Het Zeeuws Klimaatfonds
(Startnotitie)
Inleiding Het Zeeuws Duurzame Energie- en Klimaatfonds (kortweg: Zeeuws Klimaatfonds) is een nieuw initiatief om een duurzame energiehuishouding en klimaatneutrale bedrijfsvoering bij Zeeuwse bedrijven en instellingen een flinke stap dichter bij te brengen. Het fonds biedt Zeeuwse bedrijven, instellingen en burgers de mogelijkheid voor vrijwillige CO2compensatie dicht bij huis. Moeilijk vermijdbare CO2-uitstoot wordt door het fonds gecompenseerd via het realiseren en ondersteunen van duurzame energie- en klimaatprojecten in Zeeland. Deelnemers aan het fonds bepalen zelf welke Zeeuwse projecten in aanmerking komen voor financiële steun vanuit het fonds. Het fonds gaat in 2009 van start en staat open voor alle Zeeuwse bedrijven, (overheids)instellingen, organisaties en burgers. Voor het beheer van het fonds wordt een onafhankelijke organisatie (stichting) ingesteld, waarin de belangrijkste stakeholders vertegenwoordigd zijn. Het Duurzame Energie- en Klimaatfonds Zeeland is in eerste aanzet een initiatief van de ZMF, de provincie Zeeland en het bureau AdFair. Andere partners kunnen zich in de initiatieffase aansluiten.
Achtergrond klimaatcompensatie In de komende jaren moeten forse stappen gezet worden om onze energiehuishouding verder te verduurzamen en de CO2-uitstoot verder terug te dringen. De doelstelling van de nationale overheid is om de CO2-uitstoot voor 2020 met 20% terug te dringen (ten opzichte van 1990) en het aandeel aan duurzame energiebronnen te verhogen naar 20%. Op langere termijn moet de CO2-emissie nog verder afnemen (met 60-80 % in 2050). Als strategie om tot een duurzame energiehuishouding voor bedrijven en instellingen te komen is een driestappenplan ontwikkeld. Deze zogenaamde ‘ trias energetica’ is een lijdraad om stap voor stap klimaatneutraal te worden. Stap 1. Beperk de energievraag (bv door isolatie van huizen, licht uit waar dit niet nodig is) Stap 2. Gebruik duurzame energiebronnen (Zon, water, wind, biomassa, geothermisch) Stap 3. Gebruik eindige fossiele energiebronnen zo efficiënt mogelijk (hoog rendement).
Omdat de energievraag - ondanks besparingen en efficiënter gebruik - voorlopig fors groter is dan het aanbod van duurzame energie, blijven we nog jaren afhankelijk van fossiele energiebronnen als kolen, olie en gas. Kernenergie wordt in het transitiedenken naar een duurzame energiehuishouding hooguit gezien als een tijdelijk tussenoplossing. Het terugdringen van de CO2-uitstoot die met de inzet fossiele energiebronnen gepaard gaat, vormt voor de komende decennia een enorme uitdaging. Verschillende (deel)oplossingen zijn hiervoor aangedragen. Eén ervan is opslag van CO2 (van nieuw te bouwen kolencentrales) in de bodem (lege gas- en olievelden). Deze techniek verkeert nog in een ontwikkelingsfase en zal voor 2020-2025 niet op grote schaal worden toegepast.
Klimaatneutraal Een andere optie is om de moeilijk vermijdbare CO2-uitstoot van fossiele bronnen te ‘neutraliseren’. Hierbij wordt het effect van de uitgestoten CO2 in de atmosfeer zo veel mogelijk gecompenseerd. Het principe van klimaatneutraal fossiel energiegebruik is dat elke ton uitgestoten CO2 wordt gecompenseerd door het aanplanten van bomen of het investeren in duurzame energiebronnen. Het compenseren van de CO2-uistoot van fossiele brandstoffen is te zien als een vierde extra stap in het stappenplan om als bedrijf, overheid, huishuiden, of instelling volledig klimaatneutraal te worden. Er zijn in Nederland verschillende bedrijven die diensten aanbieden om de CO2-uitstoot te compenseren. De bekendste zijn de Klimaatneutraal Groep en Trees for Travel (voor auto’s, vliegreizen, elektriciteit en gasgebruik), Greenchoice (voor elektriciteit en gas), Essent (gas), de Rabobank (creditkaart aankoop consumptiegoederen en diensten) en Visa Greencard (eveneens aankopen). De laatste twee compenseren het indirecte energieverbruik van consumptieve aankopen en afgenomen diensten, de andere richten zich vooral op de compensatie van het directe fossiele energiegebruik bij het reizen en het gas- en elektriciteitgebruik in gebouwen. Die compensatie wordt, afhankelijk van de aanbieder van deze diensten, gecompenseerd via het aanplanten van bomen en bossen en het investeren in duurzame energiebronnen (water, wind, zon en biogas)
Naast bedrijven zijn er ook ontwikkelingsorganisaties als ICCO en Hivos die CO2 compensatie aanbieden met een eigen klimaatfonds. De Zeeuwse popgroep Bløf heeft inmiddels een eigen
klimaat- en ontwikkelingsfonds (Umojafonds) opgericht waarmee duurzame energie- en waterprojecten in ontwikkelingslanden worden ondersteund.
Formele en vrijwillige CO2-compensatie De vrijwillige CO2-compensatie waarvan hier sprake is, staat naast het formele systeem van emissiehandel dat onder het Kyoto protocol is opgezet voor landen en grote bedrijven. Een aantal grote Zeeuwse bedrijven valt onder het regiem van de formele emissiehandel. Bedrijven als DOW, EPZ en Yara kunnen CO2 rechten (CERs) aankopen om te voldoen aan de CO2 reductiedoelstellingen. Het gaat hierbij om de uitstoot van CO2 die bij de productieprocessen en grootschalige energieproductie vrij komt. De vrijwillige CO2-compensatie vindt plaats via projecten die zogenaamde ‘Voluntary Emission Reductions’ (VER’s) opleveren.
VERs en CERs CERs zijn Certfied Emission Reductions die gekoppeld zijn aan het Kyoto-protocol en officieel geregistreerd bij de VN-organsaties. In dit kader vindt de verplichte CO2-emissiehandel plaats. Deze credits worden verkocht aan de meest biedende partij. CERs worden vooral gerealiseerd in grootschalige projecten. VERs zijn Voluntary Emission Reductions. Deze zijn ontwikkeld op vrijwillige basis. De standaard is ontwikkeld door ontwikkelingsorganisaties en aanbieders van CO2-compensatiediensten. Meestal leveren ze een ook bijdrage aan ontwikkelingsprocessen. Projecten die VERs opleveren hebben over het algemeen een kleine schaal en hebben direct invloed op hat dagelijks leven van mensen.
Vrijwillige CO2-compensatie is een snel groeiend fenomeen en vormt één van de speerpunten in het MVO-beleid van bedrijven en organisaties.
Werkingsprincipe CO2-compensatie Het principe van de klimaat- of CO2 compensatie is eenvoudig. Elk bedrijf of organisatie kan aan de hand van een (online) rekenmodule bepalen hoe groot de jaarlijkse CO2-emissie is van het directe energieverbruik. Hierbij wordt gekeken naar het verbruik van gas en elektriciteit en het aantal reizigerskilometers met verschillende vormen van vervoer. Dat levert de basis op voor de berekening van de totale CO2-uitstoot, meestal uitgedrukt in het aantal ton CO2. Deze hoeveelheid CO2 moet vervolgens gecompenseerd worden met compensatieprojecten. Van deze compensatieprojecten wordt eveneens berekend hoeveel ton CO2 ze opnemen (bomen, groeiende biomassa) of vermijden (duurzame energieopwekking). De omvang van totale CO2emissie van een bedrijf moet overeenkomen met de totaal opgenomen of vermeden uitstoot van CO2 in de compensatieprojecten. Om de compensatieprojecten te kunnen realiseren storten de deelnemende bedrijven en organisaties jaarlijks € 7 - € 25 in de verschillende fondsen voor elke ton CO2 die ze willen compenseren.
Kosten en prijsniveau CO2-compensatie De vrijwillige compensatie van CO2 via de bestaande aanbieders van CO2 compensatiediensten kost een bedrijf of instelling momenteel € 10.- tot € 15.- per ton. In de visie van de initiatiefnemers is dat bedrag om twee reden aan de lage kant en zal bij het Zeeuwse fonds ingezet worden op een hoger prijsniveau; € 20- € 25.- per ton CO2 bij de start van het fonds. De aanbiedingsprijs van bestaande compensatiefondsen wordt voor een belangrijk deel bepaald door de relatief lage kostprijs van CO2-compensatie door middel van bosprojecten in ontwikkelingslanden. De kostprijs van CO2 compensatie die gerealiseerd wordt met investeringen in duurzame energiebronnen ligt in de meeste gevallen aanzienlijk hoger. Een te laag prijsniveau van de CO2-compensatie geeft, op de tweede plaats, een verkeerd signaal naar bedrijven en consumenten en vormt onvoldoende prikkel om energie te besparen, te investeren in duurzame energie of het gedrag aan te passen. De maatschappelijke kosten van de CO2-uitstoot moeten veel hoger ingeschat worden dan € 10.-tot € 15.- per ton CO2*. Bij het in kaart brengen van de gevolgen van de klimaatverandering wordt steeds duidelijker dat de kosten van mitigatie en adaptatie nauwelijks overschat kunnen worden. Voorkomen moet worden dat de externe kosten afgewenteld worden op toekomstige generaties en ontwikkelingslanden die het meest bedreigd worden door zeespiegelstijging en klimaatverruwing .
*De maatschappelijke kosten van CO2-emissies zijn niet eenvoudig vast stellen. De effecten verspreiden zich over een lange termijn en mondiale geografische schaal. Bureau CE gaat bij de bepaling externe kosten van nieuwe energiecentrales (‘Nieuwe elektriciteitscentrale in Nederland, De vergeten kosten in beeld’, april 2007) uit van een schaduwprijs van € 19.- per ton CO2, met een forse bandbreedte van 9 tot 50 euro per ton.
Eigen Zeeuws Fonds Het aantal aanbieders van CO2-compensatiediensten is in de afgelopen twee jaar snel toegenomen. De realisatie van CO2-compensatieprojecten vindt hierbij hoofdzakelijk plaats in veraf gelegen (ontwikkelings)landen. De herkenbaarheid en betrokkenheid met deze projecten is gering of geheel afwezig. Door een relatief lage prijsstelling van CO2 compensatiediensten ( € 10 -€ 15 per ton CO2) wordt tevens een verkeerd signaal afgegeven. De prijs, die bestaande aanbieders voor vrijwillige CO2 compensatie in rekening brengen, vormt onvoldoende prikkel om het fossiele energieverbruik binnen een bedrijf of organisatie te beperken. Het Zeeuwse Klimaatfonds streeft met een hogere prijsstelling een hoger ambitieniveau van vrijwillige CO2 compensatie na. Zeeland heeft door zijn specifieke geografische kenmerken veel te verliezen bij ongecontroleerde klimaatveranderingen en is niet voor niets aangewezen als proeftuin voor een klimaatbestendige inrichting van laag gelegen kustzones. Zeeland wenst hierbij een (internationale) voorbeeldfunctie te vervullen. Daarbij past een ambitieus klimaatfonds. Het Zeeuws Duurzame Energie- en Klimaatfonds heeft als belangrijkste kenmerk dat de fondsen in de provincie Zeeland geïnvesteerd worden. De CO2- compensatie wordt zo veel mogelijk bereikt door het realiseren en ondersteunen van groene en duurzame energieprojecten in Zeeland. De mogelijkheden voor ‘groene compensatie’, waarbij gebruik gemaakt wordt van de CO2 opname door bomen en planten (in Zeeland) is een tweede optie die in dit kader nader onderzocht kan
worden. Hierbij kan gedacht worden aan het inzetten van biomassa uit de landbouw, maar ook aan snoei- en houtresten en maaisel natuurgebieden, openbaar groen en wegbermen.
Zeeuwse projecten Voor het vrijwillig compenseren van de moeilijk vermijdbare CO2-emissie van bedrijven en organisaties die in het fonds deelnemen, kunnen binnen de grenzen van de provincie Zeeland projecten opgezet en ondersteund worden die CO2 uit de atmosfeer opnemen (biomassa) of energie produceren waarbij geen CO2 vrijkomt (duurzame bronnen). Daarnaast kan tevens gekozen worden voor projecten die een aanzienlijke besparing opleveren in het gebruik van fossiele brandstoffen, waarbij de CO2-emmissie sterk wordt teruggedrongen. Bij de duurzame energieprojecten gaat het in eerste aanzet om projecten met zonne- en windenergie en waterkracht (getijden en golfenergie). Voor de toepassing van zonne-energie (PV) is er een groot onbenut potentieel. Voor windenergie kan vooral gekeken worden naar de mogelijkheden van kleine windturbines, van het schaalniveau dat momenteel op het proefveld in Schoondijke wordt uitgetest. Voorbeelden van projecten zijn- om de gedachten te bepalen -: Zon op School. In het kader van het project Zon op School zijn in de periode 2003-2004 90 basisscholen in Zeeland voorzien van een set van vier zonnepanelen. Dit project is verder op te schalen met meer scholen en meer panelen per school . (tot 250 basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs) Strandpaviljoens. Zeeland kent een aantal standpaviljoens aan de kust. In het kader van een nog op te zetten project kan de energievoorziening van deze paviljoens zo veel mogelijk op duurzame leest worden geschoeid door gebruik te maken van een combinatie van PV, warmteopslag en windenergie. Kleine windturbines. Na afronding van de proeven met kleine turbines zullen ondernemers belangstelling tonen voor de best functionerende en renderende kleine windmolens. Vanuit het fonds zou de aanschaf van deze windturbines in de pionierfase ondersteund kunnen worden. Led verlichting. In de openbare ruimte bieden nieuwe vormen van verlichting met led lampen een aanzienlijke besparing op. Ondernemers en (overheids)instellingen kunnen ook zelf met projectvoorstellen komen en een beroep doen op het fonds. Voor de beoordeling en toewijzing van de middelen uit het fonds moet een beoordelingskader ontwikkeld worden.
Groene compensatieprojecten Voor de ontwikkeling van ‘groene’ compensatieprojecten met biomassa is meer onderzoek nodig. Het ‘klimaatbos’ op de kop van Schouwen is het eerste voorbeeld van een ‘groene’ compensatie, waarbij de CO2 credits (door Delta) ingezet worden voor de leverantie van ‘groen’ gas. Langs Zeeuwse wegen en allerlei infrastructurele werken ligt grond braak die mogelijk gebruikt kan worden voor snelgroeiend hout, dat geoogst kan worden als energiegewas. Snelgroeiend hout of andere energiegewassen bieden kansen voor een duurzaam beheer van akkerranden in de landbouw. Een ander spoor, dat nader onderzocht kan worden, is de inzet van biomassa die vrijkomt bij het beheer van natuurterreinen en groenvoorzieningen. Jaarlijks voeren beheersorganisaties, gemeenten, waterschappen en provincie vele tonnen snoeihout (al dan niet versnipperd) en maaisel af. Dit materiaal wordt nu als een afvalstroom gezien en vormt nu een kostenpost voor de betrokken
beheerders. Onderzoek kan uitwijzen of het haalbaar is dat om een gezamenlijke infrastructuur op te zetten voor het verzamelen van deze biomassastromen en het geschikt maken daarvan als energiegewas. Deze biomassastromen kunnen ingezet worden als bijstook product in bestaande kolencentrale. Een interessantere optie is wellicht een nieuw te bouwen kleinere biomassacentrale. Dergelijke relatief kleine centrales worden in houtrijke landen op lokale schaal gevoed en beheerd. Ook in Nederland zijn hiervan voorbeelden van en lopen er nieuwe initiatieven. In een volgende fase kan deze biomassa de grondstof vormen voor de tweede generatie biobrandstoffen. Het ontwikkelen en opzetten van infrastructuur voor de verzameling van biomassa kan in dit perspectief belangrijk zijn. In het onderzoek naar de mogelijkheden voor groene compensatieprojecten moet de agrarische sector worden betrokken en meegenomen. In ieder geval levert ook de Zeeuwse landbouw gewasresten en productresiduen die een aanzienlijke biomassawaarde vertegenwoordigen.
Organisatorische opzet en beheer van het fonds Voor de organisatorische opzet van het fonds wordt de volgende constructie voorgesteld. Het fonds krijgt de vorm van een stichting. In het stichtingsbestuur zijn de belangrijkste stakeholdersgroepen vertegenwoordigd. Voor de beoordeling van de projecten en het formuleren van voorstellen aan het bestuur wordt een (technische) beoordelingscommissie samengesteld Het bestuur en de beoordelingscommissie worden ondersteund door een uitvoerend bureau. (AdFair) Alle deelnemers aan het fonds krijgen inspraak bij keuze van de projecten die bijdragen uit het fonds ontvangen. De voorstellen van de beoordelingscommissie worden (jaarlijks) ter goedkeuring/instemming voorgelegd aan het deelnemersberaad. Het beheerskosten van het fonds moeten bij voorkeur, en zeker in de startfase, zo min mogelijk ten laste komen van de middelen die in het fonds worden. In de startfase zal hiervoor een beroep gedaan worden op subsidies. Werving en communicatie Voor de werving van deelnemers en de communicatie over het fonds wordt een communicatieplan opgesteld. Om het fonds een duidelijk gezicht te geven in de provincie is een goede communicatie belangrijk. Deelnemers kunnen zelf duidelijk uiting kunnen geven aan hun deelname aan het fonds en hun steun aan de projecten die met fondsmiddelen gerealiseerd worden. Belangrijke elementen in de communicatie zijn het in beeld brengen van alle deelnemers en alle projecten. Een eigen website lijkt hiervoor het meest aangewezen communicatiemiddel. Relatie met het ‘Umoja Klimaat- en Ontwikkelingsfonds’ Inmiddels is op initiatief van Bløf een CO2-compensatiefonds opgericht. Voor dit fonds is een aparte stichting ingesteld. Het doel van het ‘umojafonds’ is het ondersteunen van duurzame energie- en waterprojecten in ontwikkelingslanden. Het fonds wordt gevoed door vrijwillige CO2-compensatiegelden van alle concerten van de band. Het
fonds staat ook open voor andere deelnemers. Bløf mikt hierbij op bedrijven en evenementen in heel Nederland. Voorgesteld wordt de beide fondsen aan elkaar te koppelen. Door samenwerking wordt het mogelijk om projecten in zowel in Zeeland als in ontwikkelingslanden te ondersteunen vanuit beide fondsen. Vanzelfsprekend alleen met instemming met de besturen van beide fondsen. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Contact: Ad Phernambucq
Oud Ovezandseweg 2a, 4441 TG Ovezande T. 0113-655248 / 06-21428475 E.
[email protected] / I. www.adfair.nl
Bijlage 1. Twee voorbeelden van energieverbruik en CO2 emissie. Een gemiddeld huishouden In de onderstaande tabel is het energieverbruik en de CO2 uitstoot uitgewerkt voor een gemiddeld Nederlands huishouden, waarbij de compensatie tot stand komt met zonnepanelen of met bomen.
CO2-equivalenten direct energieverbruik, voor gemiddeld huishouden (2,3 personen) Bron van energiegebruik
Verbruik per jaar
CO2-uitstoot per jaar (in CO2-ton)
Zonnepaneel jaren
Boomgroei- jaren
1652 m3
2,9
42
147
Elektriciteitsverbruik
3402 kWh
2,1
30
105
Auto
15500 km
3,0
42
148
Vliegreizen
1300 km x 2,3 personen
0,8
11
40
Openbaar Vervoer
894 km trein en 409 km bus, tram, metro x 2,3 personen
0,2
2
7
9
127
447
Aardgasverbruik
Totaal Bron: Milieucentraal
Een gemiddelde Zeeuwse gemeente (20.000 inwoners) Het energieverbruik van een Zeeuwse gemeente van gemiddelde omvang bedraagt ongeveer 150.000 tot 200.000 aardgas voor ruimteverwarming en rond 1.000.000 kWh aan elektriciteit. Hierbij gaat het niet alleen om het verbruik van het gemeentehuis, maar voor alle voorzieningen waarvoor de gemeente de energierekening betaalt. Hieronder vallen bv openbare verlichting, pompen voor riolering en dergelijke. De CO2 emissie bedraagt bij deze gebruikscijfers rond 1.000 ton. Dit geldt indien er sprake is van afname van energie van fossiele bronnen. Bij afname van groene stroom of groen gas ligt de CO2 uitstoot vanzelfsprekend een stuk lager. Door afname van deze energieproducten hoeft een gemeente veel minder CO2 te compenseren. De uitstoot van CO2 altgevolg van personen- en goederenvervoer is in dit voorbeeld niet meegenomen.