Het verrichten van zelfstandige werkzaamheden op bescheiden schaal Inleiding Volgens constante jurisprudentie is het bijstandsgerechtigden met volledige arbeidsverplichtingen toegestaan om zelfstandige werkzaamheden van bescheiden omvang te verrichten. He t is zinvol om hierover nadere bepalingen op te nemen teneinde in de uitvoering hier eenduidig mee om te gaan. Bescheiden schaal Bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten, zonder dat sprake is van zelfstandigheid, zijn toegestaan als het gaat om werkzaamheden van bescheiden omvang. Onder werkzaamheden van bescheiden omvang wordt verstaan dat de feitelijke werkzaamheden van de bijstandsgerechtigde, en mogelijke partner, in zijn totaliteit minder dan 1225 uur per jaar bedragen. Indien de zelfstandige activiteiten van de deeltijdzelfstandige zich ontwikkelen tot een meer dan bescheiden omvang, dienen ze tot deze (bescheiden) omvang te worden teruggebracht of kan, bij gebleken levensvatbaarheid, de belanghebbende een beroep doen op de startersfaciliteiten ingevo lge het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004). Toestemming vragen Cliënten die in bescheiden omvang werkzaamheden voor eigen rekening en risico gaan uitvoeren, moeten hiervan de Sociale Dienst Veluwerand (SDV) in kennis stellen. Dit is nodig omdat: er wellicht sprake is van een voorliggende voorziening; er wellicht sprake is van een situatie waarin uitstroom op andere wijze sneller gerealiseerd kan worden; aan de hand van de criteria beoordeeld moet worden of er inderdaad sprake is van een bescheiden omvang; aan de zelfstandige activiteiten voorwaarden gesteld moeten worden; nauwkeurige afspraken gemaakt moeten worden over de verantwoording en verrekening van verdiensten. Voorliggende voorziening Een cliënt met bijstand of IOAW moet vooraf toestemming vragen om met behoud van uitkering als zelfstandige werkzaamheden op bescheiden schaal te verrichten. Hij moet aantonen dat hij aan de hier genoemde voorwaarden voldoet. Er kan dan ook worden beoordeeld of cliënt niet valt onder de Bbz-2004. Voltijd gevestigde, oudere, beëindigende en startende zelfstandigen zijn aangewezen op hulp via het Bbz-2004. Het Bbz-2004 moet voor deze groepen worden aangemerkt als een toereikende voorliggende voorziening. Zie voor het onderscheid tussen WWB en Bbz handboek Schulinck. Ingeval van een zelfstandige moet het recht op bijstand getoetst worden aan de criteria van artikel 2 Bbz 2004. In geval van een niet -zelfstandige aan artikel 11 WWB. Staat vast dat een belanghebbende aan de in artikel 1 onderdeel b Bbz 2004 v ermelde criteria voldoet, dan brengt dit mee dat betrokken slechts in de hoedanigheid van zelfstandige en met toepassing van artikel 2 Bbz 2004 eventueel aanspraak kan maken op bijstand. Dit impliceert tevens dat de betreffende persoon anderszins geen rech t op bijstand heeft ingevolge de WWB. In beginsel wordt toestemming verleend aan een cliënt die wil starten met zelfstandige activiteiten op bescheiden schaal. In de beschikking waarbij de toestemming wordt verleend worden tevens de bijkomende voorwaarden opgenomen. Die kunnen al naar gelang de omstandigheden sterk variëren. Als de cliënt het niet eens is met de op te leggen voorwaarden, kan hij hiertegen bezwaar maken. Het verwerven van inkomen uit beroep of bedrijf met behoud van uitkering kan in beginse l worden toegestaan. Het verrichten van zelfstandige activiteiten moet dan wel voldoen aan de volgende uitgangspunten: de werkzaamheden zijn van bescheiden schaal;
voor deze werkzaamheden moet vooraf toestemming zijn verleend; de cliënt moet volledig beschikbaar blijven voor arbeid in dienstbetrekking en voldoen aan alle andere voorwaarden als werkloze; de activiteiten zijn niet concurrentievervalsend; de cliënt moet een deugdelijke boekhouding bijhouden. Hieronder is een uitspraak van de CRvB opgenomen waaruit blijkt dat een verzoek van belanghebbende kan worden afgewezen indien met uitoefening van die zelfstandige activiteiten de re-integratieactiviteiten zouden worden belemmerd dan wel de omvang van de activiteiten en de daarmee verworven inkomsten door het college niet verifieerbaar zijn. LJN: BD0261, Centrale Raad van Beroep van 22 april 2008: Niet in geschil is - en ook de voorzieningenrechter gaat er van uit - dat verzoeker in elk geval vanaf 8 maart 2007 (de datum van zijn verzoek) niet als een z elfstandige in de zin van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 kan worden aangemerkt en tot de kring van rechthebbenden ingevolge de WWB behoort. Op hem zijn van rechtswege de verplichtingen ingevolge artikel 9, eerste lid, van de WWB van toepassing, met dien verstande dat hem tijdelijk een gedeeltelijke ontheffing van die verplichtingen is verleend omdat hij om medische redenen maximaal 20 uur per week voor arbeid belastbaar is. Dit betekent dat verzoeker op grond van de WWB met inachtneming van de voor hem vastgestelde medische beperkingen gehouden is om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden in loondienst, in een werkgelegenheidstraject dan wel in eigen bedrijf of zelfstandig beroep, gericht op (duurzame) economische zelfstandigheid. Met het oog op de goede uitvoering van de WWB is het juist dat verzoeker uit eigen beweging zijn inlichtingenverplichting jegens het College is nagekomen en vooraf om toestemming heeft gevraagd ten einde duidelijkheid te verkrijgen onder welke voorwaarden hij met behoud van (aanvullende) bijstand zijn eigen beroep van gesprekstherapeut op bescheiden schaal weer kan gaan uitoefenen. Voor een positief antwoord op een verzoek van deze strekking zal naar het oordeel van de voorzieningenrechter ten minste moeten zijn voldaan aan de eis dat de activiteiten op bescheiden schaal de re-integratie van de belanghebbende niet mogen belemmeren. De feitelijke aard en de gemiddelde omvang van de activiteiten en het inkomen dat daarmee wordt verworven of redelijkerwijs kan worden verworven, zullen verder voor het College verifieerbaar moeten zijn en blijven, juist omdat de uitoefening van een eigen bedrijf of beroep mee kan brengen dat bij activiteiten van meer dan bescheiden omvang het Beslu it bijstandverlening zelfstandigen 2004 en daarmee een van de WWB deels afwijkend rechtsregime van toepassing is of kan gaan worden. Niet in geschil is - en op grond van de door partijen overgelegde stukken acht ook de voorzieningenrechter het aannemelijk - dat in het geval van verzoeker aan deze (minimum -)eisen kan worden voldaan. Uit de uitspraak van de rechtbank Arnhem blijkt dat er geen onderscheid mag worden gemaakt tussen werkzaamheden uit loondienst en werkzaamheden als deeltijdzelfstandige: LJN: BC2719, Rechtbank Arnhem , AWB 07/748 Het beleid van verweerder waarbij een bijstandsgerechtigde wordt verplicht zijn activiteiten als zelfstandige te beperken tot maximaal 8 uren per week dan wel 32 uren per maand, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de WWB. Met dit beleid wordt door verweerder immers een onderscheid gemaakt tussen werkzaamheden in loondienst en werkzaamheden die door de bijstandsgerechtigde voor eigen rekening worden verricht, zonder dat er sprake is van zelfstandige arbeid als bedoeld in artikel 1 aanhef en onder b, van het Bbz 2004. Dit zou er toe leiden dat een bijstandsgerechtigde die werkzaamheden voor eigen rekening verricht voor meer dan 8 uren per week niet langer recht op bijstand ingevolge de 2
WWB zou hebben. Uit het vorenoverwogene vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat eiseres in beginsel gerechtigd is met behoud van bijstand werkzaamheden voor eigen rekening te verrichten zonder dat daaraan de voor verweerder opgelegde beperking kan worden gesteld. Dit neemt evenwel niet weg dat eiseres, zolang zij een uitkering ingevolge de WWB geniet en behoudens het geval waarin het college daarvan (tijdelijk) ontheffing verleent, gelet op het bepaalde in artikel 9, eerste lid aanhef en onder a, van die wet, on verminderd verplicht blijft naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en deze te aanvaarden. Verder blijft eiseres gedurende die tijd, op grond van artikel 9, eerste lid aanhef en onder b, van de WWB verplicht gebruik te maken van door verweerder aangeboden voorzieningen gericht op kort gezegd- re-integratie in de reguliere arbeidsmarkt. Indien eiseres daaraan niet voldoet is verweerder verplicht de uitkering van eiseres tijdelijk te verlagen met toepassing van artikel 18, tweede lid, van de WWB. Kansrijke cliënt Voor een jongere met goede kansen op de arbeidsmarkt kan werken als zelfstandig ondernemer een belemmering zijn voor zijn herintreding. Bij de vraag of toestemming moet worden gegeven moet daarom ook worden bezien of bij een jonge re er geen snellere manier is om uit de bijstand te raken, bijvoorbeeld door een korte opleiding te volgen of door algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. Kansarme cliënt Voor een oudere werkloze met een medische beperking kan het verrichten van eni ge werkzaamheden als zelfstandige juist zinvol zijn in het kader van (sociale) activering en zo de kans op blijvende/volledige afhankelijkheid van een uitkering verkleinen. Toestemming weigeren/intrekken Het weigeren toestemming te verlenen voor het verrichten van werkzaamheden als deeltijdzelfstandige kan volgens de geldende jurisprudentie niet, mits is voldaan aan de eis dat de activiteiten op bescheiden schaal de re-integratie van de belanghebbende niet mogen belemmeren en de feitelijke aard en de gemiddelde omvang van de activiteiten en het inkomen dat daarmee wordt verworven of redelijkerwijs kan worden verworven door het college verifieerbaar moeten zijn en blijven. Indien sprake is van een toereikende voorliggende voorziening dan wel een situatie waarin de SDV kan aantonen dat uitvoeren van zelfstandige werkzaamheden op bescheiden schaal de reguliere uitstroom naar arbeid in dienstbetrekking frustreert, wordt geen toestemming gegeven of wordt de gegeven toestemming ingetrokken en moeten gestarte werkzaamheden worden beëindigd. Er moet dan sprake zijn van het feit dat de zelfstandige werkzaamheden belanghebbende belemmeren bij de inschakeling in de arbeid. Het college kan hem op grond van artikel 55 WWB verplichten te stoppen met deze activiteiten. V an belang daarbij is dat belanghebbende voor de afbouw en beëindiging van zijn activiteiten een redelijke termijn wordt gegund om eventuele lopende zaken af te wikkelen. De (basis) voorwaarden van de bescheidenschaal regeling Belanghebbende kan gebruik maken van de regeling onder de volgende voorwaarden: de werkzaamheden zijn van bescheiden omvang en nemen gemiddeld minder dan 23,5 uur per week in beslag. Hieronder vallen zowel directe als indirecte uren. Het aantal van 23,5 uur is een omrekening van het urencriterium die de Belastingdienst hanteert voor de zelfstandigenaftrek (1225 uur per jaar); 3
echtparen werken samen ook minder dan 23,5 uur (directe en indirecte) per week gemiddeld; belanghebbende houdt per dag een administratie bij van de gewerkte uren (directe en indirecte). Op het maandelijks in te leveren rechtmatigheidsformulier moet de cliënt vermelden op welke dagen de werkzaamheden als zelfstandige zijn verricht en hoeveel uren per dag hieraan zijn besteed; belanghebbende is volledig beschikbaar voor de arbeidsmarkt en voor hem gelden de reguliere arbeidsverplichtingen, tenzij belanghebbende ontheffing heeft van de arbeidsverplichtingen; belanghebbende kan op korte termijn zonder problemen zijn zelfstandig werk staken voor werkaanvaarding of deelname aan een noodzakelijke voorziening; de bedrijfsmatige activiteiten moeten aan de wettelijke vestigingseisen voldoen. Als belanghebbende vergunningen heeft, moet hij die kunnen tonen; er mag geen concurrentievervalsing zijn. De belanghebbende moet de g ebruikelijke marktprijzen vragen voor zijn product of dienst; belanghebbende moet een deugdelijke boekhouding voeren. Dit is een eis van zowel de SDV als van de Belastingdienst. de boekhouding bestaat uit een kasboek en jaarcijfers (balans, resultatenrekening en toelichting). De belanghebbende moet binnen drie maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening (balans en een winst- en verliesrekening) en een kopie van de aangifte inkomstenbelasting overhandigen aan de SDV. Directe en indirecte uren Bij ondernemerschap is er sprake van directe uren en indirecte uren. De directe uren zijn de uren die voor de eigen onderneming zijn gewerkt en die bij de opdrachtgever kunnen worden gefactureerd/waarin daadwerkelijk geld is verdiend. De indirecte uren zijn de uren die zijn besteed aan administratie, het werven van opdrachten, studie en dergelijke. Om in aanmerking te komen voor zelfstandigenaftrek (bij overschrijden van 1225 uur per jaar) mogen zowel directe als indirecte uren worden meegeteld. De indirecte uren zijn dus ook voor de SDV van belang om te toetsen of belanghebbende niet over de grens van 1225 uur per jaar komt. Inkomstenkorting Ingevolge artikel 45, tweede lid, WWB kan het college op grond van artikel 18, eerste lid, besluiten de algemene bijstand over een andere periode dan per kalendermaand vast te stellen of te betalen. Voor de deeltijdzelfstandigen wordt hieraan de volgende invulling gegeven: 1. Ten aanzien van de persoon die op bescheiden schaal bedrijfs - of beroepsmatige werkzaamheden voor eigen rekening verricht, kan het College besluiten de bijstand over een kalenderjaar vast te stellen; 2. Na afloop van het kalenderjaar neemt het College per kalendermaand waarover de belanghebbende recht had op algemene bijstand 1/12 van het belastbare result aat uit overige werkzaamheden, bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 3.4, van de Wet inkomstenbelasting 2001, in aanmerking na aftrek van de daarover verschuldigde inkomstenbelasting, premies volksverzekering, alsmede de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet. Toelichting: Verrekening van inkomsten op jaarbasis (bescheidenschaal regeling) Er zijn personen die bedrijfs- of beroepsmatige werkzaamheden voor eigen rekening verrichten, maar geen beroep kunnen doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) omdat hun bedrijfs- of beroepsactiviteiten gering van omvang zijn (minder dan 1225 uur per jaar) en zij niet worden aangemerkt als zogenaamde prestarter. Een inkomensvaststelling per maand 4
voor deze werkzaamheden, rekening houdend met de gemaakte beroepskosten, is voor zowel degene die algemene bijstand ontvangt als de SDV complex, vanwege het wisselende karakter van de inkomsten en beroepskosten en het maandelijks moeten opstellen van een resultatenrekeni ng. Daarom wordt met deze bepaling voorzien in het in aanmerking nemen van het jaarinkomen uit deze werkzaamheden, dat naar rato wordt omgerekend naar een maandinkomen. Jaarlijkse afrekening/maandelijkse voorlopige korting De herberekening van het recht op bijstand over een kalenderjaar kan leiden tot een nabetaling, herziening en terugvordering of verrekening. Een juiste inschatting van de definitief te korten inkomsten uit zelfstandigheid kan de effecten van deze herberekening kleiner maken. Het is daarom van belang dat de SDV, in overleg met de belanghebbende, komt tot een reële inschatting van de maandelijks te korten inkomsten uit zelfstandigheid. Bij aanvang van de werkzaamheden zijn deze inkomsten wellicht moeilijk in te schatten. Er zou dan in overleg met belanghebbende een bepaald bedrag moeten worden afgesproken. In die situatie moet na een half jaar moeten worden bezien, middels een heronderzoek, welk bedrag aan op de uitkering te korten inkomsten reëel is. Hiermee kan terugvordering achteraf van bijstand worden voorkomen. Aandachtspunten bij de uitvoering/nadere voorwaarden Het is van belang om bij aanvang van de bijstandverlening aan deeltijdzelfstandigen te zorgen voor duidelijkheid over de verplichtingen en verwachtingen over en weer. Daaro m is het van belang alle verplichtingen en voorwaarden in de beschikking op te nemen (met het daarbij behorende plan van aanpak/trajectplan). De verleende toestemming van de SDV om de werkzaamheden op bescheiden schaal uit te voeren geldt telkens voor in p rincipe 1 jaar. De aard van de werkzaamheden als zelfstandige zal mede bepalend zijn voor de nadere voorwaarden welke door de SDV kunnen worden opgelegd. Doel moet zijn dat de SDV naar vermogen in staat wordt gesteld de rechtmatigheid van de wel verstrekte bijstand (in aanvulling op de eigen inkomsten) te kunnen controleren op rechtmatigheid. Voorbeelden Bij een cliënt die op de markt staat zal moeten worden gekeken naar inkoopbewijzen, gemiddelde marge en redelijkheid van op de omzet in mindering te brengen kosten en controle op het daadwerkelijke bestaan hiervan. Bij een zelfstandige die zich aanbiedt als muziekdocent of architect zal veel meer controleerbare gegevens gevraagd kunnen worden zoals namen van leerlingen/opdrachtgevers, facturen (genummerd), offertes, ontvangen opdrachten, rekeningen en andere bewijzen van gemaakte beroepskosten. Cliënten die werkzaamheden uitvoeren als bijvoorbeeld kapper zitten wat controleerbaarheid gerekend naar de aard van de werkzaamheden tussen de twee bovengenoemde voorbeelden in. Van hen mag in meerdere mate gevraagd worden controleerbare gegeven s te verstrekken dan van de marktkoopman, maar zij zullen een minder uitgebreide administratie voeren dan de cliënt die werkzaamheden verricht als architect. Bovengenoemde voorbeelden tonen aan dat het niet mogelijk om in dit verband een uitputtende regeling te geven van alle specifieke nadere voorwaarden waaraan in de situatie van cliënt de verantwoording moet voldoen. Dit hangt af van de individuele situatie. Zaak voor de SDV is in ieder geval van tevoren hier duidelijke afspraken over te maken en deze afspraken neer te legen in een besluit (eventueel plan van aanpak/trajectplan als onderdel van een besluit). Uitgangspunt moet zijn dat het recht op uitkering controleerbaar is. Hoeveelheid opgegeven directe en indirecte uren/controleerbaarheid hiervan/te korten inkomsten 5
Opgaaf van het aantal gewerkte uren is een verplichting die als (basis)voorwaarde altijd aan cliënt wordt opgelegd. Bij een hoog opgegeven aantal directe uren als zelfstandige is ook een hoog bedrag aan te korten inkomsten realistisch. Om de controle van de werkzaamheden mogelijk te maken moet de SDV met belanghebbende nadere invulling geven van de tijden welke hij als zelfstandige werkzaamheden verricht en dit ook vastleggen in een beschikking (of in de bijlage bij de beschikking). Te denken valt aan het aanwijzen een of twee vaste dagen in de week waarop belanghebbende werkt, en/of een urenregistratie die maandelijks bij het ROF moet worden bijgevoegd. Op omzet in mindering te brengen kosten De wijze waarop de Belastingdienst omgaat met bedrijfskosten en aftrekposten is in beginsel leidend voor de wijze waarop de SDV omgaat met dergelijke kosten. Dat is verklaarbaar omdat de SDV ook uitgaat van de (netto)inkomsten zoals die uiteindelijk door de Belastingdienst worden vastgesteld. Aandachtspunt is de afschrijving van bedrijfsmiddelen. Voor zover die wordt opgevoerd moet er op gelet worden dat die afschrijving reëel is en gelijkmatig over de afschrijvingsduur wordt opgevoerd. Intensieve begeleiding Om misbruik van de regeling te voorkomen moet regelmatig (om de 6 maanden) worden gecontroleerd of belanghebbende wel voldoende en reëel solliciteert. Hierbij kan tevens worden bezien of de maandelijkse verrekening van inkomsten nog steeds op een reële inschatting van de opbrengsten is gebaseerd en de tijdsbesteding van belanghebbende nog binnen de maximale urenbesteding vallen. Hierbij ook steeds het verloop van de werkzaamheden evalueren met de cliënt (is het een opwaartse of neerwaartse zaak) en ook een termijn afspreken waarbinnen de cliënt mag proberen een zelfstandig bestaan op te bouwen. Weigert belanghebbende medewerking te verlenen of (tijdig) aan de opgelegde voorwaarden te voldoen dan is het zaak zo spoedig mogelijk hierover te rapporteren en te besluiten tot wat in dat geval een gerechtvaardigde reactie is. Die kan variëren van het blokkeren of beëindigen/intrekken van het recht op bijstand tot het intrekken van de toestemming tot het verrichten van werkzaamheden als ‘deeltijdzelfstandige’. Ook is het natuurlijk mogelijk te komen tot nadere afstemming van het recht op uitkering. Doelgerichte begeleiding naar uitstroom Het beëindigen van de werkzaamheden als zelfstandige kan voor de SDV van belang zijn indien zij het vermoeden heeft dat uitstroom op andere wijze sneller is te realiseren of wanneer er vragen zijn bij de daadwerkelijk omvang van de werkzaamheden en hiermee verworven inkomsten. Dit betekent dat het van belang is met belanghebbende aan het be gin van zijn activiteiten als deeltijdzelfstandige bij het vragen van toestemming hiervoor, afspraken te maken over de termijn waarbinnen de cliënt mag proberen een zelfstandig bestaan op te bouwen. Uiteindelijk is onafhankelijkheid van de uitkering het doel en indien dit op andere wijze sneller gerealiseerd zou kunnen worden is het zowel voor de SDV als cliënt beter daar zo snel mogelijk de energie op te richten.
6