Geschiedenis
Chris van Tellingen
PERSPEC TI EF
Het scheepsjournaal van Ellerbeek: gezond verstand en serendipiteit bij de behandeling van scheurbuik Gerelateerd artikel: Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A1638
Zoals te doen gebruikelijk werden de waarnemingen van opperchirurgijn Joan Ellerbeek tijdens zijn reis met het retourschip Mars naar Kaap de Goede Hoop in 1776, opgetekend in een scheepsjournaal ten behoeve van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). Tijdens de reis kreeg hij te maken met een toenemend aantal lijders aan het gevreesde scheurbuik. Intuïtief inzicht en serendipiteit deden hem besluiten om aangegroeid mos en zeewier (‘Gramen Marinum’) te beproeven als antiscorbuticum, binnen de empirische en medische traditie van zijn tijd. De resultaten waren spectaculair. Niet alleen James Lind komt dus alle eer toe bij de oplossing van het scheurbuikvraagstuk. Ook vele anderen voor en na hem, waaronder Ellerbeek, hebben een bijdrage geleverd.
Drs. C. van Tellingen, cardioloog. Contactpersoon: drs. C. van Tellingen (
[email protected]).
In de geschiedschrijving wordt de geneeskunde van voor 1850 meestal slechts in grote lijnen beschreven. Ook wordt die als minder relevant beschouwd. Oorspronkelijke bronnen geven echter een genuanceerder beeld. De bestrijding van scheurbuik was zonder twijfel een van de grootste uitdagingen binnen de geneeskunde van Noordwest-Europa in de 18e eeuw. De aandoening werd een probleem bij de grote ontdekkingsreizen die de aanzet vormden tot een langer verblijf op zee. De scheepsjournalen vanaf het einde van de 16e eeuw werden zo onbedoeld een wegwijzer bij de studie naar het ontstaan en de behandeling van scheurbuik. In de eerste helft van de 18e eeuw was scheurbuik de belangrijkste doodsoorzaak tijdens langer durende heenreizen naar Kaap de Goede Hoop.1 In 1753 publiceerde de Schot James Lind (1716-1794), scheepsarts bij de Royal Navy, ‘A treatise of the scurvy’, waarin hij onder andere de werkzaamheid van citrusvruchten aantoonde bij de behandeling van scheurbuik.2 Vanwege het gemis aan een algemeen geaccepteerde theoretische verklaring, leidden zijn waarnemingen echter niet direct tot praktische maatregelen.3 Desondanks wordt hij algemeen beschouwd als de ‘uitvinder’ van het klinisch wetenschappelijk onderzoek en de man die aan de wieg stond van de oplossing van het scheurbuikvraagstuk. In werkelijkheid handelde Lind in de medische traditie van zijn tijd, die werd gekenmerkt door ervaringsdeskundigheid. Velen gingen hem daarin voor. Bijvoorbeeld Van Foreest (1521-1579), die bekend stond als de Hollandse Hippocrates en die gedurende enige tijd lijfarts van Willem van Oranje was. Hij boekte succes met een aftreksel van kruiden zoals beekpunge en lepelblad.4 Ook Willem Barentsz beschreef al in 1597 hoe gelukkig hij was om lepelbladeren te vinden, omdat deze hen ‘Wonderlich wel te passe quamen gemerckt zy veel sieckten hadden, ja meestal alzoo van ’t scheurbuyck geplaeght waren. Zy NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1881
1
PERSPEC TI EF
▼ Uitleg ▼ Ascorbinezuur In 1928 ontdekte Albert Szent-Györgyi, een Hongaars arts en latere Nobelprijswinnaar, een stof die hij de naam ‘hexoruninezuur’ gaf en die identiek leek te zijn aan de werkzame reducerende stof in citroensap.10 In 1933 werd de naam ‘hexoruninezuur’ vervangen door ‘ascorbinezuur’ dat is afgeleid van ‘a’ (niet) en ‘scorbus’ (van scorbuut, scheurbuik), waarmee de cirkel rond was en ascorbinezuur het zuur werd dat scheurbuik voorkomt. De benodigde hoeveelheid ascorbinezuur, ofwel vitamine C, per dag is 70 mg. Verklarende woordenlijst Verklarende woordenlijst met daarin de beschrijvingen van termen die voorkomen in het scheepsjournaal van Joan Ellerbeek ‘Waarnemingen op ’t Compagnies schip Mars’ uit 1776 en uit het proefschrift over scheurbuik van Marinus Cornelis van Weel uit 1770. 6,7
acetum squilliticum acida mineralia acida vegetabilia alcalina mineralia beccabunga cataplasma emollientia cichorium endiva cortex citrea
azijn met zeeajuin (Scilla maritima) mout citrusvruchten, limoensap soda beekpunge; rijk aan jodium en vitamine C pleisterverband dat verzacht en kalmeert (pijn stilt) andijvie; rijk aan vitamine A en C citroenschillen; bevatten 129 mg vitamine C per 100 g corysae keel- of neusholte-infectie cremor tartari wijnsteen febris intermittens koorts met wisselend beloop over de dag febris biliosa koorts met donkere urine en gallig braken fumaria duivekervel met vitamine C gramen marinum zeeplanten of zeewier; bevatten 3 tot 39 mg vitamine C per 100 g semen sinapis mosterdzaad; bevat 3 mg vitamine C per 100 g plantae vegetabilia groene planten poma aurantia pomerans of zure sinaasappel poma citrea citroen poma limonia limoen portulaca postelein; met vitamine B1, B2, C, caroteen en mineralen prunus minor gedroogde pruimen; bevatten 0,6 mg vitamine C per 100 g dysenterie door besmetting met Shigella of amoeben roode loop rozijnen gedroogde druiven; bevatten 5 mg vitamine C per 100 g sacci limonum limoensap; met 46 m. vitamine C per 100 ml sal fossile zeezout salia media middelzouten of neutrale zouten tamarinde vrucht van de tamarindeboom (Afrika, Amerika) werkt laxerend taraxacum paardebloem; bevat vitamine B, C, D, E en allerlei mineralen tusses hoest unguentum Aegypticum zalf met aluin, ijzersulfaat, wijn, kamfer en azijn
2
aten deze bladeren met handen volop want zy in Hollandt veel hadden hooren zeggen van hare kracht, maar bevonden die meerder dan zy gehoopt of gemeent hadden ende ’t hielp haer so merckelyck ende haestig dat zy zelfs verwondert waren.’5 Een aantal medici zou de traditie ook na Lind’s bijdrage voortzetten. Daaronder ook de Nederlander Joan Ellerbeek, zoals blijkt uit zijn scheepsjournaal ‘op ’t Compagnies schip Mars’ uit 1776.6 (zie ook het uitlegkader) Uit het scheepsjournaal van 1776
Tijdens de reis van dit Verenigde Oostindische Compagnie(VOC)-schip naar Kaap de Goede Hoop was er tot aan de evenaar op beperkte schaal sprake van ‘corysae, tusses, febris intermittens en biliosa’ (zie uitleg met verklarende woordenlijst), hetgeen aan 1 van de 70 schepelingen het leven kostte. Verandering van weer en wind zorgde voor oponthoud en de ‘scorbut die ten opzigte van de symptomata bij onderscheidene lijders zig op eene zeer verschillende wijze openbaarde’, stak de kop op. De ziekte verspreidde zich snel onder de schepelingen, ondanks het toepassen van alle mogelijke middelen ter bestrijding en preventie. De zieken werden in quarantaine geplaatst en er werd extra aandacht geschonken aan de hygiëne aan boord. Het spoelen met azijn en het verbranden van buskruit en jeneverbessen moest de lucht zuiveren. Het kooigoed werd gelucht en gereinigd en iedereen moest ‘zo veel mogelijk was een behoorlijke levenswijze’ in acht nemen. Bestrijding Eerdere reizen hadden Ellerbeek geleerd dat alle ‘alcalina mineralia, salia media en acida mineralia’ averechts werkten terwijl de ‘acida vegetabilia en de plantae vegetabilia’ juist verderf van het bloed voorkwamen en heilzaam waren. Hij zocht zijn toevlucht dan ook tot voor hem beproefde middelen als mosterdzaad, fijngemalen met acetum squilliticum in een afkooksel met limoensap, tamarinde en citroenschil. Na vijf dagen werd een zodanige verbetering in het ziektebeloop gezien, ‘dat zij ofschoon nog zwak, egter hunnen scheepsdienst weder tot onze komste op Cabo de Goede Hoop hebben verrigt’ (figuur 1). Ellerbeek zorgde ervoor dat de gebruikelijke scheepskost van gezouten vlees en spek werd gemeden. In plaats daarvan kreeg de bemanning soep van mager schaapsvlees, met water dat door een gloeiend ijzer gezuiverd was en vermengd werd met azijn of limoensap met suiker, of een drank met verdunde wijn, tamarinde en suiker. Ondanks deze maatregelen nam het aantal scheurbuiklijders toe naarmate men de Zuidpool dichter naderde. Symptomen werden bestreden met de genoemde middelen en met geneesmiddelen voor lokaal gebruik zoals ‘cataplasmata emollientia op de tumores inflammatorii’,
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1881
PERSPEC TI EF
FIGUUR 1 Recepten uit het scheepsjournaal van Joan Ellerbeek uit 1776 voor ‘antiscorbutica’, middelen tegen het in die tijd gevreesde scheurbuik. Foto van de oorspronkelijke uitgave uit 1780 (Scheepvaartmuseum Amsterdam).
behalve op de knieën omdat de ervaring had geleerd dat gebruik van dergelijke pleisterverbanden kon leiden tot ‘caries in de beenders’. Sommige scorbutici kregen een vurige uitslag over het gehele lichaam, die in de warmte jeuk veroorzaakte en gevolgd werd door hevige pijn. Ellerbeek bestreed dit ongemak met een zalf die ‘ondraaglijke smarten veroorzaakte maar met eenige genezinge na 7 a 8 dagen gevolgd wierdt’. Hij beschrijft hoe hij wonden schoonmaakte en behandelde waarbij hij waarschuwde voor het gebruik van het ‘unguentum Aegyptiacum’, in die tijd blijkbaar een populair middel. Overigens wist hij dat ‘de herstelling van vuile en rottige wonden van de scorbutiken onmogelijk was, zoo lang de oorzaak van die onheilen door inwendige middelen niet was weggenomen.’ Op 18 augustus, bij een oostelijke koers richting de Kaap, kreeg men opnieuw te maken met onbestendig weer, waardoor vele schepelingen niet alleen door de ‘roode loop’ werden aangetast, maar ook het aantal lijders aan
scheurbuik sterk toenam. Velen werden genezen terwijl Ellerbeek alles in het werk stelde om anderen in leven te houden om ‘ter tyd wij ’t land bereikten, ze dan door ’t gebruik van groentens weder tot eene volkomene gezondheid mogten hersteld worden’. Langzaam maar zeker ontstond er een tekort aan het mosterdzaad, zodat dit moest worden gereserveerd voor diegenen die er het slechtst aan toe waren. Zeewier Toen de wind was gaan liggen gaf de kapitein opdracht om het schip van binnen en buiten te reinigen en te ontdoen van de ‘groene gewassen vuiligheden genaamd wierden’. Ellerbeek bedacht zich dat de ‘algoede en wyze God onder zyne groote werken voorzeker geene vuiligheden zoude geschapen hebben. En dat dus deze plantgewassen buiten tegenspraak ook, hoe gering dezelve in onze oogen mogten schijnen, tot een bepaald oogmerk en nut zouden dienen’. Hij vroeg zich af of deze gewassen niet tegen scheurbuik konden worden ingezet en voelde zich gesteund door het feit dat het optreden
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1881
3
PERSPEC TI EF
de Caab weder volkomen hersteld; na weinige dagen gebruik verminderden de maculae scorbuticae, de ulcera zuiverden en, zag ik tot mijn groot genoegen dat de vlekken geheel verdweenen en de wonden genazen.’ Gesteund door dit succes besloot Ellerbeek te testen of het zeewier dezelfde genezende werking had wanneer zij als groente werd opgediend. Fijngehakt kookte hij een gedeelte in water en mengde het met wat boter, meel en azijn om het op smaak te brengen. Vervolgens gaf hij 12 schepelingen die het meest te lijden hadden van scheurbuik, 2 maal daags 4 volle lepels ‘en een goeden dronk wijn daarop’. Ook zij genazen zonder uitzondering na een dag of tien. Uiteindelijk overleed geen enkele schepeling aan scheurbuik ondanks het feit dat ‘geene van ’t gemeen scheepsvolk en weinige zelfs der Officieren geheel van deszelfs besmettinge bevryd zyn gebleven’. Op last van de regering van Kaap de Goede Hoop werd het Gramen Marinum nader onderzocht door medicinae doctor Brand. Hij stelde dat het ‘even als zeekoraal van kragten is, en gelyk ’t zelve een sal fossile in zig behelst en dus een sterk antiscorbuticum is’. Dit werd in 1778 nog
FIGUUR 2 Illustratie uit de oorspronkelijke uitgave van het scheepsjournaal van Joan Ellerbeek uit 1780 (Scheepvaartmuseum Amsterdam).
van scheurbuik, na maanden op zee, gelijke tred toonde met de aangroei van zeewier. Dat kon geen toeval zijn! Hij liet een hoeveelheid wier brengen en noemde het na bestudering ‘Gramen Marinum’. ‘Om de kragt van dit kruid te kennen eer ik het aan de zieken toediende, nam ik zelfs een halve lepel vol van dat gestampte moes met azijn gemengd, en bevond dat het geene de minste schadelijke uitwerkzelen hadde.’ En zo besloot Ellerbeek de proef op de som te nemen. Hij liet een lepel van het moes geven aan twee zieken die er zo slecht aan toe waren dat hun overlijden binnen 24 h was te verwachten. Toen bleek dat zij geen nadeel hadden ondervonden, schreef hij ieder van hen en later ook 5 anderen, 2 maal daags 4 volle lepels voor. Na 6 dagen bleken de symptomen sneller te verbeteren dan eerder tijdens gebruik van het mosterdzaad. ‘Zelfs die persoon welke van alle Officieren en mij reeds was doorgeschreven genas in zoo ver dat hij na verloop van eenige dagen weder op ’t dek begon te wandelen, en is op 4
FIGUUR 3 Het voorblad van de dissertatie van Marinus Cornelis van Weel uit 1770 (archief gemeente Roosendaal).
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1881
Beschouwing
Een oorspronkelijke bron als dit reisverslag geeft niet alleen inzicht in het medisch model en de mogelijkheden van behandeling, maar laat ook zien hoe opportunistisch de oude geneeskunst was. Opportunisme met oog voor serendipiteit. Dat verse groenten en vruchten scheurbuik in enkele dagen konden genezen, wist men al in de 16e eeuw. Conserveren lukte echter nog niet, wat men ook probeerde. Scheepschirurgijns werden vanaf 1694 verplicht om een journaal bij te houden om zo meer informatie over de scheurbuik te verkrijgen. Een dissertatie over scheurbuik uit 1770 van Marinus Cornelis van Weel laat zien hoe men de ziekte praktisch benaderde (figuur 3). Scheurbuik wordt daarin gedefinieerd als een aandoening die het gevolg is van een verkeerde samenstelling van het bloed dat toenemend alkalisch is geworden. Deze zienswijze biedt ook een verklaring voor het hardnekkig voorschrijven van zure medicamenten in die tijd. In de dissertatie worden de bekende antiscorbutica nog eens bij naam genoemd: ‘Poma citrea, aurantia en limonia’ naast ‘Cichorium endiva’, ‘Taraxacum’, ‘Beccabunga’, ‘Portulaca’ en ‘Fumaria’.7 Opvallend in dit lijstje is het ontbreken van mosterdzaad waarmee Ellerbeek zulke goede ervaringen had. Mosterd was al in de oudheid bekend als geneesmiddel. Waarschijnlijk was het gebruik zo algemeen dat het niet als een specifiek middel tegen scheurbuik werd beschouwd. De maatregelen die Ellerbeek nam om de ziekte te bestrijden en verdere verspreiding te voorkomen, waren in lijn met de heersende opvatting dat een besmette atmosfeer de oorzaak was van epidemieën. Niet alleen de hygiënische maatregelen, maar ook het branden van azijn en buskruit moest de lucht zuiveren. Eerder had Ellerbeek al
ondervonden dat acida vegetabilia en plantae vegetabiles zeer heilzaam waren. Het recept van Ellerbeek, een afkooksel met citroenschillen, gedroogde pruimen, mosterdzaad, en limoensap moet zeker effectief geweest zijn.8 Tamarinde en cremor tartari werden als laxans toegevoegd, een standaardbehandeling in die tijd. Volgens Boerhaave konden zeelieden ’t scheurbuik krijgen wanneer zij te veel zout en door rook verhard vlees, vis, gevogelte, of beschuitbrood aten, of stinkend, wormachtig water dronken.9 Ook Ellerbeek volgt deze lijn en geeft de zieken rijst en gort met rozijnen te eten. Intuïtie Het journaal van Ellerbeek laat nog eens zien hoe de zoektocht naar de oplossing van het scheurbuikvraagstuk langs meerdere lijnen verliep. Er was geen analyse van oorzaak en gevolgen zoals wij die kennen. In de 18e eeuw concentreerde men zich zuiver en alleen op wat de directe ervaring leerde. Onmiddellijk intuïtief inzicht werd gezien als een bron van kennis en de mogelijkheid om het bestaan van God met argumenten te bewijzen. Puur op intuïtie en met gezond verstand zocht Ellerbeek onder moeilijke omstandigheden naar een oplossing om het naderend onheil te keren. Gezien de hoeveelheid vitamines en mineralen in zijn Gramen Marinum is het resultaat ook langs de meetlat van vandaag aantoonbaar.8 Bij een nadere bestudering van de verslagen over scheurbuik in de tweede helft van de 18e eeuw blijkt eens te meer dat niet alleen James Lind alle eer toekomt. Ook vele anderen leverden een bijdrage aan de oplossing van deze toen nog mysterieuze ziekte. Drs. Ton J.M. van Velzen, coördinerend projectleider, Nationaal Archief, Den Haag droeg bij aan dit artikel. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Aanvaard op 4 maart 2010 Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A1881
> Meer op www.ntvg.nl/perspectief ●
Literatuur 1
Leuftink AE. Harde Heelmeesters. Zeelieden en hun dokters in de 18e
4
2 3
Forestus P. De Scorbuto. In: Opuscula selecta Neerlandicorum de arte medica. Deel 13. Amsterdam: Sumptibus Societatis; 1935. p. 17-95
eeuw. Zutphen: Walburg Pers; 1991. p. 52 Lind J. A Treatise of the Scurvy. Edinburgh: Sandi, Murray and Cochrane;
5
De Veer G. Reizen van Willem Barents, Jacob van Heemskerck, Jan
1753. p. 192-6
Cornelisz Rijp en anderen naar het Noorden. De Linschoten-Vereeniging
de Knecht-van Eekelen A. Uit de bibliotheek van het Nederlands
Band 1 en 2; Den Haag. 1917
Tijdschrift voor Geneeskunde: Speculum Scorbuticum: opvattingen over ontstaan, behandeling en preventie van scheurbuik. Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:1553-7.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1881
5
PERSPEC TI EF
eens bevestigd door een gevalsbeschrijving in een brief van Gerardus Reytenbagh, opperchirurgijn van de kamer van de VOC in Hoorn. Hij beschrijft daarin de lotgevallen van een matroos die volgens de adviezen van opperchirurgijn Ellerbeek werd behandeld en volledig herstelde.
PERSPEC TI EF
6
Ellerbeek JF. Waarnemingen op ’t Compagnies schip Mars, in zee
8
USDA National Nutrient Database for Standard Reference. 18: 2005
gestoken den 17 may 1776 en den 16 september op Cabo de Goede Hoop
9
Boerhaave H. Kortbondige spreuken wegens de ziektens, ingeleid door
aangekomen. In de Verh. van het Zeeuwsch Genootsch. der Wetensch.
10 Szent-Györgyi A. Observations on the function of peroxidase systems
Scheepvaartmuseum. Inv.nr. A 3079 7
6
Lindeboom GA. Alphen aan den Rijn: Stafleu’s wetenschappelijke uitgeversmaatschappij bv; 1979. p. 238-43
Deel 7. Hfdst. 2. Middelburg: Pieter Gillissen; 1780. p. 259 van Weel MC. Repetitio Medica de Scorbuto. [proefschrift] Leuven 1770
and the chemistry of the adrenal cortex. Journal of Biochemistry 1928; 22:
Archief Roosendaal. Collectie Ghulden Roos.
1387-1409.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1881