open cfoeitjex/
I ■
^Jee. nee. Suzl, je moet dc«U kant opkijken?' „Kan een van de heeren nie üereen w«ftr we ,ie kol,», kunnen brengen?»
(Teekening IV. de Mooy)
//
MUNTPLEIN 10
Vanaf 1 Februari speelt
HARRY POHL
AMSTERDAM
met zijn solisten m. m. van de chansonière
vanaf 1 JANUARI Refreinzang
|
Orkest
HENNY HEITMAN
LIESJE POONS
|
TONY DIJKMAN
bij
met medewerking van THEO VAN BRINKOM en EDDY CHRISTIANI
Vijzelstraat 45 - le,,«nov.r Carlton - Amsterdam
O Verantwoorde,^ facteur Lou.s Thüssen. Voor.ur,verantwoord Hl. ^T"^^""^^^^^^^^^ VO Ur Ned. U.«. „Opbouw-, Am^erdarn-I D^k C /r-X^^^^^ üit.eefster N V /6.50 per Jaar; losse nummers / 0.15. ' Voll^dl^ gegevens op blz i% P Ä' Abonnement voor Nederrand C,*E«A * r^TEK _ „„. ,^t _ ;, -_';;; — % F. _1
'^ ■' - - "'■ ■■"■■ ■ ■
.
■■•...■■ .j'" l/V , ■
■■
—
■
-
mm:^m^^mmm^mm^m^mm^m mmm.
- ■^■■■w'f^r^^'P^mg^is^sggg^ff^.
MARIEKEN VAN NIMWEGHEN
HET ZEEGAT UIT! Fahrt ins Leben Een BAVARIA-füm. Draaiboek en regie: Bernd Hoffmann. — Camerat-rich Claunigk. — Muziek: Bernd Scholz — Montage: Carl Forcht. — Productieleiding: Karl Schulz. Rolverdeeling: Hellgrewe, dir. van den „Lloyd" . Herbert Hübner Prasch, comm. v, h. schoolschip . Walter Werner Charlotte Faber, pianiste Ruth Hellberg Mevrouw Wagner Ursula Herking Verder met Karl Ludwig Schreiber, Ernst Schrö,"' Karl John' Han5 Joachim Schaufuss, Hedwig lileibtreu.
Jlten nieuwe JNeaerlanasche opera
Links: Een prachtige havenopname van een ra af. — Onder: Het majestueuze schoolschip in al syn glorie, (Foto's Bavaria)
Boven: Ruth Hellberg en Ursula Herking in „Het zeegat uit!" — Onder: Een teeder tête-a-tête....
HET ZEEGAT UIT! Een B avana,film
onder regie van Bernd Hoffimann
Vier koopvaardij-kadetten aan boord van het opleidingsschip „Deutschland" beleven het een en ander, voordat zij het zeegat uit kunnen varen om een instructieve reis over de wereldzeeën te beginnen.... De vrouw is, zooals altijd bij mannenbelevemssen, in het spel. . , . Een der vier jongens, Gerhard, „raakt weg" van een meisje, de pianiste Charlotte Faber, op wie zijn vriend Christiaan oudere rechten kan doen gelden. Charlotte blijft haar jeugdvriend Christiaan trouw, ofschoon deze, ter wille van de vriendschap tusschen de vier jongens, afstand van haar wil doen. Een brief, waarin zij hem van haar trouw verzekert, houdt Christiaan hiervan echter terug. Dan gebeurt er met een door de jongens „stiekum" gebruikte sloep van het opleidingsschip iets, waardoor elk hunner een flinke straf krijgt en bovendien 200 Mark reparatie-kosten heeft te betalen. Gerhard, die het beste bij kas is, brengt voor Christiaan het straf-aandeel op. Frits weet er ook nog aan te komen. Alleen Kurt, de zoon van den reeder Hellgrewe, die het opleidingsschip heeft laten bouwen, ontvangt een besliste wei-
gering van zijn vader om financieel bij te springen. Kurt wordt gedwongen sieraden te verpanden beurt echter 50 Mark te weinig, maar zegt hiervan mets. Op een gegeven moment ontbreken dus 50 Mark, die gestolen zouden moeten zijn. . . Kurt, Fritz, Gerhard melden zich aan voor visitatie. Christiaan weigert, omdat hij met den brief van Charlotte op zak loopt. Ten gevolge van zijn weigering gaan Gerhard en Fntz hem verdenken zich verrijkt te hebben met het geld van zijn vrienden. De band tusschen Gerhard en Christiaan schijnt nog gered te worden doordat de laatste den eerste behoedt voor den verdrinkingsdood tijdens een belangrijke oefening. De door de voorgaande gebeurtenissen opgewekte spanning ontlaadt zich dan helaas toch nog, na afloop van het
Linksonder: Parade op het sloependek. Rechtsonder: De vier vrienden verschijnen voor den commandant.
wm-
concert, door Charlotte aan boord gegeven. De kadetten zien hoe Christiaan de zaal verlaat met het meisje en zij drijven Gerhard, die niets afweet van Christiaan's oudere rechten, tot woede met hun verdachtmakingen. Later, tijdens het boordfeest, betrapt Gerhard Christiaan en Charlotte op een kus.... Dat is te veel voor hem. Doldriftig gaan de twee elkaar te lijf, waarbij Gerhard een revolver trekt. De toespringende Kurt weet hem nog net op tijd te dwingen in de lucht te schieten. Het geluid van het schot trekt de aandacht van de gasten. De jongens zullen zich moeten verantwoorden voor den reeder Hellgrewe, Kurts vader dus, en voor hun commandant. Toevallig is Christiaan's grootmoeder ook gast aan boord. Zij weet de stemming van den hevig verstoorden reeder te verzachten. Dan vraagt de commandant wie er geschoten heeft. Even is er aarzeling. Die aarzeling duurt niet lang. Als één man melden Gerhard, Christiaan, Kurt en Fritz zich aan, hetgeen de wijze commandant ertoe doet besluiten het gevaarlijke incident als gesloten te verklaren. Opnieuw in vriendschap vereenigd kunnen de kadetten de groote reis beginnen! Met >,Het zeegat uit" heeft het beproefde kameraadschapsthema weer eens een andere variatie gekregen. Een variatie, waarvoor het ter koopvaardij zeer bedreven Nederland zonder twijfel belangstelling zal hebben, al was het alleen maar om Claunigk's keurige opnamen van het leven aan boord, tusschen' de spes patriae! P. BEISHUIZEN.
De Amsterdamsche Opera heeft deze week de première gegeven van het Nederlandsche „geestelijke zangspel" naar het oude middeleeuwsche mirakelspel „Marieken van Nimweghen", waarvoor Jac. Jansen den tekst bewerkte en de muziek componeerde. Onlangs nog („Cinema & Theater" nr. 4) hebben wij over dezen componist geschreven, die momenteel al weer de laatste hand legt aan een nieuwe opera „De Friesche Bruid" op een libretto van J. W. van Gittert, door den auteur naar zijn gelijknamige historische blijspel bewerkt. In het vraaggesprek, dat wij toen met Jac. Jansen hadden, werd reeds gewezen op het geheel verschillende karakter dezer beide werken: het een, een religieus mirakelspel, werd aangenomen voor het groote ensemble der Amsterdamsche Opera; het andere, een spel van Hollandsche en Friesche ridders uit de twaalfde eeuw, wordt geschreven voor bet ved kleinere ensemble van de Kameropera. Op het eerste gezicht lijkt dit een averechtsche methode, doch de componist meende, dat hij in de vormgeving geslaagd was. Welnu, wij hebben „Marieken" nu gezien en gehoord, en wat dit werk betreft heeft hij zeker gelijk gehad, in zooverre, dat er op logische wijze gewerkt werd met groote, aan de handeling deelnemende koren, terwijl het ballet van Ivonne Georgi het duivelsche gevolg van Moenen leverde, evenals het koor der engelen (maar helaas daarbij ver beneden zijn kunnen bleef, ook al omdat het te weinig ruimte kreeg). Laat ons echter eerst, volledigheidshalve, den inhoud van het middeleeuwsche, waarschijnlijk uit het einde der vijftiende eeuw stammende mirakelspel weergeven. Het is in den vorm van een „volksboek" voor ons bewaard gebleven. (Men verwarre het niet met het „mysterie-spel", dat bijbelsche geschiedenis in dramatischen vorm weergaf!). NET MIDDELEEUWSCHE DRAMA. Een jonge vrouw, Marieken, nicht en huishoudster van een dorpspastoor, wonend in de buurt van Nijmegen, wordt door haar oom naar de stad gezonden om boodschappen te doen. Zou het voor terugkeer te laat worden, dan kan zij overnachten bij de zuster van den pastoor. Doch wanneer Mariaken daar aanklopt, wijst de tante haar de deur, omdat zij meent, dat haar nicht in ongeoorloofde relatie met den pastoor zou staan. Greet Koeman als Marieken.
3
(nr. 8) —
(Foto Stevens)
CINEMA &- THEATER
Marieken, overstuur door deze beschuldiging, dwaalt in het donker verder en roept God en in haar vertwijfeling ook den duivel aan. De duivel meldt zich onmiddellijk in de gedaante van Jan Moenen, een jonge aanbidder, die haar gouden bergen belooft, mits zij haar godsdienstige plichten en haar naam aflegt — want deze doet hem te veel aan Maria denken — althans tot de beginletter bekort: Emmeken heet zij voortaan. Samen trekken zij naar Antwerpen, en zij leven zeven jaren een leven van overdaad en brasserij, o.a. in den herberg „In den Gulden Boom". Maar Emmeken wil tenslotte terug naar haar geboortegrond en Moenen vergezelt haar voor een bezoek aan Nijmegen. Daar zijn zij getuige van een „wagenspel". Zulk een „wagenspel" was een op een wagen — een rijdend tooneel — opgevoerd spel, dat de markten opluisterde en vaak een moraliseerend karakter had. Zoo ook in dit geval. Masscheroen's Wagenspel behandelt den strijd tusschen den „god des afgronds" Lucifer en God, tusschen den duivel en Christus. Dit spel van den zondigen mensch grijpt Emmeken in het hart, zij krijgt berouw over haar zoqdig leven — dat in zekeren zin een gevolg was van tante's lichtvaardige beschuldiging van een zondig leven! — en zij wil boete doen. Moenen wordt woedend, pakt haar op en stijgt met haar omhoog, vanwaar hij haar neersmij t. Doch Emmeken is dood noch zwaar verwond:
■mm1,*
haar berouw heeft haar onkwetsbaar gemaakt voor de daden van den duivel. Het „mirakel" heeft plaats gehad. Als zij daar ligt, komt haar oom de pastoor voorbij en verjaagt Moenen. Absolutie voor haar zonden kan in dit zware geval de pastoor echter niet geven, zelfs de aartsbisschop van Keulen niet. Deze verwijst Marieken naar den Paus, die evenwel nog niet overtuigd is van voldoende berouw. Zij vindt in het klooster der bekeerde zondaressen te Maastricht plaats, met ijzeren ketens om hals en armen. Zouden deze afvallen, dan is alles haar vergeven! En op een nacht verschijnt inderdaad een engel in de cel van de toegewijd werkende en biddende zuster, neemt de ringen af en legt deze naast haar neer. Wanneer Marieken 's morgens ontwaakt, weet zij, dat haar alles vergeven is. Een tweede mirakel heeft het eerste bezegeld. JAC. JANSEN'S ZANGSPEL. Wij zien derhalve ook in Jansen's opera eerst een eenvoudig buitenmeisje, dat door haar oom den pastoor naar de stad wordt gezonden en dat (in het tweede tafereel) in het avondlijke bosch aan wanhoop ten prooi raakt na de scheldpartij harer tante; waarna Moenen (die het spel geopend heeft met zijn lugubere trawanten) te voorschijn komt en een gemakkelijke prooi vindt. Het volgende bedrijf speelt in den herberg, een taferee! waaraan de geheele bezetting, Ivonne Georgi's ballet incluis, meewerkt; en waar Moenen, die met zijn rijk uitgedoste vrouw aller opzien baart, Boven: Marieken zingt in de gelagknmer van „In den Gulden Boom" te Antwerpen.— Rechts: De processie op de markt te Nijmegen, voorafgaande aan Masschernen's Wagenspel, dat Marieken tot inkeer brengt. (Foto's Stevens)
CINEMA & THEATER — (Br. 8)
4
niet alleen zijn Emmeken, doch ook de dienaars tot zingen brengt, en wel in wedstrijd — die wegens oneenigheid over de vraag, wie het beste was, tot een handgemeen ontaardt. En dat is vruchtbaar terrein voor den duivel. „De velden zijn wit om te oogsten. De avond was goed!" Vervolgens maken wij het wagenspel mee (tooneel op het tooneel dus, als bij den „Paljas", doch het middeleeuwsche drama was waarschijnlijk het oudste voorbeeld hiervan!), dat na de voorbij getrokken processie wordt opgevoerd op de markt, waar een levendige drukte heerscht van kooplieden en koopgrage burgeressen. Na het spel wil Emmeken met Moenen breken, die haar meeneemt door de lucht. En hier laat de regie ons in den steek: de plotselinge duisternis en de daarna op den grond roerloos liggende Marieken kunnen niet den indruk van een luchtreis en een hoogen val wekken; had men ook hier, wanneer om technische redenen een andere oplossing geen doorgang kon vinden, niet beter van het origineel kunnen afwijken en Moenen Emmeken eenvoudig in een worsteling kunnen doen neerwerpen? Tenslotte zien wij Emmeken biddend in haar kloostercel, waar zij haar zonden bekent aan zuster Gisela, die bij het vesper mede voor haar bidden zal. En als dat gebeurt, verschijnen de engelen — een uit scenisch oogpunt geslaagde oplossing: eerst achter den doorlichtenden achterwand, die weggetrokken wordt, wanneer de ketens vallen en Marieken tot Maria opgaan kan; dit maakt dit tafereel tot een bovenaardsche apotheose. Inderdaad, dit alles is dankbare operastof! Jac. Jansen's werk is echter niet open-top een opera in de gangbare beteekenis, hij zelf gebruikt de betiteling geestelijk „zangspel": niet alles wordt gezongen. Integendeel, de belangrijke rol van Moenen is zelfs een spreekrol, welke, evenals de regie, bij Cruys Voorbergh in uitnemende handen is. Geen wonder, want Voorbergh heeft bewezen voortreffelijk het tooneelmatige met het muzikale bij de
opera te kunnen vereenigen; en een werk, waarbij op het tooneelmatige zooveel nadruk valt als in dit geval — het Masscheroen-spel is geheel melodrama, gesproken met muzikale begeleiding, en ook het laatste tafereel wordt bijna geheel gesproken — moest hem wel toevertrouwd zijn! Greet Koeman zingt de rol van Marieken, feitelijk de eenige groote zangrol (sopraan) van deze opera. Zij heeft geheel haar verschijning voor de vertolking van dit buitenmeisje mee — misschien meer nog dan voor Margaretha in „Faust", waarin zij onder Voorbergh's regie een jaar geleden een succesrol begon — en is op-en-top de rijke, maar niet den indruk van een onzedelijken levenswandel wekkende edelvrouw, die Emmeken heet. Het groote gesproken gedeelte van haar rol acteert zij beter dan men van een operazangeres mocht verwachten! Ook de andere opera-kunstenaars hebben in belangrijke mate aan het gesproken tooneel te offeren. De rol van den pastoor is eveneens spreekrol en men vraagt zich af, waarom deze niet óók door een tooneelspeler werd vertolkt, of. . . . waarom Jansen deze partij niet eveneens van muziek had voorzien. Hierin ligt trouwens een zwak punt van het stuk: niet steeds is de overgang van muziek naar spreken logisch. Jan van Mantgem speelt in het Wagenspel den Christus, Louise Kooiman Ma'ia en Ferdinand Erfmann is des duivels : 1vocaat Masscheroen, en zij geven een goed beeld van wat zulk een spel vroeger moet hebben beteekend. Doch gaarne hadden wij het spel inderdaad op een wagen gezien en niet op het „vaste" toonvel, dat nu het geheele tafereel door aanwezig is. Over de muzikale kwaliteiten geeft Theo van der Bijl hieronder zijn oordeel; rest ons dus nog slechts onze waardeering uit te spreken voor Cruys Voorbergh's decors en costumeering, die met de regie zoo belangrijk bleken om dit niet steeds sterke stuk tot een veel applaus uitlokkend einde te brengen. Zeer zeker zal na enkele opvoeringen
•'~msm
. alles nog soepeler verloopen en zullen de zangers en zangeressen steeds betere sprekers en spreeksters worden. JOH. T. HULSEKAMP.
■
■
.
,■
■
.
.
;_■
DE KAMPIOENLEUGENAAR
DE MUZIEK Geen alledaagsche gebeurtenis: de eerste uitvoering van een nieuwe Nederlandsche opera! Eerlijk gezegd, zal niemand, na het voortreffelijke werken van onze Amsterdamsche opera, reeds zóó spoedig een „eigen-bodem"-product verwacht hebben. Wel kon het niet anders, of de jonge instelling moest stimuleerend werken op de Nederlandsche componisten, doch evenzeer is het natuurlijk, dat hier tijd gelaten moet worden. Merkwaardig is, dat de eerste proef een geestelijk zangspel betreft, waarvan ook de tekst door den componist geschreven werd naar een middeleeuwsch drama. Daardoor heeft de heer Jac. Jansen zijn taak niet weinig verzwaard, want voor deze legendeachtige stof vindt men niet spoedig een waardig idioom. Men zou kunnen denken aan een Vondeliaansch-verheven spraak of aan het tegengestelde: een naïeve, innocente gedachten-vertolking. Daartusschen liggen vele mogelijkheden, de een dichter, de ander verder van wat wij „het gewone" zouden kunnen noemen, en inderdaad is de stijl van dit libretto niet altijd ver genoeg van „het gewone" afgebleven. De vorm: een zangspel, d.i. afwisseling van gesproken en gezongen dialoog, is goed verantwoord en mag men bij een zangspel al eens aan een lichtere stof denken, zooals Mozart dezen vorm koos voor het zangspel-bij-uitnemendheid: „Die Entführung aus dem Serail", dat neemt niet weg, dat het oude drama zich uitnemend leent voor het genre; het werd dan ook een geestelijk zangspel. Door de verdeeling van sprekende en gezongen rollen heeft de heer Jansen echter zijn partituur een belangrijk opera-element onthouden, namelijk de aria. Afgezien van welken vorm ook (de da capo-aria heeft in de moderne litteratuur wel afgedaan) is de aria het moment, waarbij het sentiment tot gezongen kreet wordt, het moment, waarbij de handeling een oogenblik stilstaat en de zingende figuur haar monoloog richt, niet tot de medespelers, die dan uitgeschakeld zouden worden, doch tot de hoorders. In de aria krijgt de zanger de gelegenheid om met zijn speciale middelen het diepst door te dringen in het dramatische gegeven, zóó, dat volgens E. T. A. Hoffmann „das Wort untergeht in der Ahnung des Höchsten". Doordat Jansen een der twee hoofdrollen, Moenen de duivel, uitsluitend ^aat spreken, heeft hij zichzelf de gelegenheid ontnomen om in de aria het dramatische geheim, het dramatisch onuitsprekelijke in muziek om te zetten. De andere hoofdrol: Marieken, uitmuntend gezongen en gespeeld door Greet Koeman, vindt in het (Slot ophlz. 18)
in het rijk der pantoffelhelaen Piet Köhler, ondanks zijn een en zeventig jaren vitaal als een jeune premier, speelt de titelrol in „De Kampioenleugenaar", een klucht van Otto Schwartz en Karl Mathern, welke thans door de „Kluchtspelers" onder leiding van Kees van Dam ten tooneele wordt gevoerd. De „Kluchtspelers" hebben ons reeds met heel wat stukken uit het oeuvre van Schwartz en Mathern doen kennismaken; zij zijn, als men het zoo noemen wil, geheel op het werk van deze beide kluchtproducenten ingesteld. „De Kampioenleugenaar" is zeker niet de beste klucht van hun repertoire en Köhler, Knaack, Cor Smit en de andere leden van het gezelschap zullen dan ook stuk voor stuk wel eens in dankbaarder werk voor het voetlicht gestaan hebben. Men vraagt zich trouwens af, of het voor een ensemble nooit eens vervelend wordt om altijd weer met pantoffelhelden, hun struische echtgenooten, mitsgaders stiekeme jongelieden en lichtzinnige meisjes op stap te gaan Het argument: „dat wil het publiek nu eenmaal" lijkt hier wel een zeer zwakke rechtvaardiging. Het publiek kan immers niet anders willen om de eenvoudige reden, dat het nooit eens iets anders te zien krijgt dan het eeuwige, afgezaagde pantoffelheldenklucht-type. Niet dat wij bezwaar hebben tegen een geridiculiseerden huisvader als kluchtfiguur, maar zou er nu werkelijk niet eens een ander, een nieuw onderwerp te vinden zijn, waarmee de menschen zich óók kunnen amuseeren en waar zij waarschijnlijk zelfs hartelijker om zullen lachen dan zij in den loop der jaren om die bedeesde mans-figuren-inalle-kleuren-en-maten hebben gedaan ? Als een gezelschap als „De Kluchtspelers" daartoe eens het initiatief nam en de moeite wilde doen om een ander soort kluchtwerk op zijn repertoire te nemen.... Zeker zal het brengen van minder zouteloos werk en iets fijneren humor niet boven zijn krachten gaan. Misschien moet men zulk een klucht van een wat fijner gehalte en wat origineeler inhoud wel met een lantarentje zoeken, doch voor een zoo gespecialiseerde troep als die van Kees van Dam zal dit zeker geen al te groote moeilijkheden opleveren. Dat „De Kampioenleugenaar" het ondanks
den zeer zwakken inhoud toch nog „doet", is uitsluitend de verdienste van de spelers. Piet Köhler speelt de zelfs voor een klucht wel zeer onaannemelijke figuur van den jamfabrikant Brekemans met een élan, waarvan hij alleen het geheim bezit. Deze eeuwig jeugdige veteraan bevestigt hiermede weer onze veronderstelling, dat hij heusch beter op zijn plaats zou zijn in. minder drakerig werk, als het moet dan in vredesnaam maar weer als pantoffelheid, doch dan in een iets beter geschreven rol en in een intrigue die niét als droog zand aan elkaar hangt I Cor Smit handhaaft ook hier haar reputatie als dé vrouwelijke komiek van ons land en ook Kalman Knaack, Frans Bogaert en Sien de la Mar verdienen beter werk dan „De Kampioenleugenaar". De kleinere rollen van Sonja Weerdenburg, Mary Beyer, Elly Huysman, Frans Nienhuys en Rudi West bewijzen eveneens, dat het dit gezelschap niet aan capaciteiten ontbreekt. Constant van Kerckhoven voerde de regie van deze zeer zwakke klucht, waarom men qua gehalte eerder zou moeten huilen dan lachen. In spanning wachten wij nu af of „De Kluchtspelers" bij een volgende première blijk zullen geven van een hoogeren dunk van den smaak van het publiek, dat naar hen komt kijken. L. J. CAPIT. Boven: V.l.n.r. Frans Bogaert, Piet Köhler, Cor Smit. — Onder: Pa komt thuis na de „boksmatch". V.l.n.r. Frans Bogaert, Elly Huysman, Cor Smit, Piet Köhler, Frans Nienhuys en Sonja van Weerdenburg. (foto's Fellinga)
mmmmmm^m.
OPERA IN DEN AETHER Het opera-ensemble van den NeJerlandscFienr omroep Het is nog niet zoo lang geleden, dat vrijwel elk geschrift over Nederlandsche opera overwegend in mineur gestemd was. Temeer daar men moeilijk kan beweren, dat de historie van de opera in Nederland van een bloeiend cultureel en artistiek leven getuigt. Als men zoo eens enkele namen in de herinnering terugroept. — de Opera onder Cor van der Linden in 1897, het Amsterdamsch Lyrisch Tooneel, gezelschap
Kreeft, Pauwels, Heuckeroth, de opera Koopman, „kleinere"' namen uit later jaren als het Nedeilandsch Opera Ensemble o.l.v. Chris van Dam, de Stichting „Henri Zeldenrust Operafonds", voorts van enkele jaren geleden de Nederlandsche Opera-Stichting, een flinke lijst voorwaar, die nog met vele onbelangrijke eendagsvliegen aan te vullen zou zijn! — dan bemerkt men, dat men hoogstens van slechts zeer incidenteele „oplevingen" mag spreken. Wie het opera-leven van dichtbij gade heeft kunnen slaan, twijfelde dikwijls aan de definitieve bestaansmogelijkheid van een Hollandsche Opera op gezonde basis. De factoren, die ontbraken om een vaste opera-instelling te doen floreeren, willen wij hier nu niet opsommen, maar in ieder geval: van een operacultuur zeer zeker was maar is ook thans nog geen sprake. Toch zal iedere operaliefhebber in deze dagen de toekomst met meer optimisme tegemoet zien dan enkele jaren geleden, nu er inderdaad leven in ons Nederlandsche operaleven gekomen is! Over het Gemeentelijk Operabedrij f van Amsterdam en ook over de Kameropera heeft men in dit blad al verschillende malen kunnen lezen. Minder op den voorgrond treedt uiteraard het opera-ensemble van den Nederlandschen RadioOmoep, al is het daarom niet minder belangrijk. Door een bezoek aan de studio tijdens de repetitie van solisten, koor en orkest en door een gesprek met Leo Ruygrok, den artistieken leider van de vocaal-dramatische afdeeling van den Nederlandschen Omroep, kunnen wij onze lezers Sij ie foto's: Links: Het schijnt Maria ie Rooy (l.) en Gré Brouwenstijn (r.), ie twee bekenie solisten van ie raiio-ofera, nogal te vlotten met de lessen van ie -partituur. — Linksonier: Een bes-preking tijiens ie repetitie; v.l.n.r. Luden Louman (een ier solisten van ie Rigoletto-opvoering), Leo Ruygrok, P. Jakma (repetitor) en Gerrit Visser (regisseur). — Rechtsonier: De vocaal-dramatische ajieeling van ie Neierlanische omroep heeft uitzeniing: operakoor, -solisten en -orkest. (Foto's Cor Dokter)
^
nader in kennis brengen met dit operagezelschap. Zooals de heer Ruygrok, die van 1919 tot 1923 de Nationale Opera dirigeerde en daarna tot 1940 aan het Residentie-orkest verbonden was, ons vertelde, werd eerst in het begin van dit jaar een vast opera-ensemble, dat uitsluitend voor de radio zou werken, gesticht. Daar het koor uit solisten werd samengesteld — en voor de in de opera's te vervullen solistenpartijen wordt dan ook grootendeels uit het koor geput — had men de mogelijkheid een ensemble te vormen, waarvan de leden uitstekend op elkaar waren ingesteld. Het eerste seizoen is men zonder eigen principes prijs te geven vrij sterk aan den smaak van het publiek tegemoet gekomen. Ook voor de komende maanden staan nog verschillende bekende werken op het programma als Manon, Nachtlager von Granada, Regimentsdochter, Don Juan, Faust, Troubadour, Bohème. Naast deze opera's, die, daar de zendtijd 's avonds om 7.15 eindigt, steeds om de veertien dagen des Zondagmiddags worden uitgezonden (in afwisseling met een operette), geeft men eiken Woensdagavond een opera- of operetteconcert. Om het ensemble niet te overbelasten kiest men de solisten voor deze concerten zooveel mogelijk van buitenaf. Als men zich dit indenkt: alle veertien dagen twee concerten en twee opera's of operette's, dan zal men begrijpen, dat het hard werken is bij de vocaal-dramatische afdeeling. Waarbij opgemerkt dient te worden, dat het dramatische element, het tooneel, het spel niet verzorgd behoeft te worden. Hieruit zou men kunnen concludeeren, dat de radio niet het aangewezen communicatiemiddel is voor de vocaal-dramatische kunst. „Bestaan er soms plannen om het dramatische element wat meer relief te geven b.v. in luisterspelvorm?", vragen wij den heer Ruygrok. „Wij voelen die moeilijkheid ook en trachten daarin tegemoet te komen door soms een soort luisterspel aan de- opera te doen voorafgaan, waarin in gedramatiseerden vorm de inhoud van de opera weergegeven wordt. Ook tusschen de verschillende deelen van de opera verklaren wij den inhoud of omschrijven eventueele overgangen. Bovendien hebben wij onzen regisseur Frans Vroons, geassisteerd door gastregisseurs als Gerrit Visser, die tot taak hebben het dramatische element ook in den zang zoo sterk mogelijk te laten spreken." „Hoe staat men bij de radio tegenover het zingen van Nederlandsch door een Nederlandsch opera-ensemble ?" ,,In studie is het onderwerp: steeds meer op
CINEMA 6« THEATER — (ar. 8)
6
VAN VROUW TOT VROUW Geen schouwburg-bezoekje staat op het program, zelfs ben ik tijdelijk van het schouwtooneel des levens verdwenen. Een onschuldig griepje houdt mij aan mijn sponde gekluisterd en nu mijn man naar zijn kantoor is en de meisjes naar school, ben ik aan mijn gedienstige overgeleverd. „Overgeleverd" en „gedienstige" zijn overigens niet heelemaal juiste, maar ingeroeste woorden in dit verband. „Oude getrouwe" en „toevertrouwd aan haar goede zorgen" waren betere uitdrukkingen. Want mijn „gedienstige" (gruwzaam woord eigenlijk!) is menig jaartje ouder dan ik, hetgeen groote voordeelen biedt. Als het pas geeft neemt zij mij onder haar moederlijke vleugels, zooals nu ik ziek ben. Nu ja, wanneer zij haar huishoudelijke ervaringen laat spreken, krijg je wel eens het gevoel, dat je als huisvrouw nog maar pas komt kijken, hetgeen niet wegneemt, dat ik heerlijk veel aan haar kan overlaten. Dacht u, dat ik anders zoo lichtvaardig vaak 's avonds naar den schouwburg zou gaan ? Ik weet, dat de „getrouwe" zorgt, dat mijn man op tijd zijn kopje thee krijgt en dat, als er met mijn dochtertjes iets zou zijn, een plotselinge ongesteldheid of zoo iets, zij handelend kan optreden. Zoo iemand in huis is goud waard.
Hollandsche teksten te laten zingen. De moeilijkheid is een vertaler te vinden, die tegelijk dichter is. Nietwaar, als de tekst leelijk is, zou men dadelijk zeggen: Zie je wel, wat een verschil. Volgens mijn meening echter móet iedere zanger Nederlandsch kunnen zingen. Opera's in onze taal (althans in vertaling) brachten wij nog niet, wel enkele operette's." Over dit probleem is in ons blad reeds het een en ander geschreven. Naar onze meening dient men echter niet te sterk vast te houden aan een „mooie" vertaling, ook de buitenlandsche, origineele teksten zijn niet altijd literatuur! Niettemin kan het ook mooi. Herinneren wij slechts aan een zeer geslaagde vertaling door Jan Engelman van Mozarts „Entführung", die enkele jaren geleden in Utrecht tot opvoering kwam. Literair was deze vertaling dikwijls mooier dan het origineel. Volledigheidshalve geven wij hier nog weer, wat de intendant van de Gemeentelijke Amsterdamsche Opera, mr. Johannes den Hertog, ons nog niet zoo heel lang geleden (ten tijde van de Nederlandsche Opera-Stichting) in een vraagge-«prek zei: „In Duitschland benijdt men ons, omdat wij
7
(nr. 8) —
Eigenlijk heeft zij mij tot op zekere hoogte nader tot de klassieken gebracht. U weet, er zijn van die klassieke stukken, waarin liefdesverwikkelingen optreden en waarin dan steeds de kamerdienaar van den jongeling en de kamenier van de jongedochter een belangrijke rol spelen om de jongelui tot elkaar te brengen. Zij weten „billets doux" in handen der belanghebbenden te smokkelen, ondanks het strenge toezicht van een verbolgen vader, zij weten rendez-vous te organiseeren, enz. Vroeger vond ik dat erg dwaas! Je gaat met je hartsgeheimen toch niet naar je huisknecht of je dienstbode! Trouwens, zoo iets is in onze dagen ook niet noodig. Jongelui weten elkaar nu üeusch wel te vinden, tien verbolgen pa's ten spijt. Maar in dien gezegenden ouden tijd was dat anders! Nu, nadat mijn oude getrouwe reeds vele jaren bij mij is en deel van de familie is geworden, kan ik mij best voorstellen, dat er een tijd is geweest, toen de woorden „werkgever" en „werknemer" nog niet bestonden, dat jongelui heul en troost zochten bij hun meest vertrouwde dienstboden. Hoe het zij, mijn oude getrouwe doet, terwijl ik te bed lig, mijn slaapkamer en geeft inmiddels haar inzichten ten beste. Zij heeft „in de rij" kennis gemaakt met een collega van haar eigen leeftijd en nu heb ik gevraagd of zij met die collega, die vlak bij woont, niet eens samen naar
alles in de oorspronkelijke taal kunnen zingen. Er zijn daar menschen, die al hun derde Aidavertaling instudeeren, dat is nóg niets. Goede Nederlandsche vertalingen zijn er nog nooit geweest, te minder omdat de oorspronkelijke tekst zoo nauw met de door den meester geschreven noten verbonden is, dat een vertaling practisch tot de onmogelijkheden behoort. Dat mag drie, vier zinnen lukken, met den-vijfden zin loopt het hopeloos mis en de muziek dekt de beteekenis der woorden niet meer. Iemand, die de problemen der opera kent, zal daar ook niet lichtvaardig over denken. Nog een moeilijkheid is, dat ondanks alle mogelijke onjuiste accenten in een vreemde taal, een Nederlandsche zanger niets zoo slecht zingt als zijn eigen taal!" Zes dagen per week repeteert het radio-opera-
<
1
-
,
,.
den schouwburg kan gaan. Samen huiswaarts keeren in het donker is nu eenmaal prettiger dan alleen en ik giin haar af en toe een uitgangetje. Maar nee, die collega gaat nooit naar den schouwburg. „Er zit niets bij," constateert zij lichtelijk minachtend, „wel nee, vroeger ging ze iedere week naar den bioscoop. Nu, met het donker blijft zij ook liefst thuis, maar naar den schouwburg gaat ze heelemaal niet. Menschen, die iedere week naar den bioscoop gaan, geven niet om tooneel. Er zit niets bij, bij zulke lui!" onderstreept zij nogmaals. Ik moet glimlachen om deze minachting voor den bioscoop en ik vraag mij af of het een zachte terechtwijzing is, omdat ik gansch en al niet afkeerig ben van een bioscoopje. Twee vormen van kunst, die eigenlijk niet met elkaar mogen worden vergeleken en die je, elk op hun tijd, iets te zeggen hebben. Al heeft zij het misschien toch wel in zoover bij het rechte eind, dat het tooneel meer tot het intellect spreekt dan de bioscoop en dat, wanneer je behoefte hebt je eens volkomen te ontspannen, en je geest te verfrisschen, een cinema geschikter is dan een tooneelvoorstelling, tenzij deze een dolle en tegelijk frissche klucht betreft Dat alles heb ik haar niet uitgelegd. Ik ben immers fijn een beetje ziek en mag haar daarom laten praten zonder te antwoorden. THEATERBEZOEKSTER.
koor onder leiding van den repetitor, P. Jakma. Zooals gezegd zijn vele leden aan het koor verbonden als solist en dus volkomen capabel groote partijen te zingen. Namen als Gré Brouwenstijn, Maria de Rooy, Corrie Couvreur, om maar enkele te noemen en de andere niet minder te achten, zijn welhaast iederen radioluisteraar bekend. Nog vertelt ons de heer Postema, assistent van den heer Schaffers, hoofd van den Programmadienst, ons het een en ander over de perfecte organisatie van de vocaal-dramatische afdeeling en bevestigt daardoor eens te meer onze overtuiging, dat de Radio-Opera een der belangrijkste onderdeelen is van het cultureele geheel, dat onze nationale operawereld moet vormen! COR DOKTER.
Bij ie foto's: Onder: De opera voor ie raiio stelt weer geheel aniere problemen ian iie op het tooneel: alles is ingesteli op ie microfoon. — Rechts: Leo Ruygrok, artistiek leiier van ie vocaal-dramatische afieeling, met wien wij een vraaggesprek haiien over raiio-opera.
CINEMA & THEATER
-1
H ,
..
-
•
c-fip^ip|p-
Onder: De dans der amazonen uit „Dat festliche Gastmahl" op muziek van Händel. Links: Vit „Eine kleine Nachtmusik" van Mozart. (Foto's StafflThanos Uellos) Dit zeer aardsche gold zelfs voor de overdadig-statige suite uit het dansspel ,,Das festliche Gastmahl" op de muziek van G. F. Handel, welke op de beide vleugels bovendien trager klinkt dan op het clavecimbel. Ja, het gold zelfs voor den eenigen „Spitzentanz" van dit programma, op muziek van Uellmesberger door Lia Werner vaardig en geestig gedanst, maar. . . . canailleus — en dat wil dus zeggen: aardsch, want met hemelsch is dit woord onmogelijk in verbinding te brengen! De reeds genoemde suite sloot met een zeer opmerkelijken dans der amazonen, die een voortreffelijke regie verried. Vurig was het Czardas-duet, en nog vuriger en meesleepender de „Wijnstamp-dans" (Salmhofer), waarbij de vier danseressen in prachtige, wijde zwart-rood-en-zilveren gewaden, ons suggereeren met haar bloote voeten de druiven te stampen, waarbij de opstijgende geur van het kostelijke vocht haar in een roes brengt. Steeds wilder worden haar bewegingen, die tot een orgie
ACHT BLOOTE VOETEN DANSEN VOOR TIEN De „kamerdansgroep" van de „Reichshochschule für Musik" te Weenen heeft een tournee door ons land gemaakt. De groep bestaat uit vijf danseressen, geschoold door en onder leiding van de, eveneens vrouwelijke, professoren Tonia Wotjek en Grete Wiensthal. Voeg daarbij de twee dames aan de beide vleugels, Margit Sturm en Elisabeth Schütz, en men kan gevoeglijk constateeren. dat de Donaustad niets nagelaten had om een flinke portie Weensche charme op reis te zenden I En toch ... het werd geen programma van louter lichte gratie, van de aarde los-zijnden zwier. De hier gedemonstreerde danskunst is integendeel zeer met de aarde verbonden, de bewegingen drukken zich vaker tegen de aarde aan dan dat zij, spelend met de zwaartekracht, den vloer doen vergeten. Karakteristiek zijn de telkens terugkeerende stampende figuren, waarbij de veelal bloote voeten het rhythme scherp markeeren.
stijgen, waarbij de meisjes vijandinnen worden en elkaar te lijf gaan, totdat de sterkste overblijft, maar tenslotte óók, door den roes overweldigd, neervalt. Alweer . . aardsch I Wie meende deze Weenschen op Strauss' muziek uitbundige, zonder ophouden zwierende en kolkende walsen te zullen zien dansen, kwam bedrogen uit. Zoomin „Wein, Weib und Gesang", door de charmante maar ook hier (evenals in haar rol van Muze in „Das festliche Gastmahl") te ingetogen Herta Gindl gedanst, als „Wiener Blut" van Else Puwein en Lia Werner, beantwoordden aan deze verwachting; hetgeen niet wegneemt, dat prof. Grete Wiesenthal's op dit gebied beroemde choreografie tot zeer verdienstelijke prestaties leidde. Zeer charmant en geestig getypeerd waren de pantomimes „Dorpscomedie" (Dvorak) en „Eine kleine Nachtmusik" (Mozart) met een der meisjes in travesti. over welke laatste wy echter geen definitief oordeel kunnen uitspreken, daar bij de
■
IBSEN'S
„MADEMOISELLE"
„SPOKEN"
Na de meesterlijke opvoering van „Soubrette" brengt het Centraal-Tooneel thans een ander stuk van Jacques Deval opnieuw voor het voetlicht, namelijk „Mademoiselle", dat bij verschillende tooneelliefhebbers herinneringen zal oproepen aan de creatie, welke Tilly Lus jaren geleden van de titelrol maakte. Het achtereenvolgens spelen van twee stukken van één en denzelfden auteur onwillekeurig tot het maken van een vergelijking, die in dit geval des te interessanter is, daar „Soubrette" werd opgevoerd in de vertaling en onder regie van Joan Remmelts, terwijl „Mademoiselle" door ,Cees Laseur vertaald en geregiseerd werd. Remmelts heeft het hier gemakkelijker gehad, hetgeen aan zijn verdienste natuurlijk in het geheel geen afbreuk doet. Immers, „Soubrette" is een societycomédie zonder meer, met een door de knappe blijspel-scènes gevlochten tragische intrigue, die, als het doek voor de laatste maal valt, volkomen is opgelost en geen probleem achterlaat. „Mademoiselle" daarentegen is door de schrilheid der tegenstellingen, welke de schrijver erin verwerkte, een minder gaaf en afgerond geheel, terwijl het laatste bedrijf ons leidt tot een ontknooping — of, zoo men wil, oplossing — over welker moraal men, althans naar Nederlandsche begrippen, zou kunnen twisten. Overigens geeft Deval's stuk den vertolkers ook thans weer alle gelegenheid ons ervan te overtuigen, dat zij met zulk boeiend werk vol esprit het meest in hun element zijn. Het op hoog niveau staande, harmonieuze samenspel, dat het CentraalTooneel zijn werkelijk verwende publiek te zien geeft, maakt dit ensemble in ons land eenig in zijn genre. De taak van Rie Gilhuys, die de hoofd-
WEER VOOR HET VOETLICHT Het Amsterdamsche Tooneel brengt Zondag- 21 Februari Ibsen's Sfoken weer op de planken. Hoewel uiteraard op deze voorstelling in het volgende nummer uitvoerig zal worden ingegaan, willen wij tevoren reeds een enkele opmerking over het stuk maken als introductie voor hen, die het niet kennen, en om het te plaatsen in het kader van Ibsen's geheele werk. Ibsen (1828-1906) debuteerde als twintigjarige met een klassicistisch treurspel Catalina, waarna drie romantische spelen ontstaan: Vrouwe Ingen of OstrSt. Het jeest of den Zonneheuvel en De strijders of Helgoland, een bewerking der Siegfriedsage. Dan yolgen een satiriek spel in verzen, in zyn eigen tijd spelend, Comedie der Itejde en een treurspel De mededingers naar de *r°°*, gebaseerd op Noorsche mythologie, maar toch bedoeld om zijn verslapte tijdgenooten weer een idee te geven van wat een mensch door roeping gedreven vermag. Na 1862 volgen tijdens een verblijf in Italië de symbolische, eikaars tegendeelen vormende spelen Peer Gynt tn Brand, en daarna een satieriek blijspel De bond der Jongeren en een historisch symbolisch dubbel-drama rond Julianus den Afvallige: Keizer en Galilaeer, waarna Ibsen van i873-'77 niets publiceert. In dien rusttijd houdt hij zich ernstig bezig met de fouten, die hij rondom zich waarneemt. De eigen
Amsterdamsche voorstelling slechts de helft er van kon worden uitgevoerd, nadat Gretl Sellier na het eerste nummer door een ongeval achter de schermen helaas uitgeschakeld werd. In den „marsch" en den „oproep" van het driedeelige openingsnummer had zij een goeden indruk gewetk in het genre, dat hier den toon aangaf : de blootsvoets gedanste, aan Wigman en Laban herinnerende bewegingskunst, elke noot van de muziek volgend, krachtig en hoekig in het staccato, breed-uitzwaaiend en herhaaldelijk typisch ruggelings diep overbuigend in het legato; een bewegingskunst, die meer het uiterlijk betreft dan het innerlijk, die niet in de eerste plaats, noch zelfs in belangrijke mate uitl>eeldingsV.-an%t is, hetgeen vooral „Das festliche Gastmahl" tot louter uiterlijke en daardoor de traagheid beklemtonende statigheid maakte. Doch in die nummers, welke naar hun aard weinig innerlijke beleving vragen, konden deze blootvoetige en aan revue herinnerende acrobatiek niet-schuwende Weenschen ten volle overtuigen; zóó zelfs, dat in enkele, voor het vijftal ontworpen dansen het gemis van de uitgeschakelde Gretl (behalve wanneer geheel op de symmetrie was gerekend) niet werd gevoeld. Dan dansten, of en niet los van de aarde, de acht bloote voeten voor tien! ' JOH. T. HULSEKAMP. CINEMA &• THEATER — (ar. 8)
^^
—•" i' -n ^.SiüMmä^m&m^ieiLsi^Mir mmiki ii%iiTi-.i«i,rU.-i. fïin^iiilb.^ > iMifl^iiir ^^^.^t.;^..
i^^L^fa^gmaäB^äaäa^«--.;
éü
rol vertolkt, is geenszins een gemakkelijke. Zij is als gouvernante der bijna volwassen dochter van den advocaat een koele, gedesillusioneerde vrouw, vol beheersching, en schijnbaar zonder gevoel, die haar eenige en heftige verlangen maar het nooit verwezenlijkte moederschap vervuld ziet, door het in het geheim geboren kindje van haar pupil voor het hare te laten doorgaan. Hoe zich zulk een tragedie in een roezig gezin, waarvan alle leden luidruchtig langs elkaar heen leven, kan afspelen, tracht Deval ons duidelijk te maken en waarschijnlijk is het onvermijdelijke verschil tusschen het Fransche en het Nederlandsche temperament de oorzaak, dat hem dat niet geheel en al gelukt. Rie Gilhuys' spel heeft ondanks het karakter, dat zij in haar rol weergeeft, verscheidene ontroerende momenten. Prachtig is zij bijvoorbeeld als de naar moederschap hunkerende eenzame vrouw, die haar wensch op buiten-natuurlijke wijze in vervulling ziet gaan en in spanning verkeert, of de werkelijke moeder haar het zoo vurig gewenschte bezit zal willen laten. Mary Dresselhuys speelt het ongelukkige meisje op een wijze, zooals men dat slechts van haar kan verwachten. Cees Laseur is kostelijk als de huisvader, die meer advocaat dan gezinshoofd is. Hij chargeert, coupeert en overdondert en vindt in Péronne Hosang als zijn echtgenoote een waardig tegenspeelster, die een geestige, en vooral ook aannemelijke versie vertoont van de moderne, altijd tijdgebrek hebbende, geforceerde jeugdige vrouw, die het zoo goed meent en desondanks noch een moeder, noch een kameraad voor haar kinderen' is. Ko van Dijk vergast ons op een prachtig fatalistisch type van een opgeschoten jongen, die — geen wonder bij zulke ouders
Rie Gilhuys als Mademoiselle. V.l.n.r. Ko van Dgk als de zoon, Cees Laseur als de heer des huizes, Péronne Hosang als mama, Rie Gilhuys als Mademoiselle en Mary Dresselhuys als Christiane. (Fata's V.N.F./de Haan)
8
|
ZIET HAAR IDEAAL VERWEZEN LI] UT
,
__».
Péronne Hosang en Cees Laseur als het echtpaar Galtoisier.
— ietwat zijn roer kwijt is. Gijsbert Tersieeg speelt den broer van Mademoiselle, die ook aan haar ideaal dienstbaar wordt gemaakt door voor dokter door te gaan, terwijl hij een berooid ingenieur is. Wij moeten overigens op het credit van den auteur boeken, dat hij verder niets doet om deze figuur aannemelijk te maken. Joan Remmelts laat een huisknecht zien met een crimineelen inslag, doch die tenslotte nogal blijkt mee te vallen. Andere kleinere rollen worden gespeeld door Lies de Wind, John Soer en Elly Weiler. Vooral de laatste maakte van haar bellemeisje een dankbaar gek rolletje. „Mademoiselle" zal ook in deze nieuwe bezetting niet nalaten bij te dragen tot de glorie van het Centraal-Tooneel, dat met dit soort werk zoo uitstekend overweg kan. L. J. CAPIT.
VOLKER VON COLLANDE noopt u nooit teleur te stellen 1
I fïft
foUf
cm
:/? fiof-fe FHOI^IC, *« *,/
cu*
Er zijn zoo van die filmacteurs, op vrie meisjesvan-zeventien als bij tooverslag verliefd raken, omdat zij zoo „knap" zijn, omdat zy zóó „aardig" kunnen glimlachen, omdat zij zoo hartenveroverend kunnen kijken. Wij zijn er dan ook van overtuigd, dat er op heel wat meisjeskamers, boven heel wat bedden, een foto van Volker von Collande hangt. Dat is ook geen wonder, want hij is knap en hij glimlacht inderdaad betooverend. Kortom: hij heeft een „imposant" uiterlijk, waartoe het droge en gegolfde bruine haar niet weinig bijdraagt. De opengeslagen kraag van zijn shirt getuigt van zijn sportiviteit. De manier, waarop Volker zich in de cantine van de studio te Duivendrecht met een kopje koffie op een presenteerblaadje uit den kring zijner collega's losmaakte en zich aan ons tafeltje zette, was voor ons een getuigenis van zijn vlotheid. Volkomen ongedwongen vertelde hij in een kort tijdsbestek een massa feiten, terwijl niets er op duidde, dat hij denzelfden avond zijn verblijf in ons land voor enkele dagen moest onderbreken, om in Berlijn aan een film, die hij zelf regisseert, zijn onmisbare aandacht te wijden. Volker von Collande, die in Dresden geboren werd, is er niet weinig trotsch op de jongste Duitsche spelleider te zijn. Hij is nu negen-en-twintig jaar oud en heeft reeds drie films geregisseerd. In leeftijd volgt de zes-en-dertig-jarige Wolfgang Liebeneiner op hem. Stellig mogen we van Volker von Collande als regisseur nog veel verwachten. De gunstige ontvangst, welke de frissclie en ongecompliceerde ifilm „Twee in een wereldstad", waarin het levenslustige en stoutmoedig optimistische karakter van den regisseur zich weerspiegelt, is te beurt gevallen en welke „Das Bad auf der Tenne", de eerste Tobis-kleurenfilm, die speelt in het bonte Neder-Rijnsche dorpje Terbrügge in den baroktijd, ongetwijfeld te wachten staat, vormt daarvoor een waarborg. Dat de Tobis hem haar eerste kleurenfilm toevertrouwde, is op zichzelf al een aanwijzing daartoe. „Regisseeren is prachtig werk," verklaart Volker von Collande op onze desbetreffende vraag. „Hoe zwaarder de verantwoordelijkheid is voor de taak, welke men te verrichten heeft, des te meer bevrediging schenkt zij. Daarom is regisseeren mij veel waard." Dat hij acteur geworden is, is geenszins toevallig. Zijn grootmoeder was actrice en zijn vader decorschilder. Ook zijn zuster, Gisela von Collande, is een verdienstelijke actrice. Hoewel Volker aanvankelijk zijn kunstzinnigen aanleg in een andere richtfng ontwikkelde — hij werd opgeleid in de architectuur — begon toch reeds op negentienjarigen leeftijd zijn belangstelling voor het theaterleven te overheerschen. Nadat hij eerst in dienst van den radio-omroep te Stuttgart omroeper en regie-assistent was geweest, verbond Heinz Hilpert hem in 1933 aan het Deutsche Theater. Drie jaar later, in 1936, debuteerde hij voor de film in „Rivalen der Luft". Andere bekende films van de veertig, waarbij hij in totaal betrokken is geweest — zeven-en-dertig als acteur, drie als regisseur — zijn: „Eine Frau wie du", „Walzérkrieg", „Waldwinter" met Hansi Knoteck, „Capriolen" met Marianne Hoppe en haar echtgenoot Gustav
11 ,(ur. 8) — CINEMA <&• THEATER
Min
I
^*33s&äS3£e9äK»R
(Falo't Ufa-Baumann)
Grundgens, „Sebastopol", „Männerwirtschaft", welke binnenkort in ons land zal komen, enz. Volker von Collande speelt voornamelijk de vroolijke, onbekommerde rollen, die dan ook wel bij zijn temperament passen. Typisch is het daarentegen, hoe uiterst serieus hij zijn regie-arbeid oovat. Dat hij veel van fotografeeren houdt en een behoorlijken technischen kijk heeft op fotografische opnamen, komt zijn werk als regisseur ongetwijfeld ten goede. Behalve het spelen en regisseeren, heeft hij bovendien nog een derde filmbezigheid: hij is ook draaiboek-auteur. Te zamen met Ursula von Witzendorf heeft hij onder andere „Zwei in einer grossen Stadt" geschreven. Wij hebben niet den indruk, dat hij er zelf veel waarde aan" hecht, dat zijn portret boven zooveel bedden prijkt. Wat hij op de bijgaande foto schreef, brengt veel meer zijn streven onder woorden.
„Wat schrijft men al zoo als groet op een foto?", vroeg hij, toen wij hem deze voorlegden. „Ziet u maar: „mit besten Wünschen", „Tausend Grüsse", „Herzlichst". Maar weest u eens origineel . . . !" Na eenig nadenken kwam het toen: „Liebe Leser von Cinema & Theater, ich hoffe . . .". Na te hebben gemotiveerd, dat hij blokletters gebruikte, omdat hij slechts Duitsch schrift beheerscht, stond hij plotseling op, liep naar den door hem verlaten kring zijner collega's, en kwam weer bij ons terug. „Ik moest even vragen, hoe je een woord schrijft," luidde zijn verklaring. Grappig. Of doorgestoken kaart, want de collega's hadden pret, evenals hij en wij ... . Euch nie zu enttäuschen," voltooide den wensch. Was het om die hoofdletter? Wij kunnen er slechts naar raden, maar wij weten, dat Volker von Collande een aardige kerel is. Moreen hangt zijn fötó zelfs boven ons bed. . . ! 6 E. J. HOLLMANN
*; -, .,-^-,;
_
■—■— ■
'■■
„HAB' MICH LIEB" 4
VRAAGT Mi RIKA ROKK
De Ufa viert hier met „Hab' mich lieb" haar 25-jarig jubileum. Een meer luchthartige dan plechtige viering, daarvoor staat de naam Marika Rökk trouwens borg. Ze zingt weer een paar liedjes, ze danst van tijd tot tijd en aan het einde schittert ze letterlijk en figuurlijk in groot opgezette revue-scènes, waarvoor zij regelrecht van den melkweg naar beneden daalt. Nu ja, dan loopt er ook nog een draad door het geheel; een pretentieloos verhaaltje leverde dezen draad. Natuurlijk voert ons dit verhaaltje naar uitzonderlijk luxueuze milieu's, waarin jongelieden het goede der aarde rijkelijk genieten en niet veel andere zorgen hebben dan die van het licht ontvlambare hart. Marika Rökk en Mady Rahl verbeelden twee arme, charmante, maar brave danseresjes te zijn. Viktor Staal en Hans Brausewetter, waarvan de laatste ook nog Egyptoloog is, trouwen met deze danseresjes na de gebruikelijke verwikkelingen. Brausewetter zal met Marika trouwen doch verandert van opinie en huwt Mady.
KOMRT UND GIB' MIR DEINE HAND Tekst van Willy Dehmel
Muziek van Franz Grothe foxlrol
Komm' und gih mir deine Hand, schau', ich warte schon auf dich Sagre mir, dasz du mich liebst, dasz du immer denkst an mich! Wissen soll's die ganze Welt, alle Menschen soll'n es seh'n. Dasz wir beide glücklich sind und wie gut wir uns versteh'nl Es ist nicht gut, allein die Welt zu seh'n, Man soll zu zwei'n durch's Leben geh'n! Komm' und fib mir deine Hand, lasz mich immer bei dir sein Und geh' nie mehr von mir fort! Lasz' mich niemals mehr allein!
CINEMA &> THEATER — (nr. 8) 12
....■■■■
Viktor zal Brausewetter van M.uika's slechten invloed redden en verandert eveneens van opinie. Dat opinie-veranderen voltrekt zich in een trein, waarvan de conducteur Marika zonder kaartje betrapt, in een hotelkamer, waarvan Viktor de 'huurder is en het bed de vermoeide Marika bergt, op besneeuwde ski-hellingen, waarvan Marika op origineele wijze naar beneden valt. Verder zorgen trouwe Ufa-gedienden als Paul Henckels en Aribert Wäscher nog voor komische intermezzi. Henckels als tooneelmeester van het Apollo-theater en vaderlijk vriend der danseresjes, Aribert als theater-directeur. De hoofdzaak van „Hab' mich lieb" is en blijft het dansen van Marika Rökk, dat zij, licht als een veertje, met en zonder partner, met en zonder eerewacht van „girls" vaardig volbrengt. Franz Grothe zorgde voor een passende muziek, de elementen der symphonische jazz en twee amoureuze „schlagers" bevattende. P. BEISHUIZEN. Draaiboek: Johann Vaszary. — Muziek: Franz Grothe. — Camera: Reimar Kuntze. — Decors: Ernst H. Albrecht. — Montage: Margret Noell. — OpnamjJeiding: Viktor Eisenbach. — Productieleiding: Georg Jacoby. S^^" Regie: HARALD BRAUN. Personen: Monika Koch ■ Marika Rökk Helene, haar vriendin Mady Rahl Andreas Rüdiger Viktor Staal Dr. George Nöhring, egyptoloog Hans Brausewetter Theaterdirecteur Aribert Wascher Juffrouw Muller, zijn secretaresse Ursula Herking Paul, huisknecht Günther Lüders Papa Schmidtke Paul Henckels Hert!l Zangeres Mayen Danseur Hans v. Kusserow
13 (nr. 8) — CINEMA & THEATER
mm*mm*mm*w!mm*mmmm
DE BEROEMDHEID Minui Montagne was speciale verslaggeefster van een groot dagblad. Een niet onaardig baantje, waarvoor ze veel moest reizen en met veel beroemdheden in aanraking kwam. Opdrachten kreeg )ze niet dikwijls. Er werd van haar verwacht, dat zij zelf haar stof vond voor reportages en interviews. Daartoe was ze dan ook best in staat. Zij bezat een zeer behoorlijke nieuwsgierigheid naar de geheimen achter de dingen. Met beroemdheden te verkeeren kon als een van haar primaire levensbehoeften beschouwd worden. Gauw afschepen deed men haar niet. Beroemde vrouwen niet, omdat ze niet graag jaloersch wilden lijken .op de pikainte schoonheid van het jonge, ondernemende meisje. Beroemde mannen niet om der wille van de pikante schoonheid zelve. De naam Mimi Montagne had voor tienduizenden een bekenden klank. Men verslond haar luchtige stukjes met graagte. Geen pen beschreef geestiger de eigenaardigheden van publieke lievelingen uit de wereld van theater, film, luchtvaart, litteratuur en sport. Geen beslist wipneusje werd met rijker resultaat gestoken in de levensomstandigheden van de grooten der aarde .... Op een dag'reisde Mimi Montagne naar een wereldstad. Zij nam plaats in een eerste-klasse-compartiment en kreeg slechts één medepassagier. Dat was een knappe, ietwat melancholieke, donkere man, die zich van een zware pelsjas ontdeed en, met alle zorg voor de scherpe vouwen in zijn pantalon, tegenover haar ging zitten. Vrijmoedig onderzoekend richtte Mimi haar blauwe oogen op hem. Ze staakte voor dit onderzoek het maken van aanteekenin, (//> zic/i van een pelsjas ontdeed. (Teckcning E line van Eykern)
-—-~
wmmsmmß^msmmmmmmm*.
gen in het reportersboekje op haar schoot. De man fronste even geïrriteerd (hetgeen Mimi zelden overkwam) zijn wenkbrauwen. Zijn oogen gleden daarbij vluchtig over haar aantrekkelijke gestalte en over het boekje. Ineens was het geïrriteerd zijn weg. Een parelwitte tandenlach gaf plotseling iets zonnigs en veroverends aan het mannengezicht. Mimi schrok van de verandering. Ze schrok nog meer toen ze een vertrouwelijk knipoogje kreeg, hij zich eenigszins naar haar toeboog en zei: „Wat een geluk heb ik vandaag. Niet iedereen zit zoo maar met de beroemde Sylvia Sorant in één coupé . . . ". Allemachtig, dacht Mimi. Hij houdt mij voor Sylvia Sorant. Dat is bedenkelijk. Ze wordt wel eens de beste maar leelijkste aotrice van heel Europa genoemd . .. „U vergist u", antwoordde ze hooghartig. „Ik ben Sylvia Sorant niet". „Och kom", vervolgde de man onverstoorbaar, „u kunt mij niet om den tuin leiden. Ik ken u veel te goed van uw portretten. Nu zie ik pas hoe meesterlijk dat schilderij van Van Dongen lijkt". Mimi begon het beslist vervelend te vinden. Aan den eenen kant was het niet mis Sylvia Sorant te zijn. Aan den anderen kant moest deze man haar uitgesproken leelijk vinden en dat kwetste haar ijdelheid ten zeerste. Niemand had haar ooit leelijk gevonden. Welk een slechte smaak bezat deze charmante medepassagier en wat een grenzelooze brutaliteit. Er kwam ergenis in haar toon, toen ze hem verweet: „U 'beweert dus, dat ik lieg mijnheer?". Hij schudde het hoofd. „Een groot kunstenaresse, die eens rust wil hebben van de vervolging door haar bewonderaars, liegt niet als zij haar identiteit poogt te verbergen. Want daarvoor heeft zij toch geen leugens tot haar beschikking". Mimi stampte met een alleraardigst voetje op den grond. Dit ging te ver. Iedereen herkende Sylvia Sorant altijd onmiddellijk aan haar grove, onregelmatige gelaatstrekken. Wilde deze man beweren, dat zij eveneens zoo door de natuur misdeeld was? „Ik ben Sylvia Sorant niet", verzekerde ze nogmaals met nadruk. „Ik zou evengoed kunnen zeggen, dat u de acteur Maurice Renoir bent". De man lachte hardop en smakelijk. „Dat noem ik vrouwelijke afleidingstaotiek. Ik Maurice Renoir.... Ha, ha. Sylvia Sorant moet Maurice Renoir toch kennen. Verleden maand stonden ze nog samen op het tooneel".
A
(adv.)
NOGMAALS NIEUWE NUMMERS BIJ
MIKKENIE-STRASSBURGER Gereserveerd voor
VILLA d'ESTE Het bekende Rest a lira ut Bar-Caoaret
Korte Leidschedwarsstraat 71 Amsteraam
„Het is geen afleidingstactiek", riep Mimi opgewonden. „Als u het onzin vindt om voor Renoir gehouden te worden, dan vind ik het belachelijk, dat u Sorant tegen mij zegt. Ja, niet alleen belachelijk, maar ook dom, stupide, brutaal. Mijnheer, ik wensch met rust te worden gelaten." Zijn vrijmoedige houding verdween onmiddellijk. Hij schikte wat rechter op de bank, boog vormelijk. Met een ijskoud knikje accepteerde Mimi zijn verontschuldiging. „Neemt u mij niet kwalijk. Ik heb u niet willen ergeren. Het is ook mijn gewoonte niet iemand lastig te vallen. Doch deze merkwaardige gelijkenis . . .". Het laatste bracht Mimi opnieuw op kookpunt, maar zij bedwong zich wijselijk. De medepassagier maakte alle toebereidselen voor een slaapje. Het zou nog een klein uur duren, voordat de trein in de wereldstad arriveerde. Daar sliep hij al, vrijwel van haar afgewend, zijn jas om zich heen getrokken. Mimi hield zich maar weer bezig met haar reportersblocnote. Ondertussohien moest zij aldoor aan het geval denken, waarbij zij af en toe verstolen den slaper bestudeerde. Een of andere rijke zakenman natuurlijk. Of het verwende zoontje van een rijken zaken-man. Zoo'n patertje-goed-leven, die zich CINEMA 6- THEATER — (nr. 8) 14
Het circus Mikkenie-Strassburger, dat door zijn langdurig verblijf al geheel in het hoofdstedelijke amusementsleven is opgenomen, brengt in zijn Februari-programma wederom een aantal voortreffelijke nummers, zoowel op circus- als op variétégebied. Als er ooit een directie het geheim van een uitverkocht huis bezeten heeft, dan is het wel de combinatie Frans Mikkenie en Carl Strassburger. Steeds weer opnieuw slagen zij erin hun programma zoo aantrekkelijk te maken, dat dag aan dag drommen Amsterdammers en 's lands hoofdstad bezoekenden, die reeds te lang de echte circuskunst hebben moeten ontberen, Carréwaarts tijgen om de specifieke „zand en zaag9el"-geur op te snuiven en van het bonte schouwspel in de piste te genieten. Het eerste, dat den trouwen circus-bezoeker in dit nieuwe programma opvalt, is, dat de hippische hoofdschotel thans niet meer wordt opgediend door Hans Strass-
alles dacht te kunnen veroorloven en geen manieren wenschte te toonen. Toch was het jammer, dat deze zelfde man zich zoo had laten overdonderen door haar. Nu keek hij niet meer naar haar. Nu kon hij onmogelijk meer tot de ontdekking van het afschuwelijke misverstand komen. Zij, de mooie Mimi, lijkende op Sylvia Sorant.... Enfin, het was nu eenmaal een ajvontuur zonder climax. Of liever gezegd: met een anti-climax. Voor de anti-climax zorgde de slaap, die hem had overvallen. De trein kwam precies op tijd aan. De slaper werd wakker en trok haastig zijn jas aan. Zelfs hielp hij, met iets schuldbewusts in zijn doen en laten. Mimi in haar mantel. Bovendien haalde hij haar koffertje uit het net. Om het weer goed te maken bedankte ze met een lief glimlachje. Ze vroeg guitig: „Gelooft u nu nog, dat ik Sylvia Sorant ben?". Prompt, en als een koud stortbad, kwam zijn antwoord: „Geachte mejuffrouw, ik heb het nooit geloofd. Ik ken alleen uw type: de vrouwelijke journaliste met de onverzadigbare nieuwsgierigheid. En ik wou een uiltje knappen . .. Met dit doel verzon ik de gelijkenis, waaraan u zich, terecht of niet terecht, zoo ergerde . . .". Sprakeloos stond Mimi Montagne. De medepassagier verdween na nogmaals eea buiging gemaakt te hebben. Dit gebaar nam haar onzekerheid. weg: hij was Maurice Renoir! PETER 15 (nr. 8) —
CINEMA
6« THEATER
burger, doch door de gebroeders Houcke, die er in dit opzicht een geheel eigen stijl op na houden. Zoo begint het programma met een Romeinsch nummer, een gladiator met een aantal vurige rossinanten, die een harmonisch geheel vormen. Na deze klassieke flits wandelen een aantal gedresseerde kameelen de manege binnen, onder commando van een Oostersch uitziende jongedame, die er zelfs in slaagt de bultige beesten te laten „doodliggen". Overigens een tamelijk „dooie boel", een nummer dat zijn geheele attractie ontleent aan het exotische karakter. Een ander nummer dat de aandacht trekt wordt gemaakt door Cubanos, de man die veler harten een oogenblik doet stilstaan. Deze ludhtsensatie van den eersten rang wordt ons nu eens door een Nederlander gebracht, wiens ster aan den internationalen variétéhemel tot ongekende hoogte gestegen is. In „Cinema & Theater" nr. 35/1942 publiceerden wij een uitgebreide reportage over dezen vermetelen acrobaat. De vrijheidsdressuren van Sacha Houcke brengen ons weer in lager sferen. Achtereenvolgens zien wij de verrichtingen van El Kadi, het galop-barrièrepaard, van de beide uitersten Maximum en Minimum en van twaalf Shetland-ponies. Vooral de pony-dressuur blijkt strak en uiterst verzorgd. Enkele oude bekenden ontbreken niet op het appèl. Zoo zien wij bijvoorbeeld Nelly, de rekenende wónder-olifant, die nóg knapper geworden is. Voorts Regina Strassburger, met haar meesterlijk hoogeschool-nummer, de Twee Conrads, de Vijf Readings, Kossmayer's nukkige ezel, de Drie Palmiri's en niet te vergeten den
meester-jongleur Paolo, met recht Rastelli's opvolger genoeand. De roofdieren, zonder welke het cjrcus geen circus zou zijn, verdienen ook thans weer onze bijzondere attentie. Het zijn de prachtige koningstijgers van den beroemden dompteur V. Trubka en deze Tsjech presenteert ons ongetwijfeld de mooiste wilde/ dieren-dressuur van dit circusseizoen. Becker's voetballende honden zijn aardig, maar meer ook niet. Wij zien dit num- . mer trouwens liever op een variété-Bühne dan in een circus-piste. Gilbert Houcke brengt na de pauze nog een vrijheidsdressuur met zestien volbloeds; een rijk nummer, en bijna even goed als de dressuur van Hans Strassburger. De Vier French, koningen van den lach bij de gratie van een internationaal publiek, houden hun reputatie ook thans weer hoog. Zij maken een nieuwe, kostelijke Clowns-entree, en ontketenen lachorkanen, die het oude Carré op zijn grondvesten doen trillen. Al met al een programma, dat — wij zeiden het reeds — de traditie van een uitverkocht huis zal voortzetten! L. J. CAPIT. Boven: Een sfanneni moment voor het doel bij de voetbal honden. -— Onder: De vermaarde dierentemmer Trubka temidden van zijn tijgers. (Foto's Polygoon/Noske)
=======
EEN SCHILDER EN EEN VIOLIST uit het Amsterdam van de 18de eeuw Ongeveer drie honderd jaar geleden is de z.g. ,,zwarte-kunst"-prent uitgevonden. Den igden Augustus 1642 zond Ludwig von Siegen aan den landgraaf Wilhelm van Hessen-Kassel een afdruk van een portret van diens moeder, uitgevoerd volgens de nieuwe methode. Het verschil tusschen een zwarte-kunst-prent en b.v. een gewone gravure is, dat in de tweede de lijn in het koper wordt gekerfd, terwijl bij de zwarte-kunst eerst de geheele plaat ruw wordt gemaakt, wordt gebraamd (een afdruk, dan gemaakt, zou dus een zwart vlak geven) en dat dan met het schraapstaal die braam wordt weggeslepen. De plaatsen, waar ze is weggenomen, worden dus bij het afdrukken witte of lichte plekken. Men begrijpt, dat bij een zorgvuldig hanteeren van deze techniek de weekste en fluweeligste nuancen mogelijk zijn, zooals onlangs te zien was op een tentoonstelling van ca. 40 zwarte-kunst prenten, welke in het Museum Boymans te Rotterdam tot een kleine expositie waren vereenigd. Een der fraaiste exemplaren van die collectie was ongetwijfeld het hierbij afgebeelde portret van den Italiaanschen vioolvirtuoos Pietro Locatelli da Bergamo door een van de weinige, -werkelijk belangrijke schilders, die ons land in de achttiende eeuw heeft gekend, Cornells Troost, die ook eenige zwarte-kunst prenten op zijn naam hetft staan. Een voorname beeltenis in den kenmerkenden stijl dier dagen. Het borstbeeld van den musicus, gekleed in een fraaien statierok met tressen met kwasten, een brocaten vest over een battisten hemd, is in een steenen ovaal geplaatst, waarover rechts een draperie hangt. Onderaan een sokkel, waarin zijn naam is gegrift; erop liggen een blad muziek, een veeren pen en drie in leer gebonden muziekboeken. Op den rug van het bovenste staat ,,1'Arte del Violino". Het gelaat van den kunstenaar is blozend en vol; een energiek gezicht met een hoog gewelfd voorhoofd, omlijst door de krulpruik. Men ontkomt niet aan den indruk dat Troost het uiterlijk van zijn beroemden stadgenoot wat geflatteerd heeft en die veronderstelling wordt bevestigd, wanneer men dat portret vergelijkt met het profiel, dat de graveur Lambert een jaar of twintig later heeft gemaakt. Men ziet daar dat de neus vrij scherp en groot is geweest en het voorhoofd naar verhouding niet zoo hoog. Lang niet zoo'n stralende, zelfverzekerde man als op Troost's portret. Locatelliis in 1693 te Bergamo geboren; te Rome heeft hij les van Corelli gehad en daarna is hij gaan reizen. In 1725 trad hij in dienst van den Landgraaf van Hessen-Darmstadt, die te Mantua verblijf hield en hij moet toen ook reeds connecties met ons land hebben onderhouden, want in 1721 is daar zijn eerste werk, 12 Concerti grossi, verschenen bij Estienne Roger. In 1729 werd het herdrukt bij Ie Cène. In 1732 gaf hij ook in Amsterdam bij Le Cène zijn Opus 2, Twaalf sonates voor fluit en bas, opgedragen aan Nicolaas Romswinkel, uit. Het jaar daarna volgde het boek, dat men op de prent ziet liggen: Opera Terza, L'Arte del Violino, 12 Concert!, cioè, Violine solo con 24 Capricci, eveneens bij den uitgever M. C. le Cène. Men kan veronderstellen dat het portret van Troost ook omstreeks dien tijd is gemaakt. Was het in 1735 vervaardigd, dan zou de consciëntieuze meester vermoedelijk nog wel een boek bij den
Emiii Hnllebroeek 65 JAAR
stapel aebben gevoegd. Bovendien heeft Troost maar weinig zwarte-kunst portretten gemaakt en dat van Pieter Vlaming, van zijn dochter Sara, van het hoofd van een man met zwaren baard en dat van een man met baard en achteroverhangende muts zijn alle door Troost zelf met 1734 gedateerd. Locatelli werd door zijn tijdgenooten zeer geroemd. Thans ziet men hem meestal zoo. dat het groote aantal Caprices en études, welke hij blijkbaar alleen maar heeft geschreven om zijn virtuositeit te kunnen toonen bij de uitvoering er van, muzikaal weinig waarde hebben, maar dat hij als theoreticus en als componist van een aantal Concerto's een eigen plaats te midden van zijn tijdgenooten verdient. Locatelli is in 1764 te Amsterdam overleden, veertien jaar na Cornells Troost. Ver hebben ze niet van elkander af gewoond; Troost op de Prinsengracht tusschen de Utrechtschestraat en de Amstel, Locatelli op dezelfde gracht bij de Leidsche Kruisstraat. Het lijkt ook niet gewaagd, te veronderstellen, dat de vrijgezel Locatelli, voor de Amsterdammers dier dagen een ongetwijfeld boeiende verschijning, violist van faam, dirigent en muziekleeraar, die meer dan tien werken op zijn naam had staan (de volledige lijst vindt men o.a. in Uitgave XXXI van de Vereeniging voor NoordNederland's Muziekgeschiedenis — Amsterdam 191 O gaarne in het huis van den schilder kwam, die zich om zijn gastvrijheid en om de charme van zijn vijf dochters in bekendheid en vriendschap van vele kunstzinnige stadgenooten mocht verheugen. Deze was slechts vier jaar jonger: in 1697 was hij te Amsterdam geboren en hij had er les gehad van Arnold Boonen. Troost is een van onze
Cnrnplit Tromt'» „zwarte kungt"-prent ran Pietro Locatelli. (foto archie)) meest persoonlijke schilders uit de 18de eeuw, geestig beschouwer van het familieleven en van dat in wachtlokalen, koffiehuizen en niet in de laatste plaats van dat in het theater, zooals ook zijn vele pastels en teekeningen naar scènes uit tooneelstukken getuigen, bijvoorbeeld van De wiskunstenaars of het gevluchte juffertje van Langendijk, De vermomcie minnaar van Willem van der Hoeven, De Bruiloft van Kloris en Roosje, Asselijn's De schijndeugd of de geveinsde droefheid, 't Beslikte Zwaantje en Jan Claesz, of de gewaande dienstmaagt. Ook heeft hij decoraties vervaardigd voor den ouden Amsterdamschen Schouwburg, die in 1772 door brand verloren ging. Wagenaar beschrijft een van de voornaamste, een hofzaal: ,,De nieuwe Hofzaal, door den kunstrijken Cornells Troost geschilderd, bestaat insgelijks uit vier schermen aan elke zijde, en uit twee schutschermen of achterstukken, een met eene Poort van de Korinthische Orde, en eene met een Troon. Alles is met zinnebeelden versierd. Men kan deze zaal ook bij den derden scherm afsluiten, door een schutdoek, waarop een fraaie schoorsteen geschilderd is; en de zijschermen met groen geschilderde paneelen behangen; wanneer zij een zwierig hedendaagsche kamer vertoont." Als schilder heeft hij mooie portretten en regentenstukken vervaardigd. Bij zijn dood in 1750 liet hij een belangrijk oeuvre na. Het is waarschijnlijk, dat bij hen, die zijn lijkstoet volgden naar de Nieuwe kerk, ook Pietro Locatelli is geweest, wiens naam aan dien van den schilder door een prent verbonden zou blijven. A. GLAVIMANS CINEMA &• THEATER
(nr. 8) 16
«f I
Op 22 Febrnari a.s. wordt Emiel Hullebroeck vijf-en-zestig jaar. Ik vrees dat er alweer een heel geslacht is dat zich verbaasd afvraagt: Emiel Hullebroek? Wie is dat nou weer?" Want hij is geen bandleider, geen filmster, en hij zingt niet voor de radio. Hoe kan men dan weten wie Emiel Hullebroeck is? Inderdaad .. . de jaren gaan vlug! De cirkelgang van den tijd kan iemand met razende snelheid naar voren dringen in het licht van de publieke belangstelling, maar het tanen van den roem gaat in den regel niet minder vlot. En al mag het dan waar zijn dat er altijd nog liederbundels van hem gekocht en gespeeld worden, al zijn er altijd nog zangers die een recital-ingraftoon met ,,En nu een opgeruimd stukje van Hullebroeck" besluiten .... de kunstenaar zelf, die jaren achtereen in Nederland volle zalen trok, is min of meer een vergeten figuur geworden. Het is ook al zoo héél lang geleden dat hij voor het laatst hier optrad. En Joost mag weten waaróm hij eigenlijk is weggebleven. Want ik heb maar weinig artisten gekend die zóó populair waren en zóó zeker konden zijn van uitverkochte huizen en een opgetogen publiek als hij. Hij gaf veel lessen in België. Dat herinner ik me nog. Maar dat heeft hij altijd gedaan, en na een korter of langer verblijf buiten zijn land, keerde hij altijd weer terug naar zijn geliefde Vlaamsche haardstede. Nadat hij jarenlang een der meest-geziene tooneelverschijningen in ons land geweest was, is hij plotseling weggebleven. Hij kan toen ten hoogste een vijftiger geweest zijn, veel te jong dus om op zijn lauweren te gaan rusten. Trouwens, nadien heeft hij ons nog een paar keer met nieuwe operette-partituren doen kennismaken, 't Was wel jammer, die verdwijning in exil, want hij was in onze concertzalen een unieke figuur. Ten eerste was hij componist-zanger. . . . Dat is al een zeldzame combinatie. Dichter-zangers tref je vele, maar componist-zangers aanmerkelijk minder! Wel z.g. ,,schlager"-componisten die zélf hun werk voordragen. Maar — n'en déplaise hun successen.... — de melodieën en het geheele werk van Hullebroeck staan op een beduidend hooger niveau dan het werk van deze principieel op „de massa" ingestelde muziek-fabrikanten. Doch wat zijn groote verdienste was: hij is erin geslaagd Nederland te laten zingen. Dat wil 17 (nr. 8) —
CINEMA &• THEATER
zeggen.... hg is erin geslaagd ons een behóórlijk lied te laten zingen. Want zingen. . . . och dat wilden we altijd wel: „Aalebesse, aalebesse, hi ha hol", of „Sien, Sien, Siene la-me-los. ..." zijn slechts enkele voorbeelden van wat we zongen vóór deze Vlaamsche bard voor het eerst ons land bezocht. Triestig en hopeloos, zult u zeggen. Inderdaad. Maar niet minder triestig en hopeloos dan wat de Beweging tot verbetering van den Volkszang ons wil laten zingen. Want dat ,.Grietje van den Mulder"-gedoe is toch ook om wee van te worden. En de Don-Quichotterij om een doorsnee-Nederlandsch publiek zooveelste-eeuwsche liederen te laten zingen, die ten hoogste musicologische waarde hebben, grenst ook aan het belachelijke. Het eerste verheft ons niet, en het tweede maakt ons ook allerminst gelukkig. Hullebroeck schoot metéén prijs 1 Zijn teksten zijn zonder uitzondering met groote intelligentie gekozen. Zijn humor is nooit banaal, zijn ernst nooit kitschig. En de melodieën die hij erop schrijft zingen zichzélf. Zoo móesten zijn liedjes wel inslaan. En ze sloegen in!!! Men had tijdens de vorige mobilisatie een officieelen bundel met liedjes, door de Nederlandsche legerleiding uitgegeven voor den Nederlandschen soldaat. Daar stonden 64 liedjes in. Van deze 64 zijn, behalve „Aspirine" van Witte en het Limburgsche Volkslied, dat zijn populariteit dankte aan de door de Jongens zelfbedachte tekstwijziging „Haagsche ham is eikenhout, Haagsche ham is hout . . . .", alleen de vijf liedjes van den Vlaming Hullebroeck bekend geworden en gebleven. En dat in vollen oorlogstijd! Beschabender voor óns en vereerender voor hém had het moeilijk gekund! Het was een genot om te zien en te hooren hoe hij een zaal vol stijve „betere" Nederlanders meekreeg. Hij zag er uit zooals in die jaren een artist er uit hoorde te zien: Zwart fluweelen jasje, donkere lokken, en een lange Lavaillière, oftewel flodderdas. Met zuidelijke kwiekheid schoot hij het tooneel op, zette zich aan den vleugel en daar begon de aanval. Een niet-omvangrijjc lyrisch tenorstemmetje kweelde een liedje, en het was il licht en luchtig wat de klok sloeg! Soms werd het tweede liedje al iets met een refrein, en dan klonk in onweerstaanbaar Vlaamsch de uitnoodiging om mede te zingen. En ze zongen me^l Eerst nog schuchter en aarzelend ... dan, na een badineerende opmerking van hem, wat luider en vrijer ... tot de geheele zaal langzamerhand in een uitgelaten bruiloftsstemming begon te verkeeren. Een resultaat dat
rr^imyi
, ^..i..
allerminst met goedkoope middelen was bereikt. Want Hullebroeck bleef altijd artist en werd nóóit markt-schrijver! Ieder liedje dat hij schreef was uit zuivere ontroering ontstaan. Soms componeerde hij op bestaande teksten, dan weer inspireerde hij één van zijn vele dichter-vrienden tot het schrijven van een bepaald door hem gestimuleerd vers. Zoo ontstonden „Karlijntje" en „De Gilde viert", „Tineken van Heule" en al die liedjes die eens zoo over- en overpopulair waren, en die gezongen werden in concertzalen, in cabaret's, in huiskamers, in cantine's en op chambrée's, kortom overal waar menschen probeerden de dingen van alledag van zich af te schudden door het zingen van een bevrijdend liedje. „Hullebroeck wordt vijf-en-zestig jaar", meldde de redactie mij en vergat erbij te vermelden, dat hij tegelijkertijd zijn 40-jarig jubileum vieren kan. Want in 1903 is hij begonnen met zijn voordrachtsavonden. Als 25-jarige richtte hij voor de Gentsche afdeeling van het Nederlandsch Verbond een avond in. gewijd aan den componist Peter Benoit. Professor Paul Frédéricq welke zich onder zijn gehoor bevond was over het gebodene zóó enthousiast, dat hij den sprekerzanger voorstelde een tournee te maken voor alle afdeelingen van genoemd Verbond, óók die in Noord-Nederland. Als onderwerp van behandeling koos Hullebroeck „Oorsprong en ontwikkeling van het Nederlandsche lied". Zijn eerste eigen compositie dateert van 1906, en was het bekende „Moederke alleen", dat van meet af aan in Vlaanderen populair was. Weldra volgden toen zooveel eigen compositie's dat Hullebroeck zich langzamerhand uitsluitend nog als zanger van eigen werk deed hooren. Weliswaar zong hij hier en daar ter illustratie nog eens een oud-Vlaamsch of oud-Hollandsch lied er tusschendoor doch deze zijsprongen werden allengs minder. Een twintigtal jaren geleden maakte hij een tournee voor de Kunstkringen van NederlandschIndië, en ook daar . al placht Indisch sociëteits-publiek op een ander soort humor ingesteld te zijn . . was het succes overweldigend. En Hullebroeck zou Hullebroeck niet geweest zijn als hij daar niet tallooze onbekende Krontjong-liedjes genoteerd en later hier gepubliceerd had! Emiel Hullebroeck 65 jaar! Hij heeft zijn jeugd met zooveel gratie en geest gesleten, dat wij ons verheugen op de arabesken van zijn groenen ouderdom! zij weet-ik-wien nagezegd. ALEX DE HAAS.
Een oud-gediende van de Nederlandsche tooneelwereld, Hein Harms, vierde dezer dagen zijn tachtigsten verjaardag. De ware tooneelminnaars — vooral van de oudere generatie — zyn hem nog niet vergeten. Vele brieven en telegrammen met geluktcenschen bereikten den jubilaris. (Fo"' Polygoon/Nosk*)
mmmmmmmmmmmmmmmmmm
^i^^^ll^»^^ (Slot van biz. 5)
beelden, het muzikaal vertolken eischt bijzonder veel. De componist voorzag de processie met vocaliseerende koorgezangen en liet hier een goede gelegenheid voorbijgaan om met een of andere rij k-uitgewerkte hymne een boeiend muzikaal effect te bereiken. In het eerste tafereel van dit laatste bedrijf wordt zeer veel gesproken, terwijl het tweede tafereel hoofdzakelijk gevuld wordt met het „Ave Maria" voor solo-stem en koor achter de schermen. De ouverture voor het derde bedrijf is te lang in verhouding tot den muzikalen inhoud. De winst van deze première ligt in de erkenning, dat Jac. Jansen ongetwijfeld dramatisch talent bezit, al moet daarnaast geconstateerd worden, dat hij nog niet geheel opgewassen is tegen de enorme moeilijkheden van dit veeleischend gegeven. ^ Den Hertog leidde met vaste hand, Cruys Voorbergh had de regie, maar als geheel vertoonde de voorstelling niet de afwerking in finesses, zooals we het bij onze gemeentelijke opera gewend zijn. Een bewijs, hoe moeilijk een uitvoering van deze partituur te realiseeren is! Maar moeilijkheden zijn er om overwonnen te worden en een geroutineerd opera-componisten-geslacht stampt men in Nederland zoo maar niet uit den grond.
„Ave Maria" een onvoldoend vervangingsmiddel voor dit onmisbare opera-element. Zangers als Couperus, Baylé, Plemper en Van Mantgem krijgen slechts een kort coupletje te zingen en Scheffer, Voogt, Jongsma en Lammen hoort men alleen als kwartet. Het koor is rijker bedeeld zoowel in de herberg-scène als in het slot, waarbij het Marieken's „Ave Maria" in het vesper achter de coulissen overneemt en varieert. Zijn beste troeven speelt de componist uit in de ouverture en het eerste tafereel. Hij werkt gaarne met elementaire tegenstellingen en instrumenteert al fresco, d.w.z. in groot contrast zet hij de verschillende instrumentale groepen boeiend naast elkaar, zonder veel détail-tinteij. met en door elkander te kleuren. Dit geeft dikwijls een sterk dramatisch effect. Deze spanningen bereikt de partituur later niet meer, terwijl na de pauze, in het derde bedrijf dus, de muziek haar rol vrijwel heeft uitgespeeld. Hier stapelen de moeilijkheden zich èn voor den debuteerenden operacomponistlibrettist èn voor het uitvoerende gezelschap onheilspellend op: een markt met een drukke volksmenigte, een voorbijtrekkende processie, een wagenspel-voorstelling, de sprookjesachtige verdwijning van Moenen! Het waardig en in stijl aankleeden en uit-
THEO VAN DER BIJL.
De concertzaal is geen museum „Het is de zin van opvoeringen van nieuwe werken, dat het publiek zich een meening daarover vormt," aldus de vermaarde dirigent Wilhelm Furtioängler. „Alles wat een dergelijke meeningsvorming remt, is verkeerd. Het publiek moet zijn eigen meening hebben en moet die uiten. Het is beter voor alle betrokkenen, niet in de laatste plaats voor den componist of auteur, dat het publiek uiting geeft aan zijn misnoegen, dan dat het onder alle omstandigheden in keurige terughouding blijft volharden. Wat zou zijn bijval waard zijn, als het aan den anderen kant niet tot een hartelijke afkeuring in staat was? Ik heb steeds alles in het werk gesteld om te verhinderen, dat het publiek de concertzaal voor een museum houdt. Het museum dient de opvoeding; de concertzaal behoort tot het leven." •'
20) (Slot)
Carolientje is pakstertje in een sigarettenfabriek en wor(3t gekweld door romantische droomen, die hun oorzaak vinden in een veelvuldig bioscoop- en theaterbezoek. In een van de doosjes sigaretten, welke zij dagelijks inpakt, stopt zij een briefje met het verzoek, of de ontvanger of ontvangster haar uit den somberen sleur van het leven in de sigarettenfabriek wil komen verlossen. Na een feest te zijnen huize is de filmregisseur aan de „Meteoor-film" verbonden. Piet Steen, die in conflict is geraakt met zijn hoofdrolspeelster en verloofde Winnie Klaasse, in een allerminst vroolijke stemming. Als hij een pakje sigaretten openmaakt vindt hij het briefje van Carolientje en voelt intuïtief dat dit het meisje is waarnaar hij zoekt. HU besluit kennis met haar te gaan maken. Juist als Steen zich aan de fabriek vervoegd heeft, breekt er brand uit en het lot wil, dat Steen een meisje uit het gebouw redt, dat later.... Carolientje blijkt te zijn. Hij neemt haar mee naar zijn woning en zet haar zijn plannen voor haar filmcarrière uiteen. Steen's vriend, de journalist Zebedeus Pit, heeft ontijdig publiciteit aan het geval gegeven. Op de kamer van Steen maakt hij kennis met Carolientje Den volgenden dag gaan zij gedrieën naar de filmstudio; Carolientje voor proefopnamen. Pit voor de publiciteit en Steen om zijn directie te sussen. Bü de concurreerende filmmaatschappij, de N.V. „Cine", die met Winnie Klaasse een contract heeft afgesloten, ziet men met leede oogen hoe Carolientje door Zebedeus' artikeltjes in de krant steeds populairder wordt. De jazzbandleider Ratje, een onbetrouwbaar individu, stelt den „Cine"-directeur van Gniffen voor, Carolienjte te laten ontvoeren. Ratje neemt daarvoor twee ongure typen, Rooie Tinus en Linke Sjaakie in den arm. Den volgenden dag neemt Piet Steen Carolientje mee op een uitstapje. Bij die gelegenheid slaan Rooie Tinus en Linke Sjaakie hun slag. Steen en Pit zijn radeloos. Carolientje ontwaakt in een kelder waar zij door een vrouw van twijfelachtig allooi bewaakt wordt. Intusschen stellen haar vrienden alles in het werk om haar verblijfplaats te ontdekken. Op een middag ontvangt Piet Steen bezoek van Winnie Klaasse, die hem haar vermoedens omtrent de rol, die de Cine in Carolientjes ontvoering speelt, mededeelt. Steen en Pit gaan met Bello op zoek. Rooie Tinus bezoekt intusschen Ratje .om zijn geld te halen, doch krijgt niets los. Hij begeeft zich naar Sientje Wip en wordt daarbij gevolgd door Zebedeus en ,Piet Steen, die hem niet vertrouwen. Een inval in het huis volgt.
Snedige tonneelspelers In den tijd, toen Emil Jannings nog uitsluitend tooneel speelde, kreeg hij in een blijspel de taak, een brief voor te lezen. Den tekst daarvan had hij natuurlijk niet van buiten geleerd: hij behoefde dezen slechts van het blad op te lezen. Een collega wilde hem een poets bakken: hij overhandigde Jannings een blanco vel papier. De acteur liet zich echter niet uit het veld slaan en zeide: ,,Ik kan helaas lezen noch schrijven. Lees mij den brief alstublieft voor." Doch ook de grappenmaker was niet voor één gat te vangen. Hij riposteerde: „Zeker, maar dan moet ik eerst mijn bril halen," en kwam terug met den bril èn den goeden brief, natuurlijk.
Bal wees den inspecteur op het luik: „We hebben ze tuk, inspecteur!" „Wie schoot daar?" vroeg Veldkamp. „Oh," antwoordde de rechercheur, „een attentie van de benedenburen. Schoot nog niet eens slecht ook, kijkt u maar!" En hij toonde zijn gehavende deukhoed. „Ja," nam Wijnman het woord over, „en zij hier," — hij wees op Sientje Wip — „weet niet eens dat ze benedenburen heeft. Dat is me toch wat met die woningtoestanden tegenwoordig hè." De inspecteur wendde zich tot Sientje. „Zoo," begon hij streng, „het dringt nou zeker wel tot je door dat het geen zin heeft om nog te ontkennen, nietwaar? Vertel op, hoeveel menschen zitten er in dien kelder?" Het duurde even voor de vrouw antwoordde: „Twee mannen en het meissie!" „Mooi," hernam Veldkamp, „hier zat ze dus opgesloten! We zullen eens zien of we haar niet heel vlug kunnen bevrijden. Het gezelschap, waarin ze nu verkeert zal haar wel niet bijster aangenaam zijn." En, zijn stem verheffend, riep hij : „Hédaar, jullie beneden, ik geef je precies tien tellen om je wapens neer te gooien en tevoorschijn te komeA. Als je dat niet doet, zijn alle gevolgen voor jullie rekening. Wij rijn hier met een overmacht!" Even was het doodstil. Daarna hoorde men het geluid van twee op-
'^
Aiieniie s.v.p. Op verzoek van oen IO-taI lilmvrientlen org.iniseren wij te An^lerdam - voor de
^cv» bcclt>
4e maal in dit seizoen - de lilriKursus
I
• ALGEMENE FILMKENNIS • Dit is voor belang
Urn. die
in
deze
cursus
nancleld wordt en wie
film (en wie doet dat
er aan medewerken ?
niet) een
pracht
Vraagt
legenlieid
om
geHirn
Klmkennis - tegen een
spoed
U de
dan
Speciaal voor U ontworpen en In enkele weken kant en klaar gemaakt! Dal is Iels, wat alken de MODESTUDIO van hel hekende weekblad Hel Rijk der Vrouw voor U doel! De priji? Vall erg mee: voor slecht« ' 5.— ontwerpt onze teekenares bijvoorbeeld reed» een exclusieve japon voor U: een speciaal maatpatroon daarvoor kost slechts f 2.23!
be-
stellen in de
mei
prospectus
aan bij
laag lesgeld - aan te
FILMINSTITUUT
vullen. Wij kunnen U in dit beslelc niet alles van
STUDIO
onze lessen vertellen.
POSIBOXC. 509, AMSTERDAM-C.
Wilt
U
weten
wat
KOMT U EENS KIJKEN?
Directeur B. KOK
(enige annoncering)
CINEMA & THEATER
■
.
;
Korte inhoud van het voorafgaande:
(nr. 8) 18
19 (nr. 8) —
._;
gewonden stemmen en enkele seconden later werd er tegen het luik gebonsd. „We geven ons over, doe open," werd er geroepen. Veldkamp opende het luik op een kier en riep terug: „Met de handen omhoog eruit komen. Bij de minste verdachte beweging wordt er geschoten I" Het luik ging nu heelemaal open en daar verscheen onder een hevig geblaf van Bello Linke Sjaakie, op den voet gevolgd door Rooie Tinus. De politiemannen ontdeden hen terstond van hun vuurwapens. Plotseling werd inspecteur Veldkamp vrij onzacht terzijde gestooten door Zebedeus Pit. ,,Hé, meneer Pit, wat bent U van plan?" riep de politieman, maar Zebedeus hoorde hem niet. Voordat iemand het nog kon verhinderen, had hij zich met een lenigen zwaai in den kelder laten zakken. Het licht brandde er en op de sofa, die in een hoek stond, zag hij Carolientje liggen, aan handen én voeten gebonden en met een prop in den mond. Haar bevrijden was voor Zebedeus het werk van twee seconden. . . . Carolientje en hij keken elkaar in de oogen en het volgende oogenblik hield hij het meisje in zijn armen. Op dat moment stak inspecteur Veldkamp zijn hoofd door het luik, doch trok het direct discreet terug. „Oh," zei hij eenigszins verward tot Piet Steen: „Ik wist niet dat meneer Pit in een zoo vertrouwelijke relatie stond tot de vermiste." „Nou," antwoordde Steen
CINEMA &• THEATER
Natuurlijk een klant van Cleaning I Ook Uw kleeding wordt zoo opvallend mooi indien chemisch gereinigd en geperst door: One Hour Cleaning Service. Japon vanaf f. 1.79 Mantel „ f. 2.56
Colbertcostuum f. 2.97 Demi .... f. 2.56
AMSTERDAM • DEN HAAG - HAARLEM LEIDEN - HILVERSUM - BEVERWIJK
One Hour ^ Cleaning Service
BARBODEGA OASE"
Het brandpunt der gezelligheid De Woestijnvirtuozen zorgen voor de vroolijke stemming Nieuwendijk 98 - Telefoon 48253 AMSTERDAM
a
ppp
PRODENT beschermt uw gezondheid! Goede mondverzorging is in het belang van uw gezondheid een eerste eisch. Wie de goede gewoonte volgt om 's morgens en 's avonds (maar vooral 's avonds!) te poetsen met Prodent, de eenige tandpasta met het dispergon tegen tandsteen, zal trotsch kunnen zijn op een gezond gebit en zoo zijn gezondheid het best beschermen.
ilntM.iitV
jm., inu..iill'
.1111 pmiv
lachend, „om U de waarheid te zeggen, wist ik het ook niet officieel!". . . . Hij hield schielijk zijn mond, want daar kwam Carolientje, ondersteund door Zebedeus, de ladder op. Boven gekomen kon ze nog juist zeggen: „Dag meneer Steen I" en daarop viel ze in Zebedeus' armen in onmacht. Inmiddels kwam een agent melden, dat de politieauto, die de inspecteur had laten ontbieden, voor de deur stond. „Zoo, meneer Steen," wendde Veldkamp zich tot Piet, „ik geloof dat wij de zitting hier voorloopig wel kunnen opheffen. Komaan mannen, laadt dat edele drietal maar inl" Sientje Wip, Linke Sjaakie en Rooie Tinus werden door de agenten in de wachtende auto geleid en de inspecteur ging verder: „U vertrekt zeker op eigen gelegenheid? Laat de juffrouw maar eerst even bekomen van de emoties, voor zij verklaringen af kan leggen. Een van mijn menschen haalt al een taxi voor U. Oh, daar is hij al. Nu, tot ziens zullen wij dan maar zeggen/' Hij salueerde en vertrok. Piet Steen en Zebedeus droegen Carolientje behoedzaam in de wachtende taxi, ook Bello wipte naar binnen en, terwijl zij de politieauto zagen wegrijden, gaf Piet
Steen den chauffeur het adres van zijn flat op. Den avond van den volgenden dag waren er twee paren in de flat van Piet Steen tezamen. Het eene bestond uit Zebedeus Pit en Carolientje, het andere uit... . Piet Steen en. . . . Winnie Klaasse. De beide laatsten hadden dien middag een gesprek onder vier oogeri gevoerd, dat tot beider tevredenheid was uitgevallen. Verzoend zaten ze nu weer naast elkander op de sofa en Winnie's foto prijkte weer op de piano. Zebedeus had het hoogste woord. Hij had zooeven nog een gesprek met den officier van justitie gehad over de opgehelderde ontvoering van Carolientje en vertelde nu alvast wat er den volgenden morgen in geuren en kleuren in de „Ochtendheraut" te lezen zou zijn: ..Ja, die twee zware jongens, in de wandeling luisterend naar de schoone namen van Linke Sjaakie en Rooie Tinus, hebben er bij het verhoor niet lang doekjes om gewonden. Ze hadden in opdracht gehandeld en zagen er niet het minste bezwaar in hun lastgever te noemen." „Wie was dat dan?", vroegen Winnie en Carolientje tegelijk. Zebedeus antwoordde niet dadelijk. Toen zei hij : „Dat was de-
zelfde schurk, die bij Piet's laatste fuifje in deze fauteuil heeft gezeten en toen kans zag de stemming zoo grondig te verpesten. Ja, Winnie, jij was er toen niet bij en jij, kleine Carolientje, zat toen nog in die naargeestige cigarettenfabriek, maar je hebt toch wel eens van hem gehoord. Winnie, jij zult hem ongetwijfeld persoonlijk kennen. Het is Ratje, onze illustere jazzbandleider." „Ja," vulde Piet Steen aan, „we wisten dat Ratje een vuns mannetje was, maar we hadden toch niet gedacht, dat-ie zoo doortrapt gemeen zou zijn om een Amerikaanschen kidnapper naar den kroon te willen steken. En dat nog wel met mijn nieuwe hoofdrolspeelster." Winnie's gezicht vertoonde even een pijnlijke trek. Carolientje wilde iets zeggen, maar Zebedeus sneed haar de pas af en ratelde verder: „Ratje was echter niet de groote man achter de schermen, ofschoon hij wel de smerigste rol in deze historie gespeeld heeft. Hij was de auctor intellectualis van de misdaad. De groote onbekende, die achter het geheel zat, was Van Gniffen, hoofddirecteur der NV. Cine. Jouw broodheer dus. Winnie. Deze schurk moest tot eiken prijs zien te voorkomen, dat de Meteoor met Carolientje eerder een film zou uitbreneen dan hij, die weliswaar wel Winnie Klaasse geëngageerd had, maar nog geen regisseur en nog minder een scenario bezat. Daarom moest Carolientje dus verdwijnen. Of hij zelf op dat plan is gekomen of dat Ratje het hem aan de hand heeft gedaan staat nog niet vast, zeker is, dat de beide uitvoerders relaties van Ratje waren. Het mislukken van deze misdaad beteekent tevens het einde van de N.V. Cine, want Van Gniffen was niet alleen directeur, doch tevens voornaamste aandeelhouder. Ik heb een verrassing voor je Winnie, de officier van Justitie, gaf mij toestemming jé te vertellen dat je je van je contractueele verplichtingen jegens de N.V. Cine ontheven mag achten." „Mooi," viel Piet Steen hem in de reden, terwijl hij Winnie naar zich toe trok, „dan kun je dus meteen alweer de tweede hoofdrol in onze volgende productie krijgen. Carolientje en jij zullen uitstekend samen kunnen spelen." „Ho, wacht even," onderbrak Carolientje hem, „Winnie moet de eerste hoofdrol spelen, daar heeft zij recht op. En wat de tweede betreft, daarvoor zul je toch heusch een ander moeten zoeken, want ik houd er mee op. Jullie moeten me niet kwalijk nemen, maar ik ben nu beu van al dat film-gedoe." ,Ja," vulde Zebedeus aan, „ze filmt geen meter meer!" „Zoo zie je," zei Piet Steen en hij keek Wninie diep in de oogen, „eigenlijk is er niets veranderd!" Winnie knikte, ze kon niets zeggen. „Zoo," zei Zebedeus, „dat is dus heelemaal opgelost. Nou Piet. daar mag je nog wel eens een borrel op inschenken I" Steen deed, wat zijn vriend van hem verlangde.
PRODENT de heerlijk schuimende tandpasta
SI V, PRCDEMTA
i
P 160
RÖLTrtüÏJZM JUWELIERS OOUO . ZltVER . JtTWEBlCN »HKOOP . VERKOOP . TAXATtf ANTIEK . MOOERM
-
.
. \M.
-—
—r- _
,
__
r_
Bedachtzaam aan zijn glas nippend vroeg Zebedeus toen: „En wat ga je nu verfilmen. Heb je al een geschikt gegeven in je hoofd?" Hte antwoord liet geen seconde op zich wachten. Opgetogen zei Piet Steen: „En of! Ik maak een film van het groote avontuur, dat Carolientje nu zoojuist beëindigd heeft. Winnie speelt de hoofdrol en jullie. . . . jullie krijgen van mij een vrijkaartje voor de première!" „Afgesproken I" zei Zebedeus. „En als ik je een goeden raad mag geven, noem je film dan „Carolientje wil er uit!" Want daar was het je tenslotte toch om begonnen, niet waar?" Carolientje sloeg haar arm om Zebedeus' hals : „Ja I", antwoordde ze. „En 't is me gelukt ook!" Einde.
i|
KORTE BERICHTEN. De bekende Vlaamsche schrijver Felix Timmermans werkt op het oogenblik aan een tooneelstuk over Brueghel. Bij de Koninklijke Opera te Rome wordt binnenkort de première gegeven van „La rosa del sogno", een ballet van Alfredo Casella met een libretto van Aurel von Millos. In Berlijn heeft de Staatsopera voorstellingen gegeven van de opera „Die Schneider von Schönau" van den Nederlandschen componist Jan Brandts Buys (1868— 1933)-
Wolf Völkers heeft deze opera nieuw geënsceneerd ; Hans Lenzer heeft de instrumentatie verzorgd. „Die Schneider von Schönau" werd voor het eerst in 1916 opgevoerd. ITALIAANSCH FILMNIEUWS. Een byzondcre cultuurfilm. Onder regie van Giulio Morelli is de Italiaansche filmmaatschappij Incom bezig met een film over de cultuur der Etruriërs. Deze cultuurfilm zal niet werken met jaartallen, namen van platasen of musea enz., doch de Etruskische cultuur toonen aan de overgebleven kunstwerken, niet in een doodsche museum-achtige volgorde, doch in een reportage vol beweging. Men denkt uiteraard bij dit bericht aan Oertel's meesterlijke „Michel Angelo"-film. De schadutc van den roem. In Palermo is men bezig met de opnamen voor „L'ombra della gloria", onder regie van Pino Mercanti. Het werk behandelt een episode uit het leven van Garibaldi op Sicilië in i860. De hoofdrollen spelen Luisella Beghi, Alfredo Valeri, Mario Ferrari en Giovanni Grasso. Filmroman gezocht. In Italië is een wedstrijd uitgeschreven voor een nog niet gepubliceerden roman, die geschikt is om te worden verfilmd. De uitgeverij Garzanti looft vijftigduizend lire voor dezen roman uit, waarbij nog twintigduizend lire komen, uitgeloofd door de filmmaatschappij Incine, die daarvoor het recht krijgt den roman tot een draaiboek te bewerken. Verder ontvangt de auteur het gebruikelijke aandeel in de opbrengst, zoodat mededinging wel de moeite loont!
CINEMA & THEATER — (nr. 8) 20 21 (nr. 8) —
■
CINEMA &• THEATER
»TAT10A»-I4 0FFlJfiMUlS Leo v. d. Have
Verzorgde d a g- en avondschotels
STATIONSPLEiN 12
—
HAARLEM
I «BKiiisiK^S-:«« * *--: "^^
Het monumentale Italiaansche lilmwerk
DE IJZEREN KROON
A'dawL
(La Corona dl Ferro)
PROLONGEERT Het monumentale Italiaamche lilmwerk
DE IJZEREN KROON
MMUQ
(La Corona di Ferro) ^>»w^^*^*^¥!MWo^^M«^^:w^ï' yywwwwmx&^mv
wmmmwmam****** K S\ XV MJ M C M ' V XTL K Ë £ T £
Oplossingen der onderstaande opgaven zende men — liefst op een briefkaart — uiterlijk 4 Maart a.s. aan den „Raadsel-regisseur", Redactie „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Z. Op de adreszijde te vermelden: „Raadselvariété 4 Maart". Onder de inzenders van ten minste twee der drie opgaven worden verloot: een hoofdprijs van ƒ2.50 en vijf troostprijzen van ƒ 1.—.
KAMRAADSEL ff orizontaal: 1. naam van een opera van Mozart. Vetiicaal: i. zijn klachten inbrengen. 1.
1
3
2. vergif, 3. aanvangsletter, 4. stemmen, 5. onzijdig, 6. herhaling. De te gebruiken letters: a a a a a a, c, d, e e e e e e e e e e, g, i i i i i i i, 1 1 1, nnnnnnn, 00000, rrrr, t t t t t t, u, v. 4
ï
i ■-
Van letter r Van de de voIsrende volgende lettergrepen kunnen s: epen kunnen woorden worden gevormd van onderstaande beteekenis. Onder elkaar geplaatst, vormen de eerste letters van deze woorden den naam van een filmcomponist. a, blik, char, de, de, de, e, er, gens, har, ke, ken, kra, kijn, la, Ie, Ie, loos, loos, mars, me, mer, na, na, na, na, ne, ning, or, re, re, ren, ,ren rig, rig, rol, sera, te, ve, ver, wil, ü. 1, naar believen; 2. bijwoord van plaats 3. nota; 4. afgunst; 5. gelijk staan met 6. vleeschsoort; 7. natuurverschijnsel; 8 ongeregeld; 9. huren van schepen; 10, grappenmaker; 11. straatkoopman; ia strijdperk; 13. onnoemelijk; 14. be scheiden. (/M. B. J. Teil, 's-Graoenhage)
INVULRAAOSEL In de tusschenruüme moet een woord ingevuld worden waardoor zoowel met het voorafgaande als met het volgende woord een nieuw begrip gevormd wordt. De beginletters van de in het midden in te vullen woorden vormen van boven naar onder gelezen den naam van een tooncelspeler. recht gas ijs koe boven voor voor ver ver boven zang voor ge
— — — — — — — — — — — — —
breuk deur vak bal band loos aar en en pen band slapen stappen
van 11 Febr. (no. 5)
P^R
Zoo /uist uerscnenen.
Filmster imiulraadsel. I. chef, 3. taak, 3. mand, 4. list, 5. anno, 6. hals, 7. rede, 8. keer, 9. knot. — Hans Olden. Leiierraadsel. Vorst, Inn, net, prei, slok. — • Ernst von Klipstein. Filmster-veriindittgsTaadsel. — Film, rad, as, netel, zet, graaf, regen, olie, tact, hoog, even. — Franz Grothe.
•lyi'wiii 15 1Telef. 80940 Jac. v. Lennepkade 96915 135 Willemsparkweg 96748 1 Dinfelsfraat 26522 21 Ferdinand Bolstraat 54289 15 Middenweg 398849 60 Regentesselaan Den Haag 181513 71 Musschenbroekstraat 46 Stille Veerkade 17 rood Kruisstraat Haarlem 4425 110 Stationsplein Alkmaar Broek op Langendijk Z.-Scharwoude A 91 ••
Amsferdam
PRIJSWINNAARS f/oofdfrijs: C. R. te Venlo. Troostfrijzen: mej. L. K. te Tilburg; mej. R. S. te Alkmaar; mej. H. M. R. te Utrecht; M. V. te Amsterdam; C. v. d. M. te Enkhuizen.
2500 Leerlingen
ZUINIG STOKEII
,,Madame Copet"
ELKE 1$»e en 15e der maand aanvang nieuwe cursussen:
Een vlot geschreven en rijk geïllustreerde handleiding voor huisgebruik en voor stokers in kantoorgebouwen door G. DE CLERCQ, stooktechnisch adviseur. f 1.50- ZAKENWERELD REEKS No. 4 VERKRIJGBAAR
IN
DEN
Viool Orgel Cello
CLUBLESSEN vanaf 11.2.50 per maand. Gelegenheid tol sludeeren mei gebruik van instrumenten.
RQFKHANDEL
N.V. NEDERLANDSCHE UITGEVERIJ „OPBOUW" Paulus Fotterstr. 4 - Amsterdam Z. - Tel. 98145 - Giro 78676
SUBLIEM schriftelijke muzieklessen door het geheele land. Lesgeld f 3.— per maand
LEIDSCHEPLEINTHEATER
AMSTERDAM-C.
BAR-CABARET
VAN WOUSTRAAT 4-6
ledere avond half acht - Zondagmiddag van 3-6 matinee
Aan de Adm/n/sfra<;e van CINEMA & THEATER Paulus Potterstraat 4 - Amsterdam Zuid Mijne Heeren, Elke week wil ik op de hoogte blijven van nieuwe films, tooneelstukken, opera's enz. Noteert u mij dus. op de gebruikelijke voorwaarden, als abonné voor toezending per post. Het abonnementsgeld wordt betaald met f 6.50 per jaar*/ ƒ3.25 per half jaar*//1.625 per kwartaal* en voldaan door overschrijving op uw girorekening 78676. Handteekeuiug
te
ABDIJSIROOP
Datum _ Verzenden In enveloppe als ürief of geplakt op een briefkaart. • ) Doorhalen wat niet van toepassing Is.
CINEMA & THEATER
(nr. 8) 22
23 (nr. 8)
_
CINEMA &• THEATER
L.A CUBAJVA -
A'DAM
4 December heropend
HET INTIEME CABARET VAN ZUID
Naam A(jrea
met CORA MAY, Mela Soesman, Benny Vreden, Marjory & John, danstantasieên- - Aan de vleugels: Beuker 8. Denijs.
Leidschestraat 52
WIM DU BEAU
Honig's artikelen zorgen voor 'n welkome aanvulling van het avondeten! Acht borden voedzame soep met 100 gram vermicelli uit één pak Honig's Vermicellisoep! Heerlijk aan tafel en gemakkelijk in de keuken. In 5 minuten is ze immers al gaar en klaar! U spaart er bovendien nog soepgroente en vleesch mee uit! Het is een goed product... want HONIG'S HONIG maakt het! VERMICELLISOEP
Telefoon 35909
„Dai U de, UetyUl"
De gcialllgt bar voor kot betere publiek LEIDSCHESTRAAT Ho. 63
-
Zaterdagmiddag half 3, Zondagmiddag 2 en 5 uur BENNY VREDENS CABARET-REVUE
QUARTIER LATIN
Bezoekt nu allen het
Trompet Klarinet Saxophoon Xylophoon Slagwerk Slringbas
Accordeon Hawaiian Mandoline Mandola Ukeleie Harmonium
Plano Gitaar Banjo
In Parijs is opnieuw Marcelle Maurette's tafereelen-reeks uit het leven van Marie Antoinette, onder den titel „Mevrouw Capet" hier opgevoerd met Annie van Ees in de titelrol, ten tooneele gebracht met de beroemde actrice Cecile Sorel als de ongelukkige koningin. In de kritieken wordt de scène met Mirabeau, gespeeld door Georges Colin (hier: John Gobeau), het hoogste geprezen.
50 Leeraren
Jople van Delft zingt met Jaap Streefkerk's trio
Het weekblad „CINEMA & THEATER" verschijnt des Tïljdags. Hoofdredacteur: Louis Thijssen, Voorburg (Z.-H.); plaatsvervanger: Joh. T. Hulsekamp, Amsterdam. — Chef-van-dlenst der redactie: R. H. J. Pfaff, Amsterdam. — Redacteur: L. J. Capit, Amsterdam. — Uitgave der N.V. Nederlandsche Uitgeverij „Opbouw", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. Alle bijdragen, foto's, teekeningen en redactioneele correspondentie, zonder vermelding van persoonsnamen, te richten aan de Redactie, abonnememsopgave en andere administratieve correspondentie aan de Administratie van Het Weekblad „Cinema & Theater .Paulus Potterstraat 4. Amsterdam-Zuid. Telefoon: 98145, 21511, 21424. — Postgiro no. 78676. — Prijs der losse nummers 15 cents. Abonnementsprijs voor Nederland franco per post ƒ 6.50 per Jaar, ƒ ó.tö per half jaar, ƒ 1.62V4 per kwartaal, bij vooruitbetaling; in plaatsen waar bezorgers zijn gevestigd, desgewenscht 12% cents per week bij bezorging in de week na verschijning. Abonnementen worden stilzwijgend telkens voor dezelfde periode verlengd, indien niet twee weken vóór afloop schriftelijk opzegging is ontvangen. — Nadruk alleen toegestaan voor korte gedeelten, mits met bronvermelding. — Bij ongevraagde bijdragen sluite men retourporto In.
^ww
open ofoekiex/
I Ken uitkomst voor ^eplaagrde raders Fan muzikale «lochfers: een geluidsdichte planocel t
Aspirant-tooneelspeler: nMeneer, n verwoest mijn toekomst. Ik heb altijd met de planken gedweept!" Theaterdirecteur: „Probeert n het dan eens by een timmerman."
„Haak voort. Tader. Er komt Iemand aan!"
hi
De regissenr: „Bij deze woorden gaat u heel zacht weg". „Dat kan niet, ft draag schoenen roet honten zolen". (Teeltening W. de Mooy)
iS>
HOMMERSOM EN TOSCANI
oo
brengen U in
BROADWAY PALACE (REMBRANDTPLEIN, AMSTERDAM) De vreugdebron van Amsterdam"
J»3-
^
POHL
1 speelt met zijn solisten m. m. van de chansonière
//
P "■
Revue van RENS VAN DORTH TWEE ORKESTEN 1. 2.
HARRY
Revue- an Amuiemanliorke«! o.l.v. C. VAN DISSELDORP Attr.ctie-orkeit van GRAZIOSO
56 Medewerkenden: o.a. Elly Rexon en Rens van Dorth Mallni« dag van 1 45 — 4.4S uur
HENNY HEfTMAN bij
ïacoHteUa Vijzelstraat 45 - tegenover Carlton - Amsterdam
f 6.50 per jaar; losse nummers / 0.15. Volledige gegevens op blz. 23. P. lOS3/i. CINEMA &• THEATER »3ste Jaargang — No. 8 19 Februari 1943
I