HET VOSSENBROEK
> z z
~
veren1gmg voorveldbiologie
KNNV afdeling EPE I HEERDE
H
> z z
~
veren1gmg voor veldbiologie
KNNV
li
TOELICHTING EN COLOFON Opnieuw en voor de derde maal op rij heeft de KNNV afdeling Epe/Heerde het gepresteerd een inventarisatierapport te laten verschijnen. Ook deze derde inspanning deed op voorhand vermoeden dat het weer een fors exemplaar zal worden. We hebben ons zelf daarin niet teleurgesteld en ook min of meer de verplichting aangegaan, naar de buitewacht toe, om een uitgave van minimaal hetzelfde kaliber te produceren, als de vorige keren. De lat werd echter deze maal nog hoger gelegd om een prettig leesbaar geheel samen te stellen. Opnieuw hebben vele leden van de diverse werkgroepen weer heel wat werk verricht waarvoor ze zonder overdrijving in 2004 honderden uren in het Vossenbroek doorgebracht. Maar ook achter de PC werden vele avonden besteed om de talloze waarnemingen tot vakkundig doorwrochte deelverslagen te verwerken die in het eindverslag hopelijk weer vele lezers zullen boeien. Egbert de Boer, Menno Boomsluiter, Frans Bosch, Janus Crum, Marga Dekker, Etienne van Dissel, Bertus Hilberink, Adri Hottinga, Hilary Jellema-Brazier, Els Koopmans-Grommé, Henk Menke, Gert Prins, Bauke Terpstra en Henk van Woerden zijn de mensen die hebben zorg gedragen voor de ordening en verpakking van alle veldwaarnemingen en feiten als mede de daarbij behorende conclusies en aanbevelingen, waarbij met nadruk moet worden gesteld dat alle andere leden van de KNNV, die op enigerlei wijze aan deze inventarisatie hebben bij gedragen, zeker niet mogen worden vergeten. De redactie van het voor u liggende product werd gevormd door Rob van de Burgt, Gert Prins en Bauke Terpstra waarbij niet onvermeld mag blijven dat Rob van de Burgt het geheel digitaal aaneen heeft gesmeed en geklonken. De kaart van het Vossenbroek voor in het rapport werd bereidwillig afgestaan door Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen. Voorts werd een fragment uit een kaart van de Man beschikbaar gesteld door Henk Menke en werd een historisch kaartje uit het Gelders archief gebruikt. Ten behoeve van voor- en achterblad als mede alle overige foto-opnamen in het rapport werd geput uit het digitale foto archief van Adri Hottinga, Gert Prins en internet. Tekeningen werden gebruikt uit diverse bronnen. En Last but not Least werd het geheel samen gebracht tot een prachtig drukwerk door Roei Pannekoek. Nabestellingen kunnen worden gedaan bij het secretariaat van de KNNV Epe-Heerde: Margriet Maan-Everaars Tel: 0578-631244 E-mail:
[email protected] Tot slot willen we Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen bedanken voor de gelegenheid ons geboden, in het belang van dit rapport, het Vossenbroek in alle richtingen te mogen doorkruisen gedurende 2004 en de financiële bijdrage die het drukwerk van dit rapport mede mogelijk heeft gemaakt. We hopen dat dit rapport bij zal dragen aan meer bekendheid en waardering van het Vossenbroek en tevens mag leiden tot een evenwichtig beheer met het doel dit nog steeds unieke Elzenbroekbos verder te ontwikkelen en voor de toekomst te bewaren. Bauke Terpstra
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 3 van 124
INHOUDSOPGAVE INHOUD Toelichting en colofon Inhoudsopgave Voorwoord De geomorfologie en bodem van het Vossenbroek De historie van het Vossenbroek Het Vossenbroek 30 jaar geleden Het Vossenbroek nu De flora in het Vossenbroek De blad- en levermossen in het Vossenbroek De insecten in het Vossenbroek De wespspin in het Vossenbroek De paddestoelen in het Vossenbroek De vogels in het Vossenbroek De vissen, amfibieën en reptielen in het Vossenbroek De zoogdieren in het Vossenbroek Beheer in landschappelijke context -Inleiding - Herstel van de hydrologie - Streefbeeld - Insectenvriendelijk beheer - Beheer in landschappelijke context - Openstelling en toegankelijkheid
3
4 5
6 9 15 17
19 26 28 32 33
44 56 58
66 66 66 67 67 69
78
BIJLAGEN Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1: De flora in het Vossenbroek 2: De blad- en levermossen in het Vossenbroek 3: De blad- en levermossen in het Vossenbroek 2 4: De insecten in het Vossenbroek 5: Standaardlijst paddestoelen 6: De paddestoelen in het Vossenbroek 7: Waargenomen vogels in het Vossenbroek
100
102 104
109 113 118 121
Literatuurlijst
Het Vossenbroek
80
Inventarisatie 2004
pagina 4 van 124
VOORWOORD Met veel plezier heeft de KNNV- Vereniging voor Veldbiologie- afdeling Epe/Heerde aan de inventarisatie van het Vossenbroek gewerkt. Het resultaat is verwerkt in dit uitgebreide rapport. Dit rapport is een waardige opvolger van de twee voorgaande rapporten "Klooster Hulsbergen" en "De Bonen burg". De inventarisatie van het Vossenbroek is gestart met een gezamenlijke wandeling van leden van de werkgroepen en het bestuur op 31 januari 2004. De uitgave is gemaakt in samenwerking met Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen, eigenaar en beheerder van het Vossen broek. Wij bedanken hen nogmaals voor hun sponsoring. In 1973 heeft er ook, hetzij een beperkte, inventarisatie van het Vossenbroek plaatsgevonden. Voor het Geldersch Landschap en Geldersch Kasteelen is daarom deze inventarisatie van toegevoegde waarde, daar zij nu de beschikking hebben over een tweetal rapporten, waardoor ze kunnen analyseren wat de aanleg van de Rijksweg A50 voor een invloed heeft gehad op de natuurwaarde ontwikkeling van het Vossen broek. Als onze doelstelling voor deze inventarisatie zagen wij onder andere: het instandhouden en bevorderen van de natuur in dit gebied, mede door middel van uitvoerig onderzoek van de flora en fauna door onze werkgroepen, het bundelen van de resultaten en om deze vervolgens te publiceren. Dit rapport bevat een uitgebreid advies voor de verdere ontwikkeling en het beheer van het Vossenbroek, zoals wij dat vanuit onze doelstelling zien. Het is in ieders belang dat de natuurwaarden van het Vossenbroek verder worden ontwikkeld. Wij hopen dat deze inventarisatie en onze adviezen zullen bijdragen aan een positieve ontwikkeling van de natuur in dit gebied, waardoor hopelijk verloren gegane natuurwaarden kunnen worden teruggewonnen, en de liefhebbers nog meer van het Vossenbroek kunnen genieten.
R. R. van de Burgt Voorzitter van de KNNV afd. Epe/Heerde Maart 2005
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 5 van 124
H Zoals
VOSSENBROEK
algemeen, en de diverse Veluwse natuurgebieden op of langs dit vinden ze hun oorsprong in een, naar menselijke maatstaven, lang Tijdens het Tertiair vanaf een slordige 65 miljoen jaar geleden lag er van huidige Europa een groot Noordzeebekken. Het grootste deel van OAf"liOCJIS(~ne nco·onroc kenmerkt ZiCh dOOf een regelmatig dalen en rijzen van de bodem urm"'ICnln het uitbreiden of terugtrekken van water in dit bekken. De afzettingen uit soms dikten van wel i 000 m, de basis ervan ligt met enige afwisseling
al een grote slenk met een riviersysteem dat later de Rijn zou slenk werd in het noorden afgesloten door een massief leisteen plateau. Vulkanisme en grote tektonische bewegingen hielden de aardkorst in beweging, dit plateau nog lang en liet de slenk nog verder dalen. Maar gedeelte het Tertiair in een tijdvak dat het Plioceen wordt genoemd werd dit en kreeg de Rijn nu ruim de gelegenheid naar het noordwesten door te uit te bouwen en Nederland gestalte te geven. De afzettingen waaruit o.a. is gebouwd zijn echter volledig gevormd tijdens het Kwartiair, de opvolgende periode. Oudere afzettingen liggen gemiddeld op grote diepte en dagzomen maar een enkele plaats. verandert het klimaat wereldwijd en brengt boven Europa opgang die vanuit Scandinavië Europa invloeien. Vermoedelijk is Elsterien al in contact geweest met landijs, echter de sporen onder jongere afzettingen of door erosie nagenoeg teniet gedaan, waar ze bij boringen zijn terug gevonden. Dan volgt het Saalien de voor Nederland. Een, naar schatting, 3000 m hoge ijskap boven water (sneeuw) uit de oceaan lag opgeslagen dreigde onder haar eigen bezwijken en begon uit te vloeien in verschillende richtingen. Ook in zuidwestelijke richting rukte dit ijs op naar Nederland waar diverse ijslobben lagere delen van het drongen. De geweldige druk van het ijs brak door de permanent en duwde deze als schollen omhoog, zo werd het land danig op Eén van IJsseldal) in en de
een lager gelegen ruim 20 km breed gebied (het huidige daar aan weerszijden van dit glaciale bekken stuwwallen op die we nu ... rr, ... rn noemen. Deze Veluwe stuwwal die bij Hattem onder jongere loopt met een grote boog langs Heerde, Epe, westelijk van nU
n naar Dieren. Tussen Arnhem en Nijmegen is deze stuwwal alleen
van invloed zijn op het ontstaan van het latere Vossenbroek. Door nauwelijks door erosie aangetast, brengt deze stuwwal aan de van water en zand op gang richting het oerstroomdal van de Rijn dat worden genoemd. In de nadagen van het Saalien lag deze van het afsmeltende ijs en werden grote hoeveelheden zand en en gemengd bij de uitspoeling van de verschillende hellingen en werden zo opnieuw onder profiel gebracht. De al eerder soms meer dan 100 m diep vulden zich geleidelijk met keileem en
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 6 van 124
Grofweg 130.000 jaar geleden deden zich opnieuw grote klimatologische veranderingen voor maar in omgekeerde richting. Het werd fors warmer, al het smeltwater deed de zeespiegel stijgen en de vele bekkens vol lopen, zelfs enkele meters tot boven het huidige NAP. De inmiddels ontstane vegetatie van naaldbomen en berken maakt plaats voor een vegetatie van loofbomen die vergelijkbaar was met de situatie in Zuid-Frankrijk nu. De temperatuur steeg tot boven het huidige gemiddelde. Vanuit het zuiden zochten grote zoogdieren nieuwe voedselbronnen en pasten zich aan, nijlpaarden zwommen in deze regio. Het Eemien is aangebroken. De fluviatiele (stromend water) afzettingen van de oerrijn heeft ook in ons gebied veel zand, grind, klei en deels veen achtergelaten die nu behoren tot de Kreftenhye formatie. Deze afzetting is onder het Vossenbroek teruggevonden . De Eemzee van NW-Nederland drong niet door tot de huidige IJsselvalleL Toch zijn hier wel degelijk Eernatzettingen gevonden. Het Eemien bleek een relatief warme maar korte tijdsspanne van ongeveer 10.000 jaar te omvatten, waarna de koude opnieuw toesloeg. Het Weichselien deed zijn intrede en hoewel er dit maal geen ijs boven Nederland verscheen duurde dit glaciaal aanmerkelijk langer. Door de strenge kou bevroor de bodem opnieuw permanent. In de zeer korte zomerperioden speelden zich diverse vorst/dooi processen af. Tijdens deze zomerdooi verplaatste het bovenste deel van de met water verzadigde bodem als trage modder langs de stuwwal hellingen naar beneden. In het Midden-Weichselien ook wel pleniglaciaal genoemd was het extreem koud en droog en hield het landschap het midden tussen poolwoestijn en toendra. Toch liet de koude zich van tijd tot tijd voor enkele duizenden jaren verdrijven. De bodem werd dan voldoende opgewarmd om een toendra-achtig plantendek te vormen met onder andere Dwergberk en Dwergwilg. Dit landschap ontplooide zich ook in de laatste drieduizend jaar van het Weichselien tot een sub-arctisch parklandschap. De gemiddelde jaartemperatuur ging flink omhoog om tijdens het Holoceen (geheel nieuwe tijd) gedurende de maand juli stabiel te blijven tussen 15-1
re.
Is het Holoceen het einde van een ijstijd of opnieuw een interglaciaal zoals het Eemien? De huidige opwarming van de Aarde en toenemende vernatting al of niet veroorzaakt door de Mens geeft nog geen uitsluitsel. Er hebben zich in het verleden wel vaker drastische veranderingen voorgedaan. Vele generatie's verder zal er misschien opnieuw een subtiele verandering plaats vinden. Het Vossenbroek of beter gezegd het landschap ter plaatse heeft veel van bovengenoemde veranderingen en processen meegemaakt, waarvan de bewijzen in het bodemarchief liggen opgeslagen.
; I
LEG ENDA P RO FIELEN [~-~---~-~---~: lemio tee r lij n zand; pl.Jatteli jk fij n :randige lotetn
.
..
'
r::.;;/;.~j gri nc! h oudend ll!ern ar'" m :lti g fijn UNI ~}:;~~;~~3 grin d h oudend ieemarrn oro f und
•· - -- _, kalkhoudend
f -----~
C:=J RlllJJIIJnll
oudo "''' "' 1• 1 l>l
[IT~rlv!enancl
/ )
FONl11t tÎ~
lluvioperoglacîaa l 2,1 nd
~ {Pirmi
-
veenlaag \lil n Moct sh oofd (?))
\._., ........ .!
dt>k zand
~
v,m
K rcftt'ntlltyl1
jonge ri."iuklci
{Lil
G~tu\~ Form<Jtie
FormoJtie Win Sir.gww11
r.n l.o1argladilolll )
Fout•atie v:sn rwc:nt"
- - ----· h oven k ant grornhw le r tijde l"!s de opnarne --·-- boordlepte
\
Geologische doorsnede bij Ernst op de helling van de oostelij<e Veluwe
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 7 van 124
De basis werd gelegd van pre-glaciale grinden en zanden afgezet door Rijn en Maas (misschien ook wel door De Schelde) en een aantal oostelijke en noordoostelijk gelegen Duitse en Baltische riviersystemen. Hierin en op speelden zich allerlei processen af zoals: glaciale afzettingen, puinwaaiers, windafzettingen (löss en dekzand), permafrost (door vorst omwoelde bodems), vorstwiggen en verder gebergtepuin uit België, Duitsland en Scandinavië enz. Het één en ander samengebracht tot een complex bodemprofiel. Zo langzamerhand is de Veluwe in rustiger omstandigheden aangekomen, alle bodemprocessen en veranderingen hebben ook in het Vossenbroek een licht glooiend landschap achter gelaten, deze contouren laten zich het best bekijken in het noorden van het gebied en langs de ASO. De hoogte verschillen in het terrein variëren tot 6 m met als hoogste delen in dit gebied de zandige uitlopers van de huidige Emster Enk die naar het oosten toe het terrein inwiggen. Bij aanvang van het Holoceen is het smeltwater, dat nogal wat erosie teweeg heeft gebracht, verdwenen evenals de grove dynamiek en komt het gebied in rustiger vaarwater. In deze nieuwe tijd waarin droge, natte, warme en koele omstandigheden elkaar afwisselen komt ook de bodem tot rust en krijgen diverse begroeiingen de gelegenheid zich te vestigen. Bodemvorming vindt plaats en er kunnen zich kenmerkende verschillen ontwikkelen op plaatsen die elk een eigen karakter dragen. Na de vorming van een gesloten kruidenlaag tijdens het Laat-Weichselien krijgen nu ook hogere begroeiingen zoals struiken en bomen hun kans. Berk en later Den laten zich als eersten zien, omstandigheden die te vergelijken zijn met de huidige Boreale begroeiingszone van o.a. Noord-Scandinavië. Later als de voorwaarden nog gunstiger worden laten ook andere loofbomen zich zien, Hazelaar, lep en Eik en in nattere gebieden uiteindelijk Els en andere vochtminnende bomen. In het centrale deel van het Vossenbroek, een laagte in het landschap, heeft zich vermoedelijk een meertje gevormd dat zich vanuit het westen heeft gevuld met water uit beekjes en of kwelwater afkomstig van hoger gelegen delen van de Veluwe. Langs de hele oostzijde van het Veluwe massief ligt een zone waar kwelwater zichtbaar wordt, zo ook in het Vossenbroek. Dit uit zich het best in de vele roestbruine watergangen met gelijk kleurige modder en bodemlagen, rodolm (uitvlokking van ijzerverbindingen) maar ook de roodbruine korst op de onderwaterdelen van waterplanten. Ook zijn er planten die graag in deze omstandigheden verkeren zoals Waterviolier die dankbaar gebruikmaakt van dit kooldioxiderijke kwelwater in het Vossenbroek. Door dit kwelwater en ook in de beekdalen is een typisch veenmineraal Sideriet in de bodem van het Vossenbroek terecht gekomen. Dit ijzercarbonaat is hier ter plaatse door zuurstof geoxydeerd tot moerasijzererts. Het staat ook bekend als ijzeroer of zodenijzersteen, omdat het vaak op geringe diepte onder de graszode kan worden gevonden (zoals later zou blijken). In dit centrale deel van het Vossenbroek heeft zich daar mogelijk al vanaf het midden van het Holoceen in stagnerend water veen kunnen vormen dat werd opgebouwd uit Zeggen, Riet, Bladmossen, Elzen en Berken. Dit veen staat bekend als Vlierveen, terwijl er in de voormalige beekdalen Madeveen is ontstaan. Langs de randen van deze beekdalen liggen smalle zones met Beekeerd- en moerige (venige) Broekeerdgronden. Op enkele zandige plekken aan de noordzijde van het terrein heeft ook nog podzolvorming plaats gevonden. Daar werden mineralen (ijzerverbindingen) opgelost in regenwater en samen met organische stoffen achter gelaten in dieper gelegen bodemlagen, Veldpodzol genoemd. Dan zijn er nog de hoger gelegen zandgronden van preglaciale oorsprong die echter door erosie en andere processen zijn gevormd en gedeeltelijk overstoven met jongere dekzanden. Ze worden Enk- en Akkereerdgronden genoemd. Zo hebben allerlei natuurlijke processen het Vossenbroek een mozaïk van bodemsoorten gegeven. Tot dat de Mens verscheen ....... .. Bauke Terpstra
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 8 van 124
DE HISTORIE VAN HET VOSSENBROEK De eerste mensen, misschien toevallige passanten of een kleine groep jagers die hun prooi achtervolgden zullen nauwelijks of geen aandacht hebben besteed aan het gebied dat we nu het Vossenbroek noemen omdat het toen volledig opging in het landschap van die tijd en geen afzonderlijke eenheid vormde. Maar mogelijk hebben ze wel een tijdelijk onderkomen gevonden op een wat hoger gelegen zandrug in deze streek. Mocht daar sprake van zijn geweest dan zijn de sporen daarvan al lang verdwenen of afgedekt door een laag jonger dekzand. De invloed van deze passanten/jagers op dit gebied was te verwaarlozen, mogelijk zochten ze er moeras- of waterwild al naar gelang de omstandigheden daar terplaatse, of waren ze weer snel verdwenen. Veel later werden deze jagers ook verzamelaars waardoor hun zoektochten naar voedsel een ander en breder karakter kreeg. Vele culturen, herkenbaar aan de soms spaarzaam gevonden gereedschappen en/of sporen die ze achter lieten, van andere of nieuwe groepen mensen volgden elkaar op. Het klimaat en/of de beschikbaarheid van voedsel bepaalde steeds de duur van hun verblijf in deze streek. De invloed van hun activiteiten op het landschap bleef nog steeds zeer beperkt of werd na korte tijd alweer teniet gedaan. Pas toen het klimaat aanzienlijk verbeterde en een aangenamer verblijf mogelijk werd, gekoppeld aan betere voedselvoorzieningen kreeg het verzamelen van voedsel steeds meer aandacht en werd de jacht wat meer naar de achtergrond gedrongen, hoewel dit nooit helemaal verdween (ook nu niet). Van een echt permanent verblijf was pas sprake bij het Trechterbekervolk. Deze mensen waren in staat zich te vestigen als er sprake was van een volledige agrarische samenleving waarin jacht en voedsel verzamelen in de natuurlijke omgeving nog maar een ondergeschikte rol speelde. De akkertjes bij deze boerenbedrijfjes verschaften de mensen, door gebrek aan een goede bemesting, slechts enkele jaren een opbrengst waarna een nieuw stukje grond in gebruik moest worden genomen. Deze uitgemergelde akkertjes werden vervolgens weer aan de natuur overgelaten De invloed op het landschap bleef dus vooralsnog beperkt en kleinschalig. Toen de bevolking zich verder uitbreidde en er meer behoefte ontstond aan landbouwgronden, kwam ook het bos onder druk te staan als leverancier van boerengerief en bouwhout Er werd meer en meer gekapt, bosrestanten zowel als dood hout verbrand waardoor meer open gebieden ontstonden. De in deze bossen aanwezige struikheide kreeg in deze vrijgekomen ruimte en in de as van het verbrande bos een goede kans zich uit te breiden tot grotere heidevelden.De boeren van die tijd leerden zich aan te passen en ontwikkelden een bedrijfsvoering die geheel was gebaseerd op het gebruik van heide die in grote delen van Europa groeide langs de Atlantische kust vanaf Portugal tot aan de Lofoten in Noorwegen. Hier viel voldoende vocht en waren de winters niet al te koud. Er ontstond een heidecultuur met voor elk land kenmerkende bijzonderheden. Er werd uitgekiend gegraasd, gemaaid, geplagd en gebrand en in jaarlijkse cycli handig gebruik gemaakt van de vele producten en voordelen die de heide bood. De heide als basis voor de steeds groter wordende schaapskudden, de heide als leverancier van plaggen voor de potstal waarin samen met de uitwerpselen van de vele schapen een goede mest werd gevormd die in het voorjaar beschikbaar kwam voor de vele omliggende akkertjes. Maar ook vele andere bijproducten, zoals honing, as van verbrandde heide als meststof, turf en vele bruikbare planten die in deze nieuwe biotoop ontstonden. Al deze zaken hielden de motor van deze heidecultuur draaiende. Enkele duizenden jaren heeft deze "Heidebrandcultuur" zichzelf in stand kunnen houden. Zo ook in Nederland waar jaar in jaar uit werd geplagd, potstallen gevuld en geleegd en akkertjes
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 9 van 124
bemest met deze producten. Dit proces ging bijna eindeloos door en vormde ten slotte de vele Es- of Enkgronden. Na honderden jaren bemesten worden ze nu aangemerkt als Zwarte enkeerdgrond zoals ook de Emsterenk, die op deze wijze zou zijn ontstaan, in het westelijk deel van het Vossenbroek. Ook enkele plekjes Podsolbodem (Podsol is het Russische woord voor as) in het Vossenbroek vond hun oorsprong in de lange periode heidecultuur waarvan de bodem steeds meer verzuurde. Regen spoelde in de zandige bodem de organische stoffen uit de bovenlaag, die veranderde in een grijze uitgeloogde laag om in een lager gelegen bodemdeel dat rijk is aan ijzer op geslagen te worden tot een harde oerbank. Dus indirect heeft de Mens onbewust bijgedragen aan deze bodemvorming. De hierboven geschetste landbouwmethoden gebaseerd op het gebruik van heide zal zeker niet onopgemerkt aan het Vossenbroek voorbij zijn gegaan. Sinds lang en tegen alle moderne landbouwactiviteiten in, hebben op een aantal geïsoleerde plekjes heidestruikjes kans gezien te overleven. Zelfs vitale Dopheide staat er op enkele door de zon beschenen west-oost lopende bermen en slootkanten in de directe omgeving van het Vossenbroek. Ook op het jaren geleden afgeplagde voormalige weiland aan de Wiemanstraat zijn op zandige groeiplaatsen weer verschillende heideplanten tot wasdom gekomen. Maar bovenal geeft de Heet(heide)kampsweg aan de noordzijde van het Vossenbroek aan dat er in het verleden meer geweest is, zoals een kaart van eind 1800 met vele paarse vlekken ons laat zien. De bevolking groeide, de schaapskudden eveneens, het heide-areaal bereikte zijn maximum uitbreiding. Het landschap kwam steeds meer onder druk te staan. Dan wordt voor zover kon worden nagegaan de naam "Vossenbroek" als gebiedsaanduiding voor het eerst vermeld, in een tijnsregister van het jaar 1552. Het gebied kreeg een gezicht, er werd aandacht aan gegeven. Vossen hebben hiertoe zeker aanleiding gegeven, zoals dat vroeger vaak gebeurde bij veel zaken en gebieden met bijzonderheden uit de natuur in de directe omgeving.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 10 van 124
·~- ~~
.
. iJ,\..
.i
.lh.-
1·,r/.·l /L.
··-'
l
\
I
.! \
',I
i
I
( I
I
l "'I ~ ' -· ~·""
..
I
\·
Kaart van het Vossenbroek met tekst, omstreeks 1634, van Nicolaas van Geelkercken
Steeds meer werd langdurig grondgebruik aangegeven als eigendom en in registers vastgelegd, of werd het overgedragen soms verkocht. Zoals: Eigendomsbewijs voor Mr Johan van Steenberg en zijn vrouw Aaltje van het land van Vossenbraeek (1587) of Akte van overdracht door Jacob Stevens, Betta zijn vrouw, en Stevens Jacobs zijn zoon, aan Mr Jan Steenberg de Oude en Aaltje, diens vrouw, van 7% deel van 5 morgen land in het Vossenbraeek in het Kerspel Epe (1598). Ook werden er wel eens voorwaarden vermeld, uitgezonderd de Gage/weide, een Gagelweide stond bekend als een slecht stuk land dus nagenoeg onbruikbaar, maar ook om andere redenen, het Vossenbraeek groot omtrent 50 á 60 mergen lants staende meest tijts onder water (1660). Een me(o)rgen is een oude landmaat die verschillende streekeigen grootheden kende en een hoeveelheid land aangaf dat in een
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 11 van 124
morgen kon worden geploegd (afhankelijk van boer en paard). Het in bezit hebben van land werd steeds belangrijker, om verzekerd te zijn van akkermaalshout, weekhout of hakhout. Akkermaalshout werd gebruikt om stukken land af te bakenen of grenzen aan te geven. Op een eenvoudige kaart gemaakt in 1640 werd t'VoBenbroeck afgebeeld en omzoomd door een 5-tal boerderijen o.a, de Haverkamp, de Kleine Haverkamp, het Hasseler en het Hinkel. Eveneens is op dit kaartje aan de noordzijde van het terrein een molentje weergegeven die vermoedelijk heeft bijgedragen aan de afwatering van het gebied naar de toen al aanwezige Grift (zie ook bovenstaande kaart. Ongetwijfeld zullen de bewoners het Vossenbroek hebben benut voor hun dagelijks leven. Bij de registratie van diverse zaken werd vaak aangegeven dat men woonde bij of aan ..... bijv. Jan Jansen aan't Vossenbraeek (1697). Ook werd het woord kamp vaak gebruikt, de agterste kampen int Vossenbroek (1746), de Haverkampsbos int Vossenbroek (1809). Ook de huidige Heetkampweg laat dit zien. Een kamp is een door sloten of afrastering omgeven stuk land. Tot zover het boerenleven rond het Vossenbroek.
Het Vossenbroek van omstreeks 1800, naar een kaartdeel van de Man
Dan blijkt ook dat de bewoners van de Cannenburch in Vaassen een rol hebben gespeeld in het Vossenbroek, hoewel dit vermoedelijk niet meer is geweest dan het in bezit hebben en onderhouden van ..... , dit blijkt uit een opgemaakt Eigendomsbewijs voor Reinder A.L. lsendoorn à 8/ois van het landgoed Vossenbroek (1835). Maar ook al eerder in 1699 heeft Jan Hendrik van lsendoorn zich bezig gehouden met het vernieuwen van een molen in het Vossenbroek, voor een bedrag van 3682(?). Hij had hier kennelijk een privépoldertje. Het geslacht lsendoorn à Blois heeft vrijwel onafgebroken de Cannenburch bewoond gedurende ongeveer 300 jaar (±1558-1856). De lsendoorns hadden vele bezittingen, waaronder landerijen die tot het laatst werden uitgebreid. Deze lagen voor het grootste gedeelte ten westen van de Cannenburch maar ook versnipperd rond Ernst, Epe en Oene, en een groot aaneengesloten stuk rondom of grenzend aan het Vossenbroek.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 12 van 124
Halverwege de 199 eeuw waren grote delen van het Vossenbroek en omgeving nog steeds niet in cultuur gebracht. Uigebreide gebieden van de Veluwe bestonden toen nog uit eindeloze en vooral boomloze heidevelden. Maar omstreeks de eeuwwisseling zou een bijzondere uitvinding een omwenteling in dit landschap teweeg brengen. Kunstmest bleek de motor achter deze omwenteling. In snel tempo werden vele heidevelden in cultuur gebracht. Weilanden en meer/grotere akkers gaven vanaf dat moment meer opbrengst met minder inspanning. Hierin heeft vooral de "Heidemaatschappij" een grote rol gespeeld. Met ossen en stoomploegen ging men het oude landschap te lijf, hectare na hectare werd omgekeerd en naar de vergetelheid geploegd. De "grote stille heide" het resultaat van een eeuwen lange heidecultuur werd omgezet in bos en andere cultuurgronden. In 1895 blijkt de fam. Van der Feltz het Vossenbroek al in bezit hebben en dat zou nog bijna 100 jaar zo blijven. Twee Baronnen van der Feltz vragen in dat jaar toestemming om van een bestaand molentje een stoomgemaal te maken. Geleidelijk komen we in een tijd waarvan sommige mensen zich nog het één en ander voor de geest kunnen halen, hetzij uit verhalen van anderen dan wel de eigen herinneringen. Zo ook bij de 86-jarige mevrouw Tina Slijkhuis uit Zuuk geboren naast het Vossenbroek. In 1911 kwamen haar vader en moeder Rik Kamphuis en Trijntje Riphagen uit het Eper broek naar een stuk heide "het Heetkamp" genoemd ten NO van het Vossenbroek om daar een boerderij te bouwen. Door haar vader werd met de schop de heide in cultuur gebracht. 's-Winters, herinnert zij zich, schaatsten zij op het Vossenbroek nadat vader de weidepalen en het draad had verwijderd. De boerderij, weliswaar diverse malen verbouwd, staat er nog met een steen in de voorgevel voorzien van de initialen RK en TR. Ook Arend Jan Scholten van de Heetkampweg kan zich de verhalen van zijn vader nog herinneren die vertelde over ossen die er voor de heideploegen liepen. Het werk was zo zwaar dat er soms ossen dood gingen waarna ze ter plekke onder de grond werden gestopt. De 79-jarige Willen Bosch van de Vossenbroekweg doet ook verhaal van dergelijke herinneringen en weet te vertellen dat soms de varkens wel eens een dag het bos in werden gejaagd om zelf hun voer te zoeken. Dan in 1950, als van een stoomgemaal geen geschiedenis meer is te achterhalen, maar de ontwatering van het Vossenbroek nog steeds noodzakelijk blijkt, wordt een 20 PK stationaire diesel geplaatst die, 24 uur onder bezielend toezicht van Gait-Jan Vlaskamp of Rik Brummel, deze taak verder moest volbrengen. 7 jaar later in 1960 werd deze techniek alweer achterhaald en naar nostalgische herinneringen verwezen. Electriciteit deed z'n intrede als gevolg van ook toen al toenemende personele kosten. In 1985 kocht Wim Bosch van de Ledderweg in Zuuk deze oude diesel voor 1.000 gulden van Baron van der Feltz, bracht hem weer aan de praat en laat hem op de jaarlijkse Oldtimershow in Zuuk weer even zijn kunstjes doen. Een paar honderd meter noordelijk van bovengenoemde plaats heeft ook nog een stalen windmolen gestaan, deze is echter in het begin van de jaren 70 gesloopt. Het topje van deze molen staat nog steeds op het erf van de familie Bibo aan de Zuukerenkweg. Het gebied heeft eeuwen lang een kleinschalig gebruik gekend van houtwinning en bewerking van kleine akkertjes. Het centrale Elzenbroekbos werd daardoor nauwelijks aangetast. Dan weer even terug in de geschiedenis van 1927 dreigen er toch donkere wolken deze richting uit te komen als er op 4 juni van dat jaar, bij Koninklijk Besluit, een Rijkswegenplan wordt vastgesteld. In een herziening van dit plan in 1930 werd ook Rijksweg 50 genoemd. Veel werd er toen gesteggeld over het tracé waarbij, met name door div. landbouworganisaties flink werd gelobbyd met als resultaat de huidige werkelijkheid. Door een aanzienlijke inspanning van een aantal gedreven KNNV'ers werd weliswaar niet voorkomen dat de R50 door het oostelijk deel van het Vossenbroek zou gaan maar wel de dreiging van ontgronding en recreatie teniet gedaan. Daarvoor werd later het Kievitsveld ingericht. Als dan in 1992 het Vossenbroek tot dan eigendom van de familie van der Feltz over gaat in handen van de Stichting Het Gelders Landschap ziet de toekomst van het Vossenbroek er
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 13 van 124
weer zonniger uit. Naar houden waaraan de
uclriAI<'~~"~'ltin,n
in stand Bauke Terpstra
Het Vossenbroek
Inventarisatie
14 van 124
HET VOSSENBROEK 30 JAAR GELEDEN Al decennia lang was het Vossenbroek een geliefd excursieterrein van de KNNV afdeling Epe-Heerde. De grote landschappelijke variatie van hoge enkgronden, houtwalcomplexen, broekbossen en lage weilanden met veel kwel zorgde voor een soortenrijke natuur waarin, zowel de vogel-, als de plantenliefhebbers aan hun trekken kwamen. De natte graslanden, ver van drukke wegen, boden veel weidevogels broedgelegenheid. De kwelsloten leverden de plantenmensen geregeld verrassingen. De natuur werd niet verstoord door veel bezoek: het Vossenbroek was niet toegankelijk. Maar de bejaarde jachtopziener Pruim, ook een uitstekende vogelkenner, was wel bereid om af en toe een excursie voor de KNNV-ers te leiden. Deze idyllische toestand werd begin 70'er jaren wreed verstoord toen het tot de natuurliefhebbers begon door te dringen, dat het vastgestelde tracé van de Rijksweg 50 het landgoed in tweeën zou klieven. Dat besef kwam veel te laat. De ligging van de noordzuidverbinding was al veertig jaar lang onderwerp van discussie geweest en - wat sterk uitgedrukt- de te kiezen route had als een dolgeworden rivier tussen Veluwe en IJssel gemeanderd. Maar rond 1970 was de keus gemaakt. De weg kwam tussen Apeldoorn en Ernst oostelijk van het Kanaal, vervolgens een stuk westelijk van het Kanaal, om ongeveer vanaf Heerde het Veluws natuurgebied te doorsnijden naar Hattemerbroek. Het bestuur van de KNNV besloot alsnog bezwaar te gaan maken. Dat deed het op grond van een uitgebreide inventarisatie van al wat er leefde en groeide in het Vossen broek. Ze ontwierp ook een bescheiden wijziging in het tracé. Daarbij zou de snelweg een kilometer of vijf noordelijker het Kanaal kruisen. (Uit de motivering om de weg door het Vossenbroek te leiden bleek dat de doorsnijding van het natuurgebied de landbouwgronden aan de oostzijde van het Kanaal zou sparen. Zo dacht men veertig jaar geleden. Op die landbouwgronden heeft sindsdien nooit veel anders dan mais gestaan). De KNNV afdeling Epe-Heerde maakte zich alleen sterk voor het behoud van het Vossenbroek. Maar andere partijen in de streek begonnen zich te roeren. Er leefden o.a. bezwaren tegen de geplande zandwinning in het bosgebied - nu bekend als het Heerderstrand. Er was ook een groep die de hele ASO afwees: de noodzaak moest eerst maar eens worden aangetoond. Er ontstonden óók actiegroepen die voor een snelle aanleg van de Rijksweg pleitten- de Veluwe had lang genoeg gewacht. Het meest op de voorgrond trad het actiecomité Rijksweg 50. Het afficheerde zich met een sticker in waarschuwende kleuren:
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 15 van 124
Rijksweg 50 nodig, met een doodskop in het midden. Die doodskop sloeg op de gevaarlijke Dorpenweg Apeldoorn-Hattem. Het drukke vrachtverkeer tussen noord en zuid wrong zich door nauwe dorpskernen ringwegen waren er nog niet. De natuur- en milieumensen hadden het sindsdien over de "doodskoppenclub". Zowel de voorstanders van snelle aanleg als de natuurbeschermers organiseerden zich. Zo ontstond de Milieugroep Noordoost Veluwe en was de KNNV die zich alleen maar met natuurstudie bezig hield, ineens een prominente deelnemer in een strijdbare milieuorganisatie. Beide kanten verdedigden hun standpunten in de regionale en later ook landelijke pers. De discussie tusssen de partijen was hard voor die tijd. Ze duurde van medio '72 tot medio '73. Ruim dertig jaar later moet je af en toe glimlachen om de wederzijdse argumenten. De hele weg ter discussie stellen was ook toen al onzinnig. De "doodskoppenclub" begon elke argumentatie met de mededeling dat de Veluwse natuur "zoveel mogelijk"gespaard moest worden, maar de weg moest er komen, en wel direct. Een raadslid zei dat het een groot voordeel van de snelweg was, dat ook automobilisten van onze prachtige Veluwe konden genieten. De tegenstanders van de aanleg rekenden voor dat de Dorpenweg een paar jaar na de aanleg weer even druk zou zijn als daarvoor. Ze hebben op dat punt (gelukkig) geen gelijk gekregen. De vrouw van de KNNV-secretaris toog met 50 Vossenbroekrapporten naar het Binnenhofvoor de kamerleden. Er werden kamervragen gesteld. De Milieugroep NO-Veluwe werd door minister Udink in audiëntie ontvangen. (Vooraf werd ons ingefluisterd dat de minister het op prijs stelde, met Excellentie te worden aangesproken). De afloop was van het begin af voorspelbaar geweest. De weg werd volgens plan en snel aangelegd - door het Vossenbroek. De milieumensen kregen een paar troostprijzen. Van de grondaankopen door Rijkswaterstaat werd een overhoekje in het veengebied van het Vossenbroek aangewezen als natuurgebiedje. En - belangrijker - om de restanten van het Vossenbroek te sparen werd het Kievitsveld aangewezen voor de nodige zandwinning. De toenmalige eigenaren van het Vossenbroek ontzegden daarop de KNNV voorgoed de toegang tot Vossen broek: de troostprijs voor de natuurliefhebbers kostte hun een miljoen.
HenkMenke
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 16 van 124
HET VOSSENBROEK NU
i\ lil
..'"'" ...•• .. .. ..... u. !I .. lt. f
~fi
lf i!
~~
!!I!
~
.&,;;
"'"-
~~j
j
"
i= """",;,"'::; ~
i
I~
I=
i!
~ ~
= ll !i
~ 1:
6
>
!
f; i
i
=
t ~!! 0 ~
"
~ ~o.:t aat.J
~~
.!!! ~ ""
j
~~
<'J
5
·1!' "
iz
...
~
..
J
'11
"'
~i~·
Overzichtskaart van het Vossenbroek
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 17 van 124
.:.: ~
~<.>
l:l
~
~ ~
K{l:~
De begrenzingen van het Vossenbroek
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 18 van 124
OEFLORAlN HETVOSSENBROEK INLEIDING Ook de leden van de plantenwerkgroep hebben in 2004 het Vossenbroek bezocht. Zij hebben geprobeerd zoveel mogelijk verschillende landschapstypen te bezoeken. De resultaten worden gepresenteerd in een tabel, verdeeld over 9 verschillende delen van het gebied, waarbij het totaal van de vondsten is vergelijken met de lijst van 1972/1973 (zie bijlage 1).
Ook is bij de Rode Lijst en de Aandachtssoorten door middel van een cijfer de abundantie aangegeven: 1 =enkele exemplaren; 2 = slechts hier en daar met enkele exemplaren; 3 = (plaatselijk) veel. Hierna wordt in het kort de waarnemingen per deelterrein besproken. Eerst een plaatsbepaling, dan een korte karakteristiek van het bezochte gebied, en vervolgens een bespreking van enkele soorten en waar nodig een vergelijking met 1972. 1. HOUTWALLEN, PADEN, AKKERS WEST VAN DE WIEMANSTRAAT Aan de westkant van de Wiemanstraat liggen enkele akkers (o.a. maïs, (kerst)dennen), omzoomd door een aantal houtwallen en toegankelijk via een landweg met bermen. In 1972 is dit deel niet onderzocht.
Langs de Wiemanstraat valt vooral de Adelaarsvaren op. Kwam hier vroeger ook veel Valse salie voor, tegenwoordig is hij hier blijkbaar verdwenen. Opvallende vondsten langs de landweg richting Ernst waren Bronkruid, een soort van o.a. natte tot vochtige Karrensporen in weilanden en akkers. Bronkruid wordt in de gemeente Epe wel eens gevonden, maar is toch vrij zeldzaam. In de nazomer werd langs een maïsakker een andere opvallende plant gevonden: Knolcyperus, een aantal jaren geleden in Nederland opgedoken in samenhang met de gladiolencultuur. In de houtwallen groeit hier en daar Hulst en er groeit Dalkruid als bodembedekker. 2. HOGER GELEGEN BOSSEN, PADEN, HOUTWALLEN Oostelijk van de Wiemanstraat liggen bospercelen, ontsloten door een pad halverwege de Wiemanstraat Deze percelen gaan hier en daar over in houtwallen die op hun beurt weer overgaan in houtwallen om de weilanden.
Langs het pad en tegen de houtwallen werd Valse salie gevonden. Aan het begin van het pad groeit ergens Dubbelloof (RL-gevoelig). In de houtwallen is massaal Dalkruid gevonden, twee hartvormige blaadjes en een bloemtrosje, gevolgd door groen gemarmerde, later rode besjes. Ook Grote muur, met zijn grote witte bloemen, is hier opvallend aanwezig. Er staat ook Smalle stekelvaren, Brede stekelvaren en Wijfjesvaren. Heel opvallend langs één van de houtwallen is de Koningsvaren, al bekend uit 1972. Koningsvaren groeit hier op twee plekken vlak bij elkaar met veel sporenaren. Blauwe bosbes is nog wel te vinden, maar niet zo veel meer als in 1972, hij kwam toen verspreid voor. 3. DROOG/HOOG WEITJE ACHTERIN
Achter in het gebied, achter het Elzenbroekbos en bijna tegen de ASO aan, ligt een hoger gelegen weitje met een aantal soorten, die voornamelijk op droge, arme grond thuis horen. Aan de rand van dit weitje, daar waar het terrein afloopt naar het Elzen broekbos, komen weer heel andere soorten voor. In de zuid-oosthoek vlak bij de ASO- en daar komt hij mogelijk ook vandaan- groeide een flinke plant Deens lepelblad. Dichtbij bij de weilandingang staat een flinke pol Gewone vogelmelk. De sloot tussen de ASO en het Vossenbroek bevat hier veel Waterviolier. Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 19 van 124
In het weitje zelf soorten van droge, weinig voedselrijke terreinen: Vroege haver, Hazenzegge, Dwergviltkruid (RL-gevoelig), Vogelpootje, Bleekgele droogbloem, Tengere rus, Ringelwikke. Ook aan de soortenlijst van dit droge weitje is te zien dat het terrein grenst aan en overgaat naar het Elzenbroekbos. 4. LAGER GELEGEN BOSSEN, ELZENBROEKBOS Centraal in het Vossenbroek, liggen een aantal lager gelegen, vochtigere percelen, voornamelijk met Elzen en Zeggen, doorsneden met enkele sloten: het Elzenbroekbos. Soms zijn deze percelen ondoordringbaar, zodat hier wel eens een soort gemist kan zijn.
Elzenbroekbos
Er groeien diverse Zegges: Moeraszegge, Stijve zegge, Hoge cyperzegge, IJle zegge, verder: Kruipend zenegroen, Bittere veldkers, Ruwe smele, Holpijp, Waterviolier, Watertorkruid. De in 1972 nog genoemde Blonde zegge, hebben we niet meer kunnen vinden. 5. NATUURONTWIKKELINGSTERREIN Eind jaren '90 zijn enkele percelen bouwland (o.a. maïs) afgegraven en sindsdien ontwikkelt zich hier plaatselijk spontaan een nieuw Elzenbroekbos, hoewel momenteel grote delen vooral worden gedomineerd door Pitrus.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 20 van 124
Poel
Langs de poelen aan de noordrand, hier en daar afgegraven tot op het grint, groeien naast soorten van hogere en drogere grond, als Struikhei en Stekelbrem (RL-gevoelig), ook soorten als Egelboterbloem, Borstelbies, Gewone waternavel, Geelgroene Zegge en Moeraswolfsklauw (RL-kwetsbaar), pioniersoorten van vochtige/natte terreinen. De Moeraswolfsklauw is slechts met enkele stengeltjes aanwezig, maar de eerste sporenaar was er ook al. Dus mogelijk volgt er nog uitbreiding. Verrassend was de vondst van Heelblaadjes, een windverspreider, die in de gemeente Epe weinig voorkomt (groeiplaatsen langs de IJssel en eenmalig bij de Hertenkampsweg). Langs de grootste plas in het noordoosten van het terrein groeide naast Hoge cyperzegge ook een aantal planten van de Grote boterbloem. De ook aanwezige Waterlelie is hier waarschijnlijk niet op eigen houtje terechtgekomen. Langs de slootjes tegen het Elzenbroekbos is het erg vochtig: een geschikte plek voor Kruipend zenegroen, Zomp- en Moerasvergeet-mij-nietje, Beekpunge en Schildereprijs. In de bermsloot van de Wiemanstraat bloeide in het voorjaar volop de waterranonkeL Mogelijk is langs de sloot aan de noordzijde zaad uitgestrooid, getuige soorten als Cichorei, Peen, Oranje havikskruid, Muskuskaasjeskruid en Vaste lupine.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 21 van 124
Poel
6. SLOOT I PAD NOORDZIJDE Aan de noordzijde wordt het terrein begrensd door een sloot. Aan de noordzijde is het Vossenbroek ontsloten door een landweg naar de Bekendalweg/Tolweg.
In die sloot domineert Slanke waterkers. Verderop komen ook Grote waterweegbree, Engelwortel, Holpijp en Waterviolier voor. Op en langs de landweg vooral ruderale soorten en tred planten. 7. AKKERS, WEILANDEN, PAD, SLOOTJES TEN WESTEN VAN DE ASO Ten zuiden van de houtwallen en bosjes, en ten westen van de ASO liggen een aantal meer of minder intensief gebruikte percelen grasland, in gebruik als paardenweide. Te midden van de weilanden ligt een poel, met daarin een eilandje, met een hoog opgaande, 's zomers ondoordringbare begroeiing.
De weilanden leveren niet veel meer op dan gewone graslandsoorten. Het pad naar het zuiden geeft ook weinig spectaculairs. Maar de aangrenzende slootjes zorgen voor Gewone engelwortel, Dotterbloem, Kale jonker, Moerasspirea, Gele lis, Kattenstaart, Echte koekoeksbloem, Gekroesd fonteinkruid, Egelboterbloem, Grote egelskop. Leuk, niet spectaculair, maar in potentie zijn er mogelijkheden. Poel en eilandje worden in de zomer gedomineerd door een ondoordringbare Populieren, Bramen en Sachalinse duizendknoop.
van o.a.
8. WEILANDEN, SLOOTJES TEN OOSTEN VAN DE ASO Aan de oostkant van de ASO liggen een aantal akkers en weilanden, omringd door een sloten en een afvoersloot naar het gemaal bij het Apeldoorns Kanaal. Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 22 van 124
De weilanden worden voornamelijk gedomineerd door Pitrus. De sloot langs de ASO en de omgeving van de afvoersloot naar het gemaal zijn plantkundig iets interessanter. Maar Grote boterbloem, in 1998 nog aanwezig, kon nu niet teruggevonden worden. Ook soorten uit 1972 als Zeegroene muur, Waterdrieblad en Waterpunge zijn helaas niet meer aanwezig. Wel: Echte koekoeksbloem, Grote waterweegbree, Gewone dotterbloem, Kale jonker en Paarbladig fonteinkruid. Enkele jaren geleden werd er in het deel van Staatsbosbeheer de Paardenhaarzegge aangetroffen. 9. BOSJE TEN OOSTEN VAN DE ASO Aan het eind van de Vossenbroekweg, tegenover een boerderij en aan het begin van de weilanden ligt pal tegen de ASO een klein Elzenbroekbosje.
Hier groeien Bramen en Zeggen, maar er werd ook wat Bosanemoon aangetroffen. CONCLUSIE- 1 In 1972 werden in het Vossenbroek 282 soorten waargenomen, in 2004 waren dit er 298; in totaal 3SS verschillende soorten. Ondanks die toename met 16 soorten, is er toch een reden om jaloers te zijn zeker in vergelijking met het rapport uit 1972. Want van de meer dan SO soorten die sindsdien verdwenen zijn, lagen verschillende groeiplaatsen in de buurt van het traject van deze verkeersader en daar waren voor deze streek karakteristieke en zelfs bijzondere soorten (Waterpunge) bij. De conclusie mag getrokken worden dat men destijds gelijk heeft gehad met het verzet tegen de aanleg van de ASO. CONCLUSIE- 2 Als de lijst van 1972 wordt gecheckt op Aandachtssoorten en Rode Lijst-soorten volgens de huidige normen (FLORON-streeplijst, 1996; Rode Lijst, 1999) blijkt dat de Rode Lijst-soorten van 1972 op één na allemaal verdwenen zijn. Alleen Dubbelloof is teruggevonden. Verdwenen zijn: Blonde zegge, Brede waterpest, Moerasbasterdwederik, Waterdrieblad, Gagel, Borstelgras, Spits fonteinkruid, Wateraardbei, Klimopwaterranonkel, Blauwe knoop, Akkerandoorn, en Kleine valeriaan. En om iets positiever verder te gaan; er zijn drie andere verschenen, namelijk Stekelbrem, Moeraswolfsklauw, Dwergviltkruid. De eerste twee staan in het natuurontwikkelingsterrein, de laatste op het droge weitje achterin.
Bij de Aandachtssoorten is het iets minder dramatisch: het aantal ging van 28 naar 27. Er verdwenen 6 soorten: Zwanenbloem, Grasklokje, Moeraswederik, Hengel, Pijlkruid, Moerasviooltje. Maar de lijst werd weer aangevuld met S nieuwe A-soorten: Struikhei, Paarbladig fonteinkruid, Liggend hertshooi, Witte waterlelie, Heelblaadjes. Zie ook tabel 1. VERGELIJKING AANTALLEN
1972
2004
-I+
RL-BEDREIGD
1x
-
1 verdwenen
RL-KWETSBAAR
4x
1x
3 verdwenen
RL-GEVOELIG
8x
3x
7 verdwenen I 2 nieuw
Aandachtssoorten
30x
29x
6 verdwenen I 5 nieuw
Totaal aantal
282s
298s
57 verdwenen I 73 nieuw
Tabe/1: Vergelijking aantallen
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 23 van 124
CONCLUSIE- 3 De soorten uit de lijst die in 1972 wèl en in 2004 niet gevonden zijn, ingedeeld naar de gebieden waar die verdwenen soorten groeiden, zijn uitgewerkt in tabel 2 (per plant zijn meerdere categorieën mogelijk, daarom is het opgetelde percentage hoger dan 100%). Het blijkt dat verreweg de meeste verdwenen soorten (68,4%) in de slootjes, beekjes en greppels van het toenmalige weidegebied groeide. Blijft de vraag: zouden er nu (2005) nog mogelijkheden zijn om iets van die oude glorie terug te krijgen? VERDWENEN SOORTEN SINDS 1972
Totaal
AA
RL
aantal perc.
aantal perc.
aantal lperc.
14,0%
2
33,3%
1
8,3%
-
-
-
1
8,3%
-
-
-
66,7%
7
S8,3%
1. Hogere beboste terreinen
8
2. Laoere beboste terreinen, elzenbroekbos
7
12,3%
3. Open gedeelten, kapvlakte elzenbroekbos
7
12,3%
4. Sloten, beekjes in elzenbroekbos met oevers
7
12,3%
-
S. Sloten, beekjes en greppels in weidegebied
39
68,4%
4
6. Wegb., akkers, graspaden, drinkplaatsen, vogeleil. 10
17,S% 1 16,7% 2 16,7% ... .. (per soort meerdere categoneen mogelijk)
Tabe/2: Verdwenen soorlen sinds 1972
CONCLUSIE- 4 Als we naar de nieuwe soorten kijken, kunnen we ons afvragen waar de meeste nieuwe soorten zijn verschenen. In tabel 3 zien we dat verreweg de meeste nieuwe soorten gevonden zijn in het natuurontwikkelingsterrein, gevolgd door het gebied west van de Wiemanstraat (in 1972 niet geïnventariseerd) en het hoger gelegen bosgebied. NIEUWE SOORTEN
Alle soorten Aantal
=_perc
1. Houtwallen, paden, akkers west van de Wiemanstraat
26
= 3S,6% = 19,2%
RL
AA
-
-
2. Hooer oeleoen bossen, paden, houtwallen
14
3. Droog weitje
17
=23,3%
1
1
4. Lager oelegen bossen, Elzenbroekbos
3
=4,1%
-
-
S. Natuurontwikkelingsterrein
39
= S3,4%
2
4
.- ..
-
6. Sloot I pad noordzijde
9
= 12,3%
7. Weilanden, slootjes ten westen van de ASO
s
=6,8%
8. Weilanden, slootjes ten oosten van de ASO
6
=8,2%
9. Bosje ten oosten van de ASO
4
1
1
=S,S% -.. (per soort meerdere categoneen mogelijk)
Tabe/3: Nieuwe soorlen
CONCLUSIE- 5 Misschien is het mogelijk nog wat meer I beter aan natuurontwikkeling te doen, vooral in het weidegebied. Egbert de Boer
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 24 van 124
SIGNALEMENT:
KONINGSVAREN Osmunda regalis beschermde soort (groeit zeer langzaam en kan 100 jaar worden) pluim met sporenkapsels plant van natte, zure tot zwak zure grond in loofbossen, beschaduwde slootkanten en veenmoerassen drie vindplaatsen in gemeente Epe in het Vossenbroek langs een houtwal
VOGELPOOTJE Ornithopus perpusillus Vlinderbloemenfamilie dankt naam aan de vorm van de vruchten op open plaatsen op droge, kalkarme grazige zandgrond vaak liggende stengels witachtig-met -rose bloempjes in Vossenbroek in natuurontwikkelingsterrein en op droog weitje
vogelpootje
BORSTELBIES lsolepis setacea Cypergrassenfamilie pioniersoort van open, natte tot vochtige zandgrond op veen of leem 2-20 cm hoog dunne, rolronde stengeltjes met afstaande aartjes in Vossenbroek op kale, vochtige plekjes
GROOTBLOEMIGE MUUR Steilaria holestea Anjerfamilie vochtige I droge voedselrijke grond kroonbladen gespleten, plm 2 cm langwerpige driehoekige puntige bladen in het Vossenbroek in I langs houtwallen
grootbloemige muur
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 25 van 124
DE
IN HET VOSSENBROEK
INLEIDING Op 29 april 1 inventariseerden leden van de bryologische werkgroep van de KNNV de in het Vossenbroek voorkomende mossen (Van der Werf & Sollman, 1973). De resultaten zijn destijds opgenomen in het rapport over het Vossenbroek. In de winter van 2003 en voorjaar 2004 is slechts zéér beperkt aandacht besteed aan de inventarisatie van mossen. Het determineren van mossen is zeer specialistisch werk. Er is hierdoor in 2004 bij lange na geen volledig beeld verkregen van de mossen. Toch zijn er ten opzichte van 1973 enkele nieuwe soorten gesignaleerd. Reden temeer om zowel de oude als de nieuw verzamelde gegevens hier te presenteren. 1. SOORTENLIJST In de bijlage is een soortenlijst opgesteld met vermelding van de Latijnse en Nederlandse namen. De wijzigingen die sinds 1973 hebben plaats gevonden in de nomenclatuur zijn zo goed mogelijk verwerkt. Voor de naamgeving is aangehouden de standaardlijst voor mossen (Dirkse, During & Siebel, 1999) en latere wijzigingen hierin. In 1973 is onderscheid gemaakt naar terreintype, waarin mossen zijn gevonden. Onderzocht zijn toen de hogere bosgedeelten en eikenhakhoutwallen, het lager gelegen Elzenbroekbos, de slootjes in het moerasbos, de weilanden met slootjes en een betonnen bak in een sloot. In 2003/2004 is geen onderscheid gemaakt naar vindplaats vanwege het beperkte karakter van het onderzoek. 2. RESULTATEN en 2003/2004 zijn in totaal 60 soorten blad- en levermossen gevonden. Dit is aantal soorten. Minimaal vier soorten zijn karakteristiek voor het betreft Moerasbuidelmos, Moerasgaffeltandmos, Gewoon Veenmos en meeste andere soorten soorten zijn tamelijk algemeen. Leuk is te de natuurontwikkeling zich ook nieuwe soorten hebben gevestigd. van het Elzenbroek en vijf voor het Vossenbroek, ten opzichte soorten, worden hieronder toegelicht.
;aJL'DoaeJ'a fissa) is in 1973 gevonden in het Elzenbroekbos. Het is in heel Nederland beschaduwde, vochtige tot natte zand-, leem- en veenbodems. Men treft het daarnaast aan op dood hout in allerlei natte bostypen.
Moerasgaffeltandmos (Dicranum bonjeanm) is in heel Nederland zeer zeldzaam (ZZ) en groeit in allerlei moerassige vegetaties en broekbossen. In het Vossenbroek is deze soort in 1973 gevonden in het Elzenbroekbos. De soort staat als kwetsbaar te boek op de in 2004 vastgestelde Rode Lijst mossen (Siebel & Bijlsma 2004). Parapluutjesmos (Marchantia polymorpha) is een gemakkelijk herkenbaar levermos dat in 1973 niet is gemeld. Het is in 2004 gevonden in de natte graslanden aan de noordzijde van het Vossenbroek. Het komt in de natuur algemeen voor op vochtige en voedselrijke plaatsen met een beetje schaduw.
Parapluutjesmos (Marchantia polymorpha)
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 26 van 124
Bronsmos (Pieurozium schreben) is een zuurminnende soort die zeer algemeen voorkomt op strooisel in droge bossen of op arme zandgronden. in het Vossenbroek is het in 2004 gevonden op de kapvlakte van voormalige Douglas, één van de drogere en armere terreindelen van het Vossen broek. De soort was niet gemeld in 1973. Gewoon broedpeermos (Pohlia annotina) is een pionier op vochtig tot nat zand of leem. Hun favoriete biotoop bestaat uit venoevers en lemige plekken in vochtige heide, een milieu dat juist door natuurbouw ook in het Vossenbroek tot stand is gebracht. De soort is in 1973 niet gemeld. Ruig haarmos (Polytrichum piliferum) is een pionier van droge, zure zandgrond. Deze soort groeit in de open vegetaties aan de noordzijde van het Vossenbroek en in schraal grasland op de zandopduiking aan de oostzijde. Deze soort is in 1973 niet gemeld. Gewoon veenmos (Sphagnum palustre) en Haakveenmos (Sphagnum squarrosum) zijn beide in 1973 gemeld. Het zijn beide relatief algemene veenmossoorten die ook kenmerken zijn voor broekbossen. Nog steeds komen in het Elzenbroekbos veenmossen voor. Nieuw is de vestiging van veenmossen in het natte grasland aan de noordzijde van het Vossenbroek. Deze soorten zijn echter niet op naam gesteld. Gewoon thujamos (Thuidium tamariscinum) is een plaatselijk vrij algemeen mos van vochtige en voedselrijke bossen. In het Vossenbroek is het mos in 2004 gevonden aan de rand van het Elzenbroekbos, onder populieren, Gewone es en Zwarte els. In 1973 is de soort niet gemeld. CONCLUSIE Het Vossenbroek is voor mossen een interessant gebied, met name het vochtige Elzenbroekbos herbergt enkele karakteristieke soorten. Het in 1973 aangetroffen Moerasgaffeltandmos (Dicranum bonjeanm) staat anno 2004 op de Rode Lijst bekend als kwetsbare soort. Ten gevolge van natuurontwikkeling hebben zich enkele nieuwe pioniersoorten onder de mossen weten te vestigen. Het verdient aanbeveling het gebied intensiever te onderzoeken op het voorkomen van mossen; dat is er in 2004 niet van gekomen. Marga Dekker
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 27 van 124
DE INSECTEN IN HET VOSSENBROEK INLEIDING Het herkennen en op naam brengen van insecten is niet altijd een eenvoudige zaak en kost soms veel tijd. Het is om die reden, dat de drie gebieden waarin het Vossenbroek kan worden ingedeeld, nl. het oude Vossenbroek, het nieuwe Vossenbroek en het gebied ten oosten van de ASO, niet alle even frequent zijn bezocht. Ook het weer werkte vaak niet mee.
De meeste waarnemingen zijn gedaan langs de gele paaltjesroute, die zowel door het oude als ook door het nieuwe Vossenbroek loopt. Verder in het aangrenzende bosgebiedje, op de diverse weitjes en langs en op de twee biezenvelden met de poelen. De akkerranden ten oosten en westen van de Wiemanstraat konden door de uitbundige begroeiing met braamstruiken en brandnetels en door de abrupte overgang van bomen en struiken naar akkerland slechts met veel moeite en incidenteel worden geïnventariseerd. In de zomermaanden waren verder een gebiedje met hoog opgroeiend bramenstruweel in het oude Vossenbroek en enkele weitjes met forse brandnetelgroei moeilijk toegankelijk. Ondanks deze genoemde handicaps zijn toch vele soorten insecten waargenomen. In dit verslag wordt slechts enige informatie verstrekt over het voorkomen van dag- en nachtvlinders en libellen. Tevens worden enkele gebieden aangestipt waar zij zoal zijn gesignaleerd. Over het grote aantal andere waargenomen insecten wordt hier niet verder uitgeweid, met uitzondering van een enkel insect en de Wespspin (geen insect !!) , waarvan in aparte artikeltjes gewag wordt gemaakt . Heel belangrijk is ook het beheer van het Vossenbroek. Hoe wordt het gebied zodanig ingericht, dat het een nog grotere aantrekkingskracht heeft op bijvoorbeeld vlinders, libellen en insecten in het algemeen. In dit verslag worden hierover enige zinvolle aanbevelingen gedaan voor een insectenvriendelijk beheer. De namen van alle waargenomen insecten staan in een overziehtslijst vermeld. Een literatuurlijst is aan het verslag toegevoegd. Een groot aantal leden van de insectenwerkgroep heeft in meer of mindere mate zijn of haar bijdrage aan de totstandkoming van dit verslag geleverd. De heer Albert Lutjeboer van de KNNV afdeling Apeldoorn heeft geholpen bij het op naam brengen van vele loopkevers. Tenslotte moet nog de kanttekening worden gemaakt dat een vergelijking met het rapport uit 1973 over het Vossenbroek, niet mogelijk is, omdat er destijds geen onderzoek naar het voorkomen van insecten is gedaan. 1. DAGVLINDERS Er zijn 22 dagvlindersoorten waargenomen. Tot de meest waargenomen vlinders behoorden: het Bruin zandoogje, het Bont zandoogje, het Landkaartje, het Zwartsprietdikkopje en het lcarusblauwtje.
Het minst in aantal waren: de Argusvlinder, het Hooibeestje en de Sleedoornpage (slechts 1 exemplaar) Het aantal soorten dagvlinders was met 22 stuks tamelijk hoog, de aantallen per soort weinig/matig tot redelijk. Met uitzondering van de Sleedoornpage (een Rode Lijst soort!), waren er geen waarnemingen van bijzondere soorten. lcarusblauwtje (Polyommatus icarus)
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 28 van 124
Nog een paar opmerkingen m.b.t. de drie laatstgenoemde minst waargenomen soorten. De Argusvlinder is een soort die je op de graslanden aantreft. Hij behoort tot de familie van de Zandoogjes. Een belangrijk kenmerk van deze familie is de aanwezigheid van twee of meer ogen op hun vleugels. De waargenomen Bruine en Bonte zandoogjes, Koevinkjes en Hooibeestjes behoren ook tot deze familie. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het Bruin en het Bont zandoogje wordt de Argusvlinder maar zelden in grote aantallen aangetroffen. Meestal betreft het 1 of slechts enkele exemplaren. Argusvlinders houden van kale zandige plekjes in hun biotoop om te zonnen. De mannetjes Argusvlinder zijn herkenbaar aan de zwarte geurstreep op de voorvleugels. Het Hooibeestje is ook een graslandsoort. Hij is een wat kleiner lid van de Zandoogfamilie. Lange tijd ging het niet goed met het Hooibeestje. Hij werd nog maar nauwelijks waargenomen in gebieden waar hij voordien nog regelmatig was te zien. Dit jaar is hij voor het eerst weer op meerdere plaatsen waargenomen, o.a. dus ook in het Vossenbroek. De Sleedoornpage heeft heggen, houtwallen en bosranden als biotoop. Van belang voor de Sleedoornpage is de aanwezigheid van Sleedoornstruiken of andere prunussoorten die dan wel bij voorkeur op een op het zuiden gerichte plek moeten staan. Het vrouwtje van de Sleedoornpage legt haar eitjes in de takvorken van de Sleedoorn. Het liefst op de overgang van oud naar jong hout. De Sleedoornpage is o.a. te herkennen aan de oranjeband over de achtervleugels en aan een klein uitsteeksel, een "staartje" aan de onderkant van de achtervleugels. Onderstaande terreinen in het Vossenbroek werden door sommige soorten veel bezocht: a. b. c. d. e.
Het bramenstruweel in het oude Vossenbroek (Witje, Citroenvlinder); De diverse weitjes (Witje, Oranjetipje, Dikkopje, Bruin zandoogje); De biezenveldjes en aanliggende graspaden (icarusblauwtje, Kleine vuurvlinder); Bosranden (Bont zandoogje); De met braamstruiken, brandnetels en andere kruiden begroeide randen van weitjes en paden (Landkaartje, Gehakkelde aurelia, Dagpauwoog, Kleine vos, Koevinkje)
2. LIBELLEN Er zijn 16 soorten Libellen waargenomen, waarvan 10 echte Libellen en 6 Juffers. Zij werden vooral gezien bij de poelen in de biezenveldjes en de direkte omgeving ervan. Enkele soorten, zoals o.a. de Vuurjuffer, de Weidebeekjuffer, de Platbuik, de Blauwe glazenmaker en de Bruinrode heidelibel leiden een zwervend bestaan en werden ook op andere locaties aangetroffen. De meeste soorten komen nog (vrij) algemeen in ons land voor. In het Vossenbroek is echter ook de Vroege glazenmaker gezien. Die is inmiddels in ons land zeer zeldzaam geworden en wordt nu als een Rode Lijst soort beschouwd. 3. NACHTVLINDERS Weinig mensen weten dat er heel veel nachtvlinders voorkomen in een gewoon Nederlands bos. In een gewone bostuin in Heerde bijvoorbeeld, zijn er meer dan 300 soorten waargenomen over een periode van 5 jaar. In het veel grotere Vossenbroek met zijn afwisseling van bossen en natte terreinen zijn er net zoveel of meer te verwachten. Nachtvlinders houden van inheemse bomen zoals eiken, wilgen en populieren en veel namen van nachtvlinders zowel wetenschappelijke als Nederlandse, duiden op speciale relaties met bepaalde planten; bijzondere planten trekken vaak bijzondere nachtvlinders aan. Maar het waarnemen van nachtvlinders wordt bemoeilijkt door hun verborgen levenswijze. Meestal wordt licht gebruikt om hen aan te trekken. Een paar keer hebben wij een lichtval op het terrein zelf geplaatst, maar het onzekere weer in een vrij natte zomer en het omgaan met accu's voor het licht maakt dit tot een tijdrovende taak. De meeste waarnemingen zijn daarom
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 29 van 124
gedaan vanaf een tuin grenzend aan het gebied. Een tweede belemmerende factor is dat de waarnemingen waren beperkt tot de zomermaanden, maar sommige nachtvlinders overwinteren als volwassen imago en vliegen op milde nachten in de herfst of het vroege voorjaar. Andere nachtvlinders zoals de verschillende soorten van de Orthosia familie vliegen hoofdzakelijk in maart en april, om hun eieren te kunnen leggen kort voor het ontluikende blad; ze zullen zeker in het Vossenbroek vliegen maar staan niet op de lijst van waarnemingen. Ook zullen de vele vlinders die in mei verschijnen ontbreken; de insectenwerkgroep is wel van plan om het nachtvlinder onderzoek in het Vossenbroek voort te zetten. De waargenomen nachtvlinders zijn meestal algemene soorten, typisch voor een bos met nat grasland. In dit verslag zullen wij ons verder beperken tot het uitlichten van een paar interessante soorten. Eén van de nachtvlinderfamilies die vaak te zien is, is de Pijlstaart familie. De grote rupsen verdedigen zich met een gevaarlijk uiterlijk zoals de Avondroodrups, die ook wel Olifantrups wordt genoemd (deze komt op het Wilgenroosje voor en in tuinen op de Fuchsia}; de rups kan zijn kopgedeelte verbreden als er gevaar dreigt. De rupsen van deze familie hebben allemaal een pijl op hun staart, vandaar hun naam. Andere opvallende rupsen zijn de Helmkruidvlinder, de Drietand en de Psi-uil. Er zijn ook overdag vliegende nachtvlinders die meer aan hommels, wespen of andere insecten doen denken. De Kolibrievlinder (een trekvlinder) kwam bijvoorbeeld massaal voor in Nederland in het warme jaar 2003 maar werd ook in het Vossenbroek in 2004 gezien; de snelbewegende, doorzichtige vleugels doen, als de vlinder bloemen bezoekt, meer aan een hommel denken. Kleiner en meer lijkend op een wesp zijn de Bessenglasvlinder en de Elzenwespvlinder, die niet zo zeldzaam zijn maar vaak over het hoofd worden gezien. Op het eerste gezicht lijken ze helemaal niet op vlinders met hun zwart en geel gestreepte lichamen; het verschil zit vooral in de vorm van de antennes. Ze zijn vooral in juni te zien als ze bloemen van struiken bezoeken, zoals Kardinaalsmuts, Liguster en verschillende bessenstruiken. Een grote vlinder die niet algemeen is maar wel regelmatig voorkomt is het Rood Weeskind. Als die op een boomstam rust is hij onopvallend met zijn schutkleuren, maar als er gevaar dreigt laat hij zijn fel rood met zwarte ondervleugels zien om zijn vijanden te weren. Waarschijnlijk één van de meest zeldzame vlinders op onze bescheiden lijst is het Papegaaitje, een groenig tot bruinig spannertje dat alleen op de Noord-Veluwe en in midden Brabant voorkomt. Over het algemeen proberen nachtvlinders niet op te vallen om te overleven, maar wie er mee begint om op vlinders te letten die naar een verlicht raam komen of naar een boomstam ingesmeerd met stroop zal zich verwonderen over de diversiteit van het nachtleven. Nachtvlinders zijn een erg belangrijke schakel in onze biodiversiteit, ook als voedsel voor vogels en andere dieren. Inheemse planten en bomen op hun beurt zijn belangrijk voor een geschikte biotoop voor de vlinders. Een natuurterrein zoals het Vossenbroek is daarom niet alleen leuk voor recreatie maar ook van levensbelang voor al de ongeziene schakels in de natuur. 4. BLADHAANTJES De twee hieronder beschreven bladhaantjes behoren tot de zeer uitgebreide familie van de Chrysomilida3. Deze kevers tellen wereldwijd meer dan 25.000 soorten. In Nederland en België alleen al komen± 300 soorten voor. Hier zijn grote soorten bij en piepkleine torretjes.
De grootste in ons land voorkomende soorten zijn de Reuzengoudhaan (Tinarchia goettingensis, 8 - 11 mm), de Mierenzakkever (Ciytria quadripunctata), de Coloradokever (Leptinotarsa decemlineata) en het Populierenhaantje (Chrysomela popu/J).
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 30 van 124
Het in het Vossenbroek voorkomende Elzenhaantje (Agelastica alm) is overbekend. Vrijwel elke Els vertoont in de zomer de kenmerkende vraatsporen. De bladeren zijn doorzeefd met de gaatjes, die zowel de staalblauwe kevertjes als hun zwarte larfjes veroorzaken. Ze vreten het blad tot aan het grove patroon van de nerven op en laten een bladskelet over. Soms vreten ze ook delen van de nerven en veroorzaken dan grote gaten in het blad. Elzenhaantjes produceren meer generaties per seizoen. Volwassen kevers overwinteren in de strooisellaag en in kieren van de bast. Een ander haantje viel op in de opslag van Esp langs het hoofdpad bij de ingang. Veel blad was volledig doorzeefd met gaatjes. Zo rigoureus was deze aantasting, dat er aan de struikjes alleen door gaatjes doorzeeft blad overbleef. Deze skelettering is veel fijnmaziger dan die van het Elzenhaantje. Alle nerfjes, ook de allerfijnste, waren overgebleven. Dit is het werk van Phyllodecta Vitellinae, een metaalachtig blauw tot kopergroen iriserend kevertje. De larfjes en kevertjes vreten het bladgroen "in gesloten gelederen optrekkend". Ook hiervan treden meer dan één generatie per seizoen op. Je vindt beide beschreven bladhaantjes dan ook de gehele zomer op hun voedselplanten. "Waarom haantjes?" Veel soorten van de bladhaantjesfamilie hebben het vermogen een enigszins kraaiend geluidje te produceren. Dit gesjirp wordt veroorzaakt door het bewegen van hun thorax (borststuk), waarbij minieme chitinelijstjes over elkaar schuiven. Dit ook door het menslijk oor waarneembare geluidje maken ze vooral wanneer je ze vastpakt. Waarschijnlijk dient het om vijanden af te schrikken.
Elzenhaantje (Agelastica alni)
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 31 van 124
DE WESPSPIN IN HET VOSSENBROEK In 1980 werd de eerste Wespspin (Argiope bruennich1) in Nederland (in Zuid-Limburg) gesignaleerd. In de zomer van 2002 werd voor het eerst een Wespspin aangetroffen in het Vossenbroek. Vermoedelijk is dit niet de eerste geweest die zich daar bevond, maar was deze spin al enigszins ingeburgerd in dit gebied zonder dat zijn aanwezigheid was opgemerkt. In 2003 werden meer dan 100 exemplaren aangetroffen, waarna in 2004 de score opliep tot boven de 2000 individuen. De waarnemingen werden voornamelijk gedaan in het open terrein aan de noordkant van het oude broekbosgedeelte. Wat betekenen deze grote aantallen nu voor de overige fauna in het gebied. Hiernaar is in Nederland nog weinig onderzoek gedaan. Doordat het web van de spin zich doorgaans laag in de vegetatie bevindt bestaan de prooidieren naast allerlei vliegende, ook uit springende insecten. In het Vossenbroek valt vooral het grote aantal gevangen cicaden op (Cicade/la viridis, een kleine lichtgroene cicadesoort, met een lengte van 9 a 10 mm). Daarnaast valt het Gewoon spitskopje of Rietsprinkhaan, (Conocephalus dorsalis), een kleine sabelsprinkhaan, die hier zeer algemeen voorkomt, in grote aantallen ten prooi aan de Wespspin. Ook de zeldzame Moerassprinkhaan (Stethophyma grossum) zal wel min of meer regelmatig in een van de vele wielwebben terechtkomen. Deze forse soort zal zich hier echter doorgaans weer uit weten te bevrijden. De kans dat de aanwezigheid van de Wespspin de populatie van zijn prooidieren daadwerkelijk beïnvloedt, wordt door deskundigen, over het algemeen niet groot geacht, maar bij deze zeer hoge aantallen spinnen is een negatieve invloed op de kleinere sprinkhaansoorten zeker niet denkbeeldig.
Wespspin (Argiope bruennichi)
Over de Wespspin als prooi is nog niet veel bekend. De volwassen vrouwtjes zijn door hun opvallende kleur, in combinatie met hun grootte waarschijnlijk zo afschrikwekkend dat ze weinig risico lopen. Dat geldt niet voor de eicocons en de jonge spinnetjes. In Nederland zijn in de eicocons larfen gevonden van Trematobia Ornata, een zeldzame sluipwespsoort die parasiteert op Argiope-soorten. Verder worden de eicocons wel opengepikt door vogels. Er is zelfs een (winter)waarneming van een klapekster die een cocon op een meidoorn had gespietst. Voor het overige zullen we vermoedelijk het verloop van de spin als prooidier af moeten wachten.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 32 van 124
DE PADDESTOELEN IN HET VOSSENBROEK INLEIDING De opbouw van deze rapportage vertoont veel overeenkomsten met andere rapportages van de werkgroep Paddestoelen. Met name zal deze inleiding en het gedeelte over de functie van paddestoelen herkenbaar zijn. Er worden een aantal algemene zaken behandeld uit de huidige opvattingen m.b.t. het bestuderen van paddestoelen. Dit gedeelte wordt telkens geactualiseerd in relatie tot het betreffende gebied.
De werkgroep Paddestoelen heeft zich gericht op de volgende gebiedsdelen, zoals verderop zal blijken en op een schetskaartje is aangegeven:
a. b.
c.
het Berken-eikenbos, ook wel aangeduid als 'de hogere gronden'; het Elzenbroekbos, kortheidshalve 'het broekbos'; het Natuurontwikkelingsgebied.
Blauwgroen trechtertje (Omphalina cyana)
Verder is het nodig om aan te geven dat qua terminologie het één en ander is gebaseerd op wat door F.Tjallingii in artikelen uit de jaren 1998 en 1999 bepleit is, om een eind te maken aan de spraakverwarring als men het heeft over fungi, zwammen, paddestoelen en schimmels. We spreken over zwammen (fungi) en onderscheiden daarin de hogere zwammen, ofwel de paddestoelen en de lagere zwammen: de schimmels. Zowel de paddestoelen als de schimmels die we zien verschijnen, ontstaan uit de zwamvlok, het mycelium, dat Tjallingii omschrijft als 'een vlechtwerk van microscopisch dunne draden binnen in het 'substraat', dus in de grond, in hout, in mest, in een dood dier, enzovoorts'. Paddestoelen vormen voor de verspreiding van sporen min of meer compacte vruchtlichamen, zoals bijv. Gewone zwavelkop (Psilocybe fascicularis), een paddestoel die over het algemeen talrijk voorkomt en die we in dit gebied zowel op de hogere gronden als in het broekbos aantroffen. Ook als de structuur wat slapper is, zoals bij de Gele trilzwam (Tremel/a mesenterica) hebben we het over een paddestoel. En verder horen er de Buisjeszwammen toe, de Koraalzwammen, de Houtzwammen, de Korstzwammen, enz. Kortom: de paddestoelen zoals we die in een paddestoelenboekje aantreffen. Tijdens onze zoektochten hebben we ons hiermee met name beziggehouden. Schimmels vormen voor de verspreiding van sporen nooit vruchtlichamen die compacte vormen aan nemen; als voorbeeld noemen we de schimmel die we nog wel eens op sinaasappels aantreffen (een Penicillium-soort). Dan zijn er ook nog de Slijmzwammen (Myxomyceten). Ze vormen een afzonderlijke groep die onderscheiden wordt van de fungi, maar ook door mycologen wordt bestudeerd. Tenslotte nog iets over de spelling van de soortnamen. We volgen hierbij het 'Overzicht van de paddestoelen in Nederland' (1995), dat we verderop wel aanduiden met de Standaardlijst. 1. DE FUNCTIE VAN PADDESTOELEN Paddestoelen fascineren door hun verschillende vormen, hun kleuren die per soort sterk kunnen veranderen, hun onvoorspelbaarheid qua verschijningsmoment, door kleine details
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 33 van 124
zoals vlekjes, schubjes, een randje en door nog zoveel meer. Die fascinatie is een belangrijke functie, maar dit gedeelte gaat over de ecologische betekenis van paddestoelen. Er worden daarbij naar hun functie drie groepen onderscheiden:
Mycorrhiza-vormers. Als paddestoelen in symbiose leven met bomen, dan omgeeft het mycelium de wortels van die bomen en beschermt ze tegen uitdroging, zware metalen en parasieten. Dat wordt een ectomycorrhiza genoemd. Via dit netwerk vindt de aanvoer van water en daarin opgeloste voedingszouten voor de boom plaats. De paddestoel haalt hiermee suikers en zetmeel bij de boom weg als groeistoffen voor de eigen ontwikkeling. Paddestoelen hebben geen bladgroen en kunnen daarom niet zelf deze voedingsstoffen produceren. Er is een wederzijdse afhankelijkheid tussen de boom en de mycorrhiza-paddestoel. Als de bomen aftakelen, dan gaat het met dit soort paddestoelen ook bergafwaarts, en andersom: als de leefomstandigheden van deze paddestoelen bedreigd worden, dan is ook de ontwikkeling van de boom in het geding qua gezondheid en groeisnelheid. Ongeveer 25% van de in Nederland voorkomende paddestoelen hoort tot de mycorrhiza-vormers. In onderstaande grafiek is het percentage te zien dat we in het Vossenbroek aantroffen:
percentage van de soorten per gebied en functiegroep 90.-------------------------------~
80
80 70 60
~
50
hele gebied
ffi broekbos 0 hogere gronden
40
Dnatuurontwikkeling
30
20 10
0
+-~~~~~~~~~~~~~~~~~
M
s
p
Voor dit gebied als geheel behoort dus 23% van onze lijst tot deze functionele groep (aangeduid met M), wat neerkomt op in totaal 41 soorten, waarvan enkele soorten in meerdere deelgebieden werden gevonden. In het broekbos wordt het geringste percentage mycorrhiza-vormers genoteerd (12% op een totaal aantal vondsten van 68, oftewel 8 soorten), wat toegeschreven wordt aan het doordrenkt zijn van de bodem met zuurstofloos water.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 34 van 124
In het natuurontwikkelingsgebied staat het percentage op 37%, maar daarbij moet bedacht worden dat het hier gaat om een laag aantal soorten, waardoor al gauw vertekening van de percentages optreedt. Er werden namelijk 10 mycorrhiza-soorten geteld van de in totaal 27 soorten in het natuurontwikkelingsgebied. Een vondst die hier tot enige verwarring leidde, betreft de Bruine ringboleet (Suillus luteus). Zoals bij veel meer paddestoelen is deze soort volgens de Standaardlijst gebonden aan bepaalde bomen: in dit geval aan 'Grove en Zwarte den, en ook vermeld van Spar, in jonge naaldbossen en bij opslag op strooiselarme, droge zure tot basische zandgrond'. Het is een soort die sterk achteruitgaat en in onze streek vrij zeldzaam begint te worden door vermindering van de geschikte biotoop. Tot verrassing van de vinder bleek er in dit geval sprake van een beginnende opslag. Over het gehele gebied betreft het in deze functiegroep de volgende Rode Lijstsoorten, die beide horen tot de categorie 'kwetsbaar': a. op de hogere gronden: de Narcisamaniet (Arnanita gernrnata); b. in het natuurontwikkelingsgebied: de reeds genoemde Bruine ringboleet (Suil/us luteus).
Saprofieten. Deze soorten zijn in staat om met behulp van enzymen dood organisch materiaal om te zetten in groeistoffen voor zichzelf en andere organismen. Ze worden ook wel saprotrofen genoemd en hiervan is het in gebruik zijnde bijvoeglijk naamwoord 'saprotroof' weer afgeleid. Zo'n 65% van de in Nederland voorkomende paddestoelen hoort hiertoe en dat percentage was 67% binnen onze lijst van het Vossenbroek, zoals hierboven in de grafiek onder S af te lezen valt. Deze functiegroep is in verhouding het sterkst vertegenwoordigd in het broekbos (54 van de in totaal68 daar gevonden soorten: 80%). Het is overigens maar voor 5 soorten van toepassing dat ze in de Standaardlijst genoteerd staan als vooral voorkomend in broekbossen: a. Korreltjeszwam (Bu/billornyces farinosus); b. Nitreuze elzesatijnzwam (Entolorna politurn f. pernitrosurn); c. Elzebundelzwam (Pholiota a/nicola); d. Gewone wimperzwam (Scutellinia scutellata); e. en in mindere mate de Pijpknotszwam (Macrotyphula fistu/osa). Nu zijn broekbossen moeilijk toegankelijk, zo is ook de werkgroep Paddestoelen gebleken. Het kan dus best zijn dat deze plekken relatief weinig bezocht worden, zodat de specifieke gegevens in het bestand ontbreken. En verder wordt de Gewone wimperzwam en de Pijpknotszwam ook op andere vochtige plekken gevonden, zodat de vraag of bij deze twee er nog wel sprake is van soorten die gebonden zijn aan een broekbos legitiem is. De Standaardlijst biedt vooralsnog weinig houvast. Bij de bespreking van de diverse deelgebieden van het Vossenbroek wordt hierop teruggekomen. In het Vossenbroek is het ook nog zo, dat er wat hogere stukjes in het broekbos liggen met soorten, die op de 'hogere gronden' vooral worden gevonden. Verder liggen er ook nog resten van naaldhout, waardoor er soorten gevonden werden die vooral daarop worden aangetroffen, zoals: Koningsmantel (Tricholornopsis rutilans), Oranje druppelzwam (Dacryrnyces stillatus) en Dennevlamhoed (Gyrnnopi/us sapineus). Sommige saprofieten zijn sterk gespecialiseerd zoals de Biezenmycena (Mycena bulbosa), voor andere soorten geldt dat in veel mindere mate zoals voor de Zwavelkoppen. Van een saprofiet die vrij zeldzaam op vondstenlijsten voorkomt, is verderop in het rapport een uitvoerige omschrijving opgenomen. Het betreft het Pitrusfranjekelkje (Lachnurn apa/urn) dat èn door zijn geringe omvang èn door de groeiplaats op dode stengels van Russen (Junctus) alleen dankzij het gerichte zoeken van haar aan ons bekend is geworden.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 35 van 124
Het onderscheid tussen saprotroof levende paddestoelen en parasieten is niet altijd zo duidelijk, omdat er nogal wat parasieten zijn die als saprofiet op dood hout verder leven, zoals bijvoorbeeld de Platte tonderzwam (Ganoderma lipsiense) die iedere keer terug gevonden werd op een stobbe en dat ook nog jaren lang kan volhouden. Als kwetsbare Rode Lijst-soorten is aan getroffen: o op de hogere gronden: Zilversteelzwavelkop (Psi/ocybe marginata); o in het broekbos: Nitreuze elzesatijnzwam (Entoloma politurn f. pernitrosum) en Roze peutermycena (Mycena smithiana); o in het natuurontwikkelingsgebied: Sterspoorsatijnzwam (Ento/oma conferendum). Als gevoelige Rode Lijst-soorten is aangetroffen: o op de hogere gronden: Leerkaalkopje (Psilocybe horizontalis) en Plooivlieswaaiertje (Piicaturopsis crispa); o in het natuurontwikkelingsgebied: Blauwgroentrechtertje (Omphalina chlorocyanea), Driekleurig ruitertje (Marasmiel/us tricilor) en Dwergmosklokje (Galerina clavus).
Parasieten. Een aantal parasieten doodt de gastheer niet, terwijl zwakteparasieten een zieke of verzwakte boom zullen doden. Bij dit laatste kunnen we denken aan de al genoemde Platte Tonderzwam en aan Honingzwammen, maar die komen in het Vossenbroek maar sporadisch voor. Het percentage parasieten op de soortenlijst bedraagt 10%, hetzelfde percentage als in het 'Overzicht van de Paddestoelen in Nederland' wordt aangetroffen. In het Vossenbroek worden de meeste soorten parasieten in het hogere deel (16 van de in totaal 18 verschillende soorten, wat erop neerkomt dat 13% van alle vondsten daar tot de parasieten behoort) gevonden. Parasieten zijn vooral op bomen en struiken gevonden, maar ook op andere organismen. Zo werd in het natuurontwikkelingsgebied het Gerimpeld mosoortje (Arthenia retiruga) gevonden, dat parasiteert op mossen. Op deze manier wordt ook altijd Paecilomyces farinosus gevonden, welke parasiteert op een vlieg. (In het systeem van de fungi hoort deze soort overigens niet bij de paddestoelen, maar bij een tussengebied in de richting van de schimmels). Als kwetsbare Rode Lijst-soorten is aan getroffen: o op de hogere gronden: Kostgangerboleet (Boletus parasiticus). Als gevoelige Rode Lijst-soorten is aangetroffen: o het reeds genoemde Gerimpeld mosoortje (Arthenia retiruga) in het natuurontwikkelingsgebied.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 36 van 124
Pitrusfranjekelkje - Lachnum apalum {beschrijving door Marga Dekker)
waterdruppeltjes
/ sterk vergroot
ware grootte
beker- tot schotelvormig, kort gesteeld, 0,2- 1,0 mm doorsnede lichte crème geel inclusief de rand met witte haren bedekt, soms met waterdruppeltjes glad, doorzichtig, met kleine druppeltjes, in rijpe toestand gesepteerd (= met dwarswand en), 43 x 2, 111m. 60 x 7,5 11m, reactie met jodium positief puntig, boven de asci uit stekend, breedste deel 5,2 11m doorzichtig, gesepteerd, fijn geïncrusteerd
Vruchtlichaam: Binnenste deel: Buitenkant: Sporen: Asci: Paraphysen: Haren:
/\
(l ,I !
I
!
I
II JI
~
Asci
Paraphysen
Sporen
Haren
In het Vossenbroek massaal voorkomend op dode Pitrus (Juncus effusus). In Nederland volgens het bestand van de Nederlandse Mycologische Vereniging vrij zeldzaam, maar vrijwel zeker algemeen in het hele land.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 37 van 124
2. TOELICHTING OP DE SOORTENLIJST De werkgroep heeft het onderzoeksgebied in het Vossenbroek in drie delen opgesplitst. Deze drie delen zijn zo verschillend door hun vegetatie maar ook waterhuishouding, dat verwacht mocht worden dat in elk van deze delen paddestoelen gevonden zouden worden die voor deze delen kenmerkend zouden zijn
Onderscheiden zijn: o Berken-eikenbos, o Elzenbroekbos, o Natuurontwikkelingsgebied. Op het kaartje is aangegeven waar deze zich bevinden.
Berken-eikenbos Elzenbroekbos Natuurontwikkelingsgebied Overzichtskaart van het Vossenbroek
Werkwijze. De paddenstoelenwerkgroep die bestaat uit: A. Adams-Catin, A. Bierman-Hams, M. Boomsluiter, J. Crum, C. Crum-Hendriks, H. Dekker, M. Dekker, E. van Dongen, L. Jansen, M. Marsman, A. Herweijer-Smit, G. Plat en A. Westerweel, heeft in de maanden september, oktober en november 2004 in totaal 7 excursies gehouden. Daarnaast zijn door diverse afzonderlijke werkgroepleden vondsten gemeld die zowel in genoemde maanden als gedurende de rest van het jaar gedaan zijn. Tijdens de excursies is voor elk van de te voren onderscheiden delen een aparte lijst gemaakt. Tevens is gekeken in welk kilometerhok de vondsten gedaan zijn. Ons Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 38 van 124
onderzoeksgebied omvatte 4 kilometerhokken. Van enkele bijzondere soorten zijn exemplaren gedroogd ten behoeve van een herbarium. Alle vondsten zijn daarna verwerkt in SPOT. Dit is een registratiesysteem voor paddestoelenwaarnemingen, omdat gegevens uit dit systeem 36 bladzijden vullen, is gekozen voor een overzichtelijke selectie. De lijst. Gekozen is voor een sortering per onderscheiden vegetatiedeel en dan op alfabetische volgorde van wetenschappelijke naam. In de eerste kolom staat het nummer waarmee in de Standaardlijst de paddestoel wordt aangeduid. Dit nummer is onveranderlijk. Dit is handig omdat paddestoelen sneller van naam lijken te veranderen dan dat ze opkomen. De kolom Verspreiding beoogt een indruk te geven hoe algemeen de paddestoel in Nederland is. De gegevens hiervoor zijn uit de Standaardlijst overgenomen en gebaseerd op het voorkomen binnen atlasblokken. Een atlasblok is 5 bij 5 km groot.
Voor de wetenschappelijke naamgeving en de Nederlandse namen is de Standaardlijst gevolgd. Als laatste kolom is het vegetatie onderdeel aangegeven, Verder is er een aparte lijst waarbij geselecteerd is op Nederlandse naam. 3. GEBIEDSBESCHRIJVING Zoals onder de toelichting op de soortenlijst is vermeld is het onderzoeksgebied in drie delen gesplitst op basis van de plantenvegetatie en de daarmee samenhangende waterhuishouding. Ook vegetatietypen kunnen gedetermineerd en benoemd worden en een poging daartoe is gedaan met de bosgedeelten. Zoals blijkt uit de afzonderlijke gebiedsbeschrijving hebben deze delen echter geen homogeen vegetatie type. Het onderzoek was immers gericht op het in kaart brengen van de paddestoelen flora en niet de plantenflora. Uit praktische overwegingen zijn daarom voor onze doeleinden gelijke vegetaties bij elkaar getrokken en onder een van de drie delen terechtgekomen. Het leidt geen twijfel dat de flora van het droge hoger gelegen weiland tegen de snelweg veel verschilt van het natte weiland tegen de Wiemanstraat Voor de paddestoelenvegetatie bleek er echter weinig verschil te zijn en waar dit wel het geval was is dit vermeld.
Onderscheiden zijn: o Berken-eikenbos (Betulo-Quercetum roboris), o Elzenbroekbos (Ainetae glutinosae}, o Natuurontwikkelingsgebied. Het Berken-eikenbos. Het droge bos gelegen op de wat hogere delen en aansluitend op de landbouwgronden, plus de houtwal achter het moerasbos behoren qua vegetatie tot het Berken-eikenbos (BetuloQuercetum roboris). De stukken bos worden gedomineerd door zomereik (Quercus robur) en lijken op vele bossen die we tegenkomen op de Veluwe.
De kapvlakten zijn hierbij getrokken, hoewel deze strikt genomen tot bramenstruwelen behoren (Lonicero-Rubetea plicati). Kenmerkend voor een Berken-eikenbos zijn een aantal algemene strooiselbewoners zoals de Botercollybia (Collybia butyracea) en Scherpe collybia (Collybia peronata). Ook een parasiet als de Sombere honingzwam (Armi/laria ostoya) is er regelmatig te vinden. Mycorrhizapaddestoelen die bij een Berken-eiken bos horen zijn onder andere, de Vliegenzwam (Amanita muscaria), Gele knolamaniet (Amanita citrina), de Kaneelkleurige melkzwam (Lactarius quietus), Broze russul a (RussuJa fragilis) en de Kastanje boleet (Bo/etus badius). Al deze soorten waren aanwezig. Een wat minder algemene mycorrhiza soort, de Narcisamaniet (Amanita gemmata), van wat rijkere gronden, werd gevonden op de houtwal ten oosten van het broekbos. Andere soorten die een indicatie geven van een iets rijker milieu, zijn de Kostgangerboleet (Boletus Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 39 van 124
parasiticus) gevonden op de rand van een oude houtwal en het Rondsporig oorzwammetje (Crepidotus cesatii var. cesatii). Een paddestoel die steeds vaker gevonden wordt in de gemeente Epe is het Plooivlieswaaiertje (Piicaturopsis crispa), gevonden op een berkentak. Enige jaren geleden nog een grote zeldzaamheid, wordt deze nu als voorbeeld van de opwarming van het klimaat in Nederland gezien.
Andere leuke niet alledaagse vondsten waren de Vogelveerzwam (Onygena corvina), het Leerkaalkopje (Psilocybe horizontalis) en de Vermiljoenhoutzwam (Pycnoporus cinnabarius). De Vogelveerzwam (Onygena corvina) is een saprofiet die vooral op veren te vinden is. Het Leerkaalkopje (Psi/ocybe horizontalis) is pas sinds 1989 in Nederland bekend en breidt zich nog steeds uit. Terwijl de Vermiljoenhoutzwam (Pycnoporus cinnabarius), een fraaie roodgekleurde houtzwam, opvallend vaak met het Ruig elfenbankje (Trametes hirsuta) gevonden wordt. Overigens zijn er ook een aantal typische naaldhoutpaddestoelen in de lijst aanwezig zoals Sparrenkegelzwam (Strobilurus esculentus) en Muizestaartzwam (Baeospora myosura). Dit vindt zijn oorzaak in een heel klein stukje sparrenbos en enkele verspreid staande coniferen. De conclusie kan worden getrokken dat hoewel het een bos betreft van een type wat we op de Veluwe veel tegenkomen, maar met zeer beperkte afmetingen er toch een fraai ontwikkelde paddestoelenflora gevonden wordt.
Het Elzenbroekbos. Wie het moerasbos probeert te doorkruisen komt er spoedig achter dat het bestaat uit lagere delen die volstrekt onbegaanbaar zijn maar ook uit hogere delen. Er staan behalve elzen (Ainus g/utinosa) ook aangeplante populieren. Op de hogere delen staan midden in het moerasbos eiken (Quercus robur) en zelfs een enkele spar (Picea abies). Grofweg behoort de vegetatie tot het Elzenbroekbos (Ainetae glutinosae). Elzenbroekbossen hebben een karakteristieke paddestoelenflora. Soorten uit het geslacht Zompzwam (Ainicola) vormen alleen mycorrhiza met elzen. Ook de Groenige elzenmelkzwam (Lactarius obscuratus) is daar een voorbeeld van. Op de bladstelen en bladnerven, elzeproppen, katjes en zelfs op de zaden worden paddestoeltjes gevonden die aan els gebonden zijn. Hoewel je met al dat vochtige bos zou verwachten dat het er in de herfst volstaat met grote en kleurige paddestoelen, valt dat tegen. De oorzaak hiervan, is dat de bodem doordrenkt is met water en daardoor zuurstofloos is. Veel soorten paddestoelen mijden deze plaatsen. Daarom zijn de meeste paddestoelen in het Elzenbroekbos te vinden op de iets hogere plekken, aan de voet van oudere bomen en op dood hout. Dit verklaart het grote aantal saprotieten in het Elzen broekbos. Er waren veel kleine bruine paddestoeltjes te vinden die op de bodem groeien. Dit waren de Donkere (Ainicola scolecina), Bleke elzezompzwam elzenzompzwam (Ainicola escharoides), de Nitreuze elzesatijnzwam (Ento/oma politurn f. pernitrosum) en de Gegordelde elzegordijnzwam (Cortinarius alnetorum) Als vertegenwoordigers van beschutte vochtige plekken waren de Pijpknotszwam (Macrotyphula fistulosa) en de Draadknotszwam (Macrotyphu/a juncea) ook regelmatig in grote aantallen te vinden. Een ander dwergje wat vaak te vinden is, is de Gekroesde fopzwam (Laccaria tortilis).
Pijpknotszwam (Macrotyphula fistulosa)
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 40 van 124
Zoals eerder vermeld behoort het grootste aantal gevonden soorten tot de saprofieten. Hierbij is een aantal dat sterk aan elzen gebonden is zoals de Elzebundelzwam (Pholiota alnico/a) en de Elzeweerschijnzwam (/nonotus radiatus). Twee oorzwammetjes die niet vaak gevonden worden zijn het Klein oorzwammetje (Crepidotus epibryus) en het Gelig oorzwammetje (Crepidotus luteolus). Het laatste vrij groot en heel opvallend op grashalmen. Vreemde eenden in de bijt waren de Roze peutermycena (Mycena smithiana) op eikenbladeren en Koningsmantel (Tricholomopsis rutilans) een typische naaldhout paddestoel. Terugkijkend blijkt dat er door de wekrkgroep relatief veel nieuwe soorten zijn aangetroffen. Dit komt metname door het feit dat er geen grote Elzenbroekbossen in de buurt van Epe zijn.
Natuurontwikkelingsgebied. Het natuurontwikkelingsgebied aangegeven op het kaartje, omvat natte weilanden en enige poelen. Voor het onderzoek is daar verder het hoge stuk weiland tegen de snelweg bij betrokken. De werkgroep heeft geen inzicht in wat het Geldersch Landschap voor ontwikkeling hier voor ogen heeft, maar natuurbouw wordt in vele gevallen aangegrepen om snel een natuurlijke ontwikkeling van de grond te krijgen. Vaak wordt de vermestte bovenlaag afgegraven en afgevoerd waarna zaden in de zaadbank een kans krijgen. Regelmatig worden kort na een dergelijke ingreep planten teruggevonden die al jaren niet meer gezien waren. Bij navraag bleek dat het Geldersch Landschap in 1998 een dergelijke maatregel heeft toegepast. Zes jaar na dato blijkt dat het gebied met Pitrus (Juncus effusus) overwoekerd is en weinig toegankelijk. Toch zijn er hier en daar plekken die in ontwikkeling achterblijven en weinig of geen vegetatie hebben. Bij nadere beschouwing zijn op deze kale plekken grind of brokken ijzeroer te vinden. Door het jaar gezien lijkt het erop dat deze plekken sneller uitdrogen. Juist deze plekken leverden bijzondere paddestoelen op. Graslanden zijn over het algemeen niet rijk aan paddestoelen en een aantal genoemde soorten is dan ook op bomen aan de rand van het gebied en in overgangsgebieden gevonden. Zo zijn het Fluweelpootje (F/ammulina velutipes) en de Gewone oesterzwam (Pieurotus ostreatus) typische houtpaddestoelen. Het Roodvoetknotsje (Typhula erythropus) en de Bleke elzenzompzwam (Ainicola escharoides) zijn in overgangszones gevonden. Van de Koeiebeleet (Suillus bovinus) en de Bruine ringboleet (Suil/us Juteus) werd elk maar 1 exemplaar gevonden. Maar toch werden ook leuke en bijzondere soorten waargenomen, zoals bijvoorbeeld het beschreven Pitrusfranjekelkje (Lachnum apalum) dat, zoals zijn naam al aangeeft gebonden is aan Russen (Juncus). Een ander paddestoeltje dat vaak op Pitrus (Juncus effusus) wordt waargenomen is de Biezenmycena (Mycena bulbosa). Op riet en grashalmen werden de Grashalmmycena (Hemimycena epichloe), het Rietwieltje (Marasmius limosus) en het Schelpkaalkopje (Psi/ocybe phillipsii) gevonden, lilliputters die hun schoonheid pas onder vergroting laten waarderen. Zoals eerder vermeld, worden in natuurontwikkelingsgebieden regelmatig bijzondere vondsten gedaan. Het Vossenbroek is daar geen uitzondering op. Twee zeer zeldzame paddestoeltjes werden hier waargenomen. Het Dwergmosklokje (Galerina clavus) en het Blauwgroen trechtertje (Omphalina chlorocyanea). Dit laatste paddestoeltje, dat ook Europees gezien zeer zeldzaam is, werd op kale met mos begroeide plekken gevonden. Op deze plekken was het dan vaak met tientallen tegelijk te vinden. In totaal is het gevonden in twee kilometerhokken.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 41 van 124
Blauwgroen trechtertje - Omphalina chlorocyanea (beschrijving door Menno Boomsluiter)
Vindplaats:
Natuurontwikkelingsgebied in het Vossenbroek op 13 april 2004. Op kale met mossen begroeide plekken. Hoed: 25mm. In doorsnede maar ook veel kleiner. Naar het centrum verdiept tot zwak trechtervormig. Een ruw, licht wrattig oppervlak naar de rand licht gestreept. De kleur varieert van zwartblauw bij jonge exemplaren naar groenblauw verkleurend, oude exemplaren bijna geelbruin. Steel: Steel gemiddeld 35 mm lang met een doorsnede van 3mm. Aan de voet iets verdikt. Vaak is de steel onregelmatig gedraaid en iets plat. De steel is niet hol en wit van binnen. De steel heeft dezelfde kleur als de hoed. Het onderste deel is vaak wat grijs
berijpt. Lamellen:
De lamellen zijn blauwig wit met een iets groene zweem. Aantal doorlopende lamellen 20-25 met daartussen 1-3 kortere lamellen. L 10-20 11-3 Bruggetjes zichtbaar tussen de plaatjes zogenaamde anastomen.
Spore:
Sporee sneeuwwit, reactie met jodium negatief spore maat 7.0-9.5J.lm X 3,5-5.5 J.lm
Basidien:
met 4 sterigmen
Hyphen met gespen
Het VosSfHJbroek
Inventarisatie 2004
pepina 42 van 124
Samenvattend is het natuurontwikkelingsgebied niet rijk aan paddestoelen maar zijn op kale plekken bijzondere milieus ontstaan waar enkele zeldzame paddestoelen zich hebben gevestigd. Over het algemeen zijn vooral saprotrofe paddestoelen gevonden op grassen, biezen en op hout en deze waren vaak klein en daardoor lastig te vinden. Omdat het natuurontwikkelingsgebied nog volop in ontwikkeling is, zal het interessant blijven het gebied de komende jaren te volgen om te zien welke van de gevonden paddestoelen zich blijvend vestigen. Uiteraard zal het daarbij zwaar wegen welke beheermaatregelen getroffen worden. Achteraf bezien werd de keuze om het gebied in de drie bovengenoemde gebieden te delen, bevestigd door de soortenlijsten. Er zijn natuurlijk paddestoelen van dezelfde soort in meer dan één gebied gevonden. Een groot aantal hiervan is substraat gebonden, zoals houtzwammen en trekt zich niets aan waar dit substraat zich bevindt. Voorbeelden hiervan zijn Paarse knoopzwam (Ascocoryne sarcoides) en de Oranje druppelzwam (Dacrymyces stillatus s.f.). Andere paddestoelen kunnen in veel verschillende milieus leven zoals de Gewone fopzwam (Laccaria /accata) die in elk van de drie delen gevonden werd. 4. HISTORISCH PADDESTOELEN PERSPECTIEF Voor het rapport uit 1973 heeft de heer A. Sieders op 20 september 1972 het terrein verkent. Hij noemt het zelf een momentopname. De lijst van gevonden paddestoelen is kort, namelijk 58 vergeleken met de huidige lijst van 183. Een onderverdeling in terreintypen is niet gemaakt. Een aantal opvallende soorten die nu niet gevonden zijn, kunnen wel degelijk nog steeds aanwezig zijn. Dit zijn de Poederzwamgast (Asteropha lycoperdoides) en de Witte populierzwam (Oxyporus populinus). Het zou verder interessant zijn om te weten waar de Spechtinktzwam (Coprinus picaceus) gevonden is. Dit is een vrij zeldzame soort die vrij streng gebonden is aan het IJsseldaL
De Dennemeorder (Heterobasidion annosum) en de Graskleefsteelmycena (Mycena epipteregia) zijn waarschijnlijk niet meer gevonden door kap van naaldhout binnen het onderzoeksgebied. Overigens kan worden aangenomen dat bij intensieve verkenning van het gebied gedurende een aantal jaren er nog tientallen soorten zullen opduiken. Menno Boomsluiter Janus Crum Marga Dekker
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 43 van 124
DE VOGELS IN HET VOSSENBROEK INLEIDING Van 30 januari tot en met 19 juni 2004 zijn 1S veldbezoeken gehouden om een indruk te krijgen van de broedvogels in het Vossenbroek. In afwijking van de standaardmethodiek (SOVON) voor het inventariseren van broedvogels zijn meer veldbezoeken gehouden. Daarnaast zijn veel deelbezoeken gehouden die ook relevante informatie heeft opgeleverd. Dit heeft geresulteerd in een aanzienlijke lijst van waarnemingen van broed- en nietbroedvogels.
De geïnventariseerde oppervlakte bedraagt circa 100 ha en bestaat uit een afwisselend geheel van bosjes, lijnvormige begroeiingselementen, akkers, weilanden en het geheel wordt doorsneden door de ASO. De inventarisatie omvat het eigendom van Het Geldersch Landschap en aangrenzende terreinen en erven. Niet alle aanwezige broedvogels bevinden zich dus in het terrein van Het Geldersch Landschap. Dit de eerste keer dat van dit gebied de aantallen broedvogels op integrale wijze zijn geïnventariseerd. Er is een kartering aanwezig uit het jaar 1974 (Vossenbroek bedreigd natuurgebied), maar in het hoofdstuk over de broedvogelpopulaties is alleen een lijst opgenomen met de status van de vogels zonder een kwantitatieve invulling. Dit betekent dat een vergelijking met historische gegevens alleen mogelijk is, door de presentatie van een gewijzigd statusoverzicht van verdwenen en nieuwe soorten. De samenstelling van de broedvogelbevolking wordt in dit hoofdstuk geëvalueerd op basis van broedvogelgroepen, die zijn gebaseerd op een ecologische interpretatie. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de betekenis van de aanwezigheid van vogelsoorten die op de nationale rode lijst en de internationale blauwe lijst zijn geplaatst. Beleving en logistiek. In eerder gepubliceerde rapporten van de KNNV is ook aandacht geschonken aan het begrip beleving. De broedvogelkarteringen in het Kloosterbos en op het landgoed Bonenburg verliepen anders dan de karteringen in het Vossenbroek. Ten eerste heeft het gebied een totaal andere structuur, heeft de ASO een geweldige impact en ben je er vrij eenzaam in vergelijking met de karteringen in het Klooster Hulsbergen en de Bonenburg. Het Vossenbroek is niet echt een wandelgebied voor de Emstenaren en het enige gemarkeerde wandelpad is vrijwel dichtgegroeid en nodigt niet uit om er te wandelen. Gesprekken hebben wij met wandelaars tijdens de karteringen niet veel gehad, in tegenstelling tot de vorige broedvogel inventarisaties. De broedvogelinventarisatie is uitgevoerd door leden van de werkgroep VoZoVAR (vogels, zoogdieren, vissen, amfibieën en reptielen). Aan de inventarisaties is deelgenomen door: Mathijs Bootsma, Frans Bosch, Jan Douma, Bertus Hilberink, Adrie Hottinga, Jan Kuijper, Erik Murris, Gert Prins en Willem van der Vegt. Naast de geplande inventarisaties zijn ook belangrijke aanvullende gegevens (Frans Bosch, Jan Kuijper en Gert Prins) gebruikt voor de interpretatie van de aanwezige vogelsoorten en hun status. Incidentele gegevens waren afkomstig van leden van d~ overige werkgroepen die "en passant" ook waarnemingen van vogels hebben genoteerd. Meerdere leden van de KNNV zijn actief in diverse werkgroepen en gedragen zich in het veld multifunctioneel voor het verzamelen van inventarisatiegegevens. Eind januari 2004 is door de scribenten van dit hoofdstuk een agenda samengesteld waarop de veldbezoeken gepland zijn. Alle leden van de vogelwerkgroep hebben deze planning
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 44 van 124
ontvangen, zodat iedereen in de gelegenheid is gesteld om deel te nemen aan de broedvogel inventarisatie. BEZOEKDATA
AANVANG EN EINDE INVENTARISATIE
INVENTARISATIETIJD
Zondag 30 januari
15.45-17.30
1.45
Zondag 22 februari
08.30 - 12.00
3.3
Zaterdag 6 maart
06.45-10.15
3.3
Zondag 21 maart
06.15 - 11.25
5.1
Zondag 28 maart
05.50 - 11.00
5.1
Zaterdag 3 april
06.15-10.20
4.05
Vrijdag 9 april
21.00- 23.30
2.3
Maandag 12 april
05.45- 11.30
5.45
Donderdag 15 april
06.00 - 11.00
5
Zondag 18 april
05.35 - 09.50
4.15
Vrijdag 30 april
05.45- 10.30
4.45
Zondag 2 mei
05.30-10.15
4.45
Dinsdag 11 mei
06.00 - 10.00
4
Zaterdag 15 mei
05.50 - 10.30
4.4
Vrijdag 21 mei
05.00 - 08.45
3.45
Zondag 13 juni
05.00- 09.00
Totaal bezoekdata: 15
4 Totaal veldwerk: 63.95 uur
Tabel 1: Vossenbroek-planning broedvogelinventarisatie 2004
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 45 van 124
Uit de informatie van tabel 1 blijkt gedurende de veldbezoeken langer of korter in het opnametijd is afhankelijk van of het westelijk- en het Vossenbroek is geïnventariseerd. oostelijk deel in hetzelfde dagdeel is geïnventariseerd. De inventarisatie van het westelijk- en het oostelijke deel van het Vossenbroek zijn niet altijd gesynchroniseerd verlopen; afhankelijk van de tijd die besteed werd in het westelijke deel, is het oostelijke deel soms op een andere dag bezocht. In het westelijke meer veldbezoeken gehouden (iS), dan in het oostelijke deel (7). Voor het oostelijke deel zijn echter voldoende veldbezoeken gehouden voor een verantwoorden interpretatie van de broedvogelbevolking. De weergoden waren gedurende voorjaar van 2004 van dien aard dat regelmatig harde wind aanwezig was en dat de temperatuur in vergelijking met voorgaande jaren vrij laag was. De duur van de veldbezoeken is door deze omstandigheden beïnvloed en waren hierdoor langer normaal gebruikelijk is bij vogelinventarisaties.
Verslaglegging. Het veldwerk vergt een behoorlijke aanslag op de 'weekendrust", maar ook de verslaglegging betekent dat vele avonduren besteed zijn aan de rapportage voor de totstandkoming van het broedvogelverslag. Het aantal uren dat in het veld wordt besteed aan de inventarisatie kan verdubbeld worden met de "schrijfuren" voor de rapportage. Dit betekent dat dit project voor de vogelwerkgroep meer dan 130 uur in beslag heeft genomen! Gebiedsafbakening. De gebiedsbeschrijving is voorin dit rapport opgenomen, derhalve volstaan wij met een korte beschrijving van het geïnventariseerde gebied. Het Vossenbroek bestaat uit een westelijken een oostelijk gedeelte. Het westelijke gedeelte ligt tussen de Emsterenk, die ook een onderdeel vormt van het geïnventariseerde gebied en aan de oostzijde de ASO. De noordgrens van het westelijke deel is de opslagplaats van het Waterschap Veluwe en hiervandaan de beek langs het wandelpad richting ASO. IJsvogel (Aicedo atthis)
De zuidgrens van het westelijke gedeelte is de Brinkerstraat, vanaf de Wiemanstraat richting ASO. Op de Emsterenk loopt de grens langs de boerderij Emsterhof en dan weer terug langs het zandpad richting houtwallen in de hoek Wiemanstraat en Brinkerstraat. Het oostelijke deel ligt ingeklemd tussen de ASO en het Apeldoorns kanaal. De noordgrens is het erf van de oude boerderij Vossenbroek en de zuidgrens het erf van de meest zuidelijke boerderij. Een grens is nooit hard, aangezien broedvogels ook op een aangrenzend erf kunnen broeden en foerageren op de weilanden in het Vossenbroek. Getracht is wel om zoveel mogelijk de beschreven grenzen voor de interpretatie aan te houden. Er is bewust gekozen om één broedvogellijst op te nemen en geen sublijsten met vogels van de omgeving.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 46 van 124
Werkwijze. De opnamemethodiek die in het veld gevolgd is, wordt een uitgebreide territoriumkartering genoemd, aangezien alle soorten die aanwezig waren, genoteerd zijn. Het doel van een territoriumkartering is het verzamelen van informatie over de verspreiding, aantallen en soortensamenstelling van broedvogels. In termen van ''territoria"; dit zijn niet per definitie ook succesvolle broedgevallen. Alle vogelsoorten die aanwezig waren, zijn op veldkaarten genoteerd, via een afkorting van de desbetreffende vogelsoort. Een veldkaart is dus een brij van waarnemingen, waarvan de aanwezige soorten later tijdens het bureauwerk "overgezet" worden op soortkaarten. Voor het veldwerk is het belangrijk dat een goede terreinkennis aanwezig is en alle vogels op geluid onderscheiden worden. Methode. SOVON heeft een uitgebreide handleiding voor het inventariseren en interpreteren van broedvogels (van Dijk A.J. 2004. Handleiding Broedvogel Monitoring Project). Deze handleiding is gevolgd voor zowel het veldwerk, als de interpretatie tijdens het bureauwerk. De broedvogelinventarisatie is gebaseerd op het karteren van territoria. Een territorium is geldig wanneer binnen het onderzoeksgebied voldoende geldige waarnemingen zijn gedaan binnen soortspecifieke datumgrenzen. Geldige datumgrenzen zijn de data waarbinnen vogelsoorten hun territoria verdedigen en de waarneemkans van broedgedrag het hoogst is. Voor iedere vogelsoort die in Nederland broedt, zijn datumgrenzen vastgesteld via de gestandaardiseerde systematiek van SOVON. Bij deze werkwijze behoeft de feitelijke broedplaats of het broedsucces niet bekend te zijn voor de vaststelling van een territorium. Het voordeel van het gebruik van een gestandaardiseerde systematiek is dat de uitkomsten van de broedvogelinventarisatie vergeleken kunnen worden met inventarisaties van vergelijkbare gebieden of van hetzelfde gebied met uitkomsten van inventarisaties van verschillende jaren.
Resultaten en analyse. Vanaf eind januari, toen de eerste Kleine bonte specht werd gehoord en gezien tot en met medio juni toen het laatste bezoek voor de broedvogelinventarisatie werd volbracht zijn 102 vogelsoorten waargenomen. Het betreft alle soorten vogels die in het Vossenbroek zijn waargenomen, inclusief overvliegende soorten (bijv. Wulp) en foeragerende soorten die in de directe omgeving broeden (bijv. Huiszwaluw). Bijlage 6 laat een overzicht zien van alle waargenomen soorten met de Rode- of Blauwe lijst status en geeft tevens inzicht in de verschillen ten opzichte van 1974. Bij de interpretatie van deze lijst moeten de volgende kanttekeningen geplaatst worden. Het betreft zowel in 1974 als in 2004 een momentopname die sterk afhankelijk zijn van diverse factoren. De waarnemer of het aantal waarnemers speelt een rol, de weersomstandigheden tijdens de opname, het voedselaanbod tijdens het broedseizoen, de gewijzigde structuur in het bosgebied en randen van de akkers en uiteraard de aanleg van de ASO dwars door het Vossenbroek. De waarnemingen zijn ook tendele afhankelijk van toeval en verschil in waarnemers en waarnemingsperiode; anderzijds weerspiegelen deze waarnemingen juist ook de grote veranderingen die in dit gebied zijn opgetreden. Binnen deze context deze bijlage geïnterpreteerd worden.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 47 van 124
SOORT
STATUS
SOORT
STATUS
Roerdomp
Waarneming
Bosuil
Broedvogel
Broedvogel
Velduil
Broedvogel?
Slobeend
Broedvogel
Veldleeuwerik
Broedvogel
Tafeleend
Waarneming
Kuifleeuwerik
Broedvogel
Waterral
Broedvogel
Gele kwikstaart
Broedvogel
Kwartelkoning
Waarneming
Fluiter
Waarneming
Zomertaling
Bruine kiekendief
Waarneming
Grote karekiet
Broedvogel
Blauwe kiekendief
Waarneming
Gekr roodstaart
Broedvogel
Slechtvalk
Waarneming
Nachtegaal
Broedvogel
Zomertortel
Broedvogel
Staartmees n. vorm
Waarneming
Tureluur
Broedvogel
Geelgors
Broedvogel
Oeverloper
Waarneming
Wielewaal
Broedvogel
Kwartel
Waarneming
Bonte kraai
Waarneming
Tabe/2: Waargenomen soorten in 1974 en niet waargenomen soorten in 2004
Toelichting: Met in achtneming van de toelichting op bijlage valt het volgende af te leiden van tabel 2. Een aantal soorten, zoals broedende eenden, steltlopers, Veldleeuwerik en Gele kwikstaart heeft grote open natte graslandgebieden nodig om te broeden. Voor de aanleg van rijksweg A50 was het oostelijke gedeelte van het Vossenbroek een nat venig graslandengebied. Voor de aanleg van de rijksweg is het waterpeil verlaagd. De doorsnijding heeft tot gevolg gehad dat het oostelijke gebied versnipperd is en ongeschikt is geworden voor een aantal broedvogels. Tevens is het niet mogelijk dat de huidige waterhuishouding voor natuur geoptimaliseerd kan worden in verband met de drooglegging van de A50.
Op de lijst van verdwenen broedvogels staan ook soorten waarvan de landelijke populaties achteruitgang vertoont; bijv, Kuifleeuwerik. Ditzelfde beeld tekent zich af voor bosvogels als Nachtegaal, Wielewaal en Zomertortel; karakteristieke soorten van (ook) vochtige bossen en struwelen. En voor de Gekraagde roodstaart kan opgemerkt worden dat de huidige bosstructuur niet meer voldoet aan de biotoopeisen van deze overwegend in naaldhoutopstanden broedende bosvogeL Van de afwezigheid van de Geelgors kan vermeld worden dat het beheer in de overgangszone naar de enk te intensief is voor deze soort die hoofdzakelijk is aangewezen op onkruidzaden. Er zijn ook toevalligheden die altijd optreden; bijvoorbeeld op het juiste moment in het veld zijn en dan een Bruine kiekendief op doortrek waarnemen. SOORT
STATUS 1974
STATUS2004
Ransuil
Broedvogel
Winterwaarneming
Kauw
Broedvogel
Foeragerend
Broedvogel
Foeragerend
Roek
Tabe/3: Statuswijziging: soort in 1974 broedvogel en in 2004 als niet broedvogel waargenomen
Toelichting: Er zijn drie soorten die in 1974 als broedvogel in het geïnventariseerde gebied voorkwamen en in 2004 niet; Ransuil, Kauw en Roek. Voor zover bekend was één Ransuil gedurende de winter in een tuin langs de Wiemanstraat aanwezig. Hoewel het struweel geschikt lijkt als broedlocatie voor Ransuilen, hebben wij tijdens het broedseizoen geen Ransuilen waargenomen.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 48 van 124
Kauwen waren wel aanwezig en moeten ergens op de Emsterenk gebroed hebben; in het begrensde inventarisatiegebied is door ons geen broedgeval geconstateerd. Roeken zijn vooral in het winter halfjaar actief op de Emsterenk en zijn afkomstig van kolonies ver buiten het Vossen broek. SOORT
STATUS 1974
STATUS 2004
Sperwer
Waargenomen
Broedvogel
Kuifmees
Waargenomen
Broedvogel
Putter
Waargenomen
Broedvogel
Appelvink
Waargenomen
Broedvogel
Tabe/4: Statuswijziging: soort in 1974 waargenomen en in 2004 als broedvogel genoteerd
Toelichting: Vier soorten hebben ten opzichte van 1974 een statuswijziging ondergaan. Van de drie soorten Sperwer, Putter en Appelvink past de toename in het landelijke beeld. De Kuifmees hebben we tijdens het laatste veldbezoek genoteerd. De waarneming was in een geschikte biotoop bij de slagboom ter hoogte van de Wiemanstraat en is binnen de datumgrens genoteerd. Mogelijk betreft het toch een vroege zwerver, direct na het broeden (dispersie). SOORT
STATUS
SOORT
STATUS
Knobbelzwaan
Foeragerend
Stormmeeuw
Overvliegend
Grauwe gans
Broedpoging
Kerkuil
Broedvogel
Casarea
Broedvogel
Grote gele kwik
Verm. broedpoging
Nijlgans
Broedpoging
Sprinkhaanzanger
Broedvogel
Soepeend
Broedvogel
Goudhaantje
Broedvogel
Brilduiker
Waarnemingen
Raaf
Overvliegend
Wespendief
Doortrekker
Barmsijs
Doortrek
Havik
Broedvogel
Kruisbek
Foeragerend
Bontbekplevier
Doortrek
Tabe/5: Nieuw waargenomen soorten in 2004 ten opzichte van 1974
Toelichting: In tabel 5 zijn 17 soorten opgenomen die niet op de lijst met waarnemingen van 1974 voorkomen. Wij hebben het gedeelte van het Apeldoorns kanaal dat grenst aan het Vossenbroek ook geïnventariseerd, ervan uitgaande dat in 1974 hier ook waarnemingen zijn verricht. De beide soorten ganzen zijn nieuw, maar geven het landelijke beeld van een toenemende verspreiding weer. De Brilduiker is een onregelmatige broedvogel in de wijde omgeving en wordt als zodanig foeragerend in het Apeldoorns kanaal aangetroffen. De Kerkuil doet het goed op de Veluwe en bezet nog steeds nieuwe niches.
Interessant zijn enkele waarnemingen van een zingend overvliegende Grote gele kwikstaart in het gebied bij de Klaarbeek en bij de watermolen van de VMI. Ons idee is dat deze soort een broedpoging heeft ondernomen, maar verstoord is door de werkzaamheden aan de Klaarbeek tijdens het broedseizoen. De waarnemingen passen in het beeld van een landelijke toename ten opzichte van 1974 van deze op stromende beken aangewezen soort die leeft van allerlei kleine insecten die gebonden zijn aan beekmilieu's. De aanwezigheid van Sprinkhaanzangers is niet verwonderlijk, aangezien de graslanden tussen de rijksweg en het Apeldoorns kanaal verruigen. Hier ontstaan nieuwe biotopen die op ruigte en riet aangewezen soorten ambiëren als broedbiotoop.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 49 van 124
De grauwe ganzen hebben niet gebroed en betreffen 'slechts' territoriale vogels. In een nabij gelegen vijver en het Kievitsveld wordt wel succesvol gebroed. De Casarea heeft gebroed in een gegraven bergingsvijver langs het fietspad op de Emsterenk. SOORT
RODE LIJST
Grauwe gans Brilduiker
Foeragerend Foeragerend
Patrijs
Broedvogel
Boomvalk
Foeragerend Broedvogel
Scholekster Grutto
BLAUWE LIJST
Broedvogel
Bontbekplevier
Doortrek
Visdief
Foeragerend
Koekoek
Broedvogel
Kerkuil
Broedvogel
Steenuil
Broedvogel
Groene specht
Broedvogel
Ransuil
Winterwaarneming
Boerenzwaluw
Broedvogel
Huiszwaluw
Broedvogel omgeving
Tapuit
Doortrek
Paapje
Doortrek
Kramsvogel
Doortrek
Spotvogel
Broedvogel
Grauwe vliegenvanger
Broedvogel
Matkop
Broedvogel
Raaf
Overvliegend/pleisterend
Huismus
Broedvogel
Ringmus
Broedvogel
Kneu
Broedvogel
Tabel6: Overzicht Nationale- en internationale status
Toelichting: Tabel 6 geeft een overzicht van de soorten waarvoor de Nederlandse overheid een nationaleen internationale verantwoordelijkheid heeft. Hoewel in het Vossenbroek een aantal Rode lijst soorten voorkomen, hebben we te maken met zeer lage aantallen, aangezien de structuur van dit gebied zich niet leent voor grote aantallen van de soorten die een Rode lijst status hebben. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van de Patrijs op de Emsterenk; hoe lang nog, gelet op de enorme verrommeling van deze enk en de toename van de teelt van boomkwekerijproducten. De IJsvogel heeft een broedpoging ondernomen in het talud van het Apeldoorns kanaal; gelet op het schouwprogramma van het Waterschap Veluwe waarbij de beplantingen langs het Apeldoorns kanaal (om welke reden dan ook!) geamoveerd worden, is het broedbiotoop de eerst komende jaren niet meer geschikt.
Vogel top tien. Een Vogel top tien geeft een indruk van de meest voorkomende broedvogelsoorten, maar heeft geen wetenschappelijke betekenis, aangezien het een momentopname betreft. De vogel top tien van het Vossenbroek is een lijst van zeer algemene vogelsoorten die niet karakteristiek, zeldzaam en/of bedreigd zijn. Aanvoerder van deze top tien zijn de Winterkoning, Tjiftjaf en de Spreeuw. Er zijn veel biotoopjes in het Vossenbroek met veel Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 50 van 124
broedlocaties voor Winterkoninkjes. In de op stam stervende Populieren in het Elzenbroekbos zijn meerdere spreeuwenkolonies die voor deze score hebben gezorgd.
Broedvogel 1
2 3
4 5 6 7 8
9 10
Aantal
Winterkoning, Tjiftjaf en Spreeuw Merel Vink Koolmees Roodborst Zwartkop Heggenmus Houtduif en Tuinfluiter Pimpelmees Huismus
49 44 31
27 26 25 24 21 19 >16
Tabel 7: Vogel top tien van het Vossenbroek
Vage/groepen. Voor het beheer van het Vossenbroek is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de eisen die de verschillende vogelsoorten stellen aan hun biotoop. Er bestaan verbanden tussen vegetatie, landschap en vogels. Vogels kunnen ingedeeld worden in ecologische groepen, net zoals individuele planten ingedeeld worden in plantensociologische groepen. De indeling in ecologische vogelgroepen maakt het mogelijk om de kwaliteit van een bepaald gebied te waarderen. Binnen een vogelgroep zitten vogelsoorten met overeenkomstige biotoopeisen waardoor het verband tussen de aanwezige broedvogelbevolking en de terreinkenmerken meer inzichtelijk wordt. Voor iedere vogelgroep zijn de biotoopeisen vertaald in een set terreinkenmerken. Veel van deze terreinkenmerken zijn door de beheerder van het desbetreffende terrein te beïnvloeden. Hiermee is de relatie gelegd met het belang van goede broedvogelkarteringen die dus een belangrijke bijdrage kunnen leveren voor de sturing van de aanwezigheid van bepaalde vogelgroepen in een gebied. Kuifeend-gro~
max. soorten: 10
Grasmus-groep max. soorten: 11
voedselrijk, open water (met of zonder waterplanten) Fuut, Knobbelzwaan, Canadese gans, Brandgans, Nljlgans, Bergeend, Mandarijneend, Wilde eend, Kuifeend en Meerkoet. struiken, struwelen, jong bos, Qeen boomlaaQ (wel bosrand) Heggenmus, Nachtegaal, Roodborsttapuit, Bosrietzanger, Spotvogel, Braamsluiper, Grasmus, Tuinfluiter, Fitis, Grauwe klauwier en Kneu.
Winterkoning-groep
jong bos, struiklaag in bossen
max. soorten: 10
Fazant, Tortelduif, Winterkoning, Roodborst, Merel, Zanglijster, Zwartkop, Staartmees, Matkop, Goudvink.
Geelgors-groep
open bos, bosranden, boomgroepen met kale zandige bodem Nachtzwaluw, Scharrelaar, Hop, Draaihals, Groene specht, Boomleeuwerik, Boompieper, Gekraagde roodstaart, Klapekster, Geelgors en Ortolaan. bomen en boomgroepen met struwelen, bosranden (vrij) voedselrijk Kramsvogel, Roodkopklauwier, Ekster, Zwarte kraai, Europese kanarie, Groenling, Putter en Barmsijs.
max. soorten: 11
Putter- groep max. soorten: 8
Vink-groep max. soorten: 5
Het Vossenbroek
opgaand bos Houtduif, Ransuil, Koolmees, Gaai en Vink.
Inventarisatie 2004
pagina 51 van 124
Appelvink-groep Max. soorten: 7
opgaand bos met loofbomen Houtsnip, Grote lijster, Bergfluiter, Fluiter, Tjiftjaf, Wielewaal en Appelvink.
Grote bonte Spechtgroep max. soorten: 8
oud opgaand bos, dood hout (holenbroeders)
Kleine bonte groep max. soorten: 4
Specht-
Groene specht, Zwarte specht, Grote bonte specht, Gekraagde roodstaart, Taigaboomkruiper, Boomkruiper, Spreeuw en Ringmus. opgaand bos met loofbomen (holenbroeders), Kleine bonte specht, Grauwe vliegenvanger, Glanskop en Pimpelmees.
Boomklever-g_roep max. soorten: 5
zwaar loofhout (holenbroeders) Holenduif, Bosuil, Kleine vliegenvanger, Boomklever en Kauw.
Havik-groep max. soorten: 5
roofvogels van bossen Wespendief, Havik, Sperwer, Buizerd en Raaf.
Zwarte roodstaart-groep_ max. soorten: 13
erven, bebouwinq in cultuurland Holenduif, Turkse tortel, Kerkuil, Steenuil, Gierzwaluw, Boerenzwaluw, Huiszwaluw, Witte kwikstaart, Zwarte roodstaart, Kauw, Spreeuw Huismus en Ringmus.
Tabel 8: Overzicht vogelgroepen, biotoopeisen en vogelsoorten- Vossenbroek
Toelichting: In tabel 8 is een overzicht samengesteld dat is gebaseerd op de landelijke systematiek van SOVON en Staatsbosbeheer en inzicht geeft in de te verwachten vogelgroepen. In de eerste kolom is het aantal te verwachten vogelsoorten van de desbetreffende vogelgroep opgenomen. Het betreft een indicatie voor goed ontwikkelde gebieden van voldoende omvang. De beschrijving van de biotoopeisen geeft de beheerder een handvat om in het kader van het beheer van het Vossenbroek rekening te houden met de aanwezigheid en ontwikkeling van broedvogelpopulaties.
In de tweede kolom zijn de soorten opgenomen die bij de desbetreffende vogelgroep horen. De vetgedrukte namen zijn de soorten die daadwerkelijk als broedvogel zijn vastgesteld in het geïnventariseerde gebied.
Analyse vogelgroepen. De rangschikking van vogels in ecologische groepen leidt tot overlap van sommige soorten, aangezien biotopen in elkaar overlopen. In veel landschappen zijn meerdere biotopen aanwezig; dit geldt ook voor het Vossenbroek. Toch geeft de indeling in vogelgroepen al snel een beeld welke groepen de meeste soorten herbergen en dus een hoge indicatorische waarde hebben voor het desbetreffende gebied, in dit geval het Vossenbroek. Kenmerkende soorten zijn broedvogels die typerend zijn voor één of een beperkt aantal biotopen, waar de soort een (veel) hogere presentie en/of dichtheid bereikt dan in andere biotopen. De aan- of afwezigheid van soorten zegt veel over de kwaliteit (mate van ontwikkeling) van de biotopen en landschapstypen. Voor het Vossenbroek zijn 12 vogelgroepen geselecteerd die er voor kunnen komen. Helaas is het niet mogelijk om dichtheden van de afzonderlijke soorten te vergelijken met de inventarisatie van 1974, aangezien destijds alleen een kwalitatieve inventarisatie heeft plaatsgevonden. Een vergelijking met andere landschapstypen waarvan wel kwantitatieve broedvogelkarteringen aanwezig zijn is voor het Vossenbroek ook niet mogelijk aangezien dit type landschap zich moeilijk laat vergelijken. Dit heeft deels met de versnippering van rijksweg ASO te maken en deels ook met het (niet) gevoerde beheer. De meest in het oog springende
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 52 van 124
verandering is het feit dat de groep van weidevogels is 'weggevaagd' door de aanleg van de ASO!
Kuifeend-groep. Van de i 0 soorten die deze groep vertegenwoordigt, zijn 5 soorten aanwezig. In feite is deze vogelgroep representatief voor grote open waterpartijen. In het Vossenbroek ontbreken grote open waterpartijen, behalve het Apeldoorns kanaal als nat lijnvormig element. De Nijlgans was steevast iedere velddag aanwezig met een maximum van twee paren. Hoewel wij geen adulten met juvenielen hebben waargenomen is het mogelijk dat Nijlganzen gebroed hebben in het nabijgelegen Kievitsveld. Grasmus-groep. Van de 11 soorten van deze vogelgroep zijn 8 soorten broedvogel in het Vossenbroek. Een aantal soorten scoort niet hoog, hoewel de biotopen geschikt lijken voor hogere aantallen. Dit geldt metname voor Braamsluiper en Fitis. Bosrietzangers scoorden erg hoog, vanwege de verruiging die in tal van gebiedsdelen optreedt. De landschapsstructuur voor Roodborsttapuit lijkt wel geschikt, maar deze soort vinden we in het agrarische gebied dichter tegen de bossen en heiden van de Veluwe. Gelet op de landelijke toename van deze soort, is het niet onwaarschijnlijk dat de Roodborsttapuit zich als broedvogel zal vestigen. Winterkoning-groep. De Winterkoning-groep scoort erg hoog met de aanwezigheid van 9 van de 10 broedvogelsoorten. Wij hadden de Zomertortel zeker in het Vossenbroek verwacht, maar hebben naast onze uitgebreide inventarisaties ook geen enkele melding ontvangen die op de aanwezigheid van de Zomertortel duidt. Matkopjes scoorden niet echt hoog; wij hadden verwacht dat metname in het oudere Elzenbroekbos achter de geplagde akkers meer Matkoppen genoteerd zouden worden. De Goudvinken hielden zich voornamelijk op in het gedeelte ter hoogte van de slagboom waar zich aan de overzijde van de Wiemanstraat veel Amerikaanse vogelkersen bevinden. Geelgors-groep. Van de 11 soorten zijn alleen de Groene specht en de Boompieper genoteerd. De Groene specht werd enkele malen in het geïnventariseerde gebied gesignaleerd en was regelmatig in tuinen op de Emsterenk aanwezig. Er is een gering aantal Boompiepers als broedvogel genoteerd. Opvallend was de afwezigheid van de naamdrager van deze vogelgroep; de Geelgors. Deze gorzensoort moet het hebben van onkruiden die op de intensief geëxploiteerde enken bestreden worden, waardoor een belangrijke voedselbron ontbreekt. Putter-groep. Van de 8 soorten zijn 4 soorten als broedvogel aanwezig, waarbij het opvalt dat Ekster en Zwarte kraai in zeer lage aantallen aanwezig zijn. De Groenling is een tuinsoort die in enkele tuinen aanwezig was en de Putter is in 1974 als niet broedvogel genoteerd, terwijl de status nu is gewijzigd in broedvogel door de aanwezigheid van 2 paren tijdens het broedseizoen. Vink-groep. Van de Vink-groep zijn 4 van de 5 soorten aanwezig en ontbreekt alleen de Ransuil, hoewel deze uilensoort gedurende de wintermaanden wel aanwezig was in de rand van het geïnventariseerde gebied. Appelvink-groep. Van de 7 soorten van deze groep zijn Grote lijster, Tjiftjaf en Appelvink als broedvogel genoteerd. Op de vogel top tien van het Vossenbroek staat de Tjiftjaf op een gedeelde eerste plaats met 49 territoria. De Appelvink blijft een lastige soort om te inventariseren in verband met kolonievormend gedrag; 8 territoria zijn vastgesteld van deze soort die in 1974 niet als broedvogel is genoteerd.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 53 van 124
Grote bonte Specht-groep. Van deze groep werden van de 8 soorten 4 soorten in het geïnventariseerde gebied vastgesteld en de Groene specht aan de rand van het gebied. De Grote bonte specht is met vier territoria karig bedeeld. Wanneer de houtopstanden geanalyseerd worden, is wel een verklaring te vinden voor deze dichtheid, aangezien (op de oude populieren na) vrij weinig oude bomen dan wel op stam stervende bomen aanwezig zijn. Kleine bonte Specht-groep. Alle 4 de soorten van deze groep zijn vertegenwoordigd. Hiermee is deze vogelgroep met de Winterkoning-groep de best vertegenwoordigde groep in het Vossenbroek. De aantallen, zijn behalve de Kleine bonte specht, niet echt hoog, in vergelijking met inventarisaties in andere gebieden op de Noordoost Veluwe. De Kleine bonte specht hield zich voornamelijk op in enkele percelen met ratelpopulieren (zacht hout). Boomklever-groep. Van de Boomklever-groep waren van de 5 soorten 2 soorten vertegenwoordigd. Van de naamvoerder van deze groep werden slechts 5 territoria vastgesteld. Het gebied is wellicht minder geschikt voor Bosuilen, aangezien oude bomen ontbreken. Kauwen werden regelmatig foeragerend in de weilanden aangetroffen. Binnen het geïnventariseerde gebied zijn geen Kauwen broedend aangetroffen, maar in de directe omgeving moeten ze wel gebroed hebben. Havik-groep. Van deze groep zijn welliswaar alle soorten waargenomen, maar alleen de Havik, Sperwer en Buizerd waren territoriumhoudend. Er is niet echt intensief naar nesten gezocht; het Haviksnest bevond zich in een solitair bosje op de Emsterenk, evenals een nest van een Buizerd en er was ook een Buizerdnest in de singel in het zuidoostelijke deel van het Vossenbroek. Tevens heeft nog een paar Buizerds een broedpoging ondernomen in het centrale deel van het bos en een vierde territorium bevond zich bij het Apeldoorns kanaal. Sperwers waren tijdens iedere inventarisatieronde aanwezig; een eventuele broedlocatie is niet gevonden. Zwarte roodstaart-groep. Deze vogelgroep is goed vertegenwoordigd. Van de 13 soorten van deze groep zijn 9 soorten als broedvogel vastgesteld en zijn Gierzwaluw en Kauw binnen het inventarisatiegebied foeragerend aangetroffen. Buiten het inventarisatiegebied was een paar Zwarte roodstaarten nabij het Vossenbroek. De aantallen van de overwegend "huis- en erfvogels" zijn onderteld, aangezien niet alle erven bezocht zijn, maar geïnventariseerd is vanaf de openbare weg. Resumé. Inventarisaties zijn boeiende klussen, omdat van te voren niet bekend is welke soorten en aantallen uiteindelijk op de lijst van broedvogels genoteerd kunnen worden. Voor iedere vogelsoort kan een analyse gemaakt worden naar aanleiding van de broedvogelinventarisatie. Wij hebben ons in de rapportage beperkt tot de hoofdzaken die van belang zijn voor het beheer van het Vossenbroek. De vogelwerkgroep is er in geslaagd een volledige broedvogelkartering uit te voeren. Belangrijk is dat, na al het puzzelen voor de vaststelling van territoria en de relevantie van aanwezigheid van vogelsoorten, zichtbaar wordt wat de beheerder wil beheren op basis van de broedvogelinventarisatie. Broedvogels geven veel informatie over de structuur van het bos, het beheer, voedselsituatie en rust in het gebied. Bij de tekst van de verschillende vogelgroepen is de betekenis van de aanwezigheid van soorten gerelativeerd en is voor zover mogelijk een antwoord gegeven op de aan- of afwezigheid van soorten. De dichtheden van verschillende vogelsoorten lopen welliswaar uiteen, maar de conclusie is gerechtvaardigd dat
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 54 van 124
ook in het Vossenbroek herkenbare vogelgroepen aanwezig zijn. De herkenbaarheid van vogelgroepen maakt het voor de beheerder mogelijk om bij het beheer op de vogelkundige kwaliteiten in het Vossenbroek te sturen. Zeker van Het Geldersch Landschap mag, als professionele natuurbeheerder, verwacht worden dat in het Vossenbroek het beheer op een aantal aspecten bijgesteld wordt ten behoeve van (avi)fauna en botanische potenties die prominent aanwezig zijn. Dit geldt metname voor de Geelgors-groep die is aangewezen op open bos, bosranden en boomgroepen met kale zandige bodem en extensief beheerde akkers; de Kleine bonte specht-groep die is aangewezen op opgaand bos met loofbomen en de Boomklever-groep met broedbiotopen in zwaar loofhout. Beide vogelgroepen zijn gebaat bij op stam stervende bomen voor de beschikbaarheid van broedgelegenheid in holten. In Mooi Gelderland -handboek van het Geldersch Landschap en Geldersche Kastelen versie 2003 zijn zware doelstellingen geformuleerd voor het Vossenbroek. De KNNV afdeling Epe/Heerde hoopt dat deze "stevige" bewoordingen ook op korte termijn in daden omgezet worden. Tijdens de inventarisaties hebben wij weinig gemerkt van een actief natuurbeheer in het Vossenbroek! Adrie Hottinga Gert Prins
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 55 van 124
DE VISSEN, AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET VOSSENBROEK INLEIDING Het onderzoek naar het voorkomen van vissen, amfibieën en reptielen is van beperkte opzet geweest. Eigenlijk zijn alleen de poelen in het natuurontwikkelingsgebied aan de noordzijde van het Vossenbroek en de daar aanwezige noordelijke beekloop (A-watergang Ernst) redelijk onderzocht. Hierbij is ook gebruik gemaakt van schepnetten. In het vroege voorjaar (maart/april 2004) is enkele malen gericht 'gevist'. Ook zijn op het zicht (en gehoor) in de overige delen van het Vossenbroek waarnemingen gedaan. Het onderzoek heeft als beperking dat de resultaten niet geheel volledig zijn. 1. RESULTATEN In 2004 zijn aangetroffen: de Driedoornige stekelbaars, de Tiendoornige stekelbaars van de vissen en de Pad, Bruine kikker, Groene kikker-complex van de amfibieën. Reptielen zijn niet waargenomen.
Driedoornige stekelbaars
De Driedoornige stekelbaars is uitsluitend aangetroffen in de noordelijke beekloop (Awatergang Ernst). Een groot gedeelte van het jaar stroomt het water hier. Meer nog dan de Tiendoornige stekelbaars, is de Driedoornige stekelbaars een vis van stromend water. De Tiendoornige stekelbaars is, zowel (massaal) aangetroffen in de noordelijke beekloop (Awatergang), als in de poelen. Niet voor niets wordt de IJsvogel ook regelmatig gezien en gehoord in de omgeving van de poelen en het voormalige populierenbos! De Pad is met siersnoeren aangetroffen in een enkele poel in het natuurontwikkelingsgebied. De Bruine kikker en Groene kikker-complex (niet vastgesteld is om welke soort(en) het gaat) komen wijd verbreid in Vossenbroek voor. Ditzelfde geldt vermoedelijk voor de Pad. De grootste hoeveelheid ei-klompen (70) van de Bruine kikker is aangetroffen in een sloot ten oosten van de ASO. De genoemde soorten planten zich alle succesvol voort. De gegraven poelen zijn een grote aanwinst voor de amfibieën. Dichtgroeien moet worden voorkomen. Voor de graslanden is het gunstig een maaibeheer te voeren. Reptielen zijn niet aangetroffen. Wat dit betreft kent het onderzoek ook beperkingen. Voor reptielen-onderzoek is het van belang later op de dag en in de zomer en herfst te inventariseren. Dit is nauwelijks gebeurd. Het is niet uit te sluiten dat Vossenbroek meer soorten herbergt. Een soort als het Bermpje is, ondanks het beperkte visonderzoek, niet aangetroffen, Niet uit te sluiten valt dat deze soort toch voorkomt, metname in de beeklopen. Twee soorten die uit het verleden bekend zijn, zijn in het geheel niet aangetroffen: Kleine watersalamander en Hazelworm.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 56 van 124
2. VERGELIJKING MET OUDE GEGEVENS In het rapport Vossenbroek Bedreigd Natuurgebied (KNNV, z.j.) worden, behalve de Bruine kikker, Groene kikker en Pad, ook genoemd de Kleine watersalamander en de Hazelworm. Vissen zijn toen niet geïnventariseerd. Het is zeer aannemelijk dat de Kleine watersalamander nog voorkomt. Het voorkomen van de Hazelworm is niet vanzelfsprekend, het gebied is marginaal geschikt. Hoewel een extensief maaibeheer van de schraallanden aan de noordzijde en overige aan het bos grenzende graslanden het leefgebied voor deze soort wel weer geschikt zou kunnen maken, is het de vraag of de soort hier nog voorkomt. Waarnemingen worden vooral 'hogerop' richting en op de Veluwe gedaan. Uit de nabije omgeving, zoals Kievitsveld en Apeldoorns kanaal, zijn oude waarnemingen bekend van de Ringslang (Guppen & Heinen, 1984). Het actuele voorkomen van de Ringslang in de omgeving van Ernst is helaas niet goed bekend. Het voorkomen ten westen van Ernst is bekend. Het terrein lijkt in principe voor de Ringslang geschikt biotoop door de kleinschalige afwisseling die is ontstaan. Het verdient aanbeveling eens goed op deze soort te letten. 3.BEHEER De gegraven poelen zijn een grote aanwinst voor de amfibieën. Dichtgroeien moet worden voorkomen. Voor de graslanden is het gunstig een extensief maaibeheer te voeren. Voor eventueel aanwezige reptielen is het goed een bosrandbeheer te voeren, waarbij mantel en zoom worden ontwikkeld. In het bos is de aanwezigheid van dood hout als schuilplaats van belang voor amfibieën. Gert Prins Gerrit-Jan van Dijk
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 57 van 124
EREN IN HET VOSSENBROEK INLEIDING Het Vossenbroek lijkt op voorhand een interessant gebied voor zoogdieren. Twee dassenburchten zijn al jaren bekend, de afwisseling van natte en droge delen, weilanden, akkers, houtwallen, riet en bos doet een gevarieerd aanbod aan kleine zoogdieren verwachten. Voor vleermuizen ontbreken grotere waterpartijen, maar er zijn wel weer veel holle bomen. Het gebied is rustig, wordt door wandelaars niet veel gebruikt. Reeën en hazen zijn er metname in het voorjaar vaak te zien. Van het gebied zijn oude zoogdiergegevens gevonden. De daarin vermelde eekhoorns en een tamelijk spectaculaire soort als de boommarter worden er nu niet meer verwacht, gezien de ervaringen in het recente verleden. 2. WERKWIJZE Voor het onderzoek zijn verschillende methoden gebruikt: o Veldwaarnemingen, o Braakbalonderzoek, o Inloopvallen voor kleine zoogdieren, o Batdetectorwaarnemingen.
In het gebied is zes keer gespeurd naar dagactieve zoogdieren. Daarbij is ook gelet op sporen ervan, in de vorm van prenten, haren, rustplaatsen en bewoningssporen. Soms is hierbij gebruik gemaakt van een veldkijker. Bij de hieronder beschreven onderzoeksmethoden zijn aanvullende veldwaarnemingen gedaan. Daarnaast is gebruik gemaakt van een zoogdieronderzoek in kilometerhok 27-44-42. De noordwestelijke helft ervan behoort grotendeels tot het te onderzoeken gebied. In oktober 2004 zijn negentien inloopvallen geplaatst in verschillende biotopen. De vallen zijn gevuld met een mengsel van pindakaas en strooivoer voor vogels, kattenvoer, meelwormen en een plukje hooi. Het kattenvoer en de meelwormen zijn gebruikt om (water)spitsmuizen te lokken. De vallen zijn een tiental keren op scherp gezet en een paar uur later gecontroleerd. De meeste vallen zijn om verschillende redenen één of enkele malen verplaatst, zodat er in totaal op ruim 25 plaatsen is gecontroleerd. Er zijn partijen braakballen en enkele los gevonden braakballen onderzocht. De eerste partij (2003) komt van kerkuilen die huizen in een boerderij aan de zuidrand van het gebied aan het eind van de Brinkerweg. Aan de Wiemanstraat tegenover de Tolweg zijn veertig braakballen verzameld van ransuilen die daar geroest hebben. Dit is aan de noordrand van het onderzoeksgebied. Half november 2004 is nog een keer een hoeveelheid braakballen verzameld bij de genoemde boerderij aan de Brinkerweg. In het veld zijn enkele braakballen gevonden die langs een sloot langs gebied 1B lagen. Ze zijn waarschijnlijk afkomstig van de velduil en de kerkuil. In het archief zijn over de periode 2001 -2004 enkele braakbalvondsten gedaan. De zijn voornamelijk onderzocht m.b.v. de batdetector. Dit is een apparaat waarmee het hoogfrequente geluid van deze dieren omgezet wordt naar een voor ons hoorbare frequentie. Er zijn zes bezoeken afgelegd. Daarnaast zijn tijdens het onderzoek met inloopvallen nog enkele vleermuiswaarnemingen met de batdetector gedaan.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 58 van 124
3. RESULTATEN Veldwaarnemingen. Mollen (Ta/pa europaeus) zijn in het gebied bijna overal te vinden aan de hand van molhopen. Op de nattere plaatsen ontbreken zij.
Egels (Erinaceus europaeus) zijn niet gezien. Zelfs dood gereden exemplaren zijn in de tijd van het onderzoek niet gevonden. Wel zijn er ter hoogte van het Vossenbroek aangereden egels gezien langs de ASO (2001 en 2002). De Haas (Lepus europaeus) is vooral in het voorjaar regelmatig in kleine aantallen (1-4) gezien op de weilanden aan beide zijden van de snelweg. Konijnen (Oryctolagus cuniculus) zijn bij elk bezoek gezien. Het hoogste aantal op één dag bedraagt 29. Regelmatig zijn er melanistische exemplaren en juveniele dieren gezien. In oktober is een ziek dier waargenomen. Landelijk zijn er plaatsen waar veel konijnen sterven door het VHS-virus. Tot nu toe zijn hiervan geen sporen gevonden. Bij deze dodelijke ziekte sterven de konijnen doorgaans in hun holen, waardoor het voorkomen van de ziekte minder opvalt dan bij myxomatose. Naar de Eekhoorn (Sciurus vulgaris) is niet speciaal gezocht. Er zijn geen exemplaren van deze soort waargenomen. Ook sporen, in welke vorm dan ook, zijn niet gezien. Reeën (Capreolus capreolus) worden vooral in het voorjaar waargenomen. Aan beide zijden van de snelweg zijn ze gezien. In totaal zijn maximaal zeven exemplaren tegelijk opgemerkt. De Das (Me/es me/es) verraadt zijn aanwezigheid door duidelijke sporen achter te laten. In vochtige, zandige bodems blijven prenten lang herkenbaar. Op verschillende plaatsen in de deelgebieden 1 en 2 zijn ze gevonden. In het uiterste westen van de delen die tot het onderzoeksgebied behoren is een belopen dassenburcht gevonden. Er zijn daar naast prenten van adulte ook juveniele dieren pootafdrukken van gevonden. Daarnaast zijn er veel mestputjes en sporen van gesleep met nestmateriaal waargenomen. Op de burcht huist ook een Vos. Das (Me/es me/es)
In het bosgebied 1G is op twee plaatsen een burcht gevonden. De locatie in de houtwal tegen akker 1V is al jaren bekend. Ook op deze burcht zijn sporen van jonge dieren opgemerkt. Tijdens een avond observeren is slechts een paartje vossen met drie jongen gezien. De dassen hebben toen waarschijnlijk westelijker in 1G een burcht bezet. Na het vertrek van de vossen hebben de dassen weer voor deze plek gekozen. Andere marterachtigen zijn niet vastgesteld. Het gebied lijkt zich echter wel te lenen als biotoop voor wezels, hermelijnen en bunzings. Waarnemingen van dode bunzings langs de rijksweg (1997 en 2001) doen vermoeden dat ze wel in het gebied voorkomen. De Vos (Vu/pes vulpes) is enkele malen gezien . Op twee plaatsen is een bouw vastgesteld. Dit is beide keren geconstateerd bij een dassenburcht. Op de locatie in 1G aan de rand van Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 59 van 124
een akker zijn vijf dieren gezien, waarvan drie juvenielen. Een paar dagen later is niets meer te merken van de aanwezigheid van deze vossen. De dieren zijn mogelijk (ernstig) verstoord. Een verkeersslachtoffer langs de Wiemanstraat is later aangevreten teruggevonden op de met dassen gedeelde burcht. Met het dier moet minimaal 250 meter zijn gesleept (mondelinge melding Gert Prins). Een das lijkt dan ook de meest waarschijnlijke dader. DATUM SOORT
s
s
8
Q
~
NI
o:rI
Q
.,...
N
"""
N Q
NI
Q I
,...
.... ....
I
U)
I
o:r
Reev
2
2
1
0
0
0
2
Reem
1
1
0
1
1
1
1
Haas
1
0
1
0
0
0
4
Konijn
5
3
2
16
5
2
11
!})
c:)
N
N
N I
U) I
en
1
Ree onbepaald
1 2
Vos
4 4
23
7 1
Bosmuis Woelrat
8
Q
Q
U)
U)
I
~I o:r
8
8
Q NI
!})
Cl)
M ,...
1.9
s Q
I
U)
NI
o:rI
"""
N Q
Q
dood 1*
* braakbalvondst Tabel 1: Waarnemingen van dagactieve zoogdieren in kilometerhok 27-44-42
In 2002 is een onderzoek naar dagactieve zoogdieren gestart. Het onderzoek is vervat in een groter nationaal onderzoek, waarbij in een kilometerhok iedere keer volgens een vaste route een uur naar zoogdieren gespeurd wordt. In 2002 is driemaal 's-morgens en driemaal 'savonds een route gelopen, in de volgende jaren slechts een of twee keer. De resultaten geven voorlopig slechts een indicatie over de dieren die in het gebied voorkomen. Een dood gevonden muis en een braakbalvondst zijn in de tabel opgenomen.
Braakbalonderzoek. In totaal zijn 493 braakballen van verschillende vogels verzameld, waarvan de meeste van kerkuilen zijn, die broeden in een boerderij aan de rand van het gebied. Ook op de roestplaats van ransuilen is een grotere hoeveelheid verzameld (40). Tabel 2 geeft een overzicht van de resultaten. Een deel van deze gegevens is besproken in Bosch (2005). De prooiresten uit de kerkuilbraakballen van 2003 wijken af van die van andere gebieden in de omgeving. Een viertal soorten wordt hier relatief veel aangetroffen: Aardmuis, Bosmuis, Rosse woelmuis en Dwergspitsmuis. Soorten die elders vaak een (heel) groot deel van het voedselpakket uitmaken (Veldmuis en Huisspitsmuis) worden hier juist relatief weinig gevangen. Het is opmerkelijk dat bij de Ransuil nagenoeg een zelfde beeld te zien is. Omdat de soort maar een beperkt aantal prooidieren gevangen heeft, is alleen voor de vergelijkbare soorten een overzicht gemaakt (tabel 2). De percentages in de prooiresten van de Kerkuil (2003) en die van de Ransuil in het daaropvolgende voorjaar zijn vergelijkbaar. De Ransuil heeft naar verhouding alleen veel meer dwergmuizen gegeten. Door deze ongeveer gelijke verhouding ligt de veronderstelling dat de vogels in hetzelfde gebied gejaagd hebben voor de hand.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 60 van 124
KERKUIL
RANSUIL
KERKUIL
2003
2003
2004
Aantal
Aantal
Soort
Aantal
%
Bosspitsmuis
73 7
Dwergspitsmuis
%
%
33,8 3,2
56 2
Waterspitsmuis
1
Huisspitsmuis
20
9,2
7
3,2
Veldmuis
44
Aardmuis
39
Rosse woelmuis
Dwergmuis Bosmuis
14 12
6,5 5,6
20,2
5,9 24,4
76
35,5
17,9
18
35,3
25
11,7
2
0,9
4
7,8
3
1,4
25
11,5
12
26,6
16
7,5
5 3
2,3 1,4
1
0,5
214
100,0
2
0,9
Ongedetermineerd Totaal aantal zoogdieren
219 54 4,1
Aantal braakballen Aantal zoogdieren per braakbal Aantal soorten zoogdieren
0,9 0,5
3 14
Huismuis Bruine rat
26,2
100,0
51 40
9
100,0
61
1,3
3,5
5
11
(Mei) kever
1
Tabel2: Prooidieren in braakballen
7
6,0
3
5,9
12
9,1
Veldmuis
44
37,6
14
24,4
76
57,6
Aardmuis
39
33,3
18
35,3
25
18,9
Rosse woelmuis
Dwergmuis Bosmuis Totaal
2
1,7
4
7,8
3
2,3
25
21,4
12
26,6
16
12,1
117
100,0
51
100,0
132
100,0
Tabel3: Prooidieren die zowel door Kerkuil als Ransuil gegeten zijn
Een vergelijking van de twee opeenvolgende jaren bij de Kerkuil laat zien dat er veel minder Spitsmuizen gevangen zijn, maar wel een Waterspitsmuis. Deze soort is gebonden aan schoon kwelwater. Onderzoek met inloopvallen kan niet tegen uilen op, al vangen ze maar één Waterspitsmuis op bijna 500 prooidieren. Er zijn er meer Veldmuizen en Rosse woelmuizen gevangen en minder Aardmuizen. Aardmuizen houden van wat ruiger terrein dan Veldmuizen. Vooral bij de Veldmuis kunnen de aantallen jaarlijks fluctueren. Een rijk veldmuizenjaar kan de oorzaak zijn van lagere aantallen bij andere soorten. Ook het aantal Bosmuizen is lager, maar een soort die er veel op lijkt: de Huismuis is nu wel vijf keer aangetroffen. Het aantal soorten is met elf hoger dan bij andere partijen braakballen in de omgeving (gemiddeld <9). Er kan nog een soort bijgeteld worden, omdat er in 2002 een Woelrat in een braakbal aangetroffen is.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 61 van 124
Tot slot is door de zoogdierenwerkgroep voor het eerst een andêr dier dan een zoogdier of een vogel in een kerkuilbraakbal gevonden. In een braakbal van november 2004 is een (Mei) kever gevonden. Van de kleine hoeveelheden her en der in het veld gevonden braakballen is statistisch niets te zeggen. Wel is het aardig om te vermelden wat erin aangetroffen is. Het gaat om slechts zes braakballen van Rans- en Velduilen en negen braakballen van Buizerds. In de uilenballen zijn 2 Bosspitsmuizen, 1 Veldmuis, 1 Aardmuis, 1 Bosmuis, 1 Dwergmuis en 1 Woelrat aangetroffen. Vooral de laatste is opmerkelijk, omdat het een nieuwe soort voor het onderzoek van dit gebied betekent. In braakballen van dagroofvogels worden doorgaans weinig herkenbare resten gevonden. De resten uit de negen braakballen kunnen dan ook maar tot 2 Veldmuizen en 1 Rosse woelmuis herleid worden.
Inloopvallen voor kleine zoogdieren. Naar kleine zoogdieren is onderzoek gedaan met behulp van inloopvallen. Er zijn vier soorten gevangen: de Bosmuis (Apodemus sylvaticus), de Rosse woelmuis (Ciethrionomys glareolus), de Veldmuis (Microtus arvalis) en de Bosspitsmuis (Sorex aaraneus/coronatus). Bosmuizen zijn gevangen in de vakken 1G (7x), 1J (2x) en 1L (1 x), Rosse woelmuizen in 1G (6x) en 1J (2x), Veldmuizen in 1L en 1V (beide 1x) en een Bosspitsmuis in 1B. Hiermee zijn deze vier soorten, die ook bij het braakbalonderzoek gevonden zijn, voor het gebied aangetoond. Over hun aantallen is op grond van dit onderzoek niets te zeggen. De gegevens uit de braakballen geven waarschijnlijk de verhoudingen beter weer. Daarnaast is het voorkomen van de Bosmuis is vastgesteld aan de hand van holen van dit dier. Bosmuizen graven graag een hol in een stijlkantje. Ze kunnen daarbij veel aarde naar buiten werken. Levende bosmuizen zijn tweemaal in 1G waargenomen. Holen van Veldmuizen zijn op veel plaatsen in de weilanden en in de akkerranden gezien.
Batdetectoronderzoek. Alle vleermuissoorten zijn wettelijk beschermd. Ze worden allen genoemd in de Conventies van Bern en Bonn en in de Habitatrichtlijn. Een vijftal soorten komt daarnaast voor op de I-lijst. De internationale betekenis van Nederland voor de betreffende soort is dan van belang. De Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistre/lus) is de meest gehoorde soort in het Vossenbroek. De kolonies van deze algemene soort bevinden zich meestal in gebouwen. Er is een waarneming gedaan van een trekroute langs de Heetkampsweg naar het Vossenbroek. In het gebied zijn op verschillende plaatsen jagende dieren gehoord en gezien. Ook de Wiemanstraat kan als route van kolonieplaats naar jachtgebied gezien worden. Er trekken kleine aantallen dieren langs. Bij het licht van de lantaarnpaal bij het toegangshek wordt vaak even gejaagd. De dieren jagen in de structuurrijke delen van deelgebied 1. Ook langs bosjes en houtwallen aan de westkant van de Wiemanstraat zijn enkele waarnemingen gedaan. Aan de oostkant van de ASO zijn tegen de verwachting in veel dieren jagend vastgesteld. De Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusit) is iets groter dan de Gewone dwergvleermuis. Het echolocatiegeluid van de Ruige dwergvleermuis is wat lager. Dieren uit Oost-Europa trekken in de herfst naar het westen. Ze paren en overwinteren o.a. in Nederland. Holten in bomen vormen de gebruikelijke verblijfplaatsen. In het voorjaar kunnen territoriale mannetjes zich laten horen. Net als sommige andere vleermuissoorten maken ze een roepend geluid op een lagere frequentie dan het echolocatiegeluid. De soort is tweemaal gehoord. Boven het laantje dat de toegang vormt tot gebied 1G is een Ruige dwergvleermuis gehoord. Vanuit boom is sociaal geluid van een soortgenoot waargenomen. In hetzelfde deelgebied maar dan in de uiterste noordoost-hoek is eveneens een Ruige dwergvleermuis gehoord. Beide waarnemingen zijn half april en eind mei gedaan.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 62 van 124
De Rosse vleermuis (Nyctalus noctula) is slechts driemaal gehoord boven het open gebied aan de noordkant (1 B, 1F) en een keer passerend over 2H. Alhoewel de dieren gewoonlijk in bomen huizen, is het niet erg waarschijnlijk dat de dieren in het gebied een verblijfplaats hebben. De Laatvlieger (Eptesicus serotinus) jaagt in open landschap, maar is meer aan bebouwing of begroeiing gebonden dan de Rosse vleermuis. De kraamkolonies bevinden zich vrijwel altijd in gebouwen. Er zijn slechts twee waarnemingen gedaan. Een foeragerend dier is gehoord boven de Wiemanstraat en één boven een open stukje in 1G. Watervleermuizen (Myotis daubentonit) jagen in een vrij regelmatige vlucht laag over het water. Ze gebruiken vooral holle bomen als kolonieplaats. Er zijn alleen Watervleermuizen waargenomen boven de Grift langs deelgebied 3C en het noordelijk daarvan gelegen weiland. In dit, Cs-nachts) moeilijk toegankelijke, gebied is maar één keer gezocht naar vleermuizen. 4. BESCHERMDE STATUS VAN ENKELE WAARGENOMEN SOORTEN In tabel 4 staan de soorten die in internationale verdragen zijn opgenomen en een soort van de Nederlandse Rode Lijst. In de helft van de gevallen gaat het om vleermuizen. Er staan drie soorten op die waarschijnlijk alleen maar foerageren in het gebied. Van de Ruige dwergvleermuis is een aanwijzing gevonden dat de soort holten in het bos benut als verblijfplaats. De Rosse vleermuis doet dat mogelijk ook. Aanwijzingen daarvoor zijn niet gevonden. Waarschijnlijker is het dat de waargenomen Rosse vleermuizen van elders komen om hier boven de open gebieden te foerageren.
De Waterspitsmuis is in de Rode Lijst opgenomen als kwetsbaar. Voor de soort is schoon oppervlaktewater van belang. Natuurlijke oeversituaties en een gedifferentieerd water- en oeverbeheer worden aanbevolen.
' til
"5
E .... Q)
Q)
til
>Cl
...E
~
'5 Q) (J.)
-o
~ Q)
c::
~
Conventie van Bern
.... Q)
2
Q)
til
'5
...E
Q) Q)
>Cl
...
E
-o
>
~
0 ~
.21
a::
3
2
(J.)
til
'5
(J.)
::J
.!!!
03(J.)
.... (J.)
Q)
.!!! ~
til til
Cl
E
Q)
'5
$ 'i5..
E
(J.)
N
til
a::
ct! ct! .....I
Cl)
2
2
3
0
::J
c::
'ë..
~
3
Conventie van Bonn
2
2
2
2
2
2
2
Habitatrichtlijn
4
4
4
4
4
4
4
voorlopige I-lijst
Cl
til ....
c::
'j;j til
c::
Cl
CD
::J
a::
3
3
3
5
4
ct!
Q) (J.)
2
3
vu
Rode Lijst
Tabe14: Overzicht van internationale regelingen en verdragen. Aangegeven is in welke bijlage elke soort vermeld staat of welk criterium gehanteerd wordt. Conventie van Bern Conventie van Bonn Habitatrichtlijn
Voorlopige I-lijst
Het Vossenbroek
Bijlage 2:
strikt beschermde diersoorten.
Bijlage 3:
beschermde diersoorten die exploitatie kunnen velen.
Bijlage 2:
soorten waarvoor agreements zullen worden vastgesteld.
Bijlage 4:
soorten die strenge bescherming behoeven.
Bijlage 5:
soorten waarvan de exploitatie en het onttrekken aan de natuur onderworpen is aan beheersmaatregelen. de soort is in internationaal opzicht zeldzaam of bedreigd.
Criterium 2:
Inventarisatie 2004
pagina 63 van 124
Criterium 3: Rode Lijst
VU:
de soort overwintert in ons land, komt hier om te paren of bezoekt ons land kortstondig tijdens de trek. Kwetsbaar
5. EEN VERGELIJKING MET 1973 Met het rapport uit 1973 kan maar moeilijk een goede vergelijking gemaakt worden. Er is toen niet beschreven hoe het onderzoek verricht is. Alle opmerkingen hieronder moeten dan ook met de nodige voorbehouden worden gelezen.
SOORT
2000-2004
1973
SPOREN
RESTEN
Egel
+
Mol
Niet vermeld
Bosspitsmuis
+
+
Dwergspitsmuis
+
+
+ +
Waterspitsmuis
Vangst
+
Huisspitsmuis Watervleermuis
ZICHTWAARNEMINGEN
+ Niet vermeld
+
Gewone dwergvleermuis
"
+
Ruige dwergvleermuis
"
+
Laatvlieger
"
+
Rosse vleermuis
"
Haas
''veel"
+ Minimaal 8 exx.
Konijn Eekhoorn
+ Niet meer
Rosse woelmuis
Niet vermeld
Veldmuis
"
Aardmuis
"
+
Woelrat
"
+
Muskusrat
"
+
Dwergmuis
"
Bosmuis
"
+
Minimaal ± 30 exx.
-
-
-
+
Vangst
+
Vangst
+
+ +
+
Huismuis
"
Bruine rat
"
+
Wezel
+
Hermelijn
+
-
Bunzing
+
Boommarter
+
-
Das
-
+
Vos
+
+
Ree
20
+
totaal
+
+
-
-
+
-
2 burchten
+
11
+
14 26
Tabe/5: Een overzicht van de aangetroffen soorten en een vergelijking met 1973.
Aan vleermuizen en kleine zoogdieren is in 1973 vrijwel geheel voorbij gegaan. Van de vermelde Spitsmuizen is niet duidelijk hoe die gevonden of herkend zijn. De komst van de batdetector heeft vleermuisonderzoek veel toegankelijker gemaakt en de kans op herkenning enorm vergroot. Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 64 van 124
Kleine marterachtigen zijn in dit onderzoek niet gevonden, terwijl ze dertig jaar geleden nog wel gezien werden. Van de Bunzing zijn nu alleen maar verkeersslachtoffers gevonden. Een grote marterachtige, de Das, is er mogelijk voor in de plaats gekomen. Dassen zullen in 1973 niet gemakkelijk over het hoofd gezien zijn. Ze komen in het hele land veel meer voor dan toendertijd. Het aantal reeën lijkt wat afgenomen. De komst van de ASO is daar mogelijk debet aan.
Dankwoord. De volgende mensen hebben een bijdrage geleverd door hun medewerking of meldingen: Gert Prins, Marcel Langevoort en Thijs Bosch. Ik dank hen hartelijk voor hun aandeel in dit onderzoek. Frans Bosch
Rosse woelmuis (Ciethrionomys glareolus)
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 65 van 124
BEHEER IN LANDSCHAPPELIJKE CONTEXT INLEIDING Het Vossenbroek is een natuurgebied waarin water een sleutelrol speelt. Het gebied kent een aanzienlijke kweldruk en is daardoor plaatselijk zeer nat. Het Vossenbroek is momenteel vooral bekend als waardevol bosgebied. Het natste deel van het Vossenbroek is in de Ecosysteemvisie Bossen aangemerkt als A-locatie. A-locaties zijn gebieden waarin zich de beste voorbeelden van de Nederlandse verscheidenheid aan bostypen bevinden. Het zijn representatieve voorbeelden van natuurlijke bosgemeenschappen. Het Vossenbroek is de enige A-locatie in Gelderland van het bostype Elzenbroekbos. Daarbij gaat het bovendien om een bijzondere vorm van het Elzenbroekbos, namelijk met een groeiplaats en bosecosysteem in een beekdaL Het bosgebied, maar ook de omliggende graslanden, hebben hoge actuele en potentiële natuurwaarden. Door de geringe oppervlakte is het hele gebied echter kwetsbaar. De kern van het bos wordt negatief beïnvloed door ontwatering en instroming van voedselrijk water uit het bovenstrooms gelegen landbouwgebied. De natuurkwaliteit van de omliggende graslanden is in het verleden al aangetast ten gevolge van eutrofiëring en ontwatering en de aanleg van de ASO. Toch liggen ook hier mogelijkheden voor herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. 1. HERSTEL VAN DE HYDROLOGIE Het wordt van belang geacht om de aan de kwel verbonden levensgemeenschappen te herstellen en de bestaande kern van het Elzenbroekbos te versterken. Daartoe is in 1998 in opdracht van het Geldersch Landschap door het Ecologisch Adviesbureau Hullenaar een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van hydrologisch herstel van het moerasbos (Van 't Hullenaar, 1998). Het onderzoek heeft geleid tot een pakket herstelmaatregelen voor de korte en lange termijn. De maatregelen zijn veelomvattend en variëren van het afdammen, verlengen, omleiden en opstuwen van waterlopen, het aanpassen van duikers en onderleiders, het afplaggen van veraarde toplagen, het verwerven van gronden tot uiteindelijk het verwijderen van het gemaal langs de Grift waardoor vrije afwatering op de Grift mogelijk wordt.
Sluis bij het Apeldoorns Kanaal
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 66 van 124
Voor een nadere uitwerking van de maatregelen in de juiste context en samenhang wordt verwezen naar het rapport van het genoemde onderzoek. Uitvoering van de voorgestelde inrichtings- en herstelmaatregelen wordt uiteraard onderschreven omdat deze ten dienste staan van de versterking van natuurwaarden.
2.STREEFBEELD In de zeer gedegen studie van Van 't Hullenaar wordt primair voorgesteld om in het Vossenbroek ten oosten van de Wiemanstraat uitsluitend drie typen Elzenbroekbos en op de hogere delen 'Eiken-Berkenbos' te ontwikkelen. Het streefbeeld vormt dan in feite 'uitsluitend' bos. Op dit punt sluit de zienswijze van de KNNV beter aan bij die van de Provincie Gelderland zoals vastgelegd in het gebiedsplan Natuur en Landschap voor de IJsselvallei en Randmeerkust (Provincie Gelderland 2002). Het gebiedsplan van de provincie noemt behalve de pakketten 'leembos' en 'beekbos', die de ontwikkeling van Elzenbroekbos stimuleren, ook nog andere ontwikkelingsrichtingen voor delen van het Vossenbroek. In het gebiedsplan is zowel voor het oostelijk als voor het westelijk van de ASO gelegen gedeelte ook een pluspakket 'nat soortenrijk grasland' opgenomen met een vrij hoog ambitieniveau. Daarnaast is nog een basispakket 'halfnatuurlijk grasland' met een vrij laag ambitieniveau van toepassing. De ontwikkelingsrichting van de provincie Gelderland kan derhalve leiden tot een afwisselend landschap met zowel bos als open vervangingsgemeenschappen van bos: graslanden. Er zijn veel kwelindicatoren aanwezig, die aangeven dat het Vossenbroek een hoge potentie heeft voor herstel van zeer waardevolle kwelgebonden vegetatietypen, zoals natte schraalland-vegetaties. Op de overgangen van nat naar droog kunnen zich zones ontwikkelen met schraalland-vegetaties en Elzen-Vogelkersbos, op de hoger gelegen, drogere zandkoppen zijn hei schraal grasland en vormen van het Beuken-Eikenbos. Er zijn meerdere scenario's mogelijk die kunnen leiden tot waardevolle vegetatietypen en bijbehorende fauna, dan de huidige verrijkte en niet op natuurbeheer gerichte vegetatietypen. De KNNV is er voorstander van als aan de ene kant de hydrologische randvoorwaarden worden hersteld voor behoud en ontwikkeling van de boskern en er aan de andere kant door gericht (maai-)beheer open vegetaties ontwikkeld worden. Deze open vegetaties of vervangingsgemeenschappen van bos zijn zowel gewenst aan de noordzijde van het Vossenbroek, ten zuiden van het Vossenbroek en aan weerszijden van de ASO. De hierna weergegeven voorstellen voor beheer sluiten aan bij deze visie. INSECTENVRIENDELIJK BEHEER
Allereerst zal een besluit moeten worden genomen over de mate van toegankelijkheid. Door de aard en omvang van het gebied is het niet te verwachten dat er een grote toeloop zal ontstaan, temeer daar er een verbod voor honden geldt. Het lijkt ons meer een gebied voor liefhebbers. De insectenwerkgroep heeft als algemene aanbeveling om het verbod voor honden te handhaven, maar de toegankelijkheid te verbeteren. Momenteel is er een paaltjesroute uitgezet, doch de beloopbaarheid en de markering ervan dient verbeterd te worden. Een aantrekkelijke mogelijkheid zou zijn om het in onze streek toch wel bijzondere broekbos via een doorsteek van de hogere gronden in de richting van de ASO, met een verhoogd knuppelpad toegankelijk te maken. Dit geldt metname voor het grote biezenveld in het noordelijk deel, tussen de snelweg ASO en de Wiemanstraat Dat ontstond na het verwijderen van de vroegere akkergrond ter plaatse. Natte plekken en poelen daarin leverden ook interessante waarnemingen op. De vraag, die dan opkomt is: hoe zal dit veld zich verder ontwikkelen? Veel zal afhangen van het toekomstige beheer.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 67 van 124
Berken-eikenbos Bij het eventueel noodzakelijke onderhoud is aan te bevelen om behoedzaam om te gaan met de bodemstructuur. Elzenbroekbos Naar we aannemen zal het waterbeheer qua hoogte een wat wisselend karakter hebben ten einde het voortbestaan van het broekbos te realiseren. Daarbij zou bedacht kunnen worden om de waterhoogte zodanig te reguleren dat de begroeiing van de wat hogere ruggen in tact blijft, zodat het huidige karakter van het broekbos zo ongeveer gehandhaafd wordt. Natuurontwikkelingsgebied. Voor dit gedeelte zal veel afhangen van het maaibeheer. De bijzondere paddestoelen die hier gevonden zijn, groeien metname op plaatsen die momenteel in ontwikkeling achterblijven en weinig of geen vegetatie hebben. Om deze situatie te handhaven is op die plekken jaarlijks maaien noodzakelijk met afvoer van het maaisel. Hoewel door het ongunstige weer in de zomer van 2004 en de korte tijd van één jaar de inventarisatie van insecten in het Vossenbroek verre van volledig kon zijn, kregen we toch wel een indruk van de meest geschikte biotopen voor deze diergroep. Dat we ook spinnen hierbij noemen is het gevolg van het grote aantal, dat aangetroffen werd in verband met het voorkomen van grote aantallen van hun prooidieren, onder andere sprinkhanen. Om de bewoning door veel kleine dieren niet te schaden lijkt het gunstig om geen rigoureuze strijd aan te binden tegen de Pitrus. Deze herbergt veel ruigteminnende insecten, die op hun beurt weer vogels, en amfibieën aantrekken. Gefaseerd en in stroken maaien met niet te zwaar materiaal lijkt hier de meest juiste werkwijze. Veel insecten overwinteren namelijk heel laag in de plantenpollen of in de strooisellaag. Een in Nederland steeds zeldzamer wordende sprinkhaansoort als de Moerassprinkhaan, een rode lijst soort, is hier algemeen. Deze soort komt voor op de grens van hoge en lage vegetatie. Ook de massaal hier voorkomende Rietsprinkhaan houdt van deze randgebiedjes op vochtig terrein. De laatste soort vormt het hoofdvoedsel van de pas enkele jaren in ons land voorkomende Wespspin, dit jaar, evenals zijn prooidier massaal aanwezig in dit terrein. Nectarplanten, belangrijk voor alle bloembezoekende insecten, moeten ontzien worden. Voor de plekken van Rolklaver op het pad aan de uiterste noordrand geldt dit eveneens, o.a. in verband met de populatie van het lcarusblauwtje, die hier voorkomt. Geregeld vrijhouden van te hoge vegetatie in het voorjaar is hier belangrijk om de groei van Rolklaver te bevorderen. De nabijgelegen beek moet schoon blijven voor specifieke beekinsecten, zoals de Weidebeekjuffer. De poelen in het veld moeten hun lichte begroeiing van Riet en kleine struikjes behouden. Dat is belangrijk voor libellen, die hier zonnen en uitkijkposten hebben. In het bosgedeelte, zowel het Elzenbroek, als het zandige deel langs de hoofdingang, is het belangrijk dat er open plekken blijven of alsnog gerealiseerd worden. De opslag van Espen is belangrijk voor kleine keversoorten. Het aantal nectarplanten is hier vrij gering. O.a. Engelwortel, Watermunt en Kattestaart vinden we in het broekbos. In het zandige bosgedeelte vormt een open plek, daar waar het brede pad ophoudt en overgaat in een klein wandelpaadje, een waardevolle minibiotoop voor zonminnende insecten. Het is er windstil en zonnig. Nectarplant is hier de Braam. Niet alleen in de bloeitijd, maar ook daarvoor en daarna komen er drinkende en zonnende insecten op af, onder andere vlinders en vliegen, alswel hun predateren, de libellen. Het ter plekke verwijderen van de bramen, zou de waarde van deze lokatie ernstig verminderen. Het smalle gedeelte van de paaltjesroute,
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 68 van 124
dat hier begint is echter 's zomers door bramen zodanig dicht gegroeid, dat het alleen nog met behulp van een snoeischaar redelijk begaanbaar is. Een inventarisatie van Loopkevers vond vooral in het zandige bosgedeelte plaats. ook hier zijn open plekken belangrijk in verband met hun prooidieren. Het laten staan of liggen van dode bomen en takken is voor veel insecten, zoals kevers, maar ook voor pissebedden essentieel. Veel insecten schuilen en overwinteren onder de losse schors, veel larfen leven in dood hout. Hoornaar en Boomhommel huizen in holle bomen. Een op het zuiden geëxponeerde bosrand langs een open veld kan belangrijk zijn voor insecten, mits deze grens van bos en veld een geleidelijke overgangszone kent. De bosrand aan de zuidzijde van het gebied, langs de akker biedt een goede mogelijkheid hier zo'n zone te creeëren. Er dient een struiklaag van laag hout te worden geplant, overgaand in een flinke kruidenrijke zone, voor de akker begint. Nectarbiedende struiken als Vuilboom, Kardinaalsmuts, Boskriek, Meidoorn, Wilg (vroeg + laatbloeiende soorten), Zwarte aalbes, Kamperfoelie, Hop, Brandnetel en Esp vormen voedsel voor veel soorten insecten. De overgang naar de akker kan met akkeronkruiden ingezaaid worden. Mogelijk zou hierlangs een wandelpad kunnen worden aangelegd, wat aan de zonnige bosrand welkom zou zijn. Aangezien de leden van onze werkgroep vooral langs de huidige paaltjesroute en in het grote biezenveld aan de noordzijde noteerden, hebben zij geen oordeel over andere delen van het Vossenbroek kunnen vormen. Tijd, goed weer en mankracht ontbraken. Maar ze zijn van mening dat bij een goed beheer dit gebied door zijn gevarieerde biotoop zeer waardevol zal blijken te zijn voor insecten. 3. BEHEER IN LANDSCHAPPELIJKE CONTEXT Het beheer van het Vossenbroek dient in een landschappelijke context geplaatst te worden. We kunnen meerdere landschapstypen onderscheiden met verschillende biotopen: Deze worden achtereenvolgens besproken: Emsterenk met akkers en voormalige houtwallen Beken en poelen Bossen Schraallanden Wiemanstraat Graslanden en ruigten Erven Apeldoorns kanaal en Grift Emsterenk met akkers en voormalige houtwallen. Ter weerzijden van de Wiemanstraat liggen akkers die worden omzoomd door houtwallen. De Emsterenk is cultuurhistorisch gezien erg interessant, aangezien deze enk eeuwen oud is en altijd werd benut voor de teelt van granen en hakvruchten. Van belang is ook dat door een juist beheer de landschappelijke en recreatieve belevingswaarde worden vergroot en de aanwezige natuurwaarden worden hersteld.
Huidige situatie. De akkers op de Emsterenk worden zeer intensief geëxploiteerd met de teelt van snijmaïs de intensieve aardappel- en graanteelt en de teelt van kerstdennen. Dit betekent dat er gewassen geteeld worden die, vanuit het behoud en het herstel van de cultuurhistorische, landschappelijke, recreatieve waarden en natuurwaarden, weinig tot niets te bieden hebben. In tal van akkerranden wordt de vegetatie teruggezet ten behoeve van de agrarische exploitatie, de akkers en randen van akkers worden intensief behandeld met onkruidbestrijdingsmiddelen en plaatselijk staan lage schrikdraadrasters tegen de Dassen. De voormalige houtwallen worden niet beheerd en het akkermaalshout is overwoekerd met Amerikaanse vogelkers. Tevens zijn in het verleden
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 69 van 124
delen van de houtwallen opgeruimd. Dit gedeelte van het Vossenbroek is relatief arm aan natuurwaarden en behoeft uitdrukkelijk een andere beheerstrategie. Betekenis van akkercomplexen. Goed beheerde akkercomplexen kunnen vanuit verschillende invalshoeken interessant zijn, bijvoorbeeld wat betreft de cultuurhistorie, uit landschappelijke en recreatieve overwegingen en voor wat betreft de aanwezige flora en fauna. Cultuurhistorie. Akkers op enken hebben cultuurhistorisch bezien een intrinsieke waarde voor wat betreft historisch grondgebruik. Aan veel enken is de ouderdom af te lezen uit de opbolling van het landsschap. Veel akkers op de Veluwe dateren al uit het begin van onze jaartelling. Eeuwenlang is op de akkers plaggenmest aangewend om onvruchtbare zandgrond te verbeteren, zodat er gewassen geteeld konden worden. Niet alleen het grondgebruik is interessant, maar ook de teeltwijze van de gewassen. Veelal werden via een bepaalde methodiek wintergranen, hakvruchten en zomergranen geteeld. De boeren waren sterk afhankelijk van de hoeveelheid plaggenmest die beschikbaar was voor de keuze van gewassen. In de armste gebieden kwamen agrariërs niet verder dan de eeuwige roggeteelt; een gevolg van pure armoede. Het beheer van de akkers en het ontstaan van de enken kent een rijke geschiedenis die beter onderkend en weer zichtbaar gemaakt dient te worden. De mogelijkheden voor een goed (natuur) beheer zou verkend moeten worden. landschap en recreatie. Akkers zijn in Ernst op de hoger gelegen dekzanden al eeuwenlang een belangrijk cultuur-elementen in het landschap. Landschappelijk gezien is een akker met echte akkergewassen en kruiden een zeer gewaardeerd element. Vooral wanneer ze op ecologische wijze beheerd worden kunnen ze bloemrijk zijn. Akkers met bijvoorbeeld Korenbloemen verhogen de aantrekkingskracht van een gebied en er gaat een recreatieve waarde van uit. Op dit moment is de belevingswaarde van de akkers ver te zoeken. Flora. De huidige floristische situatie is geïnventariseerd door de plantenwerkgroep van de KNNV. De inventarisatie door deze groep heeft zich metname gericht op de akkerranden en de paden, aangezien de randen veelal de meeste verscheidenheid aan soorten opleveren. Er zijn op de akkers geen Rode Lijst-soorten aangetroffen. De natuurwaarden van de akkers kunnen vergroot worden door een aangepast beheer. Fauna. Erg belangrijk is de relatie tussen akkerbeheer en fauna. Insecten zoals wilde bijen, hommels, zweefvliegen, vlinders, sprinkhanen, loopkevers, maar ook andere dieren zoals muizen en op akkers foeragerende vogelsoorten zijn gebaat bij een specifiek ecologisch beheer van akkers. Dit geldt ook voor grote zoogdieren zoals Dassen die in het Vossenbroek aanwezig zijn. Uit de vogelinventarisaties blijkt dat metname veel soorten die gebonden zijn aan zaden van kruiden afwezig zijn. Dit geldt specifiek voor de vogels van de Geelgorsgroep. Herstel van een, op natuurwaarden, gericht akkerbeheer is verder onder meer van belang voor de Patrijs, deze vogelsoort komt juist buiten het Vossenbroek nog voor. Beleidskader. In 2000 is het Soortbeschermingsplan "Akkerplanten" van het ministerie van LNV verschenen. Dit plan gaat in op oorzaken van achteruitgang en maatregelen voor de bescherming van akkerplanten. Alleen via specifiek beheer in akkeronkruid-reservaten kunnen garanties opgebouwd worden voor het voortbestaan van bedreigde soorten. Op
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 70 van 124
provinciaal niveau is beleid ontwikkeld via het landelijk Programma Beheer dat een vertaalslag heeft gekregen in de zogenaamde gebiedsplannen. In deze gebiedsplannen voor natuur en landschap zijn op basis van de Provinciale natuurdoelenkaart kaders weggezet voor het realiseren en ontwikkelen van de ontwikkeling van akkeronkruidreservaten en akkerrandenbeheer. In het Gebiedsplan natuur en landschap IJsselvallei en Randmeerkust is een akkerpakket opgenomen, zodat Het Geldersch Landschap mogelijkheden heeft om hier een hoger natuurdoel na te streven dan met het huidige beheer van de akkers mogelijk is. Dit kan een stimulans zijn voor Het Geldersch Landschap om "in te zetten" op een ecologisch beheer van de akkers op de Emsterenk. Los van het beleid heeft het Geldersch Landschap natuurlijk ook een eigen verantwoordelijkheid voor een "Goed beheer op de juiste plek". Goed beheer op de juiste plek. Beheerders hebben de verantwoording om een goed beheer op de juiste plek realiseren. Dit geldt zeker voor de akkerflora die in Nederland zeldzaam is. Hoewel zegswijze "Onkruid vergaat niet" nog steeds gebruikt wordt, geldt dit niet meer voor grote groep "akkeronkruiden". Veel van de akkeronkruiden behoren ondertussen tot groep van sterk bedreigde plantensoorten, waarvan er vele op de Rode Lijst staan.
te de de de
Akkers waarop Rode Lijstsoorten worden aangetroffen, worden vrijwel zonder uitzondering beheerd als akkeronkruid-reservaten met rogge (als wintergraangewas) en haver (als zomergraan) als de belangrijkste hoofdgewassen. In het Vossenbroek valt hiertoe nog veel te verbeteren. Een gewenst beheer omvat in ieder geval de volgende elementen: o Introductie van de wintergraanteelt, zodat verdwenen akkerplanten zich weer kunnen ontwikkelen. Via de huidige exploitatie is dit niet mogelijk. Het beëindigen van zowel maïsteelt, verbouw van aardappels en de intensieve zomergraanexploitatie verdient aanbeveling. Introductie van roggeverbouw leidt tot gunstige randvoorwaarden voor de vestiging van akkerkruiden die zich onder de bedekking van wintergraan moeten vestigen; o In ieder geval is het wenselijk dat de houtwallen en singels hersteld en onderhouden worden op basis van cultuurhistorie. Ook kan een herstel plaats vinden van het akkermaalshout, waarin plaatselijk nog oude eikenstoven voorkomen. Herstel moet gevolgd worden door een gericht cyclisch beheer; o Het beperken van het kappen van randen louter ten behoeve van de intensieve agrarische exploitatie. Het kappen en beheren van houtwallen, singels en bosranden ten behoeve van de vergroting van natuurwaarden is uiteraard wel gewenst; o Het beëindigen van het gebruik van chemische middelen en schrikdraadrasters in de randen van de akkers. Om het gewenste beheer op de akkers te kunnen uitvoeren is het nodig in overleg te treden met pachters en andere grondgebruikers of de gronden weer in eigen beheer te nemen. Van het herstel van de houtwallen wordt aangenomen dat dit op veel kortere termijn al in uitvoering genomen kan worden. Wintergraanteelt. De teelt van wintergranen in de vorm van rogge geeft bij een extensieve bemesting de potentie voor de terugkeer van verdwenen akkeronkruiden die in Nederland in hun voortbestaan bedreigd worden. Zeker voor een beheersorganisatie als het Geldersch Landschap moet het een uitdaging zijn om de akkercomplexen als akkeronkruidreservaten te gaan beheren.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 71 van 124
Akkeronkruid-vegetaties bestaan uit kruidenrijke, min of meer ijle begroeiingen tussen verbouwde gewassen op akkers. De spontane vegetatie wordt gedomineerd door éénjarige plantensoorten die afhankelijk zijn van regelmatige bodembewerking, zodat pionieromstandigheden gehandhaafd blijven. De soortensamenstelling is gerelateerd aan de teeltwijze; wintergraanakkers geven de beste mogelijkheden voor de ontwikkeling van akkeronkruiden ten opzichte van de teelt van zomergraan en hakvruchten. Ook de bodemkundige situatie is natuurlijk bepalend voor de ontwikkeling van akkeronkruiden. Op de hogere dekzanden zoals op de Emsterenk is de te verwachten soortenrijkdom minder groot, vanwege de minder basenrijke bodem. Daar staat tegenover dat op historische akkercomplexen de vegetatie zich beter kan ontwikkelen dan op recent aangelegde akkers en er een grotere kans op vestiging van soorten vanuit een zaadbank is. Herintroductie is voor sommige plantensoorten noodzakelijk om de gewenste bedreigde soorten te kunnen terugkrijgen. Bij een overwegende teelt van wintergranen (rogge) zijn onder andere de volgende doelsoorten (van de Rode Lijst) te verwachten: Akkerandoorn, Akkerleeuwenbek, Franse boekweit*, Franse silene*, Gele ganzenbloem*, Glad biggekruid, Korenbloem*, Korensla*, Middelste duivenkervel, Slofhak, Valse kamille. De vestiging van de met een* gemarkeerde soorten kan worden bespoedigd door deze te zaaien.
Beken en poelen. Beekherstel heeft ondertussen plaatsgevonden en hoeft enkel fijnregeling en aandacht voor het openhouden van de bosranden en struwelen langs de beken voor de bezonning in de beek. Het valt wel op dat na de herstelwerkzaamheden onderhoud minimaal wordt uitgevoerd en beektaluds en de gegraven poelen dichtgroeien met Wilg en Zwarte els. Op zichzelf is dit een spontaan proces dat optreedt, als bij een onderhoudsbeurt wordt ingegrepen, in het substraat in beken en langs oevers. Het verdient wel aanbeveling om vooral voor de zonminnende macrofauna de beekoevers en de oevers van de kleine gegraven poelen periodiek vrij te stellen van opslag als deze te hoog opschiet. Een lage, gedifferentieerde begroeiing langs de poelen, waarin bomen en struiken een bescheiden plaats hebben, is van belang voor insecten.
Poel aan de kant van de Wiemanstraat
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 72 van 124
Bossen. Globaal is in het bos van het Vossenbroek een tweedeling te zien tussen het lager gelegen natte Elzenbroekbos en het hoger gelegen drogere Beuken-Eikenbos. In het Vossenbroek is in de verschillende gebiedsdelen een sterke variatie aanwezig in het karakter van het Elzenbroekbos. Deze vegetatieverschillen hangen samen met verschillen in bodem en waterkwaliteit. Van 't Hullenaar (1998) heeft de vegetatie geclassificeerd op basis van literatuur over broekbossen (Stortelder et al 1998).
Elzenbroekbos
Het Elzenbroekbos is over het algemeen redelijk goed ontwikkeld. De vegetatie in het (noord)oostelijke deel, kan gerekend worden tot het Framboos-Elzenbroek (Carici elongataeAinetum rubetosum idaet), de subassociatie van verdroogde beekdalen. De vegetatie in de sloten aan de noordoostkant heeft elementen van de subassociatie van het ElzenzeggeElzenbroek typische vorm (Carici elongatae-Ainetum typicum). Dit is de natuurlijke vegetatie van natte beekdalen. De vegetatie in de sloot aan de zuidwestkant is kenmerkend voor het Veldkers-Elzenbroek (Carici elongatae-Ainetum cardaminetosum amarae), de natuurlijke vegetatie van de kwelrijke beekdalen. De vegetatie in het zuidoostelijke deel kan gerekend worden tot het Moeraszegge-Elzenbroek (RG Carex acutiformis-Ainion glutinosae), de rompgemeenschap van het Veldkers-Eizenbroek. De vegetatie aan de noordwestkant, grenzend aan de natte graslanden, behoort tot het Elzen-Vogelkersverbond (/J.Ino-Padion). Op de 'grasbanen' in het Elzenbroek is het Brandnetel-Elzenbroek (RG Urtica dioica-Ainion glutiosae) aanwezig, kenmerken voor verdroogde en vervuilde groeiplaatsen. Het Veldkers-Eizenbroek, het Moeraszegge-Elzenbroek en de typische vorm van het Elzenzegge-Elzenbroek zijn als het meest waardevol te beschouwen en het is dan ook niet voor niets dat de beoogde inrichtingsmaatregelen de ontwikkeling van juist deze bostypen stimuleert. Het drogere deel van het Vossenbroek kan getypeerd worden als Beuken-Eikenbos (FagoQuercetum). Dalkruid is een kensoort van dit bostype. Andere soorten zoals Adelaarsvaren Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 73 van 124
Veelbloemige salomonszegel, Lelietje-der-Dalen, Bosklaverzuring zijn niet alleen differentiërende soorten ten opzichte van andere drogere loofbossen, het zijn bovenal kenmerkende soorten van oude bosgroeiplaatsen. Oude bosgroeiplaatsen herbergen doorgaans karakteristieke flora- en fauna en zijn van belang om goed beheerd te worden. Beheer van de bossen. Beekbegeleidende bossen werden in het verleden geëxploiteerd als hakhoutculture, met een kapcyclus van vier tot 15 jaar. Ook in het Vossenbroek zijn sporen te zien van de hakhoutcultuur. Voor Elzenbroekbos op niet tot weinig gestoorde groeiplaatsen zoals het in het Vossenbroek, verdient over het algemeen echter de ongestoorde ontwikkeling ('natuurlijkheid') tegenwoordig de voorkeur. Dit betekent dat het externe beheer de juiste waterhuishouding moet waarborgen en intern beheer eigenlijk niet nodig is. Kapbeheer in Elzenzegge-Elzenbroek bevordert over het algemeen het voorkomen van de Elzenbroek-vorm met Moeraszeggevegetaties welke doorgaans minder soortenrijk zijn. In de bosranden kan een kapbeheer plaatselijk wel gewenst zijn. liet motto voor het bosbeheer van het Vossenbroek is over het algemeen: geef het bos en de bomen de tijd en ruimte om ouder te worden! Tijd en ruimte zijn van belang voor de rijping van het bos. Dode bomen en delen daarvan, zoals stamvoeten of takken, zijn een onmisbaar bestanddeel van een ecologisch gezond bos. Duizenden organismen van paddestoelen, mossen en insecten tot vogels en zoogdieren- zijn in meerdere of mindere mate afhankelijk van dood hout. Dood hout biedt beschutting, woonruimte, voedsel en vocht. Door voeding en vocht vormt dood hout een aantrekkelijk substraat voor kieming en vestiging van diverse soorten planten en paddestoelen. Uiteindelijk komt al het verteerde materiaal van de oorspronkelijke boom weer ter beschikking in de kringloop van het bosecosysteem. Door het "niets doen beheer" is in het Elzenbroekbos al een flinke aanzet aanwezig voor de vorming van dood hout. Vooralsnog zijn alleen de op stam stervende populieren interessant als broedbiotoop voor de holenbroeders onder de vogels. De meeste Zwarte elzen zijn nog te jong voor holenbroeders en het Elzenbroekbos dankt de vogelrijkdom nu vooral aan de populieren en eiken. Ook hier geldt dat "tijd" nodig is om het gewenste bos voor de toekomst te kunnen ontwikkelen. Zwarte els staat er als boomsoort om bekend dat deze geassocieerd wordt met een groot aantal (zeldzame) mycorrhizasoorten onder de paddestoelen. In dit opzicht heeft het Elzenbroekbos ook voor paddestoelen grote actuele en potentiële waarden. Van belang is dat het huidige karakter van het bos gehandhaafd blijft of in gunstige zin ontwikkeld wordt. Voor de drogere delen van het Vossenbroek, het Beuken-Eikenbos, geldt eigenlijk hetzelfde beheersadvies: niets doen. In het verleden was hier het bosbeheer gericht op de productie van eikenhout, metname in de vorm van hakhout. Ook hiervan zijn de sporen in het Vossenbroek zichtbaar in de vorm van stoven in houtwallen, bosranden en bossen. Het bos wordt nu gekenmerkt door de al genoemde kenmerkende plantensoorten van oude bosgroeiplaatsen. De keuze voor het "niets doen beheer" lijkt ook hier een goede keuze. Deze keuze heeft hier mogelijk wel consequenties gehad. Doorgeschoten hakhout en spaartelgenbos laten minder licht toe tot de bosbodem, waardoor lichtminnende plantensoorten als Valse salie, Hengel, Bosanemoon en Havikskruiden verdwijnen of afnemen. Daarnaast is de Beuk in staat zich te vestigen, het geen in Vossenbroek waarneembaar is. Niet voor niets is het Beuken-Eikenbos voor grote delen van pleistoceen Nederland de climaxvegetatie. Ook de droge bossen binnen Vossenbroek herbergen een volwaardige paddestoelflora. Om de paddestoelflora te ontzien is het van belang de bodemstructuur van de bossen niet te beschadigen bij werkzaamheden e.d.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 74 van 124
De laatste jaren is flink ingegrepen in de houtopstanden en is voor het merendeel Deuglas en Fijnspar opgeruimd. Op zich is dit een goede maatregel die leidt tot introductie van inheemse boomsoorten. Het is echter uit het oogpunt van natuurwaarden niet noodzakelijk al het naaldhout te verwijderen. De laatste fijnsparren vormen geen bedreiging voor het ecosysteem en verhogen zelfs in zekere zin de natuurwaarden doordat ze specifieke soorten paddestoelen en vogels aantrekken. In het bos en de houtwallen verdient het aanbeveling het aandeel dood hout en op stamstervende bomen (langs natuurlijke weg) te vergroten. Een omvormingsbeheer is daarbij niet noodzakelijk als het dode en stervende bomen maar niet verwijderd worden. De Boomklever-groep als representant van zwaar loofhout en dientengevolge de andere groepen holenbroeders zijn ondervertegenwoordigd, zowel in termen van aantal soorten als in dichtheden. Vooral dode dikke bomen en op stam stervende bomen trekken karakteristieke paddestoelen en diersoorten zoals spechten en insecten. Daarnaast zijn ook oude dikke bomen van belang voor verschillende soorten vleermuizen die hun kraamverblijf in holten van bomen hebben. Dit geldt ook voor de Boommarter die tijdens de inventarisatie in 1974 wel in het Vossenbroek is gesignaleerd, maar tijdens de inventarisatie in 2004 niet meer is waargenomen. Bosrandbeheer. Een belangrijk punt dat hier nog behandeld moet worden is het beheer van bosranden. Bosranden vormen de overgang tussen bos en open ruimte. In het Vossenbroek zijn vrij strakke bosranden aanwezig, zowel langs de akkers als langs de graslanden. Daarom kan hier de natuurlijke en landschappelijke kwaliteit van bosranden nog eenvoudig worden vergroot. Bosranden die bestaan uit een mantel en zoom, kunnen een specifiek milieu bieden aan diverse soorten planten, insecten, vogels en zoogdieren. Luwe plekken in bosranden zijn onder meer van belang voor dagvlinders. Structuurverbetering van bosranden is metname gunstig voor vogels uit de Grasmus- en Geelgorsgroep.
Een ideale bosrand bestaat uit een mantel en een zoom. Een mantel is een begroeiing van struiken aansluitend op de bomen in het bos. De zoom is voornamelijk opgebouwd uit hoge meerjarige kruiden. Van nature breidt de mantel zich uit in de richting van de zoom en het bos in de richting van de mantel. Instandhouding van mantel en zoom vergt daarom beheer door middel van kappenen/of maaien, gespreid in de ruimte en tijd. Het ontwikkelen van een bosrand kan plaats vinden door omvorming van de rand van het bos of door omvorming van een strook grond buiten het bestaande bos (akker, grasland). Door het kappen van bomen in de buitenste strook bos, dringt meer licht toe tot de bosbodem en kunnen lichtminnende plantensoorten zich vestigen of reeds aanwezige soorten zich uitbreiden. Wellicht liggen hier weer kansen voor soorten die ten gevolge van het niets doen beheer in het bos achteruit zijn gegaan. Het bosrandbeheer vindt zijn oorsprong in het traditionele hakhoutbeheer. Bij het beheer van mantels worden struiken in beginsel gespaard, maar de zwaarste struiken en bomen gekapt. Het gekapte hout kan worden afgevoerd, maar mag ook blijven liggen. De beste beheersmaatregel voor de ontwikkeling van kruidenrijke zomen is een maaibeheer, waarin onder meer voor de succesvolle overwintering van sommige soorten insecten een fasering in ruimte en tijd wordt aangebracht. Maaien zonder afvoer en klepelen leiden tot een ongewenste verruiging. Plaggen of schrapen kan op een lemige ondergrond tijdelijk een bijzondere pioniersituatie opleveren, zoals aan de noordzijde van het Vossenbroek goed te zien is. Waar dominantie van Adelaarsvaren optreedt, is maaibeheer niet noodzakelijk. De soort kan zich in de regel handhaven, terwijl vestiging van andere soorten (inclusief struiken en bomen) nauwelijks optreedt. Vanzelfsprekend kan dit bosrandbeheer op verschillende plaatsen 'in het bos' worden toegepast, zoals in het Beuken-Eikenbos langs voormalige kapvlakten, op de naast de snelweg gelegen droge kop schraal grasland en op enkele kleine open plekken in en
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 75 van 124
langs het Elzenbroekbos. Een aantal van deze plekken zijn kleine, luwe enclaves in het bos die dankzij de zon snel opwarmen en voor insecten van grote betekenis blijken te zijn. Schraallanden Wiemanstraat. Ter hoogte van de Wiemanstraat aan de noordzijde van de witte slagboom zijn enkele jaren geleden meerdere hectares landbouwgrond geplagd in het kader van de natuurontwikkeling. Na het plaggen van de voormalige graslanden is een niets doen beheer geïntroduceerd. De geplagde percelen zijn volgelopen met Pitrus en op tal van locaties groeien horsten met Zwarte els. Bij continuering van dit niets doen beheer ontstaat het Elzenbroekbos. Tendele is dit zeer gewenst ter versterking van de bestaande boskern.
Op deze beekaardgronden kunnen echter ook vegetaties van vochtige- en natte schraallanden ontwikkeld worden. De provincie heeft in het Gebiedsplan Natuur en Landschap - IJsselvallei en Randmeerkust mede voor deze ontwikkelingsrichting gekozen. Concreet adviseert ook de KNNV deze schraallanden en daarin aanwezige kleine poelen voor minimaal de helft van de oppervlakte niet te laten dicht groeien tot Elzenbroekbos. Er komen allerlei soorten planten, paddestoelen en dieren voor die in de ruime omgeving van het Vossenbroek niet of zelden gesignaleerd worden en gebonden zijn aan lage, open en natte vegetaties. Bij sucessie tot bos verdwijnen deze soorten. Dichtgroeien kan worden voorkomen door een gericht maaibeheer te voeren en desgewenst houtopslag te verwijderen. De bijzondere paddestoelen die hier gevonden zijn, groeien metname op plaatsen die momenteel in ontwikkeling 'achterblijven' en weinig of geen vegetatie hebben. Om deze situatie te handhaven is op die plekken jaarlijks maaien noodzakelijk met afvoer van het maaisel. Met het inzetten van een gericht maaibeheer in de schraallanden is al in een kort tijdsbestek 'natuurwinst' te bereiken, zonder dat het Geldersch Landschap hierbij afhankelijk is van derden zoals pachters of het waterschap.
Graslanden en ruigten. Een groot gedeelte van de zuidelijke helft van het Vossenbroek bestaat uit verpachte graslanden. Het graslandbeheer wordt uitgevoerd via vrijwel permanente beweiding door paarden en door maaien in de drogere delen. Het gedeelte ter hoogte van de voormalige eendenput bestaat voornamelijk uit vegetaties van Grote brandnetel en Akkerdistel. Een nutriëntrijke vegetatie die niet waardevol is. In dit gedeelte van het Vossenbroek met een veenondergrond kan in ieder geval maaibeheer geïntroduceerd worden, waarna zich in delen dotterbloemhooilanden kunnen ontwikkelen. Dit geldt ook voor het gedeelte grenzend aan rijksweg ASO. Hier vindt permanente zomerbeweiding met paarden plaats; ook in dit gedeelte moet gekozen worden voor een verbetering van het beheersregiem. In het gedeelte dat ligt tussen rijksweg ASO en het Apeldoorns kanaal zou hetzelfde beheersregiem moeten gelden: verhoging van de grondwaterstand en voorlopig tweemaal maaien en afvoeren van het maaisel. In dit gedeelte kan ook het natuurdoeltype dotterbloemhooiland gerealiseerd worden. In de beschreven complexen zijn nog indicatoren van dit doeltype aanwezig. Verhoging van de grondwaterstand leidt in ieder geval tot het tegengaan van denitrificatie van de veengronden en met een aangepast maaibeheer kan dit leiden tot verschraling. De graslanden tussen rijksweg ASO en het Apeldoorns kanaal zijn nu sterk verruigd door een niets doen beheer. Gelet op de kweldruk die in dit gebied optreedt en de aanwezigheid van interessante vochtige schraalland-indicatoren in het perceeltje van Staatsbosbeheer, verdient het de aanbeveling om de percelen om te vormen tot dotterbloemhooilanden met in de nattere delen Elzenbroek (meerdere typen). Vernatting is vrij simpel, aangezien ter hoogte van de Grift een gemaaltje aanwezig is, dat nu (nog steeds) een peilinstelling heeft om het gebied voldoende drooglegging te geven voor agrarische activiteiten. In 2002 was dit gebied nog eens volledig geïnundeerd, vanwege een storing aan het garnaaltje.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 76 van 124
Dotterbloemen in kwelwater
Dotterbloemhooilanden van het Ranunculo-Senecionetum aquatici omvatten drassige hooilanden of hooiweilanden op kalkarme maar basenrijke, humeuze grond. Soorten die in dotterbloem-hooilanden aangetroffen worden: Waterkruiskruid als kensoort, Echte koekoeksbloem, Dotterbloem, Moerasrolklaver, Echte witbol, Scherpe boterbloem, Veldzuring, Pinksterbloem, Roodzwenkgras, Reukgras, Ruwbeemdgras, Moeraswalstro en Moerasspirea. Herstel van dotterbloemhooilanden in het Vossenbroek vindt plaats vanuit voedselrijke landbouwgronden aan de westzijde van rijksweg ASO en minder voedselrijke ruigten aan de westzijde. Herstel van de waterhuishouding is een eerste vereiste voor het herstel van deze vroeger veel voorkomende dotterbloemhooilanden. Het vochtregime van dit type graslanden wordt gedomineerd van zeer nat tot matig nat; respectivelijk grondwaterstanden tot aan het maaiveld tot een maximum van 40 cm onder maaiveld tijdens het zomerseizoen. Verzuring mag niet teveel optreden, aangezien dan alleen soortenarme rompgemeenschappen zullen ontstaan. Voor dit type is een zuurgraad van neutraal tot zwak zuur, respectievelijk een pHtraject tussen 5,5 en 6,5 noodzakelijk. Niet onvermeld mag blijven dat de akkers, schraallanden en graslanden rondom Vossenbroek een belangrijk voedselgebied van de Das vormen.
Erven. De erven zijn geen eigendom van het Geldersch landschap, daarom doen wij geen uitspraken over het beheer van erven. Wel valt het op dat in dit gedeelte van de gemeente Epe een enorme verrommeling optreedt van het buitengebied.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 77 van 124
Schuurtje aan de oostzijde van de ASO
Apeldoorns kanaal en de Grift. Het Apeldoorns kanaal en de Grift zijn in eigendom en beheer bij het Waterschap Veluwe. Voor de IJsvogel en diverse vogelsoorten vormen de begroeiingen langs deze watergangen een aantrekkelijke broedbiotoop. In 2004 hebben IJsvogels een broedpoging ondernomen in de kade tussen het Apeldoorns kanaal en de Grift. Momenteel voert het Waterschap Veluwe een schouwprogramma uit langs het Apeldoorns kanaal. Langs het kanaal wordt de beplanting grootschalig afgezet en dit heeft tot gevolg dat een belangrijke broedbiotoop voor zangvogels en het broedbiotoop voor de IJsvogel voor kortere of langere duur verdwijnt. Het verdient aanbeveling om de kaden als integraal onderdeel op te nemen in een beheersplan voor het Vossenbroek. 4. OPENSTELLING EN TOEGANKELIJKHEID Het Vossenbroek is voor wandelaars toegankelijk op wegen en paden. In het gebied is één wandeling gemarkeerd met gele paaltjes. Meer mogelijkheden zijn er eigenlijk ook niet echt. De beloopbaarheid en markering van deze route dient verbeterd te worden. Het pad wordt niet 'onderhouden'. Langs een voormalige kapvlakte dienen de bramenstruiken langs het pad teruggesnoeid te worden. Parallellangs de ASO wordt het pad met zware (landbouw) voertuigen periodiek kapot gereden. Waar het pad over de schraallanden aan de noordzijde van het Vossenbroek loopt zou dit beter herkenbaar gemaakt kunnen worden door een of twee extra maaibeurten. Op de natste plaatsen kan gedacht worden aan een knuppelbrug. Sommige paaltjes ontbreken en mede daardoor functioneert de wandelroute niet. Door de aard en omvang van het gebied is het niet te verwachten dat er een grote toeloop zal ontstaan van wandelaars, temeer daar er een verbod voor honden geldt. Het is meer een gebied voor liefhebbers. Het verbod op honden zou kunnen worden gehandhaafd in verband met de aanwezigheid van Reeën en Dassen, zeker zo dicht langs de snelweg. Door de beperkte toegankelijkheid van het terrein is het ook minder bekend bij het publiek. Bekendheid
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 78 van 124
met het Vossenbroek kan juist wel van belang zijn als ingrijpende maatregelen getroffen gaan worden met betrekking tot het peilbeheer en het beheer van graslanden en akkers waarvoor draagvlak en begrip zijn vereist van omwonenden.
Adrie Hottinga Gert Prins Els Koopmans-Grommé
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 79 van 124
BIJLAGE 1: DE FLORA IN HET VOSSENBROEK NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
0004 Gewoon duizendblad
- Achi/lea millefotium
0005 Wilde bertram
- Achillea ptarmica
0011 Zevenblad
- Aegopodium podagraria
1544 Moerasstruisgras
- Agrostis canina
0019 Gewoon struisgras
- Agrostis capillaries
0017 Hoog struisgras
- Agrostis gigantean
0018 Fioringras
- Agrostis stolonifera
0021 Vroege haver
- Aira praecox
0024 Kruipend zenegroen
- Ajuga reptans
0027 Slanke waterweegbree
- Alisma lanceolata
R/A
A
'72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
+
x
-
-
-
1
-
-
x x x
-
-
x
x
-
-
x
x
-
x x
. x - -
-
-
3
2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x
x
x
x
-
-
-
-
-
x
+
-
1
+ + +
x
x
-
-
-
-
x
x
x
x
-
x x
-
-
x
---A
+ +
-
0028 Grote waterweeQbree
- Alisma plantago-aquatica
+
x
-
0029 Look-zonder-look
- Alliaria petiolata
--
x
+ + +
-
-
-
x
x
x
x
x
x
x
x
x
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x x
x
x x
x x
-
x
-
-
-
x
x
x
x
x
x
x
-
-
x
x x
-
-
-
-
x
x
-
0035 Kraailook
- Allium vineale
0036 Zwarte els
- Alnus g/utinosa
0037 Witte els
- Alnus incana
0040 Geknikte vossenstaart
- A/opecurus geniculatus
+ +
0042 Grote vossenstaart
- Alopecurus pratensis
1852 Am. krentenboompje
- Amelanchier lamarckii
0056 Bosanemoon
- Anemone nemorosa
0060 Gewone engelwortel
-Angelica sylvestris
0066 Gewoon reukgras
- Anthoxanthum odoratum
0068 Fluitenkruid
- Anthriscus sylvestris
0073 Windhalm
- Apera spica-venti
+ + +
0081 Zandraket
- Arabidapsis thaliana
--
2457 Gewone klit
- Arctium minus
+
0096 Glanshaver
- Arrhenatherum elatius
+
0101 Bijvoet
-Artemisia vulgaris
0119 Wijfjesvaren
- Athyrium filix-femina
0140 Ruwe berk
- Betu/a pendu/a
0139 Zachte berk
- Betu/a pubeseens
+ + + +
0141 Knikkend tandzaad
- Bidens cernua
0144 Driedelig tandzaad
- Bidens tripartita
0146 Dubbelloof
- Blechnum spicant
2337 Zachte dravik
- Bramus hordeaceus
0171 Zwanenbloem
- Butomus umbellatus
0173 Hennegras
- Calamagrostis canescens
Het Vossenbroek
A
GE-12
Inventarisatie 2004
A
+ + +
+ + + + + +
x x
x
-
-
-
-
-
x
-
-
x x
x x
x x
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x x x x x
x
-
x
-
-
-
x x x
x
x x
-
-
-
-
-
-
-
x
x x x x x x
x
-
x
x x
x
-
-
-
-
-
x
x
x
-
1
x
x
pagina 80 van 124
-
x x 1
-
x x
-
-
-
-
-
x
-
-
-
x
x
'72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
- Calamagrostis epigejos
--
-
-
-
-
x
x
x x
-
+
x
x
x
-
--
-
i
-
1
-
+
-
-
-
-
-
-
-
-
- Callitriche platycarpa
-
1
2
-
+
x
x
x
x
x
x
x
+
-
-
-
-
-
-
x
-
-
x
x
-
x
x
x
-
x x
-
-
-
-
-
-
x x x
-
-
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
0174 Duinriet 0184 Gewoon sterrenkroos
R/A
0186 Struikhei
- Calluna vulgaris
A
0187 Gewone dotterbloem
- Caltha palustris
A
0188 HaaQwinde
- Calystegia sepium
0198 Grasklokje
- Campanula rotundifolia
0200 Gewoon herderstasje
- Capselia bursa-pastoris
+
0201 Bittere veldkers
- Gardamine amara
+
-
-
0202 Bosveldkers
- Gardamine flexuosa
+
x
x
x
0203 Kleine veldkers
- Gardamine hirsuta
+
0205 Pinksterbloem
- Gardamine pratensis
+
x x
x x
x
x x
0211 Scherpe zegge
- Carex acuta
+
-
-
-
0212 MoeraszeQQe
- Carex acutiformis
+
-
-
x
-
0219 Zompzegge
- Carex curta
+
-
-
-
-
-
0225 Tweerijige zegge
- Carex disticha
+
- Carex elata
+
x
- Carex elangate
+
-
-
0229 ElzenzeQQe 0235 Ruige zegge
- Carex hirta
+
x x x
0236 Blonde zegge
- Carex hostiana
-
-
0237 Stijve zegge
-
0244 Zwarte zegge
- Carex nigra
--
0220 GeeiQroene zeQQe
- Carex oederi oedocarpa
--
-
-
-
-
x
x
-
-
-
x x
-
A
BE-14
+
x
-
0246 Hazenzegge
- Carex ovalis
+
0249 Pluimzegge
- Carex paniculata
+
0251 PilzeQQe
- Carex pi/ulifera
--
0254 Hoge cyperzegge
- Carex pseudocyperus
+
0258 IJle zeQQe
- Carex remota
+
0260 Snavelzegge
- Carex rostrata
+
0267 Blaaszegge
- Carex vesicaria
+
0274 Watergras
- Catabrosa aauatica
+
-
1766 Knoopkruid
- Centaurea jacea
--
-
-
-
0296 Gewone hoornbloem
- Cerastium font. ssp. vula.
+
x
x
0295 Kluwenhoornbloem
- Cerastium glomeraturn
0298 Zandhoornbloem
- Cerastium semidecandrum
---
-
0362 Rankende helmbloem
- Ceratocapnos claviculata
+
x x x x
-
0450 Wilgenroosje
- Chamerion angustifolius
+
-
x
0305 Stinkende gouwe
- Chelidonium rnajus
--
-
0306 Meiganzenvoet
- Chenopodium album
+
x x
0325 Wilde cichorei
- Cichorium intybus
--
-
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
x
-
-
-
-
x
-
x x x
x x x x
-
-
x x x
-
-
-
-
x
-
-
-
-
-
x
x
-
-
-
-
-
x
-
-
-
x
-
x
-
-
-
x
x x
-
-
-
-
-
x
-
x x
x
-
x x
-
-
-
-
x
-
-
-
-
-
x
-
-
x
x
-
-
-
x
-
-
-
pagina 81 van 124
-
-
x x
-
-
x
x
-
'72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
- Cirsiurn arvense
+
x
x
x
-
x
x
x
x
x
0335 Kale jonker
- Cirsiurn palustre
+
-
x
+
-
x x
x x
x
x
x x
x
- Cirsiurn vulgare - Cochlearia danica
--
-
-
-
-
-
0342 Deens lepelblad
x x x
x
0336 Speerdistel
-
x x
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
0331 Akkerdistel
RIA
0349 Lelietje-van-dalen
- Conval/aria rnaja/is
+
-
0475 Canadese fijnstraal
- Conyza canadense
--
x
x x
x
-
0355 Rode kornoelje
- Cornus sanguinea
--
-
-
-
-
0366 Hazelaar
- Corylus avellana
+
x
x
- Crataegus rnonogyna
-
- erepis biennis
-
x
0371 Groot streepzaad
+ +
x x
-
0369 EenstijliQe meidoorn
-
-
0372 Klein streepzaad
- erepis capi/laris
--
x
-
5175 Knolcyperus
- Cyperus escu/entus
--
-
-
0398 BochtiQe smele
- Descharnpsia flexuosa
+
-
x
0406 Gew. vingerhoedskr.
- Digitalis purpurea
0407 Glad vingergras
- Digitaria ischaernurn
---
-
0426 Smalle stekelvaren
- Dryopteris carthusiana
0419 Brede stekelvaren
- Dryopteris dilatata
+ +
x x x x
x x
0421 Mannetjesvaren
- D_ryopteris filix-rnas
+
-
-
0428 Hanenpoot
- Echinochloa crus-galli
--
x
-
0437 Gewone waterbies
- Eleocharis pal. ssp. palustris
+ +
-
-
-
- Elodea canadensis
--
0446 Kweek
- Elvtriaia repens
+
x
x
x
0448 Beklierde basterdwed.
- Epi/obiurn ciliaturn
0451 Harig wilgenroosje
- Epi/obiurn hirsuturn
---
-
0456 Moerasbasterdwed.
- Epi/obiurn palustre
-
-
0457 Viltige basterdwederik
- Epi/obiurn parviflorurn
1642 KantiQe basterdwed.
- Epi/obiurn tetraaanurn
x x
-
-
0462 Heermoes
- Equiseturn arvense
x
x
0463 Holpijp
- Equiseturn fluviatile
-
-
-
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
x
x
x
-
-
-
-
-
x
-
-
-
-
-
x
-
-
-
-
-
-
x
-
x x x
-
-
-
x
x
-
-
x x
x x
-
- Elodea nuttallii
+
x x
-
x
0441 Brede waterpest
- Fagus sylvatica
-
x
0442 Smalle waterpest
0513 Beuk
-
-
-
- Euphorbia helioscopia
-
-
+
0495 Kroontjeskruid
-
x
- Descharnpsia cespitosa
- Equiseturn pa/ustre
-
x
0397 Ruwe smele
- Eupatoriurn cannabinurn
-
-
-
-
0466 Lidrus
x
-
-
-
-
-
+
-
-
x
--
0490 Leverkruid
-
-
- Dactylis glornerata
A
-
x
- Daucus carota
+ + + + +
-
-
0394 Peen
+ + +
-
-
0390 Kropaar
GE-12
-
-
x x
GE-12
x
-
-
-
-
x
x
-
-
x x
x
-
-
-
x
x x
x x
x
x
-
-
-
x
x
x
-
3
2
-
-
3
x x
-
-
-
-
x
x
x
x
x
-
-
-
-
x x
-
x x
-
-
x
x
-
-
-
-
-
-
pagina 82 van 124
-
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
RIA
'72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
-
-
-
x x
-
-
x
-
-
-
-
-
x
x
-
-
0970 Zwaluwtong
- Fallopia convolvu/us
+
x
x
1875 Sachalinse duizendknp
- Fallopia sachalinensis
--
-
-
0514 Rietzwenkgras
- Festuca arundinacea
+
-
-
0519 Beemdlangbloem
- Festuca pratensis
+
-
-
-
0520 Rood zwenkgras
- Festuca rubra
+
-
-
x
x
x
--
-
3
+
-
0524 Dwergviltkruid
- Filago minima
0527 Moerasspirea
- Filipendu/a ulmaria
0531 Es
- Fraxinus excelsior
+
0540 Gespl. hennepnetel
- Ga/eopsis bifida
+
-
0543 Gewone hennepnetel
- Galeopsis tetrahit
+
x
0545 Glad knopkruid
- Galinsoga parviflora
--
-
GE-12 A
-
x
-
-
-
-
-
-
1
2
2
2
x
x
-
x
x
-
-
-
-
-
x
x
x
x
x
x
-
-
-
-
-
-
-
-
x
x
x
x
x
x
x
0544 HariQ knopkruid
- Galinsoqa auadriradiata
+
0546 Kleefkruid
- Galium aparine
+
x x
x x x x
0550 Glad walstro
- Galium mollugo
+
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2376 Moeraswalstro
- Ga/ium palustre
+
-
-
-
x
x
x
x
0549 LiQQend walstro
- Galium saxatile
+
x
-
x
-
-
-
-
0556 Ruw walstro
- Galium uliainosum
0558 Stekelbrem
- Genista anglica
0571 Zachte ooievaarsbek
- Geranium molle
--
-
0576 Robertskruid
- Geranium robertianum
+
-
x
0582 Hondsdraf
- Glechoma hederacea
+
x
0583 Getand vlotgras
- Glyceria decfinsta
+
-
-
0584 Mannagras
- Glyceria fluitans
+
-
0585 Liesgras
- Gtvceria maxima
+
x
0587 Bleekgele droogbloem
- Gnaphalium luteo-album
--
0589 MoerasdrooQbloem
- Gnaphalium uliqinosum
+
0991 Paarbl. Fonteinkruid
- Groenfandia densa
-
+ GE-16
--
-
-
x
x x
-
-
-
x
x
x x
-
-
-
x
-
-
x
-
x x
- Hedera helix
0607 Gewone berenklauw
- Heracleum sphondvlium
+
x x
0611 Oranje havikskruid
- Hieracium aurantiacum
--
0618 Stijf havikskruid
- Hieracium laeviqatum
+
0621 Muizenoor
- Hieracium pilose/la
+
-
-
-
x x
x x
x x
x
-
x
-
-
-
-
x -
2
-
-
x x
-
-
x
-
-
-
-
x x
x x
x x
x x
x x
x
-
- Holcus lanatus
+ +
x
0638 Waterviolier
- Hottonia palustris
0639 Hop
- Humulus /upu/us
0641 Gewone waternavel
- Hydrocotvle vu/qaris
0647 Kantig hertshooi
- Hypericum dubium
Inventarisatie 2004
x x
x
- Holcus mollis
Het Vossenbroek
-
-
0631 Gestreepte witbol
-
x x
x
x
0632 Gladde witbol
-
-
-
-
A
-
x
0598 Klimop
A
-
1
---
A
-
-
-
-
-
x
-
-
-
-
-
x
x
-
-
-
-
-
x x
x x
+
-
-
-
3
2
3
+
x
x
x
x
+
-
-
2
+
x
-
-
x
x
-
-
pagina 83 van 124
-
-
2
x
x
-
-
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
0646 Liggend hertshooi
- Hvpericum humifusum
0649 Sint Janskruid
- Hypericum perforaturn
RIA
'72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
A
--
-
-
-
-
1
-
-
-
-
+
x
x
-
x
-
-
-
+
-
+
-
-
+
2
2
-/rnpaffensparviflora
--
x
0665 Gele lis
-lrispseudacorus
+
1159 Borstelbies
- lsolepis setacea
0670 Veldrus
- Juncus acutiflorus
+
-
0673 Zomprus
- Juncus articulatus
+
-
0675 Greppelrus
- Juncus bufonius
+
x
2343 Knolrus
- Juncus bulbosus
--
-
0679 Biezenknoppen
- Juncus conglorneratus
+
-
0680 Pitrus
- Juncus effusus
+
0687 Trekrus
- Juncus squarrosus
--
0690 Tengere rus
- Juncus tenuis
+
-
0699 Kompassla
- Lactuca serrio/a
--
0700 Witte dovenetel
- Larniurn album
+
0701 Hoenderbeet
- Larniurn arnp/exicau/e
+
0706 Paarse doventel
- Larniurn purpureurn
+
0723 Klein kroos
- Lernna minor
0724 Puntkroos 0725 Vertakte leeuwentand
0651 Gevleugeld hertshooi
- Hyp_ericum letrapterum
0654 Gewoon biggenkruid
- Hypochaeris radicata
0658 Hulst
- /lex aquifolium
0661 Klein springzaad
A A
A
+
-
2
2
-
-
-
-
-
-
x
x
x
x
x
x
x
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
x x
-
-
x
-
-
x x
-
-
x x x x x
x x x
-
-
x x
x x
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x
x
x
x
x
-
x x x
-
-
-
-
-
-
-
x
x
-
x
-
-
-
-
-
x
-
x
x x
x
-
-
-
x
x
-
-
-
-
+
x x x x x
- Lernna trisulca
+
-
- Leontodon auturnnalis
+
x
-
-
-
-
x
-
-
-
-
x
-
-
x
-
0319 Gewone margriet
- Leucanthernurn vulgare
+
-
0745 Vlasleeuwenbek
- Unaria
vu~qaris
+
x
x
0756 Engels raaigras
- Loliurn perenne
+
x x
-
-
-
0759 Kamperfoelie
- Lonicera periclyrnenurn
+
x
-
x
-
-
-
-
x
0763 Moerasrolklaver
- Lotus pedunculatus
+
x x
-
x
-
x x x x
x
x
-
-
-
-
-
-
-
-
2
2
1
1
2
-
2
-
-
2
-
1899 Vaste lupine
- Lupinus po/yphyffus
0766 Gewone veldbies
- Luzufa campestris
---
x
1933 Veelbloemige veldbies
- Luzula rnultiflora (s.rnult)
+
-
0772 Echte koekoeksbloem
- Lychnis flos-cuculi
A
+
0777 Moeraswolfsklauw
- Lvcopodiella inundata
KW-15
--
x x
-
0780 Wolfspoot
- Lvcopus europaeus
+
-
0782 Penningkruid
- Lysirnachia nurnrnularia
A
+
2
0783 Moeraswederik
- Lysirnachia thyrsiflora
A
+
-
-
0784 Grote wederik
- Lvsirnachia vu/qaris
A
+
-
2
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
x
x
x
-
2
-
-
3
2
2
pagina 84 van 124
-
-
-
-
-
-
3
2
2
x
',
NEDERLANDSENAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
RIA
'72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
+
-
-
-
-
1
-
1
-
-
0785 Grote kattenstaart
- Lvthrum saliearia
A
0786 Dalkruid
- Maianthemum bitotium
A
+
2
3
-
0789 Muskuskaasjeskruid
- Malva moschata
--
-
x
0796 Schijfkamille
- Matricaria discoidea
+
x
-
0794 Echte kamille
- Matricaria recutita
x
-
0804 Hengel
- Melampyrum pratense
+ +
-
-
-
-
A
----
- Melissa officinalis
--
x
0813 Watermunt
- Mentha aquatica
+
0814 Akkermunt
- Mentha arvensis
+
-
0820 Kransmunt
- Mentha x verticillata
+
-
0821 Waterdrieblad
- Menyanthes trifoliata
+
-
-
-
x
x
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x x
x
-
-
-
-
2
-
-
0835 Klein bronkruid
- Montia font. chondrosperma
--
x
-
--
x
+ +
-
-
-
-
-
-
-
-
x
-
-
x
-
-
-
-
x
-
-
-
-
0849 Gagel
- Myrica gate
GE-12
+
0857 Borstelgras
-Nardus stricta
GE-12
+
0865 Gele plomp
- Nuphar lutea
A
+
0866 Witte waterlelie
- Nymphaea a/ba
A
--
0868 Watertorkruid
- Oenanthe aquatica
0869 Pijptorkruid
- Oenanthe fistulosa
+ +
0896 Gewone vogelmelk
- Ornithogalum umbellaturn
--
-
-
x
-
0897 Klein vogelpootje
- Ornithopus perpusil/us
--
-
-
x
1 2
-
x
-
x
-
-
x
-
-
-
i
-
0908 Koningsvaren
- Osmunda rega/is
A
0909 Witte klaverzuring
- Oxalis acetosel/a
A
0969 Veenwortel
- Persicaria amphibia
+ + +
0972 Waterpeper
- Persicaria hydropiper
+
-
-
-
-
0973 Knopige duizendknoop
- Persicaria lapathifolium
+
-
- Persicaria minor - Persicaria maculosa
0929 Melkeppe
- Peucedanum palustre
-
-
-
0977 Perzikkruid
-
-
- Persicaria mitis
+ + + +
-
0976 Zachte duizendknoop
-
x
0975 Kleine duizendknoop
-
0930 Rietgras
- Phalaris arundinacea
x
-
x
0932 Timotheegras
- Phleum pratense pratense
0933 Riet
- Phragmites australis
+ + +
0943 Grove den
- Pinus sylvestris
--
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
-
x
x
-
-
-
-
x
x x
x
-
-
x
x
- Myosotis scorpioides
-
x
+ +
0844 Moerasvergeet-mij-nietje
-
-
-
- Molinia caerulea
- Myosotis arvensis
-
-
- Moehringia trinervia
-Myosotis taxa ssp.caespitosa
-
x
0830 Drienerfmuur
0840 Akkervergeet-mij-nietje
2
-
0832 Pijpenstrootje
0841 Zompvergeet-mij-nietje
-
-
-
-
GE-12
x
-
x
x
x
-
-
-
x
-
-
x x
-
-
-
-
x
-
x
-
-
-
-
-
-
x
x
x x x
x
x x x
x
-
-
x
x
x
-
-
-
-
pagina 85 van 124
'72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
- Plantago lanceo/ata
+
x
x
x
-
-
-
-
-
-
0947 Grote weegbree
- Plantago major ssp. major
+
-
x x
x
x x
0957 Moerasbeemdgras
- Poa pa/ustris
+
-
+
-
0959 Ruw beemdgras
- Poa trivialis
+
-
x x
-
-
- Poa pratensis
-
-
0958 Veldbeemdgras
-
-
x x
-
+
x x
x
-Poa annua
x x
-
0952 Straatgras
x x
x
x
x
x
x
x x
x x
0965 Veelbl.salomonszegel
- Polv.qonatum multiflorum
+
x
-
-
-
-
x
- Po/ygonum aviculare
+
-
x
-
+
-
-
-
-
-
2254 Canadapopulier
- Popu/us x canadensis
--
x
x
x
x
- Popu/us x canescens
--
x x
x
0981 Grauwe abeel
x x
-
-
-
-
x
- Po/ypodium vulgare
-
-
0978 Eikvaren
-
-
0968 Varkensgras
x x
-
-
-
0983 Ratelpopulier
- Populus tremu/a
+
x
x
-
x
-
-
0985 Spits fonteinkruid
- Potamogeton acutifolius
+
-
0986 Rossig fonteinkruid
- Potamogeton alpinus
+
-
-
-
-
-
0990 Gekroesd fonteinkr.
- Potamogeton crispus
+
-
-
-
x
-
x
1002 Tenger fonteinkruid
- Potamogeton pusi/lus
+
-
-
-
-
-
-
-
-
-
1005 Kruipganzerik
- Potentil/a anglica
+
-
-
-
x
-
-
1006 Zilverschoon
- Potentil/a anserina
+
x
-
x
-
-
x
+
-
-
x
-
-
-
-
-
-
-
-
x x
-
-
x
x
-
-
x x
-
-
-
-
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
0946 Smalle weegbree
RIA
KW-7
-
1008 Tormentil
- Potentil/a erecta
0364 Wateraardbei
- Potentil/a palustris
1017 Gewone brunel
- Prunel/a vu/garis
+
-
1018 Zoete kers
-Prunus avium
+
-
1019 Vogelkers
- Prunus padus
+
1020 Am. vogelkers
-Prunus serotina
+
x x
1021 Sleedoorn
- Prunus spinosa
+
-
1022 Adelaarsvaren
- Pteridium aquilinum
+
x
x x x x x
1029 Heelblaadjes
- Pulicaria dysenterica
--
-
-
-
-
1
1037 Zomereik
- Quercus robur
+
x
x
- Quercus rubra
--
-
1040 Scherpe boterbloem
- Ranuncu/us acris
+
x
1046 Stijve waterranonkel
- Ranunulus circinatus
+
-
-
x
1876 Amerikaanse eik
x x
-
-
1047 Speenkruid
- Ranunculus ticaria
+
-
x
1048 EQelboterbloem
- Ranuncu/us flammu/a
2
1050 Klimopwaterranonkel
- Ranuncu/us hederaceus
1051 Grote boterbloem
- Ranunculus lingua
1
1055 Grote waterranonkel
-
1056 Kruipboterbloem
x
Het Vossenbroek
GE-12
A
+
-
-
x
A
+
-
KW-6
+
-
A
+
-
- Ranunculus peltatus
--
-
-
- Ranunculus repens
+
x
x
Inventarisatie 2004
-
-
-
-
-
x x
-
-
-
x
x
x x x
-
-
-
-
x
-
3
3
2
-
x
-
-
-
-
x
x
x
x
-
x
pagina 86 van 124
-
'72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
x x
-
x
x
-
x
-
--
-
-
-
-
x
1070 Zwarte bes
- Ribes nigrum
+
x
x
-
x
-
-
-
-
x
- Rhinanthus angustifolius
x x x
x
x
-
-
- Rhamnus frangula
+ +
1072 Kruisbes
- Ribes uva-crispa
--
-
x
1076 Moeraskers
- Rorippa pa/ustris
x
-
-
-
1643 Hondsroos
- Rosa canina
+
-
-
x
-
-
- Rorippa microphyllum
-
-
0859 Witte waterkers
+ + +
-
x
- Rorippa amphibia
-
-
107 4 Gele waterkers
1634 Gewone braam
- Rubus fruticosus
+
x
1091 Framboos
- Rubus idaeus
1093 Veldzuring
- Rumex acetoss
1094 SchapenzurinQ
- Rumex acetosel/a
+ + +
x x
x x x x
x x x x
1097 Kluwenzuring
- Rumex conglomeratus
+
-
-
-
+
-
-
x
-
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
1058 Blaartr. boterbloem
- Ranuncu/us sceleratus
0530 Sperkenhout 1066 Grote ratelaar
RIA
-
x x
-
x x
x
-
x x
-
-
-
x
-
-
x x x
-
x
-
-
-
x x
x
-
-
x
-
-
-
-
-
-
x
x
x
x
-
x
-
-
-
-
-
x
-
x x
-
-
-
x
-
-
x x
x
x
x x x x
x
x
x x
x
-
-
- Rumex obtusifolius
1112 Liggende vetmuur
- Sagina procumbens
1114 Pijlkruid
- Sagittaria sagittifolia
1116 Schietwilg
-Salixalba
1117 Geoorde wilg
- Salix aurita
+
x x
1118 Boswilg
- Salix caprea
--
-
2468 Grauwe wilg
- Salix cinerea
+
x
x x
1121 KraakwiiQ
- Salix fragilis
+
-
-
-
-
-
-
-
1593 Veelnervige wilg
- Salix x multinervis
+
-
-
- Salix repens - Salix triandra
---
-
1126 Katwilg
- Salix viminslis
-
1133 Gewone vlier
- Sambucus nigra
+ +
x
x
-
-
-
1125 Amandelwilg
-
-
1124 KruipwiiQ
-
1884 Peterselievlier
- Sambucus nigra cv laciniata
--
1134 Trosvlier
- Sambucus racemosa
x x
1135 WaterpunQe
- Samolus valerandi
-
1155 Mattenbies
- Schoenoplectus palustris
+ + +
x x
-
-
-
1 i 70 Knopig helmkruid
- Scrophularia nodosa
+
x
x
x
-
1173 Blauw glidkruid
- Scutellaria galericu/sta
+
-
-
x
2290 Jacabskruiskruid
- Senecio jacobaea
--
-
x
x
1190 Boskruiskruid
- Senecio sylvaticus
1192 Klein kruiskruid
- Senecio vulgaris
+ +
x x
-
-
Inventarisatie 2004
x
-
x
1101 Ridderzuring
Het Vossenbroek
x
-
- Rumex crispus
+
-
-
-
- Rumex hydrolapathum
+
x
-
1098 Krulzuring
A
-
-
1099 Waterzuring
+ + +
-
-
x
x x x x
x
-
-
-
x
-
-
x x
-
-
-
pagina 87 van 124
x x
-
-
x
x
x
-
-
-
x
-
-
-
-
x
x
-
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
1197 Groene naaldaar
'72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
- Setaria viridis
--
x
-
-
-
-
-
-
-
-
0807 Dagkoekoeksbloem
- Silene dioica
+
x
x
x
-
x
- Sinapis arvensis
-
-
-
x
1207 Herik
x x x
-
-
-
-
x
-
-
-
x
x
x
x
x
x
-
-
-
-
-
-
-
-
x
x
-
-
-
-
-
x
x
x
-
x
-
-
-
-
-
-
x
x
x
-
x
-
-
-
-
-
-
-
-
RIA
1211 Gewone raket
- Sisymbrium officinale
1216 Grote watereppe
- Sium latifolium
+ + +
1218 Bitterzoet
- Solanum dufcamara
+
-
1219 Zwarte nachtschade
- Solanum nigrum ssp. nigr
+
x
-
1221 Late guldenroede
- Sofidago gigantea
--
2324 Akkermelkdistel
- Sonchus arvensis
1224 Gekroesde melkdistel
- Sonchus asper
+ +
-
1225 Gewone melkdistel
- Sonchus oleraceus
--
x x
-
1227 Wilde lijsterbes
- Sorbus aucuparia
+
x
x
1231 Kleine egelskop
- Sparganium emersum
+ + + +
-
-
x
-
1533 Grote egelskop
- Sparganium erectum
1234 Gewone spurrie
- Speraula arvensis
1241 Veelwortelig kroos
- Spirode/a polyrhiza
1243 Akkerandoorn
- Stachys arvensis
1245 Moerasandoorn
- Stachys palustris
1246 Bosandoorn
- Stachys svtvatica
+ +
0847 Watermuur
- Steilaria aquatica
--
1248 Grasmuur
- Steilaria graminea
+ +
-
+ + +
x
-
x
GE-12
+
-
-
x x
x
A
+ + + +
-
2
-
-
-
x
-
x
x x x
1249 Grote muur
- Steilaria holostea
1250 Vogelmuur
- Steilaria media
1254 Zeegroene muur
- Steilaria pa/ustris
1249 Moerasmuur
- Steilaria u/iginosa
1258 Blauwe knoop
- Succisa pratensis
KW-15
+
x
-
-
x
-
x x
-
-
-
x
x
x
-
-
-
-
-
-
-
1259 Smeerwortel
- Symphytum officinale
1260 Boerenwormkruid
- Tanacetum vulgare
1264 Gew. paardenbloem
- Taraxacum officinale
1273 Valse salie
- Teucrium scorodonia
1299 Kleine klaver
- Trifolium dubium
+
1301 Basterdklaver
- Trifolium hybridum
1305 Rode klaver
- Trifolium oratense
1306 Witte klaver
- Trifolium repens
x
-
-
-
1311 Moeraszoutgras
- Triglochin palustris
1316 Klein hoefblad
- Tussi/ago farfara
+ + + + +
1317 Kleine lisdodde
- Typha angustifolia
--
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
x x
-
x x
-
x
-
-
x
-
-
-
-
-
-
x
-
-
-
x
-
-
-
-
-
x
x
x
-
-
-
x
-
-
x
x
x x
x x
-
-
-
x
x
x
-
-
-
x
x
x
-
-
-
-
-
x x
x x
-
-
x
x
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x
-
-
-
-
pagina 88 van 124
'72
1
2
3
4
5
6
1
a
9
- Typha latifolia
+
-
-
-
-
x
x
x
x
- Vaccinurn myrlillus
x x
x
1329 Blauwe bosbes
+ +
x x
-
- Urlica dioica
x x
-
1321 Grote brandnetel
x x
-
-
1332 Kleine valeriaan
- Valeriana dioica
-
-
-
-
-
-
-
1333 Echte valeriaan
x x
x
x
x
1347 Veldereprijs
-
-
-
2
-
2
-
x x
x
2
NEDERLANDSENAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
1318 Grote lisdodde
RIA
+
-
- Valeriana officinalis
+
-
- Veronica arvensis
--
x
KW-15
-
-
1349 Beekpunge
- Veronica beccabunga
1350 Rode waterereprijs
- Veronica catenata
+ +
-
1351 Gewone ereprijs
- Veronica chamaedrvs
+
x
-
1352 Klimopereprijs
- Veronica hederifolia
--
1362 Schildereprijs
- Veronica scutellata
+
-
-
-
1363 Tijmereprijs
- Veronica serpyllifolia
--
x
x
1367 Gelderse roos
- Viburnum opulus
+
-
x x
-
-
x
-
1369 Vogelwikke
- Vicia cracca
+
-
-
x
-
x
-
x x x
-
x x
x x
-
-
-
x
-
-
-
A
A
x
-
1370 Ringelwikke
- Vicia hirsuta
--
-
-
1368 Smalle wikke
- Vicia sativa ssp. nigra
+
-
1378 Akkerviooltie
- Viola arvensis
x
1385 Moerasviooltje
- Viola palustris
+ +
1390 DriekleuriQ viooltie
- Viola tricolor
+
-
-
0004 Gewoon duizendblad
- Achillea millefotium
+
x
-
-
1
x
x
-
-
-
-
x
A
A
-
x
x
-
-
-
-
-
-
x
-
-
-
-
x
-
-
-
-
-
-
x
x
-
-
-
1
-
x
x
-
-
-
-
0005 Wilde bertram
- Achillea ptarmica
0011 Zevenblad
- Aegopodium podagraria
1544 Moerasstruisgras
- Agrostis canina
+ + +
0019 Gewoon struisgras
- Agrostis capillaris
+
x
x
x
-
x x x
0017 HooQ struisQras
- Agrostis gigantea
x x
-
x
-
x x
-
x
-
3
2
-
-
-
-
-
x
x
x
x
-
-
-
-
-
-
x
0018 Fioringras
- Agrostis stolonifera
---
0021 Vroege haver
- Aira praecox
--
-
-
0024 Kruipend zeneQroen
- Aiuga reptans
0027 Slanke waterweegbree
- Alisma lanceolata
+ +
-
-
0028 Grote waterweeQbree
- Alisma plantago-aquatica
+
x
-
0029 Look-zonder-look
- Alliaria petiolata
--
-
x
0035 Kraailook
- Allium vineale
-
-
-
0036 Zwarte els
- Alnus glutinosa
+ +
-
-
x
x
x
x
x
x
x
x
x
0037 Witte els
- Alnus incana
+
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0040 Geknikte vossenstaart
- Alopecurus geniculatus
+ + + +
-
-
-
-
x x
x
x x
x x
-
x
-
-
-
A
0042 Grote vossenstaart
- Alopecurus pratensis
1852 Am. krentenboompje
- Amelanchier lamarckii
0056 Bosanemoon
- Anemone nemorosa
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
A
x x
x
-
-
x
-
-
-
-
pagina 89 van 124
x x 1
NEDERLANDSENAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
0060 Gewone engelwortel
'72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
-Angelica sylvestris
+
-
-
x
-
-
x
x
x
x
0066 Gewoon reukgras
- Anthoxanthum odoratum
+
-
x
-
+
x
x x
x
- Anthriscus sy/vestris
x x
x
0068 Fluitenkruid
x x
-
-
-
x x
-
-
x
-
-
-
-
-
-
x
x
-
x
-
x x
RIA
0073 Windhalm
- Apera spica-venti
+
-
0081 Zandraket
- Arabidapsis thaliana
--
2457 Gewone klit
- Arctium minus
+
x x
0096 Glanshaver
- Arrhenatherum elatius
+
0101 Bijvoet
-Artemisia vulgaris
+
0119 Wijfjesvaren
- Athyrium filix-femina
+
0140 Ruwe berk
- Betu/a_Q_endula
+
x x x x
0139 Zachte berk
- Betu/a pubeseens
+
-
0141 Knikkend tandzaad
- Bidens cernua
+
0144 Driedelig tandzaad
- Bidens tripartita
0146 Dubbelloof
- 8/echnum spicant
+
-
+
-
+
-
+ GE-12
x x x x x
-
-
-
x
-
x
-
x x x
x x
x
x x
-
-
-
-
-
-
-
-
x
-
-
-
x
-
-
x
x
x
-
-
x
x x x
1
2337 Zachte dravik
- Bramus hordeaceus
0171 Zwanenbloem
- automus umbellatus
0173 Henne_gras
- Ca/amagrostis canescens
+
0174 Duinriet
- Calamagrostis epigejos
--
-
0184 Gewoon sterrenkroos
- Callitriche platycarpa
+
x
0186 Struikhei
- Calluna vulaaris
A
--
1
0187 Gewone dotterbloem
- Caltha palustris
A
+
-
-
-
0188 Haagwinde
- Calvstegia sepium
+
x
A
-
-
-
x
x
-
x
x
x
-
-
-
1
2
-
'
x
x
I
-
-
1
-
-
-
-
x
x
x
x
x
-
-
-
x
-
x
x
x
-
x x
-
-
-
-
x
-
-
-
-
x x x
+
-
0200 Gewoon herderstasje
+
x
0201 Bittere veldkers
- Gardamine amara
+
-
-
0202 Bosveldkers
- Gardamine flexuosa
+
x
x
x
0203 Kleine veldkers
- Gardamine hirsuta
+
0205 Pinksterbloem
- Gardamine pratensis
+
x x
x x
x
x x
+
-
-
-
-
-
-
x
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x
x x x
-
-
-
- Carex acuta - Carex acutiformis
+
0219 Zompzegge
- Carex curta
+
0225 Tweerijige zeooe
- Carex disticha
+
0237 Stijve zegge
- Carex elata
+
0229 Elzenzegge
- Carex e/ongata
+
0235 Ruiae zeQQe
- Carex hirta
0236 Blonde zegge
- Carex hostiana
0244 Zwarte zegge
- Carex nigra
0220 Geelgroene zeaae
- Carex oederi oedocarpa
Het Vossenbroek
+ BE-14
Inventarisatie 2004
+
---
-
-
-
-
-
-
-
x
x
-
x
- Campanula rotundifolia
0211 Scherpe zeaae
-
-
-
-
- Capselia bursa-pastoris
0212 Moeraszegge
-
-
0198 Grasklokje
A
-
-
!
x x x
- i - I
-
-
-
x
-
-
-
-
-
x
x
- I
-
-
-
-
-
x
-
-
-
pagina 90 van 124
-
I
I
I
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
0246 Hazenzeooe
- Carex ovalis
RIA
'72
1
2
3
4
5
6
1
8
9
+
-
x
x x
-
x
x
-
-
-
-
-
x x
x x
-
-
x x
-
-
-
-
x x x x
-
-
x x
-
-
-
x
-
-
x x
x x
-
-
x
x
-
-
x
x
-
-
-
-
x
x
x
x
x
x
x
-
-
-
-
-
0249 Pluimzegge
- Carex paniculata
+
-
0251 Pilzegge
- Carex pilulifera
--
-
x
0254 Hoge cyperzegge
- Carex pseudocyperus
+
-
-
-
0258 IJle zegge
- Carex remota
+
0260 Snavelzegge
- Carex rostrata
+
0267 Blaaszegge
- Carex vesicaria
+
0274 Watergras
- Catabrosa aquatica
+
-
-
-
1766 Knoopkruid
- Centaurea jacea
--
-
-
-
x
x
x
-
-
-
0296 Gewone hoornbloem
- Cerastium font. ssp. vuig.
+
0295 Kluwenhoornbloem
- Cerastium glomeraturn
--
0298 Zandhoornbloem
- Cerastium semidecandrum
--
Ceratocapnos claviculata
+
x x x x
- Chamerion angustifolius
+
-
x
--
x
-
-
-
0362 Rankende helmbloem 0450 Wilgenroosje
-
x
-
0305 Stinkende gouwe
- Chelidonium rnajus
0306 Meiganzenvoet
- Chenopodium album
+
x x
0325 Wilde cichorei
- Cichorium intvbus
--
-
-
0331 Akkerdistel
- Cirsium arvense
+
x
x
x
-
x x
0335 Kale jonker
- Cirsium palustre
+
-
x
0336 Speerdistel
- Cirsium vulgare
+
x
-
x x x
x x
x x
x x
-
-
x
-
x x
0342 Deens lepelblad
- Cochlearia danica
--
0349 Lelietje-van-dalen
- Conval/aria maialis
+
-
0475 Canadese fijnstraal
- Conyza canadense
--
x
x x
0355 Rode kornoelje
- Cornus sanguines
--
-
-
0366 Hazelaar
- Corylus avellana
+
x
0369 Eenstijliga meidoorn
- Crataegus monogvna
+
x
-
0371 Groot streepzaad
- erepis biennis
+
-
x x
-
-
0372 Klein streepzaad
- erepis capi/laris
--
x
-
x
-
5175 Knolcyperus
- Cyperus esculentus
--
-
-
0390 Kropaar
- Dacty/is glomerata
+
x x
x
x
0394 Peen
- Daucus carota
--
0397 Ruwe smele
- Deschampsia cespitosa
+
-
0398 Bochtige smele
- Deschampsia flexuosa
+
x
-
0406 Gew. vingerhoedskr.
- Digitalis purpurea
-
x
0407 Glad vingergras
- Digitaria ischaemum
---
0426 Smalle stekelvaren
- Drvopteris carthusiana
+
0419 Brede stekelvaren
- Dryopteris dilatata
0421 Mannetjesvaren
- Dryopteris filix-mas
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
-
-
-
-
+
x x x x
x x
+
-
-
-
x
x
x
-
x
-
-
-
-
-
-
-
x
-
-
-
-
-
-
x x
x
x
x
-
-
-
-
-
-
x
-
-
x
-
-
-
pagina 91 van 124
-
-
-
x
x x x
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
0428 Hanenpoot
- Echinochloa crus-galli
0437 Gewone waterbies
- Eleocharis pal. ssp. palustris
0441 Brede waterpest
- Elodea canadensis
0442 Smalle waterpest
- Elodea nuttalfii
--
-
0446 Kweek
- Elytrigia repens
0448 Beklierde basterdwed.
- Epi/obiurn ciliatum
0451 Harig wilgenroosje
- Epi/obiurn hirsutum
0456 Moerasbasterdwed.
- Epi/obiurn palustre
0457 ViltiQe basterdwederik
- E_pjlobium parvitlorum
R/A
GE-12
'72
1
2
3
4
--
x
+ +
-
-
-
+
x
x
x
-
-+
-
+ +
x x
-
-
-
x
x
-
-GE-12
1642 Kantige basterdwed.
- Epi/obiurn tetragonum
0462 Heermoes
- EJ1uisetum arvense
0463 Holpijp
- Equisetum fluviatile
0466 Lidrus
- Equisetum pa/ustre
+ + +
0490 Leverkruid
- Eupatorium cannabinurn
+
0495 Kroontjeskruid
- Euphorbia helioscopia
+
0513 Beuk
- Fagus sy/vatica
0970 Zwaluwtong
- Fallopia convolvulus
+ +
1875 Sachalinse duizendknp
- Fallopia sachalinensis
--
0514 Rietzwenkgras
- Festuca arundinacea
0519 Beemdlangbloem
A
x
--
-
+ + + + + +
0544 Harig knopkruid
- Gafinsoga quadriradiata
0546 Kleefkruid
- Galium aparine
0550 Glad walstro
- Galium molfuga
2376 Moeraswalstro
- Galium palustre
0549 Liggend walstro
- Galium saxatile
0556 Ruw walstro
- Galium uiiginasurn
0558 Stekelbrem
- Genista anglica
0571 Zachte ooievaarsbek
- Geranium malle
0576 Robertskruid
- Geranium robertianum
0582 Hondsdraf
- Glechoma hederacea
0583 Getand vlotgras
- Glyceria declinata
Het Vossenbroek
GE-16
Inventarisatie 2004
--+ + +
-
-
-
x
-
x x
-
-
x
x
-
-
-
3
x
x
x
x
x
-
-
-
x x
x x
-
-
x x
x
-
-
-
-
-
x
x
x
3
-
-
-
-
x
-
-
x
x
x
-
-
- Galinsoga parviflora
-
-
+
0545 Glad knopkruid
-
2
-
x
x x
-
--
+
x x
3
-
- Filago minima
- Gateapsis tetrahit
x x
x x
0524 Dwergviltkruid
0543 Gewone hennepnetel
x
-
-
- Gateapsis bifida
-
-
x
-
0540 Gesp!. hennepnetel
x
-
x
+
+ +
-
x
x
- Festuca rubra
A
-
x
-
0520 Rood zwenkgras
- Fraxinus excelsior
9
-
- Festuca pratensis
- Filipendu/a ulmaria
8
x
+ +
0527 Moerasspirea
7
-
-
0531 Es
6
x x
-
GE-12
-
5
-
-
-
-
x x
x
-
-
-
-
x
x
-
1
2
2
2
-
x
-
x
x
-
-
x
x
x
-
-
-
x
-
-
-
x x
x x x x
-
-
-
-
x
x
x
x
x
x
x
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x
x
x
x
x
-
-
-
1
-
-
-
-
-
x
-
x
-
-
-
x
-
-
-
x
x
x x
-
-
-
-
x
-
-
-
-
x
-
x x
x
-
-
pagina 92 van 124
-
-
'72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
- Glvceria fluitans
+
-
-
- G/yceria maxima
+
x
x x
x x
x x
x x
x x
x
0585 Liesgras
-
0587 Sleekoele drooobloem
- Gnaohalium luteo-album
--
-
-
x
- Gnaphalium uliginosum
+
x
-
-
0991 Paarbl. Fonteinkruid
- Groenfandia densa
0598 Klimop
- Hedera helix
---
-
-
0589 Moerasdroogbloem
0607 Gewone berenklauw
- Herac/eum sohondy/ium
+
-
0611 Oranje havikskruid
- Hieracium aurantiacum
--
0618 Stijf havikskruid
- Hieracium /aevigatum
+
0621 Muizenoor
- Hieracium pilose/la
+
0631 Gestreepte witbol
- Holcus lanatus
+
-
0632 Gladde witbol
- Holcus mollis
+
x
0638 Waterviolier
- Hottonia oalustris
NEDERLANDSENAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
0584 Mannaoras
0639 Hop
RIA
A
A
Humulus lupulus
0641 Gewone waternavel
- Hydrocotyle vulgaris
0647 Kantio hertshooi
- Hvoericum dubium
0646 Liggend hertshooi
- Hypericum humifusum
0649 Sint Janskruid
- Hypericum perforaturn
A A
x x x
-
-
x x
x
-
-
x
-
-
x x
x x
-
2
x
x
-
-
-
x x
-
-
-
-
-
x x
x x
x x
x x
x x
x
-
+
-
-
-
3
2
3
+
x
x
x
+
-
-
2
+
x
x
x
-
--
-
-
-
x
-
-
1
-
+
x
x
-
x
+
-
-
2
+
-
-
x
x
+
2
2
-
-
-
x 2
-
x
x
x
x
x
-
-
x
x
x
-
-
x
-
-
x x x
-
-
x x
x x
x
-
x x x x x
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x
x
x
x
-
0661 Klein sprinozaad
-lrnpaüensoarviflora
--
x
-
-
0665 Gele lis
-lrispseudacorus
+
-
x
x
-
-
1159 Borstelbies
- lsoleois setaces
+
0670 Veldrus
- Juncus acutiflorus
+
-
0673 Zomprus
- Juncus articulatus
+
0675 Greppelrus
- Juncus bufonius
2343 Knolrus
-
-
x
+
x
-
-
-
- Juncus bulbosus
--
-
-
-
-
+
-
-
0679 Biezenknoppen
- Juncus conq/orneratus
0680 Pitrus
- Juncus effusus
+
-
x
x x
0687 Trekrus
- Juncus squarrosus
--
-
-
-
0690 T enoere rus
- Juncus tenuis
+
-
x
x
0699 Kompassla
- Lactuca serrio/a
--
-
0700 Witte dovenetel
- Larniurn album
+
0701 Hoenderbeet
- Larniurn arnplexicaule
+
-
0706 Paarse doventel
- Larniurn purpureurn
+
0723 Klein kroos
- Lernna minor
+
x x x x x
-
x
pagina 93 van 124
-
-
-
- I/ex aquifolium
-
-
2
-
0658 Hulst
Inventarisatie 2004
-
-
- Hypericum tetrapterum
Het Vossenbroek
x
-
- Hypochaeris radicata
A
x
x
x
-
0654 Gewoon biooenkruid
A
-
-
-
-
x
0651 Gevleuoeld hertshooi
A
-
-
2
x
-
x
-
NEDERlANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
0724 Puntkroos
- Lemna trisu/ca
0725 Vertakte leeuwentand
- Leontodon autumnafis
0319 Gewone margriet
- Leucanthemum vulgare
0745 Vlasleeuwenbek
- Linaria vulgaris
0756 Engels raaigras
- Lofium perenne
0759 Kamperfoelie
- Lonicera perictvmenum
RIA
'72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
+ + +
-
-
-
-
+ +
x x
x
x
x x x
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x
-
x
x
-
x x
x
-
x
-
-
-
-
x
-
x x x x
x
x
-
-
-
-
2
2
1
1
2
-
2
x
-
x
2
-
-
-
-
-
0763 Moerasrolklaver
-Lotus peduncu/atus
+ +
1899 Vaste lupine
- Lupinus polyphylfus
--
-
0766 Gewone veldbies
- Luzufa campestris
--
x
1933 Veelbloemige veldbies
- Luzula multiflora (s.mult)
+
-
0772 Echte koekoeksbloem
- Lychnis flos-cuculi
A
+
0777 Moeraswolfsklauw
- Lvcopodielfa inundata
KW-15
--
0780 Wolfspoot
- Lycopus europaeus
-
0782 Penningkruid
- Lysimachia nummularia
A
0783 Moeraswederik
- Lvsimachia thyrsiflora
0784 Grote wederik 0785 Grote kattenstaart
x x
-
x
-
-
2
-
-
-
2
A
+ +
-
- Lysimachia vu/garis
A
+
-
2
2
3
2
2
-
3
2
+ +
-
-
-
1
1
-
-
-
-
x
-
-
x
-
x
x
x
x
x
-
-
-
-
-
-
x
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x x
x
-
-
-
-
x
-
- Lvthrum saliearia
A
0786 Dalkruid
- Maianthemum bitotium
A
2
3
-
0789 Muskuskaasjeskruid
- Malva moschata
--
-
-
x
0796 Schijfkamille
- Matricaria discoidea
+
x
-
-
0794 Echte kamille
- Matricaria recutita
x
0804 Hengel
- Melampvrum pratense
+ +
-
--
x
-
+ +
-
-
-
-
x
-
x x
----
- Melissa officinalis
0813 Watermunt
- Mentha aquatica
0814 Akkermunt
- Mentha arvensis
0820 Kransmunt
- Mentha x verticil/ata
A
-
0821 Waterdrieblad
- Menyanthes trifoliata
0830 Drienerfmuur
- Moehringia trinervia
0832 Pijpenstrootje
- Molinia caerulea
+ + + +
0835 Klein bronkruid
- Montia font. chondrosperma
--
x
-
0840 Akkervergeet-mij-nietje
-Myosotis arvensis
--
x
0841 Zompvergeet-mii-nietje
- Mvosotis taxa ssp.caespitosa
-
-
-
-
-
-
-
GE-12
0844 Moerasvergeet-mij-nietje
- Myosotis scorpioides
0849 Gagel
- Myrica gate
GE-12
0857 Borstelgras
- Nardus stricta
GE-12
+ + + +
0865 Gele plomp
- Nuphar lutea
A
+
0866 Witte waterlelie
- Nymphaea a/ba
A
--
-
0868 Watertorkruid
- Oenanthe aquatica
+
x
Het Vossenbroek
-
-
-
+
x
-
x
Inventarisatie 2004
-
-
-
-
-
-
-
-
1
-
pagina 94 van 124
-
-
-
2
-
-
x
-
-
-
-
2
-
-
-
-
x
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
'72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
0869 Pijptorkruid
- Oenanthe fistulosa
+
--
x
-
-
-
- Ornithogalum umbellaturn
-
-
0896 Gewone vogelmelk
-
-
-
-
0897 Klein vooelpootje
- Ornithopus perpusil/us
--
-
x
x
1
-
-
-
-
-
-
RIA
0908 Koningsvaren
- Osmunda rega/is
A
0909 Witte klaverzuring
- Oxa/is acetosel/a
A
+
-
-
x
-
-
0969 Veenwortel
- Persicaria amphibia
+
x
0972 Waterpeper
- Persicaria hydropiper
+
-
0973 Knopige duizendknoop
- Persicaria /apathifolium
+
-
x
-
-
-
-
-
0975 Kleine duizendknoop
- Persicaria minor
+
0976 Zachte duizendknoop
- Persicaria mitis
+
-
0977 Perzikkruid
- Persicaria maculosa
+
x
0929 Melkeppe
- Peucedanum palustre
+
0930 Rietgras
- Phalaris arundinacea
+
x
-
x
x
- Phleum pratense pratense
+
-
x
-
-
0932 Timotheegras
x
x x
+
2
0933 Riet
- Phragmites australis
+
x
0943 Grove den
- Pinus sylvestris
--
-
-
-
0946 Smalle weegbree
- Plantago lanceolata
+
x
x
x
0947 Grote weegbree
- Plantago major ssp. major
+
0952 Straatoras
-Poa annua
+
x x
x x
x x
0957 Moerasbeemdgras
- Poa_palustris
+
-
-
0958 Veldbeemdgras
- Poa pratensis
+
0959 Ruw beemdoras
- Poa trivialis
+
-
x x
0965 Veelbl.salomonszeÇJel
- Polygonatum multiflorum
+
0968 Varkensgras
- Potv.aonum aviculare
+
x x
0978 Eikvaren
- Po/ypodium vulgare
+
-
-
---
x x
+
-
x
-
-
-
x x x
x x x
-
-
x
x
-
-
-
-
x
x x
-
-
x
-
-
-
-
-
-
-
-
x x
x
x
x
-
x
x
-
-
-
-
-
-
x
x
-
-
x
-
-
-
-
-
-
-
x
-
-
-
-
-
-
+
-
- Potamogeton alpinus
+
0990 Gekroesd fonteinkruid
- Potamogeton crispus
+
1002 Tenoer fonteinkruid
- Potamo.aeton pusi/lus
+
-
1005 KruipÇJanzerik
- Potentil/a anglica
+
-
1006 Zilverschoon
- Potentil/a anserina
+
x
1008 Tormentil
- Potentil/a erecta
+
-
Inventarisatie 2004
x
-
x
0986 Rossig fonteinkruid
Het Vossenbroek
x
x
- Potamo.aeton acutifo/ius
+
-
x
- Popu/us tremu/a
+
-
-
0985 Sj:)its fonteinkruid
GE-12
-
x
0983 Ratelpopulier
- Potentil/a pa/ustris
x
x x
-
- Populus x canadensis
- Prunel/a vulgaris
-
-
- Popu/us x canescens
1017 Gewone brunel
-
x x
2254 Canadapopulier
0364 Wateraardbei
-
-
-
0981 Grauwe abeel
KW-7
-
-
x
-
-
x
-
x
x x
-
-
x x
x x
-
-
x
x
x
-
x
-
x
-
-
-
x
x
-
-
-
x
pagina 95 van 124
-
-
-
-
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
RIA
'72
1
2
3
x x x x x
4
5
6
7
8
-
x x
-
-
-
-
x
x
-
-
-
x x
-
-
1
-
x
-
-
x
-
x
x
x x x
-
-
-
-
-
-
-
-
x
-
x
-
-
2
3
3
2
1
-
x
-
-
-
-
-
-
-
x
x x
x x
x x
-
-
x
-
-
-
-
x
-
x x x x
-
-
-
-
x x
x
-
1018 Zoete kers
- Prunus avium
+
-
1019 Vogelkers
- Prunus padus
+
1020 Am. vogelkers
-Prunus serotina
+
x x
1021 Sleedoorn
- Prunus spinosa
+
-
1022 Adelaarsvaren
- Pteridium aqui/inum
+
x
1029 Heelblaadjes
- Pulicaria dysenterica
--
-
-
-
1037 Zomereik
- Quercus robur
+
x
x
1876 Amerikaanse eik
- Quercus rubra
--
-
x x
-
A
-
1040 Scherpe boterbloem
- Ranunculus acris
+
x
-
1046 Stijve waterranonkel
- Ranunu/us circinatus
+
-
-
+
-
x
x
x
1047 Speenkruid
- Ranunculus ticaria
1048 Egelboterbloem
- Ranuncu/us flammu/a
1050 Klimopwaterranonkel
- Ranunculus hederaceus
A
+
KW-6
+
A
+
1051 Grote boterbloem
- Ranunculus lingua
1055 Grote waterranonkel
- Ranuncu/us peltatus
--
1056 Kruipboterbloem
- Ranuncu/us repens
+
1058 Blaartr. boterbloem
- Ranuncu/us sce/eratus
+
0530 Sparkenhout
- Rhamnus franqu/a
+
x x x
1066 Grote ratelaar
- Rhinanthus angustffolius
--
-
-
1070 Zwarte bes
- Ribes nigrum
+
x
x
-
1072 Kruisbes
- Ribes uva-crispa
--
-
-
x
-
-
1074 Gele waterkers
- Rorippa amphibia
+
-
0859 Witte waterkers
- Rorippa microphvllum
+
-
-
1076 Moeraskers
- Rorippa palustris
+
x
1643 Hondsroos
- Rosa canina
+
-
-
x
1634 Gewone braam
- Rubus fruticosus
+
x
x x x x
1091 Framboos
- Rubus idaeus
+
-
1093 Veldzuring
- Rumex acetosa
+
1094 Schapenzuring
- Rumex acetosel/a
+
x x
x x x x
1097 Kluwenzuring
- Rumex conglomeratus
+
-
-
-
1098 Krulzurinq
- Rumex crispus
+
-
-
1099 Waterzuring
- Rumex hydrolapathum
+
-
-
-
1101 Ridderzuring
- Rumex obtusifolius
+
x
x
x
1112 Liggende vetmuur
- Sagina procumbens
+
-
1114 Pijlkruid
- Saqittaria saqittifolia
-
-
-
1116 Schietwilg
-Salixalba
-
-
x
-
A
+
1117 Geoorde wilg
- Salix aurita
+
x x
1118 Boswilg
- Salix caprea
--
-
Het Vossenbroek
+
Inventarisatie 2004
-
x
-
-
x x
x
x
-
-
x
-
-
-
-
-
x
x x
-
-
-
-
-
-
-
x
-
x
x
-
-
x x
x
x
-
-
-
x
x
-
-
x
x
x x
-
-
x x
x
-
-
-
-
-
-
x x x
x
-
pagina 96 van 124
-
x x
x x x
x
-
-
9
-
-
-
-
-
'72
1
2
3
4
5
6
1
8
9
x
x
x
x
x
x
x
-
-
-
-
-
-
-
x x
x
- Salix fragilis
+ +
1593 Veelnervige wilg
- Salix x multinervis
+
-
---
-
-
-
- Salix repens
-
-
1124 Kruipwilg
-
-
-
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
2468 Grauwe wilg
- Salix cinerea
1121 Kraakwilg
RIA
-
-
-
x
x
x x
x x
+
-
-
-
+
x
x
x
-
1125 Amandelwilg
- Salix triandra
1126 Katwilg
- Salix viminalis
1133 Gewone vlier
- Sambucus nigra
+ +
1884 Peterselievlier
- Sambucus nigra cv laciniata
--
1134 Trosvlier
- Sambucus racemosa
1135 Waterpunge
- Samolus valerandi
+ +
1155 Mattenbies
- Schoenop/ectus pa/ustris
1170 Knopig helmkruid
- Scrophularia nodosa
x
1173 Blauw glidkruid
- Scutellaria aalericulata
+
-
-
-
x
2290 Jacabskruiskruid
- Senecio jacobaea
--
-
x
x
1190 Boskruiskruid
- Senecio sylvaticus
+
x x x
-
-
-
x x x
x
x
-
x x
-
-
-
-
x
x
-
x
x
-
-
-
-
-
-
-
x
-
x x
-
-
-
-
x
-
-
x
x
x
-
-
x
-
-
-
x
x
x
x
x
-
+
x
-
-
-
-
-
x x
-
x
-
-
-
-
x
-
-
+
- Setaria viridis
--
0807 Dagkoekoeksbloem
- Silene dioica
1207 Herik
- Sinapis arvensis
+ +
1211 Gewone raket
- Sisymbrium officinale
+
1216 Grote watereppe
- Sium latifolium
1218 Bitterzoet
+ +
-
- Solanum dufcamara
1219 Zwarte nachtschade
- Solanum nigrum ssp. nigr
1221 Late guldenroede
- Solidaao aiaantea
--
2324 Akkermelkdistel
- Sonchus arvensis
+
1224 Gekroesde melkdistel
- Sonchus asper
+
1225 Gewone melkdistel
- Sonchus oleraceus
--
1227 Wilde lijsterbes
- Sorbus aucuparia
x
x
1231 Kleine egelskop
- Sparganium emersum
1533 Grote egelskop
- Sparganium erectum
+ + +
-
1234 Gewone spurrie
- Spergula arvensis
x
1241 Veelwortelig kroos
- Spirodelapolyrhiza
+ +
-
1243 Akkerandoorn
- Stachys arvensis
-
1245 Moerasandoorn
- Stachvs pa/ustris
1246 Bosandoorn
- Stachys sylvatica
+ + +
0847 Watermuur
- Steilaria aquatica
--
1248 Grasmuur
- Steilaria graminea
+
Inventarisatie 2004
-
-
- Senecio vu/garis
Het Vossenbroek
-
-
1192 Klein kruiskruid 1197 Groene naaldaar
KW-15
x x x x
-
-
-
x
-
-
x
-
-
-
x
-
-
-
x
x
-
x
x
x
-
-
x
x
x
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x
-
-
pagina 97 van 124
-
-
-
x
x
-
-
-
x
-
-
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
1249 Grote muur
'72
1
2
3
4
5
6
7
8
9
- Steilaria holostea
+
-
x x
-
-
-
-
-
-
-
x
x
x
x
x
-
-
x
-
x
-
x
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x
x
x x
x x
-
-
-
x
x
x
-
-
-
x
x
x
-
-
-
-
-
-
-
x x
x x
-
-
x
x
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x x
-
-
x
x x
RIA
1250 Vogelmuur
- Steilaria media
+
x
1254 Zeegroene muur
- Steilaria palustris
+
1249 Moerasmuur
- Steilaria u/iqinosa
+
x
1258 Blauwe knoop
- Succisa pratensis
+
-
-
-
1259 Smeerwortel
- Svmphvtum officinale
+
-
-
-
1260 Boerenwormkruid
- Tanacetum vulgare
+
- Taraxacum officinale
+
x x
-
1264 Gew. paardenbloem
x
x x
1273 Valse salie
- Teucrium scorodonia
+
-
2
-
i 299 Kleine klaver
- Trifolium dubium
+
-
-
x
1301 Basterdklaver
- Trifolium hybridum
+
-
-
1305 Rode klaver
- Trifolium pratense
+
-
+
x x
x
x x x
-
-
-
-
-
-
-
x x
x
x
x x x
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
x x
x
x
x
-
-
x x
GE-12
A
-
-
1306 Witte klaver
- Trifolium repens
1311 Moeraszoutgras
- Trlalochin palustris
1316 Klein hoefblad
- Tussilago tartara
+ +
1317 Kleine lisdodde
- Typha angustifolia
--
1318 Grote lisdodde
- Typha latifolia
+
-
1321 Grote brandnetel
- Urtica dioica
+
x
1329 Blauwe bosbes
- Vaccinurn myrtillus
+
i 332 Kleine valeriaan
- Valeriana dioica
-
1333 Echte valeriaan
- Valeriana officinalis
+
-
-
-
-
1347 Veldereprijs
- Veronica arvensis
--
x
-
x
1349 Beekpunge
- Veronica beccabun_g_a
+
- Veronica catenata
+
-
-
-
1351 Gewone ereprijs
- Veronica chamaedrys
+
x
-
-
1350 Rode waterereprijs
-
-
-
-
x
-
--
-
-
-
-
-
-
x
2
-
x
x
-
-
-
x x
x x
-
-
-
KW-15
A
+
x
-
1352B Klimopereprijs
- Veronica hederifolia
1362 Schildereprijs
- Veronica scutellata
+
-
-
1363 Tijmereprijs
- Veronica serpyl/ifolia
--
x
x
+
-
x x
-
x
-
x x x
A
1367 Gelderse roos
- Viburnum opulus
1369 Voqelwikke
- Vicia cracca
+
1370 Ringelwikke
- Vicia hirsuta
--
1368 Smalle wikke
- Vicia sativa ssp. nigra
+
-
1378 Akkerviooltje
- Viola arvensis
+
x
+
-
1385 Moerasviooltje
- Viola palustris
1390 Driekleuriq viooltie
- Viola tricolor
Het Vossenbroek
A
+
Inventarisatie 2004
-
-
-
-
x
-
x -
2
x
-
pagina 98 van 124
2
-
-
-
-
-
-
x
x
-
1. 2. 3. 4. S. 6. 7. 8. 9.
Houtwallen, paden, akkers west van de Wiemansstraat Hoger gelegen bossen, paden, houtwallen Droog/hoog weitje achterin Lager gelegen bossen, elzenbroekbos Natuurontwikkelingsterrein Sloot I pad noordzijde Akkers, weilanden, pad, slootjes west van de ASO; p=poel Weilanden, slootjes oost van de ASO Bosje oost van ASO
Voor aandachtssoorten en Rode Lijst-soorten hebben we een abundantie aangegeven: 1 = enkele exemplaren; 2= slechts hier en daar met enkele exemplaren; 3 = (plaatselijk) veel.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 99 van 124
BIJLAGE 2: DE BLAD- EN LEVERMOSSEN IN HET VOSSENBROEK NEDERLANDSE NAAM Gewoon pluisdraadmos Oeverpluisdraadmos Klein rimpelmos Groot rimpelmos Gewoon knopjesmos Gewoon dikkopmos Zilvermos Grofkorrelknikmos Zodeknikmos Gedraaid knikmos Rood knikmos Rood knolknikmos Hartbladig puntmos Gewoon puntmos Moerasbuidelmos Boskronkelsteeltje Grijs kronkelsteeltje Gewoon maanmos Aarmaanmos Gewoon purpersteeltie Lippenmos Gewoon pluisjesmos
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
-
RODE LIJST
1973
2004
+
Amblystegium varium
-
-
Atrichum teneliurn
-
+
Atrichum undulatum
+
+
Aulacomnium androgynurn
Amblystegium serpens
+
+
Brachythecium rutabulum
+
+
Bryum argenteum
+
-
Bryum bicolor
+
+
Bryum caespiticium
+
-
Bryum capiJlare
+
B_ryum paflens
+
Bryum rubens
+
-
-
Calliergon cordifolium
+
+
Calliergonella cuspidata
+
-
-
Calypogeia fissa
+
-
Camp0opusflexuosus
-
-
Campyfopus introflexus
+
+
Cephalozia biscuspidata
+
Cepha!ozia macrostachya
-
-
Ceratodon purpureus
+
+
Chiloscyphus polyanthos
-
-
Dicranella heteromalla
+
+
-
Dicranum montanum
+
Dicranum scoparium
+
-
Ditrichum pusillum
-
+
Eurvnchium hians
+
-
-
Eurvnchium praeiongum
+
+
Eurynchium striatum
-
-
Funaria hygrometica
+
+
Hypnum cupressiforme
+
+
Gewoon kantmos
-
Lophocolea bidentata
Gedrongen kantmos
-
Lophocolea heterophvlla
Parapluutjesmos
Gewoon knikkertjesmos
-
Rond boogsterrenmos
-
Gewoon sikkelsterretje Moeras gaffeltandmos Bossig gaffeltandmos Gewoon qaffeltandmos Klein smaltandmus Klei-snavelmos Fijn laddermos Geplooid snavelmos Gewoon krulmos Gesnaveld klauwtjesmos Gewoon pronkmos Knikkend palmjesmos Slank mos Beekmos
Gewoon sterrenmos Gewoon plakkaatmos
Het Vossenbroek
Dicranoweisia cirrata Dicranum bonjeanni
I<W
+
lsopterv.qium elegans
+
+
lsothecium myosuroides
+
-
Leptobryum pyriforma
-
+
Leptodictyum riparium
+
-
+
+
+
+
Marchantia polymorpha
-
+
Mnium homurn
+
+
Pel/ia epiphylla
+
+
Physcomitiumpyriforme
+
-
Plagiomnium affine
+
+
Inventarisatie 2004
pagina 100 van 124
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Gerimpeld boogsterrenmos
-
Plagiomnium undulatum
Glanzend platmos
-
P/agiothecium denticulatum
Krom platmos
Plagiothecium /aetum
RODE LIJST
1973
2004
+ +
+
+
-
Dwergplatmos
-
Plagiothecium latebricola
+ +
Groot platmos
-
P/agiothecium nemorale
+
-
Pleurozium schreberi
-
+
Bronsmos
-
Gewone viltmuts
-
Pogonatum aloides
+
-
Gewoon broedpeermos
-
Pohlia annotina Pohlia camptotrachela
-
+ +
Pohlia nutans
+
-
-
+
Korreltjespeermos Gewoon peermos
Fraai haarmos
-
Polvtrichum commune Polytrichum tormosurn
+
-
Zandhaarmos
-
Polytrichum juniperinum
-
+
Gerand haarmos
-
Polvtrichum longisetum
+
-
Ruig haarmos
-
Polytrichum piliferum
-
+
Groot laddermos
-
Pseudose/eropodium pururn Rhytid~dewhussauarrosus
Gewoon veenmos
-
+ +
+
Gewoon haakmos
Sphagnum pa/ustre
+
Haakveenmos
-
Sphagnum sauarrosum
Daksterretje
-
Syntrichia ruralis var. Ruralis Tetraphis pellucida
+ + +
Thuidium tamariseinurn
-
+ +
Tortula muralis
+
-
Gewoon haarmos
Viertandmos Gewoon thujamos Gewoon muursterretje
Deze lijst is samengesteld uit de lijst die in 2003 en 2004 is gemaakt door Marga Dekker, en daarna aangevuld met de lijst van Menno Boomsluiter en K. van Dort.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 10 1 van 124
-
-
BIJLAGE 3: DE BLAO.. EN LEVERMOSSEN IN HET VOSSENBROEK 2
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
1973
2003-2004
OPMERKING
biotoop*:
1
-
Amblvstegium serpens Atrichum undulatum
Gewoon knopjesmos
-
Gewoon dikkopmos
-
Brachythecium rutabulum
Zilvermos
-
Bryum argenteum
Grofkorrelknikmos Zodeknikmos
-
Bryum caespiticium
Gedraaid knikmos
-
Bryum capillare
Rood knikmos
-
Bryum pallens
Gewoon pluisdraadmos Oeverpluisdraad mos Groot rimpelmos
Roodknolknikmos Hartbladig puntmos Gewoon puntmos
Aulacomnium androgynurn
Brvum bicolor
Bryum rubens Calliergen cordifolium Calliergonella cuspidate Calypogeia fissa
Grijs kronkelsteeltie Gewoon maanmos
-
Cephalozia biscuspidata
Aarmaanmos
-
Cephalozia macrostachya
Gewoon purpersteeltje
Ceratodon purpureus
Lippenmos
-
Chiloscyphus polvanthos
Gewoon pluisjesmos
-
Dicranella heteromalla
Gewoon sikkelsterretje
-
Dicranoweisia cirrata
Moerasgaffeltand mos
-
Bossig gaffeltandmos
Boskronkelsteeltje
7
- - - -
x
4
Amblystegium varium
-
Moerasbuidelmos
5
2
- - - x - - - x - x x - - - - x - - - - x - - - - x - - - - x - x - - -
x
x
- - - - -
x x
Campvlopus introflexus
-
x x
- -
x
- -
x
x
opgegeven als: var. palleseens x
x
-
Dicranum bonjeanni
-
x
- - -
-
Dicranum montanum
- - x - - - - - - x - x - x -
x
- - - - x x - - -
x
x
x
Dicranum scoparium Eurvnchium hians
Fijn laddermos
-
Eurvnchium praeiongum
Geplooid snavelmos
Eurvnchium striatum Hypnum cupressiforme
x
lsopteryqium elegans
Knikkend palmpjesmos
-
Beekmos
-
Leptodictyum riparium
- - x - - x - - - x - x x - -
Funaria hygrometica
lsothecium myosuroides
Gewoon kantmos
-
Lophocolea bidentata
Gedrongen kantmos
-
Lophocolea heterophylla
Parapluutjesmos
-
Marchantia polymorpha
Gewoon sterrenmos
-
Mnium hornum Inventarisatie 2004
x
-
x Rode lijst-soort (kwetsbaar) voorheen: Orthodicranum montanum
x
-
Het Vossenbroek
x
- - - - -
-
Gewoon pronkmos
voorheen: B. microervthrocarpum
Campylopus flexuosus
Gewoon gaffeltandmos
Gewoon krulmos
x
- - x x - x - - -
Kleisnavelmos
Gesnaveld klauwtjesmos
-
x
-
voorheen: E. swartzii
x
Pseudotaxiphyllum elegans
x
-
x
- - - - x x - x -
x
x 2004: natte graslanden noordzijde Vossenbroek
x pagina 102 van 124
Gewoon plakkaatmos
-
Pellia epiphylla
- - -
-
x
Gewoon knikkertjesmos
Physcomitium pyriforme
Rond boogsterrenmos
-
PlaQiomnium affine
- - - x - - - x -
x
Gerimpeld boogsterrenmos
-
Plagiomnium undulatum
- x - - -
x
Glanzend platmos
PlaQiothecium denticulatum
DwerQplatmos
-
Plagiothecium latebricola
x x x - x - - - - x - - -
x
Krom platmos
-
Groot platmos Bronsmos Gewoon viltmuts Gewoon broedpeermos Gewoon peermos
RuiQ haarmos Fraai haarmos Gerand haarmos Groot laddermos Gewoon haakmos
-
Plagiothecium laetum
x
Pleurozium schreberi
- - - - - - -
Pogonatum aloides
x
Pohlia annotina
- - - - - - x x -
Plagiothecium nemerale
Pohlia nutans
- - - - -
Polvtrichum tormosurn
x x
- - -
Polytrichum longisetum
x x
- - -
Pseudoscleropodium pururn
- - - x - x - x -
-
x
2004: natte graslanden noordzijde Vossenbroek
x
2004: (natte) graslanden noord/ en oostzijde Vossenbroek
Haakveenmos Daksterretje
-
Syntrichia ruralis var. ruralis
Viertandmos
Tetraphis pellucida
Gewoon thujamos
-
Thuidium tamariseinurn
- - - - x x - - - - - - - -
Gewoon muursterretje
-
Tortula muralis
- - - -
x x
voorheen: P. marginatum
x
- - - - -
Sphagnum palustre Sphagnum squarrosum
x
voorheen: P. succulenturn en P. sylvaticum var negleeturn 2004: kapvlakte voormalige Doug/as
- - - -
-
Gewoon veenmos
inclusief P. curvifolium
- x
Polytrichium piliferum
Rhytidiadelphus squarrosus
voorheen: Mnium affine voorheen: Mnium undulatum opgegeven als: var. denticulatum
voorheen: TortuJa ruralis var. Auralis
x x
2004: rand elzenbroek
x
* verklaring biotoop 1973: 1 =hogere bosgedeelten, eikenhakhoutwallen 2 =lager bos (elzenbroek) 4 = slootjes in het moerasbos 5 = weilanden met slootjes 7 = betonnen bak in een sloot
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 103 van 124
BIJLAGE 4: DE INSECTEN IN HET VOSSENBROEK
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
NEDERLANDSE NAAM
RODE LIJST
DAGVLINDERS Kleine vos
-
Ag/ais urticae
Oranjetipje
-
Anthocharis cardaminis
Koevinkje
-
Aphantopus hyperantus
Landkaartje
Araschnia levana
Boomblauwtje
-
Hooibeestje
-
Coenonympha pamphilus
Citroenvlinder
Gonepteryx rhamni
Celastrina agriolus
Klein koolwitje
-
Gehakkelde aurelia
-
Polygonia c-a/bum
lcarusblauwtje
-
Polvommatus icarus
Sleedoornpage
Daç:JPauwooQ Argusvlinder Kleine vuurvlinder Bruin zandoogje Groot dikkopje Bont zandoogje Groot koolwitje Klein geaderd witje
/nachis io Lasiommata megera Lvcaena phlaeas Maniola jurtina Och/odes faunus Pararge aegeria Pieris brassicae Pieris napi Pieris rapae
Thee/a betulae
Zwartsprietdikkopje
-
Thymelicus lineola
Atalanta
-
Vanessa atalanta
Distelvlinder
-
Vanessa cardui
Aeshna cyanea
Azuurwaterjuffer
-
Watersnuffel
-
Enal/aqma cvathiqerum
Lantaarntje
-
bedreiQd
LIBELLEN Blauwe glazenmaker Bruine glazenmaker Vroege glazenmaker Weidebeekjuffer
Houtpantserjuffer Platbuik Viervlek Gewone oeverlibel Vuurjuffer Zwarte heidelibel Geelvlekheidelibel Bruinrode heidelibel Steenrode heidelibel
Het Vossenbroek
Aeshna .arandis Aeshna isosceles
kwetsbaar
Calootervx sp/endens Coenagrion puella lschnura elegans Lestes viridis Libel/u/a depressa Libel/u/a quadrimaculata Orthetrum cancelfatum Pyrrhosoma nymphula Sympetrum danae Svmpetrum flaveo/um Sympetrum striolatum Svmpetrum vulgaturn
Inventarisatie 2004
pagina 104 van 124
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
NEDERLANDSE NAAM
RODE LIJST
NACHTVLINDERS Gamma-uil
-
Bruine grijsbandspanner
-
Cabera exanthemata
Bonte Qrasuil
Cerapteryx graminis
Groot avondrood (rups)
-
Deilephila elpenor
Zilverstreep
-
Deltote bankiana
Bruine breedvleugeluil
-
Diarsia brunnea
Papegaaitje Hazelaaruil Hyena Wilgenhoutrups
Gewone breedvleugeluil Bruine eenstaart
Autographa gamma
Chloroclysta siterata Colocasia coryli Cosmia trapezina Cossus cossus
Diarsia rubi Drepana curvatula
-
Ennomos autumnaria
Gewone bandspanner
-
Epirrhoe alternata
Walstrobandspanner
-
Epirrhoe galiata
VoQelwiekie Kokerbeertje Iepentakvlinder
Dypterygia scabriuscula Ei/erna lurideola
Grijze dwergspanner
-
Eupithecia subfuscata
Donsvlinder
-
Euproctis simi/is
Rietvink
Paardenbloemspanner
-
Egale stipspanner
-
ldaea straminata
Bosbesbruintje
-
ltame brunneata
Zwartvlakworteluil Kleine hermelijnvlinder Kleine zomervlinder Egale stofuil Bruine snuituil Grijze stipspanner Vlekstipspanner
Populierenpijlstaart Gerande spanner Klaverblaadje Zwarte-w-vlinder Kolibrievlinder Weidehalmuiltje Duinhalmuiltje Stompvleugelgrasuil Spitsvleugelgrasuil Kleine breedbandhuismoeder Huismoeder Donker halmuiltie Gelobd halmuiltje Kleine wintervlinder Hagedoornvlinder
Het Vossenbroek
Euthrix potatoria Euxoa obelisca Furcula furcula Hemithea aestivaria Hopfodrina blanda Hvpena proboscidalis ldaea aversata ldaea dimidiata ldaea seriata
Laothoe popu/i Lamaspilis marginata Macaria notata Macaria wauaria Macroglossum steliatarum
-
Mesapamea didyma
-
Mythimna impura
Mesoligia literosa Mythimna straminea Noctua ianthina Noctua pronuba 0/igia latruneu/a Otigia strigilis Operothera brumata Ooisthoaraptis luteolata
Inventarisatie 2004
pagina 105 van 124
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
NEDERLANDSE NAAM
Agaatvlinder
-
Kleine beer
-
Phragmatobia fuliginosa
vedermotsoort
Tandjesuil
-
Platvptilia gonodactvta
Sideridis albicolon
Witte tijger
-
Spilosomalubricipeda
Gele tijger
Sint-jacabsvlinder (rups)
-
Springzaadbandspanner
-
Xanthorhoe biriviata
Vierkantvlekuil
-
Xestia xanthographa
Witvlakvlinder (rups) T ru<Usspikkelspanner Koekoeksbloemspanner Wapendrager
vedermotsoort Muntvlinder Stro-uiltje Roesje Purperen stipspanner Herculesje Helmkruidvlinder (rups)
Sneeuwbeer Elzenwespvlinder BessenQiasvlinder Lieveling Groene eikenbladroller Grijsbandspinner (rups)
Stippelmot op vogelkers Meidoornstippelmot Stippelmot OP WiiQ
RODE LIJST
Orgyia antiqua Peribatodes rhomboidaria Perizoma affinitata Phalera bucephala Phlogophora meticulosa
Pleuroptya ruralis Pterophorus pentadactyla Pyrausta aurata Rivu/a sericealis Scoliopteryx libatrix Scopu/a rubiginata Selenia dentaria Shargacucullia scrophulariae
Spilosoma lutea Spilosoma urticae Synanthedon spheciformis Svnanthedon tipu/iformis Timandra comae Tortrix viridana Trichiura crataegi Tvria jacobaeae
Yoonomeuta evenymella
-
Yoonomeuta rorrella
-
Abax parallelepioedus
Yoonomeuta padel/a
KEVERS loopkeversoort Distelbok
-
Aaapanthia villosoviridescens
Elzenhaantje
Agelastica alni
loopkeversoort
-
Westelijke paarse loopkever
-
Carabus violaceus purperascens
bladhaantjesoort
-
Chrysolina fastuosa
loopkeversoort prachtkevers loopkeversoort Zwartpootsoldaatje Geel soldaatje Zwart soldaatje loopkeversoort loopkeversoort
7 -Stippelig lieveheersbeestje
Het Vossenbroek
Agonum spec Agrilus laticornis Amara p/ebeja Cantharis fusca Cantharis livida Cantharis rustica Carabus granulata Carabus granulatus Carabus hortensis
Coccinel/a seotempunctata
Inventarisatie 2004
pagina 106 van 124
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
NEDERLANDSE NAAM bladhaantjesoort steil kopjesoorten Berkenbladroller Zuringhaantje loopkeversoort wolkeversoort _glimwormsoort loopkeversoort
-
Cryptocephalus rufipes Cryptocephalussoorten Deporaus betulae Gastrophysa viridula Harpalus latus Lagria hirta Larnovris noctiluca Malussis laeviustoctostriatus
-
Mordel/a brachyura Nalassus lacvioctostriatus
Stinkzwamaaskever
-
Grote kortschildkever
-
Ocypes olens
loopkeversoort
-
Oodes helopioides
zwartlijfsoort loopkeversoort
snuitkeversoort bladhaantjesoort bladhaantjesoort groene bladsnuitkeversoort groene bladsnuitkeversoort Bronzen wilgehaantje Rozekever Groene struiksnuittor 14-StippeliQ lieveheersbeestje loopkeversoort Roestbruine bladsprietkever Vierbandsmal bok Gevlekte smalbok
RODE LIJST
Notiophilus soec Notiophilus substriatus Oiceoptoma thoracicurn
Otiorhynchus singularis Oulema roefanopus Phratora vitellinae Phyllobius argentatus Phyllobius pomacens Phyllodecta vitellinae Phvl/opertha horticola
-
Polydrusus scriceus
-
Pterostichus oblongopuntatus
Proovlaea 14punctata Serica brunnea Strangalia quadrifasciata Strangalina maculata
BIJEN en HOMMELS HoninQbii Tuinhommel Boomhommel Steenhommel
-
Aois mellifera Bombus hortorurn Bombus hypnorum Bombus lapidarius
Kleine aardhommel
-
Bombus /ucorum
Akkerhommel
-
Bombus pascuorum
Weidehommel
-
Bombus pratorum
Grote aardhommel
-
Bombus terrestris
-
Panorpa communis
Tandradje
-
Chorthippus brunneus
Rietsprinkhaan
-
Conocephalus dorsa/is
NETVLEUGELINGEN Gewone schorpioenvlieg
SABELSPRINKHANEN
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 107 van 124
NEDERLANDSENAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
-
Tettigonia veridissima
Tandradje
-
Chorthippus brunneus
Wekkertje
-
Stethophyma grossum
-
Tetrex subulata
-
Bibio rnarei
Schorsvlieg
Mesembrina meridiana
Rietsigaargalvlieg
-
Liparia /ucens
-
Cerocpis vulnarata
Nepa cinerea
-
Notostira elongata
-
Ranatra linearis
Grote groene sabelsprinkhaan
RODE LIJST
VELDSPRINKHANEN
Moerassprinkhaan
Omocestus viridules
DOORNSPRINKHANEN
Zeqqedoorntje VLIEGEN en MUGGEN
Zwarte vlieq
WANTSEN en CICADEN
Bloedcicade Randwants
Waterschorpioen Schildwantssoort Staafwants
Coreus marginatus Cyl/ecoris histrionicus Gvromastes rhombea
Pa/omena prasina
WESPEN
-
Vespa crabro
Araneus cornutus
Wespspin
-
Argiope bruennichi
Kraamwebspin
-
Pisauria mirabilis
Gewone strikspin
-
Tetragnatha extensa
-
Phvtoplus leaves
Hoornaar Gewonewesp
Vespa vu/garis
ANDERE GELEEDPOTIGEN SPINNEN
Rietkruisspin Kruisspin Marmerspin Viervlekwielwebspin
Araneus diadematus Araneus marmoreus Araneus quadratus
MIJTEN
Galmijt op els
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 1OB van 124
BIJLAGE 5: STANDAARDLIJST PADDESTOELEN
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
-
Laccaria amethvstina
Asgrauwe kaaszwam Berkezwam
-
Piptoporus betu/inus
Biezenmycena
Mycena bulbosa
Blauwgroen trechtertje
-
Bleke elzenzompzwam
-
Alnicola escharoides
Bleke oesterzwam
-
Pleurotus pu/monarius
Amethistzwam
Bittere kaaszwam
Blote billetj_es Botercollybia Breed plaatwortelzwam Broze russula Bruine knolvezelkop Bruine ringboleet Bruine trilzwam
-
0/igoporus tep}1roleucus
0/igoporus subcaesius Omphalina chlorocyanea
Lvoaala epidendrum Col/ybia butvracea Megacol/ybia platyphyl/a Russula fragilis s.s. lnocvbe napipes Suillus luteus Tremelia foliacea
Dennevlamhoed
-
Donkere elzezompzwam
-
Alnicola scolecina
Doolhofzwam
-
Daedalea quercina
Dottergeel borstelbekertie
-
Cheilymenia oliaotricha
Citroengele satijnzwam Dennabloedzwam Denneschelpzwam
Draadknotszwam
Entoloma p/eopodium Stereum sanguinolenturn Panellus mitis Gvmnopilus sapineus
Macrotyphu/a juncea
Driekleurig ruitertje
-
Marasmiellus tricolor
Dweroborstelbekertie
-
Lasiobolus papil/atus
Dwergmosklokje
-
Galerina clavus
Echt judasoor
-
Hirneola auricula-judae
Draadsteelmvcena
Echte koperoroenzwam
Mvcena fi/opes s.f.
Psilocvbe aeruainosa ss
Eikenbloedzwam
-
Stereum gausapatum
Eiketakstromakelkie
-
Poculum tirmum
Ei ketrilzwam
-
Exidia truncata
Eikebladzwammetje Eikelbekertj_e
Elzebundelzwam Elzeweerschijnzwam Fluweelpootje Fraaisteelmycena Geel schijfzwammetje Geelbruin mosklokje Geelwitte russula Gegordelde elzeoordiinzwam Gekroesde fopzwam Gele aardappelbovist
Het Vossenbroek
Collybia dryophila Ciboria batschiana
Pholiota alnicola lnonotus radiatus Flammulina velutipes MJ!Çena inclinata Bisporelia citrina Galerina hvpnorum Russula ochroleuca Cortinarius a/netorum Laccaria torti/is Scleroderma citrinum
Inventarisatie 2004
pagina 109 van 124
NEDERLANDSENAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Gelig oorzwammetje
-
Gerimpeld mosoortje
-
Arrhenia retiruga
Gerimpelde korstzwam
Xviaria hvpoxvlon
Gewone fopzwam
-
Gewone franjezwam
-
Thelephora terrestris
Gewone glimmerinktzwam
-
Gele hoorntje Gele knolamaniet Gele knolamaniet Gele korstzwam Gele trilzwam
Geweizwammetje
Gewone heksenboleet Gewone hartezwam Gewone krulzoom
Calocera cornea Amanita citrina Amanita citrina var. A/ba Stereum hirsutum Tremelia mesenterica Crepidotus /uteolus Stereum rugosum Laccaria laccata ss. Coprinus micaceus Boletus erythropus var. erythropus Pluteus cervinus Paxi/lus involutus
-
Scutellinia scutellata
Gewone zwavelkop
-
Psilocvbe fascieuiaris
Gewoon eekhoorntjesbrood
Boletus edulis s.f.
Gewoon elfenbankje
-
Gewoon elfenschermpje
-
Mycenapura
Gewoon meniezwammetje
Neetria cinnabarina imperfect
Gewoon vilthoedje
-
Glazige buisjeszwam
-
Phvsisporinus vitreus
Grashalmmycena
-
Hemimycena epieh/oe
Grijze buisjeszwam
-
Bierkandera adusta
Gewone oesterzwam Gewone wimperzwam
Pleurotus ostreatus
Trametes versicolor
Ripartites tricholoma
Grijze mycena
-
Mycena cinerella
Groene schelpzwam
Panellus serotinus
Grofplaatrussula
-
Grote bloedsteelmvcena
-
Mvcena haematopus
Grote oranje bekerzwam
Aleuria aurantia
Harige harpoenzwam
-
Helmmycena
-
Mycena galericulata
Houtknoopje
Xy/aria polymorpha
Kaneelkleurige melkzwam
-
Kastanjeboleet
-
Boletus badius
Kerntrilzwam
Polydesmia pruinosa
Klein oorzwammetje
-
Kleine aardappelbovist
-
Scleroderma areolaturn
Kleine bleedplaatmycena
-
Groenige elzenmelkzwam
Grote stinkzwam
Houtknotszwam
Kernzwamkopje
Kleine bloedsteel mvcena Kleine bostrechterzwam Kleine stinkzwam Koeiebeleet
Het Vossenbroek
Lactarius obscuratus RussuJa nigricans
Phallus impudicus Hohenbuehelia fluxi/is Cudoniella acicularis Lactarius auietus Tremelia encephala Crepidotus epibryus Mycena speirea Mvcena sanguinolenta Clitocybe candicans Mutinus caninus Suillus bovinus
Inventarisatie 2004
pagina 110 van 124
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Kokosmelkzwam
-
Lactarius g/yciosmus
Koningsmantel
-
Tricholomopsis rutilans
Korreltjeszwam Korstvormig schorsschijfie Kostgangerboleet Kussenvormige houtzwam Langsparige korstvuurzwam Leerkaalkopje Linzeknotsja Melksteelmycena
-
Bulbil/omyces farinosus Diatrvpe stigma Boletus parasiticus Hapa/opilus rutHans Pheflinus terreus Psilocvbe horizonta/is Typhu/a phacorrhiza Mycena galopus var. galopus
Narcisamaniet
-
Amanita gemmata
Nevelzwam
-
Clitocybe nebuiaris
Nitreuze elzesatijnzwam
-
Ento/oma politurn f. pernitrosum
Muizestaartzwam
Okerknolcollybia Oranje aderzwam Oranje druppelzwam
Baeospora myosura
Collybia cookei Phlebia radiata Dacrymyces stillatus s.f.
Paarse schijnridderzwam
-
Papilmycena
-
Mycena viti/is
Parelamaniet
-
Amanita rubescens
Oranje dwergmvcena Oranje zwameter Oranjebruine korrelhoed Oranjegeeltrechtertje Oranjerood trechtertje Paarse eikenschorszwam Paarse knoopzwam Paarse korstzwam
Pij pestrootjes moederkoren Pijpknotszwam Pitrusfranjekelkje
Mvcena acicula Hypomyces aurantius perfect Cvstoderma iasonis Riekenelia fibula Omphalina postii Peniophora quercina Ascocoryne sarcoides Chrondostereum purpureurn Lepista nuda
Claviceps microcepha/a Macrotyphu/a fistulosa Lachnum apaturn
Platte tonderzwam
-
Ganoderma liPSiense
Plooivlieswaaiertje
-
Plicaturopsis crispa
Radijsvaalhoed Regenboogrussula
-
RussuJa cyanoxantha
Reuzenzwam
-
Meripi/us giganteus
Hebeloma crustuliniforme s.f.
Rietwieltje
-
Marasmius limosus
Rimpelende melkzwam
Lactarius theiogalus
Rondsparig oorzwammetje
-
Roodbruine slanke amaniet
-
Amanita fulva
Roodporiehoutzwam
-
Daedaleopsis confragosa
Roestbruin koQelzwammetie Rondsparig oorzwammetje
Roodsteelfluweel boleet Roodvoetknotsje Roze knoopzwam Roze peutermycena Roze raspzwam
Het Vossenbroek
Hvpoxvton fragiforme Crepidotus cesatii Crepidotus cesatii var. cesatii
Boletus chrvsenteron s.s. Typhu/a erythropus Neobu~qaria
pura
Mycena smithiana Steccherinum ochraceurn s.f.
Inventarisatie 2004
pagina 111 van 124
NEDERLANDSENAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Ruig elfenbankje
-
Trametes hirsuta
Schelpkaalkopje
-
Psilocvbe phillipsii
Scherpe collybia
Collybia peronata
Scherpe schelpzwam
-
Panellus stipticus
Schijfsteelmycena
-
Mycena stylobates
Schorsbreker
-
Vuilleminia comedens
SchubbiQe fopzwam
-
Laccaria proxima
Sneeuwitte kaaszwam
-
Tyromyces chioneus
Sombere honinQzwam
-
Armi/laria ostovae
Russula mairei
Tengere beukentaailing
-
VaaQQeQordelde oordijnzwam
-
Vermiljoenhoutzwam
-
Sparrekegelzwam Spekzwoerdzwam Sterspoorsatijnzwam Stevige braakrussula Stijfselzwam Streepsteelmycena Takruitertje
Vliegenzwam Vogelveerzwam Waaierbuisjeszwam Waaierkorstzwam Waaiertje
Strobilurus esculentus Merulius tremeliasus Entoloma conferendurn Exidia thuretiana Mvcena polygramma Marasmiellus ramealis Marasmius setosus Cortinarius anoma/us Pycnoporus cinnabarius Amanita musearia Onygena corvina Po/vporus varius Stereuro subtomentosum Schizophyl/um commune
Wieltje
-
Marasmius rotu/a
Winterhoutwam
-
Po/vporus brumalis
Wit oorzwammetje
-
Crepidotus variabi/is s.f.
Witsteelfraniehoed
-
Psathvrella pi/uliformis s.s.
Witte anijstrechterzwam
-
Clitocybe albofragans
Witte bultzwam
Zandpadvezelkop
-
Ziekenhuisboomkorst
-
Zilversteelzwavelkop
-
Witte tandzwam Wollige franjehoed Zandkaalkopje
Zwarte trilzwam Zwartgroene melkzwam Zwartpurperen russula Zwavelzwam Zwerminktzwam oeen nederlandse naam geen nederlandse naam
Het Vossenbroek
Trametes gibbosa Schizopara paradoxa s.f. Psathyrella artemisiae Psilocybe montana var. Montana lnocybe lacera var. Helobia Cerocorticium confluens Psilocybe marginata Exidia p/ana Lactarius necator Russula undulata Laetiporus sulphureus Coprinus disseminatus Colpoma quercinum Paecilomyces farinosus
Inventarisatie 2004
pagina 112 van 124
BIJLAGE 6: DE PADDESTOELEN IN HET VOSSENBROEK NUMMER
VERSPREIDING
FG
NEDERLANDSE NAAM
Ag 095070
Zeer algemeen
M
Bleke elzenzompzwam
Ag 095130
Algemeen
M
Donkere elzezompzwam
As 557020
Talrijk
Pij pestraatjesmoederkoren
Ap 271010
Vrij Algemeen
Ap 279010
Talrijk
s s s
As 580010
Algemeen
p
Alnicola scolecina
Elzenbroekbos Elzenbroekbos
Korreltjeszwam
-
Bulbillomyces farinosus
Elzenbroekbos
Ziekenhuisboomkorst
-
Cerocorlicium confluens
Elzenbroekbos
Claviceps microcepha/a
Elzenbroekbos
s
Kleine bostrechterzwam
Matig Algemeen
M
Gegordelde elzegordijnzwam
Ag 031040
Zeer algemeen
Rondsparig oorzwammetje
Ag 112020
Vrij Algemeen
Ag 031080
Vrii Algemeen
Ph 299039
Algemeen
Ap 301010
Algemeen
s s s s s s s
Ap 302010
Talrijk
p
Rood poriehoutzwam
Ag 040480
Vrij Algemeen
Citroengele satijnzwam
Ag 040831
Matig Algemeen
Zeer algemeen
Klein oorzwammetje Gelig oorzwammetje Wit oorzwammetje Houtknoopje Oranje druppelzwam Doolhofzwam
Ph 310010
Vrii Algemeen
Ph 310030
Algemeen
s s s s
Ap 319010
Talrijk
p
Ag 051059
Talrijk
s
Dennevlamhoed
Ap 340070
Zeer algemeen
p
Elzeweerschijnzwam
Ag 067030
Talrijk
M
Gewone fopzwam
Ag 067090
Algemeen
M
Gekroesde fopzwam
Ag 069360
Algemeen
M
Groenige elzenmelkzwam
As 634010
Vrij Zeldzaam
Dwergborstelbekertje
My 929021
Zeer algemeen
s s s s s s s s s s s s s s s s s s s
Ap 359010
Zeer algemeen
Ap 284010
Algemeen
Ag 083050
Algemeen
Ag 084110
Vrij Algemeen
Ag 084170
Zeer algemeen
Ag 084160
Vrij Algemeen
Ag 099040
Zeer algemeen
Ag 091020
Zeer algemeen
Ag 091269
Zeer algemeen
Ag 091300
Talrijk
Ag 091312
Talrijk
Ag 091320
Zeer algemeen
Ag 091350
Vrij Algemeen
Ag 091540
Zeer algemeen
Ag 091580
Zeer algemeen
Ag 091650
Vrii Zeldzaam
Ag 091660
Zeer algemeen
Het Vossenbroek
Elzenbroekbos
Ascocoryne sarcaides
Algemeen
Algemeen
Alnicola escharoides
Paarse knoopzwam
Ag 022100
As 586010
ONDERDEEL
-
Ag 028050
Ag 031169
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
-
Elzenbroekbos Elzenbroekbos
Crepidotus cesatii
Elzenbroekbos
Crepidotus epibryus
Elzenbroekbos
Crepidotus luteolus
Elzenbroekbos
Crepidotus variabi/is ss. lat., incl
Elzenbroekbos
Cudoniel/a acicularis
Elzenbroekbos
Dacrymyces stillatus s.f.
Elzenbroekbos
Daedalea auercina
Elzenbroekbos
Oaedateapsis confragosa
Elzenbroekbos
Entoloma pleopodium
Elzenbroekbos
Entoloma politurn f. pernitrosum
Elzenbroekbos
Exidia thuretiana
Elzenbroekbos
-
Exidia truncata
Elzenbroekbos
Ganoderma /ipsiense
Elzenbroekbos
Gvmnopi/us sapineus
Elzenbroekbos
lnonotus radiatus
Elzenbroekbos
Stijfselzwam
-
Eiketrilzwam Platte tonderzwam
Nitreuze elzesatijnzwam
Clitocvbe candicans Corlinarius alnetarum
Blote billetjes
-
Pijpknotszwam Draadknotszwam
Laccaria laccata ss.
Elzenbroekbos
Laccaria torii/is
Elzenbroekbos
Lactarius obscuratus
Elzenbroekbos
Lasiobolus papil/atus
Elzenbroekbos
Lycogala epidendrum
Elzenbroekbos
-
Macrotyphu/a fistulosa
Elzenbroekbos
Macrotyphu/a juncea
Elzenbroekbos
Takruitertie
-
Marasmiel/us ramealis
Elzenbroekbos
Rietwieltje
-
Marasmius limasus
Elzenbroekbos
Wieltje
-
Marasmius rotu/a
Elzenbroekbos
Tengere beukentaailing
-
Marasmius setosus
Elzenbroekbos
Breed plaatwortelzwam
Megacollvbia p/atyphyl/a
Elzenbroekbos
Melksteelmycena
-
Grote bloedsteelmycena Fraaisteelmycena
Oranje dwergmycena Draadsteelm_ycena Helmmycena
Streepsteelmycena Gewoon elfenschermpje Roze peutermvcena Kleine breedplaatmycena Inventarisatie 2004
Mycena acicula
Elzenbroekbos
Mycena fi/opes s.f.
Elzenbroekbos
Mycena galericulata
Elzenbroekbos
Mycena galopus var. galopus
Elzenbroekbos
-
Mvcena haematopus
Elzenbroekbos
-
Mycena inclinata
Elzenbroekbos
Mvcena po/ygramma
Elzenbroekbos
Mycenapura
Elzenbroekbos
Mvcena smithiana
Elzenbroekbos
Mycena speirea
Elzenbroekbos pagina 113 van 124
NUMMER
VERSPREIDING
FG
As 651010
Matig Algemeen
Ap 425150
Algemeen
s s
De 856010
Vrij Algemeen
p
Ga 225020
Talrijk
Ap 376040
Talrijk
NEDERLANDSENAAM Roze knoopzwam
-
Bittere kaaszwam
-
AQ 109019
AIQemeen
Ag 114020
Talrijk
Ap 382110
Zeer algemeen
Ag 063060
Talrijk
s s s s s s
Ga 228010
Zeer aiQemeen
M
Kleine aardappelbovist
Ga 228040
Talrijk
M
Gele aardappelbovist
As 689040
Zeer algemeen
Ap 409020
Talrijk
Ap 429010
Zeer algemeen
As 713030
Talriik
As 713060
Talrijk
As 550010
AIQemeen
s s s s s s s s s s s s s
Ag 003020
Zeer algemeen
AQ 003020
Ap 409040
Talrijk
Ap 409060
Algemeen
Ap 417010
Zeer algemeen
Ap 417070
Talrijk
Ph 419030
Vrij AIQemeen
Ag 138020
Zeer algemeen
Ap 424070
Vrij AIQemeen
Grote stinkzwam Oranje aderzwam Elzebundelzwam Gewone hertezwam Waaierbuisjeszwam Gewone zwavelkop
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
ONDERDEEL
Neebuigaria pura
Elzenbroekbos
0/iaoporus subcaesius
Elzenbroekbos
Paecilomyces farinosus
Elzenbroekbos
Phallus impudicus
Elzenbroekbos
Phlebia radiata
Elzenbroekbos
Pholiota alnicola
Elzenbroekbos
-
Pluteus cervinus
Elzenbroekbos
Polvporus varius
Elzenbroekbos
-
Psilocybe fascieuiaris
Elzenbroekbos
Scleroderma areafatum
Elzenbroekbos
Scleroderma citrinum
Elzenbroekbos
Gewone wimperzwam
-
Scutellinia scutellata
Elzenbroekbos
Gele korstzwam
-
Stereum hirsutum
Elzenbroekbos
Gerimpelde korstzwam
-
Stereum rugasurn
Elzenbroekbos
Stereum subtomentosum
Elzenbroekbos
Waaierkorstzwam
-
Trametes gibbosa
Elzenbroekbos
Trametes versicolor
Elzenbroekbos
Tremelia foliacea
Elzenbroekbos
Tricholomopsis rutilans
Elzenbroekbos
Linzeknots ie
-
Tvphula phacorrhiza
Elzenbroekbos
Witte bultzwam Gewoon elfenbankje Bruine trilzwam Koningsmantel Schorsbreker
-
Vuilleminia comedens
Elzenbroekbos
Geweizwammetje
-
Xviaria hypoxy/on
Elzenbroekbos
Houtknotszwam
-
Xylaria polymorpha
Elzenbroekbos
Grote oranje bekerzwam
-
Aleuria aurantia
Berken-eikenbos
M
Gele knolamaniet
-
Amanita citrina
Berken-eikenbos
Zeer aiQemeen
M
Gele knolamaniet
-
Amanita citrina var. a/ba
Berken-eikenbos
Ag 003070
Zeer algemeen
M
Roodbruine slanke amaniet
-
Amanita fulva
Berken-eikenbos
Ag 003080
Vrij Algemeen
M
Narcisamaniet
-
Amanita gemmata
Berken-eikenbos
AQ 003110
Talrijk
M
Vliegenzwam
Berken-eikenbos
Talrijk
M
Parelamaniet
Amanita rubescens
Berken-eikenbos
Sombere honinQzwam
Armi/laria ostovae
Berken-eikenbos
Paarse knoopzwam
Ascocoryne sarcaides
Berken-eikenbos
Baeospora myosura
Berken-eikenbos
Bisporelia citrina
Berken-eikenbos
Grijze buisjeszwam
-
Amanita musearia
Ag 003150
Bjerkandera adusta
Berken-eikenbos
AQ 005040
Zeer aiQemeen
p
As 557020
Talrijk
s s s s
Ag 007010
Algemeen
As 566010
Algemeen
Muizestaartzwam
Ap 266010
Talrijk
AQ 142020
Zeer aiQemeen
M
Kastanjeboleet
-
Boletus badius
Berken-eikenbos
Ag 142030
Zeer algemeen
M
Roodsteelfluweelboleet
Boletus chrysenteron s.s.
Berken-eikenbos
Boletus edulis s.f.
Berken-eikenbos Berken-eikenbos
Geel schijfzwammetje
Ag 010059
Zeer aiQemeen
M
Gewoon eekhoorntjesbrood
-
Ag 010062
Algemeen
M
Gewone heksenboleet
-
Boletus ervthropus var. ervthropus
Ag 142050
Vrij Algemeen
p
Kostgangerboleet
Berken-eikenbos
Talrijk
Gele hoorntje
Calocera cornea
Berken-eikenbos
Dottergeel borstelbekertje
-
Boletus parasiticus
Ph 273010
Cheilymenia oligotricha
Berken-eikenbos
Chrondostereum purpureurn
Berken-eikenbos
As 574100
Matig Algemeen
s s
Ap 281010
Talrijk
p
Paarse korstzwam
As 577050
Vrij Algemeen
s
Eikelbekertje
As 580010
Algemeen
p
Pij pestrootjes moederkoren
Ag 022020
MatiQ Algemeen
s s s
Witte anijstrechterzwam
Ag 074070
Zeer algemeen
Ag 024020
Talrijk
Het Vossenbroek
Nevelzwam Botercollybia
Inventarisatie 2004
Ciboria batschiana
Berken-eikenbos
Claviceps microcepha/a
Berken-eikenbos
Clitocvbe albofragans
Berken-eikenbos
Clitocybe nebuiaris
Berken-eikenbos
Collybia butyracea
Berken-eikenbos
pagina 114 van 124
NUMMER
VERSPREIDING
FG
NEDERLANDSE NAAM
Ag 024140
Zeer algemeen
As 738010
Vrij Zeldzaam
Ag 026469
Zeer algemeen
s s s s s
Ag 028090
Vrij Algemeen
M
Vaaggegordelde gordijnzwam Rondsparig oorzwammetje
Ag 024050
Zeer algemeen
Aa 024070
Zeer algemeen
Okerknolcollybia Eikebladzwammetie Scherpe collybia Gewone glimmerinktzwam
-
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
ONDERDEEl
Collybia cookei
Berken-eikenbos
Collybia dryophila
Berken-eikenbos
Collybia peronata
Berken-eikenbos
Colpoma quercinum
Berken-eikenbos
Coprinus micaceus
Berken-eikenbos
Cortinarius anomalus
Berken-eikenbos
-
Crepidotus cesatii var. cesatii
Berken-eikenbos
Crepidotus variabi/is s.f.
Berken-eikenbos
Cudoniella acicularis
Berken-eikenbos
Ag 046230
Zeer algemeen
s s s s s s s s
Ap 319010
Talrijk
p
Platte tonderzwam
Aa 051059
Talrijk
Dennevlamhoed
Ap 323010
Algemeen
s s
-
Kussenvormige houtzwam
-
Hapalopilus rutilans
Aa 054069
Alaameen
M
Radijsvaalhoed
Berken-eikenbos
Zeer algemeen
Echt judasoor
Hirneola auricula-judae
Berken-eikenbos
Aa 057020
Vrij Zeldzaam
Hohenbuehelia fluxi/is
Berken-eikenbos
As 625011
Vrij Zeldzaam
p p p
Oranje zwameter
-
Hebeloma crustuliniforme s.f.
Ph 331010
Hypomyces aurantius perfect
Berken-eikenbos
As 626020
Zeer alaameen
s
Roestbruin koaelzwammetje
Hvpoxylon fraaiforme
Berken-eikenbos
Ag 064660
Vrij Algemeen
M
Bruine knolvezelkop
lnocybe napipes
Berken-eikenbos
Elzeweerschiinzwam Amethistzwam
Ag 031041
Zeer algemeen
Ag 031169
Zeer algemeen
As 586010
Algemeen
Ag 035040
Vrij Algemeen
Ph 299039
Algemeen
As 592030
Algemeen
Ph 310040
Algemeen
Ap 340070
Zeer alaameen
p
Ag 067010
Zeer algemeen
M
Aa 067030
Talrijk
M
Ag 069350
Zeer algemeen
M
Wit oorzwammetje Houtknoopje Oranjebruine korrelhoed Oranje druppelzwam Korstvormig schorsschijfje Zwarte trilzwam Geelbruin mosklokje
Hariae harpoenzwam
Berken-eikenbos Berken-eikenbos
-
p
Zwavelzwam
Ag 074080
Talrijk
Paarse schijnridderzwam
My 929021
Zeer alaameen
Ap 359010
Zeer algemeen
Aa 099040
Zeer alaameen
s s s s
Ap 360010
Algemeen
p
Reuzenzwam
Ap 362010
Zeer algemeen
Spekzwoerdzwam
Blote billetjes Pijpknotszwam Breed plaatwortelzwam
Ag 091630
Zeer algemeen
Ag 091740
Talrijk
s s s s s s s s s s s
As 650012
Talrijk
p
Gewoon meniezwammetje
As 651010
Matig Algemeen
s
Roze knoopzwam
Talrijk Talrijk
Aa 091320
Zeer algemeen
Ag 091350
Vrij Algemeen
Het Vossenbroek
Berken-eikenbos
Laccaria laccata ss.
Zeer a!g_emeen
Ag 091310
Berken-eikenbos
Lactarius necator
Ap 348010
Ag 091312
Gymnopilus sapineus
-
Kaneelkleuriae melkzwam
Zeer algemeen
Berken-eikenbos
Gewone fopzwam
Rimpelende melkzwam
Talrijk
Berken-eikenbos
Ganoderma lipsiense
Zwartgroene melkzwam
M
Ag 091269
Galerina hypnorum
Berken-eikenbos
M
Ag 091300
Berken-eikenbos
Berken-eikenbos
Zeer algemeen
Algemeen
Berken-eikenbos
Exidia plana
lnonotus radiatus
Talriik
Algemeen
Diatrype stigma
Laccaria amethystina
Ag 069440
Ga 219019
Berken-eikenbos Berken-eikenbos
-
Ag 069520
Aa 091160
-
Cystoderma jasonis Dacrymvces stiflatus s.l.
Lactarius quietus
Berken-eikenbos
Lactarius theiogalus
Berken-eikenbos
Laetiporus sulphureus
Berken-eikenbos
Lepista nuda
Berken-eikenbos
Lvcoaala epidendrum
Berken-eikenbos
Macrotyphu/a fistulosa
Berken-eikenbos
Megacol/ybia platyphylla
Berken-eikenbos
Meripilus giganteus
Berken-eikenbos
Merulius tremellosus
Berken-eikenbos
Kleine stinkzwam
-
Mutinus caninus
Berken-eikenbos
Grijze mycena
-
Mycena cinerella
Berken-eikenbos
Draadsteelmycena
-
Mvcena filopes s.f.
Berken-eikenbos
Helmmycena
-
Mycena galericulata
Berken-eikenbos
Melksteelmycena
-
Mvcena aalopus
Berken-eikenbos
Mycena galopus var. galopus
Berken-eikenbos
Mycena haematopus
Berken-eikenbos
Mvcena inclinata
Berken-eikenbos
Mycena sanguinolenta
Berken-eikenbos
Melksteelmycena Grote bloedsteelmycena Fraaisteelmycena Kleine bloedsteel mycena Papilmycena
Inventarisatie 2004
-
Mvcena viti/is
Berken-eikenbos
Neetria cinnabarina imperfect
Berken-eikenbos
Neobulgaria pura
Berken-eikenbos
pagina 115 van 124
NUMMER
VERSPREIDING
Ap 425160
Algemeen
FG
NEDERLANDSE NAAM
-
Onygena corvina
Berken-eikenbos Berken-eikenbos
Vrij Algemeen
p
Ag 102010
Algemeen
Ag 102020
Algemeen
Paarse eikenschorszwam
-
Paecilomyces farinosus
Denneschelpzwam
-
Panellus mitis
Berken-eikenbos
Groene schelpzwam
-
Panellus serotinus
Berken-eikenbos
Scherpe schelpzwam
-
Panellus stipficus
Berken-eikenbos
Gewone krulzoom
-
Paxil/us involutus
Berken-eikenbos
Peniophora quercina
Berken-eikenbos
Pha/lus impudicus
Berken-eikenbos
Phe/linus terreus
Berken-eikenbos
Ag 102030
Zeer algemeen
s s s
Ag 104020
Talriik
M
Ap 370130
Zeer algemeen
Ga 225020
Talriik
Oranje aderzwam
-
Glazige buisjeszwam
-
Ap 374030
Vrij Algemeen
A_Q_376040
Talrijk
Ap 393030
Vrij Algemeen
s s s s s
Ap 380010
Talrijk
p
Berkezwam
Ag 113060
Matig Algemeen
p
Bleke oesterzwam
s s s s s s s s s s s s s s
Gewoon vilthoedje
M
Regenboogrussula
Vrij Zeldzaam
As 669010
Algemeen
Ap 382030
Zeer algemeen
Ap 382110
Zeer algemeen
Ag 116750
Algemeen
Ag 116290
Algemeen
Ag 134010
Algemeen
Ag 063060
Talrijk
Ag 108020
Zeldzaam
Ag 063070
Matig Algemeen
AQ388010
Matig Algemeen
Ag 124010
Talrijk
AQ 125059
Vrii Alaemeen
Ag 126300
Zeer algemeen
Grote stinkzwam Langsparige korstvuurzwam
Phlebia radiata
Berken-eikenbos
Physisporinus vitreus
Berken-eikenbos
-
Piptoporus betulinus
Berken-eikenbos
-
Pleurotus pJ1lmonarius
Berken-eikenbos
Plooivlieswaaiertje
-
Plicaturopsis crispa
Berken-eikenbos
Eiketakstromakelkie
-
Poculum tirmum
Berken-eikenbos
Kernzwamkopje
-
Polydesmia pruinosa
Berken-eikenbos
Polvporus brumalis
Berken-eikenbos
-
Polyporus varius
Berken-eikenbos
Psathyrella artemisiae
Berken-eikenbos
-
Psathyrella piluliformis s.s.
Berken-eikenbos
Psilocybe aeruginosa ss
Berken-eikenbos
Winterhoutwam Waaierbuisjeszwam Wollige franjehoed Witsteelfranjehoed Echte kopergroenzwam Gewone zwavelkop Leerkaalkopje Zilversteelzwavelkop Vermiljoenhoutzwam Oranjegeeltrechtertje
Ag 126440
Zeer algemeen
M
Broze russula
Ag 126630
Algemeen
M
Stevige braakrussula
Berken-eikenbos
-
Berken-eikenbos
RussuJa fragilis s.s.
Berken-eikenbos
RussuJa mairei
Berken-eikenbos
Talrijk Zeer algemeen
M
Kleine aardappelbovist
Ga 228040
Talrijk
M
Gele aardappelbovist
Ap407039
Vrij Algemeen
Roze raspzwam Eikenbloedzwam
-
Gele korstzwam
Grofplaatrussula Geelwitte russula
Ag 126140
Zeer algemeen
M
Zwartpurperen russula
Ap 128010
Algemeen
Waaiertje Witte tandzwam
AQ 409050
Zeer alaemeen
Ap 409060
Algemeen
s s s s s s
Ag 133019
Matig Algemeen
M
Sparrekegelzwam
-
Ap 413080
Zeer algemeen
M
Gewone franjezwam
-
Ap 417020
Vrij Algemeen Talrijk
s s
Ruig elfenbankje
Ap 417070
-
Zeer algemeen
Ap 409020
Talrijk
Ap 409040
Talrijk
Het Vossenbroek
Gerimpelde korstzwam Dennebloedzwam Waaierkorstzwam
Gewoon elfenbankje
Inventarisatie 2004
Berken-eikenbos Berken-eikenbos
RussuJa cvanoxantha
Ap 397019
M M
Psilocj!be marginata Pycnoporus cinnabarius
Berken-eikenbos
Ga 228010
Zeer algemeen Talrijk
Berken-eikenbos Berken-eikenbos
Riekenel/a fibula
s s
Ag 126700 Ag 126720
Psilocybe fascieuiaris Psi/ocybe horizonta/is
Ripartites tricholoma
-
Ap 409010
Berken-eikenbos
Vogelveerzwam
Matig Algemeen
De 856010
Zeer algemeen
0/igoporus tephroleucus
-
As 656010
Ap 437010
ONDERDEEL
Asgrauwe kaaszwam
s s
As 684060
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
RussuJa nigricans
Berken-eikenbos
RussuJa ochroleuca
Berken-eikenbos
Russula undulata
Berken-eikenbos
Schizophyllum commune
Berken-eikenbos
Schizopara paradoxa s.f.
Berken-eikenbos
Scleroderma areolaturn
Berken-eikenbos
Scleroderma citrinum
Berken-eikenbos
Steccherinum ochraceurn s.f.
Berken-eikenbos
Stereuro gausapatum
Berken-eikenbos
Stereuro hirsutum
Berken-eikenbos
Stereuro rugosum
Berken-eikenbos
Stereuro sanguinolenturn
Berken-eikenbos
Stereuro subtomentosum
Berken-eikenbos
Strobilurus esculentus
Berken-eikenbos
Thelephora terrestris
Berken-eikenbos
Trametes hirsuta
Berken-eikenbos
Trametes versicolor
Berken-eikenbos
pagina 116 van 124
NUMMER
VERSPREIDING
FG
Ph 419010
Matig Algemeen
p
Kerntrilzwam
Ph 419040
Algemeen
s s s s
Gele trilzwam Linzeknotsje
Ap 424070
Vrij Alg_emeen
Ap 425040
Vrij Algemeen
As 713030
Talrijk
Ag 095070
Zeer algemeen
Ag 075050
Vrij Zeldzaam
Ag 026170
Zeer algemeen
Ag 040229
Algemeen
Ag 045019
Talrijk
Ag 046620
Zeer Zeldzaam
Ag 056090
Zeldzaam
M p
NEDERLANDSE NAAM
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
ONDERDEEL
-
Tremel/a encephala
Berken-eikenbos
-
Tremelia mesenterica
Berken-eikenbos
Typhu/a phacorrhiza
Berken-eikenbos
Tvromyces chioneus
Berken-eikenbos
Geweizwammetje
-
Xylaria hypoxylon
Berken-eikenbos
Bleke elzenzompzwam
-
Alnicola escharoides
Natuurontwikkeling
Gerimpeld mosoortje
Arrhenia retiruga
Natuurontwikkeling
Coprinus disseminatus
Natuurontwikkeling
Entoloma conferendurn
Natuurontwikkeling
Flammulina velutipes
Natuurontwikkeling
Galerina clavus
Natuurontwikkeling
Hemimvcena epieh/oe
Natuurontwikkeling
lnocybe lacera var. helobia
Natuurontwikkeling
Laccaria laccata ss.
Natuurontwikkeling
Sneeuwitte kaaszwam
s s s s s
Dwergmosklokje
-
Grashalmmycena
-
Zwerminktzwam Sterspoorsatijnzwam Fluweelpootje
Ag 064541
Zeer algemeen
M
Zandpadvezelkop
Ag 067030
Talrijk
M
Gewone fopzwam
Ag 067060
Zeer algemeen
M
Schubbige fopzwam
AQ 067090
Algemeen
M
Gekroesde fopzwam
As 589040
Vrij Zeldzaam
s
Pitrusfranjekelkje
AQ 069240
Algemeen
M
Kokosmelkzwam
s s s s s
Ag 083060
Vrij Zeldzaam
Ag 084110
Vrii Algemeen
Ag 091120
Matig Algemeen
AQ 091670
AIQemeen
Ag 097010
Zeer Zeldzaam
AQ 048029
Vrij Zeldzaam
Ag 113059
Zeer algemeen
AQ 119121
Vrij Algemeen
Ag 087010
Matig Algemeen
AQ 124010 Ag 135020
M p
Driekleurig ruitertje Rietwieltie Biezenmycena Schijfsteelmycena Blauwgroen trechtertje Oranjerood trechtertie Gewone oesterzwam Zandkaalkopje
Talrijk
s s s
Algemeen
M
Koeiebeleet
Schelpkaalkopje OranieQeeltrechtertie
Ag 135080
Algemeen
M
Bruine ringboleet
Ap 413080
Zeer algemeen
M
Gewone franjezwam
Ap 424020
Algemeen
s
Roodvoetknots ie
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
Laccaria proxima
NatuurontwikkelinQ
Laccaria torti/is
Natuurontwikkeling
Lachnum apalum
Natuurontwikkeling
Lactarius g/yciosmus
Natuurontwikkeling
Marasmiellus tricolor
NatuurontwikkelinQ
Marasmius limosus
Natuurontwikkeling
Mycena bulbosa
Natuurontwikkeling
-
Mycena stylobates
Natuurontwikkeling
Omphalina chlorocyanea
NatuurontwikkelinQ
-
Omphalina postii
Natuurontwikkeling
Pleurotus ostreatus
Natuurontwikkeling
-
Psilocybe montana var. montana
Natuurontwikkeling
Psilocybe phillipsii
Natuurontwikkeling
-
Riekenel/a fibula
Natuurontwikkeling
Suillus bovinus
Natuurontwikkeling
Suillus luteus
Natuurontwikkeling
Thelephora terrestris
Natuurontwikkeling
Typhu/a erythropus
Natuurontwikkeling
pagina 117 van 124
BIJLAGE 7: WAARGENOMEN VOGELS IN HET VOSSENBROEK
STATUS
VOSSENBROEK WEST
Aalscholver foer
Knobbelzwaan
1974
toer
foer
toer Ap kanaal
Blauwe Lijst
Casarea
7 pr
1 pr
8
1 pr met iuv
Nijlgans
Broedvogel
2 pr
Wilde eend
Broedvogel
4
Soepeend Brilduiker
1 2 7
11
Broedvogel
2
2
Rode Lijst
toer Ap kanaal
Kuifeend Buizerd
TOTAAL
toer Ap kanaal
Blauwe reiger Grauwe gans
VOSSENBROEK OOST
Broedvogel
Wespendief
3
brv
1
1
brv?
1
4
brv
1
waarn
1 overvl30-04
Sperwer
Broedvogel
1
Havik
Broedvogel
Boomvalk
Rode Lijst
toer
Torenvalk
1
1 toer
Broedvogel
1
Patrijs
Rode Lijst
1 pr Emsterenk
1
brv
Fazant
Broedvogel
4
1
5
brv
Waterhoen
Broedvogel
0
2
2
brv
Meerkoet
Broedvogel
1 in eendenput
2
3
brv
Scholekster
Blauwe Liist
2: Emsterenk
2
1
Broedvogel
2: Emsterenk
5
50-100
Bontbekplevier Kievit
overvl
2
2 15
toer/trek
Kokmeeuw Zilvermeeuw Broedvogel
toer
toer overvl
overvl
overvl
waarn
toer
waarn
1
6
brv
4
21
brv
Houtduif
Broedvogel
17
Broedvooel
>3
Koekoek
Rode Lijst
1
Ransuil
Rode Lijst
winterwn Wiemansstr
Kerkuil
Rode Lijst
1
Steenuil
Rode Liist Rode Lijst Rode Lijst
brv
1
brv toer
1 omg Bauke T
toer
1 1
Inventarisatie 2004
brv
i
1 toer
Gierzwaluw IJsvogel
waarn
5
Turkse tortel
Groene specht
waarn
overvl
Rode Lijst
50 waarn
toer
Stormmeeuw
Het Vossenbroek
2
foer/trek Rode Lijst
Bokje
Holenduif
waarn
overvl
Houtsnip
Visdief
3
foer/trek Rode Lijst
Wulp Watersnip
brv
trek
Witgatje Grutto
1
pagina 118 van 124
1
1?
TOTAAL
VOSSENBROEK OOST
VOSSENBROEK WEST Grote bonte specht
Broedvogel
4
4
Kleine bonte specht
Broedvogel
5
5
Boerenzwaluw
Broedvogel
3
3
Graspieper
BroedvoQel
0
Boompieper
BroedvoQel
3
Witte kwikstaart
Broedvogel
3
Grote gele kwikstaart
brv brv
foer
Huiszwaluw
1974
1
brv
3
brv
2
5
brv
1
1 ex Klaarbeek
Winterkoning
Broedvogel
44
5
49
brv
Heggenmus
Broedvogel
22
2
24
brv
Roodborst
2
26
brv
Broedvogel
24
Tapuit
Rode Lijst
doortrek
Paapje
Rode Lijst
doortrek
doortrek
Broedvogel
9
1
10
brv
1
4
brv
44
brv
ZanQiiister Ko_perwiek
foer/trek
Grote lijster
Broedvogel
3
Kramsvogel
Rode Lijst
toer/trek
Merel
Broedvogel
39
5
Tuinfluiter
Broedvogel
16
5
21
brv
Zwartkop
Broedvogel
24
1
25
brv
Braamsluiper
Broedvogel
1
1
brv
Grasmus
Broedvogel
2
7
brv
Sprinkhaanrietzanger
Broedvogel
2
2
5
Kleine karekiet
BroedvoQel
Bosrietzang_er
BroedvoQel
8
Rode Lijst
5
Spotvogel
1
1
brv
8
16
brv
5
Fitis
Broedvogel
5
Tjiftjaf
Broedvogel
43
Goudhaantje
Broedvogel
1
1
Rode Lijst
6
6
brv
Broedvogel
1
i
brv
Grauwe vliegenvanger Bonte vliegenvanger
6
5
brv
49
brv
Koolmees
Broedvogel
23
4
27
brv
Pimpelmees
Broedvogel
17
2
19
brv
Kuifmees
Broedvogel
1
1
Rode Lijst
5
5
brv
Broedvogel
5
5
brv
Staartmees
Broedvogel
6
2
8
brv
Boomklever
Broedvogel
4
1
5
Boomkruiper
Broedvogel
10
2
12
Ekster
Broedvogel
2
2
brv
Gaai
BroedvoQel
5
5
brv
Matkopmees Glanskopmees
Kauw
foer
Roek
toer
Zwarte kraai Raaf S_I>reeuw
Het Vossenbroek
Broedvogel
brv
3
brv
> 49
brv
3
Rode Lijst
1 overvliegend
BroedvoQel
>47
Inventarisatie 2004
2
pagina 119 van 124
VOSSENBROEK WEST Huismus
Rode Lijst
Ringmus
Rode Lijst
Vink
>16 >5 27
Broedvogel
Keep Kneu
VOSSENBROEK OOST
TOTAAL
1974
>16 >5
brv
4
31
Barmsijs
brv waarn
toer
6
6
Rode Liist
brv
foerttrek
Putter
Broedvogel
2
2
waarn
Groenling
Broedvogel
4
4
brv
toer
Sijs Goudvink
Broedvogel
Appelvink
Broedvogel
4
brv
8
8
waarn
2
brv
toer
Kruisbek Rietgors
Broedvogel
Broedvogel Rode Lijst Blauwe Lijst
broedvogel Vossenbroek nationale verantwoordelijkheid internationale verantwoordelijkheid
Het Vossenbroek
waarn
4
doortrek
Inventarisatie 2004
2
pagina 120 van 124
Literatuurlijst en bronvermelding Geomorfologie en bodem van het Vossenbroek Berendsen, H.J.A., Fysische geografie van Nederland. Stiboka, 1982, Bodemkaart van Nederland.
Historie van het Vossenbroek Streekarchief te Epe. Gelders archief te Arnhem. Archief Het Gelders Landschap. Cannenburch en zijn bewoners. Dhr D.Otten, Wapenveld.
Blad- en levermossen Dirkse, D., During, H.J. & Siebel, H.N., 1999. Standaardlijst van de Nederlandse blad-, lever- en hauwmossen. Buxbaumiella 50(1999): 68-128. Siebel, H.N. & Bijlsma, R.J. 2004., Bedreigde en kwetsbare mossen in Nederland: Correcties op het Basisrapport (Buxbaumiella 54). Buxbaumiella 68 {2004): 56-64. Werf, S. van der & Sollman, F., 1973. Verslag van de voorjaarsexcursie naar ErnstN.O. Veluwe van 28-30 april1973. Rapport 29 blz.
Paddestoelen Arnolds, E.J.M., Kuyper, Th.W. & Noordeloos, M.E., 1995. Overzicht van de paddestoelen in Nederland. Arnolds, E.J.M. & Van Ommering, G., 1996. Bedreigde en kwetsbare paddestoelen in Nederland- Toelichting op de Rode Lijst. Bas, C. et al., Flora Agaricina Neerlandica. Breitenbach, J. & Kränzlin, F., Pil ze der Schweiz. Ellis, M.B. & Ellis, J.P., 1985. Microfungi on land plants. Gerhardt, E., 1999. De grote Paddestoelen Gids. Keizer, G.J., 1997. Paddestoelenencyclopedie. Keizer, P.J., 2003. Paddestoelvriendelijk natuurbeheer. Kuyper, Th. (red.), 1994. Paddestoelen en natuurbeheer. Moser, M., 1983. Keys to Agarics and Boleti I Die Röhrlinge und Blätterpilze. Philips, R., 1993. Paddestoelen van West Europa. Tjallingii, F., 1998. Zwammen, paddestoelen en schimmels. Coolia 41(1). Tjallingii, F., 1999. Spraakverwarring over paddestoelen: Zwammen of schimmels. Natura, jrg 96 {5).
Vogels Van Dijk, A.J., 2004. Handleiding Broedvogel Monitoring Project. Hustings, F. & Vergeer, J.W., SOVON 2002, Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998- 2000. Hustings, F., Kwak, R.G.M., Opdam, P.F.M. en Reijnen, M.J.S.M., 1985 Vogelinventarisatie. Achtergronden, richtlijnen en verslaglegging. PUDOC Wageningen en Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels. Zeist. KNNV afdeling Epe/Heerde. De Bonenburg. Verslag van inventarisaties op landgoed De Bonenburg uitgevoerd door de KNNV afdeling Epe/Heerde in de periode 2000 t/m 2002. Rode lijst. Vogelbescherming. 2004. Sierdsema, H., 1995, Broedvogels en Beheer. Het gebruik van broedvogelgegevens in het beheer van bos- en natuurterreinen. SOVON -onderzoeksrapport 1995/04. Svensson, L. & Grant, P., 2002 ANWB Vogelgids van Europa. KNNV afdeling Epe/Heerde, 1975, Vossenbroek- bedreigd natuurgebied. Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 121 van 124
Vissen, Amfibieën en Reptielen KNNV afdeling Epe-Heerde (z.j.). Vossenbroek Bedreigd Natuurgebied. 29 herziene druk. Guppen, H.P.J.J. & Heinen, M.A., 1984. Een onderzoek naar de verspreiding en biotoopkeuze van de amfibieën en reptielen op de Oost-Veluwe. Samenwerkingsorgaan Oost-Veluwe.
Zoogdieren Bosch, F. 2004, De verspreiding van kleine zoogdieren in Epe en Heerde.Natuurklanken 2004-1: 28-32 Broekhuizen, S., Hoekstra, B., van Laar, V., Smeenk, C., & Thissen, J.B.M.(red.), 1992, Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging. Dijkstra, V.A.A., Verheggen, L.S.G.M., Limpens, H.J.G.A., Jansen, E.A. & Hoogeveen, N., 1999, Vleermuizen in Gelderland; naar een actieplan voor aandachtsoorten. Provincie Gelderland, Arnhem/Stichting Veermuisbureau. Hollander, H. & van der Reest, P., 1994, Rode lijst van bedreigde zoogdieren in Nederland. Mededeling nr. 15, Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming. Hoof P.H. van, 2002, Onderzoek natuurwaarden Cannenburgh, Bureau Natuurbalans - Limes Divergens Universitair Bedrijven Centrum. Kaper, A., 1996., Monitoring van eekhoornnesten, Zoogdier 1996 7(1): 28-30 KNNV afdeling Epe/Heerde, 1973, Vossenbroek bedreigd natuurgebied. Lange, R., van Winden, A., Twisk, P., de Laender, J. & Speer, C., 1986, Zoogdieren van de Benelux. Herkenning en onderzoek, met uitzondering van de hoefdieren en zeezoogdieren. Auteurs en Jeugdbondsuitgeverij. Schober, W. & Grimmberger, E., 2001, Gids van de Vleermuizen van Europa, Azoren en Canarische Eilanden.
Beheer Bal, D. et.al., 2001, Handboek Natuurdoeltypen. Expertisecentrum LNV. Bos, H. van den., 2002, Naar het bos van morgen. Staatsbosbeheer. Hullenaar, J.W. van 't, 1998, Herstel van Elzenbroek in het Vossenbroek. Onderzoek naar de mogelijkheden van hydrologisch herstel van moerasbos in een kwelzone langs de Oost-Veluwe. KNNV afdeling Epe/Heerde. De Bonenburg. Verslag van de inventarisaties op landgoed De Bonenburg uitgevoerd door de KNNV afdeling Epe/Heerde in de periode 2000 t/m 2002. Stortelder, A.H.F., van Dort, K.W., Schaminée, J.H.J., & Smits, N.A.G., 1999, Beheer van bosranden. Schaminée, J. & Jansen A., 1997, Wegen naar Natuurdoeltypen. Rapport IKC Natuurbeheer nr. 26. Provincie Gelderland, 2002, Gebiedsplan Natuur en Landschap - IJsselvallei en Randmeerkust Stortelder, A.H.F., Hommel, P.W.F.M. & de Waal, R.W.(red.), 1998, Broekbossen. Stortelder, A.H.F., Schaminée, J.H.J. & Hommel, P.W.F.M, 1999, De vegetatie van Nederland. DeelS. Plantengemeenschappen van ruigten, struwelen en bossen.
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 122 van 124
Natuurbeheer (geraadpleegde werken) Bosrandbeheer voor vlinders en andere ongewervelden (Kars Veling e.a. KNNVNiinder-stichting) Nieuwe insectengids (Thieme) 600 Käfer (Sauers Naturführer) Laufkäfer (Sauers Naturführer) Wanzen und Zikaden (Sauers Naturführer) Spinnen (H. Pfletschinger - Thieme's zakboek) Spinnengids (Thieme) Kleinschmetterlingen (Kaltenbach} Veldgids Libellen (Bos en Wasscher/KNNV) De Krekels en Sprinkhanen van de Benelux (Duin en Kruseman/KNNV) Thiemes Vlindergids De nieuwe vlindergids (Tirionuitgave) Determinatiesleutel voor de Belgische randwantsen (Vlaamse ver. v. Entomologie) De Nederlandse libellen (Ned. ver v. libellenstudie) Dragonflies of Europe (Askew) Fielguide to the Moths of Gr.Britain and lreland (Waring+ Townsend) Le guide entomologique (Patric Leraulot)
Het Vossenbroek
Inventarisatie 2004
pagina 123 van 124