7
Het wereldvoedselprobleem vraagt om een scala aan oplossingen
De rol van gentechnologie in de wereldvoedselvoorziening is nog steeds omstreden. Voor- en tegenstanders slaan elkaar voortdurend om de oren met onderzoeksrapporten die het bewijs van hun gelijk moeten leveren. Tegenstanders betogen dat de Bio-Revolutie, net als de Groene Revolutie, vooral gunstig zal uitpakken voor de multinationals. Voorstanders menen juist dat de biotechnologie kansen biedt om een aantal hardnekkige landbouwproblemen op te lossen, zoals droogte en verzilting. Wij menen dat een complex vraagstuk zoals het wereldvoedselprobleem een scala aan oplossingen vraagt en dat niet bij voorbaat een oplossing moet worden afgewezen. Vaak zal het van de lokale omstandigheden afhangen welke landbouwmethodes of type gewassen het meest adequaat zullen zijn.
H e t
w e r e l d v o e d s e l p r o b l e e m
v r a a g t
om
e e n
Tot ver in de jaren negentig presenteerde het bedrijfsleven de biotechnologie als dé oplossing voor het (toekomstige) voedseltekort in de wereld. Door aanhoudende kritiek op deze wel erg optimistische belofte, is die claim in de loop van de jaren flink genuanceerd. Veel bedrijven stellen nu dat ‘de biotechnologie een belangrijke bijdrage kan leveren aan de wereldvoedselvoorziening, als één van een heel scala aan middelen’. Bedrijven willen zich nu ook – althans voor een klein deel – gericht inzetten voor de armen in ontwikkelingslanden. Typerend voor dit streven is de International Service for the Acquisition of Agri-Biotech Applications (ISAAA). Deze organisatie maakt zich sterk voor kennis- en technologie-overdracht naar ontwikkelingslanden, samenwerking tussen publieke instellingen in ontwikkelingslanden en private ondernemingen en samenwerking tussen de instellingen in ontwikkelingslanden zelf. De ISAAA wordt gesponsord door grote bedrijven als Bayer, Cargill, Dow, DuPont, Monsanto, Novartis en Nestlé, door fondsen en financieringsinstel-
s c a l a
a a n
o p l o s s i n g e n
174
Groentemarkt in Nepal Foto: Huib de Vriend
lingen als de Rockefeller Foundation en de Rabobank en door enkele overheidsinstellingen als het Filippijnse ministerie van landbouw en het Deense ministerie van ontwikkelingssamenwerking. De ISAAA steunt een aantal projecten in Zuidoost-Azië gericht op technologie-overdracht, onder meer voor papaja, zoete aardappel en Bt-maïs. Ook levert de organisatie een bijdrage aan kennisverspreiding over de biologische veiligheid en insectresistentiemanagement bij de teelt van insectresistente gentech-Bt-maïs en Bt-katoen.
oo g s t
u i t
h e t
l a b
Maar de kritiek op de inzet van gentechnologie in ontwikkelingslanden is niet verstomd. Ontwikkelingsorganisaties in de geïndustrialiseerde landen staan nog steeds uitermate sceptisch tegenover genetisch gemodificeerde gewassen, evenals veel organisaties van kleine boeren en milieu- en consumentenorganisaties in ontwikkelingslanden. In de eerste plaats betogen zij dat het wereldvoedselvraagstuk primair een verdelingsvraagstuk is en geen kwestie van onvoldoende productie. Wereldwijd kan er momenteel voldoende worden geproduceerd
175
om de wereldbevolking van voedsel te voorzien. Er is wel een wanverhouding tussen de enorme overconsumptie van voedsel, energie en grondstoffen door de bewoners in de rijke landen en wat beschikbaar is voor de armen in ontwikkelingslanden. In ontwikkelingslanden worden bovendien grote arealen landbouwgrond gebruikt voor de productie van grondstoffen als palmolie, soja en katoen die naar de rijke landen worden geëxporteerd. Die grond zou ook gebruikt kunnen worden voor productie voor de armen. En de maatschappelijke groeperingen hebben meer kritiek: genetisch gemodificeerde gewassen maken boeren afhankelijk van zaden waarvan de exclusieve rechten, in de vorm van octrooien, in handen zijn van grote, westerse ondernemingen. Boeren kunnen zelfs worden geconfronteerd met octrooien op genen uit plantenrassen die zij zelf traditioneel verbouwen en in stand hebben gehouden. Een derde punt is de enorme budgetten die het moderne gentechnologisch onderzoek en de marketing van gentechnologische producten opslokken. Ander onderzoek, bijvoorbeeld naar goedkope mengteelten, komt daardoor in de verdrukking.
vele technologische, economische, demografische, sociale en politieke factoren, waaronder de omvang van de wereldbevolking en de verdeling van kapitaalgoederen en voeding over de wereld. Daarnaast is van belang hoe het landbouwareaal en de landbouwproductiviteit zich verder ontwikkelt. Kunnen we zonder gentechnologie ook over 20 of 30 jaar nog genoeg produceren? En dat hangt dan weer niet alleen af van de vraag hoe andere technologie, bijvoorbeeld irrigatietechnologie zich ontwikkelt, maar ook van de vraag voor welke doeleinden het nog beschikbare landbouwareaal wordt ingezet. Naast voedingsgewassen telen boeren ook veevoedergewassen en non food gewassen voor biobrandstoffen, papier, smeeroliën, textiel en farmaceutica. Dit soort factoren worden op hun beurt weer bepaald door overheidsbeleid en marktverhoudingen. Voor een inzicht in hoe de voedselproductie en de vraag zich komende decennia kunnen gaan ontwikkelen, zetten we een aantal van de belangrijkste trends op een rij.
De w e r e ldbe volki ng g roe it door , me t name i n
De biotechnologiebedrijven willen dus gericht gentechnologische producten ontwikkelen voor juist die arme regio’s, terwijl de maatschappelijke groeperingen wijzen op dieperliggende problemen: de al eeuwenoude onrechtvaardige verdeling en de (onbedoelde) negatieve effecten van de gentechnologie. Hoe is binnen dit debat tot een vruchtbaar standpunt te komen? Allereerst willen we hier de complexiteit van het wereldvoedselprobleem schetsen. De wereldvoedselvoorziening is afhankelijk van
H e t
w e r e l d v o e d s e l p r o b l e e m
v r a a g t
om
e e n
ont w ikke li ngsl an de n
Sinds 1950 is de wereldbevolking meer dan verdubbeld. In 2007 staat de teller op ruim 6,6 miljard mensen. Die bevolkingsgroei heeft zich voor een belangrijk deel voltrokken in de ontwikkelingslanden. Daar is sprake van een verdrievoudiging. Vooral in Afrika is de bevolking sterk gegroeid, waardoor er op dit continent nu vier maal zoveel mensen wonen als in 1955. Terwijl de bevolking in Europa op dit moment zelfs krimpt, met name in voormalig Oost-
s c a l a
a a n
o p l o s s i n g e n
176
Figuur 7.1 Omvang van de wereldbevolking: histroische groei en prognose 1950 -2050 10000000
Overig
10000000
Overig Afrika
9000000
Afrika China
9000000 8000000
China Zuid Azië
8000000 7000000
Zuid Azië Oost & Zuidoost Azië
7000000 6000000
Oost & Zuidoost Azië Midden Oosten
6000000
Midden Oosten Zuid Amerika
5000000 5000000
Zuid Amerika Centraal Amerika & Cariben Centraal Amerika & (Voormalige) USSR Cariben
4000000 4000000 3000000
(Voormalige) USSR (Voormalig) Oost Europa (Voormalig) Oost West Europa Europa
3000000 2000000 2000000 1000000
West Europa Canada & VS
1000000 0 2050 2050
2040 2040
2030 2030
2020 2020
2010 2010
2000 2000
1990 1990
1980 1980
1970
1960 1970
1950
0
1960
1950
Canada & VS
Bron: FAO, World agriculture: towards 2015/2030. An FAO perspective, 2002.
uropa en de voormalige Sovjet Unie, groeit E de bevolking in Afrika in vijf jaar met ruim 11 procent. Ook in andere ontwikkelingslanden groeit de bevolking nog sterk, gemiddeld met 7,6 procent in vijf jaar. De Food and Agriculture Organisation (FAO) van de Verenigde Naties verwacht dat de groei van de bevolking in de volgende decennia zal afvlakken. De afname van de bevolking in Europa zal doorzetten, terwijl in andere delen van de wereld sprake is
oo g s t
u i t
h e t
l a b
van een aanhoudende, maar op termijn afvlakkende groei. In 2050 zal de bevolking dan nog slechts met 0,3 procent per jaar groeien. Toch betekent dit de eerste helft van de eenentwintigste eeuw nog een forse bevolkingsaanwas. In Afrika zal de bevolking tot 2050 naar verwachting nog eens verdubbelen tot een aantal van 1,8 miljard. Ook in het Midden Oosten zal de bevolking sterk doorgroeien en tot 2050 in omvang verdubbelen. In China, waar de bevol-
177
De verstedelijking neemt toe De groei van de bevolking concentreert zich voornamelijk in de steden. Per week komen er gemiddeld een miljoen stedelingen bij. Rond de laatste eeuwwisseling waren er 23 zogeheten megasteden met meer dan 10 miljoen inwoners en nu leeft ongeveer de helft van de wereldbevolking in steden. Bij het huidige groeitempo zullen er in 2015 naar schatting 36 megaste-
king nu nog in een behoorlijk tempo groeit, zal de bevolking vanaf 2030 gaan afnemen. In totaal verwacht men dat de wereld in 2025 rond de 7,8 miljard inwoners zal tellen, waarvan er 6,5 miljard in (de huidige) ontwikkelingslanden leven. In 2050 zullen we met ongeveer 8,9 miljard mensen de aarde bevolken, waarvan er dan 7,5 miljard in de ontwikkelingslanden wonen (zie figuur 7.1 en tabel 7.1).
Tabel 7.1 De ont wikkeling van 21 megasteden* met meer dan 10 miljoen inwoners in 2015 2005 Nr. Stad
2015 Inwoners (mln.)
Nr.
Stad
Inwoners (mln.) % groei
1
Tokyo, Japan
26,8
1
Tokyo, Japan
27,2
1,5%
6
Dhaka, Bangla Desh
15,9
2
Dhaka, Bangla Desh
22,8
43,4%
4
Mumbai, India
18,3
3
Mumbai, India
22,6
23,5%
2
Sao Paulo, Brazilië
19,6
4
Sao Paulo, Brazilië
21,2
8,2%
7
Delhi, India
15,3
5
Delhi, India
20,9
36,6%
3
Mexico City, Mexico
18,9
6
Mexico City, Mexico
20,4
7,9%
5
New York City, USA
17,1
7
New York City, USA
17,9
4,7%
11
Jakarta, Indonesië
13,2
8
Jakarta, Indonesië
17,3
31,1%
8
Calcutta, India
14,3
9
Calcutta, India
16,7
16,8%
13
Karachi, Pakistan
11,8
10
Karachi, Pakistan
16,2
37,3%
15
Lagos, Nigeria
11,1
11
Lagos, Nigeria
16,0
44,1%
9
Los Angeles, USA
13,8
12
Los Angeles, USA
14,5
5,1%
11
Shanghai, China
12,7
13
Shanghai, China
13,6
7,1%
12
Buenos Aires, Argentinië
12,4
14
Buenos Aires, Argentinië
13,2
6,5%
18
Manilla, Filippijnen
10,7
15
Manilla, Filippijnen
12,6
17,8%
17
Beijing, China
10,8
16
Beijing, China
11,7
8,3%
14
Rio de Janeiro, Brazilië
11,2
17
Rio de Janeiro, Brazilië
11,5
2,7%
19
Cairo, Egypte
10,1
18
Cairo, Egypte
11,5
13,9%
20
Istanbul, Turkije
9,9
19
Istanbul, Turkije
11,4
15,2%
16
Osaka, Japan
11,0
20
Osaka, Japan
11,0
0,0%
21
Tianjin, China
9,3
21
Tianjin, China
10,3
10,8%
* Steden die nét de 10 miljoen inwoners niet halen zijn: Bangkok, Parijs, Seoul en Kinshasa. Bron: Megacities TaskForce, http://www.megacities.uni-koeln.de/documentation/
H e t
w e r e l d v o e d s e l p r o b l e e m
v r a a g t
om
e e n
s c a l a
a a n
o p l o s s i n g e n
178
Jakarta Bron: Japan Aerospace Exploration Agency
den zijn. Azië telt op het ogenblik negen megasteden: Beijing, Bombay, Calcutta, Jakarta, Osaka, Seoul, Shanghai, Tianjin en Tokyo. Over niet al te lange tijd kunnen Bangkok, Dhaka, Karachi en Manilla aan dat rijtje worden toegevoegd. In 2030 zal 60 procent van de wereldbevolking leven in zeer dichtbevolkte, stedelijke regio’s, met name in de arme landen. Het is een enorme opgave om die paar miljard stedelingen te voorzien van drinkwater, medicijnen, voedsel en een redelijke riolering, afvalverwerking, infrastructuur en dergelijke. Het landbouwareaal neemt af Sinds 1950 heeft de groei van het landbouwareaal geen gelijke tred gehouden met de groei van de wereldbevolking. Terwijl het areaal landbouwgrond toenam door ontginning en inpoldering, ging er ook landbouwareaal verloren door erosie en verzilting. De milieuorganisatie van de Verenigde Naties (UNEP) schat dat er tussen 1950 en 1991 wereldwijd 1,9 miljard hectare landbouwgrond ernstig is geërodeerd.
oo g s t
u i t
h e t
l a b
Alleen al in China is in de periode tussen 1957 en 1990 een landbouwareaal verloren gegaan ter grootte van het gezamenlijke landbouwareaal van Frankrijk, Duitsland, Nederland en Denemarken. Is in 1960 op 4,5 miljard hectare in gebruik voor landbouwkundige doeleinden, in 2000 is dat gegroeid tot iets meer dan 5 miljard hectare. Samen met de groei van de stedelijke en industriële zones heeft deze uitbreiding van het landbouwareaal gezorgd voor een steeds groter beslag op natuurgebieden. Tussen 1990 en 2000 is het bosareaal jaarlijks gemiddeld met 8,9 miljoen hectare afgenomen (meer dan 2½ keer het Nederlandse landoppervlak). Tussen 2000 en 2005 verdween er jaarlijks nog steeds 7,3 miljoen hectare bos. Als gevolg van houtkap en ontginning, vooral ten behoeve van veehouderij en sojateelt, is er tussen 1978 en 2005 52,8 miljoen hectare Amazonewoud verdwenen, een oppervlak zo groot als Frankrijk. Op verdere uitbreiding van het landbouwareaal ten koste van natuurgebieden is veel kritiek. Volgens sommige onderzoekers spelen bossen een belangrijke rol in de CO2-huishouding van de aarde, maar er is onder wetenschappers nog veel discussie over de gevolgen van het verdwijnen van tropisch oerwoud voor het wereldwijde klimaat. Over de voortschrijdende opwarming van de aarde bestaat wel steeds meer wetenschappelijke overeenstemming. In sommige modelstudies wordt een belangrijke verschuiving van klimaatzones voorspeld, die gepaard gaat met een stijging van de zeespiegel. Terwijl de grote delta’s daardoor vaker zullen overstromen en laag gelegen gebieden zullen verzilten, krijgen andere gebieden te maken met droogte. Dat heeft verstrekkende gevolgen voor de landbouw.
179
Ankole zijn droogteresistent Foto: International Livestock Research Institute (ILRI)
Klimaatverandering heeft effecten op de opbrengsten De wereldgezondheidsorganisatie WHO verwacht dat de gevolgen van klimaatverandering in ontwikkelingslanden groter zullen zijn dan in de rijke, geïndustrialiseerde landen. Een studie laat zien dat de klimaatveranderingen die zich tussen 1970 en 2005 voordeden al hebben geleid tot 150.000 doden en naar schatting vijf miljoen ‘disability-adjusted life years’ (DALYs) per jaar. De belangrijkste oorzaak is de toename van het aantal gevallen van ziekten als di-
H e t
w e r e l d v o e d s e l p r o b l e e m
v r a a g t
om
e e n
arree en malaria, en ondervoeding, die zich vooral voordoen in de ontwikkelingslanden. Deze landen beschikken immers over beperkte mogelijkheden om zich te wapenen tegen de verwoestende effecten van veranderingen in neerslagpatronen en zeespiegelstijging. Het Intergouvernementele Panel voor Klimaatverandering van de Verenigde Naties (IPCC) heeft uitvoerig de aard en effecten van de klimaatverandering bestudeerd. In haar rapport, dat in 2007 verscheen, schat het IPCC dat in 2020 in Afrika tussen de 75 en 220 miljoen mensen met
s c a l a
a a n
o p l o s s i n g e n
180
Klimaatscenario’s van de IPCC: Resultaten van een modelstudie naar gemiddelde temperatuurveranderingen (lucht boven het grondoppervlak) in drie scenario’s in drie perioden (2011-2030; 2046-2065; 2080-2099) Bron: IPCC Fourth Assesment Report 2007
toenemende droogte te maken krijgen. Verder voorspelt het IPCC dat het tropisch oerwoud in het Amazonegebied geleidelijk door savanne zal worden vervangen. In Oost-en ZuidoostAzië zal rond 2050 de opbrengst van gewassen met 20 procent zijn gestegen, terwijl de opbreng sten in Zuid- en Centraal-Azië met 30 procent zullen dalen. Zuid-Europa krijgt vooral te maken met hittegolven, bosbranden en afnemende landbouwopbrengsten, terwijl in Noord-Europa de opbrengsten uit bos- en landbouw zullen toenemen en het gebruik van brandstoffen
oo g s t
u i t
h e t
l a b
voor verwarming zal afnemen. Kleine eilanden krijgen te maken met erosie van stranden en aantasting van koralen, met negatieve gevolgen voor de visvangst en het toerisme. De visstand wordt bedreigd Tussen 1975 en 2001 verdubbelde de wereldwijde visvangst in omvang. Met name in ontwikkelingslanden is de visvangst explosief toegenomen: een verzesvoudiging van 1960 tot 2000. Het is vooral China dat een ongekende ontwikkeling in de visvangst heeft meege-
181
maakt: van 5,7 miljoen ton per jaar in 1981 naar ruim 44 miljoen ton in 2001. Door wereldwijde overbevissing van zeeën, rivieren en meren dreigt de visstand sterk achteruit te lopen. In de Noordzee wordt de kabeljauw met uitsterven bedreigd. Hetzelfde geldt voor de reuzenmeerval in de Mekongrivier in Zuidoost-Azië. Ook overgewicht in ontwikkelingslanden Inmiddels is er in ontwikkelingslanden zelf vaak voedsel genoeg. En dat komt mede door de sterk toegenomen productie per hectare areaal. Na 1950 daalde het beschikbare landbouwareaal in de geïndustrialiseerde landen van 1,9 hectare in 1960 naar 1,38 hectare in 2002 per hoofd van de bevolking. In dezelfde periode daalde dit beschikbare areaal in ontwikkelingslanden van 1,25 naar 0,65 hectare. Desondanks nam de hoeveelheid beschikbare voedselenergie per hoofd van de bevolking overal toe. Gemiddeld nam het gemiddeld aantal beschikbare kilocalorieën per hoofd van de bevolking in ontwikkelingslanden tussen 1970 en 2000 met 25 procent toe. Vooral dankzij belangrijke verbeteringen in landen met een grote bevolkingsomvang als Brazilië, Nigeria, Indonesië en China is het percentage mensen met chronisch voedseltekort in die periode sterk afgenomen. De verdeling van de wereld in ontwikkelingslanden en geïndustrialiseerde landen is echter zeer grof en laat niet zien welke grote verschillen er binnen beide groepen van landen bestaan. Zo is in Egypte ruim bijna twee keer zoveel energie per hoofd van de bevolking beschikbaar als in Burundi (cijfers 2002). In Argentinië is het aandeel van dierlijke producten in het gemiddelde dieet vrijwel even groot als in Italië en bedraagt het dertienvoudige van de
H e t
w e r e l d v o e d s e l p r o b l e e m
v r a a g t
om
e e n
Super Size me Bron: van de film Super Size Me (2004), door Morgan Spurlock (Kathbur Pictures, distributie in Nederland: A-Film Distribution)
hoeveelheid energie uit vlees, vis, melk en eieren die gemiddelde bewoner van Bangladesh consumeert. Volgens de FAO kampt 17 procent van de wereldbevolking – 852 miljoen mensen – nog steeds met chronische ondervoeding en sterven er jaarlijks meer dan vijf miljoen kinderen aan honger. Het merendeel daarvan – 800 miljoen mensen – leeft in ontwikkelingslanden. Van de 34 landen waar een voedseltekort heerst liggen er 23 in Afrika, 8 in Azië, 2 in Latijns Amerika en 1 in Europa. Het meest nijpend is de situatie in de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara. Terwijl het aantal mensen dat over onvoldoende voedsel beschikt in Azië flink is gedaald, is er in de Afrikaanse lan-
s c a l a
a a n
o p l o s s i n g e n
182
honge r i n de w e r e ld
Prevalentie van Honger Bron: FAO. The State of Food Insecurity in the World, 2006. Rome
den ten zuiden van de Sahara sprake van een toename van het aantal ondervoeden. Tegelijkertijd kampt een toenemend aantal mensen met chronisch overgewicht: een gevolg van overvoeding, verkeerde voeding en onvoldoende beweging. Het is een probleem dat zich vooral voordoet in de rijke, geïndustrialiseerde landen. Maar het komt ook steeds meer voor in ontwikkelingslanden. Chronisch overgewicht, ook bekend als obesitas, hangt samen met steeds vaker voorkomende ziekten als ouderdomssuiker (type 2 diabetes), hoge bloeddruk en hart- en vaatziekten die te maken hebben met te hoge cholesterolgehaltes. Volgens een meer dan veertig jaar oude, Amerikaanse studie zouden coronaire hartziekten (ver-
oo g s t
u i t
h e t
l a b
stopping kransslagader) 25 procent minder en beroerte en hartfalen 35 procent minder vaak voorkomen als iedereen een normaal gewicht zou hebben. Maar in de Verenigde Staten is obesitas de snelst groeiende aandoening. Stijgende welvaart, stijgende consumptie Op basis van de huidige landbouw- en voedselproductiepraktijken zal het in de (nabije) toekomst steeds moeilijker worden om alle mensen in voldoende mate van goed en gezond voedsel te voorzien, zeker als we ook nog eens rekening moeten houden met de stijgende welvaart onder een belangrijk deel van die bevolking. Die welvaartsstijging zal namelijk leiden tot een grotere vraag naar dierlijke producten
183
atie is in Nederland nog niet zo ernstig als in de Verenigde Staten, waar het percentage menObesitas: epidemie van de welvaart
sen met chronisch overgewicht van 1980 tot 2000 is verdubbeld. Volgens gegevens uit 2000
In Nederland is het aantal gevallen met over-
van het National Center for Health Statistics
gewicht en obesitas sinds 1990 fors toegeno-
is 65 procent van de Amerikanen boven de 20
men. Inmiddels lijdt de helft van de mannen
jaar te zwaar en heeft 30 procent last van chro-
en 40 procent van de vrouwen aan overge-
nisch overgewicht (63 miljoen mensen). Ook
wicht. In 2005 is er bij een kleine 10 procent
hier doet het probleem zich verhoudingsgewijs
van de mannen en iets meer dan 11 procent
meer voor bij vrouwen (ongeveer 33 procent)
van de vrouwen sprake van obesitas. De situ-
dan bij mannen (iets meer dan 25 procent).
Tabel 7.2 Percentage van de bevolking met obesitas Meest recente gegevens %
Oudere gegevens
jaar
Verenigde Staten
32,2
2004*
Mexico
30,2
2005
Verenigd Koninkrijk
23,0
2005
Griekenland
21,9
2003
Australië
21,7
1999
Nieuw Zeeland
20,0
onbekend
Canada
18,0
2005
Duitsland
13,6
2005
Spanje
13,1
Ierland
13,0
België
%
jaar
11,5
1999
2003
6,8
1987
2002
10,0
1998
12,7
2004
11,1
1997
Turkije
12,0
2003
Denemarken
11,4
2005
5,5
1987
Zweden
10,7
2005
5,5
1989
Nederland
10,7
2005
6,1
1990
Italië
9,9
2005
7,0
1994
Frankrijk
9,5
2004
Zwitserland
7,7
2003
5,4
1992
Korea
3,5
2005
Japan
3,0
2005
* Gebaseerd op werkelijke metingen. De gegevens van de overige landen zijn gebaseerd op data die door de landen zelf zijn verstrekt. Bron: OECD Health Data 2007 – Country Notes.
H e t
w e r e l d v o e d s e l p r o b l e e m
v r a a g t
om
e e n
s c a l a
a a n
o p l o s s i n g e n
184
De International Obesity Task Force schat het
van de gezondheidszorg. De indirecte kosten
aantal mensen met chronisch overgewicht
voor Nederland worden geschat op ongeveer
wereldwijd op 300 miljoen.
twee miljard euro per jaar. Cynisch genoeg zul-
Het percentage mensen met chronisch overge-
len schattingen van de kosten lager uitvallen als
wicht neemt toe met de leeftijd. Maar er wordt
rekening wordt gehouden met de relatie obe-
ook een sterke toename van het aantal kinde-
sitas en sterfte. Een persoon van 40 jaar heeft
ren onder de 20 jaar met obesitas geconsta-
namelijk een 5,8 tot 7,1 jaar kortere levensver-
teerd. Volgens de Obesity Task Force lijdt in
wachting als er sprake is van obesitas.
sommige landen meer dan 30 procent van de
De schuld van de epidemische vorm die obesi-
kinderen aan obesitas. Naar schatting gaat het
tas heeft aangenomen wordt over het algemeen
wereldwijd om ongeveer 22 miljoen kinderen.
gelegd bij een combinatie van slechte voedings-
Dit verschijnsel doet zich niet alleen voor in
gewoonte, zoals consumptie van veel junk food
landen met een algehele overvloed aan voedsel,
– dat relatief goedkoop is en veel vet en suikers
zoals de Verenigde Staten, Nederland en de rest
bevat – en onvoldoende lichaamsbeweging.
van Europa. In landen als Marokko en Zam-
Ook kan erfelijke aanleg een rol spelen, maar
bia heeft 15 tot 20 procent van de kinderen van
dat geldt voor een zeer beperkt aantal gevallen.
vier jaar obesitas. In Chili, Peru en Mexico is er bij eenkwart van de kinderen tussen de vier en tien jaar sprake van (ernstig) overgewicht. In India, waar ongeveer de helft van de kinderen onder de vijf jaar ondervoed is, neemt tegelijkertijd het obesitasprobleem toe, met name in de stedelijke gebieden. Deze tweedeling in de voedselproblematiek doet zich in veel Aziatische landen voor. Obesitas brengt niet alleen een directe stijging van de kosten van de gezondheidszorg met zich mee, maar leidt door een toename van arbeidsongeschiktheid en ziekteverzuim ook tot aanzienlijke indirecte kosten. Omdat chronisch overgewicht steeds wordt meer geconstateerd bij kinderen onder de 20 jaar is de verwachting dat het volksgezondheidsprobleem in de komende jaren verder zal toenemen. De directe kosten van obesitas met betrekking tot de volksgezondheid bedragen in de Verenigde Staten 6 tot 7 procent van de totale kosten van de gezondheidszorg. In Nederland liggen de kosten rond de 3 tot 5 procent van de totale kosten
oo g s t
u i t
h e t
l a b
en dat leidt weer tot een groter beslag op het beschikbare landbouwareaal. Wereldwijd is de vleesproductie tussen 1979 en 2004 verdubbeld. Een belangrijk deel van die groei neemt China voor zijn rekening; daar is in 25 jaar tijd de vleesproductie vervijfvoudigd. Ook in landen als Brazilië, Maleisië, de Filippijnen en diverse landen in het Midden-Oosten is de vleesproductie in 25 jaar meer dan verdrievoudigd. Desondanks bedraagt de beschikbare hoeveelheid energie uit dierlijke producten in China nog steeds maar eenkwart van de energieconsumptie uit dierlijke producten in de Verenigde Staten (de hoogste ter wereld). Ook in India neemt de hoeveelheid energie uit dierlijke producten toe, maar veel langzamer dan in China. Gezien de snelheid waarmee de economieën
185
Tabel 7.3 Ont wikkeling van de vleesproductie in de tien belangrijkste productielanden 1979-1981
1989-1991
1999-2001
2003
2004
Aandeel in wereldproductie
China
14.526
30.644
62.833
71.155
74.306
28,6%
Verenigde Staten
24.325
28.827
37.567
38.911
38.891
15,0%
Brazilië
5.224
8.228
15.332
18.388
19.919
7,7%
Duitsland
6.925
6.987
6.377
6.602
6.798
2,6%
Frankrijk
5.423
5.767
6.538
6.408
6.255
2,4%
India
2.620
3.881
5.272
5.941
6.032
2,3%
Spanje
2.601
3.459
4.955
5.479
5.531
2,1%
Mexico
2.535
2.839
4.468
4.870
5.040
1,9%
4.399
4.945
4.981
1,9%
Rusland Canada
2.514
2.799
4.006
4.217
4.592
1,8%
Nederland
1.926
2.685
2.823
2.223
2.350
0,9%
1.754
1.740
1.821
0,7%
België Bron: FAOSTAT.
van deze landen groeien zal deze trend nog wel even doorzetten (zie tabel 7.3). Vraag naar biobrandstof groeit... Aan weerszijden van de Atlantische Oceaan wordt zwaar ingezet op de ontwikkeling van biobrandstoffen, waardoor men minder afhankelijk hoopt te worden van steeds duurder wordende olie. Hierdoor neemt de vraag naar landbouwgrondstoffen sterk toe. In hun vooruitzicht voor de landbouw tot 2016 zien de OESO en de FAO de groeiende vraag naar granen, suiker en oliehoudende gewassen als een van de belangrijkste oorzaken van stijgende voedselprijzen. In 2006 ging in de Verenigde Staten 55 miljoen ton maïs naar de bioethanolfabrieken. De verwachting dat die hoeveelheid in 2016 zal zijn verdubbeld. De 8 miljoen ton oliehoudende zaden die in 2006 door Europa
H e t
w e r e l d v o e d s e l p r o b l e e m
v r a a g t
om
e e n
tot biodiesel werd verwerkt zal toenemen tot 21 miljoen in 2016. Om in de behoefte van bijna 30 miljard liter biobrandstof te voorzien zal Europa in 2016 bovendien 5 miljoen ton maïs en 18 miljoen ton tarwe tot bioethanol verwerken. …en de wereldgraanvoorraad daalt In het begin van de 21e eeuw is de wereldwijde graanvoorraad fors geslonken. Nadat de graanvoorraden rond de eeuwwisseling een historisch hoogtepunt bereikten (150 miljoen ton graan), werd de voortdurend stijgende graanconsumptie in de eerste vijf jaar van de eenentwintigste eeuw onvoldoende gecompenseerd door productiestijging. Uit cijfers van de buitenlandse dienst van het Amerikaanse Ministerie van Landbouw blijkt dat de tarwevoorraad in 2005 met 40 procent is afgenomen ten opzichte van 2000. De rijstvoorraad is in diezelfde
s c a l a
a a n
o p l o s s i n g e n
186
Figuur 7.2 Wereldgra anvoorra ad: diverse gra ansoorten, 1976/1977-2004/2005
(mln. ton) 900,0
800,0 700,0 600,0 500 0 500,0 400,0 300,0 200,0 100,0 0,0 1976/77
1979/80
tarwe
1982/83
1985/86
voedergranen
1988/89
maïs
1991/92
gerst
1994/95
1997/98
2000/01
2003/04
rijst
Bron: FAOSTAT.
eriode meer dan gehalveerd en de maïsvoorp raad is zelfs met 60 procent afgenomen. Deze afname is het gevolg van tegenvallende oogsten in een aantal opeenvolgende jaren en een sterke stijging van de consumptie. Met name in China zijn de voorraden sterk afgenomen: de voorraad tarwe en andere granen is in zes jaar tijd met maar liefst tot eenkwart van de oorspronkelijke hoeveelheid geslonken (zie figuur 7.2).
H e t w e r e ldvoe dse lproble e m: me e r dan alle e n e e n ve r de li ngsvr a agstuk
Uit het voorgaande overzicht kan geconcludeerd worden dat het voedseltekort momenteel inderdaad een verdelingsvraagstuk is. Tegenover het tekort in met name Afrika en
oo g s t
u i t
h e t
l a b
een aantal Aziatische landen, staat immers een overconsumptie door een groot deel van de bevolking in de geïndustrialiseerde landen én onder de stedelijke bevolking in een aantal ontwikkelingslanden. Niets lijkt dus simpeler dan het beschikbare voedsel eerlijker te verdelen. Bovendien is het mogelijk, en uit een oogpunt van volksgezondheid zelfs gewenst, om met name in de geïndustrialiseerde landen de consumptie van dierlijke producten te beperken. De enorme arealen die nu worden gebruikt voor de productie van soja en andere plantaardige grondstoffen voor de veevoerindustrie kunnen dan worden ingezet voor de productie van voedsel voor de arme bevolking in ontwikkelingslanden. Toch gebeurt dat niet. Daar zijn verschillende oorzaken voor. In de eerste plaats is er een gebrek aan politieke wil in veel rijke landen en
187
onder het welvarende deel van de bevolking in ontwikkelingslanden om tot zo’n eerlijker verdeling te komen. Want een andere verdeling van voedsel gaat samen met een andere verdeling van de welvaart. Daarnaast spelen er bij het probleem van ondervoeding vaak meerdere factoren, die elkaar soms versterken en niet zo eenvoudig zijn op te lossen. Zo was tussen 1992 en 2004 35 procent van het aantal gevallen van ondervoeding te wijten aan sociale onrust en oorlog. Grote aantallen mensen zagen zich in die periode gedwongen te vluchten (naar opvangkampen), waardoor ze geen oogsten meer konden binnenhalen. In Afrika heerst bovendien een HIV/AIDS pandemie van ongekende omvang, die het vermogen van de lokale bevolking om voedsel te produceren ondermijnt. Een andere belangrijke oorzaak van voedselproblemen zijn natuurrampen, zoals aanhoudende droogte, vloedgolven of alles vernietigende sprinkhanenplagen. Een betere verdeling is absoluut wenselijk. Om te voorkomen dat grote aantal mensen over te weinig voedsel beschikken, is het nodig dat er ook in industrielanden en bij het welvarende deel van de bevolking in ontwikkelingslanden een politieke wil ontstaat die gericht is op een eerlijke verdeling van de welvaart. Maar een betere verdeling kan, althans voorlopig, niet de enige oplossing bieden omdat dit onder de rijke landen op weinig steun kan rekenen. Daardoor zullen bio- en gentechnologie dus ook niet ‘vanzelf’ de oplossing bieden. Want deze kunnen wel de productie verhogen, maar ze bevorderen niet een meer rechtvaardige verdeling. Integendeel, als eigendomsrechten niet goed geregeld worden, kunnen deze de verdeling zelfs verslechteren.
Droogte is een groot probleem Gentechnologie zou kunnen bijdragen aan het oplossen van bepaalde lokale problemen. Een voorbeeld van zo’n probleem is droogte. In augustus 2006 publiceerde het International Water Management Institute (IWMI) een studie die aangeeft dat er ernstige problemen zijn met het wereldwijde gebruik van water. Ongeveer eenderde van de wereldbevolking leeft op het ogenblik in gebieden waar water schaars is. Dat geldt vooral voor ontwikkelingslanden, maar de redenen daarvoor lopen uiteen. Zo is er in grote delen van Afrika ten zuiden van de Sahara nog veel grondwater voorradig, maar beschikt men daar niet over de technologie om die watervoorraden te benutten. Daarentegen heeft in de Indiase deelstaat Gujarat decennia lang overmatige exploitatie van grondwater door de melkveehouders de lokale bronnen ernstig aangetast, terwijl Egypte domweg over te weinig water beschikt om de bevolking te voeden en nu al meer dan de helft van haar voedsel importeert. Een belangrijke oorzaak voor de wereldwijde schaarste aan water is het hoge gebruik door de geïrrigeerde landbouw waarmee 40 procent van de wereldvoedselproductie plaatsvindt. In totaal wordt bijna driekwart van de wereldwatervoorraden aan de productie van voedsel besteed. Intensieve landbouw en dierlijke productie vergen veel water. Als vuistregel geldt dat voor de productie van één kilocalorie aan voedsel ongeveer één liter water nodig is. In Thailand bedraagt de dagelijkse behoefte aan water om voedsel te produceren ongeveer 2800 liter per persoon, waarvan 40 procent voor gra-
H e t
w e r e l d v o e d s e l p r o b l e e m
v r a a g t
om
e e n
s c a l a
a a n
o p l o s s i n g e n
188
Gentechgewassen om droogte te weerstaan Een van de benaderingen voor more crop per drop is het ontwikkelen van meer verfijnde irrigatiesystemen. Een andere benadering is om gewassen beter resistent te maken tegen abiotische stress als droogte, hitte en zilte bodems. In de traditionele veredeling kampt men met het probleem dat planten die goed Droogte in Australië Foto: Western Water Australia
tegen droogte kunnen over het algemeen een lage opbrengst hebben. Door toepassing van moderne veredelingstechnieken kan dat probleem overwonnen worden. Men beschikt over
nen, 20 procent voor dierlijke producten en de
steeds meer kennis van genen die iets te maken
rest voor fruit, suiker en oliën. Italianen gebrui-
hebben met droogtetolerantie en negatieve
ken zo per dag ongeveer 3300 liter water; de
gevolgen van droogte voor de plant. Zo leidt
helft voor ham en kaas en eenderde voor pasta
blootstelling van planten aan droogte, hitte
en brood. De intensieve landbouw is er mede
en zilte omstandigheden tot beschadiging van
oorzaak van dat Australië de laatste jaren wordt
celmembranen, verstoring van het osmotisch
geconfronteerd met waterschaarste. Hiernaast
evenwicht en de vorming van giftige stoffen in
zijn in veel gebieden waar geïrrigeerde land-
de plant. Er zijn genen bekend die er voor zor-
bouw plaatsvindt de gronden verzilt geraakt
gen dat die giftige stoffen worden opgeruimd,
wat de gewasopbrengsten doet afnemen.
genen die een rol spelen bij het herstellen van
Klimatologen verwachten dat met het opwar-
schade aan celmembranen, bij het transport
men van de aarde veel gebieden droger worden.
van water in de plant, of bij het herstellen van
Dat maakt het probleem van waterschaarste
het osmotisch evenwicht. Met die kennis wordt
nog nijpender. Vanwege de dreigende water-
het steeds beter mogelijk om gewassen te voor-
schaarste zijn er volgens het IWMI drie opties
zien van droogte- en/of zilttoleranties.
om een groeiende wereldbevolking te voeden
Verschillende onderzoekers menen dat het
en ondervoeding te bestrijden. De eerste optie
gebruik van genetische modificatietechnieken
is uitbreiding van het areaal voor geïrrigeerde
in combinatie met zogeheten marker-assisted
landbouw door het bouwen van dammen. Dat
veredeling hiertoe het meest effectief en minst
gaat echter vaak ten koste van het milieu. De
tijdrovend is (zie ook Hoofdstuk 3 Een dyna-
tweede optie is om door middel van ontbossing
mische gereedschapskist).
het areaal van op regen gebaseerde landbouw uit te breiden. Maar dat gaat meestal ten koste van natuurgebieden. En de derde optie is om meer gewas per druppel water te produceren.
oo g s t
u i t
h e t
l a b
189
H e t alte r nati e f: low - i n put e n biologisch e l an dbouw, ve r an de r i ng van consump ti e patron e n
In het debat plaatst men vaak landbouw met realtief gesloten kringlopen en weinig input van kapitaalgoederen (low-input) of biologische landbouw tegenover gentechnologie. Alsof het een of-of discussie is. Het lijkt vruchtbaarder om per regio of situatie te bekijken welke benadering, of combinatie van benaderingen, het beste is. Milieu- en ontwikkelingsorganisaties pleiten voor stimulering van alternatieve teeltmethoden als low-input landbouw en biologische landbouw, waarbij wordt voortgebouwd op traditionele landbouwsystemen en lokale beschikbaarheid en kennis van gewasvariëteiten. Dit omdat chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest het milieu zouden schaden. Daarnaast zien ze bodembescherming en biodiversiteit als belangrijk voor de productie. Bovendien maken low-input en biologische landbouwmethoden boeren minder afhankelijk van leveranciers van zaden, kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Omdat er gebruik wordt gemaakt van een grote genetische diversiteit binnen de gewassen, is de teelt minder gevoelig voor wisselende klimaatomstandigheden en plagen, en kan er altijd wel een oogst worden binnengehaald. In plaats van enorme investeringen te plegen in biotechnologische oplossingen, zou het volgens de meeste milieu- en ontwikkelingsorganisaties dan ook beter zijn om boeren in ontwikkelingslanden te ondersteunen met onderzoek naar verbetering van biologische teeltmethoden.
H e t
w e r e l d v o e d s e l p r o b l e e m
v r a a g t
om
e e n
Dat zijn voordelen, vooral voor een regio zelf, maar is het wel mogelijk om met biologische landbouwmethoden ook de vele miljoenensteden van voldoende voedsel en non food grondstoffen te voorzien? Want brengt biologische en low-input landbouw ook voldoende op? De FAO schetst een genuanceerd beeld van de potenties van biologische landbouw. Gemiddeld leidt de omschakeling naar biologische teeltmethoden in geïndustrialiseerde landen tot lagere opbrengsten; in zogeheten ‘Groene Revolutie gebieden’ (geïrrigeerde landbouw) tot ongeveer gelijke opbrengsten en in gebieden met traditionele, regenafhankelijke landbouw (met lage externe inputs) in potentie tot hogere opbrengsten. Met name de toepassing van gemengde teelten zoals die zijn ontwikkeld door kleine, op zelfvoorziening gerichte boeren, leidt tot een betere benutting van voedingsstoffen, water en licht en minder verliezen als gevolg van ziekten en plagen. Hier is er dus geen sprake van een zwart-wit verhaal. Als we de FAO mogen geloven, biedt de biologische landbouw voor een belangrijk deel van de boeren in ontwikkelingslanden en met name de armste boeren in de droge gebieden, een degelijk perspectief. Maar dat zegt nog weinig over de potenties van de biologische landbouw om de wereldbevolking te voeden. Volgens de FAO wordt hierover volop gespeculeerd, terwijl het ontbreekt aan betrouwbare gegevens en aan standaardmethoden voor het verzamelen en analyseren van gegevens. Dit wordt verder bemoeilijkt door het geringe aandeel van de biologische landbouw, de snelle ontwikkeling van nieuwe landbouwmethoden en het ontwikkelingsbeleid. De FAO volgend kunnen we concluderen dat er niet één technologie of teeltmethode is die
s c a l a
a a n
o p l o s s i n g e n
190
Sojaoogst Nepal Foto: Huib de Vriend
onder alle omstandigheden optimaal is. De regionale of lokale omstandigheden zullen vaak bepalen wat de beste keuze is voor een duurzame landbouw en voedselvoorziening: biologische teeltmethoden, voortbouwend op traditionele systemen en lokale kennis, moderne high-tech landbouw, waarbij gebruik wordt gemaakt van geavanceerde technieken, inclusief de bio- en gentechnologie, of een combinatie van biologische en high-tech landbouw, waarbij gentechgewassen gebruikt worden. Daarbij kan en mag het niet gaan om ‘waar je in gelooft’,
oo g s t
u i t
h e t
l a b
maar moet van geval tot geval een zorgvuldige en gefundeerde afweging worden gemaakt van de sociale, economische en ecologische effecten van de verschillende productiesystemen. Ecologische voetafdruk: anders gaan consumeren Maatschappelijke groeperingen komen vaak met nog een andere oplossing voor het wereldvoedselprobleem. Mensen zouden hun consumptie moeten aanpassen. Hiertoe is de zogeheten ‘ecologische voetafdruk’ ontwikkeld,
191
Consumptie van plantaardige en dierlijke producten in 2004 (kcal per hoofd van de bevolking) Rwanda en Bangla Desh Vlees, dierlijke vetten en eieren
Melk
Rijst 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0
Brazilië en China Rijst 900 Vlees, dierlijke vetten en eieren
Tarwe
700 300
Overige granen
Plantaardige olieën
Aardappel, cassave
100 Melk
Plantaardige olieën
Aardappel, cassave Suiker
Bangla Desh
China
India en Rusland
Melk
Rijst 600
1000 800 600 400 200 0
Vlees, dierlijke vetten en eieren
Tarwe
Tarwe
400 200
Overige granen
Aardappel, cassave
Plantaardige olieën
Overige granen
0
Melk
Aardappel, cassave
Plantaardige olieën Suiker
Suiker
India
Brazilië
Verenigde Staten en Nederland
Rijst Vlees, dierlijke vetten en eieren
Overige granen
-100
Suiker
Rwanda
Tarwe
500
Rusland
Nederland
Verenigde Staten
Consumptie van plantaardige en dierlijke producten in 2004 (kcal per hoofd van de bevolking) Bron: FAO Statistical Yearbook 2004, Country Profiles
waarmee mensen hun consumptiepatroon kunnen omrekenen in ruimtebeslag. Behalve het directe ruimtegebruik voor huis en
H e t
w e r e l d v o e d s e l p r o b l e e m
v r a a g t
om
e e n
tuin, hoort daar ook het gedeelde ruimtegebruik bij van wegen, spoorwegen en landbouwgrond. Ook geïmporteerde producten tellen
s c a l a
a a n
o p l o s s i n g e n
192
Tabel 7.4 Consumptie van planta ardige en dierlijke producten in 2004 in een selectie van landen (kcal per hoofd van de bevolking) Product
Rwanda
Bangla Desh
Indonesië
India
China
Brazilië
Nederland
Verenigde Rusland Staten
Rijst
35
1592
1433
754
824
364
51
95
48
Tarwe
23
189
125
510
488
368
590
607
1037 3
Mais
83
17
228
35
116
190
19
100
Sorghum
145
0
0
55
8
0
0
10
0
Aardappel
225
35
7
31
66
28
164
101
226
Cassave
296
1
161
14
4
101
0
0
0
25
28
149
171
66
533
458
325
402
Sojaolie
1
58
2
50
89
255
158
499
29
Palmolie
26
45
191
72
32
17
61
0
0
Melk
33
24
10
104
26
195
422
379
248
Dierlijke vetten
6
6
8
55
45
56
155
118
91
Eieren
1
4
14
7
71
25
68
56
52
Varkensvlees
3
0
22
4
333
98
209
131
70
Kip
1
3
17
5
50
134
42
193
53
12
6
10
9
26
131
117
118
98
2
4
3
3
14
4
8
4
6
917
2012
2380
1879
2258
2499
2522
2736
2363
Suiker
Rundvlees Schapen- en geitenvlees Totaal
Bron: FAO Statistical Yearbook 2004, Country Profiles.
mee, evenals het energieverbruik, papiergebruik, het gebruik van delfstoffen enzovoort. Een ‘ecologische voetafdruk’ van 1,8 hectare zou milieutechnisch (nog net) verantwoord te zijn. Landen als China en Cuba zitten daar aardig in de buurt. De meeste ontwikkelingslanden zitten daar ver onder. De gemiddelde Indiër komt uit op 0,7 hectare en de gemiddelde Malinees op 0,8 hectare. Inwoners van de Verenigde Staten en de Verenigde Arabische Emiraten hebben met 9,7 respectievelijk 10,5 hectare de grootste ecologische voetafdruk.
oo g s t
u i t
h e t
l a b
Met gemiddeld 4,4 hectare per inwoner is het ruimtegebruik van de gemiddelde Nederlander en Duitser veel te hoog. Nederland heeft een totale ecologische voetafdruk die meer dan twintig keer zo groot is als het landoppervlak van het land. Door verandering van het consumptiepatroon kan de ecologische voetafdruk worden verlaagd. Bijvoorbeeld door minder energie te gebruiken en hergebruik van grondstoffen te bevorderen. In de voedingssfeer kan niet alleen winst worden geboekt door een gezonder,
193
Tabel 7.5 Publiek ont wikkelde gentechgewassen in ont wikkelingslanden (2004) Land Egypte Kenia Zuid-Afrika
Aantal Gewassen 17 4 20
Ingebrachte eigenschap/pen
Katoen, komkommer, maïs, meloen, aardappel, pompoen, tomaat, tarwe
SR, SR/HT, HT/IR, IR, PK, VR
Katoen, maïs, zoete aardappel
HT, HT/IR, VR, PK
Appel, druif, lupine, maïs, meloen, gierst, aardappel, sorghum, soja, BR, SR, HT, IR, VR, PK aardbei, suikerriet, tomaat, inheemse groenten Katoen, kousenband, maïs, zoete aardappel, tomaat
SR, HT/VR, VR
China
30
Kool, chili peper, katoen, maïs, meloen, papaja, aardappel, rijst, soja, tomaat
SR, IR, VR
India
21
Kool, bloemkool, kikkererwt, citrusvrucht, courgette, mungoboon/ taugé, meloen, mosterd, aardappel, rijst, tomaat
SR, HT, IR, IR/BR, PK, VR
Indonesië
14
Cacao, cassave, chili peper, koffie, pinda, maïs, mungoboon/taugé, SR, IR, VR, PK papaja, aardappel, rijst, sjalot, soja, suikerriet, zoete aardappel
Maleisië
5
Oliepalm, papaja, rijst
HT, IR, VR
5
Katoen, rijst
HT, IR, VR, PK
Banaan, maïs, mango, papaja, rijst, tomaat
VR, PK
Katoen, papaja, peper, rijst
BR, IR, VR
Alfalfa, citrusvrucht, aardappel, soja, aardbei, zonnebloem, tarwe
BR, SR, IR, IR/BR, VR, PK
Zimbabwe
Pakistan Filippijnen Thailand Argentinië
5
17 7 21
Brazilië
9
Bonen, maïs, papaja, aardappel, soja
BR, SR, HT, IR, VR, PK
Costa Rica
5
Banaan, maïs, rijst
IR, VR
Mexico
3
Banaan, maïs, aardappel
IR, VR
SR=schimmelresistentie; BR=bacterieresistentie; IR=insectresistentie; VR=virusresistentie; HT=herbicidetolerantie; PK=productkwaliteit. Bron: Samengesteld oor de auteurs op basis van diverse bronnen.
maar vooral ook door minder vlees en worst te consumeren. In vleesproductie gaat namelijk veel voedingsenergie verloren. Zo heeft een varken ongeveer 2,5 kilo voer nodig om één kilo te groeien. (Een slachtrijp varken levert ongeveer 57 procent vlees en 23 procent slachtafval.) Dat voer bestaat voor een deel uit afval- en bijproducten uit de agro-industrie, maar ook uit granen (zie tabel 7.4). Het is zonder meer een goede zaak dat diverse organisaties een appèl doen op de bevolking van de rijke, geïndustrialiseerde landen om
H e t
w e r e l d v o e d s e l p r o b l e e m
v r a a g t
om
e e n
haar consumptiepatroon aan te passen. Maar ook hiervan moet betwijfeld worden of dat dé strategie is waarmee het probleem wordt opgelost. De trend is tegengesteld aan wat er zou moeten gebeuren. Sterker nog: een stijgende koopkracht in ontwikkelingslanden kan ook daar leiden tot overconsumptie. De ontwikkelingen in China zijn daarvan een duidelijk voorbeeld. Ook hier geldt dat er meerdere, elkaar aanvullende oplossingsrichtingen nodig zijn. De gentechnologie is er één van, die niet bij voorbaat moet worden afgewezen.
s c a l a
a a n
o p l o s s i n g e n
194
Toe passi ng van b iotech nolog i e i n ont w ikke li ngsl an de n
Om de vraag te beantwoorden wat gentechnologie kan bijdragen, is het goed te weten welke gentechnologische producten ontwikkelingslanden nu zelf ontwikkelen en verbouwen. Uit de statistieken blijkt onder andere dat de toepassing van gentechnologie in de landbouw niet meer is terug te draaien. Maar ook dat er veel potentie in de techniek schuilt. Het aantal producten dat nu al grootschalig wordt geteeld is nog beperkt (vooral katoen, maïs en soja), maar de diversiteit aan gentechgewassen in ontwikkeling – vaak ingezet door landbouwkundige instituten in de ontwikkelingslanden zelf – is opmerkelijk groot. Momenteel worden in ontwikkelingslanden uiteenlopende vormen van biotechnologie toegepast, waaronder gentechnologie. In publieke onderzoekscentra wordt voornamelijk gewerkt aan gewassen met aangepaste land bouwkundige kenmerken, zoals herbicideresistentie en resistentie voor insectenplagen en schimmel-, bacterie- en virusziekten. In een enkel geval wordt gewerkt aan de productkwaliteit, zoals langere houdbaarheid of de kookeigenschappen van rijst (zie tabel 7.5). Anno 2008 worden in ontwikkelingslanden op aanzienlijke schaal gentechgewassen geteeld, vooral in Zuid-Amerika. Als we Argentinië tot de ontwikkelingslanden rekenen, dan is dit land de absolute koploper. Na een onstuimige groei rond de millenniumwisseling beschikt dit land over een areaal van ruim 17 miljoen hectare, dat volledig vol staat met herbicideresistente gentechsoja. Daarmee is dit land goed voor een aandeel van 19 procent in het totale, wereldwijde areaal gentechgewassen en na de
oo g s t
u i t
h e t
l a b
Verenigde Staten de grootste producent van gentechgewassen ter wereld. Vrijwel alle soja die in Argentinië wordt geteeld is genetisch gemodificeerd. In Brazilië wordt sinds het begin van de eenentwintigste eeuw gentechsoja geteeld. Tot 2004 was dat illegaal, want niet officieel door de Braziliaanse overheid toegelaten. Boeren in het zuiden van Brazilië importeerden toen illegaal gentechsojazaad uit Argentinië. Op basis van gegevens van de zaadindustrie wordt het areaal gentechsoja in 2006 geschat op ongeveer 11 miljoen hectare, hetgeen overeenkomst met circa 50 procent van het totale Braziliaanse soja-areaal. Opvallend zijn ook de ontwikkelingen in India en China. Over het algemeen worden gentechgewassen in de Verenigde Staten en Canada geteeld op grote tot zeer grote bedrijven. Dat geldt in hoge mate ook voor de teelt in de Latijns-Amerikaanse landen. Er zijn geen betrouwbare cijfers over de omvang van de bedrijven in India en China waarop gentechgewassen worden geteeld, maar het lijkt er op dat het daar juist om een groot aantal kleine boeren gaat. In India en China betreft het tot dusver voornamelijk gentechkatoen. In 2005 telde India 20 toegelaten gentechkatoenvariëteiten met insectresistentie. Die variëteiten zijn niet in alle deelstaten van India toegelaten. India is een groot land, met forse verschillen in geografische en klimatologische omstandigheden. Niet alle katoenvariëteiten zijn geschikt om onder zulke uiteenlopende omstandigheden te groeien. De meeste variëteiten zijn beschikbaar in de deelstaat Maharashtra. De gentechkatoen is het populairst in de noordelijke deelstaat Punjab, waar veel wordt geïrrigeerd. In deze deelstaat maakt eenderde van
195
Katoendebat in India Net als in Europa zijn er in India fervente voorstanders en tegenstanders van transgene gewassen. De introductie van gentechkatoen leidt dan ook tot veel discussie en tot veel verwarring. Voor- en tegenstanders bestrijden elkaar met onderzoeksresultaten die laten zien dat de transgene katoen een zegen dan wel een ramp is voor de Indiase boeren. In Zuid-India ligt de deelstaat Andhra Pradesh. Hier ligt ongeveer 10 procent van het totale katoenareaal van India. Ook in Andhra Pradesh wil een groot aantal katoenboeren gentechkatoen verbouwen. Er is immers de belofte van hogere opbrengsten. Maar al snel blijkt de gentechkatoen in Andhra Pradesh niet zo goed te werken. Daarom heeft één van
Katoenoogst in de Indiase deelstaat Andhra Pradesh, september 2005 In de katoenoogst wordt veel kinderarbeid toegepast Foto: Landelijke India Werkgroep, Utrecht
de boerenorganisaties in Andhra Pradesh de Indiase overheid gevraagd om drie nieuwe gentechkatoenvariëteiten niet toe te laten, terwijl een andere organisatie er juist op heeft aangedrongen om wél groen licht te geven. Vier Indiase organisaties die strijden voor de
de katoentelers gebruik van gentechzaden en bestaat de helft van het katoenareaal uit gentechkatoen. Als goed zaad wordt gebruikt en de teeltomstandigheden goed zijn, brengt de gentechkatoen aanzienlijk meer op dan de gangbare katoen. Op grond daarvan verwacht India op te schuiven naar plaats twee op de wereldranglijst van grootste katoenproducenten, achter China en voor de Verenigde Staten, de huidige nummer twee.
belangen van kleinschalige boeren, duurzame landbouw en behoud van de biodiversiteit laten wetenschappelijk onderzoek verrichten naar de effecten van gentechkatoenteelt gedurende de periode van 2002 tot 2005. Dat onderzoek wijst het volgende uit: 1 Het beschikken over irrigatiemogelijkheden is doorslaggevend voor het benutten van de potentie van de gentechkatoen. Onder dezelfde omstandigheden is de opbrengst van de gentechkatoen bij kleine boeren die niet over irri-
In 2005 kwam 60 tot 70 procent van de Chinese katoen van gentechplanten. Ook in China gaat
H e t
w e r e l d v o e d s e l p r o b l e e m
v r a a g t
om
e e n
gatiemogelijkheden beschikken 370 kg per hectare lager dan de opbrengst van conventionele
s c a l a
a a n
o p l o s s i n g e n
196
variëteiten. Terwijl gentechzaaizaad ongeveer
de oogstresultaten van 622 katoentelers. De
10 procent duurder is dan niet-gentechzaai-
resultaten:
zaad.
1 Met een gemiddeld 20 tot 37 procent hogere
2 In regenafhankelijke, conventionele teeltsystemen is de kostenreductie gering. Bij deze boeren is het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de gangbare teelt namelijk al laag. De besparing
opbrengst presteren de officieel toegelaten varië teiten qua bedrijfsresultaat duidelijk beter dan de niet-officieel toegelaten variëteiten. 2 Lokaal geproduceerde (illegale) gentech-varië
is gemiddeld 7 procent. Op de totale kosten is
teiten kunnen ook tot betere resultaten leiden
dat niet meer dan een reductie van 2 procent.
dan niet-gentech-variëteiten (+ 14 procent). Dat
3 Hierdoor verdienen de telers van conventionele
ligt vooral aan de besparing op het gebruik van
katoenvariëteiten 60 procent meer dan de telers van gentechvariëteiten. 4 De gentechteelt heeft negatieve effecten op
bestrijdingsmiddelen. De resultaten lijken de beweringen van Monsanto-Mahyco wel te bevestigen. Maar de
de vervolgteelt. Door de gentechteelt zou zich
onderzoekers zijn voorzichtig met het trekken
bovendien een specifieke soort wortelrot heb-
van conclusies en stellen het bedrijf niet zonder
ben verspreid. Boeren klagen dat het om die
meer in het gelijk. In de eerste plaats merken ze
reden niet mogelijk is om na de teelt van gen-
op dat het onderzoek is uitgevoerd in Gujarat,
techkatoen andere gewassen te telen.
gedurende één teeltseizoen. In andere regio’s
Monsanto-Mahyco, de belangrijkste leveran-
zijn andere uitkomsten mogelijk. Ook is het
cier van gentechkatoenzaden in India, komt al
denkbaar dat het vooral de betere boeren zijn
snel met een verklaring. Het bedrijf beweert
die de nieuwe, gentechvariëteiten uitproberen.
dat er niet-officieel toegelaten variëteiten van
De verschillen die in het onderzoek zijn gevon-
de gentechkatoen in omloop zijn geraakt, die
den kunnen dus ook het gevolg zijn van alge-
minder goed presteren dan de variëteiten die
mene verschillen in de boerenpraktijk.
wél officieel zijn toegelaten. Geschat wordt dat meer dan de helft van de gentechkatoen die in
Volgens Indiase onderzoekers is er door het
India wordt geteeld bestaat uit illegale varië-
zaadbedrijf Mahyco-Monsanto onvoldoende
teiten. In augustus 2004 geeft de minister van
aandacht besteed aan het voorlichten van de
landbouw in het Indiase parlement toe dat de
boeren over de specifieke eisen van de gen-
markt voor illegale gentechvariëteiten floreert.
techkatoen. De opbrengst van katoen is name-
De reactie van de industrie is voor de Univer-
lijk sterk afhankelijk van de mogelijkheid om
sity of Reading aanleiding om een onderzoek
te irrigeren. In Maharshtra, goed voor 34 pro-
op te zetten. Er wordt een vergelijking gemaakt
cent van de katoenteelt in India, is 95 procent
tussen de resultaten die worden geboekt met
van de katoenteelt regenafhankelijk. In Punjab
de teelt van gentechkatoenvariëteiten die offi-
en Haryana, waar veel meer geïrrigeerd wordt,
cieel zijn toegelaten en de teelt van niet-offici-
zijn de opbrengsten beduidend hoger.
eel toegelaten gentechvariëteiten. Ze doen dat
Uiteraard vraagt Mahyco-Monsanto een
in de deelstaat Gujarat, waar ze kijken naar
hogere prijs voor de gentechkatoenzaden dan voor de conventionele katoenzaden. Ondanks
oo g s t
u i t
h e t
l a b
197
de vooruitzichten op een beter bedrijfsresultaat blijkt die hogere prijs voor veel arme boeren een te grote barrière om legaal zaad te kopen. Dit vergroot de kans dat juist deze boeren gebruik maken van illegale variëteiten die minder presteren.
het om katoen die bestand is tegen schadelijke insecten, wat de boeren een besparing oplevert in het gebruik van bestrijdingsmiddelen (insecticiden). Geschat wordt dat de introductie van deze katoen in China heeft geleid tot een afname van het insecticidengebruik met 80 procent. Sommigen verwachten dat Chinese boeren in 2008 een half miljoen hectare genetisch gentechkatoen zullen telen, vrijwel het volledige Chinese katoenareaal. Naast katoen worden er anno 2005 in China gentechsoja, maïs, koolzaad, aardappelen, rijst en tabak geteeld. Voor
Chinese begrippen gaat het om kleine arealen. Tussen 2005 en 2010 wordt een flinke groei van dit areaal verwacht. Net als in India doet zich in China het probleem voor van illegale teelt van transgene variëteiten. In april 2005 meldde Greenpeace China dat er transgene rijst op de markt is verschenen, terwijl de Chinese autoriteiten daar formeel nog geen toestemming voor hadden verleend. Het betrof mogelijk een ziekteresistente rijstvariëteit waarin een gen uit wilde rijst is ingebouwd (zie tabel 7.6). Plantenwetenschappers zien China als een toekomstig wereldleider op het gebied van gentechgewassen. Volgens krantenberichten wordt er anno 2005 jaarlijks 100 miljoen dollar in de plantenbiotechnologie geïnvesteerd. De Chinese overheid gelooft in de mogelijkheden van de biotechnologie en voert een actief stimuleringsbeleid. In steden als Beijing, Shanghai en Guangzhou verrijzen in snel tempo biotechnologieparken waar kleine en grotere biotechnologiebedrijven zich kunnen vestigen.
Tabel 7.6 Area al transgene gewassen in China, 1999 -2008 Gewas
1999
2004
2008*
Katoen
750.000
2.500.000
5.000.000
Soja
0
50.000
1.500.000
Maïs
0
60.000
2.500.000
Koolzaad
0
20.000
800.000
Aardappel
0
25.000
250.000
50.000
250.000
1.000.000
800.000
2.905.000
11.050.000
Overige gewassen** Totaal * Verwacht. ** Waaronder rijst en tabak.
Bron: Biotechnology in China, Univ. of Wisconsin, June 13, 2003.
H e t
w e r e l d v o e d s e l p r o b l e e m
v r a a g t
om
e e n
s c a l a
a a n
o p l o s s i n g e n
198
Nederlandse steun voor bottum-up benadering Sinds 1995 steunt de Nederlandse overheid het Andhra Pradesh Netherlands Biotechnology Program. Doel van dit programma is het verbeteren van welvaart en welzijn van arme boeren in de Indiase deelstaat Andhra Pradesh met behulp van biotechnologie. De betrokkenheid van kleine boeren staat centraal: hun problemen vormen het uitgangspunt bij het formuleren van de onderzoeksvragen en hun expertise wordt ingezet bij het onderzoek zelf. Gierstveld Foto: Huib de Vriend
Qua doelstelling en high-tech gehalte lopen de onderzoeksprojecten die worden uitgevoerd sterk uiteen. Zo is er een project voor de teelt van wormen voor het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid, maar zijn er ook pro-
In 2005 waren in China 60 gentechvariëteiten toegelaten voor het verrichten van experimenteel onderzoek op proefvelden, waaronder katoen, maïs, soja, rijst, tarwe, tomaat, koolzaad en pinda. Het gaat onder meer om ziekteresistenties, insectresistenties, droogte- en zouttolerantie en verbetering van de kwaliteit van tarwe, van katoenvezels, de kookeigenschappen van rijst en maïs met verbeterde voederwaarde (veevoer). Als grootste consument en producent van rijst ter wereld is China uiteraard bijzonder geïnteresseerd in de mogelijkheden van transgene rijst. Het is echter moeilijk om een precies beeld te krijgen van China’s activiteiten op dit terrein. Verder werden er anno 2005 op zeer bescheiden schaal gentechgewassen geteeld in ZuidAfrika en de Filippijnen. In 2005 werd in Iran voor het eerst gentechrijst is geteeld.
oo g s t
u i t
h e t
l a b
jecten waarbij gentechnologie wordt gebruikt om een hardnekkige schimmel in aardnoten te bestrijden en sorghum beter bestand te maken tegen droogte. In het kader van dit ondersteuningsprogramma is een methode ontwikkeld voor lokale productie van een insecticide op basis van micro-organismen. Dit insecticide kan worden toegepast in de teelt van castor, een gewas waaruit niet-eetbare olie wordt gewonnen. Met een areaal van ruim 275.000 hectare is castor een belangrijk gewas in twee regio’s in Andhra Pradesh, waar de regenafhankelijke landbouw dominant is. Telers van castor kampen met diverse insectenplagen die grote schade kunnen berokkenen. Eén van die insectenplagen kan worden bestreden met een bepaald type van de bodembacterie Bacillus thuringiënsis (Bt). Deze bacterie produceert
199
een eiwit dat de voedselopname van specifieke
pel, en ook in Colombia wordt gebruik gemaakt
insectenlarven blokkeert, waardoor de larven
van weefselkweek. In deze programma’s wordt
sterven.
de interactie tussen alle betrokkenen – kleine
Er worden Bt-preparaten op commerciële
boeren, onderzoekers, kredietverschaffers en
schaal geproduceerd, waarmee het mogelijk
overheid – gestimuleerd. In India gebeurt dat
is om specifieke plagen op biologische wijze te
door het onderzoek te richten op de problemen
bestrijden. Maar in verhouding tot chemisch-
van kleine boeren en samen met hen oplos-
synthetische insecticiden zijn deze commer-
singen te ontwikkelen. In Kenia ligt de nadruk
ciële Bt-preparaten erg duur. Daarmee zijn
vooral op het ontwikkelen van overheidsbeleid
deze commerciële preparaten geen alternatief
om de mogelijkheden van biotechnologie opti-
voor kleine boeren die over beperkte financiële
maal te benutten. In Colombia ligt de nadruk
middelen beschikken. De productiemethode
op het versterken van de positie van kleine boe-
voor de commerciële Bt-preparaten is geba-
ren. Boeren zijn zo beter in staat zijn om hun
seerd op vloeistoffermentatie, waarbij perma-
behoeften te formuleren en richting te geven
nente beluchting en zorgvuldige controle van
aan het wetenschappelijk onderzoek. En alleen
temperatuur en zuurgraad is vereist. Dat stelt
dan kunnen bio- en gentechnologie bijdragen
hoge eisen stelt aan vakmanschap, apparatuur
aan de bestrijding van honger en armoede.
en constante energievoorziening; eisen waaraan in landelijke gebieden in ontwikkelingslanden niet eenvoudig kan worden voldaan. Daarom heeft men in Andhra Pradesh een eenvoudiger productiemethode ontwikkeld op basis van vaste-stoffermentatie. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van lokaal beschikbare grondstoffen voor het groeimedium en eenvoudige plastic teilen in plaats van roestvrijstalen fermentatietanks. Ook is deze productiemethode minder afhankelijk van permanente energievoorziening. De werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd door relatief laag geschoold personeel en de kosten zijn zó laag, dat het product goed kan concurreren met chemische insecticiden en commerciële Bt-preparaten. In andere landen is met Nederlandse steun onderzoek gedaan naar beter uitgangsmateriaal met weefselkweek. In Kenia is bijvoorbeeld met boeren samengewerkt voor het virusvrij vermeerderen van banaan en zoete aardap-
H e t
w e r e l d v o e d s e l p r o b l e e m
v r a a g t
om
e e n
s c a l a
a a n
o p l o s s i n g e n