g
HET WEEKBLAD S!" M^ Redacti« M Adm. Noordelnd« 9, mdw --.
»I fl. t.30 - Gironummer 41880
THEATER
10 cj No. 52 - U
De Duitsche fiimactrice
GUSTI HUBER speelt de hoofdrol ir ..So gefällst du mir".
.thiaiiha envrouwen concentratiekamp. .jf»* ^ s$ Regisseur Steinhofi ^ aan 't werk.
Cissy van Bennekom. Een nieuwe opname van de Nederlandsche actrice (Fo(o Godfried de Groof. Amsterdam)
(jV
n de Tobis-ateliers is regisseur Hans Steinhoff be^■.gonnen met de opnamen •^bor de film ,,Paul Kruger", waarin Emil Jannings de ^yT"' titelrol vervult. Deze film J^j^, ^^v wordt opgenomen naar motieven uit de roman ,,Mann ohne Volk" van Arnold Krieger.
„Maar hoe wilt u dan een en hetzelfde schilderij negen maal komt voort uit onzuiver bloed, Doe daarom verkoopen ? Ik heb een kuur met Kruschen Zout. — De aantoch gehoord, dat u het geld pas by de sporende werking op de bloed-zuiverende levering van het organen hergeeft ze hun jeugdige werking; schilderij zult krijhet bloed baat weer krachtig stromen en de gen?" pijn-verwekkende onzuiverheden verdwijnen „U hebt niet goed opgelet. Anders zoudt langs natuurlijken weg. u hebben geboord, dat ik telkens slechts een copie te koop heb aangeboden. NeBij all« apolh. en drog. 1.62, 1.47, 0.76, 0.41, p. II, gen copieën van een en hetzelfde schilderij is toch iets, wat ook u zich wel kunt voorstellen?" „Dat is zoo! Maar dat iemand tien- ja, zelfs vyftienduizend mark voor een copie wil betalen, dat begryp ik toch absoluut niet. Ach het schijnt den beeren zooveel waard te zyn. Ik heb zelfs een kooper, die veertigduizend marH zal moeten betalen. Ik heb geen vastgestelde pryzen. Ik richt mij volkomen naar de koopkracht van myn cliënten, als ik den prijs bepaal. Als ik den prys echter eenmaal heb vastgesteld, dan wyk ik er echter onder geen enkele voorwaarde meer van af. Voor het overige zou ik u echter, eer wy een ander onderwerp van gesprek aansnyden, nog wi'len zeggen, dat geen enkele van myri klanten behoeft te weten, dat ik meer dan één copie van dien Meunier bezit. Ik heb u reeds gezegd, dat ik niets doe, wat in den zin van het wetboek van strafrecht als bedrog kan worden aangemerkt, maar daarom houd ik er toch met van, myn kaarten altyd voor myn zakenvrienden op tafel te leggen. Maar nu zullen wy eens beginnen een plan de campagne voor vanavond op te maken. Danst u?" „Zoo tamelijk " ' „Dat treft uitstekend! Rent u verloofd of getrouwd/ „Neen. Geen van beiden." , u * „„ „Weer uitstekend! Dan kunnen we zeggen, dat de slag haast gewonnen is!" tt ,.Ik begryp er niets van ' . Ik zafhet u verklaren. U hebt nog ongeveer tien minuten den tiid om zich vertrouwd te maken met de gedachte, dat wy hier aanstonds door uw verloofde worden afgehaald, om met zyn drieën een bezoek te gaan brengen aan uw directeur-generaal Meyerhort. Thiel keek even verbaasd.... Toen vroeg hy: „Het zou me wel interesseeren iets naders omtrent myn „verloofde" te mogen vernemen. Is ze nog jong?" . „ . . < , .. „Ja. Maak u däär geen zorgen over! Ze is jong èn knap. Dat hoor ik graag. Vertelt u me echter nog wat meer van haar. "Goed. Ik begryp uw nieuwsgierigheid. Uw verloofde is van middelmatige lengte; ze is donkerblond, niet overdreven slank, maar ook absoluut niet wat men noemt dik! Ze heeft groote bruine oogen een hoog voorhoofd en een mooi gevormden mond. — Kunt u ven naar deze beschrijving een voorstelling van uw verloofde maken.' „Neen, maar in ieder geval kan ik u^afgaande op uw beschryvuig, wél zeggen, dat het niet myn „type" is!" „Dat is natuurlijk jammer. Maar gelukkig komt het er met op aan, of uw verloofde uw „type" is. Relangryker is — of eigenlyk: alléén belangrijk is, dat uw verloofde het type van uw directeur is. — Begrijpt u my?" „Absoluut niet." . „Dan zal ik mij veroorloven wat duidelyker te zyn! 'Niets zal me liever zyn." Goed. We zijn het er toch over eens, dat het voor u nuttig zou ziin, indien u uw directeur, professor Gussmann, kon leeren kennen/ Gelukkig heb ik my reeds eenigen tyd met hem beziggehouden en kan ik u daarom van dienst ziin. Als ik van plan ben met iemand
Die sloopende rheumatiek
Ä^M
door WERNER SCHELLE GEAUTORISEERDE
Dr Theo Tbitl. «cheikundigt van beroep, maakt op een nacht door eeo toeval kennis met Ludwig Närz. die er. zooals hij regt, zijn beroep van maakt om bedrieger» te llim af te zijn, In denzelfden nacht wordt er op het bureau van de Alpha-Werke, waar Dr, Thiel is aangesteld, ingebroken en eenige scheikundige lormules gestolen, die van groot belang zijn voor een nieuw ezpenment. Ur. Hardtmann. de hootdscheikundige. betrekt commissaris Webern in de kwestie en "them uiteen dat alleen hij en Dr. Thiel van de formules wisten. Hij beweert, dat hl) de formule» heeft gevonden en dat Thiel deze alleen behoefd« te controleeren. Ur, Thiel, die hierdoor sterk onder verdenking komt te »taan. neemt zijn ontslag en besluit zichzelf van dezen blaam te zuiveren. Hij vertelt Webern, dat hij eemgen tijd tevoren een nieuw conserveeringsmiddel heeft uitgevonden, waarin zi)n chel. Dr. Hardtmann, geen vertrouwen had. Toen dien» scepticisme echter ongegrond bleek, heeft hij het doen voorkomen, alsof niet Dr. Thiel, maar hijzelf het middel had gevonden. Thiel gelooft daarom, dat. de inbraak gefingeerd is. Webern geeft hem te verstaan, dat zijn zaak er ilelht voorstaat indien hl) geen behoorlijk alibi heeft. Dit kan Thiel echter verschaffen, door Ludwig Nérz te laten bevestigen, dat hij in den bewu»ten nacht met Dr. Thiel heeft 9e»proken. Thiel gaat naar het café. waar hij Närz altijd kan treffen en vindt hem daar. Narz verzoekt hem getuige te willen zijn bij een zakelijk onderhoud met een onbekende.
Ofschoon de scheikundige de langzaam op gang komende onderhandelingen opmerkzaam volgde, duurde het toch tamelijk lang eer hij begreep, om wat voor een zaak het eigenlvjk ging. Zooveel was hem spoedig duidelijk, dat het een voorwerp betrof, dat Närz aan den onbekende wilde verkoopen.Wat voor een voorwerp het was, liet zich echter aanvankelijk niet gemakkelijk vaststellen. „Vijftienduizend mark voor een Meunier is te veel, verklaarde de vreemde. , . ,, u ► Närz lachte geringschattend. „Voor een echten Meunier zou het tienvoudige nog niet te veel zijn! Ik wys er dan ook nadrukkelyk op, dat het om een copie van een Meunier gaat; daarvoor is vjjltienduizend mark het juiste bedrag — wanneer de copie namelijk goed is, en daar sta ik voor in. Ze is nauwelijks van het origineel te onderscheiden!" .. , , • , Langzamerhand begon Thiel te begrijpen, dat het om den verkoop van een schilderij ging: om den verkoop van een copie van een schilder« van Meunier. ... At Het duurde een heele poos tot de onbekende had begrepen, dat Närz niets van den prijs wilde laten vallen. De beide onderhandelaars werden het ten slotte eens. Närz had aan den pfys van vyftienduizend mark vastgehouden, betaalbaar by de levering van het schilderij. ,. v • u Toen de onbekende afscheid had genomen, wendde Narz zich weer tot den scheikundige. „Neem me niet kwalyk, dat ik u zoo lang moest laten wachten! Maar nu verzoek ik u, my te willen mededeelen, wat u op uw hart hebt." . Thiel had, ondanks het feit, dat hy Ludwig Narz pas sinds kort kende toch een onbegrensd vertrouwen in hem. De man scheen door een waas van geheimzinnigheden omgeven te zyn, die hem tot een bijzondere persoonlijkheid stempelden. Thiel vertelde dus eerlyk, alles wat hem bezwaarde. Närz luisterde opmerkzaam toe. „Uw zaak staat niet bijster gunstig," verklaard« hy toen. „Het zal wel niet gemakkelijk zyn uw achtenswaardigen chef als den schuldige aan te wijzen. Ik ken Hardtmann en weet, dat hy met gemakkelijk te overtroeven is." ,Waar hebt u Hardtmann leeren kennen? „Als u denkt, dat ik op normale wijze aan uw chef werd yooraesteld, dan moet ik u teleurstellen. Dr. Hardtmann heeft met het genoegen my te kennen; hij heeft alleen de eer dat ik hem ken. Ik heb u toch immers reeds vluchtig verteld, dat ik my af en toe wel met scheikunde bezighoudt? By het soort zaken, dat ik doe, dien ik in de allereerste plaats de menschen, met wien ik te doen krijg, wat nader te bekyken. Van de Alpha-Werke heb ik reeds twee beeren wat nader bekeken, en wel behalve uw dr. Hardtmann, ook den technischen directeur, professor Gussmann. Heeft deze eigenlijk ook iets met de patent-geschiedenis uit te staan/ Heel veel zelfs! Hy is de chef van Hardtmann, en alles hangt er van af wien Gussmann meer gelooft: zyn hoofd-scheikundige of mij. Helaas heeft mijn chef meer gelegenheid dan ik om professor Gussmann te beïnvloeden: ik heb Gussmann in het afgeloopen jaar in het geheel twee- of driemaal kunnen spreken. Hardtmann gat my bij ons onderhoud dan ook reeds te kennen, dat Gussmann geheel aan zyn zyde stond." .. . ,. • , t „Het zou dus wel zeer nuttig kunnen zyn, indien u.zich met professor Gussmann in verbinding kon stellen?" Maar dat is onmogelijk! Anders had ik het al lang gedaan. Gussmann ontvangt niemand van zyn ondergeschikten! „Dat hoeft hij ook niet! ^et zou veel gunstiger zyn, indien het onderhoud op een neutrale plaats kon gevoerd worden. „Zelfs wanneer ik hem ergens tegen het lyf zou kunnen loopen, zou bü er nauwelijks voor te vinden zijn, mij te woord te staan. Daar is wel iets aan te doen!" Närz keek den scheikundige, die
VER TALI N^
zich tamelijk hulpeloos voelde, glimlachend aan en ging toen verder: „U hebt werkelijk geluk! Als ik niet juist een zaakje in uw kringen aan de hand had, zou ik waarschijnlijk niet kunnen helpen. Nu biedt dit echter slechts geringe moeilijkheden. Ik geloof, dat bet zoo te arrangeeren is, dat professor Gussmann nog vandaag veel belangstelling voor u zal toonen. Voorwaarde is echter allereerst, dät u over avondkleeding beschikt." Hy keek den scheikundige vragend aan. „Als smoking voldoende is?" „Als u niets anders hebt, is het voldoende. Rok was beter, maar het gaat met een smoking. Indien u zich dus aan mijn leiding wilt toevertrouwen, dai» gaat u nu naar huis en verkleedt u zich. Ik zal hetzelfde doen. En wanneer u het goed vindt, ontmoeten wy elkaar hier weer over precies twee uur!" De scheikundige stemde hierin gaarne toe. Hy was zoo benieuwd naar hetgeen er zou komen, dat hy ook gaarne van de party geweest zou zyn, indien hy geenerlei persoonlijk voordeel van het verdere verloop van het geval zou hebben. Närz was er reeds, toen Thiel, nadat hy zich, voor den tweeden keer dien dag, verkleed had, het café betrad. Närz was niet alleen. Aan zyn tafeltje zat een heer van middelbaren leeftijd, die er uitzag als een Engelschraan, die óp reis was. Thiel wilde aan een der tafeltjes in de nabijheid plaats nemen; Närz wenkte hem echter en stelde hem aan den ander voor. Den naam kon Thiel weer niet verstaan. Een overdreven vriendelyken indruk maakte de ander niet. „Mynheer Närz," verklaarde hy, „ik ben hier om een zaak met u af te handelen, en wel een zaak, die niet noodzakelijk bekend behoeft te worden! Ik heb er mij reeds vaak over verbaasd, dat u de onderhandelingen in een publiek lokaal wilde voeren. Het is my evenwel volkomen onbegrijpelijk, dat u er nu ook nog een getuige bij haalt! Ik moet dezen heer daarom dringend verzoeken, aan een ander tafeltje te willen wachten tot wy klaar zijn." Voordat Thiel kon antwoorden, had Närz het woord genomen. „Dr. Thiel is een vriend van my: Ik sta er op, dat wy onze onderhandelingen voeren in zyn tegenwoordigheid." „Dan geef ik er de voorkeur aan, de onderhandelingen af te breken," zei de onbekende. „Zooals u wilt," zei Närz. De ander stond op en trok zyn jas aan. Toen hy echter zag, dat Närz hierop niet reageerde, gaf hy zich gewonnen en trok zyn jas weer uit en ging, een beetje timide, weer zitten. Terwijl de door de komst van Thiel onderbroken onderhandelingen weer langzaam op gang kwamen, wierp hy nog herhaalde malen woedende blikken op den scheikundige. HOOFDSTUK DRIE. Het voorwerp der onderhandelingen moest Thiel wel verbazen. Hij moest vaststellen, dat het weer om den verkoop van een schilderij ging, en weer klaarblijkelijk om hetzelfde schilderij, dat reeds eenige uren geleden op dezelfde plaats het voorwerp der door Närz gevoerde onderhandelingen was geweest! Wéér viel de naam van den schilder Meunier, en wéér legde Närz er den nadruk op, dat hy beslist wilde verklaren, dat het geen échte Meunier, maar een copie betrof. Als prijs werd \lit keer de som van tienduizend mark genoemd. Wéér werden de beide beeren het na eenig over een weer praten eens. De onbekende man nam afscheid van Närz met een hartelyken handdruk, van Thiel evenwel met een koele en nog altijd wantrouwende buiging. „Ik begrijp het niet," zei Tiel tegen zyn nieuwen vriend. „Is dit hetzelfde schilderij, dat u vandaag reeds een keer verkocht hebt? Hebt u dan de onderhandelingen, die u reeds eerder hebt gevoerd, ongedaan gemaakt?" „Absoluut niet." Maar waarom wilt u het schilderij dan ook aan dezen zonderlingen man verkoopen? Vanmiddag werd er u toch vijftienduizend mark voor geboden?" „Ik wil bet aan alletwee verkoopen." „Hetzelfde schilderij?" „In zekeren zin, ja!" „Dat snap ik niet." „Dat begryp ik. Als u my wat langer kent, zult u nog wel eens meer dingen merken, die u niet snapt. Ik kan u overigens verraden, dat ik het schilderij, waarvan sprake is, in het geheel negen keer wil verkoopen. In zeven gevallen is de zaak reeds in kannen en kruiken; de beide andere koopers zullen ook nog wel op de proppen komen.
KRUSCHEN
„Welzeker, maar ketje open. En verschrikkelük!" daar gaat al een open."
weer één lotochten hier, „Kalm aan, tweede loket
„Ook dat nog! tS Minuten is die trein maar te laat en ik sta hier met een barre verkoudheid . . ."
zaken te doen, dan houd ik mij eerst, zooals ik u reeds, geloof ik, gezegd heb, terdege met hem bezig. Onder andere stel ik vast, wat — om uw uitdrukking te gebruiken — zyn „type" is. Welnu: professor Gussmann heeft den laatstentyd meermalen gelegenheid gehad met verschillende dames kennis temaken! Eén keer verloor een dame, die voor hem uitliep, iets uit haar taschje, dat hij voor haar kon oprapen en het haar teruggeven. Een tweeden keer uri]! merkte hy, dat op een concert zyn De zuurstof, noodig om Uw huid gezond te houden plaats door een da- en gaaf; Uw teint jeugdig en frisch. me was ingenomen, die zich in het num- 't Is zoo eenvoudig: iederen morgen een weinigje mer van de plaats Radox in Uw waschwater en miljoenen zuurstofvergist had. Een der- bellen komen in actie. Tot in de kleinste poriën den keer was het en in de meest verborgen hoekjes dringen ze de'huid weer een ander toe- binnen en doen hun weldadig, reinigend werk. val, dat hem klaar- Met Radox geen verstopte poriën meer. En daarmede blijkelijk de gele- is ook de oorzaak weggenomen van vale plekken, genheid gaf om op gemakkelijke wyze puistjes of vetwormpjes. Een heerlijk middel dat Radox nader kennis te ma■ onmisbaar voor de moderne ken met de betrokvrouw die weet wat het waard ken dame. Ik moet is: een gezonde huid, frisch en er nog bijvoegen, dat jeugdig . . . Gebruik voortaan het in alle drie de geóók Radox voor Uw teint. vallen werkelijk zeer knappe vrouwen waren! Maar tot dusver heeft professor Gussmann slechts één keer wat ik prozaïsch zou willen noemen: gebeten, en wel by de jongedaapot'n en drogisten a 41 ets per pak — 15 me, die wij aanpakje Incl. verb, omzetbelasting. stonds hier als uw verloofde verwach ... —, udi ij yy ten. We mogen daarom, geloof ik, wel a van den professor nabij komt. I^e dame is overigens een zeer goede bekende van my. Professor Gussman heeft tot zyn groote verbazing moeten vaststellen, dat het heelemaal niet zoo eenvoudig was als het aanvankelijk leek, om nader met haar in contact te komen. Toen hy zoo ver was, dat zyn belangstelling voor het meisje met meer voor haar verborgen kon blijven, moest hy namelyk vaststellen dat myn vriendin uit zyn gezichtskring verdween. En professor Gussmann zal de jonge dame niet eerder terugzien dan wanneer ik het noodzakelijk vind. U zult begrijpen, dat ik hierdoor een zeer gemakkelijke manier heb om kennis met den professor te maken Ik hoef my, naar ik geloof, slechts in gezelschap van de bewuste
zuursi
(Zie oervola tlden in dit no.)
„Gezondheid.'... en Wybertjes, man!"
„Ik ga principieel nooit zonder Wybert-tabletjes op reis. Dat is m\jn reisverzekering tégen hoest en verkoudheid."
ÄMfcBRUIN
u
c r-
fcD U O
^ u CS
3J -O
8 _
c l)
D
EEN VREEMDE.WONDER-
•u u u ■rr» « "O
^
FiLM „ZWISCHEN HAMTeeiren ing
c
BURG UND HAITI"
u ■a u c
In de film van de Ufa „Zwischen Haroburg und Haiti" ontrolt zich voor de blikken der toeschouwers een vreemde, wonderlijke wereld. Het is alsof er één groote tropische tuin ligt langs den schitterenden bocht van „Port-au-Prince"; op den achtergrond domineert een schilderachtig, grillig berglandschap. Tegen de hellingen liggen de koffieaanplantingen, dre het meest waardevolle bezit van het land vormen; daarlusschen verspreid doemen de kleine nederzettingen van de zwarte boeren op. In de vlakte strekken zich weelderige akkers uit, die katoen, suikerriet en bananen opleveren. Voor velen, die de film zien, is dit een ware openbaring. Wie heeft zith eigenlijk wel eens goed een voorstelling van Haiti gemaakt? Het ligt dan ook tamelijk ver weg van het gewone toeristenverkeer. Als iemand een uitstapje naar de Antillen onderneemt, dan wordt hij vooral aangetrokken door het groote eiland Cuba met de verblindend mooie tropische stad Havanna. De naburige neger-eilanden laat men dan meestal links liggen, waarschijnlijk ook omdat op een of andere wijze de meening heeft post gevat, dat blanken daar niet welkom zijn. Dit is echter maar gedeeltelijk waar. Wel zien de bewoners van Haiti, negers en Mulatten, wier voorouders tegen het einde van de 18e eeuw het juk der slavernij hebben afgeschud en hun tirannen verdreven, in hun vrijheid begrijpelijk een kostbaar goed. Uit vrees, dat zij die weer zouden kunnen verliezen, hebben zij zich dan ook langen tijd geheel van de buitenwereld afgesloten. Slechts Duitschers en Zwitsers werd het toegestaan, zich op Haiti te vestigen. Het voornaamste deel van den handel was daarom in handen van Duitsche kooplieden en het was voornamelijk de Hanseatische scheepvaart, die de havens van Haiti beheerschte. Daarom is de Duitsche ondernemer in de film „Zwischen Hamburg und Haiti" een typische verschijning. De komst der blanken op Haiti heeft den bewoners overigens geen nadeelen gebracht, Integendeel. Aan de grootere organisatorische talenten van het blanke ras heeft Haiti een grooten economischen opbloei te danken; prachtige auto-wegen, moderne ziekenhuizen en voor alles... veiligheid en vredel Daarvan profiteeren de drie millioen
C
«J —.
O u O N
._3 -« 2 > w o :^>
-M
> u u c 9 1)
c u u
c
T3 in
rt
• « n -* £ c u
'S 60JJ rt' 0 2 u > d
aj —.
u
ü
c
u
rr j2
ÖD co C rt
~
> -< u S "O
O X
-^
4J
>
Qï Z
N H
T3 M)
bO CS
«
>
cS ,4 E rt aj t4 nS :~ es ^j
u
IH
-o
4J
Gisela
Uhlen, Walter
Lieck
en Grethe Weiser.
C cS cS
boeren hel meest, hetgeen zij zelf duidelijk te verstaan geven. Als de — Amerikaansche — president door het land reist — Haiti behoort tot Amerika — worden er overal eerepoorten voor hem opgericht, waaraan de boerenmenschen dan allerlei voorwerpen ophangen ten bewijze van hun welstand: spiksplinternieuwe keukengereedschappen, bont gekleurde vrouwenkleeren, elegante heerenkostuums en schoenen. Het bezit van schoenen beteekent ook heden ten dage nog iets bijzonders. Eens immers onderscheidden zich hierdoor de vrijgelatenen van de slavenl Door de film „Zwischen Hamburg und Haiti" leeren wij het natuurschoon en de maatschappelijke toestanden op het eiland kennen en er zal wel niemand zijn, die zich door de opeenvolging der afwisselende prachtige en boeiende beelden niet bekoord voelt...
Een scène op Haiti.
u cS cS
a.
E
'a4>
(O
^
C
I -O**u -g ="
O -o :^ f
" ff-S bßg
°J
bß = l) O
c
c «
- d IH
IH
v ffi J2
E cS
U -O
c
C u
s ■-
2
u
^ (/:
I-
4H
')
cS
E 5P -O O O H ^ g Ö IH
in
..
N
"g
.
w
O
co
t3
E
«
cS
O. O J3
IH
cS CS
E
E
rt >
V N
4^
CS IH C CU "H-I w _ JC rt
V bß
bß 4~>
O
gj
.„.5 S
bß bßX)
t) "O „O ^ 13 «3 —" . IH 4J O ^ 3 U
■s ^ o U bc-d
C/D
^
OJ
^
O E
2 .E ^2 J4 !-
E
J=
3
4J 1) -E > CS
^
4-J -j
OT
E U
E 1 tl U E
".■^
J= JE
E
••H
cS
rt
C
J3
y3<
>
CO N
O
c
C
4-J
C
IH
>^
V bD
S u JÜ
c c
1)
5 T3 IH
>
IH
Is ^ Ë ^ « Z
TI
E U CS
E
U
EU U N
W
'Si V3
ü ^
b; -o ^
O
J2
« rt ^ 2
§2^ .a
E
.2 cs fc
3 en
rt 1--,
J= l-J — C
"
CS
o^. 53" C J4
00
u
Crt 52
E-
X rt rt
bC
rt
3
>/, — U
U
T3
O
., ,
co ;—!
r^
ü ■
S S 'u ü H= "O
o
N
3
u
E
H-
W
3- -o bß o
o
■
E
t-
E
:E"' N
es y JE
bD
U
*H
CV
lH ^-'
u
e § IH JE
-a -a
cu
CJ
T3 y
-o ; -o a
U ai l)
o
^H -TH
E
b£ rt ^
"H
O ^-0 4-.
h
-j 1)
13
c- o Ë %
bß ,-a rt
JD
r^i
E u UH'
JE
■^X U
4J
E
PH
cu bß
+H
•
N
rt rt
en
^
2 E
U -. cu o rt ^
c,S 'C u
rt TD X x:
, u u IH
^2
(U CJ
CS
E
13
bß
O O
rt rt
rtjjrtjjuEO
0
^
*H 4-1
v
c •£■
'e u y
E C bO rt ET» r- äß^ N -s u . -m — cu
a.J4
o p ^-> aj E o IE > w "O
en
E
rt u
^
K-o
E
o bü
(U . JE -O E
E C 'E
WH U
14 U
-g _ -*
cu 4-l
•r bß.S :E^ E > rE rt ■Ti *-*-* rt O
eu O
rt ,,
r- " E an E " w et O IH - u IH O .tL,J= - u
-^ rt
-^ 3 J
rt c e
5 ^rt
V
--a
OJ
JC
>
JH
4- _.
CJ 5 jj j: -5 u u n ï: u N
-
u 04^ A bß O
4-i
u
1)
bß g -= C
IH uÜ-S-^iSu 4H bßC O E G
«j —
'^
1 t
E
E N
re
E
<ü
u -r) u "
N
>-^ ^ rt
fll
"O
E
E U
j2
£
1)
> .c!i JJ
IU
rt S ■"
.
CS
•—.'S ^i "O u
rt
-^ E cS
<<
«
J= E
a. ?"-a § 2-^ UT3 13
E :E^ o u > N .r, u o
5J
S-^w g
LTD
CJ
i2 ^
o i; ja u c
bD
o
rt a 5 ïs O
U
^/E
E
E
"O
^ ~
n u ^o
en
E- 5
•-■"O N ■-£
U
<; in E ■ '5
N 'U
" i
PL,
C U
^ E tß'E ^ 'X C/5
E ^
■^1
Ê
•p c -=; t
.2 ^
IH
i ^ yj. iso
S2 u|^-|c .^ S^ O ^ rt uis<
p
E
i> ^es
-o ., -a ïj ^3.5 c1) 4-1 -aO c u .« & § g äD E u-t, rt ii O bß 5- S E r* CS co CNW^ u g c •- X
E l)
4H :a
o 'S U Ë
H El
^£
t)
c ^^-5 = a/ u rt 3 y T3 ^ u > . bß C S f. E
U
E
c
"p
u gbß u
3 _ C
«5
tß." ■»-o ^
.^JC
-
CS
C
E " ° -n
fi\
•^
U
CS .—, cS
-c %
1(H
IH
cS _D 4^
0
14 E cu
4-1
CS <
i^
6es "x3 >• "
U
2 "Ort-Sbß
0 5 o Q
U
o o IH
■Co —' '-o
« J^
rt
C 4I, -r!
-X
—;
^ rt" T3 rt
IH
5es Iqj-
•Lc o
E J= «5 c t) JE ^ —
E J) O
C -^
*
-o
E CS
E
U
N<
O « «)J2 E
E.H
. u bON 5e f)
IH
— 3 -O
C
6X)
u "O
E u J2
"E f, -D.H
c
O
O O ■£■
c
^ e
r- SC O cS "O E E
o >
o O
ir.
JE ^
rt
u u y üß CÜD E
iß es u >
OJ
E
E CO
JE
. ^?f >
co —. ai
C
«H
c
CS
JE
fl)
E o Q
bpu cS -E Eu J4 E '-3 -a E
E
U, E
«J _4 ÏH
O J»J
:E^
W U -o
, CS g -p ^ -C w -^
U
bß
rt "2 c
,_ E
o o u «
E CS
u
u
•0 cS t. JJ
-O ■*"
CO
IH
o.
CS
"O E
IH
«>
-
•E "O
5^ u
Q ° «
E
^
-a
,IH "^ U Ë .. V 3 tt
IH
- j^
IEP
a
v
bD >
rt
U
u
E JJ
JE
^ ^
o. bß o JÜ I-a ü J3 u u _. 2 "b T3 JE 1/1 bßü bfl 3 u 3 cS E o c 2 u E ?je c Zlx^T J?:ES a ^ U cu -E E J= Ë C o O S « bß bß ? Ë E N 1 O •-" U N U n e jS t) CU : E C "ß.,," « c O C rt j bß^; res *-' s a •-P i? N o E E JE " ^4 4H < •r'
c cS CS cS Ï5 <+4 ü es -c c w >4 o CS E JE^ IH E : rt JH :E^ rt ^ u „ > -a u § IH t: ü « ^ 5 es ü JS NJ -o N Q U -—.JE 'S es i: y - fij •H *H ^ CS > X HL, t/5 55 r< CS "Ö >
S) s
E
u bß
= c-ï ECS 1-q^ m
JH
«j
E w o E IH
0
* t-
-c ^ "O
w bc'•»
o
'M
4H
Üß >
E Q Q
Ir* 23 >
tn £ O -Q -E
N
_ *Ä
y
N
in
IH O
s
>
" c
r-
?u
J5 ^ S
u "2 w
1>
E W
X}
"3 -O U u cS E
3 ^ ^ _ U c U '■> ■ —
N
rt l
c V
^
>> a,
E
u IH71. u Ti JO JE
C
r- -o "u ji E ■- "O E
E JE
1% -2
rt i
ë^H
E c <; -a o "'S E Q
«u 3 J5 O O E C E ' ^ E
bß ,
J:
cS N
-C es
!H
cs.ï
c«
l> O
4J T3 -o
'5:.
E O
^■
"O "O ■"
C Ë
"!
Cd rt cS
V
-
u > w
E
> .CO
u c
£■
c
3
E .'E"'
O
N
!H
*3 TD
es u ^
^^ J=
es c
E
Q
O
I o
1- •—, s«J •-= CS
iu :
bß >
O
U
O -
-o 3
■* v JE :^
ü
j^E
O. ü
N
O
U
C o
uQ
E
"
w
O
-
■f,
c
u C cS >
u ^
1)
>
s ^ -s« &D 2
E —
CS
u -a ' s:
V
cu3 C «* u 1* *^ .r. r, cS " J^ J5 öß bß yn"
se
.£ r> — " tDX E
w T3
c
>
B^^ C
u
_- rt
IH
l) X^> y
Ü
s °
S
T3 E -o
CS
3 O
o
f/l
. v S « o
'en
es u öC D S IH ä
u
4-
.ÏÏ3
'■"
3 O
S
N
-a Z
!::
a U ^ u ._< u Ë Ü
cS
Jü u
c
CS
C
^ 3 H-,
E O EDO ^ _ j., J5 ....
E V
4-1
E O N E^ 4-4 r-. U
14 O
bß >
Sc ^ ^
J
u
" S^^ c 0^2 w IH
^^ S
OJ
U
.JE cS
« • E to
IH
'S « ^ S N cS g ? T3 ? . C IH OJ u o jO -a o *H 4J
1< IH
^
>
f-^ 4-. c
e
t<
6i o
O bß
u
"O u
O 3 C
u ^ O
■« E
"H
t/i
U
J3
OH
C T3
-2 .E
-a :E--o -
u
.WJ
C U
2 bO 3 C O
4-.
32 S^ „ U
lH
3 rt —•
"-a^
"O «
3
«J
E
O ■N
w Ë^
u O -5 c .^ O l
4-.
SH
S c
N
O S
u "0
N
3 ^ 'ë >
- _jr
u -o u a-'E O u o
-
o
H
c
C ^
= h -1
E c E
-È u
O V '"
E E
ü "O
u S
1
«J
u
Ü
w^ C tjO
:
4J
0
c ■-
C3
CO
u-G
H C 5
bß
^5 C
E « ^ c «
aj (U
E «J T3
-T;
bc ,
j> u "O -F o
H
bO u >
w
cS 7ZL.1 c "O
TS--
G O -O
jj
(U
W3
u >
E
U
—■ rt ai Ä T3 ^ u ■
u i- c u N
1) .E^. =
u
e ■*-'
>
fc,
{X 1)
y "
ü~ ü ^ 5?-^
E
E ^^
U
N
'12g uw^
« > c v
_, U •-
-¥ -c
4-)
Il §
=
tJDOV
E ^3
o u c « «
-C
c
«
r
N "O
ï*
N
.
c
O
x -o
? O 14 ?
4J
E e
u c s
i- Jxl u O t> 'N O
bo ^
ößg
iTj
5"^ S o
rt
IM
N
"
i u ^s -.
u
7t
E
U
ei
IH
E O N
S 2 S
. -C JE
U T3
N
c >-
Ti
(L>
E U
'2V
E es
•- -^ "O
'S —i N cfl
^ c
il
U
2 S
N -o
••
.S ^
T) "
N
e w o 2'N OJ o c u -a w y ,„ ï o o
E
"3 c E
rt u ä
rt .
u
c«
7!
>
J3 ^i en
W
ai 3 T3 O „ N «
u u
rt
IH
IS 4-
5,1
CU
"O -O 1) c
u -o Ë
.5 o >
y N ■
u -a
^
E
u
rt
V
LIJKE WERELD INDE UFA-
o
T3
u 0 c -o
^ ^u e
„ ü >
^
c
N
6
4-»
SS
c u
-C
-o
£/>
i.c o a. o o c
u >
T3 C OJ
U
rt
I
J3
Ui
^ 'N u ;- u
u
es -C
-i
-a-s t5
O
u
«
B u > u u O N
CS
-a .2 '5 JJ
1)
al O O N
Ti
rt
u
13
CJ
o So Ë
S E _
" bOÜ 5 N ü
? T3
O r.
p 2 " "
«T
f*- n 3 "
^ S.a
ft 3
3
„.Si ,
«
CL <
rt n rt
^
S.
O rt
O
3
2-'On pffi
1-1
rt 3
er _ o-Ä 3
ft (X
^
" <
rt 3rt 3 si rt gP O S 3^N
p3fa.^
3
c ft £L
4-
o
p
3
_
2 rt ="
s tfc
3
3
•
3
a-S-« 8 ^ ë O" -
^
a
3
s
Qu
§ 3 P
Cu
<
rt
3 O ^ 3-Ë.S P sr rt CL rt rt
^ ft
"(i x^ 3 ti> r ^ > ft „ P O. N
q 3 I'
1-3 3
ere . 3 S
ex'
PD ft
ft3- ?5 "
2 N E" 3 x* '-'■ ^
n
3
-
3-rt «,-
a> '"■ S Q. ft N
rt g
2. <
».. 3 2.cr? g 3 -r^q g »
P
o rt
. p s «w-a (j p ft ft O.
rt CLCT2
— rt 2 < c:: TT 2 n' ^ rt o o 3 2 t-7-e) 3
en
••
13-
1-»
o rt o rt' s S S 3 ^ 3 3 CL 3 P
g S N3
M
3
—
ft
CL 3_ 3
gCL<
^"«CLS
a P
3
30f5
3
3" K
3" 3"
sc f»
3 ft f» CL 3" P 3 rt rt P c f» q js. ere 3 3 3 CL0 if^^^rt-mjiirtrtrt < uw OQ <.rtnNrr Ort-« rt^ N CL rt -"r-rt ;? 3-3 3 «re rt pi 3-3 n 3 P, r f O .. 3 o» « «• 3 " ^ CL r^Cf<5 ^S;rtrt'-h33iia2fre9'rt«E e3 3 3 3 O . O. s. P en N CLCtP rt- P O CL O 3 N 3 3 o »
«
o o- s
ft l.-"&qls"a2'S^
?«rt2
ft rt SäS2§ rt ft I>.> ft 5 rt rt 1 N rt a. 3 i3: er 3 3^ n 95 < n ^ o S 2 S- ST 2. ET & 3 ^ 0
B-S*©
tn
O 1 3^
S Mï; ;;■ S f' 3
cr rt f* rt
00^ n
rt^'^-o 2 3* 2 e f; rt 3 p. S rtrt O n H— rttT* ^
< c f ^ o S ft E 3 t3: o ft
en ■o
CL
rt 21 JT O 3 =:• 5. § "o ere
3 rt rt CR
< ft § 3 a9-
?
o fc1
n N
i<3-5:3 .<
a" rt
ft < 2
3- rt ere Sp3 (?
8^"
3"
^
^ rt D. p CL ^ 3 o O. P ö" O 3" 3 c:: p
3 CL
2-8 K« § : 3 N
p
rt
lts 1
£-3 P
ft .• a f»
rt
c , >-!
CL <• o
5
3 ere
P P
P P
-
3
CL rt»
rt ft
P § S r 3 o. ^ C g-i: * S* rt 3 o o- 3-cre ft I»-- ft 3 s. 3 P ■ 3■ SJ rt c rt rt-
n ïï.
N
- 't
ft "-<
rt ,.? ^ - ort
rt
rt
cr
M O ere
?r
'T*-
S o- „O. &-§ g ere ^3-.
rt '—•
P rt-
ere a ?5«:
ere 3^ o^
<> ^ P rie» P "O rttr R o rt F Ä w PT ff 3&-. " E. 3 p ft p rt3 C. o i3: o-.
N
Ä
rt- O
CL 05 3-
K
^3 ë
3 - N 2. ft CL O-
3
D
0 3
P
3
3
ar
CL rt
rt ^ r er
1%
Puft
ü-H
P
(u
rt
2. ft
E.
« 3cë O
ere rt rt rt
rt
P
P P en
rt g 3 rt CL
ft ft
H§ S''S"Hp| Scre
CL P O-
Ep 3 ft rt jf 5 ft 3" 3
p
p
1
33*3-
P CL §I«ö F" 1^'«r^^^^F^s^-Ärt 2 ^ ° s- " ' o S 2^ N §!.3S 3 z -r ft2 tp: Z^ 2 g,-
gr ^^ <
P "
rt 2^g £fë0| — 33 "t 2 a. iai?^ 3-^ P ft ^ ft ft s « «'d-Q
rt
S P rt p
o N 13 rt
3^3 3 P C
S"^ ^§ s^- 3* 3 rt rt '^3
« gr
►1
a3 ^
•2 -o- NTO « g: O. ^' ^■,^.C§a.§:a.i33&-§ « 0 IS. S-S ^8^ w'S* §CL ff3 ft3 ft p rt ?• rt rt< n 3 ft :*! P < ft
o 2ft a. 3 ""
3
sr o P <
"—■3-3
ft
< CP5 3* G.'3 ^ ^ 2 co ■— ft O rt o
ft ft
ff 5 o 0 o ft «c:: 2 ? 2
3" ff.rtj ft ^3-X. rt Lu p P P p
3
a
Q 3
3 5
3. N
« 3 o * ff ft ft rt % eres n 2.cre er T er CL ' 2.L~ rt ft N 3'?r
■ z
n
%*
%$-1*
1-^
e
O
.>•=•
ft
3" rt ' 3- rt rt rt "■ 3
3 Ev n. 2 ^
p- D-
c a-g. ^ rt ^
CL
N O r, 3" 3-D.
ft rt SJ ft
en
KO 3t3: 3
P < CL 2 CL rt
i8 s-
• 3
E-jr o. rt
P*> rt P ' ,<—: S"
s> 5:
rt
^33 O.
^ rt
§
3-3
rt 3 M ere rt 3
rt-
3
§^ cre_3
rt p 3 ^ JL ft ^— P MM rt-
< ^cre'
P
Ë. B er
rrt
■* ft
P
rt^
S3'?
rt rt
P S
< O
ft
B
? O
DE FILMSTER PAUL KLINGER
V3
(Foto KCglmr)
i^
_
_
_.
•
1
^
Rolverdeeling: Rosl Tante Olli Alois Korbinian Seppl Ignaz Toni
Heli Finkenzeller Erika v. Thellmann Hermann Erhardt Theodor Danegger Beppo Brem Oskar Sima H. Thorns
Aliijd even gemakkelijk heeft Rosl, de jonge en knappe erfgename van de „Zacherlbräu", het niet. Haar vader was een vrouwenhater en had zich uitsluitend met mannelijk personeel omgeven. Bij Rosl's erfenis behoorde dit overwegende mannelijke element op de boerderij, annex bierbrouwerij. Wel is waar is de brouwersbaas Alois een aardige kerel en Alois vindt Rosl ook erg aardig, maar van liefde is geen sprake. Dan is er nog de filosofeerende Korbinian, het levenswijze factotum, dat steeds over „de strategie der liefde" praat, Seppl, een onverschillige kok en vele andere manskerels, die er hun heerschappij uitoefenen. Rosl krijgt onverwacht een bondgenoote in tante Cilli Samhaber, eigenaresse van 'n dorpswinkeltje —niet meer zoo jong, en scherp als 'n scheermes — die huishoudster op de boerderij wordt. De tante zet zich graag in dit warme nestje, waar ze een goed leventje heeft en zeer listig overweegt ze de moge'ijkheid of haar broer Ignaz, dien zij voorstelt als het toppunt van hoffelijkheid en beschaving (maar die in werkelijkheid een onopgevoede domkop is) niet met Rosl zou kunnen trouwen, zoodat de Zacherlbräu langzamerhand haar eigendom zou worden. De tante komt en de strijd begint. De mannen voeren hem met hardnekkigen, verbeten, passieven weerstand; de tante met list en sluwheid. Alois is
Heli Finkenzeller en Hermann Erhardt.
Theodor Danegger, Erika von Thellmann en Heli Finkenzeller.
haar gevaarlijkste tegenstander. Maar Alois is geen intrigant. Hij zegt Rosl openhartig wat hij en z'n kameraden van de tante denken en. . . de ruzie is er al. Tante heeft het voorzien en engageert in het dorp een collectie meisjes, 's Avonds, bij het kegelen, komt het tot een breuk. De mannen verliezen, door een krijgslist van tante, hun partij en. . . hun betrekkingen. Voortaan zullen er vrouwen in de Zacherlbräu heerschen. Alleen Korbinian blijft in de brouwerij, de rest der mannen gaat heen, maar zij zinnen op wraak. Hun kans zal wel komen! Misschien op het bal in „De Os". Dan kunnen ze de meisjes wellicht tot andere gedachten bewegen. Maar tante Cilli laat de meisjes niet naar het bal gaan. Ze organiseert er zelf een, alleen voor vrouwen. Pogingen van de mannen om paniek te weeg te brengen, mislukken, maar eerlijk gezegd vinden de meisjes dit verre van plezierig. In elk geval: de zaak van de mannen staat er nog steeds slecht voor. Verheugd schrijft tante Cilli haar broer Ignaz, hoe hun kansen staan en hoe dom Rosl is. Dezen brief leest Korbinian en nu komt er een ommekeer in den strijd.'hfël bier, dat Korbinian brouwt, is zóó slecht, dat niemand het wil drinken. Het bestaan der Zacherlbräu staat op het spel. Alois moet terugkomen! Tante moet wel toestemmen. Maar nu komt Korbinian met een nieuw plan: Alois moet tante het hof maken! Dat zien de meisjes en wat de tante mag, mogen zij ook. Dien avond zijn er in de Zächerlbräu niet alleen vrouwen! Korbinians veldheerstalenten hebben steeds meer invloed. Het gelukt hem, na een poging om tante te veel bier te laten drinken, om den bewusten brief te stelen. Rosl is spinnijdig
over Alois' „liefde", maar als tante Cilli broer Ignaz laat komen, begint haar catastrophe. Ignaz gedraagt zich als een ongelikte beer en de mannen
EE MANNEN DE EAAS Erika von Thell mann en Oskar. Sima.
(WEIBERREGIMENT)
Theodor Danegger en
Erika von Thellmann.
kunnen eindelijk wraak nemen. Ten aanhoore van de heele bevolking leest Alois den brief van tante Cilli voor. De beide indringers, Cilli en Ignaz, worden weggehoond en eindelijk vindt Alois den moed om Rosl ten huwelijk te vragen.
Een Ufa-film onder regie van PROF.
Heli Finkenzeller en Erika von Thellmann.
KARL
RITTER
Heli Finkenzeller en Hermann Erhardt.
In de bestuurskamer van het WijnkoopersGildehuis. Aan den wand een „groot stuck schilderije" van ongeveer 1630, de overlieden van het gilde voorstellend.
Boven den ingang van het Wijnkoopcys-Gildehuis staat St. Urbanut gebeiteld, de schutspatroon der Wijngaardiers. Het poortje is gemaakt door Pieter de Keyser, een zoon van den beroemden bouwmeester Hendrick de Keyser. Het kwam in ongeveer 1633 gereed.
Oud-Amsterdam herbergt vele schoonhedenl Stedelingen en vreemdelingen beiden kunnen uren dwalen langs oude grachtjes, door nauwe steegjes en over pittoreske bruggetjes, en steeds weer zullen zij ergens plotseling, soms verborgen tusschen moderne gebouwen, een kostbaar geveltje, een prachtige deur, een antiek intérieur vinden, dat alle schilderachtigheid, alle kunst en rijkdom uit onzen Gouden Eeuw Voor oogen roept. Zoo'n kostbaar bezit uit de zeventiende eeuw Is ook het huisje in de Koestraat, vlak bij de Nieuwmarkt, genaamd het „Wijnkoopers-Gildehuis". Oorspronkelijk stond hier een van de rijkste en grootste kloosters van Amsterdam, het Bethaniënklooster. Dit klooster deelde het lot van vele anderen, en werd in 1578 door „d'onroomschen" gesloopt. Op de vrijgekomen ruimte verrezen de huizen van de Bethaniënstraat, Koestraat, enzoovoort. Een enkel stuk van het oude klooster bleef gespaard, en wel een steenen sluitstuk, voorstellende een satyrflguur, die nog heden in de gang van het WljnkoopersGildehuis bewaard wordt. Dit Gildehuls ontsnapte aan de sloopershanden, en Is thans één van de drie Gildehuizen, die dezen moeilijken tijd hebben kunnen doorstaan; het is nu een museum geworden, waarin vol zorg prachtige stukken uit de zeventiende eeuw bewaard en aan een belangstellend publiek getoond worden. Volko-
Een kijkje in een der kasten met de mooi gebeeldhouwde deuren, 'waarin oude wijnkanne/i, glazen, flesschen wijn en oude geschriften worden bewaard.
.WIMOOPEES - GILDEHUI Een zeer fraai bewerkte gildekist. Er bovenop 'n oude, mooi gedecoreerde kruik en een bedwarmer, eveneens uit den tijd toen het wijnkoopengilde nog bloeide.
men „in stij!", is het een wijnkoopersfirma, die de zorg voor het huis op zich heeft genomen, en het ook in den ouden trant In stand houdt. Een nauw en onaanzienlijk straatje is de Koestraat, en men zou niet verwachten er een prachtig stuk Oud-Holland te vinden. Bij den Ingang, een wondermooi poortje, gemaakt door Pieter de Keyser, zoon van den beroemden Hendrick de Keyser, worden wij verwelkomd door St. Urbanus zelf, patroon van de wijngaardiers. Hij staat daar gebeiteld in steen, een stoere oude baas, omringd door een krans van wingerdbladeren en druiventrossen. Het poortje was gereed in 163?; en toen betrok de Confrèrie van de Wijnkoopers het huis „De Toelast". Zoo heette het huis toen, want Toelast beteekent een groot wijnvat, een zeer toepasselijke naam dus, als men bedenkt dat het huls en de kelders vol stonden met zware, welgevulde wijnvaten. Twee eeuwen lang diende het Gildehuls als tehuis voor wijnkoopers, maar In 1821, dus 23 jaar na de opheffing der gilden, werd het door het Voormalig Wijnkoopersgllde gekocht. Een tijd van rampen, van verwaarloozing brak aan voor het huis, dat bijna „net als een mensch" zijn twaalf ambachten en dertien ongelukken meemaakte. Totdat In 1917 de firma Jacobus Boe-
len er medelijden mee kreeg, het liet restaureeren en inrichten als museum voor den wijnhandel. Het intérieur bevat nog heden de oorspronkelijke balklagen, mooie gebeeldhouwde deuren en menige curiositeit op het gebied van den wijnhandel. Er zijn glazen kasten met oude wijnflesschen, antieke glazen, hevels, men vindt er een Grieksch mengvat uit den tijd van Pericles, oude prenten, en geschriften. Vaten met houtsnijwerk, gildekisten, en oude gereedschappen uit den gildetijd, tooveren er een aangrijpende sfeer van vroeger eeuwen. Zonderling is het daarbij, dat er in de oude Gilde-bestuurskamer zelfs heden nog een zwakke geur van wijn hangt. Daar staan namelijk oude' vaten uit de tapperij aan den O. Z. Voorburgwal 14, dat schilderachtige huis van de „Vereeniging Hendrick de Keyser". Het is inderdaad een prijzenswaardige gedachte geweest, dit Wijnkoopers-Gildehuis In zijn ouden vorm te herstellen, daar wij, menschen van dezen gejaagden tijd, er de gelegenheid vinden om ons te verkwikken aan de rust en den vrede van Neerlands schoone en rijke verleden.
!_
e AMSTERDAM Oude flesschen en pullen, waarin vroeger wijn werd bewaard. o In het Wijnkoopan-Gildehui« vindt men o.a. nog «en ouden gevelsteen, gewijd aan het Wijnkoopertgild«, met een vooratalling van wijnvaten en wijnproevers. Boven hen een wijnhevel, zooals die vroeger werd gebruikt om groote vaten te ledigen. (Fofo'f Associaied Correspondents^
hij Regie: Werner Klingler
-
Tobis-film
de
steeds
bokssport met
nog
hart en
ziel
is toegedaan. Het is zijn ROLVERDEELING:
liefste wensche om thans
Eddie Steele (Hans Kessler) Attila Hörbiger Lilly Camilla Horn Otto Pleschke .... Ludwig Schmitz Felix Franke Heinz Seidler Grischa Schuwaloff Andrews Engelmann Gloria Adalet Ambrosio Galina Franz Hennappel Schmidt Dolly Jeanette Peter Jansen Steppke
Jakob Schönralh Hans Stiebner Reginald Pasch Charlott Daudert . Maria Sazarina Erich Fiedler . Heiner Dugal
in
Duitschland zijn erva-
ring en te
stellen.
Pleschke
York een —
^^ÊÊ
specialist
^ ^K^f^ m^Ê £B M
op
JJ
fcBy B^
c en
die
Me
in
ongehoord succes heeft, en in
een
slag,
bepaalden
maakt een
door goede
were|
'
dkampioen5tilel.
geworden
^^^^"
door
snel
succes,
zijn
reeds
een
In
den
geoefend
op
oogenblik
het 'n
oog
eerste
groot boks-
talent speurt. neemt
onder
zijn
den jongen leiding,
laat
hem profiteeren van zijn techniek, ding,
hij
op.
met
hij
dekt hij een jongeman, in wien
hem
staat
Samen
monteur Felix Franke ont-
kans
Overmoedig
dienst
zijn
en
ondervin-
vooral
techniek
van
door hem
van
den
zelf
de eens
uitgevon-
op het punt zijn carrière in gevaar te bren-
den
gen. Kort voor een beslissenden strijd moet
hem wil hij zijn eenmaal
zijn vriend en manager, Otto Pleschke, hem
afgebroken bokserscarrière
uit een nachtgelegenheid
voortzetten.
met een
MARIA SAZARINA
is
uitgevonden
bokser,
in
richt
sportschool
Hij Eddie Steele, een
kracht
van de opgroeiende jeugd
danseresje
halen,
waar
het laatste
hij
kwartiertje
gevreesden
En
slag.
hij
In
heeft
succes. Hij leidt hem van
voor den wedstrijd doorbrengt. Hier helpen
de
geen
den
naar de andere. Weldra
liefde
staat de wedstrijd om het
vriend,
verwijten ook
en
niet
vermaningen
de
trouwe,
van
ware
eene
overwinning
van een meisje, Lilly. Door de veeleischendheid van de verwende danseres verliest hij veel geld, en, het duurt niet lang, of dit wordt hem noodlottig.
Hij
bezwijkt voor het aanbod van den
manager
van zijn tegenstander, zich door dezen knock out te laten slaan, zoodat er door een revanche-strijd het dubbele bedrag te verdienen.
de
mogelijkheid
ontstaat om
Als hij in de vierde ronde van den bokswedstrijd bijna verslagen is,
bedenkt
Steele
zich
echter;
hij
springt
op
tegenstander. De manager verlangt een hooge
en
verslaat zijn
som
als
ATTILA HÖRBIGER,
CAMILLA HORN.
schade-
HEINZ SEIDLER EN CHAR-
LOTT DAUDERT.
vergoeding. Als Steele dit weigert, wordt hij in een woordenwisse-
/
ling door de helpers van zijn tegenstander neergeslagen
> ..
» ...
Ondanks
alle nasporingen van de recherche en van Pleschke is hij sedert-
meling weer tot bezinning te brengen, overlaadt hij hem niet met ver-
dien spoorloos verdwenen , . .
wijten, maar vertelt
Eenige jaren later in Berlijn. Otto Pleschke is de eigenaar van een klein café tegenover
het Sportpalast,
voor den wedstrijd.
het trefpunt der boks-
liefhebbers. Als op een avond de bezoekers naar een bokswedstrijd
n
LUDWIG SCHMITZ EN CAMILLA HORN,
•
stroomen,
ontdekt
Pleschke
daaronder
plotseling
zijn
hem
de
geschiedenis
van
zijn eigen
- ">' § ,ƒ
vroegeren
Hij verzoekt zijn
0
Kessler belooft dit en gaat naar Lilly toe, in wie hij zijn
verneemt nu, dat hij door een verwonding aan zijn hoofd sedert
zonder te beseffen, dat juist zij het is, voor wie Franke
Amerikaansche
de gebeurtenissen in New York niet meer kan boksen, doch dat
op de vlucht is geslagen. Door allerlei omstandigheden verkeert
hij
in
vriendin
den
waan,
van
dat
vroeger
niet zij,
terugvindt,
maar
een
van
haar collega's degene is, die zijn beschermeling liefheeft. Door het intrigeeren wordt
Franke
echter
van
den trainer
wantrouwig.
Hij
der tegenpartij
verrast
Lilly
met
Kessler. Het komt tot een dramatische, jaloersche scène, waarin
Franke
zijn
leermeester
neerslaat.
Een
onover-
brugbare kloof scheidt de beide vrienden op deze wijze, een
"^
•;.
Franke
vriend echter, Lilly de reden van
zijn handelwijze mede te deelen.
vriend Steele, die zoo geheimzinnig is verdwenen. De toeschouwer
)i4iteC*
'm*
leven.
besluit daarop afscheid van Lilly te nemen en gaat buiten de stad trainen
AU ILA HORBIGER.
ik
dag
voor
den
beslissenden
wedstrijd.
Gedurende
den wedstrijd overwint Kessler, die met spanning het voor zijn beschermeling ongunstige
verloop
volgt, zijn wrok. Hij vliegt op den ring toe en Europeesche kampioenschap voor de deur. Franke, de man met het on-
aank
gehoorde
wenken slaagt de leerling,
worden Steele,
succes,
van die
een thans
angst gewekt,
is
de favoriet.
vrouw.
dat
Het
weer onder Franke
Dan dreigt
ook
hij
verwaarloozen
van
zijn
zijn
eigenlijken
hetzelfde tragische
naam
het slachtoffer te training Kessler
heeft in leeft,
lot tegemoet zou
den
kunnen
Franke
heeft
een
artiste
leeren
kennen,
voor
zijn
bemoedigende
woorden
die
en
zijn
zich dadelijk in
blind vertrouwen door zijn leermeester laat leiden, er in zijn tegenstander knock out te slaan. In
het gejuifh
en de herrie
na
het einde
van
den strijd, blijkt Kessler plotseling verdwenen te
gaan als hem indertijd in Amerika heeft getroffen. zwakker en toegeefelijker
zij
wie
hij
lederen
dag
wordt. Kessler en Pleschke verrassen hem als
zijn.
Franke weet, dat hij zijn
overwinning aan
hem heeft te danken en rent hem achterna. Hij
hij op een nacht terugkeert van een langdurig bezoek aan het zaaltje,
vindt
waar Lilly en haar twee collega's optreden, Qm zijn jeugdigen bescher-
vriendschap tusschen de beide mannen.
Kessler
en
een
handdruk
bezegelt
d
HET EINDE van een LUIPAARD ien ge uw atlas openslaat en de kaart van frlka voor u neemt, zult u ergens In Nyasad den naam Blantyre vinden. Het was daar, e Amerikaan Mertin zijn kamp had opgen, met zijn vriend Johnson en eenlge inschen. En het was ook daar, dat zij hun tuur met „den" luipaard beleefden. Dit gelijke roofdier had zijn strooptochten zóó in de omgeving van hun tenten onderen, dat zij op het laatst vreemd opkeken, neer hij eens een nacht nlèt verscheen! vendien hielden zijn nachtelijke verschijningen n en zijn metgezellen uit den slaap. Want geluid, dat een luipaard maakt, klinkt net zoo afschuwelijk als wanneer iemand met een botte zaag op heel hard hout te keer gaat. Op den duur is het niet om aan te hooren. Ook de Inheemschen uit het kamp waren zoo vaak door den luipaard opgeschrikt, dat hun verhalen er over werkelijk eentonig begonnen te worden. Maar omdat deze zwartjes doorgewinterde fatalisten waren, schikten zij zich In het onvermijdelijke. Indien die luipaard hen allemaal moest opeten, wel, dan moest het maar, hè? Wat kon je daartegen beginnen? Maar Martin en zijn vriend» dachten er begrijpelijk anders over. Die besloten er een eind aan te maken — aan den luipaard, wel te verstaan. En juist toen dit plan bij hen vaststond, ontdekte een der inheemschen het hol van het roofdier. Het was een kleine spelonk in de rotsen, bijna geheel door struiken verborgen, en niet zoo ver van het kamp. Vlak bij den ingang stond een boom, en dat kwam goed uit. Martin meende, dat de luipaard hem als een uitkijkpost gebruikte, en zijn vriend was van meening, dat dit niet onmogelijk was, want een luipaard ligt graag overdag op den tak van een boom en kijkt dan zoo, op zijn dooie gemak, naar wat er in zijn omgeving gebeurt. Het was prachtig weer, en de zon schitterde aan den hemel, toen de inheemsche kwam mededeelen, dat hij het hol van den gevlekten roover had ontdekt. Luipaarden houden echter niet van de zon. Die geven de voorkeur aan den nacht; dan voelen zij zich onder bescherming van de diepe duisternis veel veiliger op hun strooptochten. En daarom lag hij nu misschien wel in zijn hol te droomen van zijn laatste nachtelijke expeditie. Misschien werkten zijn sluiptochten om het kamp toch ook wel min of meer op zijn zenuwen. Enfin, Martin en zijn vriend besloten den luipaard te ,,krijgen". Hij klom op een lagen tak van den boom, daarbij gebruik makend van den rug van een inheemsche. Zijn geweer werd hem aangereikt. Johnson en een inheemsche nainen hun plaatsen achter den boom in en keken er voorzichtig omheen. De overige inheemschen verzamelden wat takken en staken deze in brand. De bedoeling was namelijk, den roover uit zijn hol te rooken. Terwijl Martin op den tak in de brandende zon lag te transpireeren en de anderen hetzelfde staande deden, hadden zij het gevoel alsof zij bij stukjes en beetjes door muskieten werden opgegeten, en dan zwijgen wij maar van de andere kijuipende en prikkende en bijtende dieren die hen belaagden; van den luipaard was en kwam er echter geen spoor te zien. Johnson zei een paar dingen over luipaarden in het bijzonder, over insecten in het algemeen, en het soort zon, dat er scheen, kwam er al heel slecht af. . . Toen zei hij opeens, dat hij naar het kamp terugging, om eens te zien, wat voor specialen cocktail de keuken-boy zou kunnen maken. Martin kon het op zijn tak ook niet meer uithouden,'
Toen Eddie Lansen het oude wagentje de straat in stuurde waar Esther woonde, waarschuwde zij hem vooral geen leven te maken.
en daarom besloten ze maar terug te gaan. Hij reikte zijn geweer aan een inheemsche over en was juist bezig naar beneden te klimmen, toen er plotseling bij den ingang van het hol een hevig lawaai ontstond. Eer zij wisten wat er gebeurde, vloog de gevlekte roover naar buiten en verdween als een wervelwind In het struikgewas. - Wegll
„Leg om 's hemelswil niet weer je elleboog op je claxon,' zooals je verleden week deed... en rij niet tot vlak voor mijn huis. Als vader me zou hooren... Eddie lachte op de hem eigen, vlotte wijze, en bracht het donkere auto'tje geruischloos tot staan.
Dat was een teleurstelling voor de mannen. Al hetgeen zij van de zon en van de muskieten hadden verduurd was vergeefs geweest; Martins bui was, evenals die van Johnson, beneden peil, en dat was ook hetgeen ze zelden. Teleurgesteld keerden de mannen naar het kamp terug en omdat nog nooit één van hen een luipaard had geschoten, beraamden zij allerlei plannen om den volgenden keer meer succes te hebben. De ontzettende snelheid waarmede
Esther
foto Eigen Archief)
de luipaard zich voortbeweegt maakt het evenwel niet gemakkelijk een middel te bedenken om hem neer te kunnen leggen. Na rijp beraad besloten ze niet me-ir naar het hol van den luipaard te gaan, doch bij het kamp op hem te loeren. Dienovereenkomstig maakten zij hun plan de campagne. D-'s avonds werd er op een daartoe geschikte plaats een geit vastgebonden aan een in den grond geslagen paal. - Natuurlijk klinkt dit wreed, maar de luipaard zou er toch een stelen, indien hij er de kans to» kreeg — en die wist hij zich altijd wel te verschaffenI Bovendien dachten Martin en zijn metgezellen dat zij den luipaard eerder zouden hebben dan deze de geit . . . Het was een schitterende maan-nacht. De statige palmen, die aan weerskanten van het kamp stonden, wierpen allerlei g-illige schaduwen, waarin de mannen zich gemakkelijk schuil konden houden. De overvloedige varens, die eveneens in de nabijheid groeiden, leefden als het ware van allerlei vreemde geluiden. Af en toe bereikte hun het zware ademhalen of snuiven van een of ander dier, dat op buit uit was; soms klonk er ook het gebrul van een leeuw. De mannen hadden nog niet lang hun plaatsen ingenomen, en alles was in gereedheid, toen er opeens een . . . leeuw verscheen, die de geit, voordat de mannen er op verdacht waren, wegkaapte en daardoor het heele plan In duigen deed vallen. Dat er een leeuw op bezoek zou komen, daaraan hadden de mannen niet gedacht. Maar in ieder geval wès hij er, en hij maakte zoo'n lawaai, dat de Inheemschen hals over kop de vlucht namen, en Martin en zijn vriend er niet toe kwamen een schot te lossen. Toen ze het eindelijk wilden doen, was de leeuw reeds weer % verdwenen. . . Nu was het Martins beurt om zijn meening te uiten over leeuwen en luipaarden in het bijzonder en Afrika in het algemeen. Waarna ze naar hun kamp terugkeerden. . . „We krijgen hem niet," zei Johnson somber, nadat hij zijn pijp had gestopt en eenige minuten zwijgend had zitten rooken. Martin gaf geen antwoord; hij was (riet In de
stemming om in redelijke termen een gesprek over den gevlekten roover te voeren. Na eenigen tijd besloten zij nog een paar uur te gaan slapen en ze deden dit waar het de gewoonte is van kampeerders in Afrika: bij een rivier, met een aantal rotsformaties als achtergrond. Martin was juist in een lichten sluimer gevallen, waarin hij wat droomde van koele fonteinen, stroomend water, ijskoude cocktails en welke heerlijkheden men zich in tropisch Afrika nog meer in het hoofd kan halen, toen een zacht grommend geluid vlak bij hem plotseling zijn liefelijke droombeeden verstoorde en lijn hart, toen hij eenmaal goed wakker geworden was, een paar slagen deed missen. . . Met groote oogen staarde hij in het donker van zijn tent voor zich uit. Hij wekte Johnson zoo zachtjes mogelijk en behoedzaam kropen zij uit de tent. Dit keer zagen zij hem. Het maanlicht deed zijn gevlekte huid glanzen terwijl hij langs het kamp der inheemschen sloop, dat links van de tent van Martin en Johnson was opgeslagen. Wanneer een inheemsche eenmaal in de armen van Morpheus ligt, is er een soort voorhamer noodig om hem wakker te krijgen. En... alle inheemschen waren op hun post in slaap gevallen! Ja, verstandig is het vaak niét, om op hun waakzaamheid te vertrouwen. Maar Martin had zijn geweer bij zich in de tent. Hij greep er naar en legde aan. . . Het was het fraaiste schot, dat Johnson ooit had zien lossen. De kogel trof den luipaard precies toen hij zich in de richting van Johnson omdraaide; woede en verbazing deden hem een hoogen sprong nemen, en toen viel hij neer, rolde op zijn linkerzijde en bleef liggen. En zoo hadden Martin en zijn vriend geen kans gekregen om de plannen in practijk te brengen, maar de roover, die het hun wekenlang lastig had gemaakt, die hun levende have bedenkelijk had doen slinken en de inheemschen vaak een doodschrik op het lijf had gejaagd, was niet meer. En toen de zwartjes den volgenden ochtend wakker kwamen — van het schot hadden zij niets gehoordl — kende hun verbazing geen grenzen toen zij den luipaard dood voor den ingang van hun tent zagen llggenl „Zóó is het," zei de keukenjongen, die de filosoof en de grootste fatalist onder hen was. „Zóó is het. . . Wat gebeuren moet, gebeurt tóch. Als hij ons had moeten opeten, had-ie ons opgegeten; nu hij dood moest, is hij dood. Zóó is het. . ." Waarop de anderen diepzinnig knikten. .. Want deze wijsheid was hun uit het hart gegrepen. . .
zei:
„Nou,
wel
te
rusten,
Eddie..."
Eddie keek haar langzaam-glimlachend aan, sloeg toen zijn arm om haar middel, en trok haar dicht tegen zich aan. Esther keek naar hem op en gaf hem den kus, waarom zijn oogen vroegen. Hij hield haar gezichtje een seconde-lang tegen het zijne gevlijd, en in de stilte kon Esther hun horten hooren kloppen. Toen duwde ze hem opeens een eindje van haar af, en zei: „Ik moet nu werkelijk gaan, Eddiel Het is al laat. Ik ben doodsbenauwd... Als vader wakker zou komen..." Eddie liet haar los en richtte zich op. Even zei hij niets. Hij staarde strak voor zich uit en zijn lippen leken wel een dunne, strakke streep te worden. Toen zei hij bijna scherp: „Het lijkt mij, dat het tijd wordt, dat Iemand je vader eens aan zijn verstand brengt, dat we niet meer in de middeleeuwen leven." Nu voelde Esther een koude rilling van schrik langs haar rug gaan en opeens was het alsof er een waas voor haar oogen kwam. Eddie kreeg er genoeg van om altijd maar heimelijk te doen voor haar vader - altijd te zorgen dat ze vroeg thuis warenl Of dacht Eddie misschien dat z ij koel en onverschillig was? Of was het Eddie, die koel en onverschillig was geworden? Zocht hij alleen maar een voorwendsel? Nu leek het haar opeens of zij het den heelen avond reeds had gevoeld - gevoeld dat er iets niet in den haak was. Dat Eddie wal vreemd deed en over Iets anders dacht... liet merken, dat hij genoeg van haar had... Toen zei Eddie: „Nu, je vindt het zeker zooals gewoonlijk maar beter dat ik je niet tot aan de deur breng?" Esther probeerde te lachen. „Doe niet zoo mail Ik kan heusch nog wel recht loopen, hoorl Maar je moest eens weten, Eddie, als hij iets merkte... zou ruiken bij voorbeeld, dat ik een cocktail heb gedronken..." Esther keek hem aan en haar donkere oogen werden nog grooter. „Zelfs moeder zou me dan niet meer kunnen helpen..." Eddie sloot zijn hand om de hare en zei wat heesch: „Es, je bent een schatl Ik wou... enfin, wat voor zin heeft het om te zeggen, wat
ik wil..." Nu voelde Esther zich weer wat geruster. Ze beduidde hem niets meer te zeggen en snelde naar haar huis toe. Bij de deur gekomen wierp zij een kushand naar hem en toen zette de kleine donkere auto zich In beweging. In de smalle, kleine hall trok zij haar pumps uit en probeerde rustig naar boven te gaan, aan den kant der treden van de trap loopend, omdat ze daar minder kraakten. Maar ze héd nauwelijks de deur van haar slaapkamer achter zich dichtgetrokken en het kleine roze lampje aangestoken, of zij hoorde haar moeder komen. Esthers moeder kwam zachtjes binnen, een oude wollen ochtendjapon om haar magere schouders geslagen, haar bleek gezicht geteekend door zorgen. Nu voelde Esther zich alleen nog maar bang en moe. Alles wat zij verlangde was, dat zij niets hoefde te zeggen niets te hoeven hooren over Eddie Lansen... niets te hoeven hooren, omdat zij weer bij twaalven pas thuis
kwam... En ze zei: „Om 's hemelswil, moeder, kunt u me niet met rust laten?" Haar moeder was snel binnengekomen om de deur achter zich te kunnen sluiten. „Ssst," fluisterde ze. „Je vader zal je hoorenl Is het niet genoeg dat ik het weet... dat ik tegen hem moet liegen en zeggen, dat je niet te laat thuis komt, en dat ik met je heb zitten praten?" „O," schreeuwde Esther bijna, „u höèft niet voor mij te liegenI Ik zal het hem zélf wel zeggen. Ik zal hem zelf wel eens vertellen, dat ik oud genoeg ben om op mijn eigen beenen te kunnen staan. Dat ik toch kostgeld betaal, niet?" Maar reeds voelde zij weer den ouden angst In zich opkomen, dien zij haar heele leven had gekend sinds zij haar moeder telkens had hooren zeggen: „Als je vader het eens wist..." ( „Toen je vader en ik jong waren..." „O, dat wéét ik... Toen was alles wat gezellig en leuk was, slecht en verbodenl" Esther wierp haar hoofd in haar nek en lachte. „Een meisje, dat bij twaalven thuiskomt en cocktails drinkt..." Toen keek zij naar het vermoeide, bleeke gezicht van haar moeder en ze kón niet verder gaan. „Maar luister nu eens, moeder," zei ze zwakjes. „Het Is nu anders dan vroeger. Dat heb ik u al zoo vaak gezegd. Heel nette menschen... als u en vader het zelf maar eens konden zien... Eddie en ik..." „Eddie... die Eddie..." zei haar moeder met een zucht. „Als je hem nooit had leeren kennen... die jongen, die nergens anders aan denkt dan aan uitgaan en aan pretjes..."
heele wereld haar iets kon schelen,"^ feeholve Eddie Lansen? Dat zij van hem hield? Dat zij van hem zou blijven houden al zou hij iedere week van betrekking veranderen? Maar hoe kón zij dat tegen iemand zeggen? Hoe kon zij dat tegen iemand zeggen, terwijl zij niet eens verloofd was met Eddie? Terwijl zij wist, dat zij hel misschien zelfs wel nooit zou zijn; dat Eddie niet iemand was, die trouwplannen had, of zich „aan banden wilde laten leggen"? Hoe kon zij aan iemand vertellen, wat er in haar omging, wanneer Eddie haar hand vasthield, wanneer hij tegen haar toonbank leunde en zei: „Nou, Es, wat doen we vanavond?" — Neen, dal kon zij zelfs niet eens aan haar moeder verlellenl . Esther drukte haar vingers tegen haar kloppende slapen en zei: „Moeder, ik ben heusch te moe! Kunnen we er morgen niet verder over pralen?" Toen haar moeder de kamer had verlaten, ging Esther op den rand van haar bed zitten en voelde zich zelfs te moe om zich uit te kleeden. Ze voelde zich ellendig. Wanneer zij zoo tegen haar moeder had gesproken als nu daarnet, voelde zij zich altijd ellendig. En als zij docht, dol Eddie genoeg von hoor hod, dan bleef er niets in het leven meer over... Niets dan dat het morgen weer een dag was, die de moeite niet waard was... Ze stond moeizaam op en begon zich Ie ontkleeden. Maar eetsl borg zij den nieuwen hoed,' dien Eddie hnd bewonderd, voorzichtig op in de doos...
Esther sloot een ondeelbaar oogenblik haar oogen. Zoo dachten en praatten ze nu altijd over Eddie... Ze slaakte een zucht... Ze was moe van het denken, omdat ze al zooveel gedacht had den laotsten tijd... Maar ze herstelde zich.
Aan hel ontbijt den volgenden ochtend was haar moeder de eerste, die den nieuwen hopd opmerkte.
En ze zei, zich groot houdend: „Zeker... indien ik een jongen had leeren kennen die over niets anders zeurde dan over trouwen en over werken en sparen, en die óók in een klein huisje wilde wonen net als u en vader en... en... enfin, dat is niets voor ons. Wij verlangen iets anders van het leven..." „Ach," zei haar moeder, „den een of anderen dag zul je wel een jongen leeren kennen, waar je wél mee zou willen trouwen, en die je wilt helpen om te werken en te sparen. Ik hoop alleen, dat het dan niet te laat zal zijn. Maar die Eddie... eerst werkte-ie in een garage, toen aan een soda-fountain — heet het zoo niet? en nu probeert-le weer stofzuigers te verkoopen in een warenhuis..."
„Natuurlijk," viel haar broer in, zijn laatsten slck thee drinkend, „natuurlijk, moeder; als je met Eddie Lansen gaat, met Eddie die een hèèl lichi grijs flanellen pak draagt, dan moet je er ook wel netjes uitzienl Eddie is een keurige jongenl Als je het meisje bent van Eddie Lmisen. dan moei je er als de dochter van een millionnair uitzien. Oef, moeder, ze maken me
„In die garage had hij kunnen blijven als hij had gewild," verdedigde Esther hem. „En van die soda-fountain was slechts tijdelijk... voor den overgang... Eddie wil carrière maken. Vandaag of morgen krijgt hij beslist iets goeds, dat zult u zien. En in een groot warenhuis heb je in ieder geval een kans, zegt hij." Maar nu voelde Esther zich heelemaal óp, en ze had wel kunnen hullen. Iedereen, de heele wereld, was tegen Eddie omdat hij van zijn jongen tijd genieten wilde. Tegen hen allebei waren ze. Niemand begreep, hoe Eddie zich voelde. Hoe z ij zich voelde. Haar broer, die hem voor een fat hield en zich altijd vroolijk over hem maakte, omdat hij zei dat Eddie er uitzag als een derderangs filmheld. Haar moeder, die dacht dat hij een mislukkeling was, omdat hij nooit lang in één betrekking bleef. Haar vader, die niets van hem kon hooren, alleen omdat het een jongen was, en lederen avond met haar uitging in plaats van thuis aan de tafel te zitten en met haar familie te praten over het weer en over voetballen tot het tien uur was... Wèt, als zij hun nu eens zei, dat niets op de
Esther zei: „Wel, lieve hemel, moeder, als je ergens in belrekking bent, dien je er tocli behoorlijk uit te zien..."
ziekl" Esther zei: „Stil toch, Jan... en moak maar, dal je niet te laat komt... Hel wordt je tijd..." Jan greep zijn hoed en groette zijn moeder. „Dag mevrouw de baronesse..." zei hij teaen Esther. Nu ging haar moeder ook zitten en schonk voor zichzelf eveneens een kopje thee in. Es ther zag, hoe haar hand beefde, en dat haar oogen heelemaal rood zagen, met donkere randen er omheen. Arme moeder... die tot bij twaalven wakker lag en dan weer om half ze5 op moest om vaders thee en ontbijt klaar te maken. O, het heele leven maakte dat Esther zich ziek voelde. En dan Eddie... de zonderlinge manier waarop hij zich gedragen had... hij was zdo stil en vreemd geweest. En' nu moesl zij haar moeder nog verdriet doen... Indien zij haar moeder maar kon zeggen, dnt het alleen was omdal zij zooveel van Eddie hield, dat zij zich zoo gemeen gedroeg. Dat zij voor niets en niemand ter wereld Eddie kon opgeven. Esther nam een hapje brood en hel was haar alsof zp onpasselijk werd. Ze stond op en zei: „Ik heb geen trek vanmorgen, moeder. Ik zal wel iels op de zaak eten..." Haar moeder keek haar met een vreemdmedelijdenden blik aan. „Drink dan in ieder geval je thee uil," zei ze. Esther nam een slokje thee en probeerde te glimlachen. „Kom, moeder, kijk nu niet meer zoo bedroefd! ik blijf vanavond thuis en dan gaan we samen naar een vroeg bioscoopje."
Maar direct dacht zij: „En wal, als Eddie vanavond uit wil?" In de garderobe van het warenhuis maakte Esther zich pas behoorlijk op. Ze draaide de lippenstift aan den binnenkant van haar mond om en om, teekende haar wenkbrauwen wal bij en poederde een schaduwtje op haar oogleden. Een collega kwam naast haar staan, en zei: „Schuif eens een eindje op, Esther. Laat iemand anders ook eens in den spiegel kijken." Esther draaide zich om, en ze was niet langer de Esther van thuis, maar de Esther van Eddie. Ze stak een sigaret op. De ander, Luuc, zei: „Hoe gaat het met Eddie?" „Eddie?" zei Esther onverschillig. „Hoe zou ik dat welen? Ik heb hem sinds gisterenavond twaalf uur niet gezien!" Luuc had al haar aandacht bij haar wenkbrauwen. „Waar ben je gisterenavond ge weest? Esther lachte. „Overal en nergens... We hebben wal gedanst en zoo..." „Eddie is, geloof ik, wel een aardige jongen, is het niet?" vroeg Luuc, en toen Esther knikte, zei ze: ,,lk zou ten minste maar goed op hem passen, anders pakt een ander hem nog van je af..." „Hij kan gerust gaan, als hij wil... ik heb niet op hem te passen..." zei Esther luchtig. Maar terwijl zij haar sigaret uitduwde, beefde haar hand. Al den tijd in de lift dacht zij maar steeds; „Misschien weet Luuc iets... Misschien weel Luuc wal er mei Eddie is..." Esther nam de kunstanjers uit de vitrine van de toonbank en schikte ze in een kristallen vaas Maar zij hield al dien lijd haar blikken op de lift-deuren gericht, en toen zij Eddie zag komen, sprong haar hart op van vreugde. De (west.e met Eddie was, dat hij inderdaad iets aparts had. Hij zag er werkelijk een beetje als een filmster uit, lang en slank en met een nauw merkbaar lachje in zijn oogen. Maar soms verdween dat lachje wel eens uil zijn blik en dan kon hij haar heel innig en heel stil aankijken. Soms, wanneer Either aan dien blik in Eddie's oogen dacht, aan den blik waarmee hij haar soms aankeek als hij afscheid van haar nam of als hij haar een kus had gegeven, voelde zij zich heelemaal ontwapend alsof zij geen enkelen weerstand meer bezat. Hel was verschrikkelijk om zóó van iemand te houden. En er zoo weerloos tegen te zijn. En zoo heelemaal niets te welen... Wanneer je met je beiden maar altijd lachte om „die arme dwazen", die op niets trouwden, zich aan banden legden,' afscheid namen van alle pretjes. En waarvoor? Dat was, wat Eddie altijd zei. Waarvóór? Ze probeerde n'ret meer aan Eddie te den ken Ze keek heelemaal niel op van haar werk. Je kon een jongen als Eddie niet laten merken hoe krankzinnig verliefd je op hem was. Dat zou hem juist wel eens schuw kunnen maken. Net als een huwelijk. Je kon Eddie nooit laten merken dat je graag zou willen trouwen. Dat je je, wanneer andere meisjes trouwden en je hun uitzet zag, en hun kleine, aardige, gezellige huisje, en alles wat zij daarin zélf'hadden meegebracht om het aardig te maken... je je dan eigenlijk ziek en ellendig voelde... net alsof je last had van heimwee. Maar je kón er hem niets van laten merken, en in plaats daarvan moest je zeggen: „Die idioten... Ze weten niel waf ze zichzelf op hun hals halen!" Je moesi altijd maar comedie spelen als je Eddie niel wilde afschrikken. Een jongen, die geen vaste betrekking had, en die zich niet wilde laten binden... Om ell uur had Esther nog niel één keer opgekeken. Tegen twaalf uur had zij echter verschillende malen gekeken, maar Eddie had haar met gsjien. Nu wist zij het zeker! Er mankeerde ifets aan. Eddie had iets. Hij schonk zelfs niet eens aandacht aan zijn werk. Esther zag hoe er verschillende dames voorbijliepen zonder dat hij er ook maar één aansprak. Hij mor. relde maai wat aan de stofzuigers en keek alsof hij het liefst met rust gelaten wilde worden. Alsof hij ergens anders aan dacht..
En nu begreep Esther het opeens. Eddie verlangde naar iets anders. Hij zou zijn baantje ook weer opzeggen. Hij zou ergens anders heen gaan, en zij zou hem misschien nooit meer terugzien! Misschien ging hij wel naar een andere stad. En hij had toch tegen haar gezegd, dat hij van zijn tegenwoordig werk hield. Hij was zélf op het idee gekomen, om alle onderdeelen van een stofzuiger op een met paars fluweel bespannen bord te leggen en ze aan de dames te verklaren. Hij had Esther verleid, hoe hij dit aan „den baas" had gezegd, er bij had gevoegd, dat dames graag wisten hoe electrische voorwerpen werkten, omdat zij ze zélf vaak uit elkaar moesten halen en weer in elkaar zetten. Esther had gezegd: „Dat was een heel goede gedachte van je, Eddie." Eddie hield van al dal soort dingen, zooals motoren en zoo. Eén keer had hij tegen Esther gezegd, dat als hij geld had" gehad^en > ingenieur had kunnen studeeren... Esther brak haar gedachtengang af en trachtte het bonken van haar hart te kalmeeren. Eddie kwam naar haar afdeeling. Nog maar eenige seconden, dan zou hij voor haar toonbank blijven staan en zeggen: „Dag, Es, hoe gaal het met den verkoop?" Maar Eddie was wel blijven staan, doch hij had niet geglimlacht. Een paar seconden bleef hij voor Esther staan alsof hij iets wilde zeggen en de juiste woorden niet kon vinden. Maar na een poosje zei hij: „Hoor eens. Es, wal doen we vanavond? We hebben, geloof ik, niets positiefs afgesproken, is het wel?" Esther probeerde Ie glimlachen. Ze zei: „Ik weet hel niet zeker meer.. "
k»L K . I
A
n .f
een
,
verllch in
* 9 *°<"-
.h.em. b^teffndLe: '■Da1t ^ <**" 9°^ uit, Es^er! Omdat ■k... omdat ik van plan was van^vond "">". aul° eens onder handen te nemen. De _ "? or, ,0pLl niet meer 200 90ed" , fcsth|er kee^ hem ^an en ze zag dat hij tegen haar loog. Maar ze slaagde er in haar stem gewoon te doen klinken toen ze tegen hem zei: „Prachtig, Eddie. Dat komt mij ook goed uit." Esther keek hem na terwijl hij van haar afdeeling verdween zonder meer een woord te hebben gezegd. Zonder een woord over morgenavond, of over de volgende week... of over wanneer dan ook... Esther ging naar de cafetaria om koffie te drinken. Ze nam een boek mee uit de bibliotheek. Indien je net deed alsof je las terwijl je at, lieten ze je gewoonlijk wel met rust. En ze wilde alleen zijn, opdat ze terug kon denkon aan al de avonden van de laatste week, om uil te vinden wat er verkeerd kon zijn. Daar was dat aardige blonde meisje, waarmee Eddie gisteren een poos had staan praten nadat hij met haar gedanst had. Het stukje brood, dat Esther juist in haar mond had gestopt, leek opeens wel zaagsel geworden... Ze herinnerde zich ' nog iets anders óók, waaruit' ze kon afleiden dat Eddie rusteloos begon te worden. Het was eergisterenavond ge weest. Opeens had Eddie, ponder eenige aanleiding, gezegd: „Lieve help, Esther, als ik een paar duizend gulden had, dan wist ik wel wat ik deed... een zaak of zoo..." En nu herinnerde ze zich ook den blik in Eddie's oogen - het was net alsof er iets geheimzinnigs en opge wondens in was geweest. En toen dacht ze opeens wéér aan iels anders... En daar wilde ze niet aan denken.. Lieve hemel , Ja, Eddie zou natuurlijk een meisje met geld kunnen krijgen... Gemakkelijk zelfs... Zou dal blonde meisje soms geld hebben...? Ze snakte even naar adem. Als Eddie naar opgaf voor een ander meisje, dat geld had... maar waarvan hij misschien niet' eens hield en dat zéker niet zóó van hem kon houden als zij deed... Ze sloot haar oogen. Een gevoel van onwel zijn overweldigde haar. — Eddie... Eddie... Den geheelen middag slaagde Esther er niet in ook maar één blik van Eddie op te vangen. En om vijf uur, toen zij opkeek, was hij verdwe nen. Verdwenen zonder haar zelf goeden avond te zeggen!
Esther ging naar huis en hielp haar moeder lafeldekken. Ze vroeg haar, of re meeging naar den bioscoop. Maar toen ze zag, hoe blij, hoe gelukkig haar moeder keek, kreeg zij een gevoel alsof ze opeens ziek was geworden. Ze bedroog ze allemaal thuis, door net te doen alsof ze lief en vriendelijk was, terwijl het alleen was, omdat Eddie haar niet had gevraagd of ze mee uitging. Haar broer grijn< grijnsde toen hij hen samen zag uitgaan. Hij zei: „Wat jammer, hé? Ja, Eddie's flanellen pak moet toch ook wel eens gestoomd worden... Of is hel een ander blondje?" Esther stak haar arm door dien van haar moeder en deed de deur open. Ze kon geen woord zeggen. Haar keel deed pijn, omdat zij zich dwong niet te huilen. Toen ze thuis kwamen uil den bioscoop, waschte Esther haar kousen en haar blouse en een kraagje, en verstelde iets aan haar rokje. Haar moeder zei: „Vond je hel geen mooie film, kind?" Esther had plotseling wel haar hoofd op haar moeders schouder willen leggen om goed uit te huilen, en haar alles van Eddie te vertellen. Maar ze zei alleen: „Ik heb slaap... Ik ga maar gauw naar bed..." Den volgenden ochtend keek Esther naar den minutenwijzer van de klok terwijl zij zich aankleedde. Over een uur zou zij op de zaak zijn. Dan zou ze Eddie zien. Hij zou dan natuurlijk met een verklaring komen. Alles zou dan weer goed zijn. Om twaalf uur zou Eddie op haar afdeeling komen en zeggen: „Nou, Es, wat doen we vanavond?" En ze zou zeggen: „Laten we wat gaan dansen, Eddie, maar ik moet vanavond vroeg thuis zijn..." Maar Eddie verscheen heelemaal niet op haar afdeeling. Om even vóór twaalf uur zag Esther hoe hij met „den groolen baas" stond te praten. En toen zag ze opeens dat Eddie verdwe"en was. Een roodharige jongeman van de afdeeling sport-artikelen stond in zijn plaats En des middags kwam Eddie heelemaal niet meer terug
Toen zij naar huis ging, voelde Esther zich zóó moe, dat zij niet eens lust had zich wat op te maken. En toen haar broer merkte, dM zij weer thuis zou blijven, keek hij haar grijnzend aan en zei: „Zeg me niet, dat je Eddie kwijt bent..." Ze trachtte onbezorgd te lachen, en zei: „Ja. Hij heeft me den bons gegeven voor een blondje..." Haar moeder zei: ,,We gaan direct eten als je vader thuiskomt." Toen ze aan tafel zaten, zei haar moeder: „Esther, je bent toch niet ziek, is het wel? Ik vind dat je de laatste dagen zoo verschrikkelijk weinig eet..." Jan grinnikte. „Ik denk, dat ze zich wat ongerust maakt..." Haar vader keek op, en haar moeder gaf Jan een wenk om te zwijgen. Esther zei: „Ik heb nogal veel gegeten om twaalf uur." En ze luisterde of de telefoon niet zou gaan Den heelen avond bleef zij vlak bij de deur zitten, om hel te kunnen hooren. F.n toen omstreeks negen uur het belletja ging, beefde haar hand zóó, dat ze den hoorn bijna niet kon vasthouden. Maar het was voor Jan. Den volgenden ochtend ging Esther naar den roodharigen jongeman toe en vroeg, als terloops: „Wat is er met Eddie Lansen gebeurd?" En de jongeman zei. „Weet ik dat? Alle-, wat ik weet is, dat de baas heeft gezegd, da* ik hier moest gaan staan!" Om twaalf uur belde Esther Eddie's huis op, Zijn moeder zei: „Neen, Eddie is niet thuis Neen, ik weet werkelijk niet waar hij is..." Esther verliet de telefooncel en moest op een stoel bij de handschoenentoonbank gaan zitten Eddie was weg. En je kon er wel zeker van zijn, dal zelfs zijn moeder niet wist, waar hij heen was, Eddie, die over haar had kunnen ioopen, als hij maar van haar was blijven hou den, als hij haar maar nóódig had gehad. Ze had alles gedaan wat hij graao wilde; ze had alles voor hem opgeofferd .telfs den vrede thuis. Maar als hij zóó wv.iiy om ha?r gaf. dat hij kon weggaan zonaar haar ook maar ie'< te zeggen, terwijl hij toch wist wat voor een leven zij thuis had gehad, wel., dan moest ze
eigenlijk blij zijn, dat ze van hem af was... Want dan gaf hij niets om haar... En was hel hem er alleen maalr om Ie doen. Iemand te hebben om mee uil te gaan, om mee te dansen... Dan ging hij vanavond misschien al met een ander uH. Was hij misschien gisleren nl met een ander uit geweest. Ze kon niet verder denken. Hel bonkte in haar hoofd. Toen ze eindelijk naar huis kon gaan, maakte de gedachte dat ze den heelen avond tegenover haar vader, tegenover Jan en tegenover haar moeder moest zitten, luisterend naar de ervaringen van haar vader op zijn werk, naar Jans enthousiaste verhalen over voetbal-sterren en het relaas der huishoudelijke beslommeringen van haar moeder haar razend. En toch moest ze wel naar huis gaan, want als Eddie haar zou opbellen... Dan moest zij thuis zijn... Haar moeder zei zoodra ze binnenkwam: „Wees een beetje stil, kind, want je vader heeft zoo'n erge hoofdpijn." En toen was hel net alsof alles opeens arhter elkaar gebeurde. De telefoon ging, en Esther snelde er heen. En het was Eddie. „Es," zei hij, opgewonden en buiten adem, alsof hij hard had geloopen, „Es, ben jij hel? Luister eens... Kun je over een half uur bij me zijn? Ja, in „Het Gouden Hoofd". We eten daar..." Esther probeerde niet al te erg te laten mer ken, hoe blij ze was. En ze zei zoo kalm mogelijk: „Niet zoo haastig, Eddie! Ik mag toch zeker wel even mijn neus wat poeieren? ' Toen zij den hoorn had neergelegd, kwam Jan binnen en riep: „Ha, zijn flanellen pak is zeker terug van de sloomerij. Dal kan een grandiooze avond worden!" Haar moeder wenkte hem, niel te plagen. Maar Jan zag het niet. Hij ging door: „Hemel, jullie tweeëq maken me ziek! Om naar zulke gelegenheden als „Het Gouden Hoofd" te gaan... om je goeie geld uit te geven in zulke dure dingen... alleen om je als rijke menschen aan te stellen..." En toen kwam Esthers vader de kamer binnen en zei: „Wal beteekent al dat lawaai toch? Ik dacht, dal je moeder jullie had gezegd, dal ik rust wilde hebben. En wat beteekent dat. gaan eten in zulke gelegenheden als Hel Gouden Hoofd?" Esther riep: „Wat mankeert er aan „Het Gouden Hoofd"? Alleen omdat er daar ook gedanst wordt! Ik zeg u, dat er heel gewone en nette menschen ook komen..." Haar moeder zei snel: „Ja, vader, het is heusch in orde. Het is nu niet meer zooals vroeger. Ze gaan allemaal uit, de jongelui..." • Esthers vader bleef haar aankijken. En toen zei hij: „Een dochter van m ij gaat niet met een jongen in zoo'n gelegenheid eten, als ze niet met hem verloofd is! Dat wil ik niel. En je zet vanavond geen voet buiten de deur!" „Maar ik moét vanavond!" riep Esther. „Ik moet Eddie spreken." „Je moet niemand spreken!" brulde haar vader. En haar moeder zei: „Toe, vader, wind je nu niet zoo op. Je krijgt er maar erger hoofdpijn door. ' Esther huilde. Ze kón er niets aan doen. Ze was razend. Razend sinds twee dagen! En nu dit nog. En niets kwam er op aan, behalve Eddie... Eddie, die op haar wachtte. Ze keek haar vader aan: „Het kan me niets schelen, wat u zegt. Ik ga tóch. U kunt me niel tegenhouden." De slem van haar vader klonk onheilspellend gedempt: „Indien je een voet bulten de deur zet vanavond, kom je er heelemaal niet meer in... Dan blijf je er voor goed uit. Dan kun je doen en laten wat je wilt, en heb ik er geen verantwoording meer voor. Maar zoolang je onder mijn dak woont, zul je doen wat ik zeg! Begrepen?" „Stil toch, kalm toch, vader!" smeekte Esthers moeder. „Ze doel toch geen kwaad... Jan plaagde haar maar wat... Hij weel zelf ook wel, dat hel niets bijzonders is... Alle jongelui gaan tegenwoordig uit. Vroeger, toen wij jong waren, was hel anders, maar nu..."
Een nieuwe opname van de bekende filmster HENNY PORTEN, die in de Bavaria-film ,,PHILINE" een hoofdrol vertolkt. {Fo,0 u,a)
,Hè, hè, even mijn moede hoofd neervlijen...
„Er is niets anders... althans voor mij niet," viel Esthers vader uit. „En ik wil het niet..." Esther keek naar de klok. Indien zij zich niet haastte, zou ze het niet meer halenI Eddie zou misschien niet wachten. Ze greep haar taschje en snelde de kamer uit. Niets kwam er meer op aan. Alleen Eddie... En... en.;, moeder... moeder, die daar stond, zoo bleek en zoo mager, en zoo afgetobd, terwijl haar oogen Esther smeekten om toch te blijven... terug te komen althans... Tranen trokken dunne spoortjes in het poeder op Esthers gezichtje. Ze haatte haar vader op dat oogenblik. Ze zou nooit meer een voet thuis over den drempel zetten. Ze zou haar moeder wel ergens ontmoeten...
denken. Maar hij boog zich over de tafel naar haar toe en greep haar hand... Doch nu kon zij niet aan de oogen van haar moeder ontkomen. „Hel Is heusch in orde, vader..." hoorde zij haar moeder zeggen. En opeens haatte zij haar vader ook niet meer, maar voelde ze, dat hij eigenlijk gelijk had. Hij dacht aan haar toekomst... En ze trok haar handen weg en zei: „Luister, Eddie... het heeft geen zin. We kunnen zoo niet doorgaan. Het gaal niet..." Maar Eddie had haar handen weer gegrepen en hield ze zóó stevig vast, dal het haar bijna pijn deed. Hij zei: „Luister j ij nu eens, Esl Ik moet je nog veel meer vertellen. Er zit een baan aan vast, een goede baanl Een baan in de fabriek, waar ze die stofzuigers maken. Een baan zooa's ik allijd graag heb gewild. En da?^^ dacht ik, met die drieduizend gulden en een behoorlijke belrekking.,, waarom zouden we nu niet gaan trouwen? Er lijkt me nu niets meer legenl Maar je verwachtte toch zeker niet van me, dat ik een meisje zou vragen met me te willen trouwen, vóórdat ik haar behoorlijk kon onderhouden?" De lichten... de tafeltjes... de menschen..: alles behalve Eddie's gezicht scheen heelemaal te vervagen. Esther kon geen woord zeggen. Ze wisl eigenlijk niet eens, of Eddie het nu wérkelijk had gezegd of dal zij hel zich maar verbeeld had, omdat ze het zoo graag had willen hooren. Eddie, die altijd gelachen had over jongelui die gingen trouwen, die zich aan banden legden... Maar Eddie moest het antwoord in haar oogen hebben gezien, wanl hij zei lachend; „We zullen hef best met elkaar kunnen vinden, mevrouw Lansen..." Esther wilde Iets aardigs, iets liefs zeggen, maar ze kon geen woord uilen, hoe zij er oök haar best voor deed. En bovendien stond de kellner nu vlak naast haar...
Op het voorste bankje van de tram probeerde zij haar tranen met alle geweld in te houden. Haar handen trilden en ze was dóór en dóór koud. Ze dacht: „Ik heb nog vijftien gulden in mijn taschje, en morgen krijg ik mijn salaris. Vannacht ga Ik naar een hotel, en morgen huur ik een kamer, net als Luuc..." O, het was onzin om te huilen... Maar toen ze Eddie op zich af zag komen, dal vluchtige lachje in zijn oogen, en toen, terwijl hij haar koude handen in de zijne nam, die warm voelden en de hare innig drukten, toen verdween opeens alle vrees uit haar. Ze voelde zich dapper, en roekeloos... Het kwam er nu niet meer op aan. Maar Eddie zei direct; „Hé, wat mankeert er aan. Es? Je hebt gehuild..." Esther lachte. „Het Is niets, werkelijk niet..." En het was vreemd, maar nu lèèk het ook allemaal niets... Nu was zij weer Eddie's meisje. Ze accepteerde een sigaret van hem, terwijl zij „Wat heb jij daar nu weer voor een nieuwe hoeiedoening uitgevonden, Ali?" aan een tafeltje in een hoekje van de zaal zaten. En toen zei Eddie, terwijl hij lachte: „Nou, wat denk je, dat mij Is overkomen?" En Esther zei: „Ik weet het werkelijk niet, En daarom nam Eddie het menu en zei luid; maar ik brand van nieuwsgierigheid." „Nou, liefste, wal zullen we nu eens eten op de En opeens scheen de lach uit Eddie's oogen ■ heuglijke gebeurtenis?" te verdwijnen en zei hij op een eigenaardige En Esther vond nu de kracht om wal te zegmanier: „Ik wou, dat ik het kon gelooven. Es, gen. „Laten we een heel eenvoudig dinertje dat j ij nieuwsgierig was naar mij..." nemen... En er niets bij drinken. Dat Is heusch De manier waarop hij dit zei maakte dat Esniet noodig..." ther plotseling een heel raar gevoel kreeg; Eddie bloosd^ een beetje toen hij den kellner alsof zij béng was voor iets... Haar eigen stem aankeek, en hij zei half lachend: „Nu, het lijkt klonk erg vreemd en kalm: „Het is toch heusch wel alsof we vanavond al moeten beginnen zuiwaar, Eddie..." En toen kon zij haar tranen niet nig te zijn..." meer inhouden. ' Esther haalde lang en diep adem. Het was En hij zei, zijn voorhoofd wat fronsend: „Kom idioot, zooals je alles opeens heel anders zag. nou. Es... Wat is er nu gebeurd?" Als ze eenvoudig aten, zonder er iels bij te Maar ze zei: „O, niets... niets bijzonders... drinken, scheelde dat minstens een paar gulden. VaHer..." ..Wai een pechvogel ben ik iochl Nu heb ik Daar kon ze Iels voor koopen, in haar huishou„Ze mogen me, geloof ik, bij je thuis niet nipt eens een worm meert" den. En ze gingen trouwen, en Eddie en zij erg, is het wel?" vroeg hij opeens. „Och ja, moesten een héél aardig, gezellig ingericht een jongen die het nooit lang uithoudt in zijn huisje hebben... betrekking..." Esther keek om zich heen, en plotseling kreeg „Neen... maar het kan me niets schelen..." • huilde Esther. ze iets tegen „Het Gouden Hoofd". Wat een geld kon je daar eigenlijk over den balk gooien, Eddie boog zich naar haar toe. Zijn blauwe geld, dat je zooveel nuttiger besteden kon in oogen schitterden plotseling van opwinding. hun omstandigheden! Dat deed haar denken aan ,,Es... je herinnert je wel, wat ik een paar avonhetgeen haar moeder had gezegd; „Den een of den geleden zei... als ik wat geld had... Nu, ik hèb hetl" anderen dag zul jel we! een jongen leeren kennen, waar je wél mee zou willen trouwen en Esther slaagde er in een paar woorden uit die je will helpen om te werken en te sparen..." haar droqe keel 'te wringen. „Werkelijk... Hoe kon\ je..." Toen ze aan haar moeder dacht, kreeg Esther weer tranen in haar oogen. Ze zocht in haar Eddie lachte tegen haar. „Ja, ik begrijp dat je taschje naar haar zakdoekje en ze zag de vijfer verbaasd van staal, maar het is toch zoo. tien gulden... Je zult het misschien niet gelooven, maar ik heb een uitvinding gedaan! Een gemakkelijke maEddie vroeg: „Wal is er? Heb je iels verloren?" nier om de borstels van een stofzuiger af te halen, ledere vrouw, die hel probeerde, brak Esther schudde haar hoofd. Ze was opeens er haar nagels op. Daar heb ik nu iels op vergeschrokken van een verschrikkelijke gedachte. zonnen. De „groole baas" vond het geweldig... Indien Eddie eens anders was geweest... indien Eergisteren liet hij me komen. Ik had er met hij vanavond eens niet had gezegd dat hij met geen mensch over gesproken, zelfs met jou haar wilde trouwen... Maar opeens wist Esther, niet, zoo bang was ik, dat het mis zou loopen... dat dit dwaasheid was. Hét kwam er nu niet Maar nu heb ik er drieduizend gulden voor gemeer op aan, wat zij dacht van haar thuis of kregen. En wat denk je, dal het eerste was wal ze daar zouden hebben gezegd... ze wisl waar ik toen aan dacht?" toen, dal zij er weer heengegaan zou zijn. Ze Esther kón niet goed denken. Haar hoofd zou naar huis, naar haar moeder zijn gegaan, die voelde zoo vreemd en duizelig. Ze wilde, dal haar vertrouwde... die wist, dat alles wel in orde haar stem opgewekt en vroolijk zou klinken, zou komen. Ze zou naar huis zijn gegaan in ' „Neemt u me niet kwalijk, juffrouw, maar ik maar ze was in werkelijkheid nauwelijks te verhet besef, dal haar moeder wel een middel geherinner me uw gezicht. . . Kan ik het niet al slaan. „Wal.,, waar dacht je dan het eerst aan, vonden zou hebben om alles in orde te maken. eens ergens anders hebben gezien?" Eddie?" En ze zei plotseling: „Hoor eens, Eddie... la„Onmogelijk I Ik draag het altijd op dezelfde „Dat moest jij toch weten/'^zei hij. ten we direct als we gegeten hebben naar huis plaats." Esther bleef hem maar aankijken, en al dien gaan en hel aan moeder vertellen... aan moe(Jeekeningen Toonder) lijd probeerde zij niet aan haar moeder te der het allereerst...!"
Tookening Ä. Fidenr
1737—19
1737—15. Dit getailleerde model sluit met kleine knoopjes. Het IHfle en de rok zHn gegarneerd met ingezette banen fluweel ot velours Chiffon. Ben. : 2.78 M. »tof van 140 cM. breedte en 0.75 M. fluweel van 00 cM. breedte. 1737—16. In het lijfje van deze japon zijn fijne plooitjes gelegd en hier overheen Is In zigzagvorm dun koprd genaaid. Aan den voorkant sluit het model met knoopen. Ben. : 2.75 M. »tof van 140 cM. breedte. 1737—17. Dit eenvoudige model heeft een voorbaan van »tof'In een afstekende tint. Ook het kleine, omliggende kraagje is van deze stof gemaakt. Ben. : 2.50 M. »tof van 140 cM. breedte en I M. »tof van 90 cM. breedte. 1737—18. De rok van deze japon 1» door plooien verwijd. Het model is gegarneerd met puntgalon In een af »tekende tint. Ben.: 2.75 M. 8t9f van 140 cM. breedte. 1737—19. Vanaf de »chouder« van dit model loopen »malle, opge»tikte banen tot aan de taille. De Japon »lult aan den voorkant met knoopen. Ben. : 2.75 M. »tof van 140 cM. breedte. Van deze modellen zjjn by de administratie van ons blad patronen verkrilubaar in de maten 40 tot en met SOjegen den prffs vap f. 0.25 per stuk.
i
Regie: l
•f
oni
Ernst Martin
^ ^ •-•■■ C^unther Nordmann ;ranf Xr5uif _, Grootmoeder arie| ^ e De onderwijzer ™r r.eterle I,n"nz M6- k eCwr L Mijnheer Werth Mevrouw Werth Mevrouw v. Werner
■ ääST '-. -
"SSèf Äü4
Ufa-film Hansi Knoteck Wolf Albach-Retty Christian Gollong Ursula Herking Josefme Dora Bruni Löbel Hans y,,.^ Flockina v. Platen Martin Schmidhofer Karl Klüsner Al,red Haase F. W. Schröder-Schrom Roma E|
Bahn Brink
bmm
■
■
(Heimatland)
Bruni Löbel en Hansi Knoteck.
Martin Schmidhofer en Josefme Dora.
Elga Brink en Wolf Albach-Retty.
M'
,
■■
^
'
I onika Nordmann, de mooie, jonge boerin van den Geisslingerhof in het Zwarte Woud, vertelt op een stillen winteravond aan een skilooper, die bij haar gastvrijheid geniet, de geschiedenis van haar huwelijk: „Het was net 200'n dag als vandaag. De sneeuw lag zoo dik, dat het dak van ons huis heelemaal niet meer te zien was en de skiloopers over het dak op het erf sprongen. Onze knecht, Vinzenz, ergerde zich daar hevig aan en ook grootmoeder was er niet over te spreken. Alleen Peterle, de kleine jongen, vond het leuk. De laatste skiër kwam juist leeiljk te vallen op het erf, want hij moest uitwijken voor mij. Het was Günther Nordmann, die nu mijn man Is, en hij is mij werkelijk zoo uit de lucht in de armen gevallen. Eerst deed hij, alsof hij zich bezeerd had, maar ik merkte al gauw dat het maar een voorwendsel was, om met mij te kunnen babbelen. Grootmoeder gaf hem wit van haar zelfgebrande Kirch, waar zij iedere ziekte mee geneest. Toen wilde hij weer weg, maar Peterle had zijn ski's gebroken, bij een poging om den sprong over het dak • na te doen. Toen heb ik hem naar het dorp gereden en op weg daarheen heb ik zijn vrienden leeren kennen: Franz, den reclameschilder, en Ursula, het meisje, dat in Berlijn aan kunstnijverheid deed. Daar namen we afscheid van elkaar maar waarschijnlijk heeft hij mij in het dorp hooren zingen in het zangkoor, dat de schoolmeester Berthold leidde; Berthold is naderhand met mijn zuster, Mariele, getrouwd. Om kort te gaan, wien
Hansi Knoteck.
Flockina von Platen en Wolf Albach-Retty.
IPifSTHWy
vond ik thuis zitten wachten, toen ik terugkwam? Günther Nordmann uit Berlijnl Grootmoeder schudde het hoofd, Vinzenz, die mij graag had willen trouwen - en den Geisslingerhof er bijl - deed niet anders dan schimpen op dien stadsmijnheer. En toen kwam die geschiedenis met het carnaval er bij. Dan rollen de jongemannen brandende houten schijven het dal in, terwijl zij daarbij den naam van het meisje hunner keuze noemen, Günther wierp voor mij. Dat ergerde Vinzenz natuurlijk hevig, maar hij werd nog nijdiger, toen Günther met mij naar het gemaskerde feest ging en daarbij een van onze maskers droeg. Dat mag namelijk alleen maar Iemand, die hier geboren is. Het was bijna tot ruzie gekomen, als Günther mij niet openlijk als zijn verloofde had voorgesteld. Nu, toen hoorde hij natuurlijk bij ons. Hij is trouwens toch van boerenafkomst. Kort daarna ging hij terug naar Berlijn, waar hij als instructeur werkte op de ruiterschool van zijn oom Werth. Toen hij wekenlang niet schreef, begon grootmoeder, die door Vinzenz was opgestookt, daarover tegen mij te zeuren. Zij beleedlgde Günther, waarover ik zoo boos was, dat ik de boerderij verliet en naar Berlijn ging. Heel erg blij, dat Ik zoo onverwacht kwam, was hij wel niet, maar Ursula was heel lief voor mij en zorgde, dat ik een kamer kreeg bij een bijzonder flinke Berlijnsche dame. Eenmaal ben Ik naar de rijschool gegaan om eens te zien, hoe het daar toeging. Alle vrouwelijke leerlingen, getrouwd of niet, waren min of meer verliefd op den pikeur en Günther liet zich dat kalm welgevallen, hoewel hij mij in zijn hart trouw bleef. Maar één keer werd het me toch al te bar. Er was een akelige, valsche vrouw - Elllnor heette zij — die een modezaak had. En op een feestje van de rljclub wilde zij mij een lor van een japon aansmeren, waarin ik me alleen maar geblameerd zou hebben. De vrouwen deden allemaal even aanhalig tegen Günther en een er van gaf hem zelfs een kus. Toen werd Ik woedend en heb een flinke scène gemaakt. Nu was het immers allemaal uitl Grootmoeder had gelijk gehad. Treurig ging ik terug naar huis, naar mijn geliefd Schwarzwald. Nu kon Mariele trouwen met haar onderwijzer, want ik was er Immers weer voor het werkl Vinzenz was weg. De bruiloft van Mariele is misschien de mooiste dag In mijn leven geweest, bijna zoo mooi als mijn eigen bruiloft. Toen het jonge paar gehuwd was, kwam Günther, boos en treurig gestemd, omdat hij dacht, dat I k de bruid was. Peterle kwam hem tegen en van hem hoorde hij, dat het Mariele was, die trouwde, en niet ik. Nu - en toen was opeens alles goed en zoo heeft mijn lieve man hier bij ons zijn geluk gevonden." Wolf Albach-Retty
(foto'i.- Goldiche)
U M o
2 9
U
> cM
N
ü u u >
v c 2 !« o C
' 1^
u C -
«3 > O
u
2.2 n e-o £ U 5J 53 -= c es
„ •« 'S
«► n uc ^-^ « u 83 2 ö
-o ■—, u-s o •« fe
a u ^ «
t<
*J
C
«
J^
S
V
u -o
ti
, 1
3' U «!
X, UI ü "O N 60 C
"1
"O
üO.H
'•P u B « 3 S "-IH n
5 fill •SiP"« co 2
fl ?s •rr rt d -u» «5 - e SP3 rt ^ ^ 5 Öu ^ «
dl« -g-o 4>
6
^ c — - u ^3 M)'0 U
„Ja, mijn zoontje is een lieve jongen, en iedereen zegt, dat hij sprekend op
mij lijkt." „Nou ja, wat komt dat er op aan! De hoofdzaak is, dat hij gezond Is!"
>
c
,
H
e öß-jj -o N
2 t3 N g <« « > ^
w
aD CD V
-31 g
in
TT
5 ■'-• U
co
ë
5 Ë W)3 u g «
"in
'C
u c
41 •^-l
C SÓN
6
« S
„Je boft, want onze hoofdman moet dieet houden."
c
C
r< —- ^*
M
x
^ e rt
'P
|Ë.J=S
«la? 1- W rt
:3^y =! ^5
w 50
u -o rt -S
ïx
(Iß
rt 12 G -* u
KH O.
E :=r>
rt Ë
• J^-d Uu
X ^ V
rt >
5's O
O 7J
CO
u u
60 J2
t/5
i- Ë E
50 rt r; "P S X u
Ui
«ra'a •J3 -3
U
c
-a
^rt> O-.Ji, rt
E
u u u
c .y
s
N
Ë u
'■^ 3
o.
13
>
U
^ Ë^
co E
3§-.y
d e0 P- >
U
u
„J= co
u
4) U
cQ 00 u — 5 w u-> c
„
-J J= u
60 u
rt G u
O o o
u u u "O -o
O c 50
A'S u rt
vP
o-'- Ë15' 3-2 g ï 50
rt rt.üU
p -n E T3
-
rt
co
-C
w>Ë l^« G p ^
d .ü 3 +j
c . S3 § Ë^ ïa^p-y.2
■o
s
M u ?
•r ^2 g.g S-H u g o o 2^
;
4) u> O
O
S 8
rt " d Ui
-,
O -u; >
J3
u
-M-
4) - ,
U ~ 4-1 •'-^
IH
UI
rt
4)
Ë
>
rt O
*-» «H-H
4)
U
rt
'Ë G
u -3 j- u
4-1 U
.
P
■w 5 U G f- 'S
50
rt
4)
4) JS O ^H U T) O ~ d •"
Q"2 ^, rt "O
N
co
u • —' rt ö -C ^ d ' 4) ti N rn rt
E o E
u -o E rt X
y d .d c « "^ ß
N ^ p rt 2 Sk,:— 4) U u "^ H 2
vV SP •50 '3
M
•
.H
c
—
OH •e^y2-n4)., utT •2-ë2 ^i rt
rt X ?
ë-ë^Js E.2&2rt 0 0
3
-gg - ^ «^"'l-g^ s
o ■* 3 -» . *J o ÖO^tJ 3 4)«'*; G 3 U « E
0 u-* g Dio - rt- IH > osao y3 u3 13 • Si co O cu-".* C „"O rt c {_ ^ u «1 G v rt ci " 5 4) a rt x X
ui O 4) 4) N u T3
E u
co u< coëv :gë-Ë^3Ë" 5 •-"rt^^ë-u-ge^c-P f Cudb - P ï^ TS 4) UG ÜO
rt 2 » «O
^
O
u 0rtuv_^;3-HS-4)
ü g
X
d 5 G .. o > d rt ._
E'
^ rt .-g a^ ^|->
-O rt 4) p
= 23^
"
rt o ^ :-
E U
ëHJG-S-2|
"^73
c rt d Q rt d o
r . 4> f, u u « S -^ §"0 j^ rt X rt
41 4) "
o-G.H co ^ u N « rt ^2 . -R ^ 'rt y 4) u S 4) 2 50'":3^i2 50^: , .. 50X1 .!J au ü
d T3
„ ■u'
.H'rt rt §
g-S^ sx g
•U "O U
. Q:3
u - u
d
*->
rt N T w rt 50 rt _ - u Ji tH -M
5 :p^g«^
G X
g^Ë t
.X
e
,
^ •
p Ui ■ge y U 'o I-H _ JH
50
50 O rt
.. J«J
.a S
0.2 d ~ u u J=
*p ^8
60
2-° O u
u u .^
rt C G rt
^ ^ rt G rt tü
Kt - u
> p'.
Ë 2 S
:^i g^ Si S
3 G
c
rt •
2
4»
R
■§
Ui
O
ü-3
rt Ë ,
d
"
2
*J
rt 3 -P 3 £ . Ë y E ü •* 4» u « U 4)
G h u O " rt d
N > Hh d u rt
rt « -^ O
|«
U •r"> N
50
Ui
"TI
E
c
•a E o u
. 5
O
c d
E -O ti 4) E
E d u W 4) u > d «
U
E " o3 e"* ë
U
N
U H^ 3 4)
E U
.E, 50 "S 3
U J4
u
O
u~
OH
^ 5 ui
5 w E ü
il*-"
o w Ui
N
U „ N .. E -O JJ o ."+1 -G G u
Si
OH
i i
60 E
'«>Ë r-
E
u -^
i,,
na ra <-> ä
d u
u «J ? O O co ■M N ."O
>m
E
OS _ E U
co 4) 3 Ui
rt 2 5 — d -o
U
> U co 50". co u d -I-» rt
U T)
vu c v« .3,
>
ClS -i-i
j^Ö
IH
u ü « 50 u
u
T) :3^
■*
50
s' ".. .3 u d 3 > -3 V 50 50 u o u, U -^ u u ^2
-o d u X o rt
-O
v-a u
c
rt
Ui
>
O E N
0
. u Ë «> u
u tö ui • -o ® .2 w1Q'Cy 'FJ" -o «4 *~ W3:=r> 5: couid^j^ -o " ö «-G u rt w o > ^i— o 2 u « u , u U 50'"' u a^ OS 3 ü u t/l " n S « :P «-3 S rt co N -3 C CS O 5D-G U J3 U 4-> d Ui -£. rt u -a rt "O W "O o - <-. U N U '3 _ u _r-o o rt > d d u ?pa »PWd W «11 "uk.« •—. S O ^ d - > ^DJI;p U ü rt oog- öOCJ= t-3 , 4) C Öß Ui -j 'S -S Ë d Ë«±i-2d5o^5 uT-a +-» u 1 U Ui r^ 3 „'S « 2 T3 "u 5 " •u n IH Ë-ë ' c öß rt c 'u bo c= - u C o! c u— c •3 C 50 « Ui 's :—>-0 4> Ui U O o. 8 ^ ë c ^ g-« "O O «Uu d o N u -B J co-0 «JOQ u 3 ^ co O ^ o .Sf rt > Ë iJ O^ Ë^ ^ü S 3 < "rt >-3.3 ■o.| ^S-^^SSg •^ Ë 3 O d in eg --d d ^J^ P '"'S c Ji p rt v> £ "N 2 ■* «-e rr! üSgc^gS^ rt co d "P 3 O tjj co Ui p d ï O rt-^ „ JJ "rt u d Ë S > •^ ÖO 3 -O N c rt) — U Ui O J«! rt 3 U w u 3 8 Ui CO D y > p "^ T3 4i c E 50 U rt U tH uj; 50« u *J Ui TD -a u O •t^ •« , U Ui50 <2 J=W 50a :3^ ^ u rt 5 s o! ••" U rt 3 C 3 y -a .o o X. Xi ? > "C J3 o ^
J4
2>
^
E u
.
u <-: o 50 Ë
« u c 5Du ü ÜC" g Ë 50-O u— rt « « ë j= E ^i N '
O X
co rrt «
^
«-o >
V M
OH
E u
u
3
P c . a, ^ o V-r. \
o
E
u
t3 W
c .5 c « * c« w u *; «• ï S rt IH
^
CO
W3-S ""
_
^ w u J-P^ '-'.—-o y 4>CAI-O rt at> u x
Ë^^ «^ 8 . 2rt «rt 2 du S
0
0
X
«
U 50 O h "O u >
4->
5 rt OH 3 o.' -> G P « P 4> U
N co O O,
-u»
^^
rt
CO
U -8
« u
N G p « I-i •M u
E
> Ë
ÖO
13
4-1 c •«-' rt W
-E
u
N
co
u C
13
W 60 U
X o
J—I
"rt 'S
N 50 d^ -
U^
«
v
> 2
-o rt U G u
E
J3 =
3
u vO u d N S w -
8
J4
O
OH
S-o-tf ^
-a
U
OHU,-^
ä .2 JG u _rt rt ? o
N J
u u u
X N
3 :3i d rt -H w
:3^ u
d
-ui
u > Tl u -a Ui
O
fl>
y
xu X
U , ïó e U j-i rt 3 Q rt
u
Ui
E
rt JE
T3
N
1 T3
rt rt
"O •-, 50-3^
U JA
JJ
N
u CO
u
ä) g G
E U
M rt o «
J3 > u co d
.. u -o u u
3 N
u
'w
c U
o N ^-3 C co
™
X-G.Ë
uH a Ë p
tj
t,
O T3
C
o o ^)
M
C X cü
-o U
3 IZ^'S^ 50
CO
8^=u
éd
--
v
^
rt -a fe rt
„Hallo... Met Inlichtingen? — Kunt u mij ook zeggen, wie mij tot morgen dertig gulden wil leenen?"
*J
^ ^J
- "O 13 "
E
„ . . . en denk je eens in, ik ken iemand,, die zóó verstrooid is, dat hij lederen keer qls hij in een café komt, een verkeerde paraplu meeneemt."
JN
M
a, üß bc «
S-C O-g 3
„Hemel, ik ben verschrikkelijk afgevallen I"
ii
> :3 rt C 2 N c" u js « > C rt C
.Ës- Si:' rt u _ 5 5 '„Ik lach me dood . . . die ziet niet, dat hij in een gat in het ijs rijdt."
>
w
QÖO^ u >
W3:=r>T3
5 ^
^
w"0 Jë Ji
Mi
^ s ^s
.s
c
jj
ÖO c N
Ë C «
rt
50^ M) 5 I ö .C
5S Ë3
"O > uX 50 CO T3 O J^- t« ^ ^ rt
lil Sa
« J rt
ö N | g g^ U
N
g-S 8^ >
g > d'd-O « S. C a) 03 ^2 ^^
"O
Ut) fe N U
-q ^ «1 s (-1
65
u -«
y a c -H
S 2P
v u X
U u
4) •'Ti
e
c c u fe u- c u
«:
CS
WD
c
ÖD C
5;
« .ü « e t> rt H r ui £ N t
o
JS
- 't-i
^ rt 4) « 5
2^ g èJ^ c XE 4)ö N vS E J5
rt ä)2 w ^ >
•-; s < rt
•5 ^ ^co^wfe^iirtX^u ^^G^rtg-Od -^ ■'"'->>." urt ^OH^^J^ . E2 |-U
■^O Q a «z ¥4) N
> X
ï4)UU4)0.3^U -g c ^ M^J
M > v tiß O X X
s iS E
00
c o fi"o crp > n
>
3* N o p i
P P
en? ft D. M p y
N
3" O ü. Eg-ff w 3,3 :"0 3 S ^ S P S 2
c►-H ta3 ^3 S-§ ?v ^. X w
co
N n ^z
3.2 s-ff sg g-s- ft 5CL " S g 3 -; >1
CL HI
cn? e« zr" n S
^3^|3< 2 »
^1 2.3 c^
-"SPIS-
O
c
< ü
2 o" CL rinog
c S "
^2 ff ft ?*" ^
3 § < 3 ft
2 i-t
ft
(Tl
^ ■ c
-•JüCfQ-JrTftJ-'ft
D' 09 Ö P' ï ft ff
ft
2 " 31 ^ N N 3 ft r ^ ft "- = . ft ? ^3 ^ ^-m ni
—• :z •
fTi
^
3^.3. 3-" -.
-
ft CR
L^:
3
3
: ft T 2 X3 '—2, -'-^ -rr p ^-» po
c
ft
P CL^CTQ O- O ft P
O-'-'- ft ft 3 r;
ft
ft
ft »-f 3 < Q, P
ft
3 S O . 3- 3 ft Q. rr" *~* 3 ft ^ p o 23 ft 5* ^ e o 3-3 J ft 3* ft ^ 3 " -^ LL/^ i 33 N ft
-r, O c/i T3
E--O r1 TT ft 3
r
ft
3
en? ft
"■. CL ft
>n 3 " < 3 yr ^ C
5
P
p
■i- ft
0
p
CL
, CR p ft
§ ^ >23 O2 ' J
S- ft Si 3
3 N' S '
n CTQ Ü S- 5*
0
^'1 raF " 3
P
tt
I-I
I-I
•
P
CL p CL 3 3" ft CA!
3
3-2
- ft 3 3
pre:: 3 n05
• a cn
3
3-2 C1-
3
ft sc
►..-
33
S- Oft
rp
(Ti
g- ft "23 ft ff" ff 3 3 " Hl g-2 -:S 3 (-f ft 3 , cf i
-f 3
»1
ft 3-
I O
K
3
sn
3 --•
<-;
CL o
2 i-l ft 3 -
ft 3-3 ^.3.0 ?r5 ft oftP--ft3:c2.S.-P333 rt S rt 5. 3 cro CL HS tr* 3 S o rt o
aq
< ft
Een aardige privé-opname van het artistieke echtpaar. (Mo J. Merkelbach ■ Amiierdam)
N
3 2 P er M
De jonge Nederlandsche acteur Paul Steenbergen oogst met zijn echtgenoote, Caro van Eyck, veel succes in het tooneelstuk „Beloof me niets.'' Steenbergen in de film „Morgen gaat 't beter."
Adrienne Canivez, Paul Steenbergen en Dirk Verbeek in „Maartsche buien."
(/oio J. Merkelbach)
(folo Willem Corel ■ Den Haag)
1 ■. ■
'
WOR ELKE
DE PRIJSWINNAARS
OPLOSSINGEN ZOEK EN VIND 8 JANUARI 1941
WOORDVERANDERING.
LETTERGREEP-KRUISWOORDRAADSEL
De hoofdprijzen werden deze week verworven door: den heer den heer den heer den heer den heer
De troostprijzen konden worden toegekend aan:
louteren besparen buitensporig opschikken bü stemming aanwezen opnieuw doen muziekstuk (meervoud) bevallen verlichtingstoestel bedelen beleven oproepen luid weerklinken
i. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
De beginletters van elk woord vormen samen een bekend gezegde. s
T
E
p
B
0
R
a
T
0
E
R
0
V
E
B
OPLOSSING
E
E
D
E
R
E
D
E
DRATEN-
P
R
E
T
5
R
e
S
RAADSEL
H
0
E
0
0
t
E
R
e
E
6
A.
R
A
F
0 S
0
L
T
B
0
E
K
L
A.
D
E
0
R
D
E
0
D
E
R
E
D
E
L
T
E
a
M
K
E
L
K
Horizontaal
KWA1 ranggetal 3 ieder toestel dat uit deelen bestaat 5. kenmerk 7. zich een anders eigendommen toeèigenen 9, volk
10. vloersteen 11. denkvermogen 12. tijd gedurende welken men leerling ia 14. aturen 16. huidbekleedsel der vogels (meervoud) 18. een vijandelijk schip aan boord klampen
kuntt uil nest stem land gevel arm lip even root
E
S 0
0
!
n
S
A
T
z
■]>
0
P
KUNSTGALERIJ.
M
ft 6
0
A
4 0
•
•
•
,
•7
D
i
5
I
■
1
1
■
1.
■
i
2
^
5
6
L
|
h
dor lek moot grom groot klei koek
traan bruut «tek stier
OPLO;;SIN G FILK fPU ZZL EZl< sz/ ^Gl ?AA DSE L
K A F F S P R 1. S E R V L A M D D 0 M D K n A 6 S T A K k iffer la nder il aken
-•
E E E E E E E
tervet — SP riet do nde r — knagen —
FR!' rs V AN DON
GEN.
•
R* T T M R M N 1
1
1—5 2—6 3—7 4—8 1—2 2—3 3—4 4—5 5-—6 6—7 7—8 8—1
een natuurlijken trek tot iets hebbende verschaffen rechterlijk college niet slecht kleur wijnsteenwater vogel aanbeveling meisjesnaam vrucht opgedragen werk gemeente in d« prov. Zuid-Holland
gebruiken letters: a, a, c, d. d, e, e, e, e, e, e, e, h, h, i, i, i, i, k, 1, n, n, n, n, n, n, r, r, s, t, t, u, u, v, v.
De oplossing van het voorlaatste foto-probleem Op daz« loto U hat gadaalta, dal all opgave ward geplaatst, waar mat aan lijn aangeduid. Da hoofdprijs van f. 2.50 ward daza waak vfrworvan door; dan haar F. H, Piatarson, Nljmagan. Da Irooitprij zan vlalan tan daal aan; dan haar A. Koutan, Koog a/d Zaan; dan haar J. A. Schagan, Wognum.
5
Door op de punten letters te plaatsen vormen zich woorden van de volgende beteekenis:
1. 2.
Vartieaali beschadigen tijd waarin de maan de geheele reeks harer schijngestalten volbracht heeft beginsel blijkbaar wrijvend langs iets gaan vogel
BX ^L. M^TEUIR-BXTECTIVX
6
Van links naar rechts en van boven naar beneden woorden in te vullen van de volgende beteekpnis: 1. scbeidsrechter 2. door elkander bewegen 3. aanvang 4. bloem 5. samentrekking van een voorzetsel en een verbogen lidwoord 6. voegwoord
:
WIJ raproducaaran hiarolj aan gadaalta van aan foto, dat, Indian man goad kijkt, da harinnaring zal wakkan aan aan paar typisch Hollandtcha gabrulkivoorwarpan. — Waat u, walka ar badoald worden 7 WIJ zullan waar aan prijs van f. 2.50 banevans Iwaa troostprijzen vardaatan ondar han, dia ons aan goad antwoord zandan. Da vardaaling dar prijzen gasehiadl op aan manlar, waarbij alia Inzenders van goada oplosiingan galijka kansan hebban op hat verkrijgen van aan dar prlj.an. U gallava Uw antwoord in la zandan v66r 29 Januari aan Mr Datactiva, Noordainda 8, Laidan, Op briefkaart of anvaloppa var meidan: Amateur-Oatactlve 29 Jan,
I
den den den den den den den den
heer heer heer heer heer heer heer heer
J. M. Bakker, Rotterdam; W. Tinge, Groningen; M. v. Gog, Rotterdam; D. Tak, Amsterdam; J. A. Kok, Rotterdam; G. J. Brinkman, Amsterdam; A. Geerts, Barendrechl; H. Kouwenhoven, 's-Gravenhage;
den den den den den den den den den den den den
heer heer heer heer heer heer heer heer heer heer heer heer
R. van Putten, Rotterdam; M. Damsteeg, Amsterdam; J. C. Sontag, Rotterdam; H. C. Jacobs, Landsmeer; A. Hansma, Groningejn; C. Cornelisse, Hillegom; D. Chottel, Amsterdam; P. Klanker, Rotterdam; I D. Endhoven, Rotterdam; C. J. Schiltmeyer, Amsterdam; M. v. d. Neut, 's-Gravenhage; L. J. Heijstek, 's-Gravenhage.
Den hooldprijs van de filmpuzzle verwierf:
i
a, e, 1, s,
Wij stellen een hoofdprijs van ƒ 2.50 en tien filmfoto's beschikbaar om te verdeden onder de goede oplossers. Antwoorden in te zenden vóór 29 Jan. 1941 aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden, Op enveloppe of briefkaart a.u.b. duidelijk vermelden; Filmpuzzle 29 Jan. Deze puzzle kan tegelijk met de andere ingezonden worden, doch liefst op een apart velletie papier.
•6
OPLOSSING MIN-TWEE
Horliontaali naam van een filmster
Te a, a, e, e, m, n, t, t,
6
5
L
D
1
h
J J«
FILMSTER-KAMRAADSEL.
3. 4. 5. 6.
p
V V
13 IS 16. 17.
2
ft
A R
ranggetal oudste, overste vervaardigen kleinhandel
7'"
Z T
fii
0
■
1. 2. 3. 4.
gevoelig de tijd der lente hierna het bereiden van huiden tot leer boodschapper waarschijnlijk beurtvaart (meervoud) interest
Het woord „land" moet door vier veranderingen, door lederen keer één letter door een andere te vervangen, veranderd worden in „bouw".
TOOVERDRIEHOEK.
OF >LO »SIK G IK IVl JLR> KAC SEL B
6. 8. 9, 12.
Verticaal!
PUNTENRAADSEL •
OPLOSSING WOORDVERBINDINGSRAADSEL
19. in denzelfden tijd
E. Meurs, Leersum; J. Lijk, Zonnemaire; L. Mlske, Mlddelstum; M. P. v. Dalen, Rotterdam; Th. I. Hage, Rotterdam.
de heer J. Vlamings, Breda. De troostprijzen vielen ten deel aan: mevrouw N. Pruis, Den Helder; mevrouw C. Riepen, Amsterdam; mejuffrouw A. v. d. Borgh, Rotterdam; mejuffrouw D. Evenhuis, Leeuwarden; mejuffrouw N. Koentze, 's-Gravenha'ge; mejuffrouw C. Brevet, Arnhem; den heer A. Kamphues, Leiden; den heer M. W. van Vuren, Zwijndrecht; den heer M. Vellinga, Haarlem; den heer P. de Ruiter, Pernis.
ONZE PRIJZEN. Voor goede oplossingen van iedere puzzle, stellen wij een prijs van ƒ2.50 benevens vier troostprijzen oeschikbaar. In totaal dus deze week 7 prijzen van ƒ 2.50 elk, 22 troostprijzen en 10 filmfoto's. DE OPLOSSINGEN op de in dit nummer voorkomende puzzles, enzoovoort, gelieve men vóór 29 Jan. 1941 in te zenden aan Dr.Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart vermelde men duidelijk: Oplossingen Zoek en Vind 29 Jan.'1941
Vervolg van NÄRZ SCHEPT ORDE jongedame te vertoonen, om er zeker van te mogen zijn, dat Gussmann ZK-h aJle mpe.te zai geven om kennis met ons te naken hen gelegenheid hiertoe zou er vanavond zijn. want ik weet da professor Gussrnann op het gekostumeerde I al van uw directeur generaai Meyerhoff zal verschijnen. Welnu, ik ben bereid mijn kans om kennis met hem te maken aan ü af Ie staan. De jongedame zal m gezelschap van u naar het feest gaan; u zult het daarom Sn dfe n
eft me t GUSS1
ni in na(k,r C0Iltl,C
£uH ,K ^ afl (f .dankbare besluit onf.?H om u deze rol
* ^deskochet te staan valt mij te lichter
professor leere'n T*^^ Gussmann leeren tnn™lZ* Kennen. 1 oevalligerwys is 'iV Meyerhoff namelijk een niderte van de menschen die een copie van Meunier wil koopen. Ik ben reeds nïeerfnr chtcm daMW ? onhderha"de'i"S ^weest en ik zal het ook zoo mftot Wer\t volgenr"5 aan GUSSma,ln WOrd —gesteld. Kunt u „Volkomen. Ik kan niet anders zeggen, dan dat uw uiteenzetting aan dmdeiijkheid mets te wenschen overlaat" witenzetting „Zooveel te beter. Dan kan ik verder gaan. Meyerhoff seeft dus vandaag, zooals ik reeds zei, een van zfjn beroemde kostumn feesten De goede Meyerhoff geldt als Mecenas. Hy doet hee Teel voor allerlei kunstenaars, koopt nieuwe en oude schilderijen daarmee doet hij echter meer voor de kunsthandelaars dan ?oor de kunstenaars. Af en toe ondersteunt hy ook wel eens een geluksvoßel zonder tegenprestatie. Meyerhoff geldt als buitengewoon rockefoos 61 hij in den om an mSkh^Vn^P ^.2!61geweten « -nelTun^enaars een noge ykheid om zm slecht af te « reageeren. Overigens vergat ik een ding te zeggen: niet allen zyn gelijk in Mfverhoffs oogen; als echt kunstenaar ziet hij alleen dengene. die Stens in hel bezit van een smoking is. Wie zoo'n ding n et heeft is nie waard ondersteund te worden. Zeer typeerend voor Meyerhoff z in Tt Ärtllnieerd,C Par"en; H" ore^eert ze steeds as bal pare Met andere woorden: hoe de dames verschijnen, is hem onverschilhfluT heTenL1S a,vo"dko^""n1 echter verplicht! Wie e^ geen heeft is, zooals ik reeds zei, in zyn oogen geen kunstenaar Ik heb het aan myn pretentieloozen schilderijenhandel te danken dat ik een mtnoodiging heb gekregen en daar iedere genoodfgde het recht heeft, zooveel introducé's mee te brengen als hij wil, zullen zoowe voor u als voor uw verloofde ook alle deuren openstaan"
möeMrrrloPo7dU"-rgCnliik ^^ ^ ^
Ver,00fde? Waarom
„Omdat ik het voor vanzelfsprekend houd, dat u de jonfiedame voor uw verloofde zult doen doorgaan. Mijn plan is namelfk het
•.S at u n.l l r ' Uer, ^ Vtr1Iüofde 0V het feest verschijnen. Ik neem ' M?:.n u V f o y ?ofd 1S' L'" '''il I' uw verloofde daarom niet alleen zult laten. Het zal de taak van uw verloofde zijn er voor e zorgen, dat zij door Gussrnann wordt opgemerkt. Dan zal Gussmann beslist probeeren met haar in contact te komen. Ik kan u verraden V l0l)f,,e oon^roor/s 'n1'1'811 CT-hledenJS r
ÜI> ht nl heeft
'
Cen biosc oop
akt S— ' ^ ï'"-' ebüurd
heen nadit hiPh H - «ussmann a .r daar neett nadat hij haar voor'V" den eersten ,keer «had gezien al het mogelyke in het werk gesteld, om hel adres van uw verloofde te weten te komen Hij heeft het in den bioscoop geprobeerd en snds P 0 ran
vanavond ten koste van alles zal trachten met haar in aanrakkifi te SeS/fc ^ ZeY>r! Hij Za, daar,0e echter vanavond nie vee ïelegenheid krijgen, daar u er natuurlijk de voorkeur aan zult geven in f^s^Äl lffVnan UVVi ve;;loofde te ê]iJven en tegelyk met haar he feest te verlaten, zoodra Gussmann op opvallende wijze moeite mocht ln COntaCt e k0raen Ik Zal het d k /Tde t, h \ ; ™ Z0Ü indch emda L f. ATru-bun oln hein te kunnen inlichten over u en uw 6 A1S hl hoort dat rlic f« ' J " z«n ondergeschikte bent, zal hy zch reeds morgen met u in verbinding stellen. En dat is toch eigen [jk het voornaamste, wat wy willen bereiken'" figtniijK
wat Kan kanNr^wr « merkt " dat ^nkt, wat k daar dan ™' voor nutl van £hebben? Als hij de bewuste dame heclemaal mijn verloofde niet is " io,V, ,?" uil heiJoor hera, naar ik hoop, te laat zijn om zich te kunnen terugtrekken. L moet het ijzer smeden zoo lang het heet is l hóef hem absoluut niet voor te liegen, dat neem ik voor mijn reken ng Hi za u heelemaal met over uw verloofde spreken. Er kan hem S aan gelegen zyn, uw argwaan op te wekken. Zoo ver ik Gussmann ken z hy u een opdracht geven, die u noodzaakt Herlijn te verlaten zoo'da hy de vrye hand heeft! Maar dat zal pas morgen gebeuren daarover zullen we dus na het feest nog kunnen spreken. Ik zou graag wiHen uLu v" '"vA01 Caf'; 0Punlij Wacht- Ik zal hei fe^t spoedig na u ver-' wn?k ^T hf* geVaJ eC,h,eur- d^ WÜ elkaar niet ontmoetfn kunnen, wil ik u slechts zeggen, dat het absoluut noodzakelijk is, dat u morgen op a Ie vorstellen van Gussmann ingaat. Ik heb he zoo het Vermoeden dat hetgeen Gussmann u zal voorstellen, op de een of andere wyze met myn „zaken" in verband staat. Ik wil u graag „iet aHes van dienst zyn; ik verwacht in ruil daarvoor echten daf u ook mü wilt helpen. Ik zal nooit iets oneerlyks van u verlangen. En ook wanneer Gussmann zooiets van u zou eischen, zou ik nooit willen aanraden daarop in te gaan; wèl moet u net doen, alsóf Ziezoo ffaatn?UDZfl0nU ^l ^a.ag Van U h00Iren of u '«et mijn voorstel accoörd UW Verlootde f« juist bimiin/' voorstellen. - Ha, daar komt 66
dat a leS pr cieS Z00 i!al
aan als
nnl' Lheb voI14edig veriS0™™ i" u," zei Thiel, terwijl hij opstond D,t isdr ilW^T6' d,]e ^unenkwam, te laten voorstellen „Da is dr Thiel, verklaarde Narz. „En dat is Lotte Oswald Je zult dus" zoo wendde hij zich tot het jonge meisje vandaaa :rhiCl Zyn
MiSSChien is het
J
fe^rvSofdr^^ - vraagt -el góed, T^en je ji verlootde naar zyn voornaam „Theo," zei Thiel. „Dank u," zei Lotte Oswald. „Weet juffrouw Oswald overal van?" vroeg Thiel Mö'rJV er geV^ ^eet ze alIes' wat er vandaag te doen is," stelde -Narz hem gerust Overigens vind ik het hoogsl eigenaardig da u over uw verloofde als juffrouw Oswald spreekt? Bij een echte verloving doe je zooiets niet." ' „Neem me niet kwalyk." zei Thiel. „Ik begrijp volkomen, dat u zich vergiste," lachte het meisje „Aa deze kleine verlovmgs-scène," zei Närz, „stel ik voor dat wil zoo zachtjesaan weggaan. Myn auto wacht reeds. Of het zou moeten zyn, voegde hy er aan toe, „dat het jonge paar den wensch heeft eenige woorden zonder getuigen te wisselen? In dit gevafzou k met den auto vooruit kunnen gaan." „O neen, dat is, geloof ik, niet noodig," lachte Lotte Oswald. HOOFDSTUK VIER. ™?lKh?.MVffeg naar hft bal WCrd er «een woord gesproken. Närz had zyn chauffeur naar huis gestuurd en zat zelf achter het stuur N-iast ,*!'" had ^otte Oswald plaats genomen, zoodat de gehee"e ach er bank aan Ihid ter beschikking stond. Hij ging achter Närz zitten
™an0r
^
mÜ8eliJk WaS het niei
'
^ gedurende den rit gade
Thiels „ideaal" waren slanke, blonde vrouwen; hij was er daarom om dü hli^i1' dat ZUn "^««fde" hem uitstekend beviel. Waarom dit. het geya was, zou hij niet hebben kunnen zeggen. Over het algemeen hield hy niet van zelfbewuste en zelfstandige meisjes Wa b Üke,Uk a,1 hiel(1 n< ch van nóch ^Cimet - Hfj naar ' bruin" óoïen Pon' hl 1 noch la„ van een hoog voorhoofd achteren terugvallende haren; bovendien hield hy niet van volle lippen,
K^ku-el'- ?yn ^gen toestand dacht hij slechts zeer weinig na Sinds hy zich aan de hoede van Närz had toevertrouwd, liet hij VIER MOEDIGE GANZEN DOEN AAN WINTERSPORT. (Foto Eigen Archlrf.l
Thiel kreeg een kleur, stotterde nog eens: „Neemt u me niet zich door dezen als het ware stuwen. Dat kwam nu wel weinig overkwalijk!" en verbeterde toen snel: „ik bedoel: neem me niet een met de houding waartoe Thiel zich de laatste jaren had gekwalyk." i ,■■ dwongen, maar het kwam toch wel meer met zijn eigen wezen Lotte Oswald had, toen zij haar bondgenooten in het calt was overeen dan het doelbewuste voorwaartsslreven van de laatste komen halen, haar mantel niet uitgetrokken. Nu een bediende haar jaren. , , • echter bij het uittrekken van haar mantel behulpzaam was, meende Thiel was zijn studie uit louter liefde voor de wetenschap begonThiel zijn oogen eerst niet te kunnen gelooven. Hij had wel is nen en was van plan geweest, zich daar ook in de toekomst geheel waar gehoord, dat de dames op de partijen van Meyerhoff. gekostuaan te blijven wijden. Maar hij bezat niet zooveel geld, om jarenlang meerd verschenen, maar hij had daar absoluut met meer aan gete kunnen wachten tot er een baantje op een of ander wetenschapdacht, zoodat hetgeen hij thans te zien kreeg hem volkomen pelijk laboratorium of aan een universiteit vrij was. Daarom had verraste. , . . ., , , , : hy zich gedwongen gezien een betrekking in de industrie te zoeken. Lotte Oswald droeg een kort vuurrood rokje. Boven lul rokje Een baantje, dat hem leek, was er vrijgekoiiien bij de Alpha-Werke dat met een soort gele sjerp bij wijze van gordel was versierd, droeg Het was een wat twijfelachtig geluk, dat hem hiermede ten deel zij een witte blouse, die V-vormig vTas uitgesneden en siech s was gevallen, want hij kon met zijn directen chef, den hoofdgegarneerd met een kraagje van dezelfde vuurroode scheikundige dr. Hardtmann, niet goed opschieten. Hij had zijn rok. Op haar hoofd zette zij nu een klein wit kapje mei een groule tanden echter op elkaar gezet; hij laxeerde zijn eigen capaciteiten een kleur rood, veer, die wederom van dezelfde roode kleur was niet laag en was er vast van overtuigd, dal hij er vroeg of laat in er zoo'n frisch. die zij zich alleen maar permitteeren kon, omdat zij zou slagen, een ontdekking te doen. Dan zouden de Alpha-Werke gezond gezichtje bij had. gedwongen zijn, hem aan de exploitatie er van te laten deelnemen. Theo Thiel was werkelijk enthousiast, maar nog een beetle luEn hij had zich allijd voorgesteld direct zijn ontslag te nemen, duusd, toen hy, met hel meisje aan zijn arm, de balzaal betrad. zoodra zijn uitvinding hem zooveel zou opbrengen, dat hij er van In het begin was zy het ongetwijfeld, die haar rol het best speelde. zou kunnen leven. Dan zou hij weer zijn zuiver wetenschappclijken Maar aangezien geen enkele bevangenheid tegenover de natuurarbeid kunnen opvatten. , ■ ■• , lijke houding van Lolle Oswald lang kon standhouden, was 1 hiel Daar zijn plannen echter totaal mislukt schenen, leek hij ihans spoedig weer zuliz. II -.-worden, en in het verdere verloop van den ieder houvast te hebben verloren. Hij had er absoluut geen idee avond viel het hem niet moeilijk den „verliefden verloofde te van, wat hij na zijn ontslag zou moeten gaan beginnen. Daarom spelen, zooals zijn rol hem voorschreef. was het misschien heelemaal niet zoo onbegrijpelijk, dat hy zich Niet alleen de groote balzaal, maar ook de kleine nun ol meer gewillig aan de leiding van zyn nieuwen bekende onderwierp. Hij overvloedig verlichte zyvertrekken waren voor het leest ingericht. had vertrouwen in Närz en voelde, dat deze het goed met hem Meverhoff deed alles steeds grootscheeps. Zijn feesten werden meestmeende, al w\is dit dan ook niet uit louter menschenllefde. Thiel al Vóór zijn niet al te zeldzame reizen gegeven. Terwijl hy dan begreep heel goed, dat Närz een spel speelde, waarbij hij hem afwezig was. had zijn major domus voldoende tijd om de vertrekken uitstekend kon gebruiken; maar hij was fcr van overtuigd, dat weer in behoorlijken staat te brengen. Daardoor kon de kunstenaar, Närz niet tegen hem zou werken, ook al zou dit voor zijn aan aan wien de versiering er van voor het feest was opgedragen, Thiel onbekende spel voordeelig zyn. precies doen zooals hem goeddacht. Toen Thiel thuis bezig was geweest zijn smoking aan te irekken, „De meubelen zet u maar op zolder," was Meyerhoff gewoon te had hy zich voorgenomen van Närz te verlangen, dal deze hem zeggen. „De muren en ramen laat u er echter, als het eenigszms klaren wijn zou schenken. Toen hij echter weer tegenover hem zat. mogelijk is, wel in. Wat u anders met mijn huis doet. kan me mets kwam hij daar niet toe. Er ging iets bijzonders van dezen man uit, schelen!" iets waardoor Thiel zich zonder eenige voorwaarde aan hem Daar de kunstenaars, aan wie de metamorphose der kamers was onderwierp. opgedragen, meestal er mee konden rekenen dat de major domus Na een rit van ongeveer tien minuten was men bij de villa van hun ook weer de restauratie er van opdroeg, hadden zij er geen den directeur-generaal Meyerhoff in Grünewald aangekomen. belang bij, iets te ontzien, en zoo kwamen de partijen die Meyerhoff De ontvangst was geruststellend voor Thiel. Heeds in de vertrekgaf, hem geenszins goedkoop te staan. ken van de verdieping gelijkvloers, die voor den duur van het De verzorging van hel feest, waarvan hier sprake is, had een feest geheel als garderobe waren ingericht, trof hij zooveel luxe bekende tropen-schilder op Zich genomen. Klaarblijkelijk had hij en overbodig rond staande bedienden aan, als hij daarvóór slechts zijn palmenlandschappen echter te goed voor de vertrekken van in kostbaar gemonteerde films had gezien. den directeur-generaal gevonden, waarom hij ze in plaats van in Närz had zichzelf en zijn gasten slechts in de hall hoeven ve een Zuidzee-eiland, in een Berlijnsch „kroegje" had veranderd. legitimeeren. Op weg naar de garderobe merkte Thiel plotseling, dat Het dient gezegd te worden, dat zoo uil de verte gezien, alle, zijn mentor hem had verlaten. verschrikkelijk echt aandeed. Wanneer men echter wal beter toe„Waar is Närz?" vroeg hij aan Lotte Oswald. keek, kon het den kenner nauwelijks ontgaan, dat bij voorbeeld de „Ik dacht, dat hij er ons genoeg op had voorbereid, dat wij ons vuile plekken aan de overigens door plakkaten bedekte wanden hier alleen moesten zien te vermaken," antwoordde zij glimlachend. door een lid der Berlynsche Schilders-Academie gemaakt wann, „Ach, natuurlijk," zei Thiel, die begreep dat hij een bok had dat op de plaatsen, waarop de oude en gescheurde kkeclen in geschoten. „Daar dacht ik heelemaal niet meer aan! Dat was erg loopers al te doorschijnend waren, de er onder liggende p:ir...idom van me. Neemt u mij alstublieft niet kwalyk." vloeren zichtbaar werden! „Ik vind het zeer merkwaardig," zei Lotte nu weer, „dat u legen ( Wtjrdl ucri'i lil'. * uw verloofde „u" zegt."
Een goed huismiddeltje tegen griep, hoest en verkoudheid. Geen enkel middel brengt sneller verlichting dan dit eenvoudige recept. Vraag aan IV apotheker of drogist een 30 granisfleschje Vervus (dubbel geconcentreerd). Vermeng het thuis met een kwart liter heet water en een eetlepel suiker. Het resultaat is een flinke kwartHter-flesch doelmatige medicijn, ook zeer geschikt voor de kinderen. Dosis : 3 tot ü jaar : een theelepel ; 8 tof" 12 jaar : een dessertlepel ; volwassenen : een eetlepel (telkens na de drie voornaamste maaltijden en voor het naar bed gaan). Haal de 30 gram Vervus in huis (vastgestelde prijs : 76 cent) en maak het vandaag nog klaar. Knip dil receptje uit en bewaar hef goed.
SCHIEDAM
U
1
VOOR SLECHTS l /, CENT noodig om deze annonce uitgeknipt in open enveloppe als drukwerk aan ons op te zenden, ontvangt U uitvoerige brochures over het
HERSTEL VAN uw HAARGROEI Vermeldt uw naam en adres op de achterzijde der enveloppe en C. & Th. adresseert aan :
Dr. H. MANNING'S Pharm. Fabriek N.V., DEN HAAG
Het adverten iegedeelte van
ons
nummer
van
1 FEBRUARI wor dt c ilge > I ofe n op
21 JANUARI
■ - ti .
IA
^