Goede Week AD 2016
het schilderij "Pieta" (van Käthe Kollwitz)
Orde van dienst voor de avonddiensten Paaskerk, Amstelveen Witte Donderdag, 24 maart 2016, aanvang 19.00 uur, pag. 2 Goede Vrijdag,
25 maart 2016, aanvang 19.30 uur, pag. 5
Stille Zaterdag,
26 maart 2016, aanvang 21.00 uur, pag. 12
WITTE DONDERDAG 24 maart AD 2016, aanvang 19.00 uur Orgelspel Welkom en aansteken van de kaarsen Stilte Antifoon Wij mogen ervoor bewaard blijven te roemen anders dan in het kruis van onze Heer Jezus Christus, in wie ons heil is, ons leven en verrijzenis, door wie wij verlost en bevrijd zijn. (naar Galaten 6:14) (gemeente gaat staan)
Intochtslied: "God zij ons gunstig en genadig" (Psalm 67: vers 1 en 3)
Antifoon Onze Hulp (gemeente gaat staan)
Gebed voor de Witte Donderdag Lezing:
Exodus 12:1-14
De HEER zei tegen Mozes en Aäron, nog in Egypte: ‘Voortaan moet deze maand bij jullie de eerste maand van het jaar zijn. Zeg tegen de hele gemeenschap van Israël: “Op de tiende van deze maand moet elke familie een lam of een bokje uitkiezen, elk gezin één. Gezinnen die te klein zijn om een heel dier te eten, nemen er samen met hun naaste buren een, rekening houdend met het aantal personen en met wat ieder nodig heeft. Het mag het jong van een schaap zijn of het jong van een geit, als het maar een mannelijk dier van één jaar oud is zonder enig gebrek. Houd dat apart tot de veertiende van deze maand; die dag moet de voltallige gemeenschap van Israël de dieren in de avondschemer slachten. Het bloed moeten jullie bij elk huis waarin een dier gegeten wordt, aan de beide deurposten en aan de bovendorpel strijken. Rooster het vlees en eet het nog diezelfde nacht, met ongedesemd brood en bittere kruiden. Het dier mag niet halfgaar of gekookt worden gegeten, maar uitsluitend geroosterd, en in zijn geheel: met kop, poten en ingewanden. Zorg dat er de volgende morgen niets meer van over is. Mocht er toch iets overblijven, dan moet je dat verbranden. Zo moeten jullie het eten: met je gordel om, je sandalen aan en je staf in de hand, in grote haast. Dit is een maaltijd ter ere van de HEER, het pesachmaal. Ik zal die nacht rondgaan door Egypte, en ik zal daar alle eerstgeborenen doden, zowel van de mensen als van het vee, en ik zal alle Egyptische goden van hun voetstuk stoten, want ik ben de HEER. Maar jullie zal ik voorbijgaan: aan het bloed zal ik jullie huizen herkennen, en door dat merkteken zal de dodelijke plaag waarmee ik Egypte straf, jullie niet treffen. Die dag moet voortaan een gedenkdag zijn, die je moet vieren als een feest ter ere van de HEER. Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht, alle komende generaties moeten die dag vieren.
Zingen: "Dat wij onszelf gewonnen geven" (Lied 816: vers 1 t/m 4) 2
Lezing:
Lucas 22:1-13
Het feest van het Ongedesemde brood, dat Pesach genoemd wordt, was bijna aangebroken. De hogepriesters en de schriftgeleerden zochten naar een mogelijkheid om hem uit de weg te ruimen, maar dan heimelijk, bang als ze waren voor de reactie van het volk. Toen nam Satan bezit van Judas, bijgenaamd Iskariot, een van de twaalf. Hij ging naar de hogepriesters en tempelwachters en besprak met hen hoe hij Jezus aan hen zou kunnen uitleveren. Ze waren opgetogen en spraken af dat ze hem voor zijn diensten zouden betalen. Judas nam hun aanbod aan en zocht een gunstige gelegenheid om Jezus aan hen uit te leveren, zonder dat het volk het zou merken. De dag van het Ongedesemde brood waarop het pesachlam geslacht moest worden, brak aan. Jezus stuurde Petrus en Johannes op pad met de woorden: ‘Ga voor ons het pesachmaal bereiden, zodat we het kunnen eten.’ Ze vroegen hem: ‘Waar wilt u dat we het bereiden?’ Hij antwoordde: ‘Let op, wanneer jullie de stad in gegaan zijn, zal jullie een man tegemoet komen die een kruik water draagt. Volg hem naar het huis waar hij binnengaat, en zeg tegen de heer van dat huis: “De meester vraagt u: ‘Waar is het gastenvertrek waar ik met mijn leerlingen het pesachmaal kan eten?’” Hij zal jullie een grote bovenzaal wijzen die al is ingericht; maak het daar klaar.’ Ze gingen op weg, en alles gebeurde zoals hij gezegd had, en ze bereidden het pesachmaal.
Zingen: "Gij die ver voor ons uit" (Lied 559: vers 1 t/m 4)
Lezing:
Lucas 22:14-23
Toen het zover was, ging hij samen met de apostelen aanliggen voor de maaltijd. Hij zei tegen hen: ‘Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van mijn lijden aanbreekt. Want ik zeg jullie: ik zal geen pesachmaal meer eten voordat het zijn vervulling heeft gevonden in het koninkrijk van God.’ Hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en zei: ‘Neem deze beker en geef hem aan elkaar door. Want ik zeg jullie: vanaf nu zal ik niet meer drinken van de vrucht van de wijnstok tot het koninkrijk van God gekomen is.’ En hij nam een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’ Zo nam hij na de maaltijd ook de beker, en zei: ‘Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt. Maar weet wel dat degene die mij zal uitleveren samen met mij aan deze tafel aanligt. Want de Mensenzoon moet heengaan zoals het voor hem bepaald is, maar wee de mens die hem zal uitleveren.’ Ze vroegen zich onder elkaar af wie van hen zoiets zou kunnen doen.
Anthem zingt: "Thou art God" Overdenking Anthem zingt: "Thy perfect love" Tijdens de collecte wordt de tafel gereedgemaakt
Tafelgebed v. a. v. a. v. a.
De Heer zal bij u zijn De Heer zal u bewaren Verheft uw harten tot God Wij hebben ons hart bij de Heer Laten we danken de Heer onze God Want hij is onze dankbaarheid waardig
v. ‘U danken wij Heer, onze God… ...daarom zingen wij U toe: 3
Zingen: "Jubel God ter eer" (Psalm 81: vers 1, 3 en 8) v. ‘U danken wij Heer, onze God... U danken wij om Jezus Uw zoon, onze HEER... In de nacht voor zijn dood, neemt hij een brood, spreekt de dankzegging daarover uit, breekt het en geeft het aan de zijnen, met de woorden: 'dit is mijn lichaam voor u: doet dit tot mijn gedachtenis!' Zo neemt hij ook de beker na de maaltijd, spreekt de dankzegging daarover uit, en geeft die aan de zijnen met de woorden: 'deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed; doet dit, zo dikwijls u die drinkt, tot mijn gedachtenis!' Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker verkondigen wij de dood des Heren, totdat hij komt. Maranatha U danken wij om uw Geest...
... Onze Vader We wensen elkaar de vrede van Christus Allen zijn genodigd tot de maaltijd van de HEER! We stellen ons op in een kring rond de tafel; brood en wijn gaan rond terwijl Anthem zingt: "O taste and see" en "God loves the world"
Dankgebed Terwijl de diakenen de tafel afruimen zingen we:
Zingen: "Midden in de dood" (Lied 566: vers 1 t/m 6)
Slotgebed Zegen Wij verlaten de kerk in stilte
4
GOEDE VRIJDAG 25 maart AD 2016, aanvang 19.30 uur Voor de dienst is het stil. Dit is de dag waarop we stil worden als we met elkaar de weg gedenken die Jezus is gegaan; stil worden als we horen en zien hoe in onze wereld op talloze wijze het kruis des Heren wordt opgericht.
Ter overweging vooraf De honden blaffen op dit late uur. Er is geen weg terug naar het verleden. Wij zijn te ver gegaan in wat wij deden. Ons leven zal verzanden op den duur. De bomen worden onheilspellend kaal. Geen lichaam zal ons nog beschutting geven. Wij zijn te ver gegaan en heel ons leven wordt onverstaanbaar als een vreemde taal. Er trekken vogels door de schemering. Wie helpt ons als de nacht is ingetreden? Wij zijn te ver gegaan in wat wij deden en zoeken tastend naar een nieuw begin.
Inleidende woorden Zingen: "Blijf bij Mij" (Taizé, enkele malen herhalen)
Gebed
DE SCHRIFT, GESPROKEN EN GEZONGEN Lezing:
Lucas 22:39-46
Jezus vertrok en ging volgens zijn gewoonte naar de Olijfberg. De leerlingen volgden hem. Toen hij daar was aangekomen, zei hij tegen hen: ‘Bid dat jullie niet in beproeving komen.’ En hij liep bij hen weg, tot ongeveer een steenworp ver, en knielde daarna neer om te bidden. Hij bad: ‘Vader, als u het wilt, neem dan deze beker van mij weg. Maar laat niet wat ik wil, maar wat u wilt gebeuren.’ Uit de hemel verscheen hem een engel om hem kracht te geven. Hij werd overvallen door doodsangst, maar bleef bidden; zijn zweet viel in grote druppels als bloed op de grond. Toen hij na zijn gebed opstond en terugliep naar de leerlingen, zag hij dat ze van verdriet in slaap waren gevallen, en hij zei tegen hen: ‘Waarom slapen jullie? Sta op en bid dat jullie niet in beproeving komen.’
5
Zingen: "De dreiging wordt steeds groter" (vers 1 en 2; tekst G.J. de Bruin; muziek H.L. Hassler)
2. Als Jezus wil vertrekken uit de olijvenhof, komt plots een woeste horde, in dienst van het bedrog. Een kus is Judas’ teken, zijn Meester niet verrast: ‘Ben jij daarvoor gekomen?’ Toen grepen zij hem vast. Lezing:
Lucas 22:47-55
Terwijl Jezus nog sprak, kwam er opeens een horde mensen aan. Voorop liep de man die Judas heette, een van de twaalf; hij ging naar Jezus toe om hem te kussen. Maar Jezus zei tegen hem: ‘Judas, lever je de Mensenzoon uit met een kus?’ Toen degenen die bij hem stonden zagen wat er ging gebeuren, vroegen ze: ‘Heer, zullen we er met het zwaard op los slaan?’ En een van hen sloeg in op de dienaar van de hogepriester en sloeg hem zijn rechteroor af. Maar Jezus zei: ‘Houd daarmee op. Zo is het genoeg!’ Hij raakte het oor aan en genas de man. Tegen de hogepriesters en tempelwachters en de oudsten van het volk die op hem afgekomen waren, zei hij: ‘Als tegen een misdadiger bent u uitgetrokken met zwaarden en knuppels? Dagelijks was ik bij u in de tempel, en toen hebt u geen vinger naar me uitgestoken, maar dit is uw uur, het uur van de macht van de duisternis.’ Ze grepen hem vast en voerden hem weg, en brachten hem naar het huis van de hogepriester. Petrus volgde hen op een afstand. Ze staken een vuur aan midden op de binnenplaats en gingen eromheen zitten; Petrus voegde zich bij hen.
6
Zingen: "Een meisje op de binnenplaats" (vers 1 t/m 4; tekst G.J. de Bruin; muziek Th. Tallis)
2. Petrus gaat naar het poortgebouw
en weer zegt iemand, die hem ziet: ‘Hij kent die man uit Nazaret.’ Maar Petrus roept: ‘Ik ken hem niet!’ 3. Omstanders komen op hem toe:
‘Wij hebben jou bij ‘t vuur bespied, jij bent een leerling van die man.’ Maar Petrus vloekt: ‘Ik ken hem niet!’ 4. ‘Ik blijf jou trouw’, zei Petrus ooit,
‘jij bent mijn herder en mijn heer.’ Wat zijn die woorden nu nog waard? Een haan kraait voor de tweede keer.
Lezing:
Lucas 22:63-23:4
De mannen die Jezus gevangen hielden, dreven de spot met hem en geselden hem. Ze blinddoekten hem en zeiden: ‘Profeteer nu maar, wie is het die je geslagen heeft?’ En ze zeiden nog tal van andere lasterlijke dingen tegen hem. Toen het dag werd, kwam de raad van oudsten van het volk bijeen, hogepriesters zowel als schriftgeleerden, en ze leidden hem voor in hun raadszitting. Ze zeiden: ‘Als u de messias bent, zeg het ons dan.’ Maar Jezus antwoordde: ‘Als ik het u zeg, gelooft u mij toch niet. En als ik een vraag stel, antwoordt u toch niet. Maar vanaf nu zal de Mensenzoon gezeten zijn aan de rechterhand van de Almachtige.’ Toen zeiden allen: ‘U bent dus de Zoon van God?’ Hij antwoordde: ‘U zegt dat ik het ben.’ Ze zeiden: ‘Waarvoor hebben we nog getuigenverklaringen nodig? We hebben het immers zelf uit zijn eigen mond gehoord!’ Ze stonden allen op en leidden hem voor aan Pilatus. Daar brachten ze de volgende beschuldigingen tegen hem in: ‘We hebben vastgesteld dat deze man ons volk van het rechte pad afbrengt en de mensen ervan weerhoudt belastingen aan de keizer te betalen en dat hij van zichzelf zegt de messiaanse koning te zijn.’ Pilatus vroeg hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Jezus antwoordde: ‘U zegt het.’ Daarop zei Pilatus tegen de hogepriesters en de samengeschoolde menigte: ‘Ik vind niets waaraan deze man schuldig is.’
7
Zingen: "De dreiging wordt steeds groter" (vers 3 en 4; tekst G.J. de Bruin; muziek H.L. Hassler)
4. Ze brengen hem naar buiten
omstreeks het middaguur. De mensen buiten zinnen, hun monden spuwen vuur. Niemand wil dat hij vrijkomt, het volk schreeuwt met één stem: ‘Wij dienen slechts de keizer; hij, aan het kruis met hem.’
Lezing:
Lucas 23:13-25
Pilatus riep de hogepriesters en de leiders en het volk bij zich en zei tegen hen: ‘U hebt die man voor mij gebracht als iemand die het volk van het rechte pad afbrengt, maar u weet dat ik hem, toen ik hem in uw bijzijn verhoorde, aan geen van de zaken waarvan u hem beticht schuldig heb bevonden. En Herodes evenmin, hij heeft hem immers naar ons teruggestuurd; hij heeft niets gedaan waarop de doodstraf staat. Dus zal ik hem vrijlaten, nadat ik hem heb laten geselen.’ Maar ze begonnen met zijn allen luidkeels te schreeuwen: ‘Weg met hem! Laat Barabbas vrij!’ Deze laatste was gevangengezet wegens een oproer dat in de stad had plaatsgevonden en wegens moord. Pilatus praatte opnieuw op hen in omdat hij Jezus wilde vrijlaten. Maar ze schreeuwden het uit: ‘Kruisig hem, kruisig hem!’ Voor de derde maal zei hij tegen hen: ‘Wat voor kwaad heeft die man dan gedaan? Ik heb niets gevonden waarvoor hij de doodstraf verdient. Dus zal ik hem vrijlaten, nadat ik hem heb laten geselen.’ Maar ze bleven luidkeels eisen dat hij gekruisigd zou worden, en met hun geschreeuw wonnen ze het pleit: Pilatus besloot hun eis in te willigen. Hij liet de man gaan die wegens oproer en moord gevangen was gezet en om wiens vrijlating ze hadden gevraagd, en leverde Jezus uit aan hun willekeur.
Stilte 8
Barabbas… Zingen: "Door wat voor grote eenzaamheden" (Lied 582: vers 1, 4 en 5)
Lezing:
Lucas 23:33-46
Aangekomen bij de plek die de Schedelplaats heet, werd hij gekruisigd, samen met de twee misdadigers, de een rechts van hem, de ander links. Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ De soldaten verdeelden zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen. Het volk stond toe te kijken. De leiders hoonden hem en zeiden: ‘Anderen heeft hij gered; laat hij nu zichzelf redden als hij de Messias van God is, zijn uitverkorene!’ Ook de soldaten dreven de spot met hem, ze gingen voor hem staan en boden hem zure wijn aan, terwijl ze zeiden: ‘Als je de koning van de Joden bent, red jezelf dan!’ Boven hem was een opschrift aangebracht: ‘Dit is de koning van de Joden’. Een van de gekruisigde misdadigers zei spottend tegen hem: ‘Jij bent toch de Messias? Red jezelf dan en ons erbij!’ Maar de ander wees hem terecht met de woorden: ‘Heb jij dan zelfs geen ontzag voor God nu je dezelfde straf ondergaat? Wij hebben onze straf verdiend en worden beloond naar onze daden. Maar die man heeft niets onwettigs gedaan.’ En hij zei: ‘Jezus, denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt.’ Jezus antwoordde: ‘Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.’ Rond het middaguur werd het donker in het hele land omdat de zon verduisterde. De duisternis hield drie uur aan. Toen scheurde het voorhangsel van de tempel doormidden. En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest.’ Toen hij dat gezegd had, blies hij de laatste adem uit.
Stilte Zingen: "Nu valt de nacht" (Lied 590: vers 1 t/m 5)
Gebed HET GODDELIJK BEKLAG improperia, d.w.z. de verwijten van God, daarin komt tot uitdrukking de verbijstering over de moord op de gezalfde Mijn volk, wat heb Ik jou gedaan en waarmee heb Ik je zo vermoeid? Ik heb jou bevrijd uit harde handen en je gered uit de macht van tirannen. Maar jij bent zelf onderdrukker geworden en maakte de minsten der mensen tot slaven. Mijn volk, wat heb Ik jou gedaan en waarmee heb Ik je zo vermoeid? Ik ben met jou mee door de tijden gegaan en wees je de weg van het recht. Maar jij bent voor de verleiding bezweken en koos voor het recht van de sterkste. Mijn volk, wat heb Ik jou gedaan en waarmee heb Ik je zo vermoeid? Ik heb jou als mijn wijngaard verzorgd, wat had Ik nog meer moeten doen? Maar wrang zijn de vruchten geworden, zuur is de wijn van het verstoorde feest. Mijn volk, wat heb Ik jou gedaan 9
en waarmee heb Ik je zo vermoed? Ik heb de demonen verdreven en gaf deze wereld in vrijheid aan jou. Maar jij hebt hele volkeren gegeseld, offerde hen aan de geest van gewin. Mijn volk, wat heb Ik jou gedaan en waarmee heb Ik je zo vermoeid? Ik schiep oceanen en vijf continenten om bruggen van vrede te bouwen. Maar jij hebt de aarde grondig verdeeld in mijn en in dijn, in meer en in minder. Mijn volk, wat heb Ik jou gedaan en waarmee heb Ik je zo vermoeid? Ik vertrouwde jou de luchten toe kolommen van wolken en licht. Maar jij hebt de lucht onveilig gemaakt en jij verzon een dodelijk licht. Mijn volk, wat heb Ik jou gedaan en waarmee heb Ik je zo vermoeid? Ik strooide het koren over de velden en maakte de bodem vruchtbaar voor velen. Maar jij hebt het voedsel in wapens verkeerd en weigert het brood te breken en te delen. Mijn volk, wat heb Ik jou gedaan en waarmee heb Ik je zo vermoeid? Ik schonk jou het water, opende bronnen en stromen van leven voor al wat beweegt. Maar jij hebt de zeeën bezoedeld en rivieren vervuild tot riolen. Mijn volk, wat heb Ik jou gedaan en waarmee heb Ik je zo vermoeid? Ik heb wie jou kwelden geslagen, gehoord je geroep en gezien je ellende. maar jij hebt je ogen en oren gesloten voor allen die zwerven en zoeken naar rust. Mijn volk, wat heb Ik jou gedaan en waarmee heb Ik je zo vermoeid? Ik heb jou geroepen, benoemd tot gemeente van het weerloze lam onder de mensen. Maar jij, jij hebt in mijn naam het buskruit uitgevonden, en erger. Waarom heb jij Christus opnieuw gekruisigd? Mijn volk, antwoord Mij!
Stilte Zingen: "O liefde die verborgen zijt" (Lied 561: vers 1 t/m 5)
10
Rondom het kruis… Er is voor een ieder gelegenheid om een bloem neer te leggen… Tijdens het neerleggen van de bloemen wordt er gezongen:
"O kostbaar kruis, o wonder Gods" (Lied 578: vers 1 t/m 3) Lezing:
Lucas 23:51-53
Er was ook een man die Josef heette en afkomstig was uit de Joodse stad Arimatea. Hij was een raadsheer, een goed en rechtvaardig mens, die de komst van het koninkrijk van God verwachtte en niet had ingestemd met het besluit en de handelwijze van de raad. Hij ging naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. Nadat hij het lichaam van het kruis had gehaald, wikkelde hij het in linnen doeken en legde het in een rotsgraf dat nog nooit was gebruikt.
Slotgebed
De dienst eindigt in stilte
11
PAASNACHT (Stille Zaterdag) 26 maart AD 2016, aanvang 21.00 uur
In de diepe stilte van de nacht lezen wij verhalen van bevrijding. en gedenken onze doop De kerk is stil en donker. Wij waken en wachten op de komst van het Licht.
Zingen: "Die ons schiep" (Lied 266: vers 1 t/m 5)
Stilte Gebed Intocht van het Licht Wij staan op terwijl de Paaskaars wordt binnengedragen en danken God driemaal met lied 593:
"Waarom is deze nacht zo anders dan alle andere nachten?" v. Dit is de nacht waarin het licht de duisternis heeft verdreven. Dit is de nacht waarin het dreigende water werd teruggedrongen. Dit is de nacht waarin een einde kwam aan uitzichtloze slavernij. Dit is de nacht waarin Eén onder ons opstond uit het lijden en de dood overwon. Dit is de nacht van gedenken en verwachten.
Zingen: "O diepe nacht die ons omringt" (Lied 599: vers 1, 2 en 4)
12
v. Vannacht overstemt de lofzang de angst die geen uitweg ziet. U roept ons tot het licht van het eerste uur, van de eerste dag. U schept een nieuwe morgen. Laat ons zingen deze nacht boven onze twijfel uit. Wek in ons het lied van bevrijding. Nooit zal het meer aardedonker zijn nu uw Liefde heeft gesproken.
Zingen: "Licht, ontloken aan het donker" (Lied 600: vers 1 t/m 5) (we gaan zitten)
De lezingen van de paasnacht v. Dit is de nacht waarin de wereld haar bestemming vindt.
Lezing:
Genesis 1:1-2:4
Schepping In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde hij dag, de duisternis noemde hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag. God zei: ‘Er moet midden in het water een gewelf komen dat de watermassa’s van elkaar scheidt.’ En zo gebeurde het. God maakte het gewelf en scheidde het water onder het gewelf van het water erboven. Hij noemde het gewelf hemel. Het werd avond en het werd morgen. De tweede dag. God zei: ‘Het water onder de hemel moet naar één plaats stromen, zodat er droog land verschijnt.’ En zo gebeurde het. Het droge noemde hij aarde, het samengestroomde water noemde hij zee. En God zag dat het goed was. God zei: ‘Overal op aarde moet jong groen ontkiemen: zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten dragen met zaad erin.’ En zo gebeurde het. De aarde bracht jong groen voort: allerlei zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten droegen met zaad erin. En God zag dat het goed was. Het werd avond en het werd morgen. De derde dag. God zei: ‘Er moeten lichten aan het hemelgewelf komen om de dag te scheiden van de nacht. Ze moeten de seizoenen aangeven en de dagen en de jaren, en ze moeten dienen als lampen aan het hemelgewelf, om licht te geven op de aarde.’ En zo gebeurde het. God maakte de twee grote lichten, het grootste om over de dag te heersen, het kleinere om over de nacht te heersen, en ook de sterren. Hij plaatste ze aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde, om te heersen over de dag en de nacht en om het licht te scheiden van de duisternis. En God zag dat het goed was. Het werd avond en het werd morgen. De vierde dag. God zei: ‘Het water moet wemelen van levende wezens, en boven de aarde, langs het hemelgewelf, moeten vogels vliegen.’ En hij schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was. God zegende ze met de woorden: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en vul het water van de zee. En ook de vogels moeten talrijk worden, overal op aarde.’ Het werd avond en het werd morgen. De vijfde dag. God zei: ‘De aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren.’ En zo gebeurde het. God maakte alle soorten in het wild levende dieren, al het vee en alles wat op de aardbodem rondkruipt. En God zag dat het goed was. God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen. Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’ Ook zei God: ‘Hierbij geef ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal jullie voedsel zijn.
13
Aan de dieren die in het wild leven, aan de vogels van de hemel en aan de levende wezens die op de aarde rondkruipen, geef ik de groene planten tot voedsel.’ En zo gebeurde het. God keek naar alles wat hij had gemaakt en zag dat het zeer goed was. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag. Zo werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid. Op de zevende dag had God zijn werk voltooid, op die dag rustte hij van het werk dat hij gedaan had. God zegende de zevende dag en verklaarde die heilig, want op die dag rustte hij van heel zijn scheppingswerk. Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde. Zo ontstonden ze, zo werden ze geschapen.
Stilte Zingen: "God heeft het eerste woord" (Lied 513: vers 1 t/m 4)
Lezing:
Genesis 8:1-13
Herschepping Toen dacht God weer aan Noach en aan alle wilde dieren en het vee bij hem in de ark. Op zijn bevel begon er een wind over de aarde te waaien, waardoor het water afnam. De bronnen van de oervloed en de sluizen van de hemel werden gesloten, zodat het ophield met regenen. Geleidelijk vloeide het water weg van de aarde; na honderdvijftig dagen begon het te zakken. Op de zeventiende dag van de zevende maand liep de ark vast op het Araratgebergte. Het water zakte voortdurend verder, en op de eerste dag van de tiende maand werden de toppen van de bergen zichtbaar. Na verloop van veertig dagen deed Noach het venster dat hij in de ark had aangebracht open en liet een raaf los. Deze bleef heen en weer vliegen totdat de aarde droog was. Vervolgens liet hij een duif los om te zien of het water verder gedaald was. Maar de duif kon nergens een plekje vinden waar ze kon neerstrijken om te rusten en kwam bij hem terug in de ark, want overal op de aarde was nog water. Hij stak zijn hand uit, pakte haar en nam haar weer bij zich in de ark. Hij wachtte nog zeven dagen en liet de duif toen opnieuw los. Tegen de avond kwam ze bij hem terug – met een jong olijfblad in haar snavel. Toen wist Noach dat het water op de aarde verder gedaald was. Weer wachtte hij zeven dagen en daarna liet hij de duif nogmaals los. Ze kwam niet meer bij hem terug. In het zeshonderdeerste jaar van Noachs leven, op de eerste dag van de eerste maand, was het water van de aarde verdwenen. Noach maakte het dak van de ark open en keek rond – de aarde was drooggevallen.
Stilte Muziek Lezing:
Exodus 14:15-31
Uittocht De HEER zei tegen Mozes: ‘Waarom roep je mij te hulp? Zeg tegen de Israëlieten dat ze verder trekken. Jij moet je staf geheven houden boven de zee en zo het water splijten, zodat de Israëlieten dwars door de zee kunnen gaan, over droog land. Ik zal de Egyptenaren onverzettelijk maken zodat ze hen achterna gaan, en dan zal ik mijn majesteit tonen door de farao en zijn hele leger, zijn wagens en zijn ruiters, ten val te brengen. De Egyptenaren zullen beseffen dat ik de HEER ben, als ik in mijn majesteit de farao, met al zijn wagens en ruiters, ten val heb gebracht.’ De engel van God, die steeds voor het leger van de Israëlieten uit was gegaan, stelde zich nu achter hen op. Ook de wolkkolom die eerst voor hen uit ging stelde zich achter hen op, zodat hij tussen het leger van de Egyptenaren en dat van de Israëlieten kwam te staan. Aan de ene kant bracht de wolk duisternis, aan de andere kant verlichtte de vuurzuil de nacht. Die hele nacht konden de legers niet bij elkaar komen. Toen hield Mozes zijn arm boven de zee, en de HEER liet de zee terugwijken door gedurende de hele nacht een krachtige oostenwind te laten waaien. Hij veranderde de zee in droog land. Het water spleet, en zo konden de Israëlieten dwars door de zee gaan, over droog land; rechts en links van hen rees het water op als een muur. De Egyptenaren achtervolgden hen, alle paarden en wagens van de farao en al zijn ruiters gingen achter hen aan de zee in. Maar in de morgenwake keek de HEER vanuit de vuurzuil en de wolkkolom neer op het Egyptische leger en zaaide paniek onder hen. Hij liet de wielen van de wagens vastlopen, zodat de Egyptenaren de grootste moeite hadden om vooruit te komen. ‘Laten we vluchten!’ riepen ze. ‘De HEER steunt de Israëlieten, hij strijdt tegen ons!’ 14
De HEER zei tegen Mozes: ‘Strek je arm uit boven de zee; dan stroomt het water terug, over de Egyptenaren en over al hun wagens en ruiters.’ Mozes gehoorzaamde, en toen de dageraad aanbrak, stroomde de zee terug naar haar gewone plaats. De Egyptenaren vluchtten het water tegemoet, de HEER dreef hen regelrecht de golven in. Het terugstromende water overspoelde het hele leger van de farao, al zijn wagens en ruiters, die achter de Israëlieten aan de zee in gereden waren; niet een van hen bleef in leven. Maar de Israëlieten waren dwars door de zee gegaan, over droog land, terwijl rechts en links van hen het water als een muur omhoogrees. Zo redde de HEER de Israëlieten die dag uit de handen van de Egyptenaren. Toen ze de Egyptenaren dood langs de zee zagen liggen en het tot hen doordrong hoe krachtig de HEER tegen Egypte was opgetreden, kregen ze ontzag voor de HEER en stelden ze hun vertrouwen in hem en in zijn dienaar Mozes.
Stilte Zingen: "De toekomst is al gaande" (Lied 605: vers 1 t/m 5)
Lezing:
Jesaja 55:1-9
Verbond Hierheen! Hier is water, voor ieder die dorst heeft. Kom, ook al heb je geen geld. Koop hier je voedsel en eet. Kom, koop voedsel zonder geld, koop wijn en melk zonder betaling. Waarom geld betalen voor iets dat geen brood is, je loon besteden aan wat niet verzadigen kan? Luister aandachtig naar mij, en je zult ruimschoots te eten hebben en genieten van een overvloedig maal. Leen mij je oor en kom bij mij, luister, en je zult leven. Ik sluit met jullie een eeuwigdurend verbond, als bevestiging van mijn liefde voor David. Hem heb ik aangesteld als vorst en heerser over de naties, als getuige voor de volken. Ook jij zult een volk ontbieden dat je nog niet kende, en een volk dat jou nog niet kende zal zich haasten om bij je te zijn, omwille van de HEER, je God, de Heilige van Israël, die je deze luister heeft verleend. Zoek de HEER nu hij zich laat vinden, roep hem terwijl hij nabij is. Laat de goddeloze zijn slechte weg verlaten, laat de onrechtvaardige zijn snode plannen herzien. Laat hij terugkeren naar de HEER, die zich over hem zal ontfermen; laat hij terugkeren naar onze God, die hem ruimhartig zal vergeven. Mijn plannen zijn niet jullie plannen, en jullie wegen zijn niet mijn wegen – spreekt de HEER. Want zo hoog als de hemel is boven de aarde, zo ver gaan mijn wegen jullie wegen te boven, en mijn plannen jullie plannen.
Stilte Muziek Doopgedachtenis Zingen: "Evenals een moede hinde" (Psalm 42: vers 1 en 7)
Woorden bij het water Gebed
15
Geloofsbelijdenis (we gaan staan)
v. Ik-zal-er-zijn is onze God, God over de goden, Schepper van hemel en aarde, die ons de aarde heeft toevertrouwd; Vader van Zijn volk onderweg, Moeder van alle levenden. a: Dat geloof ik v. Zijn vrederijk is nabij gekomen in Jezus van Nazareth, de Gezalfde. Hij roept ons Hem te volgen. a: Dat geloof ik v. De geest is het die levend maakt, die ons leidt in de waarheid, ons lokt met het visioen van een wereld waar het menselijk toegaat, die mét ons gaat naar de toekomst. a: Dat geloof ik
Zingen: "U kennen, uit en tot U leven" (Lied 653: vers 1, 3 en 7) (we gaan zitten)
Dankgebed en voorbeden Stil gebed - Onze Vader Lezing:
Lucas 24:1-10
Paasevangelie Maar op de eerste dag van de week gingen ze bij het ochtendgloren naar het graf met de geurige olie die ze bereid hadden. Bij het graf aangekomen, zagen ze echter dat de steen voor het graf was weggerold, en toen ze naar binnen gingen, vonden ze het lichaam van de Heer Jezus niet. Hierdoor raakten ze helemaal van streek. Plotseling stonden er twee mannen in stralende gewaden bij hen. Ze werden door schrik bevangen en sloegen de handen voor hun ogen. De mannen zeiden tegen hen: ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden? Hij is niet hier, hij is uit de dood opgewekt. Herinner u wat hij u gezegd heeft toen hij nog in Galilea was: de Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.’ Toen herinnerden ze zich zijn woorden. Ze keerden terug van het graf en gingen aan de elf en aan alle anderen vertellen wat er was gebeurd. De vrouwen die het graf bezochten, waren Maria uit Magdala, Johanna, Maria de moeder van Jakobus, en nog enkele andere vrouwen die hen vergezelden. Ze vertelden de apostelen wat er was gebeurd. v. De Heer is opgestaan! a. De Heer is waarlijk opgestaan!
Zingen: "Christus, onze Heer, verrees" (Lied 624: vers 1 t/m 3)
Wegzending en Zegen
16
Aan de diensten werkten mee: Voorlezers:
Jorine van Leeuwen, Ilse Meester, Rina Ran & Meta Stenneberg;
Organisten:
Peter van Dongen, Nico Hovius & Leo Kramer;
Koor:
Anthem (o.l.v. Leo Kramer)
Voorgangers: ds. Marianne Bogaard, ds. Gert Jan de Bruin & ds. Werner Pieterse; Ouderlingen:
Pieter Licht, Carla Verwoerd & Cor Waringa;
Diakenen:
Marijke Bossenbroek, Els van Geel & Jan van Schaik.
Bestemmingen van de collecte op Witte Donderdag 1e collecte: Kledingbank Aan Galjoen 4 is de Kledingbank gevestigd. Hier kunnen houders van een Amstelveenpas of Amsterdamse Stadspas iedere woensdag van 11 tot 15 uur langskomen en voor € 2,- drie kledingstukken uitzoeken. Voor de vaste lasten, zoals de huur van het gebouw en de energiekosten is de Kledingbank afhankelijk van sponsors zoals de diaconie. Helpt u mee? 2e collecte: Vormings- en toerustingswerk in onze gemeente Op Witte Donderdag wordt er gecollecteerd voor het vormings- & toerustingswerk binnen de Protestantse Gemeente Amstelveen-Buitenveldert: activiteiten rondom zingeving, levensoriëntatie, gemeenschapsvorming, kunst en cultuur en aandacht voor mens en maatschappij.
17