrachtgevers. Bovendien werken zzp’ers vaak vanuit huis. Het aandeel van werken aan huis in de totale werkgelegenheid is tussen 1998 en 2011 toegenomen van 9 tot 17%.2 De aanwezigheid van kleine bedrijven en zzp’ers, betekent niet automatisch dat Amsterdam een vitale en innovatiegerichte economie is. Het zou ook kunnen duiden op een duale of gefragmenteerde economie, waarbij veel zzp’ers en kleine bedrijven in feite een flexibele schil om de Amsterdamse arbeidsmarkt vormen en daarmee een buffer van de Amsterdamse economie zijn. Het laatste woord is hier nog niet over gezegd. Wel is al duidelijk, dat zzp’ers zich vooral in die stadsdelen vestigen waar toch al de meeste werkgelegenheid geconcentreerd is: in Zuid en Centrum. 1 CBS/SCP: Armoedesignalement 2011. SCP. Den Haag, 2011 2 ARRA. Gemeente Amsterdam/Bureau Onderzoek en Statistiek, 2012
Verdeling aantal zzp’ers over de stadsdelen, 2012 100%
0
10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 80.000 90.000 100.000
Westpoort
Westpoort
Zuidoost
Zuidoost
Centrum
Centrum
Noord
Noord
Nieuw-West
Nieuw-West
Zuid
Zuid
Oost
Oost
10-99 personen 100+ personen
West
West
bron: O+S
1970
8%
bron: O+S
n n
1 persoon 2-9 personen
Aandeel zzp’ ers in beroepbevolking
Bedrijfsvestigingen en werkzame personen Amsterdam Centrum
De drempel om een bedrijf te starten is verlaagd, Vestigingen 9991 7682 13808 onder andere door de wijdverbreide toegankelijkWerkzame personen 128543 74936 87689 heid van informatie- en communicatietechnologie. Werkzame personen per vestiging 12,9 9,8 6,4 Sowieso kenmerkt de Amsterdamse economie zich door een behoorlijke dynamiek, zowel wat betreft starters als opheffingen. Er kwamen vooral veel kleine bedrijven Aandeel vestigingen naar bedrijfsomvang, bij. Meer dan 60% van de vestigingen in Amsterdam is een eenNederland persoonsvestiging. Vestigingen met tussen de 2 en 5 werkzame persoAmsterdam nen zijn het snelst gegroeid tussen 2007 en 2010. 0% 20% 40% 60% 80% Heel scherp is deze ontwikkeling te zien in de Amsterdamse binnenstad, een verandering van een klassiek stadscentrum dat een hoofdkantoor van een groot bedrijf status verschafte, naar een vestigingsmilieu waarin vooral gespecialiseerde aanbieders van diensten goed gedijen.
ZZP
bron: O+S
Amsterdamse bedrijfsvestigingen worden gemiddeld steeds kleiner. Dit heeft onder andere te maken met de veranderingen in de sectorstructuur. De industrie heeft aan betekenis voor de werkgelegenheid verloren en de dienstensector, die veel kleine bedrijven telt, is juist gegroeid. En binnen die dienstensector zijn bij uitstek de groeiers van de jaren negentig, de ICT-sector en de creatieve industrie, voorbeelden van deelsectoren die zich kenmerken door het geringe aantal werknemers per vestiging. Maar ook in andere sectoren nam de gemiddelde omvang van een vestiging af. Deze ontwikkeling houdt ook in dat het aantal ondernemers in de stad sterk is toegenomen: een verdubbeling in de afgelopen tien jaar.
n zzp n rest werkgelegenheid
24
25
Volgens de Lonely Planet reisgids 2013 neemt Amsterdam de tweede plaats in op de ranglijst van hippe reisbestemmingen. Vierhonderd jaar grachtengordel en de heropening van musea hebben daar ongetwijfeld aan bijgedragen. Nu heeft Amsterdam altijd een grote aantrekkingskracht uitgeoefend op bezoekers uit binnenen buitenland. In de jaren vijftig vormden in Duitsland gelegerde geallieerden zo’n 10% van de in totaal 500.000 bezoekers. Tussen 1980 en 2011 is het aantal toeristen dat Amsterdam bezocht spectaculair toegenomen. Dit is echter niet alleen toe te schrijven aan de stad zelf. De toegenomen welvaart heeft er, in combinatie met goedkope vliegtickets, toe geleid dat steeds meer mensen zijn gaan reizen, en ook vaker. Amsterdam is vooral in trek voor een kort verblijf: de gemiddelde hotelgast verblijft 1,84 nachten in Amsterdam. In 2011 trok Amsterdam 5,3 miljoen hotelgasten, samen goed voor bijna tien miljoen overnachtingen in hotels. Iets meer dan een derde deel (36%) van de overnachtingen betreft zakelijke bezoekers. Dit is iets minder dan in 2008; toen was het aandeel van de zakelijke bezoekers 40%.1 Amsterdam is vooral in trek bij Europeanen, in 2011 niet minder dan in 1980 (55%). Opvallend is de groei van het aandeel Nederlanders dat in Amsterdam overnacht. Het aandeel Amerikanen nam in de loop der jaren af. Het toenemende belang van BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) is ook terug te zien in de herkomst van toeristen. Pas sinds 2005 zijn de BRIC-landen als geheel te onderscheiden. Russen mogen sinds 1992 vrij reizen en Chinezen sinds 2004. Hoewel het aandeel toeristen uit deze landen in het totale aantal overnachtingen nog beperkt is (5%), groeit de groep wel snel.
Europa (excl. Nederland) Nederland Amerika Azië BRIC* overige landen
* 1980 en 1990 is alleen Brazilië en India
x 1.000 overnachtingen 6.000
5.000
4.000
3.000
2.000
1.000
0 1 Bron: CBS
1980
1990
2000
2011
bron: O+S
Amsterdammer voor 1,84 nacht
26
27
n
hoog
n
midden
1970
n
laag
2009
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Amsterdam
MRA Nederland
Amsterdam MRA Nederland
In heel Nederland is het opleidingsniveau de afgelopen veertig jaar enorm toegenomen. De introductie van de studiebeurs heeft er sterk aan bijgedragen dat hoger onderwijs voor velen toegankelijk werd. Sinds de jaren zeventig is het aandeel hoogopgeleiden in Amsterdam en in de Metropoolregio Amsterdam (MRA) veel sneller toegenomen dan landelijk. Er zijn verschillende verklaringen voor de bovengemiddelde aanwezigheid van hoger opgeleiden in Amsterdam. Het hoge voorzieningenniveau (waaronder het hoger onderwijs) speelt een belangrijke rol, het is aantrekkelijk voor hoog opgeleide en vaak goed verdienende mensen. Ook de relatief aantrekkelijke arbeidsmarkt speelt een rol. Deze wisselwerking tussen een aantrekkelijk leefklimaat en de beschikbaarheid van banen leidt inmiddels tot een continue instroom van alumni uit andere universiteitssteden in Nederland en daarbuiten.
1 Florida, R.: The Rise of the Creative Class, and how it’s transforming work, leisure, community and every day life. Basic Books. New York, 2002.
Amsterdam is de kernstad van de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Met een bruto regionaal product van 38.000 miljoen euro neemt de stad 44% van de toegevoegde waarde van de MRA voor haar rekening. De financiële en zakelijke diensten leveren hier de grootse bijdrage aan. De Amsterdamse economie groeide tot 2000 minder snel dan heel Nederland. Sinds de jaren negentig is de Amsterdamse economie met een comeback begonnen, die zich uit in een forse toename van de economische groei. Tussen 2000 en 2005 ligt de economische groei gemiddeld duidelijk boven die van heel Nederland. De revolutie op het terrein van ICT heeft ertoe geleid dat in Amsterdam sterk vertegenwoordigde sectoren als de financiële en zakelijke dienstverlening en de
creatieve industrie snel zijn gegroeid. Na 2005 wordt het verschil tussen de regio Amsterdam en Nederland kleiner. Sinds 2009 fluctueert het beeld van jaar tot jaar, al blijft (de metropoolregio) Amsterdam beter presenteren dan het land als geheel. In samenhang hiermee geldt dat ook gemiddelde uurlonen en grondprijzen in Amsterdam hoger zijn dan elders in Nederland. Zo is de grond in het centrum van Amsterdam 200 keer duurder dan in Oost-Groningen, een verschil dat in de afgelopen vijfentwintig jaar is verdubbeld. 1 Economische Verkenningen Metropoolregio Amsterdam 2012. Gemeente Amsterdam/Kamer van Koophandel. 2 Groot, H. de, et.al.: Stad en land. Centraal Planbureau. Den Haag, 2011.
Economische groei (op basis van toegevoegde waarde)
6%
n Amsterdam
n
Metropoolregio Amsterdam
n Nederland
4%
2%
0%
-2%
-4% 1980-1990
1990-1995
1995-2000
2000-2005
2005-2009
2009
2010
2011
2012
Bron: Economische Verkenningen 2011 en 2012
Opleidingsniveau beroepsbevolking
Amsterdam economisch sterk
bron: Tang en Pleijte, gebaseerd op Economische Verkenningen 2011
Hoogopgeleide Amsterdammers
Een goed opgeleide beroepsbevolking is een klassieke vestigingsfactor voor bedrijven die op zoek zijn naar een locatie. Richard Florida gaat nog een stapje verder en zegt dat economische activiteiten in hoge mate footloose zijn geworden, zeker in de creatieve sector.1 Zij zijn weliswaar niet meer gebonden aan traditionele vestigingsfactoren zoals gunstige ligging of een afzetmarkt, maar moeten zich om zich van personeel te verzekeren wel vestigen in plaatsen waar dat personeel graag wil wonen. Deze bedrijven volgen werknemers, en niet andersom. Hoe dit ook zij, de Amsterdamse beroepsbevolking telt veel hoogopgeleiden; sinds 2009 zelfs meer dan middelbaar en lager opgeleiden samen. In 1970 was dat heel anders. Toen was een afgeronde hbo- of een woopleiding nog bijzonder. Minder dan 10% van de beroepsbevolking haalde dit niveau. In de rest van Nederland was de situatie niet anders: het grootste deel van de beroepsbevolking was laag of middelbaar opgeleid.
28
29
Verkoopprijzen woningen en aandeel minimahuishoudens per buurtcombinatie 2010
E 6000
Binnen de Ring A10 Buiten de Ring A10
Verkoopprijzen woningen en aandeel minimahuishoudens NB: Rood zijn alle buurtcombinaties binnen de ring: stadsdeel Centrum, West, Oost (excl. IJburg), Zuid (excl. Buitenveldert), oud-Noord. Blauw zijn alle buurtcombinaties buiten de ring: stadsdeel Nieuw-West, Zuidoost, overig-Noord, IJburg, Buitenveldert.
E 4000
E 3000
E 2000
0% minima
10% minima
20% minima
30% minima
bron: O+S en dienst Wonen Zorg en Samenleven
De gemiddelde vierkante meter prijs van een verkochte woning was in 2010 €3815,-. Over het algemeen geldt: hoe lager de sociaal-economische status van een buurt, hoe lager de woningprijzen. De prijzen verschillen daarmee van ruim boven de €5000,- (o.a. Grachtengordel, landelijk Noord, Museumkwartier) tot onder de €2500,- (o.a. Banne Buiksloot, de Bijlmer). Daarbinnen bestaat echter nog een onderscheid: de verkoopprijzen liggen binnen de ring A10 structureel hoger dan buiten de ring. Hierin tekent zich het verschil in aantrekkelijkheid tussen de buurten dichterbij de binnenstad en de buurten die verder weg liggen van het populaire gebied. Op sommige plekken is de ring de echte scheidslijn: Zowel Buitenveldert als IJburg vallen er buiten terwijl de rest van de stadsdelen Zuid en Oost erbinnen vallen. In Noord loopt de grens tussen oud-Noord en de nieuwere delen van Noord door: in de oudere buurten Volewijck, IJplein/Vogelbuurt, Tuindorp Buiksloot en Tuindorp Nieuwendam, maar natuurlijk ook de Dijken en Waterland liggen de prijzen op ‘binnenstadsniveau’; in de overige delen van Noord liggen de prijzen lager.
Verkoopprijs/m²
E 5000
30
31
Velen weten meer dan één
400 schattingen tussen de 30 en 300 meter
Gemiddelde schatting
Werkelijke hoogte
85,11m
85,00m
De hoogte van de Westertoren Galton, een Britse wetenschapper, bezocht in 1906 een jaarmarkt waar mensen konden meedingen naar een prijs als zij het juiste gewicht raadden van een te slachten os. Iedereen kon meedoen, dus zowel experts als voorbijgangers waagden een gokje. Tegen Galtons verwachting in, bevond de gemiddelde schatting zich slechts een halve pond naast het echte gewicht, terwijl geen van de individuele schatters het bij het rechte eind had. Wat is het idee? The wisdom of crowds zoals de Amerikaanse New York Times columnist James Surowiecki het noemde, betekent dat onder de juiste omstandigheden de gezamenlijke kennis van een groep groter is dan die van elk van de individuele leden.1 Dat is een interessante gedachte. Het logenstraft ons idee dat we individueel of in een kleine groep een betere beslissing nemen dan in een grote groep. Maar zoals gezegd: onder de juiste omstandigheden. De belangrijkste twee zijn diversiteit en onafhankelijkheid van meningen.
1 Surowiecki, J.: Twee weten meer dan één. Contact. Amsterdam/Antwerpen, 2006.
bron: O+S
Aan die kenmerken voldoet de Amsterdamse bevolking in ruime mate, dus vroegen wij 400 van hen om te schatten hoe hoog de Wester is. En wat bleek, niemand schatte goed, maar de gemiddelde schatting was 85,11 meter, terwijl de toren in werkelijkheid 11 centimeter korter is. Een verrassend mooie schatting. Toen het onderzoekje werd herhaald onder directeuren van Amsterdamse diensten werd er nog beter geschat. Terwijl de schattingen uiteen liepen van minder dan 30 meter tot meer dan 300 meter was de gemiddelde schatting 84,92 meter, oftewel 8 centimeter naast de werkelijke lengte.
32
33
Banger door campagne onveiliger
De campagne is niet gestart. 1 Pommer, E., et.al.: Maten voor gemeenten 2012. SCP. Den Haag, 2012.
Regelmatig/vaak ov
Af en toe/nooit ov
bron: O+S
Het materiaal lijkt positief van aard, maar onder de oppervlakte wordt reizigers te verstaan gegeven dat het noodzakelijk is om waakzaam te zijn: “Op deze lijn houden we 32 oogjes in het zeil”, “Hoe prettig voel je je als je weet dat er nu iemand naar je kijkt?”. Op mensen met veel ervaring in het OV maakt dat kennelijk weinig indruk, maar voor mensen die toch al weinig gebruik maken van het OV zou het wel eens kunnen betekenen dat zij er maar helemaal van afzien.
veiliger
Gemeenten besteden veel aandacht aan lokaal veiligheidsbeleid. De uitgaven op dit terrein zijn tussen 2005 en 2010 met 9% per jaar gegroeid.1 Wie meer uitgeeft, wil ook resultaten zien. Vandaar dat op allerlei manieren onderzoek wordt gedaan naar de effectiviteit van beleid. Zo heeft O+S in de aanloop naar een campagne met als doel Amsterdammers te attenderen op veiligheidsmaatregelen in het OV, onderzoek gedaan naar de te verwachten effecten van deze campagne. Achtergrond daarvan was de wetenschap dat aandacht voor veiligheidveiligheidsmaatregelen ertoe kunnen leiden dat mensen zich mogelijk juist onveiliger kunnen gaan voelen. Om te toetsen of het onbedoelde effect zich zou voordoen is een experiment uitgevoerd onder ongeveer 1000 leden van het digitale O+S-panel. Twee groepen deelnemers kregen alleen positief gestelde uitingen te zien, twee groepen alleen negatief gestelde uitingen, twee groepen kregen een combinatie van zowel positieve als negatieve uitingen te zien, en één groep kreeg helemaal geen uitingen te zien. Verderop in het onderzoek werd mensen gevraagd hoe veilig zij het Amsterdamse OV vinden. De figuur maakt twee dingen duidelijk. Allereerst blijkt dat mensen die regelmatig met het OV reizen zich veiliger voelen dan mensen die af en toe of nooit met het OV gaan. Verder blijkt dat de campagne geen enkel effect heeft op het veiligheidsgevoel van mensen die regelmatig met het OV gaan, terwijl mensen die af en toe of nooit met het OV gaan zich eerder juist minder veilig voelen na het zien van de campagne-uitingen dan veiliger.
n wel campagne-uiting gezien n niet campagne-uiting gezien
34
35 35
Drukte aan het water Mensen willen graag consistentie in hun kennis, overtuigingen en gedrag. Als denkbeelden of gedragingen niet bij elkaar passen dan is er sprake van dissonantie. Dit wordt als onplezierig ervaren en mensen doen er dan ook veel aan om het op te heffen. De enige manier waarop dit kan is een van beide aan te passen.1 Daarnaast proberen mensen vaak om het beeld dat anderen van hen hebben te beïnvloeden. Ook hierbij geldt dat mensen consistent willen zijn en daarnaast willen zij graag dat het beeld dat anderen van hen hebben zoveel mogelijk in overeenstemming is met het eigen ideaalbeeld.2 Deze oude en veel onderzochte sociaal psychologische fenomenen zijn zo nu en dan ook terug te zien in enquêtes. In een onderzoek naar de drukte op de Amsterdamse grachten3 rapporteerden Amsterdammers hun woonsituatie niet allemaal even nauwkeurig. Ruim de helft van de respondenten woonde aan het water en gaf dat ook aan. Ruim een kwart woonde niet aan het water en meldde dat ook. De rest woonde niet of niet direct aan het water maar gaf aan wel in een huis aan het water te wonen. De meningen van de drie groepen over de situatie op de Amsterdamse grachten maakt duidelijk dat de groep die niet aan het water woont maar die zei van wel hierdoor hun woonsituatie in overeenstemming bracht met hun oordelen.
De Amsterdammers die niet aan het water woonden maar zeiden van wel, beoordelen de drukte op het water en de overlast daarvan vergelijkbaar met Amsterdammers die ook echt aan het water wonen. Amsterdammers die niet aan het water wonen en dat ook zeiden in de enquête, zijn milder in hun oordelen over de drukte en overlast dan beide andere groepen.
De politicoloog Robert Putnam beschreef in 2000 in zijn studie Bowling Alone: America’s Declining of Social Capital hoe de betekenis van het verenigingsleven en sociale contacten afneemt.1 Het toenemend aantal uren dat men voor de televisie doorbrengt was daar volgens hem voor een groot deel schuldig aan. “Most people in America watch Friends, instead of having friends”, schreef Putnam.
Het rapportcijfer dat de drie groepen geven voor de grachten verschilt ook. Amsterdammers die zeggen aan het water te wonen, terwijl dat niet zo is, geven vaker een onvoldoende voor de grachten dan de twee andere groepen; er valt dus nog wel het een en ander te verbeteren aan de grachten.
O+S onderzocht in hoeverre de bevindingen van Putnam ook in Amsterdam opgaan en dan blijkt dat mensen die veel tv kijken inderdaad vaker in een sociaal isolement verkeren2 en minder vaak actief zijn in verenigingen. Ook andersom geldt dat mensen die maatschappelijk actief zijn, minder uren voor de tv doorbrengen dan mensen die dat niet zijn. Zo kijken Amsterdammers die minstens een keer per maand actief zijn in een vereniging of vrijwilligerswerk verrichten, een half uur minder tv op een doordeweekse dag dan het gemiddelde van drie uur.
Amsterdammers die niet aan het water wonen en dat ook aangeven, geven juist vaker een onvoldoende voor hun leefomgeving. Deze groep is dus minder op de grachten gericht dan beide andere. 1 Festinger, L: A theory of cognitive dissonance. Stanford University Press. Stanford, 1957. 2 Baumeister, R.: ‘A self-representational view of social phenomena’. In: Psychological Bulletin, 1982, 46, 5-13. 3 Overlast op het water. Gemeente Amsterdam/Bureau Onderzoek en Statistiek, 2012.
100 %
Oordeel over de grachten naar drie groepen Amsterdammers
90 80 70
achter hun computer zitten. Overall blijkt dan dat mensen in een sociaal isolement juist minder uren achter de computer doorbrengen dan anderen. Dat komt omdat oudere mensen relatief vaak geen internet hebben. Sterk sociaal geïsoleerde jongeren brengen juist méér uren achter de computer door (15,7 uur per week) dan niet-geïsoleerde jongeren (9,4 uur per week).
1 Putnam, R.: Bowling Alone: The Collapse and Revival of American Community. Simon & Schuster Ltd. New York, 2000. 2 Om na te gaan in hoeverre Amsterdammers zich sociaal geïsoleerd voelen zijn de respondenten zes stellingen voorgelegd, zoals: ‘Ik voel me van andere mensen geïsoleerd’ en ‘Mijn sociale contacten zijn oppervlakkig.’ Dit resulteerde in een schaal lopend van sterk geïsoleerd (score 6-13) via gemiddeld geïsoleerd (score 14-17) naar niet geïsoleerd (score 18).
Gemiddeld aantal uren tv-kijken op een doordeweekse dag 4
3
2
60 50 40 30 20 10 0 ervaren overlast
(zeer) druk op de grachten
drukte storend
drukte (zeer) toegenomen
Mensen die in een sociaal isolement verkeren kijken bijna twee keer zoveel tv als zij die niet sociaal geïsoleerd zijn (3,8 uur versus 2,3 uur). Behalve aan tv kijken is ook aandacht besteed aan het aantal uren dat mensen
n
wel
n
niet
1
0
> 1x per maand actief in vereniging
vrijwilligerswerk
sociaal isolement
bron: O+S
groep 1 (ja/ja) groep 2 (ja/nee) groep 3 (nee/nee)
bron: O+S
n n n
De eenzame televisiekijker
36
37
Met school naar het museum
Huidig bezoek aan het Stedelijk Museum (2006) en het circus naar de aandacht die er op school en thuis voor cultuur was, Amsterdammers van 18 jaar en ouder
30% Allochtone kinderen gaan minder vaak naar een museum dan autochtone kinderen. Dat komt voor een belangrijk deel omdat zij minder vaak door hun ouders worden meegenomen. Zo geeft van de autochtone kinderen 85% aan dat zij wel eens worden meegenomen naar een voorstelling of een museum, terwijl dat van Marokkaanse kinderen in Amsterdam 51% is.
25%
20%
De vraag is of het vak culturele en kunstzinnige vorming (CVK) iets kan compenseren van deze verschillen tussen ouders. Voor het antwoord op die vraag is in retrospectief bepaald wat het effect van school en ouders was op de huidige cultuurconsumptie van volwassen Amsterdammers. Dat is voor veel vormen van cultuur gedaan; bijgaande figuur is een voorbeeld met het Stedelijk Museum en circusbezoek. Amsterdammers die alleen op school met cultuur in aanraking kwamen gaan ongeveer net zo vaak naar het Stedelijk Museum als mensen die door hun ouders, noch door school werden gestimuleerd op dit gebied. Tussen mensen die alleen door hun ouders werden gestimuleerd en mensen die alleen op school of op school noch thuis met cultuur in aanraking kwamen, zien we een behoorlijk verschil: de aandacht voor cultuur thuis leidt tot beduidend meer bezoek aan het Stedelijk Museum. Een combinatie van school en thuis leidt tot de hoogste bezoekcijfers: mensen die zowel door hun ouders als door school werden gestimuleerd brachten het vaakst een bezoek aan het Stedelijk. Voor circusbezoek, daarentegen, maakt het weinig uit of men door school of ouders werd meegenomen naar culturele voorstellingen. Voor de huidige generatie volwassenen geldt blijkbaar dat school het gebrek aan stimulans van ouders niet kon compenseren. Er bestaat wel een effect van school, maar alleen als daar een voedingsbodem voor is in het gezin waarin iemand opgroeit.
15%
10%
5%
0%
geen ouders geen school
alleen school
alleen ouders
ouders en school
n Stedelijk Museum n circusvoorstelling
Bron: O+S, 2006
Dat neemt uiteraard niet weg dat een bezoek aan het Stedelijk Museum voor ieder kind waardevol kan zijn, zelfs al verschilt de betekenis ervan voor toekomstig gedrag.
38
39
Segregatie in het onderwijs: witte vlucht Noord
Autochtone leerlingen gaan vooral in Zuid naar school. Ruim de helft van de autochtone leerlingen binnen de ring (Oost, West en Centrum) en 45% van de autochtone leerlingen uit Nieuw-West reizen naar een middelbare school in Zuid. Nu zijn daar veel scholen die onderwijs op de hoogste niveaus aanbieden, maar de massale trek naar Zuid blijft opmerkelijk omdat ook in de andere stadsdelen scholen zijn die elk onderwijsniveau aanbieden. Allochtone leerlingen trekken ook naar Zuid, maar kiezen ook scholen in Slotervaart en Oost. Een opmerkelijke bevinding is dat juist in deze twee stadsdelen veel autochtone leerlingen naar andere stadsdelen reizen. Bijna de helft (45%) van de niet-westerse allochtone leerlingen uit Slotervaart kiest een school in Slotervaart tegenover 3% van de autochtone leerlingen. In Oost zit 63% van de allochtone leerlingen op school in het eigen stadsdeel en 19% van de autochtone leerlingen. De scholen in deze stadsdelen blijken dus wel aantrekkelijk voor allochtone, maar niet voor autochtone leerlingen.
West
Centrum
Oost Nieuw-west Zuid
% niet-westerse allochtone VO leerlingen per woonstadsdeel 75% en meer 50% - 75% 25%-50% minder dan 25%
n n n n
Zuidoost
Bron: O+S
n autochtone (+westerse allochtone) VO leerlingstromen niet-westerse allochtone VO leerlingstromen n
40
Amsterdam linkser maar minder voor inkomensnivellering
41
Inkomensverschillen 53
31
16
63
n
23
inkomensverschillen moeten kleiner
n
n
neutraal
14
inkomensverschillen moeten groter
De Amsterdammers die voor het vergroten van inkomensverschillen zijn, hebben vaker een inkomen in de hoogste categorie (boven 3201 euro netto per maand) dan degenen die voor het verkleinen van inkomensverschillen zijn (respectievelijk 37% en 16%). De middeninkomens zijn het vaakst voor verkleining van de inkomensverschillen (66%). De laagste inkomensgroep (netto 700 per maand of minder, vaak studenten) en de hoogste inkomensgroep zijn vaker voor het vergroten van inkomensverschillen (respectievelijk 29% en 25%) dan de andere inkomensgroepen.
Behoud van de eigen cultuur van allochtonen 34
28
18 Ondanks de heftige protesten naar aanleiding van de plannen rond de zorgverzekering, is 63% van de Nederlanders voor het verkleinen van inkomensverschillen. Van de Amsterdammers zijn dat er met 53% minder. Dit terwijl Amsterdammers zichzelf op een links–rechts schaal linkser plaatsen dan de gemiddelde Nederlander. Van de Amsterdammers noemt 53% zichzelf links, terwijl dit landelijk 42% is.1 Van de Amsterdammers noemt 22% zich rechts, terwijl dit landelijk 27% is. Samengevat geldt dat Amsterdammers eerder verwijzen naar hun sociaal-culturele opvattingen dan hun sociaaleconomische opvattingen als zij zich linkser noemen dan Nederlanders.2
38
19
n behouden van cultuur voor allochtonen
64
n neutraal
n aanpassen van cultuur voor allochtonen
Amsterdammers zijn veel vaker voor het behoud van de eigen cultuur van allochtonen. Dat wordt deels veroorzaakt door het hogere aandeel allochtonen in Amsterdam, die gemiddeld vaker vinden dat allochtonen hun eigen cultuur moeten kunnen behouden. Maar ook de mening van autochtone Amsterdammers verschilt aanzienlijk van die van Nederlanders gemiddeld.
Harder straffen tegen criminaliteit 37 5
n
16
47
10
85
criminaliteit bestrijden door preventie
n
neutraal
n harder straffen tegen criminaliteit
Verder zijn Amsterdammers veel minder vaak voor harder straffen dan de gemiddelde Nederlander (47% versus 85%). Lager en middelbaar opgeleiden zijn meer voor strenger straffen dan hoger opgeleiden. Wellicht vormt de hoger opgeleide Amsterdamse bevolking een (deel van de) verklaring voor het verschil met Nederland.
Euthanasie 9 84
n
1 Anderweg, R. en J. Thomassen red.: Democratie doorgelicht. Leiden University Press. Leiden, 2011. 2 De Amsterdamse Burgermonitor 2011. Gemeente Amsterdam/Bureau Onderzoek en Statistiek.
euthanasie altijd toegestaan
n
neutraal
14 6
n
10
euthanasie altijd verboden
Over euthanasie zijn Amsterdammers iets minder liberaal dan overige Nederlanders (77% is voor tegenover 84% in Nederland). Dit komt voor een groot deel doordat niet-westerse allochtonen vaak tegen euthanasie zijn (48% van de Amsterdamse Turken, 55% van de Amsterdamse Marokkanen is tegen). Van de autochtone Amsterdammers vindt slechts 3% dat euthanasie verboden moet worden (93% is er voor).
Bron: O+S
77
42
43
Fietsen in de stad Het aantal fietsen in de stad lijkt toe te nemen. Vooral in het centrum. Om overlast van geparkeerde fietsen te voorkomen, is het aantal fietsenstallingen uitgebreid en wordt eerder korte metten gemaakt met fietswrakken en weesfietsen. En hoewel er verschillende benaderingen voorhanden zijn, is onbekend hoeveel fietsen Amsterdam precies telt. Om hier achter te komen, is gebruik gemaakt van een methode die eerder haar succes bewezen heeft bij het bepalen van de hoogte van de Westertoren: de gemiddelde lengte van
de Westertoren. De uitkomst was dat Amsterdam 881.000 fietsen telt. Met zo’n 800.000 inwoners in Amsterdam in 2012 komt dit neer op ruim 1 fiets per inwoner. In haar oratie De fiets van Hare Majesteit: Over nationale habitus en sociologische vergelijking, schrijft hoogleraar Giselinde Kuipers: ‘De fiets geeft distinctie via “gewoonheid”. De beelden van het fietsende koningshuis zijn dus een interessante reflectie van Nederlandse statuspolitiek. Daarnaast kregen deze beelden van ons “gewone” koningshuis
een sterke nationale symboolfunctie. Sowieso is de fiets een sterk nationaal symbool - ook commerciële partijen gebruikten het al vroeg om te appelleren aan het Nederlandse wij-gevoel.’1 De gewone zwarte fiets is inmiddels op z’n retour. Sterker nog, de enorme variatie van fietsen die het huidige straatbeeld laat zien, past bij de huidige sterk gefragmenteerde en geïndividualiseerde samenleving. 1 www.os.amsterdam.nl/pdf/2011_oratie_kuipers.pdf 2 Ligfiets, tandem, cruiser, elektrische fiets, fixie, Kronan e.a.
Welke fietsen hebben Amsterdammers?
Bakfiets
2%
Vouwfiets
3%
Moederfiets
5%
Overig2
8%
Mountainbike
8%
Racefiets
13%
Tourfiets
18%
Omafiets
61%
Heren- of damesfiets
©Jorris Verboon/Chantal van Wessel/Het Parool, bron: O+S
2%
44
Hbo’ers en academici naar buurtcombinatie Amsterdam, 2008 hbo’ers
n n n n n
veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld heel veel meer dan gemiddeld
Hbo’ers zijn meer over de stad verspreid dan academici, zoals uit de figuren blijkt. De laatste groep is duidelijk meer vertegenwoordigd in het centrum en zuid. Daarbij spelen inkomensverschillen een belangrijke rol. Een gemiddelde mbo-afgestudeerde verdient 25.000, een hbo-afgestudeerde 36.000 en een academicus 50.000 euro per jaar.2 Dat verschil neemt nog eens toe, nu steeds vaker partners met eenzelfde opleidingsniveau een huishouden vormen. Overigens is Amstelveen met een eerste plaats op sociaal-economische indicatoren en een vierde plaats op woonaantrekkelijkheid de hoogst geklasseerde gemeente in de Atlas.
academici
1 Marlet, G. en C. van Woerkens: Atlas voor gemeenten 2012. VOC Uitgevers. Nijmegen, 2012. 2 Mooi, M. de, et.al.: ‘Studeren loont. Inkomens van afgestudeerden in het mbo, hbo en wetenschappelijk onderwijs’. In: Sociaaleconomische trends, 2e kwartaal 2012. Voorburg. CBS.
bron: CBS/O+S
De woonbuurt van hoogopgeleiden
Volgens de Atlas voor Gemeenten waarin de vijftig grootste gemeenten van Nederland op veertig punten worden vergeleken is Amsterdam al jaren de aantrekkelijkste woongemeente.1 Het culinair en cultureel aanbod, alsmede het grote aantal vooroorlogse woningen, met een unieke kwaliteit en uitstraling zijn daarbij belangrijke factoren. Vooral voor hogeropgeleiden is het centrale deel van Amsterdam aantrekkelijk. Amsterdammers die binnen de ring A10 wonen zijn vaker hoogopgeleid dan Amsterdammers buiten de ring. Hun inkomen is gemiddeld hoger, waardoor ze het zich kunnen veroorloven in dit aantrekkelijke gebied te wonen. De koop- en huurprijzen liggen binnen de ring hoger dan buiten de ring, juist omdat binnenstedelijk wonen zo gewild is.
45
46
47
Nieuwbouw en instroom ‘high potentials’
De oplevering van nieuwbouwwoningen is een sterke motor achter de toegankelijkheid van Amsterdam voor mensen van buiten de stad. Het zorgt voor dynamiek op de woningmarkt. Met elke opgeleverde woning ontstaat er een nieuwe verhuisketen, waarbij woningen in de bestaande voorraad vrijkomen. In de perioden met weinig nieuwbouw, is ook de instroom van pas afgestudeerden relatief laag. De laatste drie jaar – 2009, 2010 en 2011 - werd er nog redelijk wat nieuwbouw opgeleverd, maar het was al minder dan in 2007 en 2008. De komende jaren zullen er weinig nieuwbouwwoningen worden opgeleverd. Er wordt op dit moment nauwelijks gebouwd. De kans dat ook de instroom van pas afgestudeerden verder zal afnemen, is daarmee groot.
Saldo van vestiging en vertrek tussen universiteitssteden en Amsterdam van 25-29 jarigen en aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen, 1992-2011
Deze jonge hoogopgeleiden zijn een belangrijke schakel in de Amsterdamse economie. Als arbeidskracht, maar ook als kapitaalkrachtige bewoner van de stad. Wanneer zij niet direct na hun studie naar Amsterdam toe komen, is het niet waarschijnlijk dat zij later alsnog naar de stad komen. De verminderde toegankelijkheid van de woningmarkt zorgt er voor dat de ‘eind twintigers’ van nu, de komende decennia vaker zullen ontbreken in de Amsterdamse beroepsbevolking.
n nieuwbouw
saldo 25-29 jarigen uit universiteitssteden 1.800
7.000
1.600 6.000
5.000
4.000
1.000
800
3.000
600 2.000 400 1.000
0
Bron: O+S
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
0
1993
200 1992
nieuwbouw
1.200
saldo 25-29 jarigen uit universiteitssteden
1.400
48
Scheefwonen
49
Scheefwonen, 2011
De Europese Unie heeft uitgesproken dat in de Nederlandse sociale huursector sprake is van oneigenlijke staatsteun. Volgens Europa mogen alleen de laagste inkomensgroepen aanspraak maken op woningen die (mede) door de overheid bekostigd zijn. Het gaat dan om alle corporatiewoningen met een huur beneden de huurtoeslaggrens. Middeninkomens met een inkomen boven de €33.000 bruto per jaar zouden niet of nauwelijks meer aanspraak mogen maken op deze woningen. Omgerekend gaat het om huishoudens met een netto maandinkomen van €1.930,-. Volgens deze benadering woont 23% van de Amsterdamse huishoudens scheef: zij verdienen meer dan €1.930,- per maand en wonen in een huurwoning van een woningcorporatie met een kale huur die lager is dan €643,-. Het gaat in Amsterdam om zo’n 42.000 huishoudens.
Scheefwonen heeft maar weinig te maken met ‘oneigenlijk profijt’ en zelfs niet direct met de populariteit van een gebied: zowel binnen als buiten de ring zijn er buurten te vinden waar meer en minder scheef wordt gewoond. Er is geen duidelijk patroon. Een deel woont er omdat de woning in hun ogen passend is. Met een inkomen net boven modaal (bijv. €2000,netto per maand) en een kale huur van €550,- gaat toch al ruim een kwart van het inkomen op aan de huur. En daar komen de servicekosten en energielasten nog bij. De vraag is wat deze huishoudens gaan doen, wanneer zij een huurverhoging voor hun kiezen krijgen.
n n n n n
veel lager dan gemiddeld lager dan gemiddeld hoger dan gemiddeld veel hoger dan gemiddeld geen data
bron: Wonen in Amsterdam 2011
De figuur laat zien waar vaak wordt scheefgewoond in Amsterdam. Dat is in de wat nieuwere, grotere en duurdere corporatiewoningen zoals die te vinden zijn in het Oostelijk Havengebied, IJburg en De Aker. Voor deze woningen met een huur tussen €412 en €643,- gold tot voor 1 januari 2011 toen de EU-regel van kracht werd ook geen inkomenseis.
50
51
Verschillen in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
Hoewel Amsterdam relatief veel gezinnen telt met minderjarige kinderen waarbij beide ouders een baan hebben van minimaal 32 uur in de week, is het algemene beeld in Amsterdam nog steeds dat mannen veel vaker (77%) fulltime werken dan vrouwen (46%). Het kostwinnersmodel komt in Amsterdam vrij vaak voor, vooral bij de relatief grote groep niet-westerse allochtonen. Het anderhalf-model (de een werkt full time, de ander part time) komt in Amsterdam minder vaak voor dan gemiddeld in Nederland. Toch is het aandeel fulltime werkende vrouwen in loondienst ook in Amsterdam veel kleiner dan het aandeel dat in deeltijd werkt. Mannen werken veel minder vaak in deeltijd, maar de groep mannen die dit doet, is vrij constant, naar leeftijdsgroepen beschouwd.
n
onderwijsvolgend/ studerend in loondienst voltijd in loondienst deeltijd
n n
n n n
zelfstandig voltijd zelfstandig in deeltijd werkloos/ arbeidsongeschikt
n
eigen huishouding/ anders gepensioneerd
n
bron: REB, O+S
100%
De meeste jongeren tussen de 15 en 19 jaar zitten nog op school of zijn net met een studie begonnen. Een klein deel van de jongeren in deze groep werkt al, zoekt een baan maar kan deze niet vinden of is arbeidsongeschikt. Met de leeftijd neemt het aandeel onderwijsvolgenden snel af en het aandeel werkenden toe. Dan ontstaan ook de verschillen tussen mannen en vrouwen. Al in de leeftijdsgroep 25-29 jaar is het aandeel vrouwen dat beschikbaar is voor arbeid kleiner dan het aandeel beschikbare mannen. Van alle Amsterdammers in loondienst werkt 62% fulltime (meer dan 32 uur per week).
53
Toenemende inkomens ongelijkheid
Inkomensongelijkheid (o.b.v. Gini-index) Amsterdam 2000 = 0.28
De inkomensongelijkheid in Nederland is relatief gering. De zogenaamde Gini-coëfficiënt geeft met een getal tussen de 0 en 1 aan hoe groot de inkomensongelijkheid is. Is de waarde 1, dan heeft één persoon alle inkomen en is de waarde 0 dan heeft iedereen evenveel inkomen. De maat is populair onder economen en sociologen. Een bekend voorbeeld is The Great Gatsby Curve, die suggereert dat naarmate de inkomensongelijkheid toeneemt, de inkomensverschillen tussen generaties afnemen.1 Rijke families blijven rijk.
In 2008 was de Gini-coefficient voor Nederland 0,29. Dit is laag ten opzichte van andere Europese landen. In Griekenland, Portugal, de Baltische landen en Polen zijn de inkomensverschillen juist relatief groot. In Amsterdam zijn de inkomens minder gelijk verdeeld dan in heel Nederland. Bovendien is de inkomensongelijkheid in Amsterdam de afgelopen jaren toegenomen. Dit wordt onder andere veroorzaakt door het toenemende aantal tweeverdieners. In een stad met veel alleenstaanden en een toenemend aantal
tweeverdieners kan de ongelijkheid gemakkelijk toenemen. Verder neemt in Amsterdam de ongelijkheid toe, doordat er meer heel hoge inkomens zijn bijgekomen in de afgelopen jaren.
de Helmersbuurt in West en Waterland en de Nieuwendammerham in Noord nam de inkomensongelijkheid sterk toe. Niet alleen binnen buurten, ook tussen buurten zijn de verschillen toegenomen.
In de welvarende buurten in Centrum en Zuid is de inkomensongelijkheid groter dan in de rest van de stad. In een deel van deze buurten is de ongelijkheid tussen 2000 en 2007 ook toegenomen. Ook in de Omval in Oost,
n n n n n
0.37 − 0.49 0.33 − 0.36 0.28 − 0.32 0.23 − 0.27 0.19 − 0.22
Amsterdam 2007 = 0.32 1 http://milescorak.files.wordpress.com/2012/01/inequality-from-generation-to-generation-the-united-states-in-comparison-v3.pdf
meer ongelijkheid minder ongelijkheid
bron: O+S
52
54
55
De Amsterdamse veiligheidsparadox
De Veiligheidsindex Amsterdam heeft sinds 2003 de veiligheidsindex. Er is een objectieve index (wat gebeurt er daadwerkelijk) en een subjectieve index (wat is de beleving). De indexen worden drie keer per jaar voor 78 buurten berekend. De indexscore voor Amsterdam is in 2003 op 100 gesteld, een hogere index staat voor een onveiliger score. Het kleurenpalet duidt erop dat er wijken zijn die objectief (veel) veiliger zijn dan subjectief (50%), wijken die subjectief (veel) veiliger zijn (22%) en wijken waarin beide scores nauwelijks of niet van elkaar verschillen (27%). Objectief veiliger wijken hebben een meer perifere ligging, subjectief veiliger wijken liggen daarentegen meer centraal in de stad. Om na te gaan of deze patronen zich ontwikkelen kijken we ook naar de jaren 2010-2011. In de tweede figuur is het aantal wijken dat objectief veiliger is dan subjectief nog steeds het grootst, maar wel iets kleiner dan in 2003-2004 (44%). Het aandeel subjectief veiliger wijken is gestegen naar 37%, terwijl het aandeel met geringe verschillen is gedaald (19%). De in 2003-2004 geconstateerde concentratie van subjectief veiliger wijken zet door. Er is nu sprake van een tweedeling: in het gros van de wijken binnen de 19e eeuwse gordel is het subjectief veiliger dan objectief, terwijl het daarbuiten juist objec-
tief veiliger is. Een paar buurten verschieten van kleur. Met name wijken in Noord en Zuidoost (Bijlmer Centrum) veranderen van subjectief veiliger naar objectief veiliger. De Amsterdamse veiligheidsparadox bestaat Het antwoord op de vraag of er zoiets als een Amsterdamse veiligheidsparadox bestaat dient op basis van bovenstaande resultaten bevestigend te worden beantwoord. In slechts één van de vier of vijf wijken loopt de veiligheidsbeleving in de pas met de criminaliteitsontwikkeling. In (bijna) de helft van de gevallen is het objectief veiliger dan subjectief. In het resterende deel is het omgekeerde het geval: de subjectieve veiligheid is er groter dan de objectieve. Ten slotte valt er ook een zekere dynamiek waar te nemen: de subjectieve veiligheid wordt in de tijd relatief groter dan de objectieve veiligheid.
n n n n n
subjectief veel veiliger subjectief veiliger subjectief even veilig als objectief objectief veiliger objectief veel veiliger
Verschil objectieve en subjectieve scores 2010-2011
bron: O+S
Veiligheid draait niet alleen om feiten, maar ook om beleving. Dat de criminaliteit in Nederland de laatste tien jaar is afgenomen, wil dan ook niet zeggen dat mensen zich werkelijk veiliger voelen. Die discrepantie tussen veilig zijn en veilig voelen wordt de veiligheidsparadox genoemd. Bestaat die ook in Amsterdam?
56
57
Vertrouwen in de buurt
140 120 100 80 60 40
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
0
bron: O+S
20
2004
parkeerautomaten en -kaarten belparkeren vergunningen naheffingsaanslagen totaal
2003
2002
1 Putnam, R.D. (2007). E pluribus unum. Diversity and community in the twenty-first century. The 2007 Johan Skytte Prize Lecture. Scandinavian Political Studies, 30, 137-174. 2 Oirschot, van L., J. Slot & E. van Oirschot (2011) Voorspellers van vertrouwen in de buurt. Mens & Maatschappij, 86e jaargang, nr. 1 (maart 2011) http://www.os.amsterdam.nl/pdf/2011_sociale_cohesie.pdf
160
2001
hoog
180
2000
samenstelling buurt
x E1.000.000
1999
laag
Waar in de jaren zestig alleen op sommige plekken in de binnenstad moest worden betaald, geldt anno 2012 betaald parkeren op elke parkeerplek binnen de ringweg (uitgezonderd Amsterdam-Noord). Daarnaast is het betaald parkeren in stadsdeel Zuid recent uitgebreid tot aan de gemeentegrens met Amstelveen en ook in de stadsdelen Nieuw-West, Noord en Zuidoost is, zij het op een beperkt aantal plekken, betaald
De uurtarieven lopen uiteen van 1,10 euro in AmsterdamNoord tot 5 euro in de binnenstad. Enkele (winkel)straten hebben een uurtarief van 10 cent, maar deze is gekoppeld aan een beperkte parkeerduur. Door de uitbreiding van het gebied waar betaald parkeren geldt, gestegen tarieven en toenemend verkeer in de stad is het betaald parkeren inmiddels een belangrijke inkomensbron voor de gemeente Amsterdam. In 2011 leverde het parkeren ruim 160 miljoen euro op, waarvan 66 miljoen via parkeerautomaten en parkeerkaarten, 41 miljoen uit belparkeren en 31 miljoen door de uitgifte van parkeervergunningen. Er werd in 2011 voor 22 miljoen aan naheffingsaanslagen uitgeschreven. Tien jaar eerder was de totale opbrengst van het parkeren in de stad nog niet de helft: 76 miljoen in 2001.
1998
laag
vertrouwen in de buurt
niet-westerse allochtonen westerse allochtonen
Ook in Amsterdam neemt het vertrouwen in de buurt af als de etnische heterogeniteit toeneemt. Op zich zelf is deze uitkomst niet zo verwonderlijk. Ook grote verschillen in leeftijd leiden tot afnemend vertrouwen. Belangrijker in het Amsterdamse onderzoek was de vraag of verschillende etnische groepen verschillend bijdragen aan het afnemend vertrouwen. En dat blijkt het geval. Sommige groepen dragen meer bij aan de afname van vertrouwen dan andere. Zo blijkt de aanwezigheid van Marokkaanse Amsterdammers, anders dan bij westerse allochtonen zoals Belgen en Duitsers, het vertrouwen te dempen. Een buurt met 20 procent Marokkaanse Amsterdammers en 80 procent autochtonen is anders dan een buurt met 20 procent westerse allochtonen en 80 procent autochtonen. Een mogelijke verklaring hiervoor is de manier waarop naar diverse bevolkingsgroepen wordt gekeken in Nederland. Door stereotypering en stigmatisering kan een sterk negatief beeld van bepaalde groepen allochtonen ontstaan. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen of en in welke mate dit het geval is. In ieder geval zijn dit soort bevindingen aanleiding zorgvuldig om te gaan met categorische aanduidingen.
parkeren ingevoerd. Ook de nieuwe wijk IJburg kent inmiddels betaald parkeren.
1997
De diversiteitscore wordt berekend aan de hand van de Herfindahl-index. Een voorbeeld: als in een buurt 20 procent Turkse, 40 procent Marokkaanse en 40 procent autochtone Amsterdammers wonen, dan is de diversiteitscore als
In maart 1964 verschenen de eerste parkeermeters in het Amsterdamse straatbeeld. In eerste instantie ging het om vijfhonderd meters in het centrum van de stad, onder andere aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Tien jaar later waren er al achtduizend. Deze parkeermeters werden geleidelijk vervangen door automaten die parkeerkaartjes verkochten, zodat niet langer één automaat per parkeerplek nodig was. Gegeven het risico van braak is het inmiddels niet altijd meer mogelijk om contant te betalen voor een parkeerplek. In het centrum zijn alle oude parkeerautomaten vervangen door nieuwe exemplaren die geen contant geld accepteren, maar waar betaald kan worden met pinpas en creditcard. Een kaartje uit de automaat achter de ruit leggen is vaak niet meer nodig: intoetsen van het kenteken bij de automaat is dan voldoende. Sinds 2006 is het ook mogelijk om met de mobiele telefoon te betalen, het zogenaamde belparkeren.
volgt: 1 – (0,22+0,42+0,42) = 0,64. De score loopt van 0 tot 1, waarbij een buurt met een score van 1 heterogeen is en een buurt met een score van 0 homogeen.
bron: O+S
anderen en nemen minder deel aan het sociale leven.1 Zelfs het vertrouwen in de eigen etnische groep zou afnemen in een diverse buurt. O+S heeft onderzocht in hoeverre de bevindingen van Putnam ook in Amsterdam opgaan.2
hoog
Harvard-politicoloog Robert Putnam werd bekend met zijn studie Bowling Alone: America’s Declining of Social Capital, waarin hij de afnemende betekenis van het verenigingsleven beschrijft. Later deed hij onderzoek naar de betekenis van etnische diversiteit voor het vertrouwen van bewoners in hun buurt en in elkaar. In etnisch diverse buurten hebben mensen volgens Putnam (2007) de neiging om in hun schulp te kruipen (to hunker down); ze hebben minder vrienden, minder vertrouwen in
Betaald parkeren
58
Amsterdamse jongeren: instroom
1 Een vestiger is iemand die op of na zijn 18e verjaardag in Amsterdam is komen wonen. Een Amsterdammer is iemand die voor zijn 18e in Amsterdam is komen wonen.
Amsterdamse jongeren naar leeftijd vestiging in de stad en herkomst 2002 2012
16.000
16.000
14.000
14.000
12.000
12.000
10.000
10.000
8.000
8.000
6.000
6.000
4.000
4.000
2.000
2.000
0
15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
n n
n n n
n
niet-westers allochtoon - vestiger1 niet-westers allochtoon Amsterdammer westers allochtoon - vestiger westers allochtoon - Amsterdammer autochtoon - vestiger autochtoon - Amsterdammer
0
15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
bron: O+S
Bijna 5% van de Nederlanders woont in Amsterdam (4,7%), daarna volgt Rotterdam met 3,7% en Den Haag met 3,0%. Utrecht volgt op afstand met 1,9%. Maar de kans dat een Nederlander tijdens zijn leven in één van de grote steden gaat wonen is veel groter. Veel mensen wonen voor kortere tijd, vaak als ze jong zijn, in één van de grotere steden, waarna vervolgens een deel besluit weer te verhuizen. De meeste Amsterdammers kiezen er dus bewust voor om in Amsterdam te komen wonen. De instroom van nu bepaalt daarmee de samenstelling van de stad van morgen. Van alle mensen die in 2011 naar een andere woonplaats in Nederland verhuisden, is 5,3% naar Amsterdam verhuisd. Van de jongeren (1524 jaar) die weg willen uit hun woonplaats, wil 15% naar Amsterdam en 9% naar Utrecht. Zeven procent wil naar Rotterdam, 4% wil naar Groningen. Den Haag blijft ook hier op 3% steken. Voor de (aspirant) hoger opgeleide jongeren, jongeren met een HAVO-, VWO-, HBOof WO-diploma, is Amsterdam de eerste stad (18%), en Utrecht de tweede (12%). Rotterdam blijft op 7% staan. Dit zorgt ervoor dat er elk jaar een grote groep jongeren naar de stad komt. Hierdoor verandert de samenstelling van de Amsterdamse jongeren. De jongeren die na hun 18e naar de stad komen zijn veel vaker dan de jongeren die in Amsterdam opgroeien van autochtone herkomst. Het aantal jongeren in Amsterdam neemt door deze instroom snel toe. In 2002 waren er nog bijna 109.000 jongeren tussen de 15 en 26 jaar, inmiddels zijn dit er bijna 133.000. De leeftijd waarop jongeren naar de stad komen is de afgelopen 10 jaar verschoven; steeds vaker zijn zij 18, 19 of 20 jaar terwijl dit in 2002 nog vaak 21 jaar of ouder was. De Amsterdamse universiteiten en hogescholen trekken relatief veel meisjes aan. Hierdoor is van de Amsterdammers tussen de 19 en 26 jaar 55% vrouw. Vanuit het perspectief van Amsterdam betekenen al deze nieuwe Amsterdammers dat de stad er ook statistisch gezien, van alcoholconsumptie tot werkloosheid, heel anders uit gaat zien in de leeftijdscategorieën boven 18 jaar.
59
Colofon Samenstelling Bureau Onderzoek en Statistiek (O+S) Oudezijds Voorburgwal 300 1012 GL Amsterdam Telefoon 020 251 0333 www.os.amsterdam.nl Vormgeving ABC Vorm, Let de Jong Drukwerk SDA Print + Media
December 2012
Bevolkingsontwikkeling Amsterdam 1960-2012 900.000
1959 Naoorlogse record van 872.000
850.000
1960-1985 Suburbanisatie door deconcentratiebeleid, opkomst van de auto en de verouderde woningvoorraad. In deze periode verandert de bevolkingssamenstelling sterk door: Vertrek van gezinnen naar Purmerend, Hoorn, Alkmaar, Lelystad en later ook naar Almere en Haarlemmermeer
800.000
jaren ’90 Ontwikkeling binnenstedelijke nieuwe locaties (Oostelijk Havengebied en IJburg): Steeds meer gezinnen blijven in de stad wonen. Ook wordt de stad steeds aantrekkelijker voor jonge hoogopgeleiden.
Aankomst gastarbeiders (voornamelijk Turkse en Marokkaanse mannen)
227 november 2012 Geboorte 800.000ste Amsterdammer
750.000 700.000 650.000
1978-1986 Start stadsvernieuwing wethouder Jan Schaefer 1985 dieptepunt inwoneraantal: 675.000
600.000 1960
1965
1970
1975
1980
1985
1990
1995
2000
2005
2010
bron: O+S
Hoogtepunt suburbanisatiegolf: jaarlijks verlaten per saldo 20.000 Amsterdammers de stad