HET OUD-ARCHIEF VAN DE GEMEENTE CULEMBORG.
De afbeelding op het titelblad vertoont het in de 15e en 16e eeuw gebruikte stadszegel, gelijk dit voorkomt aan een charter van 1472 in het archief der hertogen van Gelderland (Rijksarchief Arnhem), op het dubbele der ware grootte.
HET OUD-ARCHIEF VAN DE GEMEENTE
CULEMBORG DOOR
Dr. A. J. VAN DE VEN
BROF.KHOFF N.V. v/h KEMINK EN ZOON OVER DEN OOM TE UTRECHT 1938.
HET OUD-ARCHIEF VAN DE GEMEENTE
CULEMBORG DOOR
Dr. A. J. VAN DE VEN
BROF.KHOFF N.V. v/h KEMINK EN ZOON OVER DEN OOM TE UTRECHT 1938.
INLEIDING. Gelijk het aan eene lSe-eeuwsche stedebeschrijving paste, heeft Voet van Oudheusden in zijn in 1753 uitgegeven werk *) den oorsprong van het2 stadje Culemborg zoo hoog mogelijk opgevoerd door mede te deelen ), dat het in 1144 gebouwd zou zijn door Roelof heer van Bosinchem ten behoeve van diens zoon'Huibert. Deze zou geboren zijn lange jaren nadat de vader, meenende geene kinderen meer te zullen krijgen, de heerlijkheid Beusichem aan zijne dochter Ida tot bruidschat had beloofd, zoodat door haar huwelijk met Allard heer van Buren de heerlijkheden Buren en Beusichem in één hand zouden zijn gekomen. Dit geheele verhaal moet naar het rijk der fabelen worden verwezen, gelijk aangetoond is door Jhr. Mr. W . A. Beelaerts van Blokland in een artikel: De vereeniging van Beusichem met Buren, in de Bijdragen en Mededeelingen der Vereeniging „Gelre" 3 ), en reeds vermoed werd door Van Spaen, die in zijn Inleiding tot de historie van Gelderland*) verklaarde, te dezen aanzien „alleen het zekere en aanmerkelijkste" te willen bespreken. Ook Voet van Oudheusden zelf evenwel is dichter bij de waarheid gekomen, toen hij mededeelde 5 ), dat Huibert II heer van Culemborg in 1271 een kasteel bouwde aan de westzijde der stad benedendijks aan den weg naar Goilberdingen. In hoeverre dit jaartal juist is, valt niet na te gaan, maar wel is het mogelijk om aan de hand van enkele oorkonden den gang van zaken weer te geven. Het oudste charter, waarin van een ,,castrum, dictum Culenburgh" sprake is, dateert van 21 November 1281. Een enkele maanden oudere brief, nl. van 4 Juli in hetzelfde jaar, spreekt van een. in Kulenburg gelegen stuk land, waarop het kasteel was gesticht 6 ). Omtrent den oorsprong van dezen naam bestaan geene gegevens, maar in verband met den uitgang van het woord kan men veilig aannemen, dat het kasteel eerder dan de landstreek den naam gedragen heeft.7 De door Voet gehouden bespiegelingen over den oorsprong ervan ) missen allen vasten ondergrond, en men late ze dus voor wat zij zijn. Uit de bovengenoemde acte van 4 Juli 1281 blijkt, dat er toen te dezer plaatse een versterkt huis (castrum) stond op een aan het kapittel van Oudmunster te Utrecht leenroerig stuk grond. Die grond. 1) Historische beschryvinge van Culemborg, Utrecht, 1753. 2) Blz. 11. 3) Deel XX (1917), blz. 103-105. 4) III, blz. 229. 5) Blz. 15 en blz. 31. 6) Sloet, Oorkondenboek, nos. 1039 en 1031. De onder het eerste nummer vermelde acte is in 1935 door het Algemeen Rijksarchief overgedragen aan het Rijksarchief in Gelderland en berust thans in het hertogelijk archief. 7) Blz. 421^423.
door Hubertus van Bosinchem, erfschenker van den bisschop van Utrecht, in leen gehouden, werd op genoemden datum door het kapittel aan zijnen leenman in vrijen eigendom afgestaan tegen de opdracht van elders gelegen en terstond weder aan hem in leen uitgegeven landerijen. Uit de bewoordingen der acte, die mededeelt, dat op het bedoelde stuk land het kasteel van Hubertus van Bosinchem gesticht was, valt af te leiden: 1° dat de stichting niet lang geleden had plaats gevonden, want anders zou zij niet zijn vermeld, en 2° dat deze Hubertus niet zelf de stichter kan zijn geweest, want anders zou het feit van de stichting niet met de thans gebruikte bewoordingen in de acte zijn opgenomen. Op grond hiervan kan men als stichter van het kasteel Culenborch beschouwen Hubertus van Bosinchem, vader van den in de acten van 1281 vermelden Hubertus. De bouwheer was, gelijk uit een acte van 31 Mei 1271 1 ) blijkt, op dezen datum reeds overleden, zoodat de stichting van het kasteel in elk geval vóór dien moet hebben plaats gevonden. Men zal zich overigens van dit castrum geen al te weidsche voorstelling moeten maken, doch veeleer het als een versterkt steenen huis dienen te beschouwen. Gelijk hierboven reeds is uiteengezet, heeft de zoon Htiibert den grond, waarop zijn vader dit steenen huis had gesticht, op 4 Juli 1281 van den er op rustenden leenband doen ontslaan. Nog geen vijf maanden later, op 21 November 1281, droeg hij zijn huis in leen op aan den graaf van Gelre, Reinald ï, en van dien tijd af tot aan de opheffing van liet leenstelsel toe is het een Geldersch leengoed gebleven. De afstammelingen van dezen Huibert, te beginnen met zijnen kleinzoon Huibert Schenck van Culenborch, hebben den naam Van Bosinchem laten varen en zich naar den Culenborch, hun stamslot, genoemd. Bij het versterkte huis ontstond eene nederzetting, die in 1310 werd afgesplitst2 van het kerspel Beusichem en tot eene zelfstandige parochie verheven ), en die op 6 December 1318 haren eersten privilegebrief ontving van Johan van Bosinchem, heer van Culemborg, zoon en leenvolger van zijnen vóór 21 Maart 1303 overleden vader Huibert 3 ). Dit is de z.g. Oude stad, wier aanleg men ook tegenwoordig nog duidelijk in het stadsbeeld herkennen kan. Weliswaar zegt het charter van 1318 alleen, dat de vrijheden aan de poorters ter plaatse werden geschonken, maar men kan deze. oorkonde toch als de eerste stadrechtbrief beschouwen. Dat de nederzetting bij het huis Culenborch met muren en poorten versterkt was, laat zich hieruit veilig afleiden. Omstreeks het midden der 14e eeuw werd het oude kasteel afgebroken en een nieuw slot aan de oostzijde der stad gebouwd. Dit is in de 18e en het begin der 19e eeuw gesloopt. 1) Sloet, no. 933. 2) Voet blz. 22. 3) Blijkens een charter in het grafelijk archief werd op genoemden dag de weduwe van Huibert, Clemence genaamd, door den abt van St. Paulus te Utrecht beleend met den halven tiend onder Kesteren. — Huibert leefde nog in 1300. Zie Nijhoff, Gedenkwaardig heden, I, no. 69.
Het jaar 1339 bracht eene verandering, doordat met het huis, dat thans niet meer afzonderlijk in de acte wordt genoemd, de stad en de heerlijkheid Culemborg onder den leenband werden vereenigd'). De in de acte gegeven omschrijving van de grenzen der heerlijkheid is weinig duidelijk. Er is echter geen aanleiding om aan te nemen, dat met die omschrijving bedoeld zou zijn, dat slechts een deel der heerlijkheid tot een Geldersch leen zou zijn gemaakt 2 ). In den loop der He eeuw is het stadsgebied twee malen vergroot. Ook deze uitbreidingen zijn nog in het stadsbeeld na te gaan. De Ha vendij k aan de zijde van de Lek, waar schippers zich gevestigd hadden, werd in de 15e eeuw bij het stadsgebied getrokken. Aan den zuidkant ontstond op het einde der He eeuw eene nederzetting van boeren, die door een watervloed uit hunne ten Zuiden der stad gelegen dorpen als Paveien en Prijs of Parijs verdreven waren. Dit gedeelte, dat Lanksmeer heette en later de Nieuwstad werd genoemd, vormde eene zelfstandige parochie met een eigen, aan St. Jan toegewijde, parochiekerk. Het kerspel is reeds tengevolge van de Reformatie opgeheven en met de stadsparochie van St, Barbara vereenigd. De kerk is eerst in het begin der 19e eeuw afgebroken. Tot het gebied der tegenwoordige gemeente Culemborg behoort het territoir der voormalige stad alsmede het er buiten gelegen gebied der voormalige heerlijkheid Culemborg, dat in hoofdzaak ten Oosten en ten Zuiden der stad gelegen was, en de buurschappen Redichem, Lanksmeer (ten deele), Paveien, Parijs, Tienhoven en Zoowijk (Zoechwijck) omvatte. De heerlijkheden Ever'dingen en Zijderveld, alsmede Goilberdingen, die eveneens aan de heeren, na 1555 graven, van Culemborg toebehoorden, vormden tot 1795 een afzonderlijk gericht onder een richter met zeven schepenen overeenkomstig twee handvesten van 1413 en 1494 :') en stonden niet onder het gezag van den stedelijken magistraat. Ook na 1795 zijn Culemborg en Everdingen administratief gescheiden gebleven. In beide plaatsen vormde zich eene municipaliteit, die in 1798 vervangen werd door een gemeentebestuur, en het geheele graafschap, dat van 1795 tot 1799 hardnekkig gepoogd had als een zelfstandig gebied bij de Bataafsche Republiek te worden gevoegd, kwam in laatstgenoemd jaar onder het Departementaal bestuur van den Rhijn en werd 4door de Staatsregeling van 1801 bij de provincie Gelderland gevoegd ). In 1811 veranderden Culemborg en Everdingen elk in eene mairie en werden zij bij het Département des bouches du Rhin gevoegd, terwijl Gelderland overigens, voorzoover boven de Waal gelegen, tot het Département de 1'Issel supérieur behoorde. De Grondwet van 1814 herstelde den ouden toestand door 1) Een afschrift van den door Huibert Schenck van Culenborch gegeven renversaalbrief is gedrukt bij Nijhoff, Gedenkwaardigheden, I, no. 352, 2) Vgl. Nijhoff, t.a.p., blz. 402. noot 1. 3) Voet, blz. 684 en 695. 4) Zie ov&- dit onderwerp de verhandeling van schrijver dezes in de Bijdragen en Mededeelingen van Gelre, deel XXXIX (1936),'blz. 177: De incorporatie van Culemborg bij Gelderland.
Culemborg en Everdingen opnieuw onder de provincie Gelderland te brengen. De wet van 27 April 1820, Stbl. no. 12, eindelijk heeft de provinciale grens langs den Diefdijk gelegd, zoodat Everdingen sindsdien tot de provincie Zuid-Holland heeft behoord, terwijl Goilberdingen daarvan is afgescheiden en met de gemeente Culemborg is samengevoegd. Opgemerkt zij, dat Everdingen ten aanzien van den waterstaat van oudsher tot de Vijfheerenlanden en daarmede tot de provincie Holland behoorde, en dat het dus te dien aanzien, anders dan de naam zou doen denken, niet onder het Gemeeneland van Culemborg ressorteerde. Goilberdingen behoorde er echter wel toe, want de waterstaatkundige grens lag van ouds aan den Diefdijk. Volgens den oudsten stadrechtbrief van 1318 bestond het stadsbestuur uit richter en schepenen, door den heer aan te stellen 1 ). Het privilege van 1533 geeft den richter den titel van scholt. Beide termen, richter en schout, werden in den tijd van Voet door elkaar gebruikt. Het getal schepenen blijkt uit de privilegebrieven niet, maar men kan aannemen, dat het evenals in het gericht Everdingen en Zijderveld zeven zal hebben bedragen. Volgens het Stad- en Landrecht van 1680 bedroeg het getal schepenen in de stad zes, volgens dat van 1742 acht. Buitendien maakten een drost en twee burgemeesters deel van de stedelijke regeering uit. De burgemeesters werden onderscheiden als stads- en schepenburgemeester. Over hunne functie ten aanzien van de stadsfinanciën vóór 1628 zie men het aangeteekende bij de desbetreffende afdeeling van den inventaris. Volgens het Stad- en Landrecht van 1742 bekleedde in zaken van justitie, bij rechtspraak dus, de schepenburgemeester den voorzittersstoel, maar in zaken van politie, hetgeen wij administratieve zaken zouden noemen, drost, schout en stadsburgemeester 2 ). Deze laatste3 had ook tot taak de stadszegels alsmede de stadssleutels te bewaren ). Ten aanzien van het openen van de ingekomen1 brieven hadden drost, schout en burgemeesters gelijke bevoegdheid ). In den loop der 18e eeuw heeft het college der grafelijke Raden, die den landsheer in het bestuur van zijn graafschap ter zijde stonden, bemoeiingen met het stadsbestuur gekregen en vonden vergaderingen plaats van Raden en Magistraat als één college. Op welken grond de samenwerking dezer beide lichamen is begonnen, is niet bekend, terwijl ook nog bij eene behandeling der rechtsgeschiedenis van Culemborg onderzocht zou dienen te worden, over welke onderwerpen van bestuur de bevoegdheden van het nieuwe college zich uitstrekten. De resoluties vangen met het jaar 1765 aan en het eerste deel is gemerkt A 5 ). Er zijn echter aanwijzingen, dat toen slechts eene nieuwe serie werd begonnen. Hoewel uit dezen tijd geen resoluties van den Magistraat alleen bewaard zijn gebleven, blijkt toch uit enkele resoluties van het groote 1) 2) 3) 4) 5)
Voet, blz. 614 en 616. Cap. I, art. IX. Cap. I, art. XXIX. Cap. I, art. XIII. Zie Inv. nos. 4^12.
college, dat ook nog afzonderlijke bijeenkomsten van den stedelijken Magistraat plaats vonden. Aan het bestaan der grafelijke Raadkamer .werd door de revolutie een einde gemaakt. Het oudste stadszegel, dat in de 15e en de 16e eeuw in gebruik was, vertoont een poort met ringmuur en torentjes, terwijl op de poort eene linksgewende banier beladen met drie zuilen (2 en 1) is geplaatst. In de poortopening bevindt zich een aanziende zittende leeuw. Het randschrift luidt: SIGILLUM OPIDI CULENBORGENCIS. Dit zegel is, vermoedelijk in de 17e eeuw, vervangen door een ander, waarvan een afbeelding voorkomt in het werk van Voet 1 ). Het vertoont weder een poort met ringmuur en torens. Onder de poort bevindt zich een met eene paarlenkroon gedekt schild, terwijl uit den middeltoren twee vanen zijn gestoken. Schild en vanen vertoonen ieder drie zuilen (2 en 1), terwijl de kleuren volgens de afbeelding bij Voet zijn aangegeven als rood in goud. Het randschrift luidt: Sigïllum magnum civitatis Culcnburgensis. Een kleinzegel, dat tot randschrift heeft: Sigillum minus civitatis Culenburgensis, en alleen het door een kroon met fleurons gedekte schild niet de drie zuilen bevat, wordt vermeld in de Beschrijving2 der zegelverzameling van het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage ). Het boven beschreven wapen, in goud drie roode zuilen 2 en 1, wordt eveneens door de tegenwoordige gemeente Culemborg gevoerd. Het is hetzelfde als dat van de oudste heeren van Culemborg, voordat dit door aanhuwelijking met andere wapenfiguren vermeerderd werd. Het stadsarchief zal waarschijnlijk van oudsher op het stadhuis zijn bewaard onder de hoede van den stedelijken magistraat. Toch zijn er ook relaties met het kasteel geweest, want o.a. op de stadsrekening over het jaar 1539/40 is aangeteekend, dat de bijbehoorende acquiten ,,op mijns Vrouwen contoir" waren gelegd. Daarentegen is op de rekening over 1580/81 vermeld, dat deze met de bijlagen op het stadhuis was geborgen. Ook de bijlagen bij de rekeningen der gasthuizen werden daar bewaard, terwijl op sommige rekeningen van het St. Elisabethsgasthuis is genoteerd, dat deze acquiten in de kist van den schepenburgemeester waren geplaatst. Met deze kist is waarschijnlijk de stadskist bedoeld, die reeds in een bewaard gebleven inventaris van het jaar 1567 wordt genoemd en eveneens in een in het jaar 1764 opgemaakt exemplaar. Ook elders in het stadhuis werden archivalia geborgen, gelijk blijkt uit een inventaris van 1810, waarin van ,,de groote kast" gesproken wordt. In 1828 werd de provinciale archivaris Is, An. Nijhoff door den gouverneur der provincie Gelderland gecommitteerd om de binnen de stad Culemborg bewaarde archieven op te nemen. Het bleek hem, dat de archivalia, welke moesten worden verwijderd in 1812, — toen een der laatste overblijfsels van het kasteel, de z.g. Witte Toren, die als berg1) Tegenover blz, 596. 2) 's-Gravenhage, 1878, blz. 57.
plaats voor het archief diende, voor afbraak werd verkocht, — een tijd lang in kisten in de open lucht hadden gestaan, en dat vervolgens de stedelijke rekeningen en de stukken betreffende de stedelijke financiën op den zolder van het stadhuis waren geplaatst. De rest van het grafelijk archief, het grootste gedeelte uiteraard, was uitgestort op den zolder van het weeshuis. Op grond van het door Nijhoff uitgebrachte rapport 1 ) werd den Culemborgschen boekhandelaar J. K. van den Abeelen de inventarisatie opgedragen onder het toezicht van den provincialen archivaris. Terloops zij vermeld, dat de eerstgenoemde met eene gratificatie werd beloond voor den door hem in de jaren 1830—1835 verrichten arbeid, terwijl de provinciale archivaris, onder wiens toezicht en in overleg met wien het werk was geschied, door den Koning met een gouden medaille werd vereerd. Een Koninklijk Besluit van 1835 bepaalde, dat het grafelijk archief naar de provinciale archiefbewaarplaats te Arnhem zou worden overgebracht, zoodra hiervoor ruimte zou kunnen worden gevonden. Het zou daarom echter voorloopig te Culemborg blijven onder het toezicht van Van den Abeelen. Dit toezicht heeft geduurd tot aan 's mans overlijden op 24 December 1869, waarna het grafelijk archief in het begin van Februari 1870 naar Arnhem werd overgebracht. Intusschen was het in 1835 na de voltooiing van de inventarisatie naar het stadhuis over. gebracht, omdat de zolder van het weeshuis moest worden ontruimd. In de jaren 1847—1849 heeft Van den Abeelen zich ook met het gemeentearchief bezig gehouden ter assistentie van den gemeente-secretaris. Bij raadsbesluit van 27 September 1847 werd aan Van den Abeelen een belooning van f. 50.— toegekend, welke op 14 September 1849 tot f. 75.— werd verhoogd. In een brief aan Nijhoff van 21 Juni 1850 schreef Van den Abeelen: „Het stedelijk archief is nu ook in order en bevat ten deele nog al merkwaardigs" 2 ). Met den door hem vervaardigden inventaris, die steeds in handschrift is gebleven, heeft men het lang gedaan. Er staan verschillende archivalia in vermeld, die organisch in het grafelijk archief thuis behoorden, want om de herkomst der stukken hebben noch Van den Abeelen noch Nijhoff zich bekommerd. De tijd, dat het herkomstbeginsel zijnen zegetocht zou aanvangen, was toen dan ook nog ver verwijderd. Hierboven is reeds vermeld, dat bepaalde stedelijke archivalia op het kasteel waren geborgen geweest. Omgekeerd zal het verblijf van het grafelijk archief ten stadhuize niet bevorderlijk zijn geweest aan een behoorlijke afscheiding van de verschillende archieven, waartoe, gelijk hieronder uitvoeriger wordt medegedeeld, ook dat van het polderdistrict behoorde. In 1886 heeft de toenmalige Rijksarchivaris in Gelderland, Mr. J. F. Bijleveld, aan den Gemeenteraad den afstand verzocht van de stukken, die tot het rechterlijk archief der stad en tot het grafelijk archief 1) D.d. 28 Mei 1828. Oorspr. in het nieuw archief der provincie Gelderland, minuut in de correspondentie van het Rijksarchief in Gelderland, 2) Correspondentie van het Rijksarchief in Gelderland.
behoorden. Nog in hetzelfde jaar is de overbrenging daarvan naar Arnhem geschied, maar later is gebleken, dat Mr. Bijleveld eenerzijds • te veel, andererzijds te weinig had gedaan. Te veel, doordat hij o.a. mede ten behoeve van het grafelijk archief overgenomen had de rekeningen van het Gemeene land van Culemborg, die als afkomstig van den dijkstoel ongetwijfeld in het eveneens in een vertrek ten stadhuize bewaarde archief van het polderdistrict Culenborg 1 ) thuis behoorden; te weinig, doordat niet alles wat voor overdracht in aanmerking kwam, ook overgenomen was, en verder de archivalia in het grafelijk archief, die organisch tot het stadsarchief behoorden, buiten beschouwing waren gelaten, terwijl zij toch volgens denzelfden gedachtengang aan de gemeente hadden behooren te worden afgestaan. Het gemeente-archief is nadien lange jaren verwaarloosd, tot het omstreeks 1925 eenigermate is geordend en verzorgd door Mr. L. Sillevis ten behoeve van door dezen in te stellen onderzoekingen. Die ordening heeft bij de laatste inventarisatie in zooverre gunstig gewerkt, dat geen al te groote chaos behoefde te worden uitgezocht, maar overigens is de indeeling van het archief, waartoe Mr. Sillevis nog niet was genaderd, geheel nieuw opgezet. Deze inventarisatie heeft ook geleid tot eene ruiling van archiefstukken tusschen Rijk en Gemeente, waarvoor thans eene gunstige aanleiding bestond, omdat ook het grafelijk archief aan een inventarisatie naar moderne inzichten werd onderworpen, en tevens gebleken was, dat Mr, Bijleveld niet alles, wat organisch tot dat archief behoorde, van de gemeente had overgenomen. Van deze gelegenheid is ook gebruik gemaakt om archivalia af te staan aan het polderdistrict, aan het St. Elisabethsweeshuis en aan de gemeente Everdingen, alsmede een handschrift aan de plaatselijke Oudheidkamer. De belangrijkste aanwinst, door het gemeente-archief bij bovengenoemden ruil verkregen, bestond in een groot getal archivalia, meest charters, behoorend tot de archieven van het St. Petersgasthuis, den Poth en het St. Elisabethsgasthuis. De archieven dezer stichtingen zijn beschreven onder de gedeponeerde archieven naast de gilde-archieven, die der z.g. Boedels en dat van Curatoren der voormalige Latijnsche school, welke verder geene toelichting behoeven. Van de genoemde liefdadige instellingen bestaat tegenwoordig alleen nog het St. Elisabethsgasthuis als zoodanig. Het is bestemd tot huisvesting van eenige oude mannen en vrouwen in verschillende woningen en werd in 1532 gesticht door Elisabeth vrouwe van Culemborg en haren tweeden echtgenoot Anthony van Lalaing, graaf van Hoogstraten. Het wordt niet meer afzonderlijk beheerd, maar ressorteert onder het Burgerlijk Armbestuur, evenals de beide andere stichtingen, die echter niet meer zelfstandig in wezen zijn. De oorsprong van het St. Petersgasthuis is onbekend; het wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde van 1386 2 ) , In 1421 schijnt het in 1) In tegenstelling met de gemeente schrijft het district zijnen naam niet Culemborg, doch Culenborg. 2) Reg. no. 9.
8 een nieuw gebouw te zijn gekomen 1 ). De .stichtingsacte van den Poth d.d. 7 Mei 1455 is in afschrift bewaard gebleven in het Cartularium dier instelling a ) f terwijl een aanvullende acte van 1511 dateert 3 ). Het doeï dezer fundatie was het doen van uitkeeringen aan huiszittende armen. Uit de rekeningen laat zich afleiden, dat het St. Petersgasthuis nog in de 16e eeuw werkelijk tot verpleging van behoeftigen heeft gediend. Er was personeel, bestaande in eene moeder en eene dienstmaagd, en er werden uitgaven gedaan voor de keuken. Wellicht werden er dus ook maaltijden verstrekt. Deze uitgaven nu vindt men voor het laatst opgeteekend in de rekening over 1567/68. Bij die voor het personeel staat het er zelfs bij: TJuytgegeven van loon des huysgesins voor de leste reyse. Daarentegen zijn in de volgende rekeningen de uitkeeringen aan behoeftige personen veel uitgebreid. Vermoedelijk is dus omstreeks 1569 het gasthuis van bestemming veranderd. De kerk, waarin reeds in 1566 de iGereformeerde leer was gepredikt, stond na dien lange jaren ledig en werd in 1677 aan de Luthersche gemeente in gebruik gegeven door den toenmaals regeerenden graaf Georg Friedrich graaf van Waldeck 4 ). In hoeverre het onder Inv. no. 1993 beschreven bestek ook inderdaad tot eene verbouwing geleid heeft, blijkt uit deze stukken niet. Volgens de mededeeling van Voet 5 ) zou de Latijnsche school, waartoe de gasthuiskerk volgens bovengenoemd bestek-verbouwd zou worden, sedert de middeleeuwen nooit van plaats zijn veranderd. Uit eene ,.Memorie der in het Departement Gelderland gevonden wordende godshuizen en andere gestigten van liefdadigheid", ingediend bij den Minister van Binnenlandsche Zaken in Augustus 1806, blijkt, dat het gebouw van het St. Petersgasthuis toen nog bestond en diende voor uitdeelingen van brood, kleederen enz. aan noodlijdende ingezetenen. In den tegenwoordigen tijd zijn alleen nog de kapel, die als Luthersche kerk dienst doet alsmede een klein gebouwtje aanwezig. Op eenige weinige uitzonderingen na is het oud-archief, gelijk dit in den hierna volgenden inventaris beschreven is, afgesloten met het daarvoor gebruikelijke jaar 1813. Als grens voor de regestenlijst van de in het archief aanwezige oorkonden is gekozen de 9e December 1555, op welken datum door het overlijden van Elisabeth van Culemborch het geslacht van dezen naam uitstierf en de inmiddels tot een graafschap verheven heerlijkheid onder het bewind kwam van graven, die uit vreemde geslachten gesproten waren. Bij de oorkonden is de eenige van vóór 1555 bewaarde brief, die in het grafelijk archief was beland en thans weder in het stadsarchief is teruggebracht, mede vermeld (no. 290). Verder zij er hier nog op gewezen, dat ter besparing van drukkosten de dateeringen niet in onopgelosten vorm onder de 1) 2) 3) 4) 5)
Reg. no. 41. Inv. no. 1452. Reg. no. 115. Inv. no. 1452. Reg. no. 309. Voet, blz. 472-473. Blz. 577.
regesten zijn opgenomen. Achter den opgelosten datum zijn alleen bijzonderheden in de dateering vermeld. Wel zijn in den inventaris de specificatiën der verschillende serieën behouden, omdat het weglaten hiervan in de practijk te groote bezwaren bleek op te leveren. Dat ook de regesten in het algemeen gesproken behouden zijn, is een gevolg van de overweging, dat deze in het bijzonder voor de beoefenaars der locale geschiedenis van groot nut kunnen zijn in verband met de vele namen van personen en plaatsen, straten enz,, welke zij bevatten. iNa het gereed komen van den inventaris werden de daarin beschreven archivalia op de gebruikelijke wijze genummerd en werd ten laatste een index op de in inventaris en regestenlijst voorkomende persoons- en plaatsnamen vervaardigd. Vervolgens ging het archief weder naar de bewaarplaats te Culemborg terug. Op het einde van 1936 evenwel kwam schrijver dezes tot de onaangename ontdekking, dat destijds bij de voorloopige ordening niet het geheele oud-archief naar de brandvrije bewaarplaats was overgebracht, doch dat op één der zolders van het stadhuis eene vrij groote hoeveelheid archivalia in eene tamelijke wanorde was achtergebleven. Het meerendeel dezer stukken bleek te bestaan uit liassen met acquiten, bijlagen bij rekeningen van verschillende instellingen, welke liassen zelf gelukkig intact waren gebleven. Ware deze ontdekking eerder geschied, dan hadden deze archivalia in den inventaris kunnen worden ingevoegd. Thans echter, nu niet slechts de nummering, maar ook de index gereed waren, was een dergelijke invoeging zonder meer onmogelijk, omdat het aantal bis-nummers veel te groot zou geworden zijn. De eenig aangewezen weg zou in dat geval zijn geweest het werk opnieuw te verrichten: het archief over te nummeren en eenen nieuwen index te vervaardigen. De tijd, die met dat werk gemoeid zou zijn geweest, kon in verband met de overige werkzaamheden van den schrijver niet worden gevonden. Om die reden is de overigens niet zeer elegante oplossing gekozen, al deze stukken in een supplement te beschrijven 1 ). Ten einde het opzoeken van de bij elkander behoorende stukken toch eeningszins te vergemakkelijken, is in het Supplement de indeeling van den Inventaris gevolgd en zijn over en weer verwijzingen aangebracht. Hopelijk zullen op die wijze de bezwaren dezer noodgedrongen gekozen methode van beschrijving zooveel mogelijk zijn ondervangen. Gelijk van zelf spreekt, zijn de verschillende in het Supplement voorkomende eigennamen mede in den Index verwerkt. 1) Opgemerkt kan worden, dat het systeem om aan de verschillende onderdeden van serieén (rekeningen enz.) afzonderlijke nummers te geven bij eene verrassing als deze tot de omschreven moeielijkheden leidt. Geeft men daarentegen aan elke serie één nummer met afzonderlijke kenteekens (nummers of letters) voor de onderdeden er van, dan kunnen later gevonden archivalia gemakkelijker worden ingevoegd. Juist in een geval als het onderhavige zou dit zijne voordeden hebben gehad.
INVENTARIS. EERSTE AFDEELING. ARCHIEF VAN HET STADSBESTUUR TOT EN MET 1810. N.B. De inschrijving in sommige registers is tot na het bovengenoemde jaar voortgezet, terwijl ook enkele dossiers zich over latere jaren uitstrekken.
I. STUKKEN VAN ALGEMEENEN AARD. 1-—3. Registers van resolutiën van den magistraat, 1640—'1709. 4 deelen. N.B. In deze registers werd behalve de besluiten der gewone vergaderingen ook opgeteekend hetgeen door schout en magistraat op z.g. politiedagen verhandeld werd.
1. 1640—1659. 2. 1659—1676. N.B. Achterin een alphabetische klapper op de onderwerpen.
2 bis. 1676—1680. 3. 1688—1709. 4:—12. Registers van resolutiën van Raden en magistraat, 1765 — 1795. 9 deelen. 4. 1765—1769. N.B. Gemerkt: A. Achter in het deel bevindt zich een index.
5.
1769—1772.
6.
1772 — 1775.
7.
1775—1777.
8.
1777—1784.
9.
1784—1787. N.B. Gemerkt: F. 1787—1789.
N.B. Gemerkt: B. N.B. Gemerkt: C. N.B. Gemerkt: D. N.B. Gemerkt: E.
10.
N.B. Gemerkt: GAchter in het deel bevindt zich een index.
II.
1789—1794. N.B. Gemerkt: H. 12. 1794—1795.
12 13—26. Registers van resolutiën van de municipaliteit en van het gemeentebestuur, 1795—1802. 14 deelen. 13. 1795 Februari—Juli, 14. 1795 Juli—1796 September. ' 15. 1796 September—1797 Juni. 16. 1797 Juni—1798 Januari. N.B. De deelen, Vermeld onder de nummers 13-— 16, hebben achterin een alphabetischen index.
17. 18. 19. 20. 21. 22. 23.
1798 1798 1798 1799 1800 1800 1800
Januari—Augustus. Augustus—-December. December—1799 Mei. Mei—December. Januari—Mei. Mei—October. October—1801 April.
N.B. De deelen, vermeld onder de nummers 21 — 23, hebben achterin een alphabetischen index.
24. 1801 April-October. . 25. 1801 October—1802 Mei. 26. 1802 Mei—November. 27, 28. Registers van resolutiën van den magistraat der stad, 1802 — 1808. 2 deelen. 27. 1802—1805. 28. 1807—1808. N.B. Bevat achterin een alphabetischen index. 29—45. Rolle van Politie, 1706—1795. 17 deelen. N.B. In deze registers staan behalve geringe justitieele zaken ook resolutiën van den magistraat ingeschreven. Zij zijn thans van het rechterlijk weder in het gemeente-archief teruggebracht, aangezien zij op één lijn staan met de registers van resolutiën, die zich daar reeds bevonden. De deelen van 1751'—1795 vormen een serie, gemerkt A ^ O . Voorzoover niet anders vermeld, zijn alle deelen voorzien van een aphabetischen index.
29. 30. 31.
1706—1710. 1711 — 1723. 1723—1749. N.B. De alphabetische index in dit deel dient tevens voor de beide voorafgaande deelen.
32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42.
1751 — 1762. 1762 — 1765. 1765 — 1766. 1767—1769. 1769—1772. 1772—1775. 1775—1777. 1777—1779. 1779—1781. 1781 — 1783. 1783—1786.
13 43.
1786—1789.
44. 45.
1789—1792. 1792—1795.
N.B.
N.B.
Dit deel bevat geen index,
Dit deel bevat geen index.
46. Minuut-politierol, 1784. 1 omslag. 47—49, Politierol, 1802—1807. 3 deelen. N.B.
Deze registers hebben alle een index.
47. 1802—1804. 48. 1804—1806. 49. 1806—1807. 50, 51. Concept-politierol, 1807—1811. 2 pakken. 50. 1807—1809. 51. 1810—1811 Januari 11. 52—65. Bijlagen bij de politierol, 1802—1811. 14 pakken. N.B. Deze bijlagen zijn genummerd, welke nummers telkenmale in de desbetreffende besluiten zijn vermeld. Met Resolutlën zijn gedrukte aanschrijvingen van hoogere autoriteiten bedoeld, met Missives alle andere ingekomen stukken.
52. 53. Bijlagen bij de politierol, 1802—1804. 52. Resolutiën. 53. Missives. 54, 55. Bijlagen bij de politierol, 1804—1806. 54. Resolutiën. 55. Missives. 56—58. Bijlagen bij de politierol, 1806—1807. 56. Resolutiën, 57. Missives. 58. Copie-aanschrij vingen. 59, 60. Bijlagen bij de politierol, 1807—1808. 59. Resolutiën. 60. Aanschrijvingen. 61, 62. Bijlagen bij de politierol, 1808—1809. 61. Resolutiën. 62. Aanschrijvingen. 63—65. Bijlagen bij de politierol, 1809—1811. 63. Resolutiën. 64. Aanschrijvingen. 65. Brieven. N.B. De nos. 64 en 65 zijn incompleet. 66. Minuten van resolutiën, 1656—1688, 1807. 1 omslag. 67. Ingekomen stukken, 1507, 1569—1810. 1 pak (zie Reg. no. 290). N.B. De ingekomen stukken zijn slechts zeer onvolledig bewaard. In sommige brieven ligt de minuut van het antwoord.
14 68, 69. Alphabetische indices op ingekomen stukken uit de jaren 1800—1810. 2 deelen. N.B. Het exemplaar, vermeld onder no. 68 is ten deele uitvoeriger dan het erop volgende.
70. Minuten van uitgegane stukken, 1570—1810. 1 pak. 71. Register, bevattende afschriften van stukken, uitgegaan van den stedelijken magistraat, en van stukken betreffende door den magistraat behandelde zaken, 1805—'1809. 1 deel. 72. Ingekomen requesten, 1600—1811. 1 pak. 73, 74. Registers, bevattende afschriften van requesten aan de municipaliteit en aan het gemeentebestuur^ 1795—1802. 2 deelen. 73. 1795—1801. 74. 1801—1802. 75* Publicatie van den graaf van Culemborg aangaande de verkooping van verschillende tienden, 1581, afgekondigd van het stadhuis te Culemborg. 1 stuk. 76. Publicaties, 1589—1788. 1 omslag. 77—88. Registers van publicatiën, gedaan van het stadhuis te Culemborg, 1542—1810. 12 deelen. N.B. In deze registers werden publicatiën van verschillende autoriteiten ingeschreven, n.1, van den magistraat, den drost, Raden en magistraat, en het dijksbestuur, Zij vormen twee serieën: 1542-—1714, gemerkt A—G, en 1714—1810, gemerkt A—E. Om welke reden men in 1714 een nieuwe serie begon, is niet duidelijk, want het karakter der registers veranderde niet. Zij zijn daarom hier in één reeks beschreven.
77.
1542—1576. N.B. Gemerkt: A. Van dit deel ontbreekt vermoedelijk de eerste katern.
78. 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85.
1577—1594. N.B. Gemerkt: B. 1594—1613. N.B. Gemerkt: C. 1613—1632. N.B. Gemerkt: D. 1632—1652. N.B. Gemerkt: E. 1651 (!) —1679. N.B. Gemerkt: F. 1679—1714. N.B. Gemerkt: G. 1714—1760. N.B. Gemerkt: A. De folia 1—3 ontbreken. Achter in het deel bevindt zich een tafel. 1761 — 1790. N.B. Gemerkt: B. Achterin bevindt zich een tafel.
15 86.
1790—1795. N.B. Gemerkt: C. Door vocht beschadigd.
87.
1795—1802. N.B. Gemerkt: D. Achterin bevindt zich een tafel.
88.
1802—1810. N.B. Gemerkt: E.
89* Alphabetische index op de registers van publicatiën, 1714-—• 1795 (Inv. nos. 84—86). 1 deel. 90* Gedrukte publicatiën van hoogere autoriteiten, 1797—1809. 2 pakken. 91* Gedrukte publicaties, uitgevaardigd door hoogere autoriteiten in de Bataafsche Republiek, 1796—1798. 1 band. 92* Inventaris van charters en papieren, gevonden in de stadskist op het comptoir van den schepenburgemeester, 1567. Met een 17e-eeuwsch afschrift. 2 katerns. 93, Inventaris van registers, charters en papieren, aanwezig ter secretarie der stad Culemborg bij den aanvang der ambtsvervulling van den secretaris Pieter Walbeeck, 1703 (in triplo). 3 katerns. N.B. Door Vocht beschadigd.
94. Inventaris van (gedrukte) placaten en ordonnantiën, opgemaakt omstreeks 1775. 1 stuk. N.B. Door Vocht beschadigd.
95* 96. ,.Register der papieren in schepenburgemeesterskas berustende". Inventaris, opgemaakt 1764, met aanvullingen tot c. 1802. Met een omstreeks 1802 vervaardigd afschrift. 2 deelen. N.B. Door Vocht beschadigd.
97* Inventaris van het stadsarchief, opgemaakt omstreeks 1810. 1 deel. 98. ,,Register der stukken zich in de groote kast bevindende". Inventaris, opgemaakt c. 1810. 1 katern. N.B. Zie ook Inv. no. 1222. II.
PRIVILEGES.
99* Acte, waarbij Jan van Bosinchem rechten verleent aan de poorters van Culemborg, 1318. Met latere acten van bevestiging en uitbreiding d.d. 1416, 1436, 1505, 1599, 1639, 1664 en 1714. 8 charters (zie Reg. nos. 4, 32, 84, 280). 100. Acte, waarbij Johan heer tot Culemborg rechten verleent aan de stad en het land Culemborg, behoudens de rechten zijner onderdanen in het land van Buren, 1436. 1 charter (zie Reg. no. 85).
16 101. Acte, waarbij de vrouwe van Cuiemborg rechters aanstelt om tijdens haar afwezigheid te beslissen in de processen, door het stadsgericht van Cuiemborg aan haar verwezen, 1540. 1 charter (zie Reg. no. 419). 102. Acte, waarbij Floris I graaf van Cuiemborg bij het erfrecht ab intestato de plaatsvervanging instelt, 1579. 1 charter. 103, Vidimus van den brief d.d. 1472, waarbij de hertog van Gelre de door de heeren van Cuiemborg en de stad Cuiemborg van zijne voorgangers verkregen privileges bevestigt, 1479. 1 charter (zie Reg. nos. 143, 174). 104, Acte, waarbij de magistraat der stad Tiel de door inwoners van Cuiemborg in zijne stad te genieten vrijheden erkent, 1444. 1 stuk (zie Reg. no. 98), 105—110. „Handvestboeck". Registers van handvesten, ordonnantiën voor de stad, stukken betreffende belangrijke zaken, behandeld door Raden en magistraat, 1436—1806. 6 deelen. N.B. Deze serie registers, die met de letters A ^ F gemerkt zijn, verkrijgt met de jaren een ander karakter. Het oudste deel is eerder een band, waarin verschillende oude afschriften van handvesten enz. op het einde der 16e eeuw zijn vereenigd. De daarop volgende deelen bevatten afschriften van ordonnantiën van den regeerenden Graaf en van den magistraat, later ook van Raden en magistraat. Verder vindt men er verslagen Van de inhuldiging van de verschillende graven, memories over belangrijke aangelegenheden en afschriften van door de bestuurscolleges verzonden brieven.
105.
1436—1597. N.B. Gemerkt; A. Dit deel bevat ook enkele afschriften van 17e-eeuwsche stukken.
106.
1598—1676.
107.
1672—1698.
108.
1699—1726.
109.
1726—1767.
110.
1768-1806.
N.B.
Gemerkt: B.
N.B. Gemerkt: C. N.B. Gemerkt; D. N.B. Gemerkt: E. N.B. Gemerkt: F. Achterin een alphabetische klapper op de onderwerpen. Tusschen 28 Augustus 1783 en 29 September 1802 zijn geene stukken ingeschreven.
III.
PERSONEEL.
111, Stukken betreffende de magistraatsbestelling, 1678—1745. 1 omslag. 112. Lijsten van leden van den magistraat, 1685—1689, en van personen, die bekwaam worden geacht om in den magistraat te worden benoemd, einde 17e eeuw. 1 omslag.
17 113. Lijsten van de leden van den magistraat, met verschillende gegevens, 1810. 1 omslag. 114—119» Registers, bevattende instructiën van verschillende stedelijke functionarissen, 1641—1801. 6 deelen. 114. 1641 — 1693. N.B. Dit deel is een 18e-eeuwsch afschrift. Gemerkt: A.
115. 1655-1705. N.B. Gemerkt: B.
116.
1705—1762. N.B. Gemerkt: C, Voor in het deel een tafel.
117.
1755—1789. N.B. Gemerkt: D. Voor in het deel bevindt zich een tafel van de deelen A—D (Inv. nos. 114-117).
118. 1770—1792. 119. 1795—1801. 120. Instructiën en commissiën voor verschillende functionarissen, 1533—1808. 1 pak.
stedelijke
N.B. Deze acten zijn zoowel door den heer (graaf) als door den magistraat gegeven.
121. Stukken betreffende de door verschillende stedelijke functionarissen gestelde borgtochten, 1721 — 1730. 1 omslag. 122. Stukken betreffende de emolumenten van de stadssecretarissen Pieter en Johannes Walbeeck, 1712—1756. 1 omslag. 123. Lijst van turfvulsters, 1649. 1 stuk. 124. Lijsten van stedelijke ambtenaren, met aanteekening hunner tractementen en emolumenten, 1805. Met de opgaven, door \ erschillenden dezer functionarissen ingediend. 1 omslag.
IV. BEVOLKING. 125. Kwitantie, door Wouter van Dichteren afgegeven namens den zoon van Henrick Aerntsz., voor zoengeld wegens den te Gouda op zijnen vader gepleegden doodslag, 1458. 1 charter (zie Reg. no. 120). 126- Zoenbrief van den doodslag, door Sebastiaen Roelofszoon op zijnen broeder Jan Roelofszoon gepleegd, 1565. 1 charter. 127. Acte. waarbij abt en conventualen te Thedingen in Oostfriesland Mr. Jacob Wendelszoon. burger te Culemborg, in hun abdij opnemen, 1506. 1 charter (zie Reg. no. 284). 128. Lijsten van de bevolking in stad en schepeiidom, opgenomen op den len October 1770. 1 omslag. 129. Lijsten van de bevolking in stad en schependom, opgemaakt 1804, benevens rapport eener commissie uit den ste2
18 - delijken magistraat over het dienaangaande verrichte, 1805. 1 omslag. 130. Staat van de stedelijke bevolking, opgemaakt krachtens aanschrijving van den landdrost, 1809. Met bijbehoorende stukken. 1 omslag. 131* Register van de stedelijke bevolking, onderverdeeld naar de verschillende kerkelijke gezindten, (c. 1800). 1 deeltje. 132* Register, bevattende opteekening van de onroerende goederen in stad en schependom van Culemborg met de namen der eigenaars, opgemaakt c. 1805. Met aanteekening van transporten tot c, 1811, 1 deel. 133, 134. Registers, bevattende opteekening van de onroerende goederen in stad en schependom van Culemborg, met de namen der eigenaars en der bewoners, opgemaakt c. 1805. 2 deelen. 135. Bewijzen van goed gedrag, ingeleverd bij het stadsbestuur, 1785—1810. 1 omslag. 136. Paspoort, door den magistraat van Culemborg verleend aan Guerardus de Wildt, die voornemens is om naar Cleefsland te reizen, 1803. 1 stuk. 137. Stukken betreffende het beheer van de buurtgelden, 1792 — 1795. 1 omslag. N.B. Verschillende buurten in de stad hadden een gering financieel beheer, dat in hoofdzaak ten doel had het verzamelen van een kleine som, die men gezamenlijk verteerde.
V. VERHOUDING TOT DEN SOUVEREIN. N.B. Zie ook Inv. nos. 431-453.
138. Hoofdschatting van de burgers van Culemborg wegens aan de vrouwe van Culemborg toegestane gelden, 1544. 1 katern. 139. Memorie omtrent de rechten van den heer van Culemborg in de stad en in het graafschap, opgemaakt door het stadsbestuur op bevel van den kapitein-superintendent van stad en graafschap, Robrecht van Lienden, heer van Nederdormael, om over te zenden aan den hertog van Alva, 1569 (minuut). 1 katern. 140. Acte, waarbij koning Philips II aan den magistraat der stad Culemborg op diens verzoek toestaat om in plaats van de heffing van den lOOen, 20en en lOen penning met de betaling van 3000 carolusguldens eens te mogen volstaan, 1571. Met een afschrift, en een gewaarmerkt afschrift d.d. 1574 van de daarvoor gegeven kwitanties. 1 charter en 1 omslag. 141. Ordonnanties van den Graaf aan den magistraat, 1595.—• 1712. 1 pak.
19 142. Adviezen van den magistraat aan den Graaf (minuut), 1693 — 1703. 1 pak. 143. Ordonnanties enz. van den Graaf, meerendeels door den magistraat gepubliceerd, 1595—1712. 1 pak. 144. Overeenkomst tusschen de Staten van Gelderland en den graaf van Waldeck en Culemborg, waarbij de eersten het graafschap als souverein erkennen en de laatste het kasteel aan hen in leen opdraagt, 1676 (afschrift; in duplo). 2 katerns. N.B. Gedrukt: Voet, blz. 308^311. 145. Schuldbekentenissen (z.g. renversalen), door verschillende graven van Culemborg afgegeven aan de stad, alsmede aanteekeningen over door hen aan de stad en aan het weeshuis verschuldigde gelden, 1611 — 1715, benevens een inventaris dezer stukken d.d. 1708 (in triplo). 1 pak. 146. Stukken betreffende de inhuldiging van Ernst Frederik hertog van Sa'ksen-Hïldburghausen als graaf van Culemborg, 1714. 1 omslag. 147. Stukken betreffende de inhuldiging van de Staten van het kwartier van Nijmegen als souvereinen van het graafschap Culemborg, 1720. 1 omslag. 148* Stukken betreffende de inhuldiging van stadhouder prins Willem IV als graaf van Culemborg, 1748. 1 omslag. 149. Rekening van kosten, gemaakt na het overlijden van Philips Theodoor graaf van Waldeck, opgemaakt 1646. 1 stuk. 150. Stukken betreffende de begrafenis van Carel Gustaf graaf van Waldeck, 1678. 1 omslag. N.B. Carel Gustaf graaf van Waldeck, geb. 28 Februari 1659, zoon van Georg Friedrich graaf van Waldeck en Culemborg en Elisabeth Charlotte gravin van Nassau, overleed plotseling tijdens eene reis van 's-Gravenhaae naar Culemborg op 14 Juni 1678. Zie Voet, blz. 314.
151. Stukken betreffende de afrekening van de kosten, gemaakt voor den rouw na het overlijden van prins Willem IV, 1752, 1 omslag. 152. Stukken betreffende de afrekening van de kosten, gemaakt voor den rouw na het overlijden van prinses Anna, 1759. 1 omslag. 153—155* Stukken betreffende de ontvangst van prinses Anna in 1758. 153. Rekening, 1758 (concept). 1 katern, 154. Bijlagen bij de rekening, vermeld onder no. 153. 1 lias. 155. Aanteekening betreffende het bij de ontvangst te volgen ceremonieel. 1 stuk.
20 156t
157* Stukken betreffende de ontvangst van prins Willem V met zijne gemalin in 1774. 156. Rekening, 1774. 1 katern. 157. Bijlagen bij de rekening, vermeld onder no. 156. 1 lias.
VI.
BEMOEIING MET DE FINANCIËN VAN HET GRAAFSCHAP, VAN HET KWARTIER VAN NIJMEGEN EN VAN HET RIJK. N.B. Kwartiersheffingen vonden in het graafschap alleen plaats in de jaren 1720^1748, toen de Staten van het kwartier van Nijmegen de grafelijke macht uitoefenden. Financieele betrekkingen tot het Rijk ontstonden eerst na de incorporatie.
158. Stukken betreffende de admodiatie van de grafelijke domeinen enz. door de Staten van het kwartier van Nijmegen aan de stad Culemborg, 1720—'1750, en stukken betreffende de afwikkeling van deze admodiatie, 1751 — 1836. 2 pakken. N.B. Bij deze pakken bevindt zich een geliasseerde bundel stukken uit de jaren 1720—1726. Met welk doel men deze stukken vereenigd heeft, blijkt niet.
159. Rekening van den raad en secretaris Valentijn Nedermeyer van door hem namens den magistraat als admodiateurs geadministreerde gelden, 1726, afgehoord 1726 Juli 30. 1 katern. 160. Rekening van den secretaris Pieter Walbeeck, namens den magistraat als admodiateur, van gelden, opgenomen tot aflossing van kapitalen, 1726, afgehoord 1726 Juli 30. 1 katern. 161, 162. Rekeningen van den secretaris Pieter Walbeeck van gelden, ontvangen uit den verkoop van ambten ten bate van de admodiatie, 1721.—1732. 2 katerns. 161. 1721 — 1726, afgehoord 1726 Juli 30. 162. 1726—1732, afgehoord 1732 November 30. 163. Stukken betreffende de heffing van den 20en penning van opengevallen nalatenschappen wegens collaterale successie, 1738—1770. 1 omslag. N.B. Deze belasting werd geheven op grond eener ordonnantie der Staten van het kwartier van Nijmegen d.d. 1737.
164. Stukken betreffende de heffing van den 20en penning van aan corporaties toebehoorende goederen, 1745. 1 omslag. N.B. Deze heffing, die in de plaats der collaterale successie kwam, zou om de 33 jaren worden herhaald.
165.
Kohier voor de heffingen van y% en van 2% op de bezittingen, en van 2 en van 5% op de inkomsten over het jaar 1803, opgemaakt door de districtsgecommitteerden over de stad Culemborg, 1 Januari 1804. 1 deel. 166. Lijst van taxatiën van huren en pachten binnen stad en schependom, vastgesteld voor de personeele belasting, 1806. 1 deel.
21 167. Kohier voor stad en schependom van de buitengewone belasting in den vorm van quotisatic, vastgesteld bij de wet van 30 Maart 1808, opgemaakt 1809. 1 katern. 168. Stukken betreffende de regeling van de stedelijke middelen en de heffing van zes additioneele stuivers op verschillende rijksbelastingen, 1808—1809, 1 omslag. 169, 170. Registers van uitgereikte patenten en van daarvoor ontvangen betalingen, 1806 en 1809—1811. 2 deelen, 169. 1806. 170. 1809—1811. 171* Lijsten van in 1809 uitgereikte patenten, volgens de beroepen en met opgave van de namen. 1 omslag. 172. Lijsten der verschillende gebouwen in stad en schependom, met opgave van het getal deuren en vensters, 1810, 1 omslag. VIÏ. STEDELIJKE FINANCIËN. A.
ALGEMEEN.
a. Rekeningen (met bijlagen). 173—'406+ Rekeningen van (stads-) burgemeesters 1374/75 — 1810 (met bijlagen).
en
cameraars,
N.B. Tot en met de rekening over 1526/27 hadden de twee burgemeesters het beheer over de stedelijke financiën; vervolgens treedt één van hen op, nl. de stadsburgemeester. Sedert de rekening over 1562/63 (er is een lacune van 1540/41 af) komt deze titel in de rekening tot uitdrukking. De stadsburgemeester komt Voor tot het jaar 1628/29, waarna Gijsbert Janszoon beurtelings als zoodanig en als cameraar optreedt, voor het laatst in het jaar 1654/55. Zijn opvolgers heeten alle cameraar. Een instructie voor dezen ambtenaar, gegeven door graaf Floris II op 10 December 1629, is geregistreerd in het Handvestboek A (Inv. no. 105), fol. CLXIII. Het boekjaar der rekeningen begint in de oudste jaren op verschillende data. Van 1419 af is de aanvang op Martini (11 November) gesteld. In 1663 werd het begin van het boekjaar op Kerstavond (24 December) gebracht, waarna het in 1705 op den 2en Januari kwam en het boekjaar dus eigenlijk met het kalenderjaar samenviel. De rekeningen werden afgehoord door het stadsgericht, in bijwezen van den heer (graaf) of diens gemachtigde. Later geschiedde de afhooring door den magistraat in bijwezen van gecommitteerden van den graaf, terwijl in de 18e eeuw Raden en magistraat de afhooring gezamenlijk verrichtten. Na het wegvallen van de grafelijke souvereiniteit trad de magistraat bij deze functie alleen op. De acquiten werden aanvankelijk op het kasteel (rekening 1539/40: op mijn;; Vrouwen contoir) bewaard, maar later ten stadhuize bij de rekening (aanteekening op de rekening 1580/81). Van verschillende jaren1 zijn alleen de acquiten en niet de rekening aanwezig. Men vindt ze grootendeels in het Supplement beschreven (Inv. nos. 2033-2)45).
173. Rekeningen van de burgemeesters Guedert van Delf en Heinric Muus over de jaren 1374/75 en 1375/76. 1 katern, N.B.
Het boekjaar begon op St. Thomas' avond (20 December).
22
174. Rekening van de burgemeesters Bernt Boe en Zweder Hubertszoon over het jaar 1378/79. 1 katern. N.B. Het boekjaar begon op O.L. Vrouwedag te Lichtmisse of Purificacio (2 Februari),
175. Rekening van de burgemeesters Willem Zuurmont en Wenmer Wenmerszoon, 1399 Juli 25 (St. Jacobsdag)—1400 Maart 27 {Zaterdag na O.L Vrouwedag Annunciacionis). 1 katern. N.B. De laatste twee bladen dezer rekening zijn beschadigd, waardoor de datum van afhooring niet te lezen is.
176. Rekening van de burgemeesters Willem Zuurmont en Dirc Coppier Jacobszoon, 1412 September 19 (Maandag na St. Lamberti)—1413 November 11 (St. Martini). 1 katern. 177. Rekening van de burgemeesters Lambert van der Weteringhe en Willam Zuermont over het jaar 1419/20, 1 katern, N.B. Van deze rekening af begint het boekjaar met Martini (11 November). 178. Rekening van de burgemeesters Goesen van Tyel en Lambert Zuermont over het jaar 1422/23. 1 katern, N.B. Door vocht beschadigd.
179. Rekening van de burgemeesters Lambert van der Weteringe en Alairt van Yngen over het jaar 1425/26. 1 katern. 180. Rekening van de burgemeesters Willem Zuermont en Alaert van Ingen over het jaar 1426/27. 1 katern. 181—183. Rekeningen van de burgemeesters Willem Zuermont en Jan van Kuyck over de jaren 1427/28—1432/33. 3 katerns. 181. 1427/28. 182. 1428/29. 183. 1432/33. 184. Rekening van de burgemeesters Ywijn Hack van Overrijn en Willem Zuermont over het jaar 1435/36. 1 katern. 185. Rekening van de burgemeesters Alairt van Ingen en Jan van Kuyck over het jaar 1436/37. 1 katern. 186. Rekening van de burgemeesters Willem Zuermont en Johan van Kuyc over het jaar 1437/38, 1 katern, 187. Rekening van de burgemeesters Willem Zurmont en WWter van Dichteren over het jaar 1438/39. 1 katern. 188. Rekening van de burgemeesters Geryt Cezar en Wouter van Dichteren over het jaar 1439/40. 1 katern. 189. Rekening van de burgemeesters Alert van Ingen en Wouter van Dichteren over het jaar 1440/41. 1 katern.
23
190—192. Rekeningen van de burgemeesters Willem Zuurmont en Wouter van Dichteren over de jaren 1441/42-—1443/44. 3 katerns. 190. 1441/42. 191. 1442/43. 192. 1443/44. 193'—196. Rekeningen van de burgemeesters Hubert van Culenborch, bastaard, en Wouter van Dichteren over de jaren 1445/46—1448/49. 4 katerns. 193. 1445/46. 194. 1446/47. 195. 1447/48. 196. 1448/49. 197. Rekening van de burgemeesters Hubert van Culenborch, bastaard, en Willem Zuurmont over het jaar 1449/50. 1 katern. 198, 199. Rekeningen van de burgemeesters Willem Zuurmont en Jan van Kuyck over de jaren 1450/51 en 1451/52. 2 katerns. 198. 1450/51. 199. 1451/52. 200. Rekening van de burgemeesters Hubert van Culenborch, bastaard, en Peter van Ingen over het jaar 1452/53. 1 katern. 201—203. Rekeningen van de burgemeesters Wolter van Overrijn en Johan Gysbertszoon over de jaren 1453/54-—' 1455/56. 4 katerns. N.B- De rekening over 1453/54 is in duplo, maar één exemplaar is incompleet.
201. 1453/54. 2 katerns. 202. 1454/55. 203. 1455/56. 204. Rekening van de burgemeesters Johan van Kuuck en Peter van Ingen over het jaar 1456/57. 1 katern. 205. Rekening van de burgemeesters Peter van Ingen en Johan van Kuuck over het jaar 1457/58. 1 katern. 206. Rekening van de burgemeesters Jan van Kuyck en Jan Gysbertszoon over het jaar 1458/59. 1 katern. 207. Rekening van de burgemeesters Jan van Kuuck en Henrick Zuermont wegens inkomsten, niet geïnd door Jan Ghysbertszoon, en daartegen gedane uitgaven, 1459 October 22 (Severi) —November 11 (Martini). 1 katern. 208. Rekening van de burgemeesters Johan van Kuyck en Heynrick Zuurmont over het jaar 1459/60. 1 katern. 209—213, Rekeningen van de burgemeesters Hubert van Culenborch, bastaard, en Johan Ghysberszoon over de jaren 1460/61 — 1463/64. 5 katerns.
24
209, 210. 1460/61 (in duplo). 211. 1461/62. 212. 1462/63. 213. 1463/64. 214. Rekening van de burgemeesters Johan van Kuyck en Johan Gysberszoon over het jaar 1464/65. 1 katern. 215. Rekening van de burgemeesters Heynrick Zuurmont en Jan Gysberszoon over het jaar 1465/66. 1 katern. 216. Rekening van de burgemeesters Johan Ghysberszoon en Herman van Doyenburch over het jaar 1468/69. 1 katern. 217. Rekening van de burgemeesters Heynrick Zuurmont en Herman van Doeyenborch over het jaar 1469/70. 1 katern. 218-—226. Rekeningen van de burgemeesters Heinrick Zuermont en Dirck Coppier over de jaren 1470/71-^1478/79. 9 katerns. 218. 1470/71. 219. 1471/72. 220. 1472/73. 221. 1473/74. 222. 1474/75. 223. 1475/76. 224. 1476/77. 225. 1477/78. 226. 1478/79. 227. Bijlage bij de rekening over 1471/72. 1 stuk (zie Reg. no. 145). 228. Rekening van de burgemeesters Sweder van Esschensteyn en Dirck Coppier over het jaar 1479/80, afgehoord 1481 Februari 21 (op Sunte Peters avent ad Cathedram). 1 katern. 229. Rekening van de burgemeesters Henrick Zuermont en Bernt van Coten over het jaar 1481/82, afgehoord 1483 Januari 30, 1 katern. 230. Rekening van de burgemeesters Henrick Zuermont en Alart van Ynghen over het jaar 1482/83, afgehoord 1484 Februari 21. 1 katern. 231—233. Rekeningen van de burgemeesters Henrick Zuermont en Geryt die Visscher over de jaren 1483/84— 1485/86. 3 katerns. 231. 1483/84, afgehoord 1485 Maart 17. 232. 1484/85, afgehoord 1486 Februari 20 (opten Manendach na den Sonnendach Reminiscere). 233. 1485/86, afgehoord 1487 Januari 26 (des anderen dages post Conversionis Pauli).
25 234—236. Rekeningen van de burgemeesters Gerit Gerit Meliszoonszoon en Willem Zuermont over de jaren 1487/88—1489/90. 3 katerns. 234. 1487/88, afgehoord 1489 Februari 16 {des Manendages post Valentini), 235. 1488/89, afgehoord 1490 Februari 11 (des Donredages post Scholastice virginis). 236. 1489/90, afgehoord 1491 Maart 10. 237—239. Rekeningen van de burgemeesters Dyrck Coppier en Wyllem Zuermont over de jaren 1490/91 — 1492/93. 3 katerns. 237. 1490/91, afgehoord 1492 Februari 15. 238. 1491/92, afgehoord 1493 Maart 14. 239. 1492/93, afgehoord 1494 Maart 12 (ipso die Gregorii). 240, 241, Rekeningen van de burgemeesters Wilhem Zuermont en Johan van Kuyck over de jaren 1493/94— 1494/95. 2 katerns. 240. 1493/94, afgehoord 1495 Juni 3. 241. 1494/95, afgehoord 1496 Februari 10 (op Sente Scolastiken dach). 242, 243. Rekeningen van de burgemeesters Goessen van Kuyck en Wilhem Zuermont over de jaren 1495/96 en 1497/98. 2 katerns. 242. 1495/96, afgehoord 1497 januari 18. 243. 1497/98, afgehoord 1498 December 20 (op Sinte Thomas' avont apostoli). 244, 245. Rekeningen van de burgemeesters Goessen van Kuyck en Wolter van Dichteren over de jaren 1498/99— 1499/1500. 2 katerns. 244. 1498/99, afgehoord 1500 Januari 28 (op Goesdage post Conversionis Pauli). 245. 1499/1500, afgehoord 1501 Januari 7 (op Donredage post Epiphanie). 246'—'248. Rekeningen van de burgemeesters Goessen van Kuyck en Dirck van Coten over de jaren 1500/01 en 1502/03. 3 katerns. 246. 1500/01, afgehoord 1502 Maart 9 (op Goessdach post Letare Jherusalem). 247. 248. 1502/03 (in duplo), afgehoord 1504 Ja~ nuari 22. 249. Rekening van de burgemeesters Willem Zuermont en Dirck van Koten over het jaar 1503/04, afgehoord 1505 April 7. 1 katern. 250. Rekening van de burgemeesters Cornelis die Man en Dirck van Koten over het jaar 1504/05, afgehoord 1506 Maart 26. 1 katern.
26 251. Rekening van de burgemeesters Cornelis die Man en Huych die Goyer over het jaar 1505/06, af gehoord 1507 Maart 12, I katern. 252—254. Rekeningen van de burgemeesters Dirck Coppier en Huych die Goyer over de jaren 1506/07—1508/09. 3 katerns. 252. 1506/07, afgehoord 1508 Februari 21 (op Sunte Peters avond ad Cathedram), 253. 1507/08, afgehoord 1509 Februari 7 (op Wonsdach post Agathe virginis). 254. 1508/09, afgehoord 1510 Februari 4. 255, 256. Rekeningen van de burgemeesters Dirck Coppier en Koenraet Zurmondt over de jaren 1509/10—1510/11. 2 katerns. 255. 1509/10, afgehoord 1511 Augustus 4. 256. 1510/11, afgehoord 1512 Januari 3. 257, 258. Rekeningen van de burgemeesters Hubert van Culenborch, bastaard, jonker Everwijnszoon en Koenraet Zurmondt over de jaren 1511/12—1512/13. 2 katerns. 257. 1511/12, afgehoord 1513 Januari 25. 258. 1512/13, afgehoord 1514 Januari 11. 259. Rekening van de burgemeesters Hubert van Culenborch, bastaard, en Huych die Goyer over het jaar 1513/14, afgehoord 1515 Januari 17. 1 katern. 260, 261, Rekeningen van de burgemeesters Hugo die Goyer en Koenrait Zurmont over de jaren 1514/15-—1515/16. 2 katerns. 260. 1514/15, afgehoord 1515 (lees: 1516) Januari 28. 261. 1515/16, afgehoord 1517 Februari 14 (op Sinte Valentijns dach), 262, 263. Rekeningen van de burgemeesters Wolter Geritszoon en Henrick van Kuyck over de jaren 1517/18— 1518/19. 2 katerns. 262. 1517/18, afgehoord 1519 Mei 24. 263. 1518/19, afgehoord 1520 Maart 22. 264—268. Rekeningen van de burgemeesters Coenrait Zurmont en Henrick van Kuyck over de jaren 1519/20— 1523/24. 5 katerns. 264. 1519/20, afgehoord 1521 September 20. 265. 1520/21, afgehoord 1523 Januari 14 (op Sunte Pontiaens dach). 266. 1521/22, afgehoord 1523 November 18. 267. 1522/23, afgehoord 1525 Februari 20. 268. 1523/24, afgehoord 1525 December 9. 269—271, Rekeningen van de burgemeesters Cornelis die Man en Henrick van Kuyck over de jaren 1524/25—1526/27. 3 katerns.
27
269. 1524/25, afgehoord 1527 October 5. 270. 1525/26, afgehoord 1528 December 5. 271. 1526/27, afgehoord 1530 Maart 26. 272, 273. Rekeningen van den burgemeester Henrick van Kuyck over de jaren 1527/28 en 1538/39. 2 katerns. 272. 1527/28, afgehoord 1530 Maart 28. 273. 1538/39. N.B.
Concept.
274, 275. Rekeningen van den burgemeester Aernt de Man over de jaren 1539/40—1540/41. 2 katerns. 274. 1539/40, afgehoord 1542 Februari 28. 275. 1540/41, afgehoord 1542 Juni 2. 276. Klad-rekening van den burgemeester Aernt de Man over de jaren 1539/40 en 1540/41. 1 katern. 277—279. Rekeningen van den stadsburgemeester Jan Joosten over de jaren 1562/63—1564/65. 2 deelen en 1 katern. 277. 1562/63, afgehoord 1564 Augustus 23. 278. 1563/64, afgehoord 1566 Mei 6. 279. 1564/65, afgehoord 1566 Juni 1. 1 katern. N.B. Incompleet. De bladen 6^29 ontbreken.
280, Rekening van den stadsburgemeester Willem Joosten over het jaar 1566/67, afgehoord 1569 September 30. 1 deel. 281. Rekening van den stadsburgemeester Peter Cooll over het jaar 1567/68, afgehoord 1569 October 31. 1 deel. 282—285. Rekeningen van den stadsburgemeester Louf van Culenborch over de jaren 1571/72—1574/75. 4 deelen, 282. 1571/72, afgehoord 1575 Augustus 31. 283. 1572/73, afgehoord 1575 September 1. 284. 1573/74, afgehoord 1576 Augustus 31. 285. 1574/75, afgehoord 1577 November 18. 286, 287. Rekeningen van den stadsburgemeester Mr. Liebrecht Meerhout over de jaren 1575/76 en 1576/77. 2 deelen. 286. 1575/76, afgehoord 1580 Januari 18. 287. 1576/77, afgehoord 1580 Mei 2. 288. Rekening van den stadsburgemeester Oth de Man van den Roscamp over het jaar 1580/81. 1 deel. N.B. Deze rekening ïs wel gesloten, maar niet afgehoord.
289. Rekening van den stadsburgemeester Amelys Alaertzoon over het jaar 1590/91. 1 deel. N.B. Niet afgehoord. Bijlagen: Inv. no. 2039.
290. 291. Rekeningen betreffende de administratie van den stadsburgemeester Lambrecht Hoevenaer, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1597/98 en 1599/1600. 2 deelen. N.B. Bijlagen: Inv. nos. 2044—2046.
28
'290. 1597/98, afgehoord 1616 Mei 29. 291. 1599/1600, afgehoord 1617 October 18. 292—294. Rekeningen betreffende de administratie van den stadsburgemeester Frederick van Winssen, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1600/01 —• 1602/03. 3 deelen. N.B. Bijlagen: Inv. nos. 2047, 2048.
292. 1600/01, afgehoord J622 Januari 28. 293. 1601/02, afgehoord 1624 Januari 23. 294. 1602/03, afgehoord 1624 Februari 18. 295—297. Rekeningen van den stadsburgemeester Meus Anthoeniszoon over de jaren 1603/04—1605/06. 3 deelen. N.B. Bijlagen: Inv. nog. 2049, 2050.
295. 1603/04, afgehoord 1624 Juni 21. 296. 1604/05, afgehoord 1624 Juni 25. 297. 1605/06, afgehoord 1624 Juli 9. 298—300. Rekeningen van den stadsburgemeester Johan van Winsen over de jaren 1606/07 en 1607/08. 3 katerns. N.B. Bijlagen; Inv. nos. 2051, 2052. 298. 1606/07, afgehoord 1632 September 21. 299. 300. 1607/08 (in duplo). 2 katerns. N.B. Deze rekening is niet afgehoord. Het tweede exemplaar is een onvolledig afschrift.
301. Rekening betreffende de administratie van den stadsburgemeester Meus Anthoeniszoon, ter afhoorï&g aangeboden door zijn erfgenamen, over het jaar 1608/09, afgehoord 1632 October 8- 1 deel. N.B. Eerste rekening. De overige rekeningen ontbreken. Bijlagen: Inv. nos. 2053, 2054.
302. Bijlage bij de (verloren) stadsrekening over het jaar 1611/12. 1 charter. N.B. Dit charter bevat eene toezegging d.d. 1600 door den magistraat van 5000 carolusguldens als vereering voor graaf Floris II. Het stuk is gecancelleerd en blijkens eene dorsale notitie afbetaald op 25 Mei 1612.
303. Bijlagen bij de (verloren) rekening van den stadsburgemeester Meus Anthoeniszoon over het jaar 1612/13. 1 lias. 304. 305. Rekeningen betreffende de administratie van den stadsburgemeester Govert de Man, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1619/20 en 1620/21. 2 deelen. 304. 1619/20, afgehoord 1633 December 6. 305. 1620/21, afgehoord 1633 December 7. 306—309. Rekeningen betreffende de administratie van den stadsburgemeester Amelis van Lauwick, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1622/23— 1624/25. 4 deelen.
29
306, 307.
1622/23, afgehoord 1637 Juli 13.
N.B. Hierbij een niet afgehoord duplicaat. Bijlagen: Inv. no. 2058.
308. 1623/24, afgehoord 1637 Juli 14. 309. 1624/25, afgehoord 1637 Juli 17. 310—313. Rekeningen betreffende de administratie van den stadsburgemeester Govert de Man, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1625/26— 1628/29. 4 deelen. 310. 1625/26, afgehoord 1637 Augustus 9. N.B.
311. 312. 313. 314—317. der stad deelen.
Bijlagen: Inv. no. 2059.
1626/27, afgehoord 1637 Augustus 10. 1627/28, afgehoord 1637 Augustus IK 1628/29, afgehoord 1637 Augustus 12. Rekeningen van Gysbert Janszoon als cameraar Culemborg over de jaren 1629/30—1633/34. 4
N.B. De rekening over het jaar 1630/31 ontbreekt. Blijkens een der acquiten tot de rekening over het jaar 1648/49 droeg Gysbert Jansz. den familienaam Van der Laeck, die blijkbaar zelden gebruikt werd. Bijlagen: Inv. nos. 2060—-2062.
314. 1629/30, afgehoord 1631 Januari 25. 315. 1631/32, afgehoord 1633 Januari 8. 316. 1632/33, afgehoord 1634 Januari 18, 317. 1633/34, afgehoord 1635 Januari 30. 318—323. Rekeningen van Gysbert Janszoon als stadsburgemeester over de jaren 1634/35—1640/41. 6 deelen. N.B. De rekeningen over de jaren 1636/37 en 1637/38 ontbreken, die over 1635/36 is in duplo. Bijlagen; Inv. nos. 2063.—2067.
318. 1634/35, afgehoord 1636 Februari 2. 319. 320. 1635/36, afgehoord 1637 Februari 18. 321. 1638/39, afgehoord 1640 Januari 29. 322. 1639/40, afgehoord 1641 Februari 1. 323. 1640/41, afgehoord 1642 Januari 24. 324—335. Rekeningen van Gysbert Janszoon als cameraar over de jaren 1641/42—1653/54. 12 deelen. N.B. De rekening over het jaar 1650/51 ontbreekt. Bijlagen: Inv. nos. 2068^2073.
324. 325. 326. 327. 328. 329. 330. 331. 332. 333.
1641/42, afgehoord 1642/43, afgehoord 1643/44, afgehoord 1644/45, afgehoord 1645/46, afgehoord 1646/47, afgehoord 1647/48, afgehoord 1648/49, afgehoord 1649/50, afgehoord 1651/52, afgehoord
1643 1644 1645 1646 1647 1648 1649 1650 1651 1655
Februari 1. Februari 13. Januari 30. Maart 7. Januari 22. Januari 25. Februari 21. Maart 30. Maart 18. December 26.
30
334. 1652/53, af gehoord 1655 December 26. 335. 1653/54, af gehoord 1655 December 26. 336. Rekening betreffende de administratie van Gysbert Janszoon als cameraar, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over het jaar 1654/55, afgehoord 1656 Augustus 13. Met stukken over de afwikkeling van door hem voorgeschoten gelden, 1657—1660. 1 deel en 1 lias. 337:—342. Rekeningen van den cameraar Ambrosius Kemp over de jaren 1655/56—1660/61. 6 deelen. 337. 1655/56, afgehoord 1658 Mei 24. 338. 1656/57, afgehoord 1658 Mei 25. 339. 1657/58, afgehoord 1659 April 21. 340. 1658/59, afgehoord 1660 Februari 15. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2074.
341. 1659/60, afgehoord 1661 Juli 22. 342. 1660/61, afgehoord 1662 Juni 25. 343, 344. Rekeningen van den cameraar Elias de Molenaer, over de jaren 1661/62 en 1662/63. 2 deelen. 343. 1661/62, afgehoord 1663 November 10. 344. 1662/63, afgehoord 1664 September 26. 345—358. Rekeningen van den cameraar Philippus Specht over de jaren 1663/64-—1676/77. 14 deelen. N.B. Van de rekening over 1663/64 af begint het boekjaar op Kerstavond (24 December). Bijlagen; Inv. nos. 2075—2078. De rekeningen over de jaren 1669/70—1675/76 zijn afschriften, oorspronkelijk voor den graaf bestemd geweest. Deze zijn in het gemeente-archief gelaten, omdat hier de origineelen ontbreken, en in het grafelijk archief overigens geen enkele stadsrekening meer aanwezig Is.
345. 1663/64, afgehoord 1665 November 1. 346. 1664/65, afgehoord 1666 December 8. 347. 1665/66, afgehoord 1667 December 13. 348. 1666/67, afgehoord 1668 December 16. 349. 1667/68, afgehoord 1669 December 8. 350. 1668/69, afgehoord 1671 Januari 13. 351. 1669/70, afgehoord 1672 Januari 8, 352. 1670/71, afgehoord 1673 December 15. 353. 1671/72, afgehoord 1675 December 8. 354. 1672/73, afgehoord 1676 October 14. 355. 1673/74, afgehoord 1676 October 14. 356. 1674/75, afgehoord 1678 Januari 4. 357. 1675/76, afgehoord 1678 Juli 25. 358. 1676/77, afgehoord 1679 Februari 6. N.B. Aan de rekening over 1676/77 ontbreken de bladen 10— 12, die zijn uitgescheurd.
359—380. Rekeningen van den cameraar Johan van der Pijll over de jaren 1677/78—1698/99. 22 deelen. N.B. Zie ook no. 381 van dezen inventaris. Bijlagen: Inv. nos, 2079-2086.
31
359. 360. 361. 362. 363. 364. 365. 366. 367. 368. 369. 370. 371. 372. 373. 374. 375. 376. 377, 378. 379. 380. 381.
1677/78, 1678/79, 1679/80, 1680/81, 1681/82, 1682/83, 1683/84, 1684/85, 1685/86, 1686/87, 1687/88, 1688/89, 1689/90, 1690/91, 1691/92, 1692/93, 1693/94, 1694/95, 1695/96, 1696/97, 1697/98, 1698/99,
afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord
1679 1680 1681 1682 1683 1685 1685 1687 1688 1690 1690 1691 1692 1694 1694 1695 1696 1697 1697 1698 1699 1700
December 12. Mei 26. Augustus 5. Juli 21. April 17. Januari 26. November 21. Juni 3, Juli 30. December 10. December 11. Mei 6. September 26. Juli 11. Juli 11. Februari 28. April 24. December 2. December 8. October 24. April 5. Juni 15.
Rekeningen, 1699/1700—1709. 1 band.
N.B. Deze band bevat: a—d. Rekeningen van den cameraar Johan van der Pijl, 1699/1700—1702/03. a. 1699/1700, afgehoord 1701 Juli 20. b. 1700/01, afgehoord 1702 Mei 13. c. 1701/02, afgehoord 1703 April 13. d. 1702/03, afgehoord 1704 April 25. e. Rekening van den cameraar Johan van der Pijl met Mr. Rombout van den Oever als substituut-cameraar over het jaar 1703/04, afgehoord 1705 April 23. f—h. Rekeningen van den cameraar Johan Frederick Wuesten over de jaren 1705^1707. f. 1705, afgehoord 1706 April 8. g. 1706, afgehoord 1707 Juni 17. h. 1707, afgehoord 1708 Mei 23. i—j. Rekeningen van den cameraar Mr. Petrus van der Velden over de jaren 1708^1709. i. 1708, afgehoord 1709 April 8. j . 1709, afgehoord 1710 April 15. Bijlagen: Inv. nos. 2087—2091.
382. Rekeningen, 1710—1719. 1 band. N.B. a—g. over de a. b. c. d. e. f. g.
Deze band bevat; Rekeningen van den cameraar Mr. Petrus van der Velden jaren 1710—1716. 1710, afgehoord 1711 April 23. 1711, afgehoord 1712 Mei 13. 1712, afgehoord 1713 April 1. 1713, afgehoord 1714 Maart 21. 1714, afgehoord 1715 Maart 4. 1715. afgehoord 1716 Maart 28. 1716, afgehoord 1717 Maart 11.
32 h. Rekening Van Nicolaus Antonisz. van de Oudewey en Abraham van Beusichem als voogden over het minderjarige kind van den cameraar Mr. Pieter van der Velden, en van den caraeraar Mr. Gerard Voet over het jaar \7\7, afgehoord 1718 Februari 28. i—j. Rekeningen van den cameraar Mr, Gerard Voet over de jaren 1718 en 1719. i. 1718, afgehoord 1719 Maart 6. j . 1719, afgehoord 1720 April 24. Bijlagen: Inv. nos. 2092—2096.
383. Bijlage bij de rekening over 1716. 1 charter. 384. Rekeningen, 1720—1729. 1 band-
N.B. Deze band bevat rekeningen van den cameraar Mr. Gerard Voet; a. 1720, afgehoord 1721 Mei 28. b. 1721, afgehoord 1722 April 17. c. 1722, afgehoord 1723 April 22. d. 1723, afgehoord 1724 Maart 31. e. 1724, afgehoord 1725 April 25. f. 1725. afgehoord 1726 April 24. g. 1726, afgehoord 1727 April 3. h. 1727, afgehoord 1728 Maart 19. i. 1728, afgehoord 1729 April 28. j. 1729, afgehoord 1730 Februari 22. k. Rekening betreffende het batige saldo der rekening over 1729, afgehoord 1730 Mei 31. Bijlagen; Inv. nos. 2097—2103.
385. Bijlagen bij de rekening over 1728. 2 charters, 1 omslag en 1 lias'. 386. Rekeningen, 1730—1739. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den cameraar Mr. Gerard Voet; a. 1730, afgehoord 1731 Maart 2. b. 1731, afgehoord 1732 Februari 20. c. 1732. afgehoord 1733 Maart 20. d. 1733, afgehoord 1734 Februari 26. e. 1734, afgehoord 1735 Februari 3. f. 1735, afgehoord 1736 Maart 7. g. 1736. afgehoord 1737 Mei 1. h. 1737. afgehoord 1738 Maart 26. i. )738, afgehnord 1739 Juni 6. j . 1739, afgehoord 1740 Juni 15. Bijlagen; Inv. nos. 2097—2103.
387. Bijlage bij de rekening over 1733. 1 charter. 388. Rekeningen, 1740—1749. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den cameraar Mr. Gerard Voet: a. 1740. afgehoord 1741 Juni 7. b. 1741. afgehoord 1742 Juni 22. c. 1742, afgehoord 1743 April 25. d. 1743, afgehoord 1744 Juni 27. e. 1744, afgehoord 1745 Juni 26. f. 1745, afgehoord 1746 Juni 29. g. 1746, afgehoord 1747 Juni 28. h. 1747, afgehoord 1748 Juni 29. i. 1748, afgehoord 1749 Juni 25. j . 1749, afgehoord 1750 Juni 22. Bijlagen: Inv. nos. 2108—2112.
33 389.
R e k e n i n g e n , 1750—1759. 1 b a n d . N.B. Deze band bevat: a—d. Rekeningen van den cameraar Mr. Gerard Voet over de jaren 1750—1753: a. 1750, afgehoord 1751 Juni 26. b. 1751, afgehoord 1752 Juni 14. c. 1752, afgehoord 1753 Juni 21. d. 1753, afgehoord 1754 Juni 27. e. Rekening betreffende de administratie van wijlen Mr. Gerard Voet over het jaar 1754, afgehoord 1755 Juni 25. f. Rekening van Gijsbert Carel Walbeeck als waarnemende het cameraarsambt over het jaar 1755, afgehoord 1756 April 8, g—j. Rekeningen van den cameraar Mr, Salomon de Jouwer over de jaren 1756^-1759. g. 1756, afgehoord 1757 Juni 13. h. 1757, afgehoord 1758 Mei 26. i. 1758, afgehoord 1759 Mei 26. j . 1759, afgehoord 1760 Mei 16. Bijlagen: Inv. nos. 2113—2115.
390. Rekeningen, 1760—1769. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den cameraar Mr. Salomon de Jouwer: a. 1760, afgehoord 1761 Mei 30. b. 1761, afgehoord 1762 Mei 14. c. 1762, afgehoord 1763 Juni 4. d. 1763, afgehoord 1764 Juni 1. e. 1764, afgehoord 1765 Juni S. f. 1765. afgehoord 1766 Juni 12. g. 1766, afgehoord 1767 April 15. h. 1767, afgehoord 1768 Maart 10. i. 1768, afgehoord 1769 Maart 30. j . 1769, afgehoord 1770 Mei 3. Bijlagen: Inv. nos. 2116—2118.
391.
Rekeningen, 1770—1779. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den cameraar Mr. Salomon de Jouwer: a. 1770, afgehoord 1771 Mei 30. b. 1771, afgehoord 1773 Maart 4. c. 1772, afgehoord 1773 Mei 14. d. 1773, afgehoord 1774 Mei 19. e. 1774, afgehoord 1775 Juni 1. f. 1775, afgehoord 1776 Juni 6. g. 1776, afgehoord 1777 Mei 22. h. 1777, afgehoord 1778 Juni 4. i. 1778. afgehoord 1779 Mei 20. j . 1779, afgehoord 1780 Mei 19. Bijlagen: Inv. nos. 2119—2125.
392.
Bijlagen bij de rekening over 1777. 1 omslag. N.B.
393.
Incompleet.
Rekeningen, 1780—1789. 1 band. N.B. a—i. over de a. b.
Deze band bevat: Rekeningen van den cameraar Mr. Salomon de Jouwer jaren 1780—1788: 1780, afgehoord 1781 Mei 25. 1781, afgehoord 1782 Mei 17. 3
34 c. 1782, af gehoord 1783 Mei 30. d. 1783, af gehoord 1784 Juni 12. e. 1784, af gehoord 1785 Juni 24. f. 1785, afgehoord 1786 Juni 2. g. 1786, afgehoord 1787 Mei 18. h. 1787, afgehoord 1788 Juni 27. i. 1788, afgehoord 1789 Mei 29. j . Rekening van Mr, Johannes van Hees, ontvanger van de middelen en den camerontvang in het graafschap Culemborg, en van Mr. Salomon de Jouwer» stadscameraar, wegens gelden, voor het graafschap en de stad uitgegeven voor onkosten van doormarsch en inkwartiering der Pruisische troepen in September en October 1787, afgehoord door Raden en Magistraat 1788 Mei 8 (afschrift), k. Rekening van den cameraar Mr. Salomon de Jouwer over het jaar 1789, afgehoord 1790 Mei 6. Bijlagen: Inv. nos. 2126—2128.
394.
Rekeningen, 1790—1799. 1 band. N.B. Deze band bevat: a. Rekening van Coenraad Michiel Wijnen en Cornelis de Ridder als executeurs-testamentair van wijlen den cameraar Mr. Salomon de Jouwer over het jaar 1790, afgehoord 1791 Juni 18. b—d. Rekeningen van Mr. Johannes Ludovicus de Vos als provisioneel cameraar over de jaren 1791 — 1793: b. 1791, afgehoord 1792 Mei 24. c. 1792, afgehoord 1793 Mei 31. d. 1793, afgehoord 1794 Mei 22. e, f. Rekeningen Van Cornelis de Ridder als provisioneel cameraar over de jaren 1794 en 1795: e. 1794, afgehoord 1796 Augustus 27. f. 1795, afgehoord 1796 Augustus 27. g—j. Rekeningen van den cameraar Matthijs Rademaker over de jaren 1796—1799: g. 1796, afgehoord 1798 Juli 23. h. 1797, afgehoord 1799 Mei 8. i. 1798, afgehoord 1800 September 19. j . 1799, afgehoord 1801 October 22. Bijlagen: Inv. nos. 2129—2135.
395.—405- Rekeningen van den cameraar Matthijs Rademaker over de jaren 1800—1810, 11 deelen. 395. 1800, afgehoord 1802 Juni 19. 396. 1801, afgehoord 1802 October 23. 397. 1802, afgehoord 1803 December 30, 398. 1803, afgehoord 1804 December 7. 399. 1804, afgehoord 1805 December II. 400. 1805, afgehoord 1806 November 12. 401- 1806, afgehoord 1808 Januari 28. 402. 1807, afgehoord 1809 Juni 9. 403. 1808, afgehoord 1809 December 13. 404. 1809, afgehoord 1810 December 14. 405. 1810, afgehoord 1811 Maart 26. 406. Bijlagen bij de rekening over 1802. 1 lias. N.B. Zie ook Inv. nos. 2136-2145.
35
b.
Andere stukken betreffende de stedelijke financiën in het algemeen.
407.
Stukken betreffende den toestand der stedelijke middelen, c. 1665. 1 omslag. 408. Memorie van den stadscameraar Mr. Salomon de Jouwet, ten betooge, dat de stadsrekening behoort te worden opgesteld in de maanden April of Mei, c. 1775, 1 stuk. êQSbis. Register van betalingsordonnantiën, 1604—1678. 1 deeï. 409* Afschriften van schadeloosbrieven, door den heer gegeven ten behoeve van de stad, 1468*—1480, vervaardigd c. 1500. 1 stuk (zie Reg. nos. 135, 190). 410. Afgeloste rentebrieven ten laste van de stad, 1468—1489, 1644—1722. 40 charters (zie Reg. nos. 133, 134, 137, 164, 179, 181, 182, 184, 187—189, 191 — 194, 220, 282, 308, 420, 421, 428, 455, 456). 411. Rentebrief, groot 6 oude schilden 's jaars, voor Lubbert Zasse en zijne vrouw Hadewich, ten laste van de stad Culemborg, 1455 (afschrift). 1 stuk (zie Reg. no. 116). 412. Transportacten van een rentebrief, groot 25 postulaatguldens, ten laste van de stad Culemborg, voor Goesen Block te Amsterdam, afkomstig van Steven van Zevender, 1492 en 1493. 2 charters (zie Reg. nos. 233, 238). 413. Rentebrief, groot 10 gulden 's jaars, voor den heer van Culemborg, ten laste van de stad, 1514. Met schadeloosbrief voor de rente, ter vernieuwing waarvan deze rentebrief is afgegeven, 1503. 2 charters (zie Reg. nos. 272, 316), 414. Rentebrief, groot 1500 gulden,, ten laste van de stad Culemborg, voor Mr. Cornelis van Gaesbeeck, 1721. 1 charter. N.B. Blijkens een in dorso geplaatste verklaring van den secretaris Walbeeck is deze brief niet door den gerechtigde in ontvangst genomen.
415. Acte, waarbij de gasthuismeesters van het St. Petersgasthuis te Culemborg verklaren, dat een aan deze stichting toekomende rente van V/^ philipsgulden 's jaars ten laste van de stad, waarvan de oorspronkelijke brief verloren was gegaan, is afgelost, 1565. 1 stuk. 416. Acte, waarbij Philip Theodoor graaf van Waldeck, Pyrmont en Culemborg verklaart eene som van f 3200 van den magistraat van Culemborg ontvangen te hebben, en zich verbindt voortaan de stad schadeloos te zullen houden voor eene gelijke som, die zij aan Cristiaen van Latem en Barbara van Monsima, echtelieden, schuldig is, 1642. 1 stuk. 417.
Overeenkomst tusschen den stedelijken magistraat en afgevaardigden der dorpen Everdingen en Zijderveld over de
36 verdeeling van kosten, gemaakt voor de „sollicitatien" te Brussel, 's-Hertogenbosch en elders, 1627 (minuut). 1 stuk. 418.
Verdeeling van opgenomen gelden tusschen de stad Culemborg, het Gemeene land van Culemborg, en het dorp Everdingen volgens contract van 15 Januari 1644. 1 katern.
419.
Octrooien, door den graaf aan den magistraat verleend tot het opnemen van gelden, 1640 en 1718. 2 stukken.
420.
Resolutie van Raden en Magistraat, waarbij aan den stadssecretaris Walbeeck als -waarnemende het stadscomptoir wordt gelast, voortaan den klokkeluiders rechtstreeks de hun toekomende gelden uit te betalen, 1751. 1 stuk.
421.
Overeenkomsten tusschen den magistraat der stad Culemborg en de besturen van eenige andere steden aangaande vrijdom van het recht van exue, benevens stukken betreffende het tot stand brengen dier overeenkomsten, 1733— 1763. 1 omslag. N.B. De bij deze overeenkomsten betrokken steden zijn: Amsterdam, Middelburg, Bergen op Zoom, Zierikzee en Delft. Opgaaf van den financieelen toestand der stad, opgemaakt krachtens aanschrijving van den Landdrost van het departement van Maasland d.d. 3 Augustus 1810, no. 1. Met andere stukken betreffende dit onderwerp. 1 omslag,
422.
B.
BEHEER VAN VERSCHILLENDE BRONNEN VAN INKOMSTEN.
a. Algemeen. N.B. Zie ook no. 2146. 423. Verpachting van de stadsaccijnzen en andere stedelijke middelen door den stadsburgemeester Meus Anthoeniszoon voor het tijdvak 20 Juni (Zondag voor St. Jan) —• 19 December (Zondag vóór Kerstavond) 1613. 1 katern. 424.—428. Registers van verpachtingen der stadsaccijnzen en andere stedelijke middelen door de stadscameraars, 1664-1761; 1787—1808. 5 deelen.
424. 425. 426. 427. 428.
1664—1688. 1690-1715, 1716—1738. 1738—1761. 1787—1808.
429-—430. Registers van ten overstaan van het stedelijk bestuur gehouden aanbestedingen en verpachtingen, 1793—1810. 2 deelen. 429. 1793—1800. 430. 1800—1810.
37 b.
Renten en goederen, door den heer van Culemborg aan de stad toegewezen voor de betaling van lijfrenten. 431. Acte, waarbij Gerard heer tot Culemborg zekere landen, erven, renten en goederen aan de stad Culemborg overdraagt om daaruit door den magistraat op zijn verzoek toegezegde lijfrenten te doen betalen, 1471. 1 charter (zie Reg. no. 140). 432. Acte, waarbij Jasper heer tot Culemborg zich verbindt eenige erfelijke renten te zullen betalen aan den magistraat der stad Culemborg, welke door dezen op zijn verlangen aan eenige personen zijn toegezegd, 1480. 1 charter (zie Reg. no. 180). 433—451. Rekeningen van burgemeesters betreffende renten en goederen, door den jongheer van Culemborg aan de stad toegewezen voor de betaling van lijfrenten, 1471/72— 1492/93. N.B. Het boekjaar begint op Martini (11 November). De afhooring geschiedde door het stadsgericht in bijwezen van den jonker.
433—439. Rekeningen van de burgemeesters Heinrick Zuurmont en Dirck Coppier, 1471/72—1478/79. 8 katerns. N.B. De rekening over 1472/73 is in duplo, die over 1476/77 ontbreekt. Met uitzondering van de rekening over 1474/75, die is afgehoord op 5 Februari (op Sunte Agaten dach virginis) 1476, zijn deze rekeningen wel gesloten, maar is de datum van afhooring niet aangeteekend.
433. 1471/72. 434. H72/73. 435. 1473/74. 436. 1474/75. 437. 1475/76. 438. 1477/78. 439. 1478/79. 440. Rekening van de burgemeesters Zweder van Esschesteyn en Dirck Coppier over het jaar 1479/80, afgehoord 1481 Februari 21 (op Sunte Peters avent ad Cathedram). 1 katern. 441. Rekening van de burgemeesters Heinrick Zuurmont en Dirck Coppier over het jaar 1480/81, afgehoord 1482 Februari 25 (opten Manendach na Sunte Mathijs' dach apostoli). 1 katern. 442. Rekening van de burgemeesters Heinric Zuermont en Alaert van Inghen over het jaar 1482/83, afgehoord 1484 Augustus 20. 1 katern. 433—445. Rekeningen van de burgemeester Heynrick Zuermont en Geryt die Visscher over de jaren 1483/84 en 1485/86. 3 katerns. N.B. De rekening over 1484/85 is verloren.
38 443. 444.
1483/84, afgehoord 1485 November 14. 1485/86, afgehoord 1487 October 20 (opten Saterdach nae Sunte Lucas* dach). 445. 1485/86 (restanten), afgehoord 1491 Januari 29. 446—448. Rekeningen van de burgemeesters Gerit iGerit Meliszoonszoon en Willem Zuermont over de jaren 1486/ 87—1489/90. 3 katerns. N.B. De rekening over 1488/89 is verloren.
446. 1486/87, afgehoord 1489 Maart 7. 447. 1487/88, afgehoord 1489 Maart 7. 448. 1489/90, afgehoord 1492 Februari 3. 449—451. Rekeningen van de burgemeesters Dirck Coppier en Wilhem Zuermont over de jaren 1490/91—1492/93. 3 katerns. 449. 1490/91, afgehoord 1492 Februari 3. 450. 1491/92, afgehoord 1494 Maart 26. 451. 1492/93, afgehoord 1494 Maart 27. 452. Bijlagen bij rekeningen van verschillende stadsburgemeesters betreffende de betaling van verschenen lijfrenten, 1480—1503. 22 stukken, waarvan 7 in een omslag {zie Reg. nos. 178, 195—197, 199, 201, 203, 217, 221, 226, 229, 230, 234, 257—259, 262, 265, 268—271). 453. Afschriften van door de stad Culemborg uitgegeven lijfrentebrieven en bijbehoorende stukken, 1464—1477. 1 omslag (zie Reg. nos. 127, 141, 170). c. Accijnzen. N.B. Zie ook Inv. nos. 2147 en 2148. 454.
Recueil van placaten en ordonnantiën betreffende den wijn-
accijns, 1642-1647, opgemaakt in de 18e eeuw. 1 katern. 455. Register van ontvangen bedragen aan imposten en accijnzen, 1774—1775. 1 deel. 456. Kohieren van den Rouw- en El-accijns, 1762—1788. 1 pak. N.B. Verschillende jaren ontbreken.
457. Rekeningen van den Rouw- en El-accijns, 1760—1787, afgehoord 1761 — 1788. 1 pak. N.B. De af hooring geschiedde door den magistraat. De rendant wordt niet genoemd.
d. Stedelijke eigendommen. 458. Eigendomsbewijs van een stuk land aan de stadsgracht in de Nieuwstad, voor de stad Culemborg, afkomstig van Aermgart van Cuyck, 1542. Met ouder eigendomsbewijs, 1469, en acte van verhuur, 1471. 3 charters (zie Reg. nos. 136, 139, 434).
N.B. In deze rekeningen werden verantwoord de gelden, betaald door schippers, die van den stadsvrijdom van tollen gebruik maakten, en havengelden, verder gelden, betaald door burgers, die niet op de stadswachten verschenen, en die geen inkwartiering hadden of daarvoor „dagelicxe contributie" gaven. Het boekjaar be-
40 gint met Martini. De afhooring geschiedde door het stadsgericht, in bij wezen van den drost. Na 1643 worden deze gelden in de gewone stadsrekening verantwoord. Zie ook Inv. no. 2157.
471. Rekening betreffende de administratie van den schepenburgemeester Frederick van Winsen, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over het tijdvak 1603 November 11 — 1606 November 10, af gehoord 1624 Februari 27. 1 deel. 472. Rekening van den schepenburgemeester Jacob Berntszoon over de jaren 1606/07 en 1607/08, af gehoord 1624 Februari 28. 1 deel. 473. Rekening van den scholtis Adriaen de Moelre over het jaar 1620/21, afgehoord 1635 Januari 5. 1 katern. 474. 475. Rekeningen betreffende de administratie van den schepenburgemeester Govert de Man, ter afhooring aangeboden door zijn zoon, over de jaren 1621/22 en 1622/23. 2 katerns. 474, 1621/22, afgehoord 1637 Juni 2. 475. 1622/23, afgehoord 1637 Juni 2. 476. Rekening betreffende de administratie van den schepenburgemeester jonker Gerridt van Culenborch, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over het jaar 1623/24, afgehoord 1637 Juli 5. 1 katern. 477. Rekening betreffende de administratie van den schepenburgemeester Gobel Jansz. de Weerdt, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over het tijdvak 1624 November 19—1626 Juli 1, afgehoord 1637 Juli 10. 1 katern. 478—483. Rekeningen van Gysbert Jansz. als cameraar over de jaren 1629/30—1634/35. 6 katerns. 478. 1629/30, afgehoord 1631 Januari 25. 479. 1630/31, afgehoord 1632 Januari 21, 480. 1631/32, afgehoord 1633 Januari 10. 481. 1632/33, afgehoord 1634 Januari 23. 482. 1633/34, afgehoord 1635 Februari 21. 483. 1634/35, afgehoord 1636 Februari 9. 484—489. Rekeningen van Gysbert Janszoon als stadsburgemeester over de jaren 1635/36—1640/41. 6 katerns. 484. 1635/36, afgehoord 1637 Februari 20. 485. 1636/37, afgehoord 1638 Februari 2. 486. 1637/38, afgehoord 1639 Februari 19. 487. 1638/39, afgehoord 1640 Januari 30. 488. 1639/40, afgehoord 1641 Februari 2489. 1640/41, afgehoord 1642 Januari 24. 490—491. Rekeningen van Gysbert Janszoon als cameraar over de jaren 1641/42 en 1642/43. 2 katerns. 490. 1641/42, afgehoord 1643 Januari 2. 491. 1642/43, afgehoord 1644 Februari 14.
41 492. Rekening van den schepenburgemeester Frederick van Winssen van gelden, besteed voor het maken van een nieuwe haven voor de Goilberdingsche poort, 1609'—-1610, afgehoord 1611 Juni 28. 1 katern. 493. Ordonnantie en reglement op het havengeld te Culemborg, 1737 (gedrukt). 1 stuk. 494. Ordonnantie op het havengeld te Culemborg, vastgesteld door prins Willem V, 1790. Met een gedrukt exemplaar. 1 omslag. 495. Pachtcondities van het havengeld, 1769—1777. 1 omslag. 496. Stukken betreffende de aanstelling van een havenmeester en de inning van het havengeld, 1790—1791. 1 omslag. 497—516. Rekeningen van commissarissen uit het stedelijk bestuur (later van den stadscameraar) van het z.g. havenfonds, 1791 — 1811. N.B, In deze rekeningen werd het havengeld verantwoord. Het boekjaar valt na 1804 met het kalenderjaar samen. Vóórdien begon het op 1 Augustus. De afhooring geschiedde door het stedelijk bestuur. Bijlagen: Inv. nos. 2158—2175.
497. Rekening van de commissarissen Mr. Willem Jacob Renaud en Mr, Johannes van Hees, 1791/92, afgehoord 1792 Augustus 27. 1 katern. 498. Rekening van de commissarissen Mr. Johannes van Hees en Mr. Matthias Cornelis Johannes van Groin, 1792/93, afgehoord 1793 September 16. 1 katern, 499. Rekening van de commissarissen Mr. Matthias Cornelis Johannes van Groin en Mr. Petrus Johannes van Rhede, 1793/94, afgehoord 1794 September 8. 1 katern. 500. Rekening van den commissaris. Mr. Petrus Johannes van Rhede, 1794/95, afgehoord 1795 October 9. 1 katern. 501. Rekening van den commissaris Dirk Rademaker. 1795/96, afgehoord 1796 December 2. 1 katern. 502—'508. Rekeningen van den commissaris Jan Mom over de jaren 1796/97—1802/03. 7 katerns. 502. 1796/97, 503. 1797/98, 504. 1798/99, afgehoord 1802 November 4. 505. 1799/1800, 506. 1800/01, 507. 1801/02, 508. 1802/03, afgehoord 1804 Januari 18. 509—516. Rekeningen van den stadscameraar Matthijs Rademaker over de jaren 1803/04—'1811. 8 katerns. 509. 1803 Augustus 1—1804 December 31, afgehoord 1806 November 12. 510. 1805, afgehoord 1806 November 12.
N.B. De afhooring geschiedde door gecommitteerden uit de Nationale vergadering, ten overstaan van gecommitteerden uit de landelijke vergadering, en in bijwezen van leden der vorige en der bestaande municipaliteit. Bijlagen; Inv. no. 2176.
43 VIII.
KERKELIJKE ZAKEN.
a. Bemoeiingen van den magistraat in het algemeen. 533. Stukken betreffende de te Culemborg gehouden synodale vergadering van Zuid-Holland, 1729. 1 omslag. 534. Stukken betreffende het beroepen van verschillende predikanten te Culemborg, 1727—1738. 1 omslag. 535. Rapport eener commissie uit den magistraat aangaande de te Culemborg geheven grafrechten, 1809. 1 stuk. 536. Opgaven betreffende den staat van de kerkgebouwen der verschillende gezindten te Culemborg, 1810. 1 omslag, 537* Lofgedichten ter eere van pater Cromvoet, 1734 en 1750, en van Arnolda van Gellecom, 1737. 3 stukken, b. St. Barbarakerk. " N.B. De nog bestaande St. Barbarakerk, die in de binnenstad is gelegen, was de oudste parochiekerk. Dit kerspel werd in 1310 door afscheiding van Beusichem zelfstandig.
1.
Algemeen.
538, 539. Hefboek (manuaal) van den kerkmeester Jan Willemszoon, 1616/17 en 1617/18. 2 deelen. 538. 1616/17. 539. 1617/18. 540. Hefboek (manuaal) van den kerkmeester Pelgrom Aelbertszoon Blanckert over de jaren 1654/55 en 1655/56. 1 deel. 2. R e k e n i n g e n
van
kerkmeesters.
N.B. De rekeningen staan op naam van drie kerkmeesters, van wie de eigenlijke rendant boekhouder en de beide anderen medehulpers worden genoemd, terwijl van 1653/54 af slechts één kerkmeester als rendant optreedt. In de hierachter gegeven beschrijving is de eerstgenoemde kerkmeester (vóór 1653/54) steeds de boekhouder. Het boekjaar begint met Martini (11 November). De afhooring geschiedde door het stadsgericht vóór het jaar 1678/79, en van toen af door gecommitteerden van den graaf tezamen met den magistraat. Bijlagen: Inv. nos. 2193^2253.
541. Bijlagen bij de (verloren) rekening van den kerkmeester Alart de Goyer over het jaar 1565/66. 1 lias. 542. Rekening van de kerkmeesters Simon Willemszoon, Anthoni Wellants en Meeus Janszoon over het jaar 1566/67, afgehoord 1570 September 8. 1 deel. N.B. Rendantsexemplaar, afkomstig van de Oud-Bisschoppelijke Clerezij. Gedrukt: Dodt van Flensburg, Archief voor kerkelijke en wereldsche geschiedenis, V, blz. 364—36S.
44
543, 544. Rekening betreffende de administratie van de kerkmeesters Willem Cool en Wouter Verway, ter afhooring aangeboden door de weduwe van eerstgenoemde, over de jaren 1589/90 en 1590/91. 2 katerns. N.B. Afgehoord 1605 Augustus 12. 543. 1589/90. 544. 1590/91. 545, 546. Rekeningen van den kerkmeester Johan van Winsen over de jaren 1591/92 en 1592/93. 2 katerns. N.B. Van de rekening over 1591/92 zijn de eerste drie bladen beschadigd.
547, 548.
549, 550.
551, 552.
553. 554, 555.
556, 557*
545. 1591/92, afgehoord 1607 October 31. 546. 1592/93, afgehoord 1607 November 19. Rekeningen betreffende de administratie van de kerkmeesters Wilhem Philipszoon, Mr. Lambert Aertszoon en Johan van Winssen, ter afhooring aangeboden door Amelis Philipszoon, broeder van eerstgenoemde, over de jaren 1593/94 en 1594/95. 2 katerns. 547. 1593/94, afgehoord 1608 Augustus 11. 548. 1594/95, afgehoord 1608 September 7. Rekeningen van de kerkmeesters Wouter Verway, Willem Phillipszoon en Claes Janszoon over de jaren 1595/96 en 1596/97. 2 katerns. 549. 1595/96, afgehoord 1616 November 18. 550. 1596/97, afgehoord 1616 December 4. Rekeningen betreffende de administratie van de kerkmeesters Claes Janszoon, Alaert Lambertszoon en Jan van Winsen, ter afhooring aangeboden door de weduwe van eerstgenoemde, over de jaren 1597/98 en 1598/99. 2 katerns. 551. 1597/98, afgehoord 1618 November 24. 552. 1598/99, afgehoord 1618 November 27. Rekening van de kerkmeesters Gijsbert Moring, Johan van Winssen en Alert Lambertszoon over het jaar 1600/01, afgehoord 1619 Augustus 30. 1 katern. Rekeningen betreffende de administratie van de kerkmeesters Alaert Lambertszoon, Cornelis Danen en Willem Zuyrmont, ter afhooring aangeboden door de erfgenamen van eerstgenoemde over de jaren 1601/02 en 1602/03. 2 katerns. 554. 1601/02, afgehoord 1620 Februari 23. 555. 1602/03, afgehoord 1620 Maart 3. Rekeningen van de kerkmeesters Cornelis Danielszoon, Claes Janszoon en Govert Anthoniszoon over de jaren 1603/04 en 1604/05. 2 katerns. 556. 1603/04, afgehoord 1623 December 16. 557. 1604/05, afgehoord 1624 Januari 12.
45 558* 559. Rekeningen van de kerkmeesters Roeloff Janszoon, Jan Verlaer en Frederick Croesen over de jaren 1605/06 en 1606/07. 2 katerns. 558. 1605/06, afgehoord 1624 Januari 16. 559. 1606/07, afgehoord 1624 Januari 17. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2193. 560, 561. Rekeningen van de kerkmeesters Wouter Verhaer, Roeloff Jans en Roelof de Man over de jaren 1607/08 en 1608/09. 2 katerns. 560. 1607/08, afgehoord 1624 Mei 19. 561. 1608/09 (niet afgehoord). 562. Rekening van de kerkmeesters Gerrit Janszoon Sluyter, Adriaen Janszoon en Peter Roeloffszoon over het jaar 1614/15, afgehoord 1625 Maart 7. 1 katern. N.B. Derde en laatste rekening. Bijlagen: Inv. no. 2194.
563. Rekeningen, 1619/20—1628/29. 1 band. N.B.
Deze band bevat: a. Rekening Van de kerkmeesters Johan Willemszoon, Frans Verhuyt en Quirijn Janszoon over het jaar 1619/20, afgehoord 1627 Januari 29. b, c. Rekeningen van de kerkmeesters Frans Verhuyt, Isaack de Bruyn en Isbrant Gijsbertszoon over de jaren 1620/21 en 1621/22. b. 1620/21. afgehoord 1627 December 14. c. 1621/22, afgehoord 1627 December 14. d, e. Rekeningen betreffende de administratie van de kerkmeesters Isbrant Gijsbertszoon, Isaack de Bruyn en Anthonis Cool, ter af hoor ing aangeboden door de erfgenamen van eerstgenoemde, over de jaren 1622/23 en 1623/24. d. 1622/23, afgehoord 1628 Februari 8. e. 1623/24. afgehoord 1628 Maart 8. f. Rekening van de kerkmeesters Jan van Eek, Isaack de Bruyn en Anthonis Cool over het jaar 1625/26, afgehoord 1630 Augustus 13. g, h. Rekeningen van de kerkmeesters Anthonis Cool, Abraham de Man en Daniel Janszoon over de jaren 1626/27 en 1627/28. g. 1626/27, afgehoord 1634 Juli 16. h. 1627/28. afgehoord 1634 Juli 16. i. Rekening betreffende de administratie van de kerkmeesters Abram de Man, Nicolaes Hoevenaer en Peter Jans, ter afhooring aangeboden door de erfgenamen van eerstgenoemde, over het jaar 1628/29. afgehoord 1635 Maart 20. Bijlagen: Inv. no. 2197.
564. Rekeningen, 1629/30—1638/39. 1 band. N.B. Deze band bevat: a. Rekening betreffende de administratie van de kerkmeesters Abram de Man, Nicolaes Hoevenaer en Antoni van Diemen, ter afhooring aangeboden door de erfgenamen van eerstgenoemde, over het jaar 1629/30, afgehoord 1635 Maart 21. b. Rekening van de kerkmeesters Anthony van Diemen» Ni. colaes Hoevenaer en Mr. Cornelis Middelbeeck, over het jaar 1631/32, afgehoord 1636 November 19. c. d. Rekeningen betreffende de administratie van de kerkmeesters Mr. Cornelis Middelbeeck, Nicolaes Hoevenaer en
46 Gijsbert Berntszoon, ter afhooring aangeboden door de weduwe van eerstgenoemde, over de jaren 1632/33 en 1633/34. c. 1632/33, afgehoord 1637 Mei 4. d. 1633/34, afgehoord 1637 Mei 4. e, Rekening betreffende de administratie van de kerkmeesters Adriaen Aelbertssen, Claes Hoevenaer en Gerrit Janszoon Sluyter, ter afhooring aangeboden door de erfgenamen van eerstgenoemde, over het jaar 1635/36, afgehoord 1639 Juni 14. f, g. Rekeningen van de kerkmeesters Oth Corneliszoon van Eist, Johan Sluyter en Jacob van der Bruggen over de jaren 1636/37 en 1637/38. f. 1636/37. afgehoord 1641 Maart 15. g. 1637/38, afgehoord 1641 Maart 15. h. Rekening van de kerkmeesters Jacob Segerszoon van der Brugge, Willem van Ravenswaey en Floris Bergeus over het jaar 1638/39, afgehoord 1642 Januari 8. Bijlagen: Inv. nos. 2198 en 2199.
565, Rekeningen. 1639/40—1648/49. 1 band. N.B. Deze band bevat: a—c. Rekeningen van de kerkmeesters Floris Bergeus, Dirck Sluyter en CorneHs Cool over de jaren 1639/40—1641/42. a. 1639/40, afgehoord 1644 December 19. b. 1640/41, afgehoord 1644 December 19. c. 1641/42, afgehoord 1644 December 19. d. Rekening van de kerkmeesters Dirck Gerrits Sluyter, Cornelis Cool en "Wouter van der Vorst over het jaar 1642/43, afgehoord 1645 Juni 16. e, f. Rekeningen van de kerkmeesters Antony de With, CorneHs Cool en Wouter Van der Vorst over de jaren 1643/44 en 1644/45. e. 1643/44, afgehoord 1647 April 8. f. 1644/45, afgehoord 1647 April 8. g, h. Rekeningen van de kerkmeesters Floris Bergeus, Willem van Ravenswaey en Cornelis Cool over de jaren 1645/46 en 1646/47. g. 1645/46, afgehoord 1648 Juli 27. h. 1646/47, afgehoord 1648 Juli 27. i, j . Rekeningen betreffende de administratie van de kerkmeesters Ott van Eist, Alert Janszoon en Mr. Johan Breekevelt, ter afhooring aangeboden door de erfgenamen van eerstgenoemde, over de jaren 1647/48 en 1648/49, i. 1647/48, afgehoord 1660 Maart 22. j . 1648/49, afgehoord 1660 Maart 22.
566. Rekeningen, 1649/50—1658/59. 1 band. N.B. Deze band bevat: a. Rekening van de kerkmeesters Johan Breeckevelt, Alert Janszoon en Michiel de Man over het jaar 1649/50, afgehoord 1661 Juni 28. b, c. Rekeningen Van de kerkmeesters Johan Breeckevelt, Dirck Bosch van Osch en Seger Gerritszoon Sluyter over de jaren 1650/51 en 1651/52. b. 1650/51, afgehoord 1661 Juni 28. c. 1651/52, afgehoord 1661 Juni 28. d. Rekening van de kerkmeesters Johan Breeckevelt, Joost Janszoon en Willem Dircxzoon over het jaar 1652/53, afgehoord 1661 Juni 28. e—j. Rekeningen van den kerkmeester Pelgrom Albertszoon Blanckert over de jaren 1653/54-1658/59.
47 e. f. g. h. i. j.
1653/54, afgehoord 1661 September 1654/55, afgehoord 1662 September 1655/56, afgehoord 1662 September 1656/57, afgehoord 1662 September 1657/58, afgehoord 1662 September 1658/59, afgehoord 1662 September Bijlagen: Inv. nos. 2200 en 2201.
18. 1. 3. 3. 4. 4.
567. Extra-ordinaris rekening van den kerkmeester Pelgrom Aelbertszoon Blanckert wegens het verhoogen van de kerk en het beleggen daarvan met blauwe zerken, c. 1655, afge« hoord 1667 Februari 16. 1 deel. N.B. Het slot dezer rekening werd ingebracht in de niet meer aanwezige rekening der St. Barbara-kerk over 1665. Vermoedelijk zijn bovengenoemde werkzaamheden geschied na den brand dezer kerk in 1654.
568. Rekeningen. 1670/71 — 1678/79. 1 band. N.B.
Deze band bevat: a—d. Rekeningen betreffende de administratie van den kerkmeester Pelgrom Aelbertszoon Blanckert, ter afhooring aangeboden door zijne weduwe, over de jaren 1670/71 — 1673/74. a. 1670/71, afgehoord 1675 Juni 28. b. 1671/72, afgehoord 1676 Januari 17. c. 1672/73, afgehoord 1677 Maart 29. d. 1673/74, afgehoord 1677 Maart 29. e—g. Rekeningen betreffende de administratie van den kerkmeester Philip Theodoor Gressenich over de jaren 1674/75— 1676/77. e. 1674/75, afgehoord 1678 Augustus 10. f. 1675/76, afgehoord 1679 Januari 9. g. 1676/77, afgehoord 1679 Januari 9. h, i. Rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius over de jaren 1677/78 en 1678/79. h. 1677/78, afgehoord 1679 Juli 16. i. 1678/79, afgehoord 1681 October 5.
569. Rekeningen, 1679/80—1688/89. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius: a. 1679/80, afgehoord 1681 October 6. b. 1680/81, afgehoord 1683 April 26. c. 1681/82, afgehoord 1684 April '11. d. 1682/83, afgehoord 1685 Februari 9. e. 1683/84, afgehoord 1686 Maart 17. f. 1684/85. afgehoord 1687 Juni 22. g. 1685/86, afgehoord 1688 Augustus 8. h. 1686/87, afgehoord 1689 Augustus 3. i. 1687/88, afgehoord 1689 Augustus 3. j. 1688/89, afgehoord 1690 December 3. Bijlagen: Inv. nos. 2203—2207.
570—589, Rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius over de jaren 1689/90—1708/09. 20 deelen. N.B.
570. 571. 572. 573.
Bijlagen: Inv. nos. 2208-2213.
1689/90, 1690/91, 1691/92, 1692/93,
afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord
1692 1692 1695 1695
September 24. September 24. Februari 27. Februari 28.
48
574. 575. 576.
1693/94, af gehoord 1696 November 9. 1694/95, af gehoord 1696 November 9. 1695/96. N.B. Incompleet, waardoor de datum van afhooring ontbreekt.
577. 1696/97, afgehoord 1698 Augustus 3. 578. 1697/98, afgehoord 1700 Februari 12. 579. 1698/99, afgehoord 1700 Mei 13. 580. 1699/1700, afgehoord 1701 November 30. 581. 1700/01, afgehoord 1703 Januari 13. 582. 1701/02, afgehoord 1705 Mei 18. 583. 1702/03, afgehoord 1706 April 22. 584. 1703/04, afgehoord 1707 Januari 19. 585. 1704/05, afgehoord 1708 Februari 25. 586. 1705/06, afgehoord 1708 Februari 27. 587. 1706/07, afgehoord 1708 Juni 21, 588. 1707/08, afgehoord 1709 Maart 1. 589. 1708/09, afgehoord 1710 April 11. 590. Rekeningen, 1709/10—1718/19. 1 band. N.B. Deze band bevat: a—i. Rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius over de jaren 1709/10—1717/18. a. 1709/10, afgehoord 1711 April 8. b. 1710/11, afgehoord 1712 April 23. c. 1711/12, afgehoord 1713 Mei 22. d. 1712/13, afgehoord 1714 April 9. e. 1713/14, afgehoord 1715 Maart 2. f. 1714/15. afgehoord 1716 Maart 12. g. 1715/16, afgehoord 1717 Februari 24. h. 1716/17, afgehoord 1718 Maart 28. i. 1717/18, afgehoord 1719 April 20. j . Rekening van de weduwe van den kerkmeester Laurens Hammius betreffende diens administratie over het jaar 1718/19, afgehoord 1720 Februari 28. Bijlagen: 2214—2216.
591. Rekeningen, 1719/20—1728/29. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius Jr.: a. 1719/20, afgehoord 1721 Mei 30. b. 1720/21, afgehoord 1722 April 16. c. 1721/22, afgehoord 1723 Mei 13. d. 1722/23, afgehoord 1724 Maart 17. e. 1723/24, afgehoord 1725 Juni 6. f. 1724/25. afgehoord 1726 April 11. g. 1725/26, afgehoord 1727 April 25. h. 1726/27, afgehoord 1728 April 8. i. 1727/28, afgehoord 1729 Maart 25. j . 1728/29, afgehoord 1730 Februari 16. Bijlagen: Inv. nos. 2217-—2221.
592. Rekeningen, 1729/30—1738/39. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen rens Hammius Jr.: a. 1729/30, afgehoord 1731 Februari b. 1730/31, afgehoord 1732 Februari c. 1731/32, afgehoord 1733 Februari
van den kerkmeester Lau1. 2. 23.
49 d. e. f. g. h. i. j.
1732/33, 1733/34, 1734/35, 1735/36, 1736/37, 1737/38. 1738/39, Bijlagen:
afgehoord 1734 Februari 19. afgehoord 1735 Februari 25. afgehoord 1736 Maart 21. afgehoord 1737 Februari 13. afgehoord 1738 Maart 19. afgehoord 1739 Mei 14. afgehoord 1740 April 13. Inv. nos. 2222—2224.
593. Bijlagen bij de rekening van Laurens Hammius Jr., kerkmeester der St. Barbarakerk, over het jaar 1735/36. 3 stukken. N.B. Genummerd 50—52. Deze bijlagen zijn aangetroffen in het grafelijk archief. Andere zijn niet bewaard gebleven.
594. Rekeningen, 1739/40—1748/49. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den kerkmeester LaU' rens Hammius Jr.: a. 1739/40, afgehoord 1741 Mei 10. b. 1740/41, afgehoord 1742 April 12. c. 1741/42, afgehoord 1743 Februari 14. d. 1742/43, afgehoord 1744 Juni 3. e. 1743/44, afgehoord 1745 Mei 13. f. 1744/45, afgehoord 1746 Juni 20. g. 1745/46, afgehoord 1747 Juni 22. h. 1746/47, afgehoord 1748 Juni 17. L 1747/4S, afgehoord 1749 Mei 3. j . 1748/49, afgehoord 1750 Augustus 31. Bijlagen: Inv. no. 2225.
595. Rekeningen, 1749/50—1758/59. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius Jr. (in verkeerde volgorde gebonden): a. 1749/50, afgehoord 1751 September 15. b. 1750/51, afgehoord 1752 Februari 9. c. 1751/52, afgehoord 1753 Mei 25. d. 1752/53, afgehoord 1754 Juni 8. e. 1753/54, afgehoord 1755 Juni 6. f. 1754/55, afgehoord 1756 Juni 18. g. 1755/56, afgehoord 1757 Mei 31. h. 1756/57, afgehoord 1758 Juni 1. i. 1757/58, afgehoord 1759 Juni 7. j. 1758/59. afgehoord 1760 Juni 13. Bijlagen: Inv. 2226—2231.
596. Rekeningen, 1759/60—1768/69. 1 band. N.B. Deze band bevat: a, b. Rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius Jr. over de jaren 1759/60 en 1760/61. a. 1759/60, afgehoord 1761 Juni 19. b. 1760/61, afgehoord 1762 Juni 7. c—j. Rekeningen van den kerkmeester Jan de Bie over de jaren 1761/62—1768/69. c. 1761/62, afgehoord 1763 Juni 24. d. 1762/63, afgehoord 1764 Juni 7. e. 1763/64, afgehoord 1765 Juni 15. f. 1764/65, afgehoord 1766 Juni 13. g. 1765/66, afgehoord 1767 April 25. h. 1766/67, afgehoord 1768 Februari 25. i. 1767/68, afgehoord 1769 Mei 18. j. 1768/69, afgehoord 1770 Mei 19. Bijlagen; Inv. nos. 2232—2239.
50 597.
Rekeningen, 1769/70—1778/79. 1 band. N.B. Deze band bevat: a, b. Rekeningen van den kerkmeester Jan de Bie over de jaren 1769/70 en 1770/71. a. 1769/70, afgehoord 1771 Juni 13. b. 1770/71, afgehoord 1772 Juni 11. c—j. Rekeningen van den kerkmeester Joris Lammers over de jaren 1771/72-1778/79. c. 1771/72. afgehoord 1773 April 22. d. 1772/73, af gehoord 1774 Juni 3. e. 1773/74, afgehoord 1775 Mei 26. f. 1774/75, afgehoord 1776 Juni 20. g. 1775/76, afgehoord 1777 Mei 29. h. \776/77, afgehoord 1778 Juni 11. i. 1777/78, afgehoord 1779 Juni 10. j . 1778/79, afgehoord 1780 Mei 11. Bijlagen: InV. nos. 2240—2243. 598, Rekeningen, 1779/80—1788/89. 1 band. N.B. Deze band bevat: a. Rekening van den kerkmeester Joris Lammers over het jaar 1779/80, afgehoord 1781 Juni 14. b. Rekening van de weduwe van den kerkmeester Joris Lammers betreffende diens administratie over het jaar 1780/81, afgehoord 1782 Mei 10. c—j. Rekeningen van de kerkmeester (van 1785/86 af rentmeester) Coenraad Michiel Wijnen over de jaren 1781/82— 1788/89. c. 1781/82. afgehoord 1783 Mei 23. d. 1782/83, afgehoord 1784 Juni 24. e. 1783/84, afgehoord 1785 Mei 20. f. 1784/85, af3ehoord 1786 Juni 10. g. 1785/86, afgehoord 1787 Mei 24. h. 1786/87, afgehoord 1788 Mei 8. i. 1787/88, afgehoord 1789 Juni 12. j. 1788/89, afgehoord 1790 Mei 27. 599—609, Rekeningen van den rentmeester Coenraad Michiel Wijnen over de jaren 1789/90—1799/1800. 11 deelen. N.B. Zie ook de nos. 770-772. Bijlagen: Inv. nos. 2244-2253. 599. 1789/90, afgehoord 1791 M e i 27. 600. 1790/91, afgehoord 1792 Juni 7. 601. 1791/92, afgehoord 1793 Juni 13. 602. 1792/93, afgehoord 1794 M e i 30. 603. 1793/94, afgehoord 1796 September 3. 604. 1794/95, afgehoord 1796 September 3. 605. 1795/96, afgehoord 1798 Juni 21. 606. 1796/97, afgehoord 1798 October 8. 607. 1797/98, afgehoord 1799 November 25, 608. 1798/99, afgehoord 1800 December 12. 609. 1799/1800, afgehoord 1801 December 21. 3. E i g e n d o m s b e w i j z e n . N.B. Zie ook Inv. no. 1372 bis. 609 bis. Eigendomsbewijs van 14 van een huis in de oude stad van Culemborg, voor de St. Barbarakerk aldaar, afkomstig van
51 Gheertruyt, weduwe van Jan Dircszoon, 1462. 1 charter (zie Reg. no. 122a). 610* Eigendomsbewijs van een huis aan de Vorderstraat, voor de St. Barbarakerk en den Poth, afkomstig van Heyl, weduwe van Jan Berntszoon, 1547. Met ouderen brief d.d. 1530. 2 charters (zie Reg. nos. 376, 509). 611* Eigendomsbewijs van een huis in de Nieuwstad, voor de St. Barbarakerk, afkomstig van Gerit Koel, 1529. Met acte, waarbij de kerkmeesters verklaren, voor de jaarlijksche opbrengst verschillende kerkelijke diensten te zullen doen houden, 1529. 2 charters (zie Reg. nos. 371, 372). 612. Testament van Cornelia Aert Neyen dochter, weduwe van Thoenis Geritszoon, waarbij zij drie morgen land onder Honswijck, leenroerig aan Culemborg, aan de St. Barbarakerk vermaakt, 1554. Met acte van beleening door den heer van Culemborg, 1566. 2 charters (zie Reg, no. 557). 613. Acte van beleening door den graaf van Culemborg, van de St. Barbarakerk, met twee kampen land, genaamd de Koekampen, in het Culemborgerbroek, 1656. Met oudere acten van beleening d.d. 1475, 1479 en 1537, kwitantie voor de betaling van den koopprijs, 1480, en acte, waarbij heer Goessen van Dichteren, priester, deken der genoemde kerk, dit land aan die kerk vermaakt, 1495. 6 charters (zie Reg. nos- 161, 176, 186, 244, 410). 613 bis. Eigendomsbewijs van de helft van 3 morgen land onder Prijs, voor de St. Barbarakerk, afkomstig van Amilius Scavardt, 1445. 1 charter (zie Reg. no. 101a). 614. Eigendomsbewijs van 5/6 van zes morgen land onder Prijs, voor de St. Barbarakerk, afkomstig van Jan en Peter van Doeyenborch, gebroeders, 1521. 1 charter (zie Reg. no. 343). 615* Acte van beleening van de St. Barbarakerk met twee morgen land aan de Vretstrosche stege, leenroerig aan Culemborg, door Elisabeth, vrouwe van Culemborg, 1555. 1 charter (zie Reg. no. 568), 616. Eigendomsbewijs van een aandeel in de nalatenschap van Gherit Berghe, voor de St. Barbarakerk, afkomstig van Heinric van Driemeien Janszoon c.s., 1473. 1 charter (zie Reg. no. 147). 4.
Rentebrieven. Stad Culemborg.
617. Acte, waarbij Yoest Jacobszoon aan de kerk te Culemborg twee rentebrieven schenkt, tezamen groot een pond 's jaars, gaande uit twee huizen aldaar, 1397. 1 charter (zie Reg. no. 15).
52 618* Rentebrief, groot twee lood zilver 's jaars, gaande uit een huis te Culemborg, voor de kerk aldaar, ten laste van Jan Koevoit en Nelle, zijne vrouw, 1415. 1 charter (zie Reg. no. 30). 619. Rentebrief, groot twee oude schilden 's jaars, gaande uit een huis te Culemborg, voor de St. Barbarakerk, ten laste van Lijsbet Lambert Aerntzoonsdochter, 1434. 1 charter (zie Reg. no. 78). 620. Rentebrief, groot een oud schild 's jaars, gaande uit een huis te Culemborg, voor de St. Barbarakerk, ten laste van Heinric van den Rijn en Alijt, zijne vrouw, 1439. 1 charter (zie Reg. no. 92). 621. Rentebrief, groot 16 grooten 's jaars, gaande uit een huis in de Goilberdingerstraat, voor de St. Barbarakerk, ten laste van Gysbert Seryszoon, 1482. 1 charter (zie Reg. no. 204). N.B. Deze rente was bestemd voor het koopen van olie om te branden voor het H. Sacrament.
622. Rentebrief, groot 3 guldens 's jaars, gaande uit een huis in de Goilberdingerstraat te Culemborg, voor de St. Barbarakerk, ten laste van Jan de Man Willemszoon, 1611. 1 charter, 623. Rentebrief, groot \xfo carolusgulden 's jaars, gaande uit een huis aan de Zuyde Kerckstraet, voor de St. Barbarakerk. ten laste van Neelken Gering van Bons dochter, 1547. 1 charter (zie Reg. no. 510). 624. Rentebrief, groot 100 gulden kapitaal, gaande uit een huis aan het Mercktvelt te Culemborg, voor de St. Barbarakerk, overgedragen door Antoni Aertssen van Gasteren en Stijntgen Stevens, echtelieden, 1681. 1 charter. 625. Acte, waarbij Willem Ockerszoon aan de kerk eene rente van twee oude schilden 's jaars, gaande uit een huis aan de Poirtstrate, schenkt voor het O.L. Vrouwe-lof, 1424. 1 charter (zie Reg. no. 50). 626. Rentebrief, groot een oud schild 's jaars, gaande uit een huis aan de Tollenstrait te Culemborg, voor de St. Barbarakerk, ten laste van Melys Berntszoon, 1487. 1 charter (zie Reg. no. 218). 627. Rentebrief, groot 6 guldens en 5 stuivers 's jaars, gaande uit een huis in de Tollestraet te Culemborg, voor de St. Barbarakerk, ten laste van Aryaen Janszoon, schoenmaker, 1610. 1 charter, 628. Rentebrief, groot 8 stuivers 's jaars, gaande uit een huis aan de Vorderstraet te Culemborg, voor de St. Barbarakerk, ten laste van Dirck Janszoon, den snijder, c,s„ 1475. 1 charter (zie Reg. no. 162).
53 629, Rentebrief, groot 9 gulden 7/2 stuiver 's jaars, gaande uit een huis op den Langen Havendijck te Culemborg, voor de St. Barbarakerk, ten laste van Willem Aertszoon, 1612. 1 charter. 630, Rentebrief, groot 1 gulden 's jaars, gaande uit een huis op den Havendijk, voor Stijnken Claesdochter, ten laste van Thonis Aelbertszoon, 1544. Met acten van overdracht door Stijnken voornoemd ten behoeve van de St. Barbarakerk, 1545. 2 charters (zie Reg. nos. 480, 496). 631, Acte, waarbij Jan Knoep Dircszoon verklaart een hofstede aan den Havendijk gehuurd te hebben van Claes Gheritssoon voor 3 rijnsche guldens 's jaars, 1478. Met acte, waarbij deze opbrengst door Wermbout iGeritszoon en Aernt die Greeff wordt overgedragen aan de St, Barbarakerk, 1506. 2 charters (zie Reg. nos. 172, 287). 632, Rentebrief, groot een gouden schild 's jaars, gaande uit een huis op den Havendijk, voor de St. Barbarakerk, ten laste van heer Gysbert Neude, priester, 1507. 1 charter {zie Reg. no. 291). 633, Rentebrief, groot 6 guldens 5 stuivers 's jaars, gaande uit een huis in de Nieuwstad aan de Zandstraat te Culemborg, voor Jacob Aelbertszoon, ten laste van Peter Willemszoon, 1606. Met lateren brief d.d. 1618, waarbij deze rente na aflossing van de helft wordt overgedragen aan de St. Barbarakerk. 2 charters (getransfigeerd). 634, Rentebrief, groot 12 guldens 10 stuivers 's jaars, gaande uit een huis in de Nieuwstad aan de Zantstraet te Culemborg, voor de St. Barbarakerk aldaar, ten laste van Maryken, weduwe van Steven Stevenszoon de Roye, 1611. 1 charter. 635, Rentebrief, groot een oud schild 's jaars, gaande uit vier morgen land bij de Nieuwstad, voor de St. Barbarakerk, ten laste van het gasthuis, onder de voorwaarde van de klok luiden alle Vrijdagen op den middag, 1433. 1 charter (zie Reg. no. 69). Graafschap Culemborg. 636, Rentebrief, groot 4 guldens 's jaars, gaande uit een hofstede aan den Diefdijk, voor de St. Barbarakerk, ten laste van Sophia, weduwe van Jan Wauterszoon, en haar zoon Cornelis Janszoon, 1550. 1 charter (zie Reg. no. 526). 637, Rentebrief, groot 7 carolusguldens 's jaars, gaande uit vier morgen land op het Hooge Fretstroo, voor de St. Barbarakerk, ten laste van den Poth, 1545. 1 charter (zie Reg. no. 484).
54
638* Aanteekening betreffende een rente van een oud schild 's jaars, gaande uit 2 stukken land gelegen onder Goilberdingen en Zoechwijck, welke is verdeeld over de St. Barbarakerk te Cuïemborg en het gasthuis aldaar, {15e eeuw). 1 charter, N.B. Blijkens het opschrift betrof deze notitie de rente uit het land te Goilberdingen, die voor de St. Barbarakerk was bestemd.
639. Rentebrief, groot 1 gulden 's jaars, gaande uit landerijen onder Goilberdingen, voor de St. Barbarakerk, ten laste van Hannegen, weduwe van Adriaen Janszoon, c.s., 1550. 1 charter (zie Reg. no. 520). Everdïngcn. 640. Rentebrief, groot 2 philipsguldens 's jaars, gaande uit een huis onder Zïjderveld aan den Diefdijk, voor Alijt Wyllem Roeloffsdochter, ten laste van Gysbert Aryaenszoon, 1543. Met aangehecht eigendomsbewijs van het genoemde huis, voor Gysbert Aryaenszoon, afkomstig van Joest Aert Collenzoon c.s., 1543. 2 charters (zie Reg. nos. 452, 453). 641. Rentebrief, groot 25 stuivers 's jaars, gaande uit een morgen land op Overzydervelt, voor de St. Barbarakerk te Culemborg, ten laste van Baers Jan Jacobszoon, 1566. 1 charter. Mariënweerd. 642. Rentebrief, groot 10 rijnsche guldens 's jaars, ten laste van de abdij St. Mariënweerd, voor Sophia, weduwe van Wauter van Dichteren, 1528. Met latere overdrachtsbrieven d.d, 1559 en 1578, bij welken laatste de rente werd overgedragen aan de kerkmeesters van de St. Barbarakerk te Cuïemborg. 3 charters (zie Reg. no. 366). Niet nader bepaald. 643. Acte, waarbij Willem Dïrrick Willemszoon zich borg stelt voor de betaling eener rente van 1 goudgulden 's jaars door zijne moeder Cornelia, 1543. Met een afschrift uit het einde der 16e eeuw. 1 charter en 1 stuk (zie Reg. no. 467). 644. Rentebrief, groot 38 stuivers 's jaars, gaande uit de goederen van wijlen Willem Dirck Willemszoon, voor kerkmeesters der St, Barbarakerk te Cuïemborg, ten behoeve van het nieuw gebouwd wordende Sacramentshuisje, ten laste van Mary, huisvrouw van Symon Hubertszoon, 1570. 1 charter. 645. Accoord tusschen den magistraat en Anthoni Vereest, oudrentmeester van Poth en gasthuis, over de afbetaling van een aan de kerk gelegateerde som van f 400.— en de rente daarvan, 1690. 1 stuk.
55 5.
Stukken betreffende het onderhoud van k e r k en toren.
646. Acte betreffende getuigenverklaringen aangaande eene door Marcus en Christoffel van Weese toegezegde geldsom voor het herstel van het transept der St. Barbarakerk, 1550. 1 charter (zie Reg. no, 523). 647. Lijst van den hoofdelijken omslag ten behoeve van de reparatie van het uurwerk in den toren der St. Barbarakerk, 1642. 1 deel. 648. Commissie, door den magistraat van Culemborg verleend aan Warnardus Hassingh en Ds. Johannes Heycop, predikant te Zijderveld, tot het inzamelen van gelden voor den wederopbouw van de St, Barbarakerk en -toren na den in 1654 gewoed hebbenden brand, 1659. 1 stuk. 649. Rekening van Mr. Jodocus van Gaesbeecq, schout der stad Culemborg, van ontvangsten en uitgaven ten behoeve van het nieuwe uurwerk in den toren der St. Barbarakerk, 1684, afgehoord 1690 September 25 (afschrift). 1 katern. 650. Rekening van H. J. van Haaften, secretaris der stad Culemborg, van ontvangsten en uitgaven wegens de afgenomen en publiek verkochte wapenborden uit de St. Barbarakerk, 1797, afgehoord door de municipaliteit 1798 Juni 21. 1 stuk. N.B. Het batig slot werd afgedragen aan den rentmeester der St. Barbarakerk.
651. Bijlagen bij bovengenoemde rekening van H. J. van Haaften. 1 omslag. c.
St Janskerk.
N.B. De St. Janskerk was in de Nieuwstad gelegen, welk gebied waarschijnlijk op het einde der He eeuw tot een zelfstandig kerspel is verheven, maar na de Hervorming met St. Barbara vereenigd werd. De kerk, die bouwvallig was geworden, is na de Hervorming twee malen hersteld en ten slotte in 1826 afgebroken. In de middeleeuwsche rekeningen wordt zij genoemd de kerk ,.tot Lanxmer in die Nye stat".
1, Algemeen. 652. Instructie voor pastoor en kerkmeesters der St. Janskerk in de Nieuwstad, 1533, en lijst van inkomsten dezer kerk, 1556. 1 omslag. 653. Stukken betreffende herstellingen aan en leveranties ten behoeve van de St. Janskerk, 1514—-1547. 1 omslag. 654. Register van ontvangsten en uitgaven over de jaren 1498— 1504, gehouden door de kerkmeesters Van de St. Janskerk. 1 deel.
56 655,
„Hefboick". Register van ontvangsten en uitgaven over het jaar 1532/33, gehouden door kerkmeesters der St. Janskerk. 1 katern. 2.
Rekeningen van
kerkmeesters.
N.B. De oudere rekeningen staan op naam van twee, na 1480/81 van drie kerkmeesters, van wie sedert 1571/72 de eerste boekhouder en de beide anderen medehulpers worden genoemd, terwijl van 1590/91 af slechts één kerkmeester als rendant optreedt. Het boekjaar begint met Martini (11 November), De afhooring geschiedde door het stadsgerkht in bijwezen van den heer of diens gemachtigde. Als gecommitteerden van den graaf traden later de grafelijke raden op. . De oudere exemplaren dezer rekeningen zijn voor verschillende . instanties bestemd geweest, nl. voor de kerk, den heer, den officier en den magistraat. Zij zijn thans in eene serie gelaten, aangezien splitsing ondoelmatig zou zijn. Bijlagen: Inv. nog. 2254—2322.
656—658. Rekeningen van de kerkmeesters Jan die Keyser en Jacob Croll over de jaren 1469/70—1471/72. 3 katerns. N.B.
De data van afhooring zijn niet aan geteekend.
656. 1469/70. 657. 1470/71. 658. 147Ï/72. 659—'661. Rekeningen van de kerkmeesters Melys Gerrytszoon en Jacob Croll over de jaren 1474/75—1476/77, 3 katerns. N.B.
Afgehoord 1482 April 24.
659. 1474/75. 660. 1475/76. 661. 1476/77, 662—665. Rekeningen van de kerkmeesters Bartout Dirck Beerntszoon en Jan die Keyser over dé jaren 1477/78—1480/81. 4 katerns. N.B. Afgeboord 1482 April 24.
662. 663. 664. 665.
1477/78. 1478/79. 1479/80. 1480/81.
666—672. Rekeningen van de kerkmeesters Symon die Haen, Claes Ysbrantszoon en Jan Gerritszoon over de jaren 1481/82-^ 1487/88. 7 katerns. N.B. Afgehoord 1496 Juli 20. 666. 1481/82. 667. 1482/83. 668. 1483/84, 669. 1484/85. 670. 1485/86. 671. 1486/87. 672. 1487/88.
57
673. Rekening van de kerkmeesters Symon die Haen, Claes Ysbrantszoon en Jan Gerrytszoon over het jaar 1490/91. 1 katern. N.B. Deze rekening is gesloten, maar de datum van afhooring is niet aangeteekend. Zij is aangetroffen in deel VI der z.g. collectie-Bosch, waarvan zij nog de foliatuur draagt. Vgl. het aangeteekende aldaar (Inv. nos. 2020—2028).
674—676. Rekeningen van de kerkmeesters Joest Gheritszoon en Beernt Roelofszoon over de jaren 1498/99—1510/11, 1 band en 2 katerns, N.B. Deze rekeningen zijn gesloten, maar een afhooring is niet aangeteekend,
677.
678.
679, 680.
681, 682.
683.
674. 1498/99—1508/09. 1 band. 675. 1509/10. 1 katern. 676. 1510/11. 1 katern. Rekening van de kerkmeesters Jan Geritszoon, Beerndt Roelofszoon en Jan Peterszoon over het jaar 1511/12, afgehoord 1513 Februari 17 (op Donredach post Dominicam Invocavit). 2 katerns. N.B. In duplo. Rekening van de kerkmeesters Beerndt Roelofszoon, Of van Caudenhoven en Jan Peterszoon over het jaar 1512/13, afgehoord 1514 Januari 13. 2 katerns. N.B. In duplo. Rekeningen van de kerkmeesters Jan Peterszoon, Otte van Coudenhoven en Gysbert die Moelre over de jaren 1513/14 en 1514/15. 4 katerns, N.B. Beide rekeningen zijn in duplo. Afgehoord 1516 Januari 28. 679. 1513/14. 680. 1514/15. Rekeningen van de kerkmeesters Joest Gerrytszoon, Jan Peterszoon en Oth van Coudenhoven, over de jaren 1515/16 en 1516/17. 2 katerns. 681. 1515/16, afgehoord 1517 October 7. 682. 1516/17, afgehoord 1520 Februari 13. Rekening van de kerkmeesters Jan Peterszoon, Oth Dircszoon en Jan Claeszoon over het jaar 1517/18, afgehoord 1520 Maart 31. 1 katern.
684. Rekening van de kerkmeesters Ott van Caudenhove, Jan die Lijndreyer en Jan Peterszoon over het jaar 1518/19, afgehoord 1520 Maart 31. 1 katern. 685—687. Rekeningen van de kerkmeesters Jan Peterszoon, Oth Dircszoon en Jan Claeszoon over de jaren 1519/20-—• 3 521/22. 3 katerns. 685. 1519/20, afgehoord 1522 November 29. 686. 1520/21, afgehoord 1522 December 18. 687. 1521/22, afgehoord 1522 December 22.
58
688—690. Rekeningen van de kerkmeesters Peter Aerntszoon van Esdt, Oth Dircszoon en Jan Claeszoon over de jaren 1522/23—1524/25. 3 katerns, 688. 1522/23, afgehoord 1524 April 14. 689. 1523/24, afgehoord 1526 Januari 22. 690. 1524/25, afgehoord 1526 Januari 22. 691—693. Rekeningen van de kerkmeesters Willem Vinck, Gysbert de Moelre en Bernt Roelofszoon over de jaren 1526/27— 1528/29.3 katerns. 691. 1526/27, afgehoord 1530 April 11. 692. 1527/28, afgehoord 1530 April 12. 693. 1528/29, afgehoord 1530 April 16. 694—'697. Rekeningen van de kerkmeesters Willem Gobelszoon, heer Cornelis de Goyer, pastoor, Henrick van Kuyck en Willem Vinck over de jaren 1529/30—1532/33. 4 katerns. 694. 1529/30, afgehoord 1531 December 13. 695. 1530/31, afgehoord 1532 September 30. 696. 1531/32, afgehoord 1533 September 1. 697. 1532/33, afgehoord 1536 Maart 22. 698—703- Rekeningen van de kerkmeesters Willem Vinck, Baldewijn de Moelre, Gerit Gerytszoon en Henrick van Kuyck over de jaren 1533/34—1538/39. 6 katerns. 698. 1533/34, ) afgehoord 1539 {1538 vóór Paschen) 699. 1534/35, \ April 4. 700. 1535/36, ) 701. 1536/37, afgehoord 1540 April 1. 702. 1537/38, afgehoord 1541 Februari 10. 703. 1538/39, afgehoord 1542 Februari 4. 704—706. Rekeningen van de kerkmeesters Gerit Smyt Geritszoon, Baldewijn de Moelre en Aert de Man Willemszoon over de jaren 1539/40—1541/42. 3 katerns. 704. 1539/40, afgehoord 1542 Maart 6. 705. 1540/41, afgehoord 1542 April 13. 706. 1541/42, afgehoord 1543 Mei 19. 707—714. Rekeningen van de kerkmeesters Gerit Smyt Geritszoon, Baldewijn de Moelre en Roelof de Man over de jaren 1542/43—1549/50. 8 katerns. 707. 1542/43, afgehoord 1544 Maart 31. 708. 1543/44, afgehoord 1545 Juni 1. 709. 1544/45, afgehoord 1548 Januari 10. 710. 1545/46, afgehoord 1548 Januari 12. 711. 1546/47, afgehoord 1549 Mei 5, 712. 1547/48, afgehoord 1550 September 12. 713. 1548/49, afgehoord 1551 Januari 12. 714. 1549/50, afgehoord 1553 December 7.
59 715—717, Rekeningen van de kerkmeesters Aernt Goertszoon, Cornelis Gysbertszoon en Lambert Croll Geritszoon over de jaren 1550/51 — 1552/53. 3 katerns. N.B. Afgehoord 1554 Juni 18. 715. 1550/51. 716. 1551/52. 717. 1552/53. 718, 719. Rekeningen van de kerkmeesters Bart Thoeniszoon, Aert Goertszoon, Cornelis Gysbertszoon en Lambert Croll Geritszoon over de jaren 1553/54 en 1555/56. 2 katerns. 718. 1553/54, afgehoord 1555 Maart 22. 719. 1555/56, afgehoord 1558 Februari 28. 720* Bijlagen bij bovengenoemde rekening over het jaar 1553/54. 1 lias. 721* Rekening van de kerkmeesters Lambert Crol Geritszoon, Aert Goertszoon en Cornelis Gysbertszoon over het jaar 1556/57. 1 katern. N.B.
Een afhooring is niet aangeteekend.
722* Bijlagen bij bovengenoemde rekening over het jaar 1556/57. 1 lias, 723—726* Rekeningen van de kerkmeesters Jan Dirckxzoon en Aernt Goertszoon over de jaren 1557/58—1560/61. 4 katerns. 723. 1557/58, afgehoord 1560 December 30. 724. 1558/59, afgehoord 1560 December 30. 725. 1559/60, afgehoord 1562 Februari 4. 726. 1560/61, afgehoord 1562 Maart 20. 727* Bijlagen bij bovengenoemde rekening over het jaar 1558/59. 1 lias. 728, 729* Rekeningen van de kerkmeesters Willem Aerdtszoon de Man, Aerdt Goerszoon en Hubert Janszoon over de jaren 1561/62 en 1562/63. 2 katerns. 728. 1561/62, afgehoord 1563 September 4. 729, 1562/63, afgehoord 1564 Maart 29. 730. Bijlagen bij bovengenoemde rekening over het jaar 1561/62. 1 lias. 731. Rekening van de kerkmeesters Wilhem Aerdtzoon de Man, Bardt Thoniszoon en Hubert Janszoon over het jaar 1564/65, afgehoord 1568 December 23. 1 katern. 732.
Rekening van de kerkmeesters Frans Janszoon van Ommeren, Cornelis die Brouwer en Aerdt Vinck over het jaar 1565/66, afgehoord 1569 Juni 28. 1 katern.
733—'735. Rekeningen van de kerkmeesters Bardt Thoniszoon, Cornelis die Brouwer en Aerdt Vinck over de jaren 1566/67-— 1568/69, 3 katerns.
60 733. 1566/67, afgehoord 1570 Juni 21, 734. 1567/68, afgehoord 1570 September 9. 735. 1568/69, afgehoord 1570 September 9. 736—738. Rekeningen van de kerkmeesters Guert Guertszoon Gudden, Bardt Thoniszoon en Jan Geritszoon over de jaren 1569/70—1571/72. 3 katerns. N.B.
Afgehoord 1575 November 4.
736. 1569/70. 737. 1570/71. 738. 1571/72. 739—741. Rekeningen van de kerkmeesters Anthoenis Thonis Gobelszoon, Aert Hermanszoon de Keyser en Cornelis Roelofszoon over de jaren 1574/75—1576/77. 3 katerns. N.B. Afgehoord 1578 November 20.
739. 1574/75. 740. 1575/76. 741. 1576/77. 742, 743. Rekeningen van de kerkmeesters Lambert Lambertszoon, Geryt Janszoon van Caudenhoven en Willem Dirxzoon over de jaren 1578/79 en 1579/80. 2 katerns. N.B. Afgehoord 1582 December 13. 742. 1578/79. 743. 1579/80. 744. Rekeningen, 1580/81—1599/1600. 1 band. N.B. Deze band bevat: a, b. Rekeningen van de kerkmeesters Evert Alaertszoon, Frans Janszoon en Gerryt Janszoon over de jaren 1580/81 en 1581/82. a. 1580/81, afgehoord 1589 Augustus 20. b. 1581/82, afgehoord 1589 Augustus 20. c, d. Rekeningen betreffende de administratie van de kerkmeesters Dirck Gerrytszoon, Lambert Lambertszoon en Willem Dircxzoon, ter afhooring aangeboden door de erfgenamen van eerstgenoemde, over de jaren 1582/83 en 1583/84. c. 1582/83, afgehoord 1589 Augustus 21. d. 1583/84, afgehoord 1589 Augustus 21. e—h. Rekeningen van de kerkmeesters Willem Dircxzoon, Huibert Janszoon en Gerrit Janszoon van Cauwenhoven over de jaren 1584/85—1587/88. e. 1584/85, afgehoord 1592 December 23. f. 1585/86, afgehoord 1593 Mei 3. g. 1586/87, afgehoord 1593 Mei 3. h. 1587/88, afgehoord 1593 Juni 11. i, j . Rekeningen van de kerkmeesters Gobel Janszoon, Lambert Lambertszoon en Henrick Berndtszoon over de jaren 1588/89 en 1589/90, i. 1588/89, afgehoord 1593 Juli 17. j . 1589/90, afgehoord 1593 Juli 28. k—n. Rekeningen van den kerkmeester Evert van Doyenborch over de jaren 1590/91 — 1593/94. k. 1590/91, afgehoord 1602 Mei 31. 1. 1591/92, afgehoord 1602 Mei 31. m. 1592/93, afgehoord 1607 Juli 27. n. 1593/94, afgehoord 1607 Juli 27.
61 0, p. Rekeningen van den kerkmeester Aert Dircxzoon Verlaer over de jaren 1594/95 en 1595/96. 0. 1594/95, afgehoord 1608 September 15. p. 1595/96, afgehoord 1608 September 16. q—s. Rekeningen betreffende de administratie van den kerkmeester Gerryt Janszoon van Couwenhoven, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1596/97—1599/1600. q. 1596/97, afgehoord 1623 Februari 3. r. 1598/99, afgehoord 1623 Februari 3. s. 1599/1600, afgehoord 1623 Februari 7. Bijlagen: Inv. no. 2254.
745. Rekeningen, 1601/02—1616/17. 1 band. N.B. Deze band bevat: a, b. Rekeningen betreffende de administratie van den kerkmeester Jacob Gerrytszoon, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1601/02 en 1602/03, a. 1601/02. afgehoord 1623 Maart 10. b. 1602/03, afgehoord 1623 Maart 10. c, d. Rekeningen betreffende de administratie van den kerkmeester Goert Goertszoon, ter afhooring aangeboden door zijne erfgenamen, over de jaren 1603/04 en 1604/05. c. 1603/04, afgehoord 1625 September 23. d. 1604/05, afgehoord 1625 September 23. e, f. Rekeningen betreffende de administratie van den kerkmeester Daen Louffszoon, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1605/06 en 1606/07. e. 1605/06, afgehoord 1625 October 21. f. 1606/07, afgehoord 1625 October 21. g, h. Rekeningen betreffende de administratie van den kerkmeester Claes Janszoon Cremer, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1607/08 en 1608/09. g. 1607/08, afgehoord 1636 November 24. h. 1608/09, afgehoord 1636 November 24. N.B. De bijlagen over 1608/09 zijn aan de rekening gehecht. 1, j . Rekeningen van den kerkmeester Joost Corneliszoon de Cruyff over de jaren 1609/10 en 1610/11. 1. 1609/10, afgehoord 1640 Maart 16. j. 1610/11, afgehoord 1640 Maart 16. k, 1. Rekeningen betreffende de administratie van den kerkmeester Gerit Thoeniszoon, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1613/14 en 1614/15. k. 1613/14, afgehoord 1641 Maart 16. 1. 1614/15, afgehoord 1641 Maart 16. m, n. Rekening van den kerkmeester Antonis Buth over het jaar 1615/16 (in duplo; niet afgehoord). o. „Manuael of Heffboeck" van den kerkmeester Anthonis Buth over het jaar 1615/16. p. Rekening van den kerkmeester Anthonis Buth over het jaar 1616/17 (niet afgehoord).
746. Rekeningen, 1634/35—1658/59. N.B. Deze band bevat: a. Rekening van den kerkmeester Jan van Breda over het jaar 1634/35, afgehoord 1639 Februari 22, b. Opteekening van ontvangsten wegens klokluiden voor overledenen en openen van graven, 1634/35. c. Manuael over 1635/36.
62 d. Rekening van den kerkmeester Johan van Breda over het jaar 1635/36, af gehoord 1639 Maart 1. e—n. Rekeningen van den kerkmeester Anthony de Weerdt over de jaren 1645/46—1655/56. e. 1645/46, af gehoord 1655 November 24. f. 1646/47, af gehoord 1655 November 24. g. 1647/48, afgehoord 1655 November 24. h. 1648/49, afgehoord 1655 November 24. i. 1649/50, afgehoord 1655 November 28. j. 1650/51, afgehoord 1655 November 28. k. 1651/52, afgehoord 1655 November 28. ]. 1652/53, afgehoord 1655 November 28. m. 1653/54, afgehoord 1655 November 28. n. 1655/56, afgehoord 1667 Februari 13. o<—q. Rekeningen van den kerkmeester Pelgrom Albertszoon Blanckert over de jaren 1656/57—1658/59. o. 1656/57, afgehoord 1664 November 23. p. 1657/58, afgehoord 1664 November 23. q. 1658/59. N.B. Van deze rekening ontbreekt het laatste blad. Bijlagen: Inv. nos. 2255—2257.
747. Rekeningen, 1679/80- '1698/99. 1 band.
N.B. Deze band bevat rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius: a. 1678/79, afgehoord 1681 October 6. N.B. Afschrift voor den Graaf. b. 1679/80, afgehoord 1681 October 6. c. 1680/81, afgehoord 1683 April 26. d. 1681/82, afgehoord 1684 April 17. e. 1682/83, afgehoord 1685 Februari 9. f. 1683/84, afgehoord 1686 Maart 17. g. 1684/85. afgehoord 1687 Juni 22. h. 1685/86, afgehoord 1688 Augustus 8. i. 1686/87, afgehoord 1689 Augustus 3. j . 1687/88, afgehoord 1689 Augustus 3. k. 1688/89, afgehoord 1690 December 3. 1. 1689/90, afgehoord 1690 September 24. m. 1690/91, afgehoord 1692 September 24. n. 1691/92, afgehoord 1695 Februari 27. o. 1692/93, afgehoord 1695 Februari 28. p. 1693/94, afgehoord 1696 November 9. q. 1694/95, afgehoord 1696 November 19. r. 1695/96, afgehoord 1697 December 4. s. 1696/97, afgehoord 1698 Augustus 3. t. 1697/98, afgehoord 1700 Februari 12. u. 1698/99, afgehoord 1700 Mei 13. Bijlagen: Inv. no, 2267.
748. Rekeningen, 1699/1700—1708/09. 1 band, N.B. Deze band bevat rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius: 1699/1700, afgehoord 1701 November 30. b. 1700/01, afgehoord 1703 Januari 13. c. 1701/02, afgehoord 1705 Mei 18. d. 1702/03, afgehoord 1706 April 22. e. 1703/04, afgehoord 1707 Januari 19. f. 1704/05, afgehoord 1708 Februari 25. g. 1705/06, afgehoord 1708 Februari 27. h. 1706/07, afgehoord 1708 Juni 21. i. 1707/08, afgehoord 1709 Maart 1, j . 1708/09, afgehoord 1710 April 11.
63 749. Rekeningen, 1709/10—1718/19. 1 band. N.B. Deze band bevat: a—i. Rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius over de jaren 1709/10-1717/18. a. 1709/10, afgehoord 1711 April 8. b. 1710/11, afgehoord 1712 April 22. c. 1711/12, afgehoord 1713 Mei 22. d. 1712/13, afgehoord 1714 April 9. e. 1713/14, afgehoord 1715 Maart 2. f. 1714/15, afgehoord 1716 Maart 12. g. 1715/16, afgehoord 1717 Februari 24. h. 1716/17, afgehoord 1718 Maart 28. i. 1717/18, afgehoord 1719 April 20. j . Rekening van de weduwe van den kerkmeester Laurens Hammius over het jaar 1718/19, afgehoord 1720 Februari 28.
750. Rekeningen, 1719/20—1728/29. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius Jr.: a. 1719/20, afgehoord 1721 Mei 30. b. 1720/21, afgehoord 1722 April 16. c. 1721/22, afgehoord 1723 Mei 13. d. 1722/23, afgehoord 1724 Maart 17. e. 1723/24, afgehoord 1725 Juni 6. f. 1724/25, afgehoord 1726 April 11. g. 1725/26, afgehoord 1727 April 25. h. 1726/27, afgehoord 1728 April 8. i. 1727/28, afgehoord 1729 Maart 25. ]. 1728/29, afgehoord 1730 Februari 16.
751. Rekeningen, 1729/30—1749/50. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius Jr.: a. 1729/30, afgehoord 1731 Februari 1. b. 1730/31, afgehoord 1732 Februari 2. c. 1731/32, afgehoord 1733 Februari 23. d. 1732/33, afgehoord 1734 Februari 19. e. 1733/34, afgehoord 1735 Februari 25. f. 1734/35, afgehoord 1736 Maart 21. g. 1735/36, afgehoord 1737 Februari 13. h. 1736/37, afgehoord 1738 Maart 19. i. 1737/38, afgehoord 1739 Mei 14. j . 1738/39. afgehoord 1740 April 13. k. 1739/40, afgehoord 1741 Mei 10. 1. 1740/41, afgehoord 1742 April (12). m. 1741/42, afgehoord 1743 Februari 14. n. 1742/43, afgehoord 1744 Juni 3. o. 1743/44, afgehoord 1745 Mei 13. p. 1744/45, afgehoord 1746 Juni 20. q. 1745/46, afgehoord 1747 Juni 22. r. 1746/47, afgehoord 1748 Juni 17. s. 1747/48, afgehoord 1749 Mei 3. t. 1748/49, afgehoord 1750 Augustus 31. u. 1749/50, afgehoord 1751 September 15. Bijlagen: Inv. nos. 2269^2272.
752. Rekeningen, 1749/50—1758/59. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius Jr.: a. 1749/50, afgehoord 1751 September 15.
64 b. 1750/51, afgehoord 1752 Februari 9. c. 1751/52, afgehoord 1753 Mei 25. d. 1752/53, afgehoord 1754 Juni 8. e. 1753/54, afgehoord 1755 Juni 6. f. 1754/55, afgehoord 1756 Juni 18. g. 1755/56, afgehoord 1757 Mei 31. h. 1756/57, afgehoord 1758 Juni 1. i. 1757/58, afgehoord 1759 Juni 7. j. 1758/59, afgehoord 1760 Juni 13. Bijlagen: Inv. nos. 2273—2281.
753. Rekeningen, 1759/60—1768/69. 1 band. N.B. Deze band bevat; aT b. Rekeningen van den kerkmeester Laurens Hararaius Jr. over de jaren 1759/60 en 1760/61. a. 1759/60, afgehoord 1761 Juni 19. b. 1760/61, afgehoord 1762 Juni 7. c—j. Rekeningen van den kerkmeester Jan de Bie over de jaren 1761/62-1768/69. c. 1761/62, afgehoord 1763 Juni 24. d. 1762/63, afgehoord 1764 Juni 7. e. 1763/64, afgehoord 1765 Juni 15. f. 1764/65, afgehoord 1766 Juni 13. g. 1765/66, afgehoord 1767 April 25. h. 1766/67, afgehoord 1768 Februari 25. i. 1767/68, afgehoord 1769 Mei 18. j . 1768/69. afgehoord 1770 Mei 19. Bijlagen; Inv. nos. 2282—2291.
754. Rekeningen, 1769/70—1778/79. 1 band. N.B. Deze band bevat: a, b. Rekeningen van den kerkmeester Jan de Bie over de jaren 1769/70 en 1770/71. a. 1769/70, afgehoord 1771 Juni 13. b. 1770/71. afgehoord 1772 Juni 11. c—j. Rekeningen van den kerkmeester Joris Lammers over de jaren 1771/72-1778/79. c. 1771/72, afgehoord 1773 April 22. d. 1772/73, afgehoord 1774 Juni 3. e. 1773/74, afgehoord 1775 Mei 26. f. 1774/75, afgehoord 1776 Juni 20. g. 1775/76, afgehoord 1777 Mei 29. h. 1776/77, afgehoord 1778 Juni 11. i. 1777/78, afgehoord 1779 Juni 10. j . 1778/79, afgehoord 1780 Mei 11. Bijlagen: Inv. nos. 2292—2301.
755. Rekeningen, 1779/80—1788/89. 1 band. N.B. Deze band bevat: a. Rekening van den kerkmeester Joris Lammers over het jaar 1779/80, afgehoord 1781 Juni 14. b. Rekening betreffende de administratie van den kerkmeester Joris Lammers, afgelegd door zijn weduwe, over het jaar 1780/81, afgehoord 1782 Mei 10. c—j. Rekeningen van den kerkmeester Coenraad Michiel Wijnen over de jaren 1781/82—1788/89. c. 1781/82, afgehoord 1783 Mei 23. d. 1782/83, afgehoord 1784 Juni 24. e. 1783/84, afgehoord 1785 Mei 20. f. 1784/85, afgehoord 1786 Juni 10. g. 1785/86, afgehoord 1787 Mei 24.
65 h. 1786/87, af gehoord 1788 Mei 8. i. 1787/88, afgehoord 1789 Juni 12. j . 1788/89, afgehoord 1790 Mei 27. Bijlagen: Inv. nos. 2302—2311.
756—772. Rekeningen van den kerkmeester Coenraad Michiel Wijnen over de jaren 1789/90—1799/1800 en 1807/08—1812/13. 11 katerns en 6 deelen. N.B. Bijlagen: Inv. nos, 2311—2322.
756. 757. 758. 759. 760.
1789/90, afgehoord 1791 Mei 27. 1790/91, afgehoord 1792 Juni 7. 1791/92, afgehoord 1793 Juni 13. 1792/93, afgehoord 1794 Mei 30. 1793/94, afgehoord 1796 Maart 31, nader afgehoord 1796 September 3. 761. 1794/95, afgehoord 1796 September 3. 762. 1795/96, afgehoord 1798 Juni 21. 763. 1796/97, afgehoord 1798 October 8. 764. 1797/98, afgehoord 1799 November 25. 765. 1798/99, afgehoord 1800 December 12. 766. 1799/1800, afgehoord 1801 December (21). 767. 1807/08, afgehoord 1810 December 14. 768. 1808/09, afgehoord 1811 Maart 11. 769. 1809/10, afgehoord 1812 December 16. 770. 1810/11, afgehoord 1813 September 6. 771. 1811/12, afgehoord 1815 Augustus 3. 772. 1812/13, afgehoord 1816 Februari 1. 773—775. Rekeningen van Coenraad Michiel Wijnen als kerkmeester van de St. Jans- en de St. Barbarakerken over de jaren 1813/14—1815/16. 3 deelen. 773. 1813/14, afgehoord 1816 Juli 3. 774. 1814/15, afgehoord 1816 September 18. 775. 1815/16, afgehoord 1817 Maart 5. 3.
Eigendomsbewijzen
en
rentebrieven.
776. Eigendomsbewijs van vijf hont land onder Beusichem in den Middelcoep, voor Ghysbert Peterszoon, afkomstig van Johan van den Bossche Ghysbertszoon, 1415. 1 charter (zie Reg. no. 29). 777. Eigendomsbewijs van acht hont land onder Lanksmeer, voor de St. Janskerk, afkomstig van Aerntgen, weduwe van Goerdt Bartgenszoon en Margriete, hare dochter, 1524. 1 charter (zie Reg. no. 356). 778. Acte, waarbij de kerkmeesters der St. Janskerk in de |Nieuwstad beloven wegens een door hen van Baldewijn die Moelre ontvangen geldsom van f 100.—, gedurende 25 jaar 2 malder weit per jaar te zullen doen uitkeeren en'jaargetijden te zullen doen houden, 1541. 1 charter (zie Reg. no, 431). 5
66 779. Acte, waarbij Thonis Ysbrantszoon aan de St. Janskerk te Culemborg een rente van 6 carolusguldens 's jaars vermaakt, gaande uit een huis in de Nieuwstad aan de Santstraet, onder den last van zielmissen en uitkeeringen aan de armen, 1560. 1 charter, 780* Rentebrief, groot 4 guldens 's jaars, gaande uit een stuk land onder Beusichem, voor de St. Janskerk, ten laste van Gherit Gheritszoon, 1542. 1 charter (zie Reg. no. 433). 781. Acte, waarbij de kinderen van Jan Peterszoon een rente 6 carolusguldens 's jaars, gaande uit vier strepen land der Goelberdingen, vermaken aan de St. Janskerk te lemborg, onder den last van zielmissen en uitkeeringen de armen, 1557. 1 charter, IX.
van onCuaan
ARMENZORG. a.
Algemeen.
782. Stukken betreffende de afhooring van verschillende armenrekeningen, 1676—'1714. 1 omslag. 783—785. Pachtregister van de armenlanderijen, 1689—1822. 3 deelen. N.B.
Hierbij waren ook kerkelanderijen.
783. 1689—1753. 784. 1754—1791. 785. 1792—1822. 786.
Register van uitkeeringen aan armen van verschillende gezindten, 1783—1812. 1 deel.
787. Bijlagen bij de rekening van Gaspar van Ravesway als rentmeester van het Stadsarmencomptoir over het jaar 1796. 1 lias. N.B. Buiten deze bijlagen zijn geen rekeningen of bijbehoorende stukken aangetroffen.
788. Rapporten, door commissiën uit den magistraat aan dezen uitgebracht betreffende verschillende onderwerpen van armenzorg, 1807—1S11. 1 omslag. N.B. Hierbij ook een rapport van den magistraat aan den Landdrost van het departement Maasland, 1810.
789. Overzicht van de verschillende liefdadige instellingen te Culemborg, die kapitalen hebben ten laste van het voormalige koninkrijk Holland, 1810. 1 katern. 790.
Stukken betreffende de door het stedelijk bestuur ingezonden antwoorden op vragenlijsten van den Landdrost van Maasland d.d. 9 Augustus 1810 aangaande den toestand van liefdadige instellingen enz. 1 omslag.
67 791. Acten van indemniteit, ingeleverd bij het stadsbestuur, 1723—1802. 4 pakken. N.B. De acten zijn genummerd 1 ^ 5 8 1 , maar verscheidene nummers ontbreken. Uit den index, vermeld onder Inv. no. 792, blijkt, dat sommige der ontbrekende nummers zijn afgegeven,
792+ Alphabetische index op de genummerde acten van indemniteit, 1723—1802. 1 deel. N.B. In dit deel is tevens opgeteekend, welke acten weder zijn afgegeven.
793. Register van de ingekomen acten van indemniteit, 1723— 1794. 1 deeltje. N.B. Hierin zijn ingeschreven de nummers 1—506. Aan de keerzijde is aangeteekend de inlevering van twee acten van borgtocht voor ambtenaren.
794. Acten van indemniteit, ingeleverd bij het stadsbestuur, 1750—1810. 1 pak. N.B.
Niet genummerd.
b. Toezicht op den Poth en de gasthuizen. 795. Stukken betreffende het verhandelde tusschen den magistraat en den rentmeester van de gasthuizen en den Poth, J. Meyer, over moeielijkheden in diens administratie, 1766— 1768. I omslag. 796. Stukken betreffende het verhandelde tusschen den magistraat en den rentmeester van de gasthuizen en den Poth, J. Meyer, over het ten laste dier instellingen bestaande nadeelige saldo en de middelen tot herstel daarvan, 1769—1770. 1 omslag. 797. Requesten aan de.n magistraat der stad Culemborg van sollicitanten naar het vaceerende ambt van rentmeester der beide gasthuizen, 1811. 1 omslag. 798. Stukken betreffende een geschil tusschen den Kerkeraad der Luthersche gemeente en den rentmeester der gasthuizen over de grens tusschen het z.g. Luthersche kerkhof en den grond van het St. Petersgasthuis, 1794. 1 omslag. N.B. Hierbij een kaartje van het terrein.
799. Request van Maria Jacoba Harmans van Wassenburg aan Louise Anna gravin van Culemborg om een kamer in het St. Elisabethsgasthuis te ontvangen. Met apostille, waarbij haar verzoek wordt ingewilligd, 1696. 1 stuk. c.
Spinnerijen.
800. Overeenkomst tusschen Raden en Magistraat eenerzijds en Hendrikus Verhoeff, fabrikant van wol en sajet te Culemborg, andererzijds betreffende het te werk stellen van personen, bij wijze van werkverschaffing, in de door laatstgenoemde gedreven wolspinnerij, 1770. Met een resolutie van
68 Raden en Magistraat van 30 Maart 1775 ter nadere regeling hiervan. 2 katerns. 801* Publicatie van Raden en Magistraat aangaande de oprichting van de wolspinnerij en het treffen van maatregelen tegen bedelarij, 1770. 1 stuk. 802—806. Rekeningen van Bartholomeus van Kalken als directeur van de krachtens magistraatsbesluit opgerichte vlasspinnerij, 1803—1819. 5 katerns. N.B. De afhooring geschiedde door den magistraat. Bijlagen: Inv. nos. 2323^2326.
802. 1803 December 12—1805 October 31, afgehoord 1806 Februari 19. 803. 1805 November 1—1806 December 31, afgehoord 1807 October 26. 804. 1807, afgehoord 1808 Juni 8. 805. 1808, afgehoord 1810 Juli 18. 806. 1809—1819, niet afgehoord. d.
Collecten.
807—862. Stukken betreffende de administratie van de driemaandelijksche („V& jaars-") collectebus, 1770—1816. N.B. Deze collecte werd ingesteld bij resolutie van Raden en Magistraat van 24 September 1770 (afschrift in Inv. no. 808), waarna de eerste collecte op 30 October 1770 plaats vond. De opgehaalde gelden werden blijkbaar aanvankelijk ten stadhuize ingeleverd, maar in 1778 werd de administratie opgedragen aan den rentmeester van den Poth en de gasthuizen. Behalve de gelden uit de genoemde collecte verkregen, werden later als ontvangsten geboekt de belasting van 4 penningen per gulden van publieke en onderhandsche Verkoopingen van vaste goederen en die van 2 penningen per gulden van publieke verpachtingen, verder een stuiver per gulden van ambtsgelden (van 1796 af: 1 / 3 in de boeten volgens het regeeringsreglement), en ten laatste {afzonderlijk in ontvangsten en uitgaven aangeteekend) gelden, gecollecteerd ter kleeding van eenige naakte kinderen van de nieuw opgerichte armenschool. ïn het algemeen werden deze gelden ten behoeve van armenzorg besteed. De rekeningen zijn tot en met het jaar 1775 driemaandelijksch, zoodat telkens een collecte verantwoord wordt. Tot en met 1783 begon dan het boekjaar in de eerste dagen van Februari, terwijl het van 1784 af met het kalenderjaar samenvalt. De rekeningen werden na 1778 afgehoord door Raden en magistraat, na 1795 door het stedelijk bestuur alleen. Vóór 1778 geschiedde de afhooring door de commissarissen van de wolfabriek, in bijwezen van afgevaardigden der kerkelijke gemeenten (Gereformeerd, Luthersch. Roomsen en Oud-Roomsch).
807* Extract uit de resolutiën van den magistraat betreffende de administratie van de driemaandelijksche armenbus, 1771. 1 stuk. 808. Register, bevattende afschriften van de rekeningen van de *4 jaars collectebus, 1770—1775. 1 deel.
69 809—813. Rekeningen van ontvangsten en uitgaven wegens de VA jaars collectebus, 1770—1771. 5 stukken. 809. 1770 November 1. afgehoord 1771 Februari 4. 810. 1771 Februari 1, afgehoord 1771 Mei 6. 811. 1771 Mei 1, afgehoord 1771 Augustus 1, 812. 1771 Augustus 1, afgehoord 1771 November 7. 813. 1771 November 1, niet afgehoord. 814—'818. Bijlagen bij slagen. 814. 1770 815. 1771 816. 1771 817. 1771 818. 1771
bovengenoemde rekeningen, 1770—1771. 5 omNovember 1. Februari 1. Mei 1. Augustus 1. November 1.
819. Bijlagen bij verloren rekeningen van de VA jaars collectebus uit de jaren 1772 en 1773, 1 omslag. 820—'830. Rekeningen van den rentmeester Thomas van Duuren wegens zijn administratie van de Vé jaars collectebus, 1775— 1778. 11 katerns. 820. 1775 Augustus 2, afgehoord 1775 Augustus 2. 821. 1775 iNovember 1, afgehoord 1775 November 2, 822. 1776 Februari 1, afgehoord 1776 Februari 2. 823. 1776 Mei 1, afgehoord 1776 Mei 2. 824. 1776 Augustus 1, afgehoord 1776 Augustus 2, 825. 1776 November 1, afgehoord 1776 November 2. 826. 1777 Februari 1, afgehoord 1776 Februari 4. 827. 1777 Mei 1, afgehoord 1777 Mei 2. 828. 1777 Augustus 1, afgehoord 1777 Augustus 2. 829. 1777 November 1, afgehoord 1777 November 7. 830. 1778 Februari 1, afgehoord 1778 Februari 6. 831—838. Bijlagen bij bovengenoemde rekeningen van den rentmeester Thomas van Duuren, 1776—1778. 8 omslagen. 831. 1776 Februari 1. 832. 1776 Mei 1. 833. 1776 Augustus 1. 834. 1776 November 1. 835. 1777 Februari 1. 836. 1777 Mei 1. 837. 1777 November 1, 838. 1778 Februari 1. 839. Rekening van gelden, ontvangen ten behoeve van de Vé jaars collectebus wegens ,,recognitiën der vacerende ambten", afgehoord 1776 Januari 19. 1 katern. 840. Bijlagen bij bovengenoemde rekening (Inv, no, 839). 1 omslag.
70 841* Rekening van den provisioneelen rentmeester Johan Philip de Vos over het jaar 1777/78, afgehoord 1778 Mei 29. 1 katern. 842, 843* Rekeningen van den rentmeester Coenraad Michiel Wijnen over de jaren 1778/79 en 1779/80, 2 katerns. 842. 1778/79, afgehoord 1779 Mei 12. 843. 1779/80, afgehoord 1780 Mei 25. 844* Rekeningen, 1780—1789. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den rentmeester Coenraad Michiel Wijnen: a. 1780/81, afgehoord 1781 Juni 1. b. 1781/82, afgehoord 1782 Mei 24. c. 1782/83, afgehoord 1783 Mei 22. d. 1783, afgehoord 1784 Juni 24. e. 1784, afgehoord 1785 Mei 19. f. 1785, afgehoord 1786 Juni 22. g. 1786, afgehoord 1787 Mei 31. h. 1787, afgehoord 1788 Mei 15. i. 1788, afgehoord 1789 Mei 28. j . 1789, afgehoord 1790 Mei 21.
845* Rekeningen, 1790—1799. 1 band. N.B. Deze band bevat: a—f. Rekeningen van den rentmeester Coenraad Michiel Wijnen, 1790—1795. a. 1790, afgehoord 1791 Juni 3 b. 1791, afgehoord 1792 Mei 31. c. 1792, afgehoord 1793 Juni 20. d. 1793, afgehoord 1794 Juni 5, e. 1794, afgehoord 1795 December 8, nader afgehoord 1796 September 3. f. 1795, afgehoord 1796 Mei 11, nader afgehoord 1796 September 3. g—j. Rekeningen van den rentmeester Gaspar van Ravesway, 1796-1799. g. 1796, afgehoord 1797 November 16. h. 1797. afgehoord 1798 October 17. i. 1798, afgehoord 1800 Februari 13. j . 1799, afgehoord 1800 December 11.
846—855. Rekeningen van den rentmeester Gasper van -1800—1809. 10 katerns. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2327. 846. 1800, afgehoord 1802 Maart 6. 847. 1801, afgehoord 1802 November 4. 848. 1802, afgehoord 1804 Augustus 2. 849. 1803, afgehoord 1805 December 18. 850. 1804, afgehoord 1806 Augustus 9. 851. 1805, afgehoord 1807 Augustus 27. 852. 1806, afgehoord 1808 April 13. 853. 1807, afgehoord 1809 December 15. 854. 1808, afgehoord 1809 December 15. 855. 1809, afgehoord 1810 December 7.
Ravesway,
71 856—862. Rekeningen van den rentmeester Jozua Jacobus Dusseau, 1810—1816. 7 katerns. N.B. Bijlagen: Inv. nos. 2328—2331.
856. 857. 858. 859. 860. 861. 862.
1810, 1811, 1812, 1813, 1814, 1815, 1816,
afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord
1815 1815 1815 1817 1817 1817 1826
Juli 1. September 28. October 20. Januari 13. Januari 15. Maart 7. September 8.
863—911. Rekeningen van ontvangsten en uitgaven betreffende de groote Zondagsche stadsarmenbus, 1769—1812. N.B. Tot aan de rekening over 1771/72 begint op 1 Februari, van deze rekening af op 1 November. geschiedt door het stedelijk bestuur. De rekeningen afdeeling geplaatst, omdat later deze administratie meesters van Poth en gasthuizen was opgedragen.
het boekjaar De afhooring zijn in deze aan de rent-
863 — 867. Rekeningen van Mr. A. Perrenot, 1766—1771. 5 stukken. 863. 1766 Juni 1 — 1768 Januari 31, afgehoord 1768 Februari 15. 864. 1768/69, afgehoord 1769 Februari 13. 865. 1769/70, afgehoord 1770 Februari 12. 866. 1770/71, afgehoord 1771 Februari 1. 867. 1771 Februari 1—November 4, afgehoord 1771 November 4. •872. Perrenot, 868. 869. 870. 871. 872.
Bijlagen bij bovengenoemde rekeningen van Mr. 1766—1771. 5 omslagen. 1766 Juni 1—1768 Januari 31. 1768/69. 1769/70. 1770/71. 1771 Februari 1—November 4.
873. Acquiten voor den heer van Tienhoven wegens vloedkosten in Januari 1771. 1 pakje. N.B. Volgens de rekening van de Zondagsche armenbus over 1769/70 zijn gelden betaald uit de „vloedpenningen".
874—896. Rekeningen van D. N. van Hoytema, 1771/72— 1794/95. 23 katerns. N.B. Bijlagen: Inv. nos. 2332—2342,
874. 875. 876. 877. 878. 879-
1771/72, 1772/73, 1773/74, 1774/75, 1775/76, 1776/77,
afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord
1772 1773 1774 1775 1776 1777
November November November November November November
9. 1. 5. 6. 18. 3.
72
880. 881. 882. 883. 884. 885. 886. 887. 888. 889. 890. 891. 892. 893. 894. 895. 896.
1777/78, afgehoord 1778 November 11. 1778/79, afgehoord 1779 November 8. 1779/80, afgehoord 1780 November 27. 1780/81, afgehoord 1781 November 5. 1781/82. afgehoord 1782 November 11. 1782/83, afgehoord 1783 November 6, 1783/84, afgehpord 1784 November 1. 1784/85, afgehoord 1785 November 14. 1785/86, afgehoord 1786 November 13. 1786/87, afgehoord 1787 November 5. 1787/88, afgehoord 1788 November 10. 1788/89, afgehoord 1789 November 9. 1789/90, afgehoord 1790 November 8. 1790/91, afgehoord 1791 November 7. 1791/92, afgehoord 1792 November 12. 1792/93, afgehoord 1793 November 4. 1793 'November 1 — 1794 Maart 16, afgehoord 1796 September 8.
897—900. Rekeningen van H. J. van Haeften, 1795— 1798/99. 4 katerns, N.B. Bijlagen; Inv. nos. 2343^2347.
897. 1795 Maart 20—October 31, afgehoord September 26. 898. 1796/97, afgehoord 1797 November 7. 899. 1797/98, afgehoord 1798 November 5. 900. 1798/99, afgehoord 1799 October 5.
1796
901. Rekening van een ongenoemde wegens zijn administratie van de Zondagsche armenbus over het jaar 1799/ 1800, afgehoord 1800 December 11. 1 katern. 902—909. Rekeningen van den rentmeester Gasper van Ravesway, 1800/01—1807/08. 8 katerns. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2348. 902. 1800/01, afgehoord 1802 Juni 24. 903. 1801/02, afgehoord 1802 November 4. 904. 1802/03, afgehoord 1804 Augustus 2, 905. 1803/04, afgehoord 1805 December 18. 906. 1804/05, afgehoord 1806 Augustus 9. 907. 1805/06, afgehoord 1807 Augustus 27. 908. 1806/07, afgehoord 1808 April 13. 909. 1807/08, afgehoord 1809 December 15. 910—911. Rekeningen van den rentmeester Jozua Jacobus Dusseau, 1809/10—1812. 2 katerns. 910. 1809/10, afgehoord 1815 Juli 1. 911. 1810 November 1—1812 Mei 31, afgehoord 1815 September 28.
73 X. ONDERWIJS, a.
Algemeen.
912. Leges scholae Culemburgicae, 1731 (gedrukt). Met een 18e-eeuwsch afschrift der leges van 1665. 1 omslag. 913. Ordonnanties voor de Latijnsche en Nederduitsche scholen, 1680 en 1694, en retroacta. 1 omslag. 914. Plaatselijke schoolverordeningen en bijzondere schoolorde voor de stad Culemborg, 1S0S. 1 deeltje. b.
Nederduitsche scholen,
915.
Register van resolutiën van Scholarchen met betrekking tot de Nederduitsche stadsscholen, 1787—1810. 1 deel. 916. Instructie voor den schoolmeester van de Duitsche school en voorzanger in de Gereformeerde kerk, c. 1780 (afschrift). 1 katern. 917. Lijst van personen, die bij het examineeren van de sollicitanten naar de vaceerende stadsschoolmeestersplaats op 11 November 1790 geweigerd hebben zich uit de kerk te begeven. 1 stuk. 918. Overeenkomst tusschen den stadscameraar Matthijs Rademaker en den stadsschoolmeester B. Batenburg aangaande de inrichting van een nieuw schoolhuis, 1806. 1 katern. c.
Latijnsche school.
N.B. Het archief van Curatoren dezer school is beschreven onder de gedeponeerde archieven,
919.
Besluiten van de Staten van het kwartier van Nijmegen en van den Nassauschen Domeinraad aangaande de aanstelling van verschillende rectoren der Latijnsche school, 1729-— 1757. 1 omslag. d.
920.
Fransche kostschool.
Overeenkomst tusschen den stedelijken magistraat en Franciscus Verlij, Fransch kostschoolmeester te Waalwijk, over "het oprichten van een Fransche jongenskostschool, 1712. 1 katern. N.B. Niet onderteekend door den tweeden contractant. 921. Stukken betreffende de oprichting van een Fransche kostschool voor meisjes door Louisa Elisabet Lumière, huisvrouw van Johan Winter, 1755, en stukken betreffende verhooging van haar tractement en de benoeming van een opvolgster, 1757-—1765. 1 omslag.
74
922, Lijst van door den Raad Holmberg de Beckfelt ingezamelde gelden ten behoeve van de Fransche demoiselle M. A. Hanssen, geboren Faucherre, 1791. 1 stuk. e. School van liefdadigheid. 923. Instructie voor den meester der school van liefdadigheid, 1800 en 1803. 2 katerns. 924—943. Rekeningen van rentmeesters van Poth en gasthuizen van ontvangsten en uitgaven voor de school van liefdadigheid, 1796—1816. N.B. De afhooring geschiedde door het stedelijk bestuur. 924—936. Rekeningen van den rentmeester Gasper van Ravesway, 1796—1808, 13 katerns. N.B. Bijlagen; Inv. nos. 2349—2361. 924. 1796, afgehoord 1797 November 16. 925. 1797, afgehoord 1798 October 17. 926. 1798, afgehoord 1800 Februari 13. 927. 1799, afgehoord 1800 December 11. 928. 1800, afgehoord 1802 Maart 6. 929. 1801, afgehoord 1802 November 4. 930. 1802, afgehoord 1804 Augustus 2. 931. 1803, afgehoord 1805 December 18. 932. 1804, afgehoord 1806 Augustus 9. 933. 1805, afgehoord 1807 Augustus 27. 934. 1806, afgehoord 1808 April 13. 935. 1807, afgehoord 1809 December 15. 936. 1808, afgehoord 1809 December 15. 937—943. Rekeningen van den rentmeester Jozua Jacobus Dusseau, 1810—1816. 7 katerns. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2362. 937. 1810, afgehoord 1815 Juli 1. 938. 1811, afgehoord 1815 September 28. 939. 1812, afgehoord 1815 October 20. 940. 1813, afgehoord 1816 Juni 10. 941. 1814, afgehoord 1817 Januari 15. 942. 1815, afgehoord 1817 Maart 7. 943.
1816, afgehoord 1817 September 10.
XI. HANDEL EN VERKEER, a. Algemeen. 944. Acte, waarbij het bestuur van den stapel te Calais vrijgeleide verleent aan de kooplieden en ingezetenen van Culemborg, 1434. 1 charter (zie Reg. no.-77). 945. Acte, waarbij de stadhouders van Holland, Zeeland en Friesland, en van Gelre aan de stad Culemborg toestem-
75
946.
947.
948. 949. 950. 951. 952.
ming verleenen tot het drijven van handel en het halen van levensmiddelen in Holland, Zeeland en Friesland, 1508. 1 charter (zie Reg. no. 296). Vrijgeleide, door hertog Karel verleend aan de burgers der stad Culemborg door zijn geheele gebied, 1528. 1 stuk (zie Reg. no. 368). Stukken betreffende de klacht van den schipper Jan Ghysbertszoon de Veer, die, met zijn schip te Antwerpen zijnde om goederen te laden, moeielijkheden had gehad met het schippersgilde aldaar, 1558. 1 lias (zie Reg. nos. 94, 212). Ordonnantie op het varen der marktschuiten en andere schepen op de Lek, 1648 (afschrift). 1 stuk. Staat van fabrieken en trafieken te Culemborg, 1808. 1 stuk. Lijst van zeepwinkeliers, 1809. 1 stuk. Register van geijkte maten en gewichten, 1795 — 1801. 1 deel Stukken betreffende de aan den Landdrost van het departement Maasland ingezonden opgave aangaande den ijk van maten en gewichten te Culemborg, 1809. 1 omslag. b.
Tolprivileges.
953. Lijst van tolprivileges, verleend aan de ingezetenen van Culemborg, 1355—1501, opgemaakt c. 1550. 1 stuk. 954.
Formulier van het aan schippers, te Culemborg woonachtig, verleende tolteeken, ter verkrijging van vrijdom van tol en stukken betreffende den door hen af te leggen eed, 1639. 1 omslag. N.B. De laatstgenoemde stukken zijn extracten uit het „Register van de schippersresidentie" (thans niet meer aanwezig).
955. Overeenkomst tusschen de steden Tiel en Culemborg tot het tegengaan van inbreuken op hunne tolprivileges in het land van den graaf van Kleef, 1506. 1 charter (zie Reg, no. 283). 956. Acte, waarbij de hertog van Gelre den poorters van Culemborg tolvrïjheid verleent tot wederopzeggens toe, 1388 (gelijktijdig afschrift). 1 stuk (zie Reg. no. 10). 957. Acte, waarbij hertog Reinald aan zijne tollenaars bekend maakt, tolvrijheid te hebben verleend aan de poorters van Culemborg, 1404 (gelijktijdig afschrift). 1 stuk (zie Reg. no. 21.). 958. Vidimus der acte d.d. 1472, waarbij de hertog van Gelre aan den heer van Culemborg en diens onderdanen tolvrijheid verleent, 1479. 1 charter (zie Reg, nos. 144, 175).
76 959. Stukken betreffende het verhandelde met de Geldersche Rekenkamer over den door Culemborgsche schippers te genieten vrijdom van de Geldersche riviertollen, 1638 — 1644. 1 omslag. N.B. Hierbij verschillende lijsten van te Culemborg gevestigde schippers.
960. Stukken betreffende het geschil met de Geldersche Rekenkamer over den aan de burgers van Culemborg toekomenden vrijdom van de Geldersche riviertollen, 1762—1765. 1 omslag. N.B. Vgl. Inventaris van het archief der Geldersche Rekenkamer no. 763. 961* Tollijst van den landtol Terschuur, 1631. Afschrift d.d. 1658. 1 stuk. 962. Vidimus van den brief d.d. 1318, waarbij de tol van Smithuizen verplaatst wordt naar Emmerik, 1431. 1 charter (zie Reg. nos. 3, 62). 963. Stukken betreffende een proces, door het kapittel van St. Marie te Utrecht gevoerd voor de Lage Bank te Arnhem, tegen Aelbert Gijsbertszoon, burger te Culemborg, over door Culemborg gepretendeerden vrijdom van tol te Emmerik, 1619—1631. 1 pak {zie Reg. nos. 1, 3, 12, 306, 310). 964. Stukken betreffende geschillen tusschen de steden Culemborg en Tiel eenerzijds en het kapittel van St, Marie andererzijds over tolvrijheid te Emmerik, 1579—1590. 1 omslag (zie Reg. no. 12). 965. Instructie voor Govert Antonissen, schepenburgemeester, en Huybert van Diemen, secretaris, als afgevaardigden naar de Geldersche Rekenkamer te Arnhem, de Kleefsche Ambtskamer te Emmerik en de Staten van Utrecht aangaande den vrijdom van tol voor burgers der stad, 1642. Met stukken betreffende hun onderhandelingen met de Kamer te Emmerik, 1642, 1 omslag. 966. Stukken betreffende moeilijkheden met de Kleefsche Ambtskamer te Emmerik aangaande den burgers van Culemborg toekomenden vrijdom van den tol te Lobith, 1637—1642, 1 omslag. 967. Stukken betreffende het voor het Hof van Holland gevoerde proces tusschen Jasper heer van Culemborg en de inwoners der stad Culemborg eenerzijds en de tollenaars van Gorinchem en Schoonhoven met den procureur-generaal andererzijds over door de eersten gepretendeerden vrijdom van tol, 1501. 1 omslag (zie Reg. no. 7).
77
968. Stukken betreffende het voor het Hof van Holland gevoerde proces tusschcn den heer van Culemborg c.s. eenerzijds en den procureur-generaal namens den tollenaar te Schoonhoven andererzijds betreffende vrijdom van tol, 1563—1564, 1 omslag en 5 charters (zie Reg. nos. 34, 36). 969. Stukken betreffende het voor het Hof van Holland gevoerde proces tusschen de weduwe van Rochus Sebastiaen Stevens met den graaf van Culemborg en den magistraat der stad als gevoegde partijen eenerzijds en den procureur-generaal namens den tollenaar te Schoonhoven anderzijds betreffende vrijdom van tol, 1594-—^1595. 1 omslag. 970. Stukken betreffende het door den magistraat voor het Hof van Holland gevoerde proces tegen de tollenaars te Gorinchem en Schoonhoven, en vervolgens tegen den procureurgeneraal als voor de laatsten in de plaats getreden, in zake tolvrijdom, 1613—1617t 1 omslag en 2 charters. 971. Stukken betreffende het proces in appèl voor den Hoogen Raad van Holland en Zeeland gevoerd door den magistraat van Culemborg tegen den procureur-generaal als intervenient voor de tollenaars te Gorinchem en te Schoonhoven in zake tolvrijdom, 1616—1618, 1 pak en 1 charter. 972. Verklaringen van de magistraten der steden Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden en Gouda betreffende den door de inwoners hunner steden in Holland en Zeeland genoten vrijdom van tollen, 1618. 5 charters (aan elkander gehecht), 973. Stukken betreffende het door den magistraat voor het Hof van Holland gevoerde proces tegen den procureur-generaal in zake aan de burgers der stad Culemborg toekomenden tolvrijdom, 1634—1641. 1 pak. 974. Memorie aangaande de geschillen over den aan de poorters van Culemborg toekomenden vrijdom van tol in Holland en Zeeland, opgemaakt door den secretaris Walbeeck, c. 1730, Met een oudere memorie en enkele afschriften uit de 18e eeuw. 1 omslag.
975. Vidimus van brieven d.d. 1427 en 1492, waarbij de bisschop van Utrecht aan de inwoners der stad Culemborg tolvrijdom verleent in het Sticht, en d.d. 1491, bevattende eene verklaring dienaangaande van den magistraat der stad Utrecht, 1492. Met een afschrift uit het jaar 1727. 1 charter en 1 stuk {zie Reg. nos. 54, 224, 231, 232). 976. Stukken betreffende onderhandelingen van den magistraat met de Staten van Utrecht en met den tollenaar te Wijk bij Duurstede tot handhaving van den tolvrijdom voor de
78 Stichtsche tollen, 1640—1643. Met afschriften van enkele oudere stukken. 1 omslag. 977. Stukken betreffende de klacht van Dirck Jeliszoon de Cryter, burger te Culemborg, van wien door den tollenaar te Wijk bij Duurstede tol gevorderd was, 1652. 1 omslag. 978. Stukken betreffende klachten van Culemborgsche burgers over het van hen heffen van tol op Utrechtsche tollen, en correspondentie van den magistraat met de Staten van Utrecht dienaangaande, 1751 — 1758. 1 pak. 979. Stukken betreffende de klacht van Gerrit Beerendsen, beurtman van Amsterdam op Culemborg, over het heffen van tol te Utrecht van hout, dat voor de Culemborgsche domeinen was bestemd, 1766. 1 omslag. 980. Stukken betreffende den door de stad Culemborg gepretendeerden vrijdom van den tol te Ameide, 1641—1654. Met eenige oudere aanteekeningen dienaangaande. 1 omslag. 981. Havenordonnantie der stad Dordrecht, 1577 (17e-eeuwsch afschrift). 1 katern. 982. Stukken betreffende de verhouding van de stad Culemborg tot het stapelrecht der stad Dordrecht, 1617—1680. 1 omslag. 983. Correspondentie met den magistraat der stad Muiden wegens de zaak van den Muidenschen burger Claes Taticksz-, die te Culemborg in arrest was genomen, omdat burgers van Culemborg aan den markttol te Muiden waren onderworpen geworden, 1608—1609. 1 omslag. c.
Veerdiensten.
984. Stukken betreffende het schippersgilde te Culemborg en verschillende marktschippers aldaar, 17e eeuw. 1 omslag. 985. Reglement voor de marktschippers van Culemborg op Utrecht, Amsterdam, Rotterdam, Delft en den Haag, 1662. 1 stuk. 986. Tarief van de schietschuiten, varende tusschen Utrecht en Amsterdam, 1631, 1 katern. N.B. Gedrukt, met latere toevoegingen in handschrift. 987. Tarief van de schietschuiten of marktschuiten van Culemborg op Utrecht en Amsterdam, vastgesteld door den magistraat en goedgekeurd door den Graaf, 1644. Met een afschrift en ongedateerde tarieven uit de 17e eeuw. 1 omslag. 988. Stukken betreffende het door Geurt Wouterszoon en Willem Berentszoon, marktschippers van Culemborg op Utrecht en Amsterdam, ingediende verzoek tot het in gebruik stellen van een vierde schuit, 1647. 1 omslag.
79 989» Acte, waarbij de gravin van Culemborg aan Jean van Bueren, veerschipper van Culemborg op Amsterdam, het monopolie verleent van brievenvervoer enz,, 1701. Met acte van bevestiging d.d. 1717. 2 stukken, 990* Overeenkomst tusschen Gerrit van Maurick, marktschipper van Amsterdam op Culemborg, en Joris Lammers, marktschipper van Culemborg op Amsterdam, tot onderlinge regeling hunner belangen, 1765 (afschrift; in duplo). 2 katerns. 991. Ordonnantie op het veer van Culemborg naar Amsterdam, vastgesteld door den magistraat van Culemborg, 1773 (gedrukt). 1 stuk. 992. Tarieven voor het veer van Culemborg op Amsterdam, vastgesteld door de beide stedelijke besturen, 1807. 1 omslag. 993. Instructie voor den marktschipper van Culemborg op Amsterdam, 1808. Met aanteekening, dat Catharina Boor, weduwe van Hendrik Beltjes, hierop den eed heeft afgelegd (afschrift). 1 stuk. 994. Stukken betreffende de klacht over den marktschipper Willem Berntszoon, door de andere schippers ingediend, wegens het vervoer van goederen van de Goudsche markt, 1648. 1 omslag. 995. Ordonnantie voor het veer van Culemborg naar 's-Gravenhage, gegeven door Georg Frederik graaf van Waldeck als graaf van Culemborg, 1689. 1 katern. 996. Instructie voor den marktschipper op Delft en 's-Gravenhage, Adriaan van Rhijn, 1765 (afschrift). 1 katern. 997. Overeenkomst tusschen den magistraat van Culemborg en dien van 's-Gravenhage tot nadere regeling van het veer tusschen beide plaatsen over Ameide en Delft, 1767. Met een concept uit 1723. 1 omslag. 998. Ordonnantie voor den marktschipper van Culemborg op Rotterdam, onder goedkeuring van den Graaf vastgesteld door den magistraat, 1625 (afschrift). 1 stuk. 999. Stukken betreffende het geschil tusschen Gerrit den Bonter en Gerrit van de Griendt, beurtschippers van Rotterdam op Culemborg, aangaande de uitvoering van een tusschen hun vaders in 1739 gesloten overeenkomst, 1789. 1 omslag. 1000. Vrachtlijsten voor de beurtschippers tusschen Culemborg en Rotterdam, 1801 en 1806. 1 omslag. 1001. Ordonnantie voor het wagenveer van Culemborg op Utrecht, vastgesteld door den magistraat, c. 1680 (concept). Met bijbehoorende stukken. 1 omslag.
80 1002. Stukken betreffende de aanstelling van Aart van der Wal en Jan Andries .Hartogh tot boden van Culemborg op Utrecht, 1737. 1 omslag. 1003. Commissie en instructie voor Adrianus Kuylenburg als marktschipper van Culemborg op Utrecht, 1803 (afschrift). 1 katern. 1004. Instructie voor Cornelis Louven als marktschipper van Culemborg op Wijk bij Duurstede, 1652 (afschrift). 1 stuk. 1005. Request van gecommitteerden der stad Zaltbommel aan den graaf van Culemborg om toestemming tot het graven van een vaart door het graafschap ter bevordering van het varen naar Amsterdam, met apostille, 1608 (gelijktijdig afschrift). 1 stuk. 1006. Stukken betreffende de tot stand brenging van een beurtveer van Culemborg op Zaltbommel door Willem Vleertman als beurtschipper, 1693. 1 omslag. d.
Markten.
1007. Stukken betreffende de paardenmarkt en harddraverij, te Culemborg gehouden in Mei 1741. 1 omslag. 1008. Publicatiën (gedrukt) van den magistraat betreffende de Culemborgsche paardenmarkt, 1714.—1743. 1 omslag. e. Wegen. N.B. Het archief Van de Commissie tot de zaken van den Tielschen zandweg, dat met 1774 aanvangt en tot den tegenwoordigen tijd doorloopt, is geplaatst bij het nieuw-archief der gemeente.
1009. Stukken betreffende verschillende wegen in het graafschap Culemborg, c. 1600—1652. 1 omslag. 1010. Stukken betreffende den zandweg van Culemborg naar Utrecht en den veerweg buiten de Lekpoort, 1739—1791. 1 omslag. ƒ. Toezicht van het stadsbestuur op de gilden en op de liquidatie hunner gelden. 1011. Lijst van leden van verschillende gilden, die op het stadhuis geciteerd moeten worden, c. 1600. 1 stuk. 1012. Stukken betreffende het geschil tusschen de gezamenlijke bakkers te Culemborg en den bakker Ghysbert Beerntszoon over het doen verkoopen van brood door wederverkoopers, 1612. 1 omslag.
81 1013. Stukken betreffende het verzoek van en de toestemming verleend aan Dirck van Stigt tot het in werking brengen van een zesden lintmolen, 1705 en 1708. 1 omslag. 1014* Keur op het zijden lint reeden te Haarlem, 1670 (gedrukt). 1 katern. 1015. Lijst der corporatiën en gilden te Culemborg, 1808. Met een memorie over het doel der gilden. 1 omslag. 1016. Lijsten der gilden te Culemborg, opgemaakt in April en in Juni 1811. 2 stukken. 1017. Resolutie van burgemeesters der stad Culemborg, waarbij aan Jan Mom, oud-lid van het stedelijk bestuur, wordt gelast, rekening te doen van zijn beheer over de bezittingen der voormalige Schippers- en Bijlhouwersgilden, 1816. 1 stuk. XII.
MILITAIRE ZAKEN.
a. Garnizoen. N.B. Zie ook nos. 2363-2364. 1018. Stukken betreffende de inlegering van Spaansche troepen te Culemborg en de betaling van daaruit ontstane kosten, 1573—1577. 1 omslag. 1019. Stukken betreffende de pogingen van den magistraat om verzachting te verkrijgen van de lasten van het Spaansche garnizoen, 1573—1574, en betreffende de overgave van stad en kasteel aan graaf Floris, 1576—1577. 1 omslag. N.B. Grootendeels afkomstig van den burgemeester Mr. Libert Meerhouts. 1020. Stukken betreffende onderhandelingen met de Staten-Generaal en den Raad van State over de inlegering van garnizoen en de door stad en graafschap op te brengen contributiën, 1585—1596. 1 omslag. 1021. Acquitten, behoorende tot de rekening van serviesgelden, afgelegd door Walraven van Moers, over het jaar 1600. 1 lias. N.B. De rekening is niet aangetroffen. 1022. Monsterrollen van verschillende compagnieën soldaten, 1664 en ongedateerd (17e eeuw). 1 omslag, 1023. Stukken betreffende de inlegering van soldaten in de stad en de betaling van de daardoor ontstane kosten, 1664. omslag. N.B. Vgl. hieromtrent Voet, blz. 302—303. 1024. Stukken betreffende inlegering van Fransche troepen en maatregelen van het Fransche bewind in de jaren 1672-— 1674, en aangaande de liquidatie der daaruit ontstane kosten, 1674—1677. 1 pak. 6
82 1025. Stukken betreffende de inlegering van garnizoen te Culemborg en de uitbetaling van daarvoor verschuldigde gelden, 1748—1749. 1 pak. 1026. Stukken betreffende inlegering van soldaten te Culemborg op verschillende tijdstippen in de jaren 1754--1773. 1 omslag. b.
Burg erschutter ij.
1027. Ordonnantie op de schutterij der stad Culemborg, vastgesteld door den magistraat, 1759 (afschrift). 1 katern. 1028. Opteekening van het verhandelde door den krijgsraad, 1758 — 1759. 1 omslag. 1029. Privileges van het schuttersgilde te Gorinchem, 1525 en 1531. Afschrift van c. 1550. 1 katern (zie Reg. nos. 358, 382). 1030. Lijst van personen, die zullen behooren tot een op te richten schutterij, 1609. 1 katern. 1031. Lijst van de schutterij, met ordonnantie van den souverein betreffende den door de schutters af te leggen eed, 1650. 1 katern. 1032. Stukken betreffende aan schutters opgelegde boeten enz., 1658—1661. 1 omslag. 1033. Stukken betreffende de orde van opmarcheeren door beide compagnieën der schutterij bij den intocht van Henrick Wolraet graaf van Waldeck op 30 Mei 1659, 1 omslag. 1034. Lijsten van inwoonsters, die een musket of piek aan de schutterij moeten geven, en van ledige huizen, waarvoor dit moet worden gedaan, 1665. 1 omslag. 1035. Lijsten van schutters, ingedeeld naar korporaalschappen, (17e eeuw). 1 omslag, 1036. Stukken betreffende de benoeming van officieren der schutterij, 1736—1751, en betreffende de reorganisatie dier instelling, 1758. 1 omslag.
1037. Reglement voor de gewapende burgerschutterij te Culemborg, 1795. Met een minuut en een concept, benevens gedrukte ontwerpen voor de organisatie eener gewapende burgermacht in Holland en in de Republiek. 1 omslag. 1037 bis. Register van de aanleg en vestiging, en der notulen van een gewapende burgerschutterij, 1795. 1 deel. 1037 ter. Register van notulen der vergaderingen van den burgerkrijgsraad, 1796—1800. 1 deel.
83 1038. Notulen van den burgerkrijgsraad 1795—1796 (minuut). 1 pak.
der stad
Culemborg,
N.B. Bij deze notulen bevinden zich enkele ingekomen, benevens eenige minuten van uitgegane stukken.
1039. Lijst van hoofdmannen der korporaalschappen en van de provoosten, met een reglement voor deze functionarissen, 1795 (afschrift). 1 katern. 1040. Stukken betreffende de inning van contributien voor de burgerschutterij, 1795—1796. 1 omslag. 1041+ Rekeningen van ontvangsten en uitgaven van den burgerkrijgsraad, 1795 — 1800. 1 pak. N.B. Deze rekeningen werden afgehoord bestuur. Bijlagen: Inv. nos. 2365 en 2366.
door het plaatselijk
1042. Rekening van Matthijs Deenik en Hendrik Anthony Kramer, gerichtsboden der stad Culemborg, als aangewezen voor het beheer der gelden van den voormaligen burgerkrijgsraad, afgehoord 1802 Augustus 30. 1 stuk. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2367.
1043. Inventaris van papieren, afkomstig van den voormaligen burgerskrijgsraad, en lijst van nog te registreeren notulen, 1795—1796. 1 omslag. c. Gewapende burgermacht. 1044. Reglement van subordinatie en discipline voor de gewapende burgermacht te Culemborg, 1803 (afschrift). 1 omslag. 1045. Reglement van subordinatie en discipline voor de gewapende burgermacht te Culemborg, 1806 (afschrift). 1 omslag. 1046. Lijsten van burgers, die in gevolge de Reglementen van Burgerwapening tot den burgerwapendienst behooren, 1803—1808, en lijst van daarvoor betaalde contributiën, 1808. 1 omslag. 1046 bis. Register van notulen der vergaderingen van de Commissie van administratie en discipline der gewapende burgermacht, 1807—1813. 1 deel. 1046 ter. Register van notulen der vergaderingen van de Commissie van administratie en discipline der gewapende burgermacht, 1807—1808. 1 deel. N.B. Deze notulen, die de berechting van strafbare feiten b c treffen, zijn niet opgenomen in het register, vermeld onder no. \046bis.
1047+ Brieven van de Commissie van administratie en discipline der gewapende burgermacht aan den magistraat, 1807—1811. 1 omslag. 1048.' Brieven, ingekomen bij de Commissie van administratie en discipline van de gewapende burgermacht, 1809. 1 omslag.
84
1049. Rekeningen van de Commissie van administratie en discipline van de gewapende burgermacht, 1807—1813, 1 pak. N.B. Het boekjaar begon 1 Maart. De afhooring geschiedde door het plaatselijk bestuur. Bijlagen: Inv. nos. 2368—2371.
1050. Rekening van de Commissie van administratie en discipline van de gewapende burgermacht te Culemborg van kosten, gemaakt voor de aanwerving van 25 vrijwilligers, 1809, afgehoord door den magistraat 1810 October 10. 1 katern. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2372. d.
Vreemde troepen.
1051. Notulen, gehouden door de Commissie uit de municipaliteit tot het opmaken der oorlogslasten» 1796—1797, 2 katerns. 1052* Rapport, door de Commissie tot het opmaken der oorlogslasten uitgebracht aan de municipaliteit, 1797. 1 katern. 1053. Stukken betreffende in de jaren 1794—1796 gemaakte kosten van leveranties enz. aan doortrekkende geallieerde en Fransche troepen en de terugbetaling daarvan, 1797. 3 pakken. 1054, 1055. Rekening van gelden, toegestaan in 1804 door het Wetgevend Lichaam ter vergoeding van schaden, . geleden in de jaren 1794—1797, afgehoord door afgevaardigden van den magistraat van Culemborg en van het gemeentebestuur van Everdingen, 1807. Met de memoriën betreffende de uitgaven. 1 deel en 1 band. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2373. 1056. Memoriën van buitengewone uitgaven wegens schaden, geleden in de jaren 1794—1797, en rekening van gelden in 1804 toegestaan door het Wetgevend Lichaam ter vergoeding hiervan, afgehoord door afgevaardigden van den magistraat van Culemborg en van het gemeentebestuur van Everdingen, 1807. 1 band. 1057. Stukken betreffende leveranties aan doortrekkende Fransche troepen in de jaren 1803—1805. 1 omslag. e.
Diversen.
1058. Stukken betreffende een door Mr. Jacob de Sille, advocaatfiscaal van de Generaliteit, op last van den Raad van State ingesteld onderzoek naar schippers, die in de jaren 1643— 1646 te Culemborg woonden en met hun schepen het veldleger hebben bediend, 1660. 1 omslag. 1059. Opgaven aangaande jongelingen van 16 jaar, behoorende tot de verschillende gezindten, die uit armenfondsen worden onderhouden en voor den militairen dienst geschikt zijn, 1809. 1 omslag.
85 XIII. STADSWERKEN. 1060. Conditiën van aanbesteding van verschillende werken, 1540, 1753—1792. 1 omslag. 1061. Bestekken van werkzaamheden aan de haven buiten de Lekpoort, 1763—'1771, 1 omslag. 1062. Stukken betreffende het verbreeden en uitdiepen van de stadshaven, 1789—1790. 1 pak. N.B. Hierbij een kaart, behoorend bij een rapport van den werkmeester J. van Soelen d.d. 18 November 1789.
XIV. POLITIE. 1063. Lijsten van personen, die aan de kinderpokken hebben geleden, Juli 1790. 1 deel. 1064. Lijst van geneeskundigen, apothekers en vroedvrouwen te Culemborg, 1811. 1 stuk. 1065. Stukken betreffende de rijding van het brood, 1642—1654. 1 omslag. 1066. Ordonnantie van den Souverein op het schutten van vee in het graafschap Culemborg, 1657. 1 katern. XV.
BEMOEIING MET WATERSTAATSZAKEN. N.B. Aangaande de bestuursorganisatie ten aanzien van den waterstaat raadplege men het gedrukte rapport, in 1932 door den dijkstoel van het polderdistrict Culenborg aan Gedeputeerde Staten der provincie Gelderland uitgebracht over de circumscriptie van één groot polderdistrict beoosten den Diefdijk, Voor welk rapport de historische gegevens door Mr. L. Sillevis zijn verschaft,
a.
Lek.
1067. Stukken betreffende peilingen van den stand van binnen- en buitenwater in het Gemeene land van Culemborg, in het bijzonder de Lek, 1613—1618. 1 omslag. 1068. Stukken betreffende den toestand van den Lekdijk en van bepaalde verdedigingswerken in de Lek, 1632—1764. 1 pak. 1069. Stukken betreffende het ontwerp van een overlaat van de Lek langs den Diefdijk door de Linge in de Merwede, 1754—1763. 1 pak. 1070. Stukken betreffende de nieuwontworpen afwatering van de Culemborgsche landerijen naar de Lek, en aangaande later daarvoor uitgevoerde werken, J699—1705, 1726—1791. 1 pak.
86 b. Bisschopsgraaf. 1071. Stukken betreffende de tot stand brenging van de afwatering van Culemborg door den Bisschopsgraaf op de Linge, 1329, en betreffende nadere regelingen dienaangaande, 1430—-1603 {gelijktijdige en latere afschriften), 1 omslag {zie Reg. nos. 5, 6, 61). 1072. Vidimus der acte d.d. 1430, waarbij Willem heer van Buren en Beusichem aan Johan heer van Culemborg een watergang verkoopt van Redichem naar de Linge, 1501. 1 charter (zie Reg. nos, 61, 263). 1073. Acte van overeenkomst tusschen schout, schepenen en heemraden van Beusichem en van Zoelmond eenerzijds en den magistraat van Culemborg andererzijds aangaande de uitdieping van den Bisschopsgraaf en het maken van een sluis aan de Neust, 1558. Met getransigeerde acte van goedkeuring door prins Willem I als voogd van zijn zoon Philips Willem, 1560, en aangehechte acte d.d. 1559, waarbij Floris ï van Pallandt aan den magistraat van Culemborg opdraagt afgevaardigden naar den Prins te zenden, en aan dat college verder toestemming geeft tot het verkoopen van lijfof losrenten om het werk te bekostigen, benevens eene kwitantie van 60 goudguldens, door den magistraat betaald aan de geërfden van Beusichem en Zoelmond voor de oud^ sluis, 1560. 3 charters en 1 stuk. N.B. De acten van 1558 en 1560 zijn gedrukt bij Voet, blz. 665 en 671.
1074. Stukken betreffende de belangen van Culemborg bij den Bisschopsgraaf en de sluis op de Neust, en aangaande moeielijkheden en geschillen daarover met Buren, Beusichem en Zoelmond, 1561—1772. 1 pak. 1075. Rekening van het uitdiepen van den Bisschopsgraaf, gesloten 1634 November 22, 1 katern. 1076. Rekening van Paul Conrad Pigtel, richter, Mr. Johan de Lange, stadsburgemeester, en Cornelis van Wijk, schout van den Broek, daartoe door de vorstin van Waldeck gecommitteerd, van gelden, besteed voor het uitdiepen van den Bisschopsgraaf van de Nieuwe brug tot aan de Neust, 1694, afgehoord door Raden en Magistraat 1696 Februari 15, 1 deel. c. Culemborgsche vliet. 1077. Acte, waarbij Jan heer van Arkel aan heer Gysebrecht heer uten Goye c.s. een watergang naar de Linge verkoopt voor het land tusschen Beusichem en den Diefdijk, 1305 (afschrift). 1 omslag (zie Reg. no. 2,),
87 1078. Stukken betreffende de belangen van Culemborg bij den Culemborgschen vliet, en betreffende verschillende waterwerken daar ter plaatse, 1566-—1811. 1 pak. 1079.
Stukken betreffende moeielijkheden met de besturen van Beesd en Mariënweerd aangaande de afwatering van Culemborg door den Culemborgschen vliet, 1594—1660, 1754. 1 omslag.
1080.
Stukken betreffende onderhandelingen en geschillen met de besturen van de baronie Acquoy en den polder de Geeren (onder Leerdam) over de uitwatering van Culemborg en Goilberdingen door den Culemborgschen vliet naar de Linge, en daarvoor benoodigde werken, 1564—1805. 1 pak.
1081.
Stukken aangaande de afwatering van Goilberdingen door den Culemborgschen vliet, 1645—1803. 1 omslag. d.
Financiën.
N.B. Het beheer van de polderfinanciën geschiedde door den schout van den Broek, onder toezicht van den magistraat.
1082. Stukken betreffende de administratie van schouten van den Broek uit de jaren 1589—1623. 1 omslag. 1083.
Rekening van de weduwe van Jan van Megen wegens diens administratie van gelden, bestemd voor acht nieuwe molens, 1630, afgehoord 1637. Met andere stukken dienaangaande. 1 omslag,
1084.
Stukken betreffende de afhooring van rekeningen van Philips van Batesteyn, schout van den Broek, en moeielijkheden daarbij, 1641—-1647, 1 omslag,
1085.
Rekening van Christian Augustus Kloekhoff, schout van het Gemeene land van Culemborg, van den wederopbouw van twee watermolens bij den Hom aan de Linge, afgehoord door Raden en Magistraat, benevens drost, dijkgraaf en heemraden van Leerdam voor den polder de Geeren 1735 September 23. 1 katern.
1086. Bijlagen bij bovengenoemde rekening van den schout Kloekhoff. 1 lias. 1087. Octrooi, door den graaf aan den magistraat verleend tot het opnemen van een kapitaal van f. 12000 tegen 8% 's jaars ter aflossing van schulden van het Gemeene land van Culemborg, 1717. 1 stuk. 1088* Stukken betreffende onderscheidene geschillen tusschen den magistraat en den schout van den Broek met de heemraden, 1636—1653. 1 omslag.
e.
Stukken van verschillenden aard.
1089* Lingebrief, 1456. Afschrift van c. 1650. 1 katern (zie Reg. no. 119). 1090. Lijsten van morgentalén in het land van Buren en de Nederbetuwe, c. 1630. 1 omslag. 1091. Stukken betreffende den toestand van de Linge, 1755-—• 1768. 1 omslag. 1092. Stukken betreffende den toestand van verschillende dijken langs Waal en Merwede, 1587—1677, 1 pak. 1093. Stukken betreffende den aanleg van en herstellingen aan de noodsluis in den Meerdijk onder Acquoy, 1651—'1783. 1 pak. N.B. Bij deze sluis, die strekte om eventueel door dijkdoorbraak in hooger gelegen gebieden binnengekomen water te loozen, waren ook Culemborgsche belangen betrokken.
1094. Staten van geleden schaden in verschillende gemeenten in het kwartier van Nijmegen door den watersnood van 1809. 1 pak, 1095. Stukken betreffende de uitkeering van schadevergoedingen na den watersnood van 1809. 1 pak.
TWEEDE AFDEELING. ARCHIEF VAN DE MAIRIE CULEMBORG, 1811-1813. N.B. In het archief van het stadsbestuur bevinden zich enkele nummers, die verder gaan dan het Jaar 1811.
I. STUKKEN VAN ALGEMEENEN AARD. 1096. Journaal van het verhandelde door den maire, 1811, 1 deel. 1097. Ingekomen stukken, Augustus—December 1811. 1 pak. N.B.
Genummerd 1^187.
1098. Ingekomen stukken, Maart^-November 1811. 1 pak, N.B. Niet genummerd.
1099—1211* Correspondentie, 1812^1813. 11 pakken en 102 omslagen. N.B. Gedurende 1812 en een groot gedeelte van 1813 heeft de maire zijne correspondentie (ingekomen en minuten van uitgegane stukken) en enkele andere archivalia onderverdeeld in dossiers, waartoe opschriften op de stukken werden geplaatst. Tevens werden zij genummerd, doch een bij deze nummering behoorende indicateur is niet aangetroffen. Hoewel de dossiers meerendeels verstoord waren, bleek toch uit nog bij elkander aangetroffen stukken, dat zij op deze wijze waren geordend. Deze dossiers zijn thans hersteld en in alphabetische volgorde gebracht.
1099. 1100. 1101. 1102. 1103. 1104. 1105. 1106. 1107. 1108. 1109. 1110. 1111. 1112. 1113. 1114. 1115. 1116. 1117. 1118. 1119. 1120.
Accouchements. Adjoints. Agriculture. 1 pak. Armes. Armoiries. Arrêtés. Artistes vètérinaires. Assemblee electorale. Bateaux. Bestiaux. Bibliothèques. Bienfaisance, Bois. Bouquinistes. Budget. Bulletin des lois. Cahier des charges. Chantiers. Chanvre. Chasse. Chevaux. Cimetières.
90 1121. 1122. 1123. 1124. 1125. 1126. 1127. 1128, 1129. 1130. 1131. 1132. 1133. 1134. 1135. 1136. 1137. 1138. 1139. 1140. 1141, 1142. 1143. 1144. 1145. 1146. 1147. 1148. 1149. 1150, 1151. 1152. 1153. 1154. 1155. 1156. 1157. 1158, 1159. 1160. 1161. 1162,
1163.
1164. 1165, 1166. 1167. 1168.
Cochons. Comestibles. Commune. Comptabilité. 1 pc Communication. Conciërge. Concussions. Conscription. 1 pak. Conscription maritime. Conseil municipal. Contributioïis directes. 1 pak Conventions volontaires. Convois militaires. Corporations. Correspondance. Culte. Deserteurs. Dettes communales. Domaines. 1 pak. Domicile. Douanes. Droits de passage. Droits réunis. 1 pak. Ecole latine. Ecole (primaire, secondaire). Employés. Enians trouvés. Enrégistrement. Enrólements volontaires. Etat civil. Experts. Fabriques. Féïes publiques. Garde-champêtre. Garde nationale. Gendarmerie. Génie. Glacé. Hospices. Hypothèques. Impositions. Imprimerie. Imprimés. Incendie. Inondations. ïnsensés. Jury médical. Justice. Lois.
91
1169. Lombard. 1170. Loterie. 1171. Manufacture impériale d'armes 1172. Manufactures. 1173. Marine (marins). 1174. Médicaments. 1175. Mendians. 1176. Mercuriales. 1177. Militaires. 1178. Mineurs. 1179. Notaires. 1180. Octroi, 1 pak. 1181. Officiers de santé. 1182. Orfèvres. 1183. Passages. 1184. Passeports. 1185. Patentes. 1186. Pauvres. 1187. Péage. 1188. Pêches maritimes. 1189. Pensions. 1190. Pesage. 1191. Poids et mesures. 1192. Police. 1 pak. 1193. Ponts et chaussées. 1 pak. 1194. Popuia tion. 1195. Poudre (a canon). 1196. Prisonniers. 1197. Prisons. 1 pak. 1198. Répertoire. 1199. Rivières. 1200. Sécrétaire. 1201. Signature. 1202. Société maternelle. 1203. Sociétés. 1204. Sourds muets. 1205. Titres. 1206. Travaux publics. 1 pak. 1207. Tueries. 1208. Vacance d'employ. 1209. Vacances. 1210. Vaccination. 1211. Voituriers. 1212. Correspondentie, 1813. 2 pakken. N.B. Deze correspondentie is niet genummerd noch naar onderwerpen gescheiden. Zij is daarom tot een afzonderlijke serie vereenigd.
1213, 1214» Indicateur op de ingekomen stukken over het jaar 1812. Met alphabetischen index. 2 deelen.
92 1215, 1216. Répertoires van ingekomen stukken, 1812—1813. 2 deelen. 1215. 1812. 1216. 1813. N.B. Tot en met 15 Mei. 1217, Minuten van uitgegane stukken, Februari— November 1811. 1 omslag. 1218, Register van door den maire verzonden brieven, 1811 •—' 1812. 1 deel. 1219* Publicatiën, April—November 1811. 1 omslag. 1220. Gedrukte publicatiën van hoogere autoriteiten, 1812. 1 omslag. 1221. Processen-verbaal van het verhandelde door den conseil municipal, 1811-—1813. 1 pak. 1222. Inventaris van het stadsarchief, opgemaakt omstreeks 1812. 1 deel. N.B. Door vocht beschadigd. 1223. Acte betreffende de overdracht van stedelijke archivalia door den oud-ontvanger der domeinen te Culemborg W, J. Renaud aan den maire dier plaats, 1812. 1 stuk, 1224. Processen-verbaal van eedsaflegging in handen van den maire door Pieter Casper van Brakel als commissaris van politie en door Johan Samuel Swaan en Hendrik van Beusekom Corneliszoon als translateurs voor de Fransche taal, 1811. 1 omslag, II.
FINANCIËN.
1225, 1226. Rekeningen van den ontvanger Gijsbert Wijnen over de jaren 1811 en 1812. 3 katerns. N.B. Bijlagen: Inv. nos. 2374 en 2375. 1225. 1811, afgehoord 1812. 1226. 1812, afgehoord 1813. . N.B. Met een concept. 1227, 1228. Stukken betreffende de ontvangsten en uitgaven van den ontvanger in de jaren 1811 en 1812. 2 omslagen, 1229, 1230. Overzicht van de ontvangsten en uitgaven in het jaar 1811, in guldens, en in guldens en franken. 2 deelen. 1231. Overzicht van de ontvangsten en uitgaven in het jaar 1812. 1 deel. 1232. Maandelijksche overzichtsstaten van ontvangsten en uitgaven, Januari—October 1813. 1 deel. 1233. Staat van ontvangsten en uitgaven in het jaar 1813, opgesteld 1817 (in duplo). Met andere stukken betreffende de financiën van dat jaar, 1 omslag.
93 1234. Processen-verbaal van kasopneming bij den ontvanger Gijsbert Wijnen, en opgaven betreffende zijne ontvangsten en uitgaven, 1812 — 1813. 1 omslag. 1235. Begrooting voor het jaar 1811 met bijbehoorende stukken. 1 omslag. 1236, 1237. Stukken betreffende het opmaken van de begrooting voor 1812 en voor 1813. 2 omslagen. 1236. 1812. 1237. 1813. 1238. Stukken betreffende de afwikkeling van de administratie van den op het einde van 1810 afgetreden stadscameraar Matthijs Rademaker, 1812—1816. 1 omslag, 1239. Stukken betreffende de afwikkeling van den achterstand in de stedelijke financiën over de jaren 1810—1813, geschied in de jaren 1816—1822. 1 pak. N.B. De betaling van verschillende vorderingen ten laste van de stad geschiedde na uitloting, en ten laatste uit de opbrengst van de St. Janskerk en toren, die in 1820 zijn verkocht.
1240. Correspondentie van den ontvanger G. Wijnen, 1812 — 1813. 1 omslag. 1241. Lijst van niet betaalde posten van straat-, pomp-, lantaarn- en brandspuitengeld over 1811 en 1812. 1 stuk. 1242. Stukken betreffende de vaststelling van een tarief voor het octroi municipal, 1813. 1 omslag. 1243. Stukken betreffende de administratie van het octroi municipal, 1812—1814. 1 pak. 1244, 1245. Uittreksel uit het kadaster betreffende gebouwde eigendommen in de gemeente Culemborg, 1811 en 1812. 2 deelen. 1244. 1811. 1245. 1812. 1246. Kohier voor de contribution des portes et fenêtres, 1812. 1 deel. 1247. Lijsten van personen, aan wie door den maire een patent is uitgereikt, 1813. 3 katerns in een omslag.
III. BEVOLKING. 1248. Overzicht van de stedelijke bevolking, opgemaakt krachtens aanschrijving van den sous-préfet, 1811. 2 stukken. 1249—1251. Lijsten van de burgers der gemeente Culemborg, opgemaakt c. 1812. 3 katerns. 1249. Ie Sectie. 1250. 2e Sectie. 1251. 3e Sectie.
94 1252. Lijsten van de bevolking in stad en schependom naar het getal en naar de godsdienstige gezindte, 1811. 1 pak. 1253. Opgaven betreffende den staat van de verschillende gezindten te Culemborg, 1811. 1 omslag. 1254. Lijst van de te Culemborg resideerende notarissen met gegevens omtrent hun inkomen, vermogen enz,, 1811, met de door hen ingezonden opgaven. 1 omslag. 1255. Lijsten van de huizen te Culemborg, met aanteekening van het getal er in wonende personen, onderscheiden naar de verschillende gezindten, 1812. 4 katerns in een omslag. 1256+ Register voor de inschrijving van door Joden aangenomen geslachtsnamen, 1811—1812. 1 deel. 1257+ Acte van indemniteit, afgegeven door den kerkeraad der Ned. Hervormde gemeente te D'eil ten behoeve van Johannes Hendrikus en Hendrika Schouten, 1811. 1 stuk, 1258. Getuigschrift voor de vroedvrouw Elisabeth Fleury, echtgenoote van Wernard van Deventer, en bewijs van goed gedrag voor beide genoemde personen, 1813. 2 stukken. IV.
STUKKEN VAN VERSCHILLENDEN AARD.
1259. Stukken betreffende leveranties aan Fransche troepen en daarvoor uitgekeerde vergoedingen, 1810-— 1813. 1 pak. 1260. Stukken betreffende leveranties aan de doortrekkende Fransche en geallieerde legers en daarvoor uitgekeerde schadevergoedingen, 1813-— 1816. 1 pak. 1261. Rapport over den toestand van den landbouw, opgemaakt 1 November 1813 (minuut), 1 stuk.
DERDE AFDEELING. GEDEPONEERDE ARCHIEVEN. I. ST. PETERSGASTHUÏS EN POTH. a. St. Petersgasthuis. 1. A 1 g e m e e n. 1262. Cartularium van het St. Petersgasthuis, aangelegd 1496, voortgezet tot 1615. 1 deel (zie Reg. nos. 8, 11, 18, 20, 22—24, 27, 28, 31, 35, 37, 38, 40, 42, 43, 45, 47, 49, 51 — 53, 55—60, 64. 65, 68, 69, 71, 73—76, 79, 81—83, 88, 90, 91, 96, 97, 99—101, 102, 103, 105, 123, 130, 132, 142. 148, 152, 154, 157, 158, 160, 165, 167, 168, 177, 198. 207, 219, 236, 246, 247, 249, 251, 255, 256, 260, 264, 276—279, 281, 286, 289, 292, 301, 303, 304, 307, 311, 317, 322, 335, 336, 340, 341, 355, 363, 380). 1263. ,,Hefboeck". Registers van ontvangsten en uitgaven, gedaan door de gasthuismeesters over de jaren. 1532 —1536 en 1538—1539. 1 band. 1264* Inventarissen van de inboedels van het gasthuis, het pokhuis en het melaten- of lazarushuis, c. 1532. (Gecoll. afschrift van 1533). 1 katern. 1265. Stukken betreffende de administratie van de beide gasthuizen en den Poth, 16e en 17e eeuw. 1 charter (zie Reg. no. 56) en 1 omslag. 1266. Acte, waarbij de gasthuismeesters Splynter van Voern in het gasthuis opnemen, 1437. Met een afschrift der voorwaarden, hierbij gesteld. 1 charter (zie Reg. no. 86) en 1 stuk, 1267. Acte betreffende de toekenning van een plaats in het gasthuis aan Jan Janszoon en zijne vrouw Mergriet, die melaatse zijn, 1463. 1 charter (zie Reg. no. 124), 1268. Acte, waarbij de gasthuismeesters aan Gijsbert Neude Aerntszoon, pastoor van het gasthuis, en Melchior van Culenborch, bastaard, drost ter Leede, volmacht verleenen ter behartiging van de belangen van den wegens simpelheid in het gasthuis opgenomen Melis Gosenszoon, 1518. 1 charter (zie Reg. no. 328).
96 2, R e k e n i n g e n . 1269—1364. Rekeningen van gasthuismeesters, 1436/37—1655/56. N.B. Het boekjaar begint met Martini (11 November). De afhooring geschiedde door het stadsgericht, in bijwezen van den heer of diens afgevaardigden, later door den magistraat. Blijkens het aangeteekend e op de rekeningen werden de acquiten geliasseerd en ten stadhuize bewaard. Enkele exemplaren (afschriften), die blijkens het opschrift voor den Graaf bestemd waren, zijn in de serie gelaten om deze niet te verbreken, en omdat het grafelijk archief geene rekeningen van het St. Peters gasthuis bevat. Bijlagen: Inv. nos. 2376-2386.
1269. Rekening van de gasthuismeesters Wouter de Bruun en Melis Scavaert over het jaar 1436/37. 1 katern. 1270. Rekening van de gasthuismeesters Engbert Bürman, Herman van Doedenburg en Lubbert Key over het jaar 1448/49- 1 katern. N.B.
De datum van afhooring is niet aangeteekend.
1271. Rekening van de gasthuismeesters Herman van Doedenburg, Bernt Derixzoon en Lubbert Key over het jaar 1451/52. 1 katern. 1272. Rekening van de Heilige Geestmeesters Henrick Zuurmont, Willem de Bruun en Dirck Coppier over het jaar 1469/70. 1 katern. N.B.
De datum van afhooring is niet aangeteekend.
1273—1276. Rekeningen van de Heilige Geestmeesters Heynryck Zuermont, Dirck Coppier, Willam die Bruyn en Geryt Geryt Melyszoon over de jaren 1477/78—1480/81. 4 katerns. N.B. Deze rekeningen zijn alle afgehoord H82 April 15. 1273. 1477/78. 1274. 1478/79. 1275. 1479/80. 1276. 1480/81. 1277. Rekening van de Heilige Geestmeesters Heynrick Zuecmont, Geryt Geryt Melyszoon en Ocker Willemszoon over het jaar 1482/83, afgehoord 1484 Juni 13 (in crastino Odulphï), 1 katern. 1278. Afgeloste lijfrentebrief ten laste van het gasthuis, 1487. 1 charter (zie Reg. no. 216). 1279. Bijlage bij de (verloren) rekening over het jaar 1490/91. 1 charter (zie Reg. no. 225). 1280—12S2. Rekeningen van de Heilige Geestmeesters Henrick Zuermont, Geryt Geryt Melyszoon en Wolter van Dichteren over de jaren 1494/95—1496/97. 3 katerns. 1280. 1494/95, afgehoord 1499 Maart 11. 1281. 1495/96, afgehoord 1499 Maart 11. 1282. 1496/97, afgehoord 1499 Maart 13 (desWonsdages post Gregorii).
97 1283. Rekeningen van de Heilige 'Geestmeesters Heynric Zuermont, Geryt Geryt Melyszoon, Willam die Visscher en Wolter van Dichteren Wolterszoon over het jaar 1497/98, afgehoord 1499 Maart 14 (des Donredages na Gregorii pa-pe). 1 katern. 1284 —1291. Rekeningen van de Heilige Geestmeesters Geryt Geryt Meliszoon, Willem Vysser en Melis Berntszoon over de jaren 1498/99—1505/06, 8 katerns. N.B. De datum van afhooring dezer rekeningen is niet aangeteekend.
1284. 1498/99. 1285. 1499/1500. 1286. 1500/01. 1287. 1501/02. 1288. 1502/03. 1289. 1503/04. 1290. 1504/05. 1291. 1505/06. 1292—1295. Rekeningen van de Heilige Geestmeesters Gerit Gerit Meliszoon, Melis Berntdszoon en Coinrait Zuermondt over de jaren 1506/07—1509/10. 4 katerns. 1292. 1506/07. 1293. 1507/08. 1294. 1508/09. 1295. 1509/10. 1296, Rekening van de gasthuismeesters Aert de Man Corneüszoon, Willem Zuermont en Wynalt Geritszoon over het jaar 1531/32, afgehoord 1533 October 25. I deel. 1297—1302. Rekeningen van de gasthuismeesters Aernt de Man Corneliszoon, Thonis Jan Goertszoon en Wynalt Gerytszoon over de jaren 1532/33—1538/39. 6 deelen. N.B. De rekeningen over 1534/35, 1535/36 en 1536/37 zijn afgehoord door Anthony van Lalaing als heer van Culemborg.
1297. 1532/33, afgehoord 1536 October 25. 1298. 1533/34, afgehoord 1536 October 26. 1299. 1534/35, f . , , ™ , ., , ,1C-Q 1300 1535/36 afgehoord 1539 April 4 (1538 voer Paisschen). 130L 1536/37] 1302. 1538/39, afgehoord 1541 Februari 15. 1303. Rekening van de gasthuismeesters Cornelis van Aken, Meeus Janszoon en Gerrit Willemszoon over het jaar 1558/59, afgehoord 1560 December 5. 1 deel. 1304, 1305. Rekeningen van de gasthuismeesters Simon Willemszoon, Thonis Cool en Meeus Janszoon over de jaren 1559/60 en 1560/61. 2 deelen. 1304. 1559/60, afgehoord 1562 April 23. 1305. 1560/61, afgehoord 1563 Mei 28. 7
98 1306. Bijlagen bij bovengenoemde rekening over het jaar 1559/60. 1 lias. 1307—1309. Rekeningen van de gasthuismeesters Mr. Adriaen van tAudehoff, Syme Willemszoon en Oth Janszoon van Eist over de jaren 1567/68—1569/70. 4 deelen, N.B. De rekening over het jaar 1567/68 is in duplo. 1307. 1567/68, afgehoord 1571 December 21. 2 deelen. 1308. 1568/69, afgehoord 1572 Februari 8. 1309- 1569/70, afgehoord 1573 Januari 2. 1310. Rekening van den gasthuismeester Anthoenis Wellants over het jaar 1586/87, afgehoord 1594 October 17. 1 deel. 1311. Rekening betreffende de administratie van den gasthuismeester Henrick Cooll, ter afhooring aangeboden door Roeloff Claeszoon, gehuwd met zijne weduwe, over het jaar 1588/89, afgehoord 1599 Mei 10. 1 deel. 1312. 1313. Rekeningen betreffende de administratie van den gasthuismeester Cornelis Meliszoon, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1589/90 en 1590/91. 2 deelen. 1312. 1589/90, afgehoord 1601 Juli 13. 1313. 1590/91, afgehoord 1601 Juli 20. 1314, 1315. Rekeningen van den gasthuismeester Govert Hermanszoon (de Veer) over de jaren 1591/92 en 1592/93. 2 deelen. 1314. 1591/92, afgehoord 1602 April 26. 1315. 1592/93 (niet afgehoord). 1316, 1317. Rekeningen van den gasthuismeester Roeloff Janssen over de jaren 1593/94 en 1594/95. 2 deelen. 1316. 1593/94, afgehoord 1602 Augustus 3. 1317. 1594/95, afgehoord 1602 September 9. 1318, 1319. Rekeningen van den gasthuismeester Dirck Cooll over de jaren 1595/96 en 1596/97. 2 deelen. 1318. 1595/96, afgehoord .1602 December 4. 1319. 1596/97, afgehoord 1603 Mei 20. 1320, 1321. Rekeningen van den gasthuismeester Roeloff Janszoon over de jaren 1597/98 en 1598/99. 2 deelen. 1320. 1597/98, afgehoord 1603 September 26. 1321. 1598/99, afgehoord 1604 Januari 2. 1322, 1323. Rekeningen van den gasthuismeester Jan janszoon over de jaren 1599/1600 en 1600/01. 2 deelen. 1322. 1599/1600, afgehoord 1605 Augustus 5. 1323. 1600/01, afgehoord 1605 October 4. 1324, 1325. Rekeningen van den gasthuismeester Rever Janszoon over de jaren 1601/02 en 1602/03. 2 deelen.
99 1324. 1601/02, afgehoord 1606 Mei 12., 1325. 1602/03, afgehoord 1606 September 6. 1326. Rekening van den gasthuismeester Roeloff Janszoon over het jaar 1603/04, afgehoord 1607 Mei 30. 1 deel. 1327, 1328. Rekeningen van den gasthuismeester Adriaen Janszoon Vos over de jaren 1604/05 en 1605/06. 2 deelen. 1327, 1604/05, afgehoord 1612 September 16. 1328. 1605/06, afgehoord 1612 September 19. 1329, 1330. Rekeningen van den gasthuismeester Hendrick Gerrytszoon over de jaren 1606/07 en 1607/08. 2 deelen. 1329. 1606/07, afgehoord 1617 October 11. 1330, 1607/08, afgehoord 1617 October 21. 1331. Rekening van den gasthuismeester Jan Ghysbertszoon over het jaar 1608/09, afgehoord 1618 Januari 5. ldeel. 1332, 1333. Rekeningen van den gasthuismeester Aert Aert Goertszoon over de jaren 1609/10 en 1610/11. 2 deelen. 1332. 1609/10, afgehoord 1618 December 5. 1333. 1610/11, afgehoord 1618 December 31. 1334, 1335. Rekeningen van den gasthuismeester Hubert Roeloffszoon over de jaren 1611/12 en 1612/13. 2 deelen. 1334. 1611/12, afgehoord 1620 Januari 22. 1335. 1612/13, afgehoord 1620 Januari 26. 1336, 1337. Rekeningen van den gasthuismeester Jan Dircxzoon Verlair over de jaren 1613/14 en 1614/15. 2 deelen. N.B. Afgehoord 1620 Maart 27. 1336. 1613/14. 1337. 1614/15. 1338, 1339. Rekeningen betreffende de administratie van den gasthuismeester Roeloff de Man, ter afhooring aangeboden door zijne weduwe, over de jaren 1615/16 en 1616/17. 2 deelen. 1338. 1615/16, afgehoord 1628 Mei 2. 1339. 1616/17, afgehoord 1628 Juni 25. 1340, 1341. Bijlagen bij bovengenoemde rekeningen van den gasthuismeester Roeloff de Man. 1340. 1615/16. 2 charters (aan elkander gehecht). 1341. 1616/17. 1 charter. N.B. Deze charters zijn afgeloste rentebrieven ten laste van het gasthuis.
1342, 1343. Rekeningen van den gasthuismeester Wouter Verhaer over de jaren 1617/18 en 1618/19. 2 deelen. N.B. Afgehoord 1628 Juli 10. 1342. 1617/18. 1343. 1618/19.
100 1344, 1345. Rekeningen van den gasthuismeester Gysbert Janszoon over de jaren 1625/26 en 1626/27. 2 deelen. 1344. 1625/26, af gehoord 1632 Februari 23. 1345. 1626/27, afgehoord 1632 Februari 24. 1346. Rekening van den gasthuismeester Jan de With over het jaar 1633/34, afgehoord 1638 Februari 22. 1 deel. 1347—1351. Rekeningen van den gasthuismeester Antoni Jacobse van Veen over de jaren 1637/38—1643/44. 5 deelen. 1347. 1637/38, afgehoord 1643 November 13. 1348. 1639/40, afgehoord 1644 December 6. 1349. 1640/41, afgehoord 1644 December 6. 1350. 1642/43, afgehoord 1645 September 5. 1351. 1643/44, afgehoord 1648 Mei 5. 1352. Stukken betreffende betalingen, gedaan in de jaren 1648—1649 door den gasthuismeester Antoni Jacobse van Veen uit het slot zijner laatste rekening. 1 omslag. 1353. Rekening van den gasthuismeester Willem Molenyser over het jaar 1644/45, afgehoord 1660 Februari 1. 1 deel. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2383. 1354—1357. Rekeningen van den gasthuismeester Cornelis de Pauw over de jaren 1645/46—1648/49. 4 deelen. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2384. 1354. 1645/46, afgehoord 1660 Februari 24. 1355. 1646/47, afgehoord 1660 Februari 25. 1356. 1647/48, afgehoord 1660 Februari 25. 1357. 1648/49, afgehoord 1660 Februari 27. 1358. Rekening van den gasthuismeester Dirck Anthoniszoon Hol over het jaar 1649/50, afgehoord 1660 Maart 1. 1 deel. 1359, 1360. Rekeningen van den gasthuismeester Hendrick Janszoon over de jaren 1650/51 en 1651/52. 2 deelen. N.B. Afqehoord 1660 Augustus 6. Bijlagen; Inv. no. 2385.
1359. 1650/51. 1360. 1651/52. 1361, 1362. Rekeningen van den gasthuismeester Joan Baers over de jaren 1652/53 en 1653/54. 2 deelen. N,B.
Afgehoord 1660 Augustus 9. Bijlagen:1 Inv. no. 2386.
1361. 1652/53. 1362. 1653/54, 1363, 1364. Rekeningen van den gasthuismeester Amelis Rijeken over de jaren 1654/55 en 1655/56. 2 deelen. N.B. Afgehoord 1661 Mei 25.
1363. 1654/55. 1364. 1655/56.
101 3.
Eigendomsbewijzen. Stad Culemborg,
1365. Testament van Walterus en zijne vrouw Ava, waarbij zij o.a. aan de nieuwe Georgiuskapel en aan het nieuwe gasthuis hun huis te Culemborg en landerijen onder Prijs vermaken, 1421. 1 charter (zie Reg. no. 41), 1366* Eigendomsbewijs van een huis aan de Achterstraat aan de Meent te Culemborg, naast de pockkamer, afkomstig van Jan Claeszoon, 1520. 1 charter (zie Reg. no. 336). 1367* Eigendomsbewijs van een huis naast het gasthuis, na gerechtelijken verkoop, afkomstig van Heinric die Goyer, 1400, 1 charter (zie Reg. no. 17). 1368. Eigendomsbewijs van een huis in de Goilberdingerstraat naast het gasthuis, afkomstig van Hubert van Culenborch, bastaard, 1475. Met oudere eigendomsbewijzen d.d. 1453 en 1465. 3 charters (zie Reg. nos, 111, 129, 157). 1369. Eigendomsbewijs van een huis in de Goilberdingerstraat te Culemborg, afkomstig van Willem Gheeryckszoon, 1513. 1 charter (zie Reg. no. 315). 1370. Eigendomsbewijs van een huis op den hoek van de Meent te Culemborg, afkomstig van Gerrit Wouterszoon en zijne vrouw Maria Jansdochter, 1635. Met ouderen brief d.d. 1626, en een daarmede getransfigeerd afschrift van een brief d.d. 1612. 3 charters. 1371. Eigendomsbewijs van een huis aan de Molenstraat en de Voorstraat in de Nieuwstad, afkomstig van Aernt Dircxzoon Cabes, 1523. Met ouderen brief d.d. 1502. 2 charters (zie Reg. nos, 267, 352). Graafschap Culemborg. 1372. Acte, waarbij Johan heer tot Culemborg drie koeweiden op zijn weerd schenkt, 1448. 1 charter (zie Reg. no. 104). I372bis. Acte, waarbij Gerard heer van Culemborg aan Gerit die Kuper en zijne vrouw Gheertruut het levenslang gebruik geeft van 6 morgen land in de Cort Avontuer, welk land na hun overlijden aan de St. Barbarakerk, het gasthuis en den Poth zal komen, 1468. 1 charter (zie Reg. no. 132). 1373. Eigendomsbewijs van zes morgen land in de Cort Avontuer, afkomstig van Agnes Ocker Willemszoonsdochter, 1538. Met ouderen brief d.d. 1521. 2 charters (zie Reg. nos. 346, 414).
102 1374. Acte van beleening van het St. Petersgasthuis te Culemborg met een halve hoeve land in de Lang Avontuer, door Elisabeth van Culemborch, 1552. Met latere acten van beleening d.d. 1637 en 1654. 3 charters {zie Reg, no. 538). 1375. Eigendomsbewijs van 2 morgen land in de Korte hoeven, afkomstig van de erfgenamen van Engbert Beerntszoon, 1476. Met ouderen brief d.d. 1453. 2 charters {zie Reg. nos. 110, 165). 1376* Eigendomsbewijs van een stuk land over de Landweer aan den Lekdijk, afkomstig van Peter van Dichteren, 1415. 1 charter {zie Reg. no. 28). 1377. Eigendomsbewijs van de helft van 5 morgen land onder Lanksmeer, afkomstig van de erfgenamen van Willem Zurmont, 1514. 1 charter (zie Reg. no. 317). 1378. Eigendomsbewijs van een kamp land op Lanxmervelt, afkomstig van Heilwich, weduwe van Willem van Delen, belast met vruchtgebruik voor haar en voor Dirck Kodde, priester, 1402. 1 charter {zie Reg. no. 20). 1379. Eigendomsbewijs van een stuk land onder Goilberdingen, afkomstig van Willem Willemszoon, na panding wegens schuld, 1423. 1 charter (zie Reg. no. 47). 1380* Eigendomsbewijs van landerijen onder Goilberdingen, afkomstig van heer Gerit Modder, priester, 1424. Met acte betreffende eene vroegere verpanding van deze gronden, 1402. 2 charters (zie Reg. nos. 19, 53). 1381. Eigendomsbewijzen van aandeelen in landerijen onder Goilbardingen, afkomstig van erfgenamen van Geertruut Gelis, 1428 en 1429. 3 charters (zie Reg. nos. 57—59). 1382. Eigendomsbewijs van vier morgen land onder Goilberdingen, afkomstig van het gasthuis te Wijk bij Duurstede, 1434. Met acte, waarbij de jonker van Gaesbeek toestemming geeft tot deze overdracht, 1433. 1 charter en 1 stuk (zie Reg. nos. 72, 76). 1383. Eigendomsbewijs van 1^2 morgen land onder Goilberdingen, afkomstig van heer Jan Moer, deken van St. Barbara te Culemborg, 1481. 1 charter (zie Reg. no. 198). 1384» Eigendomsbewijs van vier strepen land onder Goilberdingen, afkomstig van Peter Janszoon, 1498, Met ouderen brief d.d. 1496, en acte betreffende de overdracht van de erfpacht van dit land, 1504. 3 charters (zie Reg. nos. 248, 255, 275). 1385. Eigendomsbewijs van 2 morgen land onder Goilberdingen, afkomstig van Aernt Harmanszoon, 1533. 1 charter (zie Reg. no. 399).
103 1386- Eigendomsbewijs van 2/3 van drie morgen land onder Prijs, afkomstig van Willem Willem Zuermontszoon en zijn vrouw Mechtelt, 1417. Met oudere eigendomsbewijzen d.d. 1396 en 1409. 4 charters (zie Reg. nos. 14, 25, 26, 33). 1387. Eigendomsbewijs van twee morgen land op Paryservelt, afkomstig van heer Gheryt Zuermont, priester, 1420. Met ouderen brief d.d. 1400. 2 charters (zie Reg. nos. 16, 35), 1388. Eigendomsbewijs van een morgen land onder Prijs, afkomstig van Lambert Hackert en zijn zoon Goesen, 1422. 1 charter (zie Reg. no. 44). 1389. Eigendomsbewijs van 3 morgen land onder Prijs, afkomstig van Lambert Zuermont en zijn zuster Mechtelt, 1423, Met acte, waarbij Gherit Suermont van zijn rechten op dit land afstand doet, 1423. 2 charters (zie Reg. nos. 46, 48). 1390- Eigendomsbewijs van een akker land onder Prijs, afkomstig van de kerkmeesters te Culemborg, 1423. 1 charter (zie Reg. no. 49). 1391. Eigendomsbewijs van 7H hont land onder Prijs, afkomstig van Willem Zuermont, 1435. 1 charter (zie Reg. no. 79). 1392+ Acte, waarbij Mr. Sweder van der Weteringe, kanunnik ten Dom te Utrecht, aan de gasthuisvicarie vijf morgen land onder Prijs schenkt, onder voorwaarde eener wekelijksche mis, 1456. 1 charter (zie Reg. no. 118). 1393. Eigendomsbewijs van 3 kampen land op Rietvelt, afkomstig van jonker Gerard heer tot Culemborg, 1476. 1 charter (zie Reg. no, 168). 1394. Eigendomsbewijs van de helft van 9 morgen land onder Zoeckwijck, afkomstig van Mergriete, weduwe van Willam Lubbertszoon, 1473. 1 charter (zie Reg. no. 148). Beusichem. 1395. Eigendomsbewijs van een akker land onder Beusichem in den Achterkoop, afkomstig van de erfgenamen van Claes Beerntszoon, 1433. Met oudere eigendomsbewijzen, 1433. 3 charters (zie Reg, nos. 67, 68, 74). 1396. Eigendomsbewijs van een akker land, groot 7Va hont, op de Gheeren ter Weyde aan den Hontdijck onder Beusichem, afkomstig van Geryt Damenzoon en zijne vrouw Aleyd, 1437. 1 charter (zie Reg. no. 87). 1397. Eigendomsbewijs van eenige landerijen onder Beusichem, afkomstig van Lubbert Key c.s., 1438. Met ouderen brief voor een dier landerijen d.d. 1433. 2 charters (zie Reg. nos. 70,90).
104 1398.
Eigendomsbewijs van 3 morgen land onder Beusichem, geheeten In Quakernaeck, afkomstig van Andries Peterszoon en zijne vrouw Dibborch, 1440. 1 charter (zie Reg. no. 93),
1399* Eigendomsbewijs van een halven akker land onder Beusichem, afkomstig van Herman Pijl, 1443. 1 charter (zie Reg. no. 96). 1400. Eigendomsbewijs van 10 hont land onder Beusichem, geheeten den Gheer, afkomstig van Diric, den mesmaker, Fye, zijn vrouw, en Jan van Tiel Gosenszoon, 1449. Met ouderen brief d.d. 1438. 2 charters (zie Reg. 89, 105). 1401.
Eigendomsbewijs van een akker land onder Beusichem in de Voircopen, afkomstig van Jacop Janszoon en zijne vrouw Rijclant, 1449. 1 charter (zie Reg. no. 106).
1402.
Eigendomsbewijs van V-i morgen land onder Beusichem ter Wey, afkomstig van Coenraet Arntszoon te Hagestein, 1451. Met oudere schenkingsacte betreffende dit goed, 1451. 2 charters (zie Reg, nos. 107, 108).
1403* Acte van beleening van het gasthuis en den Poth te Culemborg door den proost van St, Jan te Utrecht met landerijen onder Beusichem op den Eng, 1504. Met oudere leenacte d.d. 1473, acte van overdracht door Anthonys die Keymp, 1503, en latere acten van beleening d.d. 1522, 1532, 1660 en 1709, benevens een ontvangbewijs voor een in 1770 uit het archief gelichte leenacte. 7 charters en 1 stuk (zie Reg. nos. 150, 273, 278, 347, 385). Buurmalsen, 1404. Eigendomsbewijs van een kamp land in die Gheeren in het gericht van Buurmalsen, afkomstig van de erfgenamen van Jan Peterszoon en zijne vrouw Anthonia, 1541. Met een kwitantie voor den koopprijs, 1541. 1 charter en 1 stuk (zie Reg. nos. 429, 430). Everdingen. 1405.
Eigendomsbewijs van % hoeve land op Lange Bolgry onder Everdingen, afkomstig van jonkvrouwe Foyse, weduwe van Geryt van Kyllesteyn, 1445. 1 charter (zie Reg. no, 101). 1406* Eigendomsbewijs van een kamp land op Lange Bolgry, afkomstig van Cornelis Gerytszoon te Zijderveld, na executie wegens wanbetaling van pacht, 1563. 1 charter. 1407* Eigendomsbewijs van verschillende landerijen onder Outena, afkomstig van Alveraet Lambertsdr. van der Wade, 1420. 1 charter (zie Reg. no. 38).
105 1408.
1409. 1410.
Eigendomsbewijs van vier bunder land op Outena, afkomstig van Johanna, dochter van Bernardus Wilden, gemeen met de parochiekerken te Lanksmeer en te Culemborg, 1420. 1 charter (zie Reg. no. 39). Eigendomsbewijs van 1/4 van 6 morgen land op Oversider'velt, na pandkeering, afkomstig van Hubert van Sliterhoven c.s., 1433. 1 charter (zie Reg, no. 75). Eigendomsbewijs van één van twee akkers land op Overzydervelt, na scheiding met Ghijsbert Martenszoon, 1593. 1 charter. Honswijk.
1411.
Eigendomsbewijs van een akker land in het gericht van Honswijk, afkomstig van Huge die Heelt, 1420. 1 charter (zie Reg. no. 37). Vianen.
1412*
Eigendomsbewijs van ïYz hont land onder Heikop, afkomstig van Hubrecht, Heinric en Eechte Herdbolle, 1386. 1 charter (zie Reg. no. 9). Zoelmond.
1413.
Acte, waarbij de gasthuismeesters een hofstad onder Zoelmond in eeuwigdurende erfpacht uitgeven aan Ydeke, weduwe van Jan Claeszoon, dochter van Dyrck Coel, 1483, Met een ouder eigendomsbewijs van deze hofstad, 1432. 2 charters (zie Reg. nos. 63. 206). N.B.
4.
De titel van aankomst voor het gasthuis is verloren.
R e n t e b r i e v e n
e n a n d e r e
i n s c h u l d e n .
Stad Culemborg. 1414.
Rentebrief, groot 2 ponden 's jaars, gaande uit een huis te Culemborg, ten laste van Aernt Hacke Goesensoon en zijne vrouw Lijsbet, 1392. 1 charter (zie Reg. no. 11). 1415. Rentebrief, groot tien schellingen 's jaars, gaande uit een huis te Culemborg, ten laste van Willem van Dichteren Peterszoon, 1395. 1 charter (zie Reg. no. 13). 1416. Rentebrief, groot 2 oude schilden 's jaars, gaande uit een huis te Culemborg, ten laste van Alverait, weduwe van Jan van Delf, en haar dochter Heilwich, 1422, 1 charter (zie Reg. no. 43). 1417. Rentebrief, groot 20 groot 's jaars, gaande uit een huis te Culemborg, ten laste van Heinric van der Molen, 1424. 1 charter (zie Reg. no. 51).
106 1418. Rentebrief, groot 3 ponden 's jaars, gaande uit een huis te Culemborg, ten laste van Willem Zuermont, 1424. 1 charter (zie Reg. no. 52). 1419. Rentebrief, groot 2r/% pond 's jaars, gaande uit een huis aan de stadsheerstraet te Culemborg, ten laste van Lubbert Huynich en zijn vrouw Aechte, 1474. 1 charter (zie Reg. no. 152). 1420. Rentebrief, groot 'V-i oud schild 's jaars, gaande uit een huis in de Achterstraat te Culemborg, ten laste van Engbert Biirman, 1462. 1 charter (zieReg.no. 123). 1421+ Rentebrief, groot een oud schild 's jaars, gaande uit een huis aan de Achterstraat te Culemborg, ten laste van Zweder van Esschensteyn, 1515. 1 charter (zie Reg. no. 322). 1422. Rentebrief, groot 5 guldens 's jaars, gaande uit een huis in de Borchstraet, ten laste van Jan Joosten Olyslager. weduwnaar van Heyltken, dochter van Jan van Baden, 1583. Met oudere eigendomsbewijzen van dit huis, 1527 en 1528. 3 charters (zie Reg. nos. 361, 369). 1423+ Rentebrief, groot een oud schild 's jaars, gaande uit een huis in de Goilberdingerstraat te Culemborg, ten laste van Alijt, weduwe van Jan Claeszoon, 1484. Met een gelijktijdig afschrift. 1 charter en 1 stuk (zie Reg. no, 207). 1424. Rentebrief, groot 12 gulden en 10 stuivers 's jaars, gaande uit een huis in de Goilberdingerstraat naast den stadswal, ten laste van Willem Thielmanszoon, 1628. 1 charter, 1425+ Acte van eeuwigdurende erfhuur voor een oud schild 's jaars, van een huis op den Havendijk, door Jacop Aertszoon, den mandemaker, gehuurd van Bernt Dyrckxzoon, 1494. Met acte, waarbij deze losrente (sic!) wordt overgedragen aan Gysbert Neude, priester, 1506. 2 charters (zie Reg. nos. 240] 285). 1426. Rentebrief, groot 2 rijnsche guldens 's jaars, gaande uit een huis aan de Cattenstrait en de stadsstraat te Culemborg, ten laste van Margriet, weduwe van Joest Hermanszoon, 1509. 1 charter (zie Reg. no. 304). 1427. Rentebrief, groot 3 guldens 's jaars, gaande uit een huis in de Cattestraet te Culemborg, ten laste van Jan Jacobszoon, timmerman, 1611. 1 charter. 1428. Rentebrief, groot V-i oud schild 's jaars, gaande uit een huis bij de Lekpoort te Culemborg, ten laste van Dirck van Cothen Beerndszoon, 1512. 1 charter (zie Reg. no. 311). 1429. Rentebrief, groot V% oud schild 's jaars, gaande uit een huis op den hoek der Molenstraat te Culemborg, ten laste van Willem Coman Janszoon, 1507. 1 charter (zie Reg. no. 292).
107 1430. Rentebrief, groot 24 stuivers 's jaars, gaande uit een huis in de Nieuwstad aan de Naeld, ten laste van jonkvrouwe Anna van Cuylenborch, weduwe van Zweder van Cuylenborch, 1598. Met oudere eigendomsbewijzen van dit huis, 1523—1524, en van een ander huis in deze straat, 1526. 4 charters (zie Reg. nos. 350, 354, 359). 1431. Rentebrieven, groot resp. 8 stuivers en een gulden 's jaars, gaande uit een huis in de Nieuwstad, ten laste van Aernt Dircszoon en Gerit Aerntszoon Cabis, 1534 en 1541. 2 charters (zie Reg. nos. 400, 423). 1432. Rentebrief, groot 1 oud schild 's jaars, gaande uit een huis aan de Voorstraat te Culemborg, ten laste van Heinrick Janszoon die Backer en Dirckxke, zijne vrouw, 1475. 1 charter (zie Reg. no. 158). 1433. RentebrieÊ, groot 12 guldens 's jaars, gaande uit een huis in de Nieuwstad aan de Zandstraat, ten laste van Willem die Man Aerntzoon, 1555. 1 charter (zie Reg. no. 567). 1434. Rentebrief, groot 3 guldens 13 stuivers 12 penningen 's jaars, gaande uit een huis op den Langen Havendijk naast de kapel van St. Elisabeth, ten laste van Joost Corneliszoon van Diemen, 1634. 1 charter. 1435. Rentebrief, groot 3 guldens en 2Yi stuiver 's jaars, gaande uit een huis aan de Zandstraat, ten laste van Adriana Adriaens, weduwe van Gobel Henricxzoon, 1628. 1 charter. 1436» Acte, waarbij Willem Corneliszoon van Stappershoef zijn huis in de Nieuwstad aan de Zandstraat en een kamp land onder Prijs, genaamd het Kijfcampje, verbindt voor een rente van 10 guldens 4 stuivers 4 penningen 's jaars, te voren gaande uit een huis aan de Goilberdingerstraat, 1685. Met een afschrift eener acte van vestiging van deze rente in 1645, 1660. 1 charter en 1 stuk (aan elkander gehecht). Graafschap Culemborg. 1437. Acte, waarbij het kapittel van St. Barbara verschillende jaarrenten, gaande uit landerijen onder Lanksmeer, het Vretstroo en Everdingen en uit een huis aan de Tollestraat te Culemborg aan het gasthuis overdraagt, 1520. 1 charter (zie Reg. no. 341). 1438* Acte, waarbij Cornelis de Visscher c.s. 2Yz morgen land onder Lanksmeer verpacht aan Alit Visschers tegen een jaarlijks aan het gasthuis te betalen pacht van 2^2 rijnschen gulden, 1473. 1 charter (zie Reg. no. 146). 1439. Acte, waarbij Eligis Aerntszoon, koopman, en zijne dochters Aghata en Agnese een erfpacht van 2xh oud schild
108 's jaars uit een boomgaard onder Prijs aan het gasthuis schenken, 1496. Met een afschrift van de acte van verpachting, 1493. 2 charters (zie Reg. nos, 236, 246). 1440. Rentebrief, groot 1 gouden rijnschen gulden 's jaars, gaande uit een boomgaard onder Prijs, ten laste van Melis Beerentszoon, 1506. 1 charter (zie Reg. no. 289), Beusichem. 1441* Rentebrief, groot 3 carolusguldens 's jaars, gaande uit twee huizen onder Beusichem, ten laste van Willem Henrickszoon en Thonis Thoniszoon, 1550. Met acte van overdracht aan het gasthuis te Culemborg, 1562. 2 charters (zie Reg. no. 527). Stad Schoonhoven. 1442. Rentebrief, groot 10 rijnsche guldens 's jaars, voor heer Goeswijn van Dichteren Wouterszoon, ten laste van de stad Schoonhoven, 1474 (gelijktijdig afschrift). 1 charter (zie Reg. no. 153). Tricht. 1443. Pachtcedul van een kamp land onder Tricht, toebehoorend aan het gasthuis, voor Alart van Welck Willemszoon c.s., 1490. 1 charter (zie Reg. no. 222). Zoelmond. 1444. Rentebrief, groot 1 oud schild 's jaars, gaande uit een hofstad onder Zoelmond, ten last van Heinrick Zuermont, 1475. 1 charter (zie Reg. no. 160). Niet nader bepaald. 1445. Rentebrief, groot 2V% schelling 's jaars, gaande uit een zeker goed, ten laste van de kerkmeesters te Honswijk, 1435. 1 charter (zie Reg. no. 80). 1446. Pachtcedul van twee hoven, ter somme van VA oud schild 's jaars, ten laste van Aelbert die Keymp, 1435. 1 charter (zie Reg. no. 82), 1447. Acte, waarbij Hubert Janszoon toezegt aan de gasthuismeesters te Culemborg SV% rijnschen gulden te zullen betalen, 1454. 1 charter (zie Reg. no. 113). 1448. Acte, waarbij Luyken Geritszoon aan het gasthuis 28 hollandsche guldens toezegt, uit te betalen na zijn overlijden, 1532. 1 charter (zie Reg. no. 384).
109 5.
Verplichtingen.
1449. Acte, waarbij de gasthuismeesters erkennen van Dirck Janszoon, den mesmaker, en Fye, zijne vrouw, eenige landerijen hebben te ontvangen onder verplichting van steeds eene koe te houden, 1443. 1 charter (zie Reg. no. 97). 1450. Acte, waarbij de magistraat van Culemborg aan Peter Streng vergunt om een schoorsteen te bouwen tegen den gevel van het huis van het gasthuis in de Goilberdingerstraat, 1500. 1 charter (zie Reg. no. 261). 1451. Acte, waarbij de gasthuismeesters op zich nemen eene jaarlijksche rente uit te keeren aan de kinderen van Henrick Thonis Evertszoon, en daarvoor zes morgen land op het Paryservelt verbinden, 1554. 1 charter (zie Reg. no. 555). b.
Poth.
N.B. De Poth is opgericht door Gerard heer van Culemborg op 7 Mei 1455. Zie Reg. no. 115.
1,
Algemeen.
1452. Cartularium van den Armenpot of Heiligen Geest, 1455— 1633. 1 deel (zie Reg. nos. 115, 117, 121, 122, 125, 126, 128, 130, 138, 148, 150, 155, 156, 159, 163, 166, 183, 200, 209, 213, 214, 223, 227, 228, 235—237, 239, 241—243, 245, 246, 250, 252—254, 266, 273, 274, 277, 278, 281, 288, 293— 295, 297—300, 302, 305, 309, 312, 313, 319—321, 323, 324, 327, 330—332, 337—339, 342, 348, 351, 353, 357, 362, 364, 365, 374, 375, 377, 378, 381, 383, 391, 393, 404, 407, 409, 411, 412, 415, 416, 424—427, 435—437, 440, 443, 446, 447, 449, 454, 457—464, 466, 470, 472, 474— 478, 481—483, 488, 492, 502, 504, 507, 511, 513—519, 522, 529—531, 533—535, 537, 539—543, 545, 546, 548—550, 552, 553, 5 5 9 - 5 6 1 , 563-566, 570, 571. 2.
Rekeningen,
1453—1507. Rekeningen van de Pothmeesters, 1566/67—1655/56. N.B. Deze rekeningen, waarvan het boekjaar met Martini (11 November) begint, worden afgelegd door de drie Pothmeesters. De eerstgenoemde, die boekhouder heet, is de eigenlijke rendant, de beide anderen heeten medehulpers. De afhooring geschiedde door het stadsgericht, in bijwezen van den heer of diens afgevaardigde; later treedt de magistraat als afhoorend college op. De acquïten werden geliasseerd en ten stadhuize bewaard. Bijlagen: Inv. nos.
2387—2393. 1453, Rekening van de pothmeesters Jan Deys Geritzoon, Peter Geritzoon Brouwer en Jan Aerdtzoon over het jaar 1566/67, afgehoord 1568 November 26. 1 deel (zie Reg. no. 409).
110 1454. Rekening betreffende de administratie van de pothmeesters Claes Janszoon, Jan Janszoon en Aert van Bueren, ter afhooring aangeboden door de erfgenamen van eerstgenoemde, over het jaar 1589/90, afgehoord 1611 April 15. 1 deel. 1455, 1456. Rekeningen van de pothmeesters Meus Thoeniszoon, Aert van Baden en Jan Janszoon over de jaren 1590/91 en 1591/92. 2 deelen. 1455- 1590/91, afgehoord 1611 April 22. 1456. 1591/92, afgehoord 1611 April 29. 1457, 1458. Rekeningen van de pothmeesters Jan Ghysbertszoon, Jan Janszoon en Cornelis Bartenszoon over de jaren 1594/95 en 1595/96. 2 deelen. 1457. 1594/95, afgehoord 1613 Mei 14. 1458. 1595/96, afgehoord 1613 Mei 19. 1459, 1460. Rekening betreffende de administratie van de pothmeesters Jacob de Groot, Jan Janszoon en Roeloff de Man, ter afhooring aangeboden door de weduwe van eerstgenoemde, over de jaren 1596/97 en 1597/98. 2 deelen. 1459. 1596/97, afgehoord 1614 October 27. 1460. 1597/98, afgehoord 1615 Maart 18. 1461. Rekening van Evert van Doeyenborch van door hem geïnde restanten over de jaren 1575—1598, afgehoord 1611 Januari 26. 1 deel. 1462. Rekening van de pothmeesters Hendrick Gerrytszoon, Jan Janszoon en Roeloff de Man over het jaar 1598/99, afgehoord 1615 December 19. 1 deel. 1463. Rekening van de pothmeesters Hendrick Gerrytszoon. Roelof de Man en Willem Phillipszoon over het jaar 1599/1600, afgehoord 1616 Januari 3. 1 deel. 1464. 1465. Rekening van de pothmeesters Hendrick Gerritszoon en Willem Phillipszoon over het jaar 1600/01, afgehoord 1616 Februari 1. 2 deelen. N.B. In duplo. 1466, 1467. Rekeningen van de pothmeesters Aert Aert Goertszoon, Willem Philipszoon en Jaspar Thomaszoon over de jaren 1601/02 en 1602/03. 2 deelen. 1466. 3601/02, afgehoord 1616 December 30. 1467. 1602/03, afgehoord 1617 Januari 7. 1468, 1469. Rekeningen van de pothmeesters Jaspar Thomaszoon, Aert Goertszoon en Jan Claeszoon over de jaren 1603/04 en 1604/05- 2 deelen. 1468. 1603/04, afgehoord 1617 Mei 9. 1469. 1604/05, afgehoord 1617 Mei 24.
111 1470. Bijlage bij bovengenoemde rekening over 1604/05. 1 stuk. 1471. Rekening van de pothmeesters Dirck Cool Corneliszoon, Jaspar Thomaszoon eri Willem Zurmont over het jaar 1605/06, afgehoord 1617 Juli 21. 1 deel. 1472. Bijlagen bij de rekening over het jaar 1605/06. 1 charter en 1 omslag. N.B. Het charter is een afgeloste rentebrief d.d. 1596, gaande uit land in het gericht van Beusichem, ten laste van Steven Aertszoon.
1473. 1474. Rekeningen betreffende de administratie der pothmeesters Dirck Aertszoon, Dirck Cool en Jan Ghysbertszoon Portengen, ter afhooring aangeboden door de erfgenamen van eerstgenoemde, over de jaren 1606/07 en 1607/08, 2 deelen. 1473. 1606/07, afgehoord 1617 November 27. 1474. 1607/08, afgehoord 1617 December 15. 1475, 1476. Rekeningen van de pothmeesters Jan Ghysbertszoon Portengen, Dirck Cool en Oth Corneliszoon over de jaren 1608/09 en 1609/10. 2 deelen. N.B.
Afgehoord 1618 Januari 28.
1475. 1608/09, 1476. 1609/10. 1477, 1478. Rekeningen van de pothmeesters Jan Ghysbertszoon Portengen, Dirck Cool en Thielman Dircxzoon over de jaren 1610/11 en 1611/12, 2 deelen. N.B.
Afgehoord 1618 April 24. Bijlagen: Inv. no. 2387.
1477. 1610/11. 1478. 1611/12. 1479, 1480. Rekeningen van de pothmeesters Thielcman Dircxzoon, Dirck Cool en Willem Thoeniszoon over de jaren 1612/13 en 1613/14. 2 deelen. 1479. 1612/13, afgehoord 1619 Maart 6. 1480. 1613/14, afgehoord 1619 Maart 10. 1481, 1482. Rekeningen van de pothmeesters Johan van Eek, Thielman Dircxzoon en Willem Thoeniszoon over de jaren 1614/15 en 1615/16. 2 deelen. 1481. 1614/15, afgehoord 1623 Maart 3. 1482. 1615/16, afgehoord 1623 Maart 7. 1483—1485. Rekeningen van de pothmeesters Willem Thoeniszoon, Henrick Cool en Meerten Joosten de Baets over de jaren 1616/17 en 1617/18. 3 deelen. N.B. De rekening over 1616/17 is in duplo. 1483. 1484, 1616/17, afgehoord 1623 Maart 14. 1485. 1617/18, afgehoord 1623 Maart 21.
112 1486. Rekening van de pothmeesters Henrick Cool, Meerten Joosten Hoymaker en Roeloff Claeszoon over het jaar 1618/19, afgehoord 1623 Maart 24. 1 deel. 1487, 1488. Rekeningen van de pothmeesters Jan Berntsen (van Hulst), Roeloff Claeszoon en Roeloff Dircxzoon over de jaren 1622/23 en 1623/24. 2 deelen. N.B. Afschriften. 1487. 1622/23, afgehoord 1627 December 1. 1488. 1623/24, afgehoord 1627 December 3. 1489, 1490. Rekeningen van de pothmeesters Willem Antoniszoon van Ravensway, De Cock en Floris van Esch over de jaren 1633/34 en 1634/35. 2 deelen. N.B. Afgehoord 1640 Maart 4. Afschriften. 1489. 1633/34, 1490. 1634/35. 1491, 1492. Rekeningen betreffende de administratie der pothmeesters Olifier Janszoon, Jacob van Aecken en Cornelis Rijeken, ter afhooring aangeboden door de weduwe van eerstgenoemde, over de jaren 1639/40 en 1640/41. 2 deelen. N.B.
Afgehoord 1649 October 12.
1491. 1639/40. 1492. 1640/41. 1493—1495. Rekeningen van den pothmeester Cornelis Rijeken over de jaren 1641/42 — 1643/44. 3 deelen. 1493. 1641/42, afgehoord 1660 October 18. 1494. 1642/43. afgehoord 1660 October 18. 1495. 1643/44, afgehoord 1660 November 16. 1496—1499. Rekeningen van den pothmeester Pelgrom Aelbertszoon Blanckert over de jaren 1644/45—1647/48. 4 deelen. N.B. Afgehoord 1660 November 16. 1496. 1644/45. 1497. 1645/46. 1498. 1646/47. 1499. 1647/48. 1500, 1501. Rekeningen van den pothmeester Antonis Rijeken over de jaren 1648/49 en 1649/50. 2 deelen. N.B. Afgehoord 1661 Februari 21. 1500. 1648/49. 1501. 1649/50. 1502, 1503. Rekeningen van den pothmeester Wouter van der Vorst over de jaren 1650/51 en 1651/52. 2 deelen. N.B. Afgehoord 1661 Mei 2. 1502. 1650/51. 1503. 1651/52.
113 1504, 1505, Rekeningen van den pothmeester Jan Otten Steenis over de jaren 1652/53 en 1653/54. 2 deelen. N.B.
Afgehoord 1661 Juli 6. Bijlagen: Inv. no. 2392.
1504. 1652/53. 1505. 1653/54. 1506, 1507. Rekeningen van den pothmeester Seger Sluyter over de jaren 1654/55 en 1655/56. 2 deelen, N.B. Afgehoord 1661 Augustus 1. Bijlagen: Inv, no. 2393
1506. 1654/55. 1507. 1655/56. 3. 1508. 1509. 1510.
1511.
1512.
1513.
Eigendomsbewijzen.
Stad Culemborg. Eigendomsbewijs van een huis aan de Achterstraat te Culemborg, afkomstig van Wouter van Dichteren, 1468. 1 charter (zie Reg. no. 131). Verwinbrief van een huis aan de Achterstraat te Culemborg ten behoeve van den Poth, 1475. 1 charter (zie Reg. no. 163). Eigendomsbewijs van een huis aan de Achterstraat te Culemborg naast het convent van St. Mariencroon, voor den Poth, afkomstig van Goirdt Corneliszoon c.s., 1549. Met ouder eigendomsbewijs d.d. 1480, en kwitantie voor den koopprijs d.d. 1481. 3 charters (zie Reg. nos. 183, 200, 519). Eigendomsbewijs van een huis op den Havendijk aan de Nye Achterstrait, afkomstig van Henrick Bartgenszoon en zijne vrouw Willem, 1532. Met acte, waarbij de pothmeester dit huis aan hen verhuurt, 1532, en ouderen brief d.d. 1513. 3 charters (zie Reg. nos. 314, 391. 392). Eigendomsbewijs van een huis in de Molenstraat te Culemborg, voor Jan die Koek, afkomstig van Goesen van der Molen en zijne vrouw Mechtelt, 1498, 1 charter (zie Reg. no. 254). Eigendomsbewijs van een huis in de Nieuwstad in de Prijsse straet te Culemborg, voor Lijssbeth, weduwe van Henrick Janszoon, afkomstig van Dirck Godden, 1498. 1 charter (zie Reg. no. 252). N.B. Dit huis moet later aan den Poth gekomen zijn, want een afschrift van dit charter komt voor in het cartularium dezer instelling.
Graafschap Culemborg. N.B.
1514.
Vgl. ook no. 13726is.
Acte van beleening door Gerard heer tot Culemborg, van Corstyen van Doern, met een akker land aan de Oudae,
114 1455. 1 c h a r t e r (zie R e g . n o . 1 1 7 ) . N.B. Een afschrift van dit charter komt in het cartularium van den Poth voor en daarom is de brief in deze afdeeling geplaatst. Latere leenbrieven zijn niet aangetroffen.
1515. Eigendomsbewijs van een vierdel land onder Lanksmcer, voor den Poth, afkomstig van Engbert Engbertszoon, 1530. 1 charter (zie Reg, no. 378). 1516. Eigendomsbewijs van een boomgaard onder Prijs, voor den Poth, afkomstig van Agnese Eligis Aertszoonsdochter, 1492. 1 charter (zie Reg. no. 228). 1517. Eigendomsbewijs van landerijen op het Vretstroo, voor den Poth, afkomstig van Elisabeth van Culemborg, gravin van Hoogstraten, 1545. 1 charter (zie Reg. no. 483). Beusichem. 1518. Acte van beleening van den Poth door Johan van Pallandt met 10 hont land onder Beusichem, 1508. Met acte, waarbij Elisabeth vrouwe van Culemborg deze beleening goedkeurt, 1508, en latere acten van beleening, 1617 en 1654. 4 charters (zie Reg. nos. 295, 299), 1519. Eigendomsbewijs van een morgen land onder Beusichem, voor den Poth, afkomstig van de O. L. Vrouwe-broederschap, 1519. 1 charter (zie Reg. no. 331). Vianen, 1520. Eigendomsbewijs van vier morgen land in het land van Vianen, voor den Poth, afkomstig van Elisabeth van Culemborg, gravin van Hoogstraten, 1545. 1 charter (zie Reg. no. 482). 4. 1521. 1522.
1523. 1524.
R e n t e b r i e v e n en a n d e r e i n s c h u i d e n . Stad Culemborg* Rentebrief, groot een oud schild 's jaars, voor den Poth, ten laste van de stad Culemborg, 1465- 1 charter (zie Reg. no. 128). Acte betreffende de testamentaire overdracht eener rente van 2Y2 oud schild 's jaars, ten laste van de stad Culemborcj, voor de St. Barbarakerk en den Poth, afkomstig van Dirck die Hueschs Janszoon en Mary, zijne vrouw, 1520. 1 charter (zie Reg. no. 332). Rentebrief, groot 18 guldens 's jaars, gaande uit de stadsaccijnzen te Culemborg, voor den Poth, ten laste van de stad Culemborg, 1601. 1 charter. Rentebrief, groot 62 guldens 10 stuivers, ten laste van de stad Culemborg, 1608. Met acte van consent, verleend door den graaf van Culemborg, 1608, en acten van overdracht
115
1525.
1526+ 1527+ 1528.
1529. 1530. 1531. 1532.
1533.
1534.
1535.
d.d. 1623, 1655 en 1679, bij welke laatste de brief wordt overgedragen aan de armen te Culemborg. 4 charters en 1 stuk (getransfigeerd). Schuldbekentenis, groot 45 carolusguldens, ten laste van het kapittel van St. Barbara, 1543. Met acte aangaande de betaling van een som van 60 carolusguldens door het kapittel aan den Poth, 1543. 2 charters (zie Reg. nos. 450, 451), Rentebrief, groot 4 guldens 's jaars, gaande uit een huis aan de Achterstraat, voor den Poth, ten laste van Anthoenis Cool Meliszoon, 1562. 1 charter. Rentebrief, groot 6 guldens 5 stuivers 's jaars, gaande uit een huis in de Achterstraat, voor den Poth, ten laste van Engbert van Cloppenborch, 1610. 1 charter. Rentebrief, groot een rijnschen gulden 's jaars, gaande uit een huis. aan de Goilberdingerstraat, voor den Poth, ten laste van Steven Kemerlinck Henrixzoon, 1492. 1 charter (zie Reg. no. 235). Rentebrief, groot 9 guldens IVi stuiver 's jaars, gaande uit een huis in de Goilberdingerstraat, voor den Poth, ten laste van Bernt Evertszoon, 1615. 1 charter. Rentebrief, groot 6 guldens 's jaars, gaande uit een huis op den Havendijk, voor den Poth, ten laste van Goirdt Schuldt, 1554. 1 charter (zie Reg. no. 553). Rentebrief, groot 6 guldens 5 stuivers 's jaars, gaande uit een huis op de Markt, voor den Poth, ten laste van Hendrick Scep, 1646. 1 charter. Rentebrief, groot vijf stuivers 's jaars, gaande uit een huis in de Nieuwstad bij de Lanxmerpoort, voor den Poth, ten laste van Johan Hoell en Heylwich, zijne vrouw, 1502. 1 charter (zie Reg. no. 266). Twee rentebrieven, elk groot een mud tarwe 's jaars, gaande uit een huis in de Nieuwstad, voor den Poth, ten laste van Jacob Corneliszoon en Cornelia, zijne vrouw, en van Cornelis Isbrantszoon, kramer, 1541 en 1542. Met rentebrief, groot een mud tarwe 's jaars, gaande'uit een huis in de Santstraet, aan den Poth vermaakt ter vermeerdering van genoemde uitkeering, 1546. 3 charters (zie Reg. nos. 424,447, 504). Rentebrief, groot 6 guldens 's jaars, gaande uit een huis in de Nieuwstad, aan de Zantstraet en de Kerckstraet, voor den Poth, ten laste van Aert Dircxzoon Verlair, 1599. 1 charter. Rentebrief, groot 12 guldens 10 stuivers 's jaars, gaande uit een huis in de Nieuwstad aan de Sandtstraet, voor den Poth, ten laste van Willem Janszoon Smith, 1609. 1 charter.
116 1536. Rentebrief, groot 6 guldens 5 stuivers 's jaars, gaande uit huizen aan de Santstraet, voor den Poth, ten* laste van Willem Janszoon, den oude, 1627. 1 charter. 1537. Rentebrief, groot 9 guldens 7H stuiver 's jaars, gaande uit een huis aan de Tollestraet, voor den Poth, ten laste van Arien Janszoon, schoenmaker, 1615. 1 charter. 1538* Schuldbekentenis, groot 32 rijnsche guldens, te verrenten met 2 guldens 's jaars, gaande uit een huis aan dei Vorderstrait, voor het gasthuis en den Poth, ten laste van Janna, weduwe van Jan van Cronenborch, 1505. 1 charter (zie Reg. no. 281). 1539. Rentebrief, groot 6 guldens 5 stuivers 's jaars, gaande uit drie hont land aan den Cingel te Culemborg, voor den Poth, ten laste van Grietgen, weduwe van Gerrit Claeszoon c.s., 1638. 1 charter. 1540. Acte, waarbij de executeurs-testamentair van |Mr. Johan Hackert, priester en vicaris in de St. Barbarakerk te Culemborg, aan den Poth drie brieven overdragen betreffende het lezen van missen en eene rente van 18 stuivers 's jaars, ten laste van het convent van Jeruzalem in de Nieuwstad, 1545. 1 charter (zie Reg. no. 488). 1541. Rentebrief, groot 15 stuivers 's jaars, voor den Poth, ten laste van Claes Gudden Diericxzoon, gaande uit een huis in de Prijssche straat, 1552. 1 charter (zie Reg. no. 543). Graafschap Culemborg. 1542. Rentebrief, groot 30 guldens 6 stuivers 's jaars, voor den Poth, ten laste van het Gemeene land van Culemborg, 1600. 1 charter. 1543. Rentebrief, groot een oud schild 's jaars, gaande uit een hofstede aan den Diefdijk, half voor de kerk en de pastorie te Zijderveld en half voor den Poth te Culemborg, ten laste van heer Gerit van Assch, priester, 1460. 1 charter (zie Reg. no. 121). 1544. Reritebrief, groot een oud schild 's jaars, gaande uit twee hofsteden aan den Dief dijk, voor Melis Gosenszoon, ten laste van Dirc Jans Brunenzoon, 1460. Met acte d.d. 1473, waarbij Melis Gosenszoon dezen brief overdraagt aan de pothmeesters. 2 charters (zie Reg. nos. 122, 149). 1545- Acte, waarbij Hans van Groll aan den Poth te Culemborg op het door hem bewoonde huis te Everdingen 16 oude schilden toezegt voor de betaling van een uit dat huis gaande rente, 1531. 1 charter (zie Reg. no. 381). 1546. Rentebrief, groot een oud schild 's jaars, gaande uit landerijen onder Goilberdingen, voor den Poth, ten laste van Mar-
117
1547.
1548.
1549.
1550.
1551.
1552.
1553.
1554.
griet, weduwe van Joest Hermanszoon, 1508. 1 charter {zie Reg. no. 294). Rentebrief, groot 3 carolusguldens 's jaars, gaande uit drie morgen land onder Goilberdingen, voor den Poth, ten laste van Sophya, weduwe van Mr. Tyman Gosenssoon, 1566. 1 charter. Rentebrief, groot 12 carolusguldens 's jaars, gaande uit drie morgen land onder Honswijk, voor den Poth, ten laste van jan Janszoon, 1566. 1 charter. Rentebrief, groot 6 carolusguldens 's jaars, gaande uit vier morgen land onder Lanksmeer, voor Aert Hermanszoon de Keyser, ten laste van den Poth, 1566. Met extract uit het testament van Aert Hermanszoon de Keyser d.d. 1574, waarbij deze rente aan den Poth wordt vermaakt. 1 charter en 1 stuk (aan elkander gehecht). Erfpachtsbrief, groot 2Vi oud schild 's jaars, gaande uit een boomgaard onder Prijs, voor Eligis Aertszoon, koopman, ten laste van Yelis van Aken, 1493. Met acte, waarbij Eligis voornoemd en zijne dochters deze erfpacht schenken aan het gasthuis en den Poth te Culemborg, 1496. 2 charters (zie Reg. nos. 236, 246). Rentebrief, groot 18 guldens 5 stuivers 's jaars, gaande uit vier morgen land onder Prijs, voor den Poth, ten laste van George Ernst Wagenaer, 1650. 1 charter. Rentebrief, groot 25 guldens, gaande uit een boomgaard en land onder Redichem, voor den Poth, ten laste van Angneta Willems, weduwe van Cornelis Antoeniszoon, 1618. 1 charter. Rentebrief, groot 23 guldens 15 stuivers 's jaars, gaande uit een boomgaard te Redichem, voor den Poth, ten laste van Roeloff Dircxzoon, 1623. 1 charter. Rentebrief, groot 15 guldens 's jaars, gaande uit een boomgaard aan de Weytstege, voor den Poth, ten laste van Roeloff Dircxzoon, 1624. 1 charter. Beusichem.
1555. Acte van huur van een stuk land, gelegen onder Beusichem, toebehoorend aan de O.L. Vrouwe-broederschap te Culemborg, voor den Poth, 1508. Met oudere acten aangaande de verhuring d.d. 1497 en 1498. 3 charters (zie Reg. nos. 250, 253, 297). 1556. Testament van Grietken Geryt Meliszoonsdochter, waarbij o.a. vermaakt wordt eene rente van 10 schepel tarwe 's jaars, gaande uit twee morgen land onder Beusichem, ten behoeve van den Poth, 1550. 1 charter (zie Reg. no. 522).
118
Abdij Marienweerd. 1557* Acte betreffende de schenking eener rente van 106 carolusguldens 's jaars ten laste van de abdij van Marienweerd, door Elisabeth van Culemborg aan den Poth, 1543. Met een afschrift van den rentebrief, 1543. 1 charter en 1 stuk (zie Reg. nos. 449, 454). Niet nader bepaald. 1558. Schuldbekentenis, groot 163 guldens, rentende 5% per jaar, voor den Poth, ten laste van Arien Verwey, 1698. 1 charter. 5* V e r p l i c h t i n g e n . 1559. Acte, waarbij de elect van Utrecht den poth meesters toestemming verleent een door de kerkfabriek verschuldigde uitkeering van 27 rijnsche guldens 's jaars gedurende vijf jaren aan deze af te staan, 1528. 1 charter (zie Reg. no. 367). 1560. Acte van stichting eener studiebeurs in Standoncx pedagogie aan de Universiteit te Leuven door Elisabeth van Culemborg, 1544. Met acte, waarbij het bestuur dezer instelling een hiervoor bestemde rente aanvaardt, en acte, waarbij de kerkmeesters van St, Barbara een rente uit het overschot der voor de beurs bestemde gelden aanvaarden, 1545. 3 charters (zie Reg. nos. 471, 472, 485, 493). 1561. Stukken betreffende de stichting en verdere lotgevallen van twee beurzen, gesticht door de executeurs-testamentair van Elisabeth van Culemborg in het Willebrorduscollege te Utrecht, ten behoeve van Culemborgsche jongens, 1570— 1704. 1 omslag. c. Gecombineerde administratie van beide stichtingen. 1. R e k e n i n g e n . 1562—• 1628. Rekeningen van de rentmeesters van St. Petersgasthuis en Poth, 1656/57—1816, N.B. De rentmeesters werden aangesteld door den magistraat. De rekeningen werden afgehoord door den magistraat, ten deele in bijwezen van den drost of van gecommitteerde grafelijke raden, later door het stadsbestuur. Het boekjaar begint met Martini (11 November), maar valt van 1807 af met het kalenderjaar samen. Eenige voor den Graaf bestemde afschriften zijn in de serie gelaten. Bijlagen: Inv. nos. 2394—2440.
1562—1571. Rekeningen van den rentmeester Laurens Pieterszoon Witt over de jaren 1656/57—1665/66. 10 deelen. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2394. 1562. 1656/57, afgehoord 1661 September 5. 1563. 1657/58, afgehoord 1663 October 14.
119 1564. 1565. 1566. 1567. 1568. 1569. 1570. 1571.
1658/59, 1659/60, 1660/61, 1661/62, 1662/63, 1663/64, 1664/65, 1665/66,
afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord
1663 1663 1663 1663 1664 1669 1669 1669
October 14. October 19. October 20. October 20. November 7. Februari 27, Februari 27. Februari 27.
1572 — 1577. Rekeningen van den rentmeester Johan Stenis over de jaren 1666/67—1671/72. 6 deelen. 1572. 1666/67, afgehoord 1669 April 2. 1573. 1667/68, afgehoord 1669 November 17. 1574. 1668/69, afgehoord 1670 December 21. 1575. 1669/70, afgehoord 1672 Januari 13. 1576. 1670/71, afgehoord 1675 Juni 30. 1577. 1671/72, afgehoord 1676 Januari 12. 1578— 1586. Rekeningen van den rentmeester Johan van der Pijll over de jaren 1672/73—1679/80. 9 deelen.. N.B. De rekening over 1678/79 is tevens in afschrift aanwezig, doch aan het oorspronkelijk exemplaar ontbreekt de afhooring.
1578. 1579. 1580. 1581. 1582. 1583. 1584. 1586.
1672/73, afgehoord 1679 1673/74, afgehoord 1679 1674/75, afgehoord 1679 1675/76, afgehoord 1681 1676/77, afgehoord 1681 1677/78, afgehoord 1683 1585. 1678/79, afgehoord 1679/80, afgehoord 1684
Mei 30, Mei 28. Juli 12. Juli 22. Juli 23. Juli 14, 1683 Juli 18. December 12.
1587—1591. Rekeningen van den rentmeester Antony Vereest over de jaren 1680/81 — 1684/85. 5 deelen. N.B. Bijlagen; Inv. no. 2395.
1587. 1680/81, afgehoord 1685 Januari 25. 1588. 1681/82, afgehoord 1685 Januari 26. 1589. 1682/83, afgehoord 1687 Februari 24, 1590. 1683/84, afgehoord 1687 Maart 9. 1591. 1684/85, afgehoord 1687 Juli 25. 1592—1595. Rekeningen van den rentmeester Aert van Beusichem over de jaren 1685/86—1688/89. 4 deelen. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2396.
1592. 1593. 1594. 1595.
1685/86, 1686/87, 1687/88, 1688/89,
afgehoord afgehoord afgehoord afgehoord
1690 1690 1690 1695
December 4. December 11. December 17. Maart 2.
1596. Bijlagen bij de rekening over het jaar 1687/88. 2 charters.
120
1597.
Rekeningen, 1689/90—1698/99. 1 band.
N.B. Deze band bevat rekeningen van den rentmeester Aert van Beusichem. Bijlagen: Inv. no. 2397. a. 1689/90, afgehoord 1696 Maart 28. b. 1690/91, afgehoord 1696 Maart 30. c. 1691/92. afgehoord 1696 Maart 31. d. 1692/93. afgehoord 1696 October 31. e. 1693/94, afgehoord 1696 November 4. f. 1694/95, afgehoord 1698 Augustus 6. g. 1695/96, afgehoord 1698 Augustus 8. h. 1696/97, afgehoord 1698 October 5. i. 1697/98. afgehoord 1700 Februari 12. j . 1698/99, afgehoord 1700 September 26.
1598. Rekeningen, 1699/1700—1708/09. 1 band. N.B. Deze band bevat: a.—h. Rekeningen van den rentmeester Aert van Reusichem, 1699/1700—1706/07. (Bijlagen: Inv. nos. 2398—2400]. a. 1699/1700, afgehoord 1701 Augustus 13. b. 1700/01, afgehoord 1702 Mei 29. c. 1701/02. afgehoord 1703 Januari 22. d. 1702/03, afgehoord 1704 Juni 3. e. nO^/04, afgehoord 1705 Maart 27. f. 1704/05, afgehoord 1706 Februari 6. g. 1705/06, afgehoord 1707 Februari 3. h. 1706/07, afgehoord 1708 Februari 29, i. Rekening betreffende de administratie van den rentmeester Aert van Beusichem. ter afhooring aangeboden door zijne weduwe, over het jaar 1707/08. afgehoord 1709 Mei 8, nader afgehoord 1709 Mei 24. j . Rekening van den rentmeester Johannes Hammius over het jaar 1708/09, afgehoord 1710 Mei 8.
1599. Rekeningen, 1709/10—1718/19. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den rentmeester Johannes Hammius- (Bijlagen: Inv. nos. 2401—2407). a. 1709/10, afgehoord 1711 April 25. b. 1710/11, afgehoord 1712 Mei 13. c. 1711/12. afgehoord 1713 Mei 29. d. 1712/13, afgehoord 1714 April 14. e. 1713/14. afgehoord 1715 April 29. f. 1714/15, afgehoord 1716 April 23, g. 1715/16. afgehoord 1717 April 29, h. 1716/17, afgehoord 1718 Mei 5. i. 1717/18, afgehoord 1719 Mei 17. j. 1718/19, afgehoord 1720 Mei 29.
1600. Rekeningen, 1719/20-1728/29. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den rentmeester Johannes Hammius. (Bijlagen: Inv. nos. 2408, 2409). a. 1719/20. afgehoord 1721 Juli 12. b. 1720/21, afgehoord 1722 Juli 2. c. 1721/22, afgehoord 1723 Mei 19. d. 1722/23, afgehoord 1724 Juli 12. e. 1723/24. afgehoord 1725 Mei 30. f. 1724/25, afgehoord 1726 Mei 29. g. 1725/26, afgehoord 1727 Mei 28. h. 1726/27, afgehoord 1728 Mei 14. i. 1727/28, afgehoord 1729 April 29. j. 1728/29, afgehoord 1730 Maart 16.
121 1601.
Rekeningen, 1729/30—1738/39. 1 band.
N.B. Deze band bevat rekeningen van den rentmeester Johanncs Hammuis. (Bijlagen: Inv. nos. 2410-—2412). a. 1729/30, afgehoord 1731 April 4. b. 1730/31. afgehoord 1732 Maart 12. c. 1731/32. afgehoord 17.33 Maart 6. d. 1732/33. afgehoord 1734 februari 20. e. 1733/34, afgehoord 1735 Maart 30. f. 1734/35, afgehoord 1736 April 25. g. 1735/36. afgehoord 1737 Februari 27. h. 1736/37, atgchoord 1738 April 2. i. 1737/38, afgehoord 1739 Mei 9. j. 1738/39, afgehoord 1740 April 8,
1602. Rekeningen, 1739/40—1748/49. 1 band, N,B. Deze band bevat rekeningen van den rentmeester Johannes Ilammius. (Bijlagen: Inv. nos. 2413—-2416), a. 1739/40, afgehoord 1741 April 26. b. 1740/41, afgehoord 1742 April 19. c. 1741/42, afyehoord 1743 Februari 21. d. 1742/43, afgehoord 1744 Mei .30. e. 1743/44, afgehoord 1745 Juni 21. f. 1744/45. afgehoord 1746 Maart 5. g. 1745/46, afgehoord 1747 Mei 31. h. 1746/47, afgehoord 1748 Mei 29, i. 1747/48. afgehuord 1749 Maart 27. j. 1748/49, afgehoord 1750 Juli 15.
1603.
Rekeningen, 1749/50—1758/59. 1 band. N.B. Deze band bevat: a—h. Rekeningen van den rentmeester Johannes Hammius, 1749/50-1756/57. (Bijlagen: Inv, nos. 2417-2421). a. 1749/50, afgehoord 1751 Juni 28. b. 1750/51, afgehoord 1752 Februari 5. c. 1751/52, afgehoord 1753 Mei 4. d. 1752/53, afgehoord 1754 Juni 13. e. 1753/54, afgehoord 1755 Juni 12. f. 1754/55, afgehoord 1756 Juni 24. g. 1755/56, afgehoord 1757 Juni 10. h. 1756/57. afgehoord 1758 Juni 9. i—j. Rekeningen van den rentmeester Hendrick van Heyst, 1757/58 en 1758/59. (Bijlagen: Inv. nos. 2422, 2423). i. 1757/58, afgehoord 1759 Juni 14. j. 1758/59. afgehoord 1760 Mei 28.
Ï604. Rekening van den rentmeester Hendrick van Heyst over 'net jaar 1758/59, afgehoord 1760 Mei 28 (afschrift). 1 deel. 1605. Rekeningen, 1759/60—1768/69. 1 band. N.B. Deze band bevat: a. Rekening betreffende de administratie van den rentmeester Hendrick van Heyst, ter afhooring aangeboden door zijne weduwe, over het jaar 1759/60, afgehoord 1761 Juni 12. {Bijlagen: Inv. no. 2424). b—j. Rekeningen van den rentmeester Johan Meyer, 1760/61— 1768/69. b. 1760/61, afgehoord 1762 Juni 10. c. 1761/62, afgehoord 1763 Juni 17. d. 1762/63, afgehoord 1764 Juni 15.
122 e. 1763/64. afgehoord 1765 Juni 13. f. 1764/65, afgehoord 1766 December 17. g. 1765/66, afgehoord 1767 Juni 4. h. 1766/67, afgehoord 1768 Maart 5. i. 1767/68, afgehoord 1769 Mei 25. j. 1768/69, afgehoord 1770 Juni 9.
1606. Rekeningen, 1769/70—1778/79. 1 band. N.B. Deze band bevat: a. Rekening van den rentmeester Johannes Meyer over het jaar 1769/70, afgehoord 1771 Mei 15. N.B. Zie ook Inv. no. 1607. b—g. Rekeningen van den rentmeester Thomas van Duuren, 1770/71^1775/76. b. 1770/71, afgehoord 1772 Mei 29. c. 1771/72, afgehoord 1773 Juni 17. d. 1772/73, afgehoord 1774 Mei 27. e. 1773/74, afgehoord 1775 Juni 8. f. 1774/75, afgehoord 1776 Mei 30. g. 1775/76, afgehoord 1777 Mei 15. h. Rekening van den proVisioneelen rentmeester Johan Phiïip de Vos over het jaar 1776/77, afgehoord 1778 Mei 29. i.—j. Rekeningen van den rentmeester Coenraad Michiel Wijnen over de jaren U77/7& en 1778/79. i. 1777/78. afgehoord 1779 Mei 12. j. 1778/79, afgehoord 1780 Mei 25.
1607. Rekening van den gasthuisrentmeester Johannes Meyer van 75 guldens, door den magistraat op den lOen januari 1770 verstrekt voor een extra-uitkeering in het gasthuis, afgehoord 1770 Februari 1. 1 stuk. 1608. Bijlagen bij bovengenoemde rekening van Johannes Meyer. 1 lias. 1609. Rekeningen, 1779/80—1788/89. 1 band. N.B. Deze band bevat rekeningen van den rentmeester Coenraad Michiel Wijnen. a. 1779/80, afgehoord 1781 Tuni 1. b. 1780/81, afgehoord 1782 Mei 24. • c. 1781/82, afgehoord 17S3 Mei 22. d. 1782/83, afgehoord 1784 Juni 24. e. 17S3/84, afgehoord 1785 Mei 19. f. 1784/85, afgehoord 1786 Tuni 22. g. 1785/86, afgehoord 1787 Mei 31. h. 1786/87, afgehoord 1788 Mei 15. i. 1787/88, afgehoord 1789 Mei 28. ]. 1788/89. afgehoord 1790 Mei 21.
1610. Rekeningen, 1789/90—1798/99. 1 band. N.B. Deze band bevat: a — f. Rekeningen van den 1789/90-1794/95. a. 1789/90, afgehoord b. 1790/9 ï, afgehoord c. 1791/92, afgehoord d. 1792/93, afgehoord e. 1793/94, afgehoord f. 1794/95, afgehoord
rentmeester Coenraad Michiel Wijnen, 1791 Juni 3. 1792 Mei 31. 1793 Juni 20. 1794 Juni 5. 1796 Augustus 30. 1796 September 2.
123 g—j, Rekeningen van den rentmeester Gasper van Ravesway, 1795/96-1798/99. g. 1795/96, afgehoord 1797 November 16. h. 1796/97, afgehoord 1798 October 17. i. 1797/98, afgehoord 1800 Februari 13. j. 1798/99, afgehoord 1800 December 11.
1611—1620. Rekeningen van den rentmeester Gasper van Ravesway over de jaren 1799/1800—1809. 10 deelen. N.B. Te beginnen met 1807 vallen boekjaar en kalenderjaar samen. Bijlagen: Inv. nos. 2425—2433. 1611. 1799/1800, afgehoord 1802 Maart 6. 1612. 1800/01, afgehoord 1802 November 4. * 1613. 1801/02, afgehoord 1804 Augustus 2. 1614. 1802/03, afgehoord 1805 December 18. 1615. 1803/04, afgehoord 1806 Augustus 9. 1616. 1804/05, afgehoord 1807 Augustus 27. 1617. 1805 November 11—1806 December 31, afgehoord 1808 April 13. 1618. 1807, afgehoord 1809 December 15. 1619. 1808, afgehoord 1809 December 15. 1620. 1809, afgehoord 1810 December 7. 1621 — 1627. Rekeningen van den rentmeester Jozua Jacobus Dusseau over de jaren 1810—1816. 7 deelen. N.B. Bijlagen; Inv. nos. 2434—2440. 1621. 1810, afgehoord 1815 Juli I. 1622. 1811, afgehoord 1815 September 28. 1623. 1812, afgehoord 1815 October 20. 1624. 1813, afgehoord 1816 Juni 10. 1625. 1814, afgehoord 1817 Januari 15. 1626. 1815, afgehoord 1817 Maart 7. 1627. 1816, afgehoord 1817 September 10. 1628. Dit nummer is vervallen. 2* A f g e l o s t e s c h u l d b e k e n t e n i s . 1629. Schuldbekentenis, qroot 2000 guldens, rentende 6)4 % P e r jaar, onder verband van twee akkers bouwland onder Goilberdingen, voor Dirck van Eek, ten laste van den Poth en het gasthuis, 1676. 1 charter. N.B. Vermoedelijk afgelost.
II. ST. ELISABETHSGASTHUIS OF OUDE MANNENEN VROUWENHUIS. N.B. Dit gasthuis werd in 1534 gesticht door Anthony van Lalaing en Elsabeth van Culemborg. Voet, blz. 496 vlgg.
a. Het gasthuis in het algemeen. 1630. Vidimus van de acte van stichting in 1532 van het St. Elisabethsgasthuis aan den Havendijk, 1533. 1 charter (zie Reg. nos. 388, 395).
124 1631. Acte, waarbij Anthony van Lalaing en Elisabeth van Culemborg aan het St. Elisabethsgasthuis 12 huisjes op den Havendijk schenken, 1534. Met een vidimus van deze acte, 1534. 2 charters (zie Reg. nos. 401, 403). b.
Financieel beheer.
1. A l g e m e e n . N.B. Vgl, ook Inv. no. 1265. 1632. Cartularium van het St. Elizabethsgasthuis, 1532-1646. 1 deel (zie Reg. nos. 169, 386—390, 401, 402, 405, 406, 408, 409, 418, 422, 432, 442, 444, 448, 465, 468, 473, *479, 486, 487, 489—491, 494, 495, 497—501, 503, 505, 506, 508, 521, 524, 525, 532, 536, 544, 547, 551, 554, 556, 558, 562, 569. 572). 1633. ,,Manuael". Register van ontvangsten van den huismeester Otto Sluysken over het jaar 1639/40, en opteekening van de uitkeeringen, welke de huismeester jaarlijks heeft te doen. 1 katern. N.B. De lijst van uitkeeringen is in 16S1 met verschillende aanvullingen door den magistraat vastgesteld.
2.
Rekeningen.
1634—1740. Rekeningen van de huismeesters (na 1656 rentmeesters), 1564/65—1816. N.B. Het boekjaar begint met Martini (11 November), en valt van 1807 af met het kalenderjaar samen. De afhooring geschiedde volgens den stichtingsbrief door het stadsgericht in bijwezen van den drost, later door den magistraat al of niet in bijwezen van gecommitteerde raden. De acquiten werden geliasseerd en ten stadhuize bewaard. Bijlagen: Inv. nos. 2441—2464.
1634, 1635. Rekeningen van den huismeester Mr. Adriaen van tAudehoff over de jaren 1564/65 en 1565/66. 2 katerns. N.B. 2e en 3e rekening.
1634. 1564/65, afgehoord 1566 Maart 11. 1635. 1565/66, afgehoord 1568 November 15. 1636—1638. Rekeningen van den huismeester Andries Croll over de jaren 1566/67—1568/69. 3 katerns. 1636. 1566/67, afgehoord 1571 December 22. 1637. 1567/68, afgehoord 1575 November 15. 1638. 1568/69, afgehoord 1579 Februari 7. 1639, 1640. Rekeningen van den huismeester Cornelis Cool over de, jaren 1569/70 en 1570/71. 2 katerns. 1639. 1569/70, afgehoord 1579 Februari 9. 1640. 1570/71, afgehoord 1579 Februari 10. 1641—1646. Rekeningen van den huismeester Gerryt Joosten over de jaren 1571/72—1576/77. 11 katerns. N-B. De rekeningen zijn alle in duplo met uitzondering van die over het jaar 1574/75.
125 1641. 1571/72, afgehoord 1579 November 27. 1642. 1572/73, afgehoord 1581 Maart 16. 1643. 1573/74, afgehoord 1581 Maart 17. 1644. 1574/75, afgehoord 1581 October 14. 1645. 1575/76, afgehoord 1581 November 17. 1646. 1576/77, afgehoord 1586 April 7. 1647, Bijlagen bij bovengenoemde rekening over het jaar 1576/77. 1 omslag. 1648—1649. Rekeningen van den huismeester Henrick Otten over de jaren 1577/78 en 1578/79. 2 katerns. 1648. 1577/78, afgehoord 1585 Januari 25. 1649. 1578/79, afgehoord 1585 Februari 3. 1650. Rekening van den huismeester Cornelis Dircxzoon Spronck over het jaar 1579/80, afgehoord 1586 April 7. 1 katern. 1651, 1652. Rekeningen van den huismeester Jan Thoeniszoon de Weerdt over de jaren 1580/81 en 1581/82. 2 katerns. N.B. Afgehoord 1586 Augustus 20. 1651. 1580/81. 1652. 1581/82. 1653, 1654. Rekeningen van den huismeester Peter Roeck over de jaren 1582/83 en 1583/84. 2 katerns. N.B. Afgehoord 1588 Mei 13. 1653. 1582/83. 1654. 1583/84. 1655. Rekeningen betreffende de administratie van den huismeester Peter Roeck, . ter afhooring aangeboden door zijne weduwe, over het jaar 1584/85, afgehoord 1598 September 27. 1 katern. 1656. Rekening betreffende de administratie van den huismeester Baers Janszoon, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over het jaar 1585/86, afgehoord 1599 Februari 21.1 katern. 1657. 1658. Rekeningen van den huismeester Roelof Jans over de jaren 1586/87 en 1587/88. 2 katerns. 1657. 1586/87, afgehoord 1597 Januari 31. 1658. 1587/88, afgehoord 1599 Februari 26. 1659. Rekening betreffende de administratie van den huismeester Beernt Janszoon van Ottensteyn, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over het jaar 1588/89, afgehoord 1600 Mei 2. 1 katern. 1660. Rekening betreffende de administratie van den huismeester Jacob Gerrytszoon, ter afhooring aangeboden door
126 zijn erfgenamen, over het jaar 1609/10, afgehoord 1627 Juli 30. 1 katern. 1661, 1662. Rekeningen betreffende de administratie van den huismeester Goverdt de Man, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1610/11 en 1611/12. 2 katerns. N.B. Afgehoord 1630 November 26. 1661. 1610/11. 1662. 1611/12. 1663--1665. Rekeningen van den huismeester Herbert van Buitendijck over de jaren 1612/13—1614/15. 3 katerns. 1663. 1612/13, afgehoord 1631 Januari 7. 1664. 1613/14, afgehoord 1631 Januari 7. 1665. 1614/15, afgehoord 1631 Februari 10. 1666, 1667. Rekeningen betreffende de administratie van den huismeester Jan Gerrytszoon, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1615/16 en 1616/17. 2 katerns. N.B.
Afgehoord 1631 December 2.
1666. 1615/16. 1667. 1616/17. 1668. Rekening van Maria Peters, weduwe van Hendrick Kreyvenger, betreffende de administratie van haren man als huismeester over het jaar 1617/18, afgehoord 1632 Januari 24. 1 katern. 1669, 1670. Rekeningen van den huismeester Anthonis Hendricx over de jaren 1618/19 en 1619/20. 2 katerns. 1669. 1618/19, afgehoord 1632 April 23. 1670. 1619/20, afgehoord 1632 Juni 13. 1671 — 1673. Rekeningen van den huismeester Jacob de Vaell over de jaren 1620/21—1622/23. 3 katerns. 1671. 1620/21, afgehoord 1632 Juli 3. 1672. 1621/22, afgehoord 1632 Juli 4. 1673. 1622/23, afgehoord 1632 Juli 6. 1674, 1675. Rekeningen betreffende de administratie van den huismeester Jan Berntszoon Brekevelt, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1623/24 en 1624/25. 2 katerns. 1674. 1623/24, afgehoord 1633 September 2. 1675. 1624/25, afgehoord 1633 September 2, nader afgehoord 1650 Juni 9. 1676, 1677. Rekeningen van den huismeester Thonis Janszoon Creemer over de jaren 1625/26 en 1626/27. 2 katerns. N.B. Afgehoord 1633 December 14. 1676. 1625/26. 1677. 1626/27.
127 1678, 1679. Rekeningen van den huismeester Aernt van Hattem over de jaren 1627/28 en 1628/29. 2 katerns. 1678. 1627/28, afgehoord 1634 December 5. 1679. 1628/29, afgehoord 1634 December 6. 1680, 1681. Rekeningen van den huismeester Otto Sluysken over de jaren 1639/40 en 1640/41. 2 katerns. N.B.
Afgehoord 1650 October 18,
1680. 1639/40. 1681. 1640/41. 1682, 1683. Rekeningen van den huismeester Jan de Weerdt over de jaren 1641/42 en 1642/43. 2 katerns. N.B.
Afgehoord
1659 October
19. Bijlagen: Inv. no. 2441.
1682. 1641/42. 1683. 1642/43. 1684, 1685. Rekeningen betreffende de administratie van den huismeester Jan de Weerdt, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, over de jaren 1643/44 en 1644/45. 2 katerns. N.B. Afgehoord 1659 October 29, Bijlagen: Inv. no. 2441. 1684. 1643/44. 1685. 1644/45. 1686. Rekening van den huismeester Albert Ghysbertszoon van Buytendijck over het jaar 1645/46, afgehoord 1660 Juni 20. 1 katern. 1687. Rekening van den huismeester Huybert Aertszoon van Baden over het jaar 1646/47, afgehoord 1661 September 19. 1 katern. 1688. Rekening van den huismeester Cornelis Rijeken over het jaar 1647/48, afgehoord 1661 September 28. 1 katern. 1689. Rekening van den huismeester Willem Floriszoon over het jaar 1648/49, afgehoord 1661 October 28. 1 katern. 1690. 1691. Rekeningen van huismeesters. 1649/50 — 1655/ 56, en van rentmeesters, 1658/59—1668/69. 2 banden. 1690. Rekeningen, 1649/50—1658/59. N.B. Deze band bevat: a. Rekening van den huismeester Willem Floriszoon over het jaar 1649/5(3, afgehoord 1661 October 28. b, c. Rekeningen van den huismeester Jan Otten van Accoy over de jaren 1650/51 en 1651/52. b. 1650/51. N.B. Incompleet. c. 1651/52, afgehoord 1661 November 2. d. Rekening van den huismeester Floris Huybertszoon van Gellicum over het jaar 1652/53, afgehoord 1661 November 30. e. Rekening van den huismeester Gerrit Gerritszoon Bontert over het jaar 1654/55, afgehoord 1662 Januari 22. f. Rekening van den huismeester Jan Thoniszoon Bontenborgh over het jaar 1655/56, afgehoord 1662 Januari 22.
128 g—i. Rekeningen van den rentmeester Laurents Pieterszoon Witt over de jaren 1656/57—1658/59. N.B. Af gehoord 1663 October 21. g. 1656/57. h. 1657/58. I. 1658/59.
1691-
Rekeningen, 1659/60—1668/69.
N.B. Deze band bevat: a—g. Rekeningen van den rentmeester Laurents Pieterszoon Witt over de jaren 1659/60—1665/66. a. 1659/60, afgehoord 1663 October 24. b. 1660/61, afgehoord 1663 October 24. c. 1661/62, afgehoord 1669 Februari 26. d. 1662/63, afgehoord 1669 Februari 26. • e. 1663/64, afgehoord 1669 Februari 26. f. 1664/65, afgehoord 1669 Februari 26. g. 1665/66. afgehoord 1669 Februari 26. h—j. Rekeningen van den rentmeester Johan Stenis over de jaren 1666/67-1668/69. h. 1666/67, afgehoord 1669 April 2. i. 1667/68, afgehoord 1669 November 17. j . 1668/69, afgehoord 1670 December 21.
1692—1695. Rekeningen van den rentmeester Johan Stenis over de jaren 1669/70—1671/72. 4 katerns. N.B.
De rekening over 1671/72 is in duplo.
1692, 1669/70, afgehoord 1672 Januari 13. 1693, 1670/71, afgehoord 1675 Juni 30. 1694, 1695. 1671/72, afgehoord 1676 Januari 12. 1696. Rekening betreffende de administratie van commissarissen uit den magistraat over het jaar 1672/73, afgehoord 1679 Mei 31. 1 katern. N.B. Uit de apostille op de rekening over 1673/74, waarin den rentmeester Van der Pijll werd gelast de rekening over 1672/73 op te stellen, blijkt, dat deze commissarissen optraden wegens de invasie der Franschen en het vaceeren van het rentmeestersambt.
1697—1703. Rekeningen van den rentmeester Johan van der Pijll over de jaren 1673/74 — 1679/80. 7 deelen, 1697. 1673/74, afgehoord 1678 Augustus 10. 1698. 1674/75, afgehoord 1679 Juli 14. 1699. 1675/76, afgehoord 1681 Juli 23. 1700. 1676/77, afgehoord 1681 Juli 23. 1701. 1677/78, afgehoord 1683 Juli 14. 1702. 1678/79, afgehoord 1683 Juli 18. 1703. 1679/80, afgehoord 1684 December 12. 1704— 1709. Rekeningen van den rentmeester Antony Vereest over de jaren 1680/81 — 1684/85. 6 katerns. N.B. De rekening over 1680/81 is in duplo, maar een exemplaar is incompleet.
1704. 1705. 1680/81, afgehoord 1685 Januari 24. 1706. 1681/82, afgehoord 1685 Januari 31, 1707. 1682/83, afgehoord 1687 Februari 24.
129 1708. 1683/84, afgehoord 1687 Maart 9. 1709. 1684/85, afgehoord 1687 Juli 25. 1710—1712* Rekeningen van den rentmeester Aert van Beusichem over de jaren 1685/86—1687/88. 3 katerns. 1710. 1685/86, afgehoord 1690 December 4. 1711. 1686/87, afgehoord 1690 December 11, 1712. 1687/88. N.B. Deze rekening is incompleet, waardoor de afhooring ontbreekt.
1713—1718. Rekeningen van rentmeesters over de jaren 1689/90-1758/59. 6 banden. 1713. Rekeningen, 1689/90—1698/99. N.B. Deze band bevat rekeningen van den rentmeester Aart van Beusighem: a. 1689/90, afgehoord 1696 Maart 28. b. 1690/91, afgehoord 1696 Maart 30. c. 1691/92, afgehoord 1696 Maart 31. d. 1692/93, afgehoord 1696 October 31. e. 1693/94, afgehoord 1696 November 4. f. 1694/95, afgehoord 1697 Januari 14. g. 1695/96, afgehoord 1698 Augustus 8. h. 1696/97, afgehoord 1698 October 3. i. 1697/98, afgehoord 1700 Februari 12. j. 1698/99, afgehoord 1700 September 26.
1714. Rekeningen, 1699/1700—1708/09. N.B. Deze band bevat: a—-h. Rekeningen van den rentmeester Aart van Beusichem over de jaren 1699/1700—1706/07. (Bijlagen: Inv. nos. 2444, 2445). a. 1699/1700, afgehoord 1701 Augustus 13. b. 1700/01, afgehoord 1702 Mei 29. c. 1701/02, afgehoord 1703 Januari 22. d. 1702/03, afgehoord 1704 Juni 3. e. 1703/04, afgehoord 1705 Maart 26. f. 1704/05, afgehoord 1706 Februari 6. g. 1705/06, afgehoord 1707 Februari 3. h. 1706/07, afgehoord 1708 Februari 29. i. Rekening betreffende de administratie van den rentmeester Aart van Beusichem, ter afhooring aangeboden' door zijn weduwe, over het jaar 1707/08, afgehoord 1709 Mei 8. j . Rekening van den rentmeester Johannes Hammius over het jaar 1708/09, afgehoord 1710 Mei 8. (Bijlagen: Inv. no. 2446).
1715. Rekeningen, 1709/10—1718/19. N.B. Deze band bevat rekeningen van den rentmeester Johannes Hammius. a. 1709/10, afgehoord 1711 April 25. b. 1710/11, afgehoord 1712 Mei 13, c. 1711/12, afgehoord 1713 Mei 29. d. 1712/13, afgehoord 1714 April 14. e. 1713/14, afgehoord 1715 April 29. f. 1714/15. afgehoord 1716 April 23. g. 1715/16, afgehoord 1717 April 29. h. 1716/17, afgehoord 1718 Mei 5. i. 1717/18, afgehoord 1719 Mei 17. j . 1718/19, afgehoord 1720 Mei 29.
130 1716. Rekeningen, 1719/20—1728/29. N.B. Deze band bevat rekeningen van den rentmeester Johannes Hammius. (Bijlagen; Inv. no. 2447). a. 1719/20, afgehoord 1721 Juli 12. b. 1720/21, afgehoord 1722 Juli 2. c. 1721/22, afgehoord 1723 Mei 19. d. 1722/23, afgehoord 1724 Juli 12. e. 1723/24, afgehoord 1725 Mei 30. f. 1724/25, afgehoord 1726 Mei 29. g. 1725/26, afgehoord 1727 Mei 28. h. 1726/27, afgehoord 1728 Mei 14. i. 1727/28, afgehoord 1729 April 29. j . 1728/29, afgehoord 1730 Maart 15.
1717. Rekeningen, 1729/30—1748/49. N.B. Deze band bevat rekeningen van den rentmeester Johannes Hammius. (Bijlagen: Inv. nos. 2448, 2449). a. 1729/30, afgehoord 1731 April 4. b. 1730/31, afgehoord 1732 Maart 10. c. 1731/32, afgehoord 1733 Maart 6. d. 1732/33, afgehoord 1734 Februari 20. e. 1733/34, afgehoord 1735 Maart 30. f. 1734/35, afgehoord 1736 April 25. g. 1735/36, afgehoord 1737 Februari 27. h. 1736/37, afgehoord 1738 April 2. i. 1737/38, afgehoord 1739 Mei 9. j. 1738/39, afgehoord 1740 April 8. k. 1739/40, afgehoord 1741 April 26. 1. 1740/41, afgehoord 1742 April 19. m. 1741/42, afgehoord 1743 Februari 21. n. 1742/43, afgehoord 1744 Mei 30. 0. 1743/44, afgehoord 1745 Juni 21. p. 1744/45, afgehoord 1746 Maart 5. q. 1745/46, afgehoord 1747 Mei 31. r. 1746/47, afgehoord 1748 Mei 29. s. 1747/48, afgehoord 1749 Maart 27. t. 1748/49, afgehoord 1750 Juli 15.
1718. Rekeningen, 1749/50—1758/59. N.B. Deze band bevat: a—h. Rekeningen van den rentmeester Johannes Hammius, 1749/ 50-1756/57. (Bijlagen: Inv. no. 2450). a. 1749/50, afgehoord 1751 Juni 28. b. 1750/51, afgehoord 1752 Februari 5. c. 1751/52, afgehoord 1753 Mei 3. d. 1752/53, afgehoord 1754 Juni 3. e. 1753/54, afgehoord 1755 Juni 12. f. 1754/55, afgehoord 1756 Juni 24. g. 1755/56, afgehoord 1757 Juni 10. h. 1756/57, afgehoord 1758 Juni 9. 1, j . Rekeningen van den rentmeester Hendrik van Heyst over de jaren 1757/58 en 1758/59. i. 1757/58, afgehoord 1759 Juni 14. j . 1758/59, afgehoord 1760 Mei 28.
1719. Rekening van den rentmeester Hendrik van Heyst over het jaar 1758/59, afgehoord 1760 Mei 28. 1 katern. N.B.
Afschrift.
131 1720— 1723. Rekeningen van rentmeesters over de jaren 1759/60—1798/99. 4 banden. 1720. Rekeningen, 1759/60—1768/69. N.B. Deze band bevat: a. Rekening van Petronella Bonebacker, weduwe van den meester Hendrik van Heyst, betreffende de administratie van echtgenoot over het jaar 1759/60, afgehoord 1761 Juni 12. b'—j. Rekeningen van den rentmeester Johan Meyer over de 1760/61-1768/69. b. 1760/61, afgehoord 1762 Juni 10. c. 1761/62, afgehoord 1763 Juni 17. d. 1762/63, afgehoord 1764 Juni 15. e. 1763/64, afgehoord 1765 Juni 13. f. 1764/65, afgehoord 1766 Juni 23, nader afgehoord December 17. g. 1765/66, afgehoord 1767 Juni 4. h. 1766/67, afgehoord 1768 Maart 5. i. 1767/68, afgehoord 1769 Mei 25. j . 1768/69, afgehoord 1770 Juni 9.
1721.
renthaar jaren
1766
Rekeningen, 1769/70—1778/79.
N.B. Deze band bevat: a. Rekening van den rentmeester Johannes Meyer over het jaar 1769/70, afgehoord 1771 Mei 15. b-—g. Rekeningen van den rentmeester Thomas van Duuren over de jaren 1770/71 — 1775/76. b. 1770/71, afgehoord 1772 Mei 29. c. 1771/72, afgehoord 1773 Juni 17. d. 1772/73, afgehoord 1774 Mei 27. e. 1773/74, afgehoord 1775 Juni 8. f. 1774/75, afgehoord 1776 Mei 30. g. 1775/76, afgehoord 1777 Mei 15. h. Rekening van J. P. de Vos als provisioneel rentmeester over hét jaar 1776/77, afgehoord 1778 Mei 29. i, j . Rekeningen van den rentmeester Coenraad Michiel Wijnen over de jaren 1777/78 en 1778/79. i. 1777/78, afgehoord 1779 Mei 12. j . 1778/79, afgehoord 1780 Mei 25.
1722. Rekeningen, 1779/80—1788/89. N.B. Deze band bevat rekeningen raad Michiel Wijnen: a. 1779/80, afgehoord 1781 Juni b. 1780/81. afgehoord 1782 Mei c. 1781/82, afgehoord 1783 Mei d. 1782/83, afgehoord 1784 Juni e. 1783/84, afgehoord 1785 Mei f. 1784/85, afgehoord 1786 Juni g. 1785/86, afgehoord 1787 Mei h. 1786/87, afgehoord 1788 Mei i. 1787/88, afgehoord 1789 Mei j . 1788/89, afgehoord 1790 Mei
van den rentmeester CoenI. 24. 22. 24. 19. 22. 31. 15. 28. 21.
1723. Rekeningen, 1789/90—1798/99. N.B. Deze band bevat: a—f. Rekeningen van den rentmeester Coenraad Michiel Wijnen. 1789/90-1794/95. a. 1789/90, afgehoord 1791 Juni 3. b. 1790/91, afgehoord 1792 Mei 31.
132 c. 1791/92, afgehoord 1793 Juni 20. d. 1792/93. afgehoord 1794 Juni 5. e. 1793/94, afgehoord 1795 December 8. t. 1794/95. afgehoord 1796 September 2. g—j. Rekeningen van den rentmeester Gasper van Ravesway over de jaren 1795/96—1798/99. g. 1795/96, afgehoord 1797 November 16. h. 1796/97, afgehoord 1798 October 17. i. 1797/98. afgehoord 1800 Februari 13. j. 1798/99, afgehoord 1800 December 11.
1724-—-1 733. Rekeningen van den rentmeester Gasper van Ravesway over de jaren 1799/1800—1809. 10 deelen. N.B. Van 1807 af valt het boekjaar met het kalenderjaar samen. Bijlagen: Inv. nos. 2451—2457.
1724. 1725. 1726. 1727. 1728. 1729. 1730.
1799/1800, afgehoord 1802 Maart 6. 1800/01, afgehoord 1802 November 4. 1801/02. afgehoord 1804 Augustus 2. 1802/03, afgehoord 1805 December 18. 1803/04, afgehoord 1806 Augustus 9. 1804/05. afgehoord 1807 Augustus 27. 1805 November 11 — 1806 December 31, afgehoord 1808 April 13. 1731. 1807, afgehoord 1809 December 15. 1732. 1808, afgehoord 1809 December 15. 1733. 1809, afgehoord 1810 December 7. 1734—1740. Rekeningen van den rentmeester Jozua Jacobus Dusseau over de jaren 1810—1816. 7 deelen. N.B. Bijlagen; InV. nos. 2458—2463.
1734. 1810, afgehoord 1815 Juli 1. 1735. 1811, afgehoord 1815 September 28. 1736. 1812, afgehoord 1815 October 20. 1737. 1813, afgehoord 1816 Juni 10. 1738. 1814, afgehoord 1817 Januari 13. 1739. 1815, afgehoord 1817 Maart 7. 1740. 1816, afgehoord 1817 September 10, 3.
Eigendomsbewijzen.
1741. Eigendomsbewijs van 4 morgen land op Leye Bolgrie, afkomstig van de kerk te Vianen, 1542. Met kwitantie voor den koopprijs, 1542, en concept eener acte van verpachting van dit land, 1542. 1 charter en 2 stukken (zie Reg. nos. 442, 445). 1742. Eigendomsbewijs van 4 morgen land op de Zandvoort, afkomstig van Henrick Roos, 1543. Met overeenkomst aangaande den aankoop en kwitanties voor den koopprijs, 1543—1544, en oudere stukken betreffende dit land, 1520— 1527. 6 charters (zie Reg. nos. 333, 334, 360, 465).
133 4,
R e n t e b r i e v e n
e n a n d e r e
i n s c h u l d e n .
Stad Culemborg. 1743* Vidimus van een rentebrief d.d. 1532, groot 30 guldens 5Vi stuiver 's jaars, ten laste van de stad Culemborg, 1533. 1 charter (zie Reg. nos. 386, 398). 1744.
Acte, waarbij Amelis van Lauwick, als gevolmachtigde van Maria Jansdochter van Reede, weduwe van Lubbert Janszoon van Palland, een rentebrief, groot 2000 guldens in hoofdsom, ten laste van de stad Culemborg, overdraagt aan het St. Elisabethsgasthuis, 1632. 1 charter. N.B.
De rentebrief is niet aangetroffen.
1745. Schuldbekentenis, groot 150 guldens, rentende 6V4% 's jaars, voor het St. Elisabethsgasthuis, ten laste van de stad Culemborg, 1646. 1 charter. 1746. Acte, waarbij Geertruyd de Moolre, weduwe van Cornelis van Stammen, c.s. aan het St. Elisabethsgasthuis overdraagt V3 in een rentebrief van 1000 guldens ten laste van de stad Culemborg, 1696. 1 charter. 1747. Rentebrief, groot 8 guldens 5 stuivers 's jaars, gaande uit een huis op den hoek van de Goolberdingenstraat, voor het St. Elisabethsgasthuis, ten laste van Anna Dircx, weduwe van Jan Jansz. in de Roscam, 1634, 1 charter. 1748.
Rentebrief, groot 2 guldens 's jaars, gaande uit een huisje op den Havendijk, voor het St. Elisabethsgasthuis, ten laste van Dirck Corneliszoon, 1554. 1 charter (zie Reg. no. 558).
1749.
Twee rentebrieven, elk groot drie guldens 2Vz stuiver 's jaars, gaande uit een huis op den Havendijk aan den Corten^ dijck, voor het St. Elisabethsgasthuis, ten laste van Maria Gosens, weduwe van Tonis Petersen, 1621 en 1622. 2 charters (aan elkander gehecht).
1750.
Rentebrief, groot 2 guldens 's jaars, gaande uit een huis aan de Cattenstraet, voor het St. Elisabethsgasthuis, ten laste van Aernt Rijeken die Man, 1556. 1 charter.
1751.
Rentebrief, groot een oud schild 's jaars, gaande uit een huis aan het Kerkhof te Culemborg, voor Hubert van Culenborch. bastaard, ten laste van jonkvrouw Alaert, weduwe van Aernt van Culenborch Gerytszoon, bastaard, 1478. 1 charter (zie Reg. no. 173). N.B. Blijkens het in dorso geplaatste nummer vermoedelijk later aan het gasthuis gekomen.
134 1752* Schuldbekentenis, groot 159 guldens 15 stuivers, rentende 6V4%. onder verband aan een huis in de Groote Kerckstraet te Culemborg, voor Cornelis Rijeken, gewezen pothmeester, 1654. Met acte, waarbij Angnieta Verhouwel, weduwe van Cornelis Rijeken, dezen brief overdraagt aan het St. Elisabethsgasthuis, 1667. 2 charters. N.B. In deze som was begrepen 6 guldens achterstallige rente ten behoeve van den Poth.
1753. Rentebrief, groot 20 stuivers 's jaars, gaande uit een aandeel in een huis in de Nieuwstad aan den Borchwal, voor het St. Elisabethsgasthuis. ten laste van Adriaen Schyver, 1564. 1 chartcr.i 1754.
Rentebrief, groot 15 guldens 12 stuivers 's jaars, gaande uit twee huizen aan de Santstraet in de Nieuwstad, voor het St. Elisabethsgasthuis, ten laste van Dirck Sas, 1649. 1 charter.
1755.
Rentebrief, groot 6 guldens 5 stuivers 's jaars, gaande uit een huis aan de Zantstraet, voor het St, Elisabethsgasthuis, ten laste van Cornelis Verkerck, 1651. 1 charter.
1756. Rentebrief, groot een gulden 's jaars. gaande uit een huis aan de Prijssche straat, voor het St. Elisabethsgasthuis, ten laste van Thonis Gerytzoon, 1555, 1 charter {zie Reg. no. 569). 1757. Vidimus van een rentebrief d.d. 1514, groot 3 philipsguldens 's jaars, gaande uit een huis aan de Tollestraat te Culemborg en een boomgaard onder Redichem, ten laste van Heynrick Dierckszoon, en van bijbehoorende transportbrieven d.d. 1518 en 1532, 1533. 1 charter (zie Reg. nos. 318, 329, 389, 396). 1758. Acte, waarbij het klooster Jeruzalem zich tegenover Mr. Jan Hackert verbindt o.a. jaarlijks V 1 schild aan het St. Elisabethsgasthuis uit te keeren, 1544. Met acte van overdracht van deze acte aan dit gasthuis, 1545. 2 charters (zie Reg. nos. 469. 490). Graafschap Culemborg. 1759. Rentebrief, groot 18 carolusguldens 's jaars, voor Jan Dircxzoon, ten laste van het Gemeene land van Culemborg, 1564. Met aangehechten brief d.d. 1619, waarbij deze rente door Bernt Janszoon wordt overgedragen aan het St. Elisabethsgasthuis, 1619. 2 charters (aan elkander gehecht). 1760. Rentebrief, groot 30 guldens 's jaars, voor het St. Elisabethsgasthuis, ten laste van het Gemeene land van Culemborg, 1616. Met acte van goedkeuring d.d. 1616 door den graaf van Culemborg. 1 charter en i stuk (getransfigeerd).
135 1761* Rentebrief, groot zes carolusguldens 's jaars, gaande uit twee morgen land aan den Diefdijk, ten laste van Henrick Janszoon te Everdingen, 1566. Met acte, waarbij Francq van der Hoeve te Utrecht en zijn vrouw Maria, dochter van Jan Jacobszoon van Lichtevoert, dezen brief overdragen aan het St. Elisabethsgasthuis, 1594. 2 charters (getransigeerd). 1762. Rentebrief, groot 12 guldens 10 stuivers 's jaars, gaande uit een akker bouwland op Prijs, voor het St. Elisabethsgasthuis, ten laste van Aert Gerritszoon, schepen te Everdingen, 1669. 1 charter. Beusichem, 1763. Schuldbekentenis, groot 411 guldens 1 stuiver 3 penningen, rentende 6 guldens 5 stuivers 's jaars, voor het St. Elisabethsgasthuis, ten laste van Metje Jacobs, weduwe van Jan Janse van Muyswinckel, c.s., onder verband van een akker bouwland onder Beusichem, 1669. 1 charter. Niet nader bepaald. 1764. Schuldbekentenis, groot 128 guldens, rentende 8 guldens 's jaars, voor het St. Elisabethsgasthuis, ten laste van Jan die Moelre, 1548. 1 charter (zie Reg. no. 512). 1765. Acten van overdracht van een rentebrief, groot in hoofdsom 320 guldens, gaande uit de goederen der abdij Mariënweerd, d.d. 1629 en 1633, welke rentebrief in 1635 krachtens testament van kapitein Clinger aan het St. Elisabethsgasthuis is gekomen, 2 charters (getransfigeerd). c. De vicarie in de Gasthuiskapél. 1766. Acte, waarbij Elisabeth van Culemborg de vicarie in het St. Elisabethsgasthuis begeeft aan den priester Franciscus Adrianuszoon, 1550. 1 charter (zie Reg. no. 528). 1767. Eigendomsbewijs van de helft van 8 morgen land aan de Sandfoert in de Tienhoven, voor de vicarie van het St. Elisabethsgasthuis, afkomstig van Elisabeth, vrouwe van Culemborg, 1542. Met een duplicaat en met oudere brieven d.d. 1521 — 1542. 9 charters (zie Reg. nos. 344, 345, 370, 379. 417, 438, 439, 441), 1768. Vidimus eener acte d.d. 1532, waarbij de Pothmeesters een eeuwigdurende Mis van Requiem voor Dirck die Heusch en zijne vrouw Marie in de kapel van het St. Elisabethsgasthuis stichten en den vicaris daarvoor eene jaarlijksche rente toekennen, 1533, 1 charter (zie Reg. nos. 390, 397). -
136 III. GILDE-ARCHIEVEN. N.B. In de gildeboeken zijn veelal, behalve enkele resoluties, de jaarlijksche rekeningen opgeteekend.
a.
Bakkersgïlde.
1769.
Gildebrief van het Bakkersgilde, gegeven door George Frederick graaf van Waldeck, 1658. Met twee gelijktijdige afschriften, benevens een afschrift van den gildebrief van het Utrechtsche bakkersgilde d.d. 1627. 1 omslag. 1770. Reglement voor het Bakkersgilde, herzien door den magistraat ingevolge de wet van 30 Januari 1808 (concept en afschrift). 2 katerns. 1771. Gildeboek, 1744—1793. 1 deel. N.B. Voorin bevindt zich een afschrift van den gildebrief van 1658.
1772. 1773.
Minuut^resolutiën. 1659 en 1678. 1 omslag. Requesten, tot den magistraat gericht door eenige bakkers aangaande de oprichting van het Bakkersgilde, en lijst van onkosten aan de oprichting verbonden, 1658. 1 omslag. 1774. Request van Thonis Janszoon aan den magistraat tot opneming in het Bakkersgilde, 1658, om advies gezonden aan dit gilde. Met het daarop gegeven advies. 2 stukken. 1775* Lijsten van bakkers, met de door hen gebruikte merkletters, 1659, 1682 en, 1803, 1 omslag. 1776* Stukken betreffende de rijding van het brood, 1658. 1 omslag. b.
Vier-gekroonden- of Bijlhouwersgilde. 1.
Algemeen.
1777. Gildebrief, gegeven door prins Willem V als graaf van Culemborg, 1783. Met den gildebrief d.d. 1754, bij provisie vastgesteld door den magistraat, (in duplo), en een afschrift van den door den magistraat in 1778 vastgestelden gildebrief. 1 omslag. 1778. Reglement voor het Vier-gekroonden- of Bijlhouwersgilde, opgemaakt krachtens de wet van 30 Januari 1808 (concept). 1 katern. 1779. Concept voor een gildebrief, 1684 (in duplo). Met lijst van bij het opstellen in acht te nemen punten. 1 omslag. 1780,1781. Gildeboeken, 1641 — 1804. 2 deelen. 1780. 1641 — 1726. 1781. 1783—1804. 1782. Ingekomen stukken, 1791—1793. 2 stukken.
137 1783* Lijst van tot het gilde behoorende bazen, c. 1785. 1 stuk. 1784. Stukken betreffende het geschil tusschen de gildemeesters en Johannes de Haas over de toelating van dezen laatste tot het gilde, 1789. 1 omslag, 1785. Lijst van personen, die het lidmaatschap van het Bijlhouwersgilde niet hebben verworven tot Juli 1804. 1 stuk. 1786. Stukken betreffende het geschil tusschen de gildemeesters en Willem van Heumen met eenige anderen, die zich niet als baas hadden laten inschrijven, 1784. 1 omslag. 1787.
1788.
1789. 1790.
1791* 1792.
1793. 1794—1796.
2, F i n a n c i ë n . Rekening van den schepen Jan Mom als commissaris over het voormalige Bijlhouwersgilde, wegens zijn administratie van de bezittingen van het gilde over het tijdperk 1789 Juni 6—1804 Juni 6, af gehoord door den magistraat 1804 Juli 10. 1 katern. Staat van ontvangsten en uitgaven, gedaan door de gildemeesters Adam Tak, Ernst van Essen en Leendert Deenik Corneliszoon over het tijdperk 1789 Mei 27—1799 Januari 17. 1 stuk. Bijlagen bij bovengenoemden staat van ontvangsten en uitgaven. 1 lias. Schuldbekentenis, groot vierhonderd guldens, voor het Bijlhouwersgilde, ten laste van Aalbert van Wilderen, onder hypothecair verband van &en boomgaard en grienden, genaamd Dilla, onder Goilberdingen, 1793. 1 charter. Register van ontvangsten van de gildebus, 1789—1800. 1 deel. Staat van ontvangsten en uitgaven, gedaan door de gildemeesters Adam Tak, Ernst van Essen en Leendert Deenik Corneliszoon voor de gildebus, over het tijdperk 1789 Mei 27—1799 Januari 17. 1 omslag. Stukken betreffende de overdracht van de fondsen, behoorende aan de bus van het voormalige Bijlhouwersgilde. 1799. 1 omslag, Rekeningen van den schepen Jan Mom als commissaris over het voormalige Bijlhouwersgilde, wegens zijn administratie van de gildebus, 1789—1820. 3 katerns, N.B. De afhooring geschiedde door het stedelijk bestuur.
1794. 1789 Mei 27—1804 Mei 27, afgehoord 1804 Juli 10. 1795. 1804 Mei 27—1813 November 5, afgehoord 1813 November 20. 1796. 1804 Mei 27—1820 October 9 (niet afgehoord). 1797. Bijlagen bij bovengenoemde rekening, 1804.—• 1820. 1 omslag.
138 c. St. Agatha's- of Kleermakersgilde. 1798. Gildebrief, 1432 (afschrift uit de 17e eeuw). 1 charter (zie Reg. no. 66). ' 1799. Gildebrief, (concept), c. 1675. 2 stukken. 1800. Reglement voor het St. Agatha's- of Kleermakersgilde, opgesteld krachtens de wet van 30 Januari 1808. 1 katern. 1801. Gildeboek van het St. Agatha's- of Kleermakersgilde, 1757—1789. 1 deel. 1802. Aanteekening betreffende de proef, geëischt van hen, die tot het gilde willen toetreden, (c. 1650). 1 stuk. 1803. Stukken betreffende het geschil tusschen het St. Agatha's- of Kleermakersgilde met de gezamenlijke lakenverkoopers eenerzijds en Dirck Bleyenbeecker c.s, en Evert Hendrixen van Leersum andererzijds, welke laatsten nieuwe, buiten de stad vervaardigde kleederen ten verkoop aanboden, 1675. 1 omslag. 1804. Rekening van Cornelis Hardenbol, gewezen gildemeester, en Barend van den Broek en Paulus de Weerd, gewezen medehulpers van het St. Agatha's gilde, 1789—1798. 1 katern. d. St. Nicolaas- of Koopmansgiïde. 1. A l g e m e e n . 1805. Reglement voor het St. Nicolaas- of Koopmansgiïde, opgesteld krachtens de wet van 30 Januari 1808 (concept en minuut). 2 katerns. 1806,1807. Gildeboeken, 1591 — 1790. 2 deelen. 1806. 1591 — 1751. 1807. 1750—1790. N.B. Dit deel bevat voorin een afschrift van den in 1747 vernieuwden gildebrief. Op den perkamenten band bevindt zich aan de voorzijde een afbeelding van den H. Nicolaas, aan de achterzijde het stadswapen, alles in kleuren.
1808. Ingekomen stukken, 1743—1790. 1 omslag. 1809. Aanteekeningen betreffende nieuw aangenomen leden van het gilde, 1771^-1793, 1 katern. 2* F i n a n c i ë n . 1810. Stukken betreffende de liquidatie van de administratie van den overleden gildemeester Martinus de Kruyff, 1789. 1 omslag. 1811. Rekening van de gildemeesters Dirk van Heusden, Dirk van Tienoven en Barent van den Broek over het tijdperk 1771 November 6—1790 December 6. 1 katern. N.B. Op laatstgenoemden datum af gehoord door het gilde in de herberg de Toelast.
139 1812. Rekening van Dirk van Heusden, gewezen gildemeester, en Dirk van Tienoven en Barend van den Broek, gewezen medehulpers, 1791 November 23—1793 December 31 (concept). 1 katern. e. Syde Lintreedersgilde. 1813. Gildebrief, 1671 (minuut). Met een concept, enkele fragmenten van requesten, bevattende voorstellen tot wijziging, en een notitie over de benoeming van de eerste gildemeesters. 1 omslag. 1814. Gildebrief, vastgesteld door den magistraat en goedgekeurd door de Staten van het kwartier van Nijmegen, 1735. Met een afschrift van twee gedrukte exemplaren, benevens concepten d.d. 1731 en 1734, en stukken betreffende de tot standkoming van den gildebrief, 1734—1735. 1 omslag. ƒ. St. Jans- of Schippersgilde. 1815. 1816. 1817.
1818. 1819. 1820. 1821.
1, A l g e m e e n . Gildebrief, 1511 {afschrift, in duplo). Met ampliatie d.d. 1652, en een afschrift van den gildebrief van het schippersgilde te Vianen d.d, 1588. 1 omslag. Reglement voor het Schippersgilde, 1662, Met twee afschriften en twee concepten. 1 omslag. Ordonnantie voor het St, Jans- of Schippersgilde, vastgesteld door den magistraat, 1731 (afschrift). Met afschriften van oudere ordonnantiën op het schippersbedrij f, 1605— 1653, vervaardigd 1731. 2 katerns. Reglement voor het St. Jans- of Schippersgilde, opgemaakt krachtens de wet van 30 Januari 1808 (concept). 1 katern. Gildeboek, 1731 — 1791. 1 deel. Ingekomen stukken, 1785—1786. 1 omslag. Memorie, ingediend bij het stedelijk bestuur, namens de leden van het voormalige Schippersgilde, tot wederoprichting van het gilde, 1807. 1 stuk. 2.
Financiën.
1822. Rekening van Gerrit van de Griendt en Hendrik Beltjes als medehulpers van het St. Jans- of Schippersgilde betreffende de administratie van wijlen den gildemeester Wouter van Swol, 1785—1791, afgehoord door den magistraat 1791 Februari 7. 1 katern. N.B. Op het buitenblad bevindt zich een lijst van nog in leven zijnde gildeleden.
1823. Rekening van Jan Mom, als gecommitteerde uit het stedelijk bestuur, van zijn administratie over de gelden van het voor-
140 malige S t Jans- of Schippersgilde,, 1798 October 16—1820 October 9 (niet afgehoord). 1 katern. 1824* 1825* Rekeningen van Jan Mom, als gecommitteerde uit het stedelijk bestuur, van zijn administratie over de gelden van het Schippersgilde, 1798—1820. 2 stukkenN.B. De afhooring geschiedde door het stedelijk bestuur. Bijlagen. 1813—1820: Inv. no. 2465.
1824. 1798 October 16—1813 November 1, afgehoord 1813 November 20. 1825. 1813 November 2—1820 October 24, afgehoord 1820 October 24. 1826. Bijlagen bij bovengenoemde rekening, 1798-—1813. 1 omslag. g. Schoenmaker sgilde. 1827. Gildebhef, 1480. 1 charter (zie Reg, no. 185). 1828. Gildebrief, 1684 (concept). Met notities aangaande in den gildebrief aan te brengen veranderingen, 1681. 1 omslag. 1829. Concept-reglement voor het Schoenmakersgilde, opgesteld door den magistraat krachtens de wet van 30 Januari 1808. 1 katern. 1830. Acte, waarbij de magistraat onder goedkeuring van den Graaf toestemming verleent aan het Schoenmakersgilde tot het maken van een deur in den stadsmuur en een spoelplaats in de stadsgracht, 1623. 1 stuk. 1831. Stukken betreffende het geschil tusschen het Schoenmakersgilde te Culemborg eenerzijds en twee schoenmakers van Vianen andererzijds betreffende het koopen van versche huiden buiten de jaarmarkt, 1655. 1 omslag. 1832. Stukken betreffende het geschil tusschen de overlieden van het Schoenmakersgilde en Michiel Wijseveld en Matthijs van den Bergh, resp. zadelmaker en schoenmaker, die weigerden het gilde te winnen, 1776. 1 omslag. H. St. Eloyen- of Smedengïlde. 1833. Gildebrief van het St. Eloyen- of Smedengilde, 1639. 1 charter (zie Reg. no. 325). 1834. Gildebrief voor het St. Eloyen- of Smedengilde (concept), 1684. Met notities betreffende in den gildebrief aan te brengen wijzigingen. 1 omslag. 1835. Reglement voor het Smedengilde, opgesteld door den magistraat krachtens de wet van 30 Januari 1808 (concept). 1 katern.
Hl i.
Timmerliedengïlde.
1S36. Gildebrief, 1484. 1 charter (zie Reg. no. 210).
j.
Voerliedengilde.
1837. Notitie betreffende veranderingen, aan te brengen in den gildebrief van het Voerliedengilde, 1681. 1 stuk. 1838, 1839» Gildebrief, vastgesteld door den prins van Oranje als graaf van Culemborg, 1767. Met een afschrift. 2 deelen. 1840. Gildeboek, 1767. 1 deel. N.B. In dit deel is alleen de door prins Wiliem V in 1767 gegeven gildebrief ingeschreven.
1841. Ingekomen stukken, 1649—1734. 1 omslag. k.
St. Severus- of Weversgilde.
1842. Request van het St. Severus- of Weversgilde aan den magistraat tot arapliatie van den gildebrief en vaststelling van een gildeproef- Met apostille d.d. 1660 en nadere apostille d.d. 1675. Met bijlage. 2 stukken. 1843. Concept-gildebrief, 1684. Met notitie betreffende in den gildebrief aan te brengen veranderingen, 1681. 1 omslag. 1844. Concept-gildebrief, c. 1750. Met een gelijktijdig fragment. 1 omslag. l.
Zakkendragersgilde.
1845. Reglement voor het Zakkendragersgilde, 1765 (afschrift). 1 katern. 1846. Gildeboek, 1751—1839. 1 deel. N.B. Voor in het deel een afschrift van den gildebrief d.d. 1765.
IV. STUKKEN BETREFFENDE DE BOEDELSN.B. Met den naam boedels worden aangeduid armenfondsen, gevormd door bepaalde erflaters uit hunne voor dit doel bestemde nalatenschappen. Deze fondsen zijn voor en na onder het toezicht van Raden en Magistraat gekomen, en voorzoover het thans nog bestaat, wordt dit toezicht door het gemeentebestuur uitgeoefend.
a. Stukken betreffende den boedel Buytendijck. N.B. Dit fonds is gesticht door Johan Herbertszoon van Buytendijck, overleden 24 December 1692, begraven in de St. Barbarakerk 27 December 1692, en zijne zuster Allegonda, begraven in dezelfde kerk 8 Februari 1703. — Zie ook Inv. nos. 2466—2496.
142 1.
Algemeen.
1847. Testament van Johan Herbertsz. van Buytendijck, 1692 (18e-eeuwsch afschrift). 1 katern. N.B. Blijkens een marginale notitie van de hand van den stadssecretaris Pieter Walbeeck is dit afschrift op 19 October 1731 door de executeurs-testamentair aangeboden. Het verschilt op ondergeschikte punten van het origineele holografische testament d.d. 5 December 1692 (o. s t ) , dat zich bevindt in het archief van den notaris J. A. van Munster (Rijksarchief Arnhem).
1848. Inventaris van de nalatenschap van Johan Herbertsz. van Buytendijck, opgemaakt door de vruchtgebruikster Allegonda van Buytendijck, zuster van den overledene, 1694. 1 deel. 1849. Advies van de executeurs van den boedel Buytendijck aan de Raden van het graafschap Culemborg aangaande hun bevoegdheid tot het doen van uitkeeringen naar eigen inzicht, 1767 (afschrift). 1 katern. 1850. Register, bevattende afschriften van stukken betreffende het armenfonds, gesticht door Johan Herbertsz. van Buytendijck en zijne zuster Allegonda, 1768 — 1770. 1 deel. N.B. In dit register komen ook afschriften van de testamenten . der beide erflaters voor.
1851. Inventarissen van de papieren en de goederen, behoorende aan den boedel Buytendijck, opgemaakt door verschillende executeurs, 1734, 1751, 1759 October 22 en 1759 October 29. 1 omslag. N.B. Verschillende in deze inventarissen genoemde archivalia zijn niet bij het gemeente-archief aangetroffen.
1852. Lijst van goederen, behoorende tot den boedel-Buytendijck, opgemaakt 1768. 1 stuk. 2.
Financiën.
1853. Acte betreffende de aflossing van een aan den boedel Buytendijck door Jan Gijsbertsz, Coedam met zijne vrouw Hermina van Schayck, en door Claes Cornelissen Buerman verschuldigd kapitaal van duizend gulden, 1698 (afschrift). 1 stuk. 1854* Manuaal van de goederen en inkomsten, behoorende tot den boedel Buytendijck, 1768. 1 katern. 1855. Restantcedul van den boedel Buytendijck, 1776. 1 stuk. 1856—1909. Rekeningen van de administrateurs van den boedel Buytendijck, 1751—1805. N.B. Het boekjaar valt met het kalenderjaar samen. De afhooring geschiedde vóór 1768 door den pastoor van de parochie der Oud-Bisschoppelijke Clerezij met een bijzitter (een kerkmeester vermoedelijk), en is door twee resoluties van 22 Januari en 1.3 December van genoemd jaar van den Domeinraad van den Prins opgedragen aan Raden en Magistraat. Rekeningen: Inv. nos. 2488, 2489. Bijlagen: Inv. nos. 2469-2487, 2490—2496.
143 1856—1858. Rekeningen van de administrateurs Cornelis Buys en Nicolaes van der Werff over de jaren 1750—1752. 6 katerns. N.B.
Deze rekeningen zijn alle in duplo.
1856. 1750, af gehoord 1751. 1857. 1751, afgehoord 1752. 1858. 1752, afgehoord 1753. 1859—1864. Rekeningen van de administrateurs Cornelis Buys en Piter van Stight over de jaren 1753—1758. 7 katerns. N.B. De rekening over 1753 is in duplo. 1859. 1753, afgehoord 1754. 1860. 1754, afgehoord 1755. 1861. 1755, afgehoord 1757. 1862. 1756, afgehoord 1757. 1863. 1757, afgehoord 1758. 1864. 1758, afgehoord 1759. 1865—1867. Bijlagen bij bovengenoemde rekeningen van de administrateurs Cornelis Buys en Piter van Stight, 1755— 1756, 1758. 3 omslagen. 1865. 1755. 1866. 1756. 1867. 1758. 1868—1871. Rekeningen van de administrateurs Hendrik van Werkhoven en Nicolaes van der Werff over de jaren 1759—1766. 4 katerns. 1868. 1759—1760, afgehoord 1763. 1869. 1761—1762, afgehoord 1763. 1870. 1763—1764, afgehoord 1768. 1871. 1765—1766, afgehoord 1768. 1872—1886. Rekeningen van de administrateurs Hendrik van Werkhoven en Nicolaes van der Werff over de jaren 1767—1783. 15 katerns. N.B. Van deze rekeningen heeft men een nieuwe serie gevormd in verband met de in 1768 aangevangen afhooring door Raden en Magistraat. Onder de ontvangsten zijn opgenomen de pachten van het jaar, waarnaar de rekening is genoemd, alsmede de renten en huishuren van het daarop volgende jaar. De rekening over 1769 is aangetroffen bij de later gevonden archivalia. Bijlagen: Inv. no. 2469.
1872. 1767, afgehoord 1769. 1873. 1768, afgehoord 1769. \S73bis. 1769, afgehoord 1771. 1874. 1770, afgehoord 1773. 1875. 1771, afgehoord 1775. 1876. 1772, afgehoord 1777. 1877. 1773, afgehoord 1778. 1878. 1774, afgehoord 1779.
144 1879. 1775, afgehoord 1780. 1880. 1776, afgehoord 1780. 1881. 1777, afgehoord 1780. 1882. 1778, afgehoord 1781. 1883. 1779, afgehoord 1781. 1884. 1780, afgehoord 1782. 1885. 1781, afgehoord 1784. 1886. 1782, afgehoord 1785. 1887, 1888. Rekeningen van de gebroeders van wijlen Hendrikus van Werkhoven en Nicolaes van der Werff van de administratie over de jaren 1783 en 1784. 2 katerns. N.B. Afgehoord 1786. Bijlagen: Inv. nos. 2470, 2471. 1887. 1783. 1888. 1784. 1889. Rekening van de administrateurs Nicolaes van der Werff en Pelgrinus van Kalken over het ja er 1785, afgehoord 1788. 1 katern. N.B.
Bijlagen: Inv. no. 2472.
1890—1904. Rekeningen van de administrateurs Pelgrinus (Peregrinus) van Kalken, Godard de Kruyff en Bartholomeus van Kalken over de jaren 1786—1800. 15 katerns. N.B. De afhooring is van de rekening over 1791 af geschied door het stedelijk bestuur. Bijlagen: Inv. nos. 2473—2487.
1890. 1786, aigehoord 1789. 1891. 1787, afgehoord 1790. 1892. 1788, afgehoord 1791. 1893. 1789, afgehoord 1792. 1894. 1790, afgehoord 1793. 1895. 1791, afgehoord 1802. 1896. 1792, afgehoord 1802. 1897. 1793, afgehoofd 1802. 1898. 1794, afgehoord 1802. 1899. 1795, afgehoord 1802. 1900. 1796, afgehoord 1802. 1901. 1797, afgehoord 1802. 1902. 1798, afgehoord 1802. 1903. 1799, afgehoord 1802. 1904. 1800, afgehoord 1806. 1905—1909. Rekeningen van de administrateurs Godard de Kruyff en Bartholomeus van Kalken over de jaren 1801 —• 1805. 5 katerns. N.B. Rekeningen; Inv. nos. 2488, 2489. Bijlagen: Inv. nos. 2490—2496.
1905. 1906. 1907. 1908. 1909.
1801, afgehoord 1802, afgehoord 1803. afgehoord 1804, afgehoord 1805, afgehoord
1806. 1808. 1809. 1809. 1810.
145 b.
Stukken betreffende den boedel Dellius. N.B. Dit fonds is gesticht door Cornelius Dellius, medicinae doctor, predikant te Cothen bij Wijk bij Duurstede, overleden te Culemborg 1740, bij testament van 17 Januari 1740 (protocol van notaris E. F. Jongbloet te Culemborg. Rijksarchief Arnhem). De rekeningen zijn beschreven in het supplement van dezen inventaris. Zie nos. 2497—2505.
1.
Fin ancien.
1910. Reglement voor het beheer van den boedel Dellius, vastgesteld door Raden en magistraat, 1767. 1 katern. 1911+ Stukken betreffende een beraamde nadere regeling van het beheer, 1808—1810. 1 omslag. 1912. Stukken betreffende het geschil met de erfgenamen van wijlen Ds. Johannes Bisschop over een door diens vader, wijlen Ds. Petrus Bisschop, als administrateur aan den boedel schuldig gebleven geldsom, 1787—1794. 1 omslag. 2+
Ondersteuningen.
1913. Stukken betreffende de door eenige bloedverwanten van den erflater tegen de wijze van beheer van den boedel door de administrateurs ingebrachte bezwaren, 1762. 1 omslag. 1914. Stukken betreffende het verhandelde tusschen Raden en magistraat eenerzijds en de administrateurs andererzijds over het verleenen van ondersteuning aan behoeftige bloedverwanten en het beleggen van gelden, 1768—1771. 1 omslag. 1915. Stukken betreffende uit den boedel aangevraagde ondersteuningen, 1792—1805. 1 omslag, 1916. Attestatiën en genealogische aanteekeningen betreffende bloedverwanten van den erflater, die voor ondersteuning in aanmerking wenschten te komen, 1741—=1791. 1 pak. N.B. Hierbij ook enkele requesten daartoe strekkende. Zie ook Inv. no. 2505.
1917. Attestatiën aangaande verschillende personen, die echter hun verwantschap aan wijlen Ds. Dellius niet hebben kunnen bewijzen, 1764—1765. 1 omslag. 1918. Stukken betreffende de afstammelingen van Adriaantje de Jong, tante van den erflater, gehuwd met Gijsbert Vernooy, 1765—1793. 1 omslag. N.B. Hierbij behoorden leden der geslachten Van Vliet, De Kruyf en Oostveen.
1919. Stukken betreffende de bloedverwantschap der geslachten Liesseling en Bisschop aan den erflater, 1765'—1767. 1 omslag. 10
146 1920. Stukken betreffende de verleening van ondersteuning aan de afstammelingen van Jan Cornelis de Jongh, oom van den erflater, 1765—1788. 1 omslag. c. Stukken betreffende den boedel Craeyvanger. N.B. Dit fonds is gesticht door Hendrik Craeyvanger en zijne vrouw Maria Peters, overleden resp. 18 April 1618 en 30 Maart 1634. — Zie ook Inv. nos. 2506^2519.
1.
Algemeen.
1921. Stukken betreffende de regeling van het beheer van het armenfonds, genaamd boedel Craeyvanger, door Hendrik Craeyvanger en zijne vrouw Maria Peters, 1621—1640. Met een 18e-eeuwsch afschrift van een rechtsgeleerd advies te dezer zake. 1 omslag, N.B. Een in 1852 vervaardigd overzicht van de afstammelingen van bovengenoemd echtpaar bevindt zich in het nieuw-archief der gemeente.
1922. Stukken betreffende de regeling van de uitbetaling der gelden, door Maria Craeyvangers, weduwe van Amelis van Lauwyck, verschuldigd als bijdrage voor de oprichting van het door haar ouders gestichte armenfonds, 1631 —1746. 1 omslag en 2 charters. 1923. Stukken betreffende het geschil tusschen den magistraat der stad Culemborg en de erfgenamen van Lucretia Craeyvangers aangaande het door haar ouders gestichte armenfonds, 1641—1642. 1 omslag. N.B. Lucretia Craeyvanger was gehuwd met N. van der Steen,
1924. Stukken betreffende het geschil tusschen den magistraat der stad Culemborg en Johanna Craeyvangers, weduwe van Dirck van Weeze, c.s. aangaande het door haar ouders gestichte armenfonds, alsmede aangaande door hare kinderen uit het fonds genoten uitkeeringen, 1644—1717. 1 omslag en 1 charter. 1925. Stukken betreffende geschillen over landerijen, toebehoorend aan den boedel Craeyvanger, 1802—1803. 1 omslag. 2.
Fin a n c i e n .
1926* Stukken betreffende de administratie van gelden en onroerende eigendommen, behoorend aan den boedel Craeyvanger, 1636-^1866, 1 omslag. 1927. Register bevattende afschriften van rekeningen betreffende het armenfonds, gesticht door Hendrik Craeyvanger en zijne vrouw Maria Peters, 1676—1803. 1 deel. N.B. Achterin een tafel. Dit deel bevat op blz. 114 vlgg. een in 1770 opgestelde memorie aangaande de geschiedenis van het fonds.
147 1928—1989. Rekeningen van administrateurs van den boedel Craeyvanger, c. 1638—1814. N.B. Bijlagen: Inv. nos. 2506—2519.
1928—1930. Rekeningen van de administrateurs jonker Jo~ han van Lauwyck en Gysbert Jansz,, stadsburgemeester, c. 1638—1654. 3 katerns. N.B. Bijlagen: Inv. nos. 2506-2508.
1928. c. 1638—Kerstmis 1640, afgehoord 1642. N.B. Nadat de door Maria Craeyvangers, weduwe van Amelis van Lauwyck, vermaakte 8000 guldens op 2 December 1637 door de erfgenamen aan den magistraat waren overgedragen, zijn zij eerst beheerd door jonker Huybert van Lauwyck. De hier beschreven rekening begint na het eindigen van zijn beheer.
1929. Kerstmis 1640—Kerstmis 1643, afgehoord 1645. 1930. Kerstmis 1643—Kerstmis 1654, afgehoord 1657. 1931^—1934. Rekeningen van den administrateur Nicolaes de Lange, raad en secretaris der stad, 1657—1665. 4 katerns. N.B. Bijlagen: Inv. nos. 2509—2512.
1931. 1654—1659, afgehoord 1659. 1932. 1659—1661, afgehoord 1661. 1933. 1661—1663, afgehoord 1663. 1934. 1663—1665, afgehoord 1671. 1935. Rekening van den administrateur Laurents Witt, rentmeester, 1665—1671, afgehoord 1671. 1 katern. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2513.
1936. Rekening van den administrateur Cornelis Hoeve naer, stadssecretaris, 1671-—1676, afgehoord 1676. 1 katern. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2514.
1937. Rekening betreffende de administratie van den stadssecretaris Gerart van Gaesbeecq, afgelegd door Mr. Jodocus van Gaesbeecq als voogd over den minderjarigen Petrus van Gaesbeecq, 1676—1690, afgehoord 1690. 1 katern. 1938. Rekening van den administrateur Mr, Adriaan Verhoeven, stadssecretaris, 1690.— 1697, afgehoord 1697. 1 katern. N.B. Bijlagen: Inv. no. 2515. 1939. Rekening van den administrateur Arnold van Wijk, stadssecretaris, 1697—1702. 1 katern. 1940—1944. Rekeningen van den administrateur Pieter Walbeeck, stadssecretaris, 1703—1750. 8 katerns. N.B. Bijlagen: Inv. nos. 2516—2518. 1940. 1703—1719, afgehoord 1719. N.B. In triplo. 1941. 1720—1727, afgehoord 1727. NB. In duplo. 1942. 1727—1729, afgehoord 1729.
148 1943. 1730—1744, afgehoord 1745. 1944. 1745 — 1750, afgehoord 1751. 1945 — 1963. Rekeningen van den administrateur Josua Tucker, 1770—1789. 19 katerns. N.B.
Het boekjaar begint op 1 September.
1945. 1770/71, afgehoord 1771. 1946. 1771/72, afgehoord 1772. 1947. 1772/73, afgehoord 1773. 1948. 1773/74, afgehoord 1774. 1949. 1774/75, afgehoord 1775. 1950. 1775/76, afgehoord 1776. 1951. 1776/77, afgehoord 1777. 1952. 1777/78, afgehoord 1778. 1953. 1778/79, afgehoord 1779. 1954. 1779/80. afgehoord 1780. 1955. 1780/81, afgehoord 1781. 1956. 1781/82, afgehoord 1782. 1957. 1782/83, afgehoord 1783. 1958. 1783/84, afgehoord 1784. 1959. 1784/85, afgehoord 1785. ~1960. 1785/86, afgehoord 1786. 1961. 1786/87, afgehoord 1787. 1962. 1787/88, afgehoord 1788. 1963. 1788/89, afgehoord 1789. 1964. Rekening betreffende de administratie van wijlen Josua Tucker, afgelegd door zijn zoon Anthony Tukker, 1789/90, afgehoord 1790. 1 katern. 1965-—1972. Rekeningen van den administrateur Jan van Soelen, 1790—1798. 8 'katerns. 1965. 1790/91, afgehoord 1791. 1966. 1791/92, afgehoord 1792. 1967. 1792/93, afgehoord 1793. 1968. 1793/94, afgehoord 1794. 1969. 1794/95, afgehoord 1795. 1970. 1795/96, afgehoord 1796. 1971. 1796/97, afgehoord 1797. 1972. 1797 September 1—1798 Maart 7, afgehoord 1798. 1973 — 1975. Rekeningen van den administrateur Aart Donné, 1798—1800. 3 katerns. 1973. 1798 Maart 8—Augustus 31, afgehoord 1799. 1974. 1798/99, afgehoord 1801, 1975. 1799/1800, afgehoord 1801. 1976, 1977. Rekeningen van den administrateur Jan Gerrit Kramer, 1801 — 1802. 2 katerns. 1976. 1801/02, afgehoord 1802. 1977. 1802 September 1—December 12, afgehoord 1802.
149 1978. Rekening van den administrateur Jan van Soelen, 1802 December 13—1803 November 30, afgehoord 1803. 1 katern. 1979, 1980. Rekeningen betreffende de administratie van Jan van Soelen, ter afhooring aangeboden door zijn erfgenamen, 1803—1805. 2 katerns. N.B. Het boekjaar begint 1 December. 1979. 1803/04, afgehoord 1806. 1980. 1804/05, afgehoord 1806. 1981— 1987. Rekeningen van den administrateur Hessel van der Meer, notaris, 1805—1812. 7 katerns. N.B. Het boekjaar begint 1 December. Bijlagen: Inv. no. 2519.
1981. 1805/06, afgehoord 1806. 1982. 1806/07, afgehoord 1808. 1983. 1807/08, afgehoord 1810. 1984. 1808/09, afgehoord 1811. 1985. 1809/10, afgehoord 1811. 1986. 1810/11, afgehoord 1812. 1987. 1811/12, afgehoord 1813. 1988, 1989. Rekeningen betreffende de administratie van wijlen Hessel van der Meer, afgelegd door zijn weduwe Catharina Adriana van Setten, 1 SI2—1S14. 2 katerns. 1988. 1812—1813, afgehoord 1829. 1989. 1814, afgehoord 1829. V. 1990. 1991.
ARCHIEF VAN CURATOREN LATIJNSCHE SCHOOL.
DER
Register van resolutiën van curatoren, 1767—1810. 1 deel. Resoluties en notulen van vergaderingen van curatoren, 1805—1809, 1811 — 1814, 1846—1847. 1 omslag. 1992. Ingekomen en minuten van uitgegane stukken, 1685, 1767— 1821, 1843—1851. 1 pak. 1993. Bestek eener verbouwing van de kerk van het St. Petersgasthuis en aangrenzende gebouwen tot Latijnsche school en rectorswoning, c. 1625, Met een plattegrond. 1 omslag. 1994. Commissiën en instructiën voor rectoren en conrectoren, 1587, 1647—1708. 1 omslag. 1995. Stukken betreffende de tractementen van rector en conrector, 1647—1713. 1 omslag. 1996. Catalogus discipulorum, 1645. 1 katern. 1997. Lijsten van te houden vacantiedagen, 1651 en 1656, en series lectionum, c, 1700. 1 omslag.
150 199S. Opgaven betreffende den toestand van de Latijnsche school en den staat van het onderwijs, 1811—1812 en c. 1820. 1 omslag. V. ACTE, AAN DEN MAGISTRAAT IN BEWARING GEGEVEN, 1999. Acte, waarbij Justinus. van Nassau en Anna de Merode zich verbinden met elkander in het huwelijk te treden, 1597. 1 stuk. N.B. Deze acte werd verleden ten overstaan van Ds. Hermannus Bargeus, predikant, in bijwezen van schepenen en secretaris der stad Culemborg. Zij was bestemd om in het stadsarchief te worden bewaard, gelijk de acte nadrukkelijk zegt. Omtrent een verblijf van beide genoemde personen te Culemborg is niets bekend. De acte is gedrukt in het maandblad De Nederlandsche Leeuw, 1933, kol. 342.
AANHANGSEL. I. VARIA. 2000. Erftynsbrief van 7 morgen land onder Beusichem, namens jonker Jan van Boeckhout, heer van Beverweerd en Odijk, uitgegeven aan Geryt Meliszoon, 1442. 1 charter (zie Reg. no. 95). 2001. Acte betreffende den gerechtelijken verkoop van een stuk land onder Beusichem, geheeten In den legen wert, door Gerit Meliszoon, 1452. 1 charter (zie Reg. no. 109). 2002. Acte, waarbij Willam Peterszoon en zijne vrouw Hase verklaren voldaan te zijn door Stijn, vrouw van wijlen Dirc Peterszoon, wegens de erfenis van dezen laatste, 1453, 1 charter (zie Reg. no. 112). 2003. Eigendomsbewijs van een huis met bijbehoorenden rijweg te Culemborg, voor Derick Janszoon, afkomstig van Derick van Xanten, 1454. 1 charter (zie Reg. no, 114). 2004. Eigendomsbewijs na gerechtelijken verkoop van een huis aan de Vorderstraat naast de Poortenstraat te Culemborg, voor Dirck Janszoon, 1474. 1 charter (zie Reg. no, 151). 2005. Eigendomsbewijs van vier morgen land in het gericht van Beusichem, voor Dirck Janszoon, afkomstig van Reyner Loef f en zijnen zoon Heynrick, 1477, en van de beterschap er van, 1482. 2 charters (zie Reg. nos. 171, 202). 2006+ Acte van verhuur van een huis aan de Voirderstrait te Culemborg door Wermbout Gerytszoon en zijne vrouw Katherina aan Rembout Paeuwe en diens vrouw Mary, 1483. 1 charter (zie Reg. no. 205). 2007. Eigendomsbewijs van een halve hoeve land onder Everdingen, voor Dirc Janszoon, afkomstig van het kapittel der St. Barbarakerk, 1484. 1 charter (zie Reg. no. 208). 2008. Eigendomsbewijs van de nalatenschappen van Lijsbet Sander Pansiers, grootmoeder, benevens de moeder van Hillegont Heynricsdochter van Emskerck, voor Heynrick van Emskerck Heynricszoon, afkomstig van Hillegont voornoemd, 1485. 1 charter (zie Reg. no. 211), 2009* Acte, waarbij scheidslieden eene scheiding maken tusschen Aelbert Aert Dyrckxzoonszoon en Stijn, weduwe van Dyrck
152 Janszoon, van verschillende huizen en renten, 1486. 1 charter (zie Reg. no. 215). 2010. Acte, waarbij Cornelis Hackert Hubertszoon van Dirck die Hueschs Janszoon eenige landerijen onder Redichem in eeuwigdurende pacht aanneemt, 1517. 1 charter (zie Reg. no. 326). 2011. Acte, waarbij Dirck Janszoon die Hueschs bij huwelijksvoorwaarden aan zijnen zoon een stuk land onder Redichem, geheeten dat Aulant, toezegt, behoudens lijftocht, 1523. 1 charter (zie Reg. no. 349). 2012. Acte, waarbij Sophia, weduwe van Wolter van Dichteren, aan Gerit Geritszoon, den snijder, een huis bij de Lanxmerpoort verhuurt, 1530. 1 charter (zie Reg. no. 373). 2013. Acte, waarbij de huismeesters van het St. Barbaragasthuis en van het St. Laurensgasthuis te Utrecht aan Maria Philipsen, weduwe van Willem Joosten van Schalckwijck, voor hun minderjarigen zoon Philips Willem in eeuwigdurende pacht uitgeven een viertel land in het gerecht van Schalkwijk, 1620. 1 charter. 2014. Rentebrief, groot 6 guldens 5 stuivers 's jaars, gaande uit een huis op het Merctvelt, voor de minderjarige Heyltgen Cornelis, ten laste van Rutger Symonszoon, bakker, 1628. 1 charter, 2015. Acte, waarbij de huismeesters van het St. Jobsgasthuis te Utrecht aan Cornelis Claessen Vereem toestaan, een door hem van Adriaengen Dircx, weduwe van Thomas Anthonïszoon, gekocht graf in de gasthuiskerk te bezitten en te gebruiken, 1650. 1 charter. 2016. Verklaringen van Abraham Roelofsz., gerichtsbode te Culemborg, en Tielman Dircxz., dat zij met inwoners van Schoonrewoerd hebben gevischt in het wiel aan den Diefdijk, 1655. 1 stuk. 2017. Poorterbrief als poorter te Amsterdam, afgegeven aan Johannes Gerardus Backer, wijnkooper, komende van Zutphen, 1739. 1 charter. 2018. Poorterbrief voor Jan Hendrik Mosch Jr,, makelaar, van Utrecht, gegeven door het stedelijk bestuur van Amsterdam, 1781. 1 charter. 2019. Verklaring van goed gedrag, door rector en professoren in de theologie der Universiteit te Utrecht afgegeven aan den student in de theologie Jan Antonie van Eyk van Voorthuysen, 1811. 1 stuk.
153 II. HANDSCHRIFTEN. 2020--2028* ,,Cuylenborgse Handvesten". Verzameling van oudere en jongere afschriften van Culemborgsche archivalia uit het grafelijk en het stedelijk archief, aangelegd door Mr. Nicolaes Bosch, raad en stadhouder van de leenen (f 14 Mei 1702). 9 banden. N.B. Deze collectie is een belangrijke bron voor het werk van Voet vsn Oudheusden geweest (voorrede). Uit deel VI is verwijderd een oorspronkelijke rekening Van kerkmeesters der St. Janskerk over het jaar 1490/91, omvattende de folia 4688.—4693. Deze rekening is beschreven onder no. 673 van dezen inventaris.
2029,2030. Afschriften van stad- en landrechten van Cnlemborg enz. 2 banden. 2031, 2032. Corpus juris canonici. Handschrift uit de eerste helft der 16e eeuw. 2 deelen.
SUPPLEMENT. N.B. Omtrent de redenen der toevoeging van dit Supplement zie men de Inleiding. In het Supplement is de indeeling van den Inventaris gevolgd en zijn telkenmale de nummers en opschriften der betrokken afdeelingen vermeld.
EERSTE AFDEELING. ARCHIEF VAN HET STADSBESTUUR TOT EN MET 1810. VII.
STEDELIJKE FINANCIËN. A.
ALGEMEEN.
a. Rekeningen (met bijlagen). 2033—2145. Bijlagen bij rekeningen van (stads-)burgemeesters en cameraars, 1582/83—1810. 2033, 2034. Bijlagen bij de rekeningen van den stadsburgemeester Gerrit Vremdt over de jaren 1582/83 en 1583/84. N.B.
De rekeningen zijn verloren.
2033. 1582/83. 1 lias. 2034. 1583/84. 1 lias en 1 charter. 2035, Bijlagen bij de rekening van den stadsburgemeester Henrick de Moelre over het jaar 1585/86. 1 lias. N.B.
De rekening is verloren.
2036. Bijlagen bij de rekening van den burgemeester Adriaen Joosten {van Diemen), belast met de administratie van den extra-ordinaris ontvang over het jaar 1586/87. 1 lias. N.B. De rekening is verloren. 2037. Bijlagen bij de rekening van den stadsburgemeester Adriaen Joosten van Diemen over het jaar 1588/89. 1 lias. N.B.
De rekening is verloren.
2038, 2039. Bijlagen bij de rekeningen van den stadsburgemeester Amelys Alaertszoon over de jaren 1589/90 en 1590/91. 2 liassen. N.B. De rekening over 1589/90 is verloren; die over 1590/91 is beschreven onder Inv. no. 289.
2038. 1589/90. 2039. 1590/91. 2040. Bijlagen bij de rekening van den stadsburgemeester Amelys Alaertszoon wegens den extra-ordinaris ontvang over de jaren 1589/90—1591/92. 1 lias. N.B. De rekening is verloren.
155 2041. Bijlagen bij de rekening van den stadsburgemeester Röeloff de Man over het jaar 1592/93. 1 lias. N.B.
Dé rekening is verloren.
2042, 2043. Bijlagen bij de rekeningen van den stadsburgemeester Meus Anthoniszoon over de jaren 1593/94 en 1594/95. 2 liassen. N.B.
De rekeningen zijn verloren.
2042. 1593/94. 2043. 1594/95. 2044-^2046. Bijlagen bij de rekeningen van den stadsburgemeester Lambrecht Hoevenaer over de jaren 1597/98— 1599/1600. 3 liassen. N.B. De rekening over het jaar 1598/99 is verloren. De beide andere zijn beschreven onder Inv. nos. 290 en 291.
2044. 1597/98. 2045. 1598/99. 2046. 1599/1600. 2047, 2048. Bijlagen bij de rekeningen van den stadsburgemeester Frederick van Winssen over de jaren 1600/01 en 1602/03. N.B.
Zie deze rekeningen onder Inv. nos. 292 en 294,
2047. 1600/01, 1 lias en 1 charter. 2048. 1602/03. 1 lias. 2049, 2050. Bijlagen bij de rekeningen van den stadsburgemeester Meus Anthoeniszoon over de jaren 1604/05 en 1605/06. 2 liassen. N.B.
Zie deze rekeningen onder Inv. nos. 296 en 297.
2049. 1604/05. 2050. 1605/06. 2051, 2052. Bijlagen bij de rekeningen van den stadsburgemeester Johan van Winssen over de jaren 1606/07 en 1607/08. 2 liassen. N.B,
Zie deze rekeningen onder Inv. nos. 298—300.
2051. 1606/07. 2052. 1607/08. 2053, 2054. Bijlagen bij de rekeningen van den stadsburgemeester Meus Anthoniszoon over de jaren 1609/10 en 1610/11. 2 liassen. N.B. De rekeningen, die verloren zijn, werden vermoedelijk evenals die over 1608/09 (Inv. no. 301) ter afhooring aangeboden door de erfgenamen Van den rendant.
2053. 1609/10. 2054. 1610/11. 2055. Bijlagen bij de rekening van den stadsburgemeester jonker Gerrït van Culemborch over het jaar 1613/14, 1 lias. N.B. De rekening is verloren.
156 2056, 2057. Bijlagen bij de rekeningen van den stadsburgemeester Govert de Man over de jaren 1616/37 en 1618/19. 2 liassen. N.B.
De rekeningen zijn verloren.
2056. 1616/17. 2057. 1618/19. 2058. Bijlagen bij de rekening van den stadsburgemeester Amelis van Lauwick van diens beheer in het jaar 1622/23. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 306. 2059. Bijlagen bij de rekening van den stadsburgemeester Govert de Man over het jaar 1625/26. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 310. 2060—2062. Bijlagen bij de rekeningen van Gysbert Janszoon als cameraar der stad Culemborg over de jaren 1629/ 30—1631/32. 3 liassen. N.B. De rekening over 1630/31 is verloren; de beide andere zijn vermeld onder Inv. nos. 314 en 315. 2060. 1629/30. 2061. 1630/31. 2062. 1631/32. 2063—2067. Bijlagen bij de rekeningen van Gysbert Janszoon als stadsburgemeester uit de jaren 1634/35-—1640/41. 5 liassen. N.B. De bijlagen over 1636/37 en 1638/39 ontbreken. Men zie de rekeningen onder Inv. nos. 318—323 met uitzondering van die over het jaar 1637/38, welke verloren is.
2063. 1634/35. 2064. 1635/36. 2065. 1637/38. 2066. 1639/40. 2067. 1640/41. 2068—2073. Bijlagen bij de rekeningen van Gysbert Janszoon als cameraar uit de jaren 1641/42—1653/54. 6 liassen. N.B. De rekeningen, waarvan bijlagen zijn bewaard, zijn beschreven onder Inv. nos. 324, 325, 328, 331 en 335. De rekening over 1650/51 is verloren.
2068. 2069. 2070. 2071. 2072. 2073.
1641/42. 1642/43. 1645/46. 1648/49. 1650/51. 1653/54.
2074. Bijlagen bij de rekening van den cameraar Ambrosius Kemp over het jaar 1658/59. 1 lias. N.B.
2075—2078.
Zie de rekening onder Inv. no, 340.
Bijlagen bij de rekeningen van den cameraar
157 Philippus Specht uit de jaren 1664/65—1669/70. 4 liassen. N.B, Zie de rekeningen, waarvan bijlagen zijn bewaard, onder Inv. nos. 346, 348. 350 en 351.
2075. 1664/65. 2076. 1666/67. 2077. 1668/69. 2078. 1669/70. 2079—2089. Bijlagen bij de rekeningen van den cameraar Johan van der Pijll uit de jaren 1680/81—1702/03. 11 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 362, 364, 367, 373—377 en 381. De bijlagen over 1691/92 zijn incompleet.
2079. 1680/81. 2080. 1682/83. 2081. 1685/86. 2082. 1691/92. 2083. 1692/93. 2084. 1693/94. 2085. 1694/95. 2086. 1695/96. 2087. 1699/1700. 2088. 1701/02. 2089. 1702/03. 2090. Bijlagen bij de rekening van den cameraar Johan van der Pijll met Mr. Rombout van den Oever als subsituut-cameraar over het jaar 1703/04. 1 lias. N.B.
Zie de rekening onder Inv. no. 381.
2091. Bijlagen bij de rekening van den cameraar Johan Frederick Wuesten over het jaar 1706. 1 lias. N.B.
Zie de rekening onder Inv. no. 381.
2092—'2094. Bijlagen bij de rekeningen van den cameraar Mr. Petrus van der Velden, 1710—1714. 2 liassen en 1 stuk. N.B.
Zie de rekeningen onder InV. no. 382.
2092. 1710. 2093. 1712. 2094. 1714. 1 stuk. 2095. Bijlagen bij de rekening van de voogden over het minderjarige kind van Mr. Pieter van der Velden, en van den cameraar Mr. Gerard Voet over het jaar 1717. 1 lias, NB.
Zie de rekening onder Inv. no. 382.
2096—2113. Bijlagen bij de rekeningen van den cameraar Mr. Gerard Voet uit de jaren 1719—1750. 18 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 382, 384, 386, 388 en 389. De bijlagen over 1728 en 1733 zijn beschreven onder Inv. nos. 385 en 387, die over 1744 zijn incompleet.
2096. 1719. 2097. 1720.
2098. 1721. 2099. 1722.
158 2100. 1723. 2107. 1737 2101. 1726. 2108. 1740 2102. 1727. 2109. 1744 2103. 1729. 2110. 1746 2104. 1730. 2111. 1747 2105. 1731. 2112. 1748 2106. 1732. 2113. 1750 2114—2127, Bijlagen bij de rekeningen van den cameraar Mr. Salomon de Jouwer uit de jaren 1757—1789. 14 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 389—391 en 393. De bijlagen over 177] zijn incompleet, die over 1777 zijn vermeld onder Inv. no. 392. 2114. 1757. 2121. 1773. 2115. 1759. 2122. 1775. 2116. 1760. 2123. 1776. 2117. 1762. 2124. 1778. 2118. 1763. 2125. 1779. 2119. 1771. 2126. 1780. 2120. 1772. 2127. 1789. 2128. Bijlagen bij de rekening van Mrs. Johannes van Hees en Salomon de Jouwer wegens gelden, voor het graafschap en de stad uitgegeven voor onkosten van doormarsch en inkwartiering der Pruisische troepen in September en Ocber 1787. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 393.
2129. Bijlagen bij de rekening van Coenraad Michiel Wijnen en Cornelis de Ridder als executeurs-testamentair van wijlen Mr. Salomon de Jouwer over het jaar 1790. 1 lias. N.B. Incompleet. Zie de rekening onder Inv. no. 394.
2130. Bijlagen bij de rekening van Mr. Johannes Ludovicus de Vos als provisioneel cameraar over het jaar 1793. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 394.
2131. Bijlagen bij de rekening van Cornelis de Ridder als provisioneel cameraar over het jaar 1795. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 394.
2132—2145. Bijlagen bij de rekeningen van den cameraar Matthijs Rademaker uit de jaren 1796—1810. 14 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 394—405. De bijlagen over 1802 zijn beschreven onder Inv. no. 406.
2132. 2133. 2134. 2135. 2136. 2137. 2138.
1796. 1797. 1798. 1799. 1800. 1801. 1803.
2139. 2140. 2141, 2142. 2143. 2144. 2145.
1804. 1805. 1806. 1807. 1808. 1809. 1810.
159 B.
BEHEER VAN VERSCHILLENDE BRONNEN VAN INKOMSTEN.
a. Algemeen. 2146, Register van jaarlijks aan de stad verschuldigde gelden wegens in erfpacht uitgegeven terreinen, c. 1725. 1 deel. c.
Accijnzen.
2147* Rekening van Mr. Gerard Voet, stadscameraar, betreffende den door hem in de plaats van den voortvluchtigen pachter Gerrit den Bonter geïnden tabaksaccijns, 1723 Maart 24— Juli 3, af gehoord 1724. 1 katern. 2148, Bijlagen, behoorende bij bovengenoemde rekening van Mr. Gerard Voet. 1 lias. e.
Loterijen.
2149—2156, Bijlagen bij rekeningen van den raad en stadssecretaris Pieter Walbeeck als directeur en boekhouder der Culemborgsche loterijen, 1724—1725 en 1736—1739. 8 liassen. N.B. De rekeningen uit de jaren 1724—1725, 1736 en 1739 zijn verloren. De overige zijn beschreven onder Inv. nos. 464—467.
2149. 2150. 2151. 2152. 2153. 2154. 2155. 2156.
loterij, 1724. loterij, 1724. loterij, 1725. nieuwe loterij, 1736. nieuwe loterij, 1738. loterij, 1738. loterij, 1738. loterij, 1739. g. Haven. 2157. Bijlagen bij de rekening van den schepenburgemeester Frederick Hoevenaer van schippersquotisatie en havengeld over de jaren 1626/27—1628/29. 1 lias, N.B.
Ie 2e 3e Ie 3e 4e 5e 6e
De rekening is verloren.
2158—2175. Bijlagen bij de rekeningen van commissarissen uit het stedelijk bestuur {later van den stadscameraar) van het z.g. Havenfonds, 1791/92 — 1811. 18 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 497—516. 2158. 1791/92. 2167. 1801/02. 2159. 1792/93. 2168. 1802/03. 2160. 1793/94. 2169. 1803/04. 2161. 1794/95. 2170. 1805. 2162. 1796/97. 2171. 1806. 2163. 1797/98. 2172. 1807. 2164. 1798/99. 2173. 1808. 2165. 1799/1800. 2174. 1809. 2166. 1800/012175. 1810—1811.
160 i. Niet in vorige afdeelingen vermeld. 2176. Bijlagen bij de rekening van Dirk Rademaker van eene door de municipaliteit opgenomen som van 1000 guldens, 1795. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 532. 2177—2191. Bijlagen bij rekeningen van ontvangers van de contributiën, 1601 — 1677. N.B. Onder contributiën zijn te verstaan bijzondere heffingen in tijden van oorlog of oorlogsgevaar. Waarschijnlijk werd de stad door den Raad van State aangeslagen voor een bepaald bedrag, waarna de magistraat dit op de burgers verhaalde. Rekeningen zijn van deze administratie niet bewaard gebleven. In den inventaris komen de contributiën niet voor bij de stedelijke financiën.
2177—-2182. Bijlagen bij de rekeningen van den ontvanger Joost Corneliszoon over de jaren 1601—1610. 6 liassen. N.B. De bijlagen over de jaren 1604 en 1606^1608 zijn verloren. 2177. 1601. 2180. 1605. 2178. 1602. 2181. 1609. 2179. 1603. 2182- 1610. 2183. Bijlagen bij de rekening van den ontvanger Johan van Megen over het jaar 1630. 1 lias. 2184. Bijlagen bij de rekening van den ontvanger Aert Henricxzoon Groenendijc over het jaar 1637. 1 lias. 2185—2189. Bijlagen bij de rekeningen van den ontvanger Samuel van de Water ovei de jaren 1641—1648. 5 liassen. N.B. De bijlagen over de jaren 1643, 1644 en 1646 zijn verloren. 2185- 1641. 2188. 1647. 2186. 1642. 2189. 1648. 2187. 1645. 2190. Bijlagen bij de rekening van den ontvanger Philips Specht over het jaar 1665. 1 lias. 2191. Bijlagen bij de rekening van den ontvanger Jodocus van Gaesbeecq over het jaar 1677. 1 lias.
VIII. KERKELIJKE ZAKEN. b. 1.
St. Barbaraherh. Algemeen.
2192- Overeenkomst tusschen Johanna, Agatha en Jacoba van Wijk betreffende het leveren van rouwgoed in de stad en het graafschap Culemborg krachtens een haar verleend octrooi, voor den tijd van zestien jaren, tegen betaling van 200 guldens 's jaars aan de kerk, 1697 (afschrift). 1 stuk.
161 2.
Rekeningen
van
kerkmeesters.
2193—2253. Bijlagen bij rekeningen van kerkmeesters der St. Barbarakerk, 1605/06—1799/1800. N.B. Kortheidshalve zijn hier bij de beschrijving de namen der kerkmeesters-medehulpers (vóór 1653/54) weggelaten.
2193. Bijlagen bij de rekening van den kerkmeester Roelof Janszoon over het jaar 1605/06. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 558. 2194. Bijlagen bij de rekening van den kerkmeester Gerrit Janszoon Sluyter over het jaar 1614/15. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. No. 562. 2195—2197. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Jan Willemszoon uit de jaren 1616/17—1619/20. 3 liassen. N.B. De rekening over 1619/20 is beschreven onder Inv. no. 563; de beide andere rekeningen zijn verloren.
2195. 1616/17. 2196. 1617/18. 2197. 1619/20. 2198. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Adriaen Aelbertssen over de jaren 1634/35 en 1635/36. 1 lias. N.B. De rekening over 1634/35 is verloren; de andere is beschreven onder Inv. no. 564.
2199. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Oth Corneliszoon van Eist over het jaar 1637/38. 1 lias. N.B.
Zie de rekening onder Inv. no. 564,
2200—2202. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Pelgrom Albertszoon Blanckert over de jaren 1653/58, 1658/61 en 1669/70. 3 liassen. N.B. De rekening over het jaar 1669/70 is verloren. De andere rekeningen zijn beschreven onder Inv. no. 566.
2200. 1653/58. 2201. 1658/61. 2202. 1669/70. 2203—2216. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius (Sr.) uit de jaren 1682/83-—-1716/17. 14 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 569—590.
2203. 2204. 2205. 2206. 2207. 2208. 2209.
1682/83. 1683/84. 1684/85. 1685/86. 1687/88. 1691/92. 1700/01.
2210. 2211. 2212. 2213. 2214. 2215. 2216.
1702/03. 1703/04, 1704/05. 1706/07. 1711/12. 1713/14. 1716/17. 11
162
2217-—2233. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius (Jr.) uit de jaren 1722/23—1760/61. 17 liassen en 2 charters. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 591, 592 en 594—596. De bijlagen bij de rekening over 1735/36 zijn beschreven onder Inv. no. 593.
2217. 2218. 2219. 2220. 2221. 2222. 2223. 2224. 2225. 2226. 2227. 2228.
1722/23. 1725/26. 1726/27. 1727/28. 1728/29. 1729/30. 1 lias en 2 charters. 1730/31. 2229. 1731/32. 2230. 1746/47. 2231. 1750/51. 2232. 1753/54. 2233. 1755/56.
1756/57. 1757/58. 1758/59. 1759/60. 1760/61.
2234—2240. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Johan de Bie uit de jaren 1761/62—1769/70. 7 liassen. N.B.
2234. 2235. 2236. 2237. 2238. 2239. 2240.
Zie de rekeningen onder Inv. nos. 596 en 597.
1761/62. 1762/63. 1763/64. 1765/66. 1767/68. 1768/69. 1769/70.
2241—2243. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Joris Lammers over de jaren 1771/72, 1775/76 en 1778/79. 3 liassen. N.B.
Zie de rekeningen onder Inv. no. 597.
2241. 1771/72. 2242. 1775/76. 2243. 1778/79. 2244—2253. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Coenraad Michiel Wijnen over de jaren 1790/91 — 1799/1800. 10 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 600—609. 2244. 1790/91. 2249. 1795/96, 2245. 1791/92. 2250. 1796/97. 2246. 1792/93. 2251. 1797/98. 2247. 1793/94. 2252. 1798/99. 2248. 1794/95. 2253. 1799/1800.
163 c. St. Janskerk. 2,
Rekeningen van
kerkmeesters.
2254—2322* Bijlagen bij rekeningen van kerkmeesters der St. Janskerk, 1595/96—1799/1800. 2254. Bijlagen bij de rekening van den kerkmeester Aert Dircxzoon Verlaer over het jaar 1595/96. 1 lias. N.B.
Zie' de rekening onder InV. no, 744,
2255, 2256. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Anthony de Weerdt over de jaren 1645/46—1655/56. 2 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. no. 746. 2255. 1645/46—1653/54. 1 lias. 2256. 1654/55—1655/56. 1 lias. 2257—2264. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Pelgrom Aelbertszoon Blanckert uit de jaren 1656/57— 1672/73. 8 liassen. N.B. De rekeningen uit de jaren 1659.—1677/78 zijn verloren. De rekeningen uit de jaren 1656/57—1658/59 zijn beschreven onder Inv. no. 746.
2257. 1656/57—1660/61. 2258. 1661/62—1663/64. 2259. 1664/65. 2262. 1669/70. 2260. 1665/66. 2263. 1670/71. 2261. 1666/67. 2264. 1672/73. 2265. Bijlagen bij de rekening der weduwe van den kerkmeester Pelgrom Aelbertszoon Blanckert over het jaar 1673/74. 1 lias. N.B.
De rekening is verloren.
2266. Bijlagen bij de rekening van den kerkmeester Philips Gressenich over het jaar 1675/76. 1 lias. N.B.
De rekening is verloren.
2267. Bijlagen bij de rekening van den kerkmeester Laurens Hammius (Sr.) over het jaar 1680/81. 1 lias. N.B.
Zie de rekening onder Inv. no. 747.
2268. Bijlagen bij de rekening der weduwe van den kerkmeester Laurens Hammius (Sr.) over het jaar 1718/19. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 749. 2269—2283. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Laurens Hammius (Jr.) over de jaren 1746/47—1760/61. 15 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 751—753. 2269. 1746/47. 2273. 1750/51. 2270. 1747/48. 2274. 1751/52. 2271. 1748/49. 2275. 1752/53. 2272. 1749/50. 2276. 1753/54.
164 2277. 1754/55. 2281. 1758/59. 2278. 1755/56. 2282. 1759/60. 2279. 1756/57. 2283. 1760/61. 2280. 1757/58. 2284—2293. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Jan de Bie over de jaren 1761/62r~1770/71. 10 liassen. N.B.
2284. 2285. 2286. 2287. 2288.
Zie de rekeningen onder Inv. nos. 753 en 754.
1761/62. 1762/63. 1763/64. 1764/65. 1765/66.
2289. 2290. 2291. 2292. 2293.
1766/67. 1767/68. 1768/69. 1769/70. 1770/71.
2294—2302. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Joris Lammers over de jaren 1771/72—1779/80. 9 liassen. N.B.
2294. 2295. 2296. 2297. 2298.
Zie de rekeningen onder Inv. nos. 754 en 755.
1771/72. 1772/73. 1773/74. 1774/75. 1775/76.
2299. 2300. 2301. 2302.
1776/77. 1777/78. 1778/79. 1779/80.
2303. Bijlagen bij de rekening der weduwe van den kerkmeester Joris Lammers over het jaar 1780/81. 1 lias. N.B.
Zie de rekening onder Inv. no. 755.
2304—2322. Bijlagen bij de rekeningen van den kerkmeester Coenraad Michiel Wijnen over de jaren 1781/82-—* 1799/1800. 19 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 755.—766.
2304. 2305. 2306. 2307. 2308. 2309. 2310. 2311. 2312.
1781/82. 1782/83. 1783/84. 1784/85. 1785/86. 1786/87. 1787/88. 1788/89. 1789/ao.
2314. 2315. 2316. 2317. 2318. 2319. 2320, 2321. 2322.
1791/92. 1792/93. 1793/94, 1794/95. 1795/96. 1796/97. 1797/98. 1798/99. 1799/1800.
2313. 1790/91. IX.
ARMENZORG,
c. Spinnerijen. 2323*—2326. Bijlagen bij de rekeningen van Bartholomeus van Kalken als directeur van de stedelijke vlasspinnerij, 1803—1808. 4 liassen. N.B.
Zie de rekeningen onder Inv. nos. 802—805.
165 2323. 2324. 2325.
1803 December 12—1805 October 31. 1805 November 1 — 1806 December 31. 1807.
2326.
1808.
d. Collecten. 2327-—2331, Bijlagen bij rekeningen van administrateurs van de driemaandelijksche (V4-jaars) collectebus, 1802 en 1 SI2-—1816. 2327. Bijlagen bij de rekening van den rentmeester Gasper van Ravesway over het jaar 1802. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 848. 2328—2331. Bijlagen bij de rekeningen van den rentmeester Jozua Jacobus Dusseau over de jaren 1812—1816. 4 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 858, 859, 861 en 862. De bijlagen over de andere jaren zijn verloren.
2328. 1812. 2329. 1813, 2330. 1815, 2331. 1816. 2332—2348. Bijlagen bij rekeningen van ontvangsten en uitgaven betreffende de groote Zondagsche stadsarmenbus, 1771/72— 1802/1803. 2332—2342. Bijlagen bij de rekeningen van D. N. van Hoytema over de jaren 1771/72—1795 Maart. 11 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 874—896. Verschillende jaren ontbreken.
2332. 1771/72. 2337. 1778/79. 2333. 1772/73. 2338, 1779/80. 2334. 1775/76. 2339. 1781/82. 2335. 1776/77. 2340. 1792/93. 2336. 1777/78. 2341. 1793 November 1 — 1794 October 31. 2342. 1794 November 1 — 1795 Maart. 2343—2347. Bijlagen bij de rekeningen van H. J. van Haeften, 1795—1798/99. 5 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 897—900. De rekening over het jaar 1795/96 is verloren.
2343. 1795 Maart 20—October 31. 2344. 1795/96. 2345. 1796/97. 2346. 1797/98. 2347. 1798/99. 2348. Bijlagen bij de rekening van den rentmeester Gasper van Ravesway over het jaar 1802/03. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 904. De overige bijlagen zijn verloren.
166 X.
ONDERWIJS.
e. School van liefdadigheid. 2349—2362. Bijlagen bij rekeningen van rentmeesters van Poth en gasthuizen van ontvangsten en uitgaven voor de School van liefdadigheid, 1796—1812. 2349—2361. Bijlagen bij rekeningen van den rentmeester Gasper van Ravesway over de jaren 1796—1808. 13 liassen. N.B.
Zie de rekeningen onder Inv. nos. 924^936.
2349. 1796. 2356. 1803. 2350. 1797. 2357. 1804. 2351. 1798. 2358. 1805. 2352. 1799. 2359. 1806. 2353. 1800. 2360. 1807. 2354. 1801. 2361. 1808. 2355. 1802. 2362. Bijlagen bij de rekening van den rentmeester Jozua Jacobus Dusseau over het jaar 1812. 1 lias. N.B.
Zie de rekening onder Inv. no. 939.
XII.
MILITAIRE ZAKEN. a.
Garnizoen.
2363. Rekening van den stadsburgemeester Meus Thoeniszoon van door hem uitbetaalde serviesgelden, 1594. 1 deel. 2364. Bijlagen, behoorend bij de rekening van den stadsburgemeester Meus Thoeniszoon, vermeld onder Inv. no. 2363. 1 lias. b.
Burgerschutterij.
2365,2366. Bijlagen bij rekeningen van ontvangsten en uitgaven van den burgerkrijgsraad, 1795—1797. 2 liassen. N.B.
Zie de rekeningen onder Inv. no. 1041.
2365. 1795 Juni 23—1796 September 13. 2366. 1796 Augustus 30—1797 Mei 30. 2367. Bijlagen bij de rekening van Matthijs Deenik en Hendrik Anthony Kramer wegens hun beheer van de gelden van den voormaligen burgerkrijgsraad. 1 lias. N.B.
Zie de rekening onder Inv. no. 1042.
c. Gewapende burgermacht. 2368—2371. Bijlagen bij de rekeningen van de Commissie van administratie en discipline van de gewapende burgermacht, 1807—1812. 4 liassen. N.B.
Zie de rekeningen onder Inv. no. 1049.
167 2368. 1807/08. 2370. 1810/11. 2369. 1808/09. 2371. 1811/12. 2372. Bijlagen bij de rekening van de Commissie van administratie en discipline der gewapende burgermacht van kosten, gemaakt voor de aanwerving van 25 vrijwilligers, 1809. 1 lias, N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 1050.
d.
Vreemde troepen.
2373* Bijlagen bij de rekening van gelden, toegestaan in 1804 door het Wetgevend Lichaam, ter vergoeding van schaden, geleden in de jaren 1794—1797. 1 lias. N.B. Zie de rekening enz. onder Inv. nos. 1054, 1055. TWEEDE AFDEELING. ARCHIEF VAN DE MAIRÏE CULEMBORG. II.
FINANCIËN.
2374, 2375. Bijlagen bij rekeningen van den ontvanger Gijsbert Wijnen over de jaren 1811 en 1812. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1225, 1226.
2374. 2375.
1811. 1 pak. 1812. 2 pakken.
DERDE AFDEELING. GEDEPONEERDE ARCHIVALIA. I.
ST.
PETERSGASTHUIS EN POTH. a. 2.
St. Petersgasthuis. Rekeningen.
2376—2386. Bijlagen bij rekeningen van gasthuismeesters, 1584/85 — 1653/54. 2376. Bijlagen bij de rekening van den gasthuismeester Amelis Philipszoon over het jaar 1584/85. 1 lias. N.B.
De rekening is verloren.
2377. Bijlagen bij de rekening van den gasthuismeester Gysbert Janszoon over het jaar 1623/24. 1 lias. N.B. De rekening is verloren.
2378. Bijlagen bij de rekening van den gewezen gasthuismeester Willem Thoniszoon over het jaar 1628/29. 1 lias. N.B. De rekening is verloren.
2379. Bijlagen bij de rekening van den gasthuismeester Jan de With over het jaar 1632/33. 1 lias, N.B. De rekening is verloren.
2380—2382. Bijlagen bij de rekeningen van den gasthuis-
168 meester Jan Gobelszoon de Weerdt over de jaren 1634/35 — 1636/37. 3 omslagen. N.B.
De rekeningen rijn verloren.
2380. 1634/35. 2381. 1635/36. 2382. 1636/37. 2383. Bijlagen bij de rekening van den gasthuismeester Willem Molenyser over het jaar 1644/45. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 1353. 2384. Bijlagen bij de rekeningen van den gasthuismeester Cornelis de Pauw over de jaren 1645/46—1648/49. 1 lias. N.B. Zie dé rekeningen onder Inv, nos. 1354—1357. 2385. Bijlagen bij de rekeningen van den gasthuismeester Hendrick Janszoon over de jaren 1650/51 en 1651/52. 1 lias. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1359 en 1360. 2386. Bijlagen bij de rekeningen van den gasthuismeester Joan Baers over de jaren 1652/53 en 1653/54. 1 lias, N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1361 en 1362. b.
Potk.
2. R e k e n i n g e n . 2387—2393* Bijlagen bij rekeningen van pothmeesters over de jaren 1610/11-1655/56. N.B. Kortheidshalve zijn bij de beschrijving de namen der pothmeesters-medehulpers weggelaten. 2387. Bijlagen bij de rekening van den pothmeester Jan Ghysbertszoon Portengen over het jaar 1610/11. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 1477. 2388. Bijlagen bij de rekening van den pothmeester Roeloff Claeszoon over het jaar 1621/22. 1 lias. N.B. De rekening is verloren. 2389. Bijlagen bij de rekening van den pothmeester Jan Verlaer over het jaar 1626/27. 1 lias. N.B. De rekening is verloren. 2390. Bijlagen bij de rekeningen van den pothmeester Peter Jans over de jaren 1628/29—1630/31. 1 lias. N.B. De rekeningen zijn verloren. 2391. Bijlagen bij de rekeningen van den pothmeester Wouter van der Vorst over de jaren 1650/51 en 1651/52. 1 lias. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1502 en 1503. 2392. Bijlagen bij de rekeningen van den pothmeester Jan Otten Steenis over de jaren 1652/53 en 1653/54. 1 lias. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1504 en 1505. 2393. Bijlagen bij de rekeningen van den pothmeester Seger Sluyter over de jaren 1654/55 en 1655/56. 1 lias. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1506 en 1507.
169 c. Gecombineerde administratie van beide stichtingen. 1. R e k e n i n g e n . 2394—2440. Bijlagen bij rekeningen van rentmeesters van St. Petersgasthuis en Poth, 1657/58—1816. 2394. Bijlagen bij de rekeningen van den rentmeester Laurens Pieterszoon Witt over de jaren 1657/58—1661/62. 1 lias. N.B.
Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1563'—1567.
2395. Bijlagen bij de rekening van den rentmeester Antony Vereest over het jaar 1683/84. 1 lias. N.B.
Zie de rekening onder Inv. no. 1590.
2396—2400. Bijlagen bij de rekeningen van den rentmeester Aert van Beusichem uit de jaren 1686/87—1706/07. 5 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1593, 1597, 1598. 2396. 1686/87. 2399. 1704/05. 2397. 1698/99. 2400. 1706/07. 2398. 1699/1700. 2401—2421. Bijlagen bij de rekeningen van den rentmeester Johannes Hammius uit de jaren 1709/10—1756/57. 21 liassen. N.B.
Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1599.—1603.
2401. 1709/10. 2412, 1737/38. 2402. 1711/12. 2413. 1740/41. 2414. 1742/43. 2403. 1712/13. 2404. 1713/14. 2415. 1745/46. 2416. 1746/47. 2405. 1715/16. 2406. 1716/17. 2417. 1750/51. 2407. 1718/19. 2418. 1752/53. 2408. 1721/22. 2419. 1753/54. 2409. 1723/24. 2420. 1754/55. 2410. 1732/33. 2421. 1756/57. 2411. 1734/35. 2422, 2423. Bijlagen bij de rekeningen van den rentmeester Hendrick van Heyst over de jaren 1757/58 en 1758/59. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1603 en 1604. 2422. 1757/58. 1 lias. 2423. 1758/59. 1 omslag en I charter. 2424. Bijlagen bij de rekening van de weduwe van den rentmeester Hendrick van Heyst over het jaar 1759/60. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 1605. 2425—2433. Bijlagen bij de rekeningen van den rentmeester Gasper van Ravesway over de jaren 1800/01 — 1809. 9 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1612^1620.
170 2425. 1800/01. 2430. 1805/06. 2426. 1801/02. 2431. 1807. 2427. 1802/03. 2432. 1808. 2428. 1803/04. 2433. 1809. 2429. 1804/05. 2434—2440. Bijlagen bij de rekeningen van den rentmeester Jozua Jacobus Dusseau over de jaren 1810—1816. 7 liassen. N.B.
2434. 2435. 2436. 2437.
II.
Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1621 — 1627.
1810. 1811. 1812. 1813.
2438. 1814. 2439. 1815. 2440. 1816.
ST. ELÏSABETHSGASTHUIS OF OUDE MANNENEN VROUWENHUIS.
b. Financieel beheer. 2. R e k e n i n g e n . 2441—2463. Bijlagen bij rekeningen van huismeesters (na 1656 rentmeesters), 1630/31 — 1816. 2441. Bijlagen bij de rekening van den huismeester Adriaen Aelbertszoon over het jaar 1630/31. 1 lias. N.B.
De rekening is verloren.
2442. Bijlagen bij de rekeningen van den huismeester Jan de Weerdt en zijn erfgenamen over de jaren 1641/42— 1644/45. 1 lias. N.B.
Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1682—1685.
2443—2445. Bijlagen bij de rekeningen van den rentmeester Aert van Beusichem uit de jaren 1688/89—1701/02. 3 liassen. N.B. De rekening over 1688/89 is verloren. De beide andere zijn beschreven onder InV. no. 1714.
2443. 1688/89. 2444. 1700/01. 2445. 1701/02. 2446—2450. Bijlagen bij de rekeningen van den rentmeester Johannes Hammius uit de jaren 1708/09—1749/50. 5 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1714 en 1716—1718.
2446. 1708/09. 2449. 1741/42. 2447. 1723/24. 2450. 1749/50. 2448. 1732/33. 2451—2457. Bijlagen bij de rekeningen van den rentmeester Gasper van Ravesway over de jaren 1800/01 — 1809, 7 liassen. N.B. 1733.
Zie de rekeningen onder Inv, nos. 1725—1728 en 1731 —
171 2451. 1800/01. 2455. 1807. 2452. 1801/02. 2456, 1808. 2453. 1802/03. 2457, 1809. 2454. 1803/04. 2458—2463. Bijlagen bij de rekeningen, van den rentmeester Jozua Jacobus Dusseau over de jaren 1810—1816. 6 liassen. 2458. 1810. 2461. 1814. 2459. 1811. 2462. 1815. 2459&M. 1812. 2463. 1816. 2460. 1813. 2464* Rentebrief voor het St. Elisabethsgasthuis ten laste van jonker Costus van Homburch, 1623. 1 charter. N.B. Afgelost, Bij welke rekening dit stuk behoort, was niet na te gaan.
III.
GILDEARCHIEVEN.
ƒ. St. Jans- oj Schippersgilde. 2* F i n a n c i ë n . 2465* Bijlagen bij de rekening van Jan Mom van zijn administratie over de gelden van het voormalige Schippersgilde, 1813-— 1820. 1 lias. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 1825.
IV. STUKKEN BETREFFENDE DE BOEDELS. a.
Stukken betreffende den boedel Buytendijck. 1. Algemeen.
2466. Magescheid tusschen Mr. Johannes van Buytendijck, Wendel van Buytendijck, Alegonda van Buytendijck en Margareta van Buytendijck, kinderen van wijlen Herbrecht van Buytendijck en Maria Roecken, van de door deze laatsten nagelaten goederen, 1649. 1 katern. 2467. Acte van dading tusschen Mr. Johan van Buytendijck eenerzijds en Wendel en Alegonda van Buytendijck ter andere zijde betreffende de nalatenschap hunner overleden zuster Margareta van Buytendijck, 1657 (in duplo). 2 stukken. 2468. Boedelscheiding tusschen de executeurs-testamentair van wijlen Mr. Johannes van Buytendijck eenerzijds en die van wijlen Alegonda van Buytendijck ter andere zijde, 1704, 1 katern. 2. F i n a n c i ë n . 2469—'2487. Bijlagen bij rekeningen van administrateurs van den boedel Buytendijck, 1782—1800.
172 2469. Bijlagen bij de rekening van de administrateurs Hendrik van Werkhoven en Nicolaes van der Werff over het jaar 1782. 1 lias. N.B.
Zie de rekening onder Inv. no. 1886.
2470, 2471. Bijlagen bij de rekeningen van de gebroeders van wijlen Hendrik van Werkhoven en Nicolaes van der Werft' over de jaren 1783 en 1784. 2 liassen. N.B.
Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1887 en 188S.
2470. 1783. 2471. 1784. 2472. Bijlagen bij de rekening van de administrateurs Nicolaes van der Werff en Pelgrinus van Kalken over het jaar 1785. 1 lias. N.B.
Zie de rekening onder Inv. no. 1889.
2473—'2487. Bijlagen bij de rekeningen van de administrateurs Peregrinus van Kalken, Godard de Kruyff en Bartholomeus van Kalken over de jaren 1786-—-1800. 15 liassen. N.B.
Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1890.—1904.
2473. 1786. 2481. 2474. 1787. 2482. 2475. 1788. 2483. 2476. 1789. 2484. 2477. 1790. 2485. 2478. 1791. 2486. 2479. 1792. 2487. 2480. 1793. 2488, 2489, Rekeningen van de administrateurs Godard de Bartholomeus van Kalken over de jaren 1806 en terns. 2488. 1806, afgehoord 1810. 2489. 1807, afgehoord 1811.
1794. 1795. 1796. 1797. 1798. 1799. 1800. Kruyff en 1807. 2 ka-
2490—2496, Bijlagen bij de rekeningen van de administrateurs Godard de Kruyff en Bartholomeus van Kalken over de jaren 1801 — 1807. 7 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1905—1909 en 2488. 2489.
2490. 2491. 2492. 2493. b.
1801. 1802. 1803. 1804.
2494. 1805. 2495. 1806. 2496. 1807.
Stukken betreffende den boedel Dellius. Algemeen. 2497, 2498, Registers van verschillende acten, besluiten van Raden en magistraat, memoriën enz. betreffende den boedel Dellius, 1763—1790. 2 deelen.
173 2497.
1763—1767.
N,B. Gemerkt: A. Het deel begint met een afschrift van des erflaters testament en eindigt met een inhoudsopgave.
2498.
1767—1790.
N.B. Gemerkt: B.
2499, 2500. Inventaris van de nalatenschap van wijlen Ds. Cornelis Dellius, opgemaakt 1741. Met een afschrift. 2 deelen. 1.
Fin a n c i e n .
2501—2504, Rekeningen van executeurs van den boedel Dellius, 1740 — 1828. 3 banden en 1 deel. N.B. Van het jaar 1763 af zijn de rekeningen afgehoord door Raden en magistraat en na 1795 door de verschillende stedelijke besturen.
2501.
1740—1764,
N.B. Deze band bevat rekeningen van de executeurs Benjamin de Vaines en Johannes Bisschop, 1740. Johannes Bisschop en Ernst Frederik Jongbloet, 1741 —1747, Jan GroeneVeld en Ernst Frederik Jongbloet, 1748—1752, Jan Groeneveld en Mr. Johannes Jongbloet, 1753—-1758, en Mr. Johannes Jongbloet en Petrus Bisschop, 1759— 1764.
2502.
1765—1783.
N.B. Deze band bevat rekeningen van de executeurs Mr. Johannes Jongbloet en Petrus Bisschop, 1765 —1767 en Johannes Phiiippus de Vos, 1768—1783.
2503.
1784—1807.
N.B. Deze band bevat rekeningen van de executeurs Johannes Phiüppus de Vos, 1784—1796, Mr. Johannes Ludovicus de Vos, 1796-—1802, W . Rossijn, weduwe van Mr. Hendrik Daniël de Vos, 1802-1807.
2504. Rekening van den executeur Hessel Cornelis van der Meer, 1807—1828. 1 deel. 2.
Ondersteuningen.
2505. Aanvragen om ondersteuning uit den boedel en aanteekeningen betreffende de afstamming van bloedverwanten van den erflater, 2e helft der 18e eeuw. 1 omslag, c.
Stukken betreffende den boedel Craeyvanger. 2.
Financiën.
2506—^2519. Bijlagen bij rekeningen van administrateurs van den boedel Craeyvanger, c. 1638—1810/11. 2506—2508. Bijlagen bij de rekeningen van de administrateurs jonker Johan van Lauwyck en Gysbert Jansz., c. 1638 — 1654. 3 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1928—1930.
2506.
c. 1638—Kerstmis 1640.
174 2507. 1640—1643. 2508. 1643—1654. 2509—2512. Bijlagen bij de rekeningen van den administrateur Nicolaes de Lange over de jaren 1654—1665. 4 liassen. N.B.
Zie de rekeningen onder Inv. nos. 1931-—-1934.
2509. 1654—1659. 2511. 1661 — 1663. 2510. 1659—1661. 2512. 1663—1665. 2513. Bijlagen bij de rekening van den administrateur Laurents Witt, 1665—1671, 1 lias. N.B.
Zie de rekening onder Inv. no. 1935.
2514. Bijlagen bij de rekening van den administrateur Cornelis Hoevenaer, 1671—1676. 1 lias. N.B.
Zie de rekening onder Inv. no. 1936.
2515. Bijlagen bij de rekening van den administrateur Mr. Adriaan Verhoeven, 1690—1697. 1 omslag. N.B. Zie de rekening onder Inv. no. 1938. 2516-^2518, Bijlagen bij de rekeningen van den administrateur Pieter Walbeeck, 1703—1744. 3 liassen. N.B. Zie de rekeningen onder Inv, nos. 1940, 1941 en 1943. 2516. 1703—1719. 2517. 1720—1727. 2518. 1730—1744. 2519. Bijlagen bij de rekening van den administrateur Hessel van der Meer over het jaar 1810/11. 1 omslag.
REGESTENLIJST. 1* 1193 Juni 14 [Datum Confluentie decimo octavo kalendas Julii]. Henricus VI, keizer van Roma, bevestigt het kapittel van St. Maria te Trajectum in het bezit van den tol te Smithusen. Afschrift d.d. 1522 (Inv. no. 963). N.B. Met verkeerden datum: Junii. Gedrukt: Sloet, Oorkondenboek van Gelre en Zutfen, no. 379.
2. 1305 Januari 6 [upten Dertiindach]. Jhan heer van Arkel verklaart verkocht te hebben aan heer Gyse^ brecht, heer uten Goyen, ridder, Jhan van Bosinchem en Gysebrecht van Kaets, knapen, een watergang ten behoeve van het land tusschen Bosinchem en den Divedijc, langs dezen dijk van den Lecdijc naar de Linche. 16e-eeuwsch afschr. (Inv. no. 1077). N.B. Gedrukt: Voet, blz. 677.
3* 1318 Januari 12 [Gegeven tot Zutphene des Donresdagh na Derteyndaghe]. Reynaud, zoon van den graaf van Gelre, verklaart toestemming te hebben gegeven aan heer Peter van der Lecke om zijn tol te Smythusen te verleggen naar de stad Emmerick. a. Gevidimeerd in den brief d.d. 1431 December 29 (zie Reg. no. 62). b. Gecoll. afschr. d.d. 1619 (Inv. no. 963),
4» 1318 December 6 [up Sente Nycolaus' dach]. Jhan van Bosinchem, knaap, geeft rechten aan de poorters te Culemborg wegens door hen aan hem bewezen diensten. Oorspr. (Inv. no. 99) met de zegels van den oorkonder en van Hubrecht, zijn oudsten zoon, Sueder van Vianen, Gisebrecht van Kaets, Jhan van Lynden en Gerraet van Rossem in groene was. N.B. Met transfix d.d. 1416 Februari 5 (zie Reg. no. 32). Gedrukt: Voet, blz. 607.
5. 1329 Maart 12 [op Sinte Gregorius' dach], Lambrecht heer van Buren verklaart verkocht te hebben aan het kerspel Buesichem en de geërfden in die streek een wetering uit des Bisscops grave naar de Linge. Gevidimeerd in den brief Van 1329 Augustus 23 (zie Reg. no. 6).
176 6. 1329 Augustus 23 [op Sinte Bartholomeus' avont des heiligen apostel], Willem heer van Buren en Buesinchem geeft vidimus van den brief van 1329 Maart 12 (zie Reg. no. 5). l5e-eeuwsch afschr. in Inv. no. 1071.
7. 1355 December 6 [Gegeven tot Dordrecht op Sunte Niclaes dach]. Willam hertog van Beyeren, graaf van Hollandt etc. geeft om de diensten van zijnen raad Jan heer van Culenborch en van der Lecke aan de poorters van Culenborch vrijdom van tol in Hollant en Seelant, Afschr. van c. 1500 in Inv. no. 967. N.B. Gedrukt: Voet, blz. 652 (met verkeerd jaartal: 1354).
8. 1374 Augustus 13 [des Sonnendages na Sente Laurens' dach]. Geryt Egbertszoon, richter te Culenborch, Guedert van Delf, Gherit Zuermont, Vranck die Blote en Willem Guedenzoon, schepenen, oorkonden, dat Jacop Prop en zijne vrouw Mechtelt overgedragen hebben aan Gheryt van Beesde de erfpacht van twee hofsteden, groot elf pond 's jaars. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 35.
9* 1386 Februari 25 [des Sonnendaghes na Sunt Mathijs' dach]. Claes Hubrechtszoon, schout, Johan van Doern, Heinric Lambrechtszoon en Heinric Jacopszoon, schepenen in Heycoep, oorkonden, dat Aliit Zebaertsdr. overgedragen heeft aan Hubrecht, Heinric en Eechte Herdbolle een morgen land in Heycoep, waarvan dezen P/2 hont geschonken hebben aan Reyner Stael ten behoeve van het gasthuis te Culenborch. Oorspr. (Inv. no. 1412) met het zegel van den 3en oorkonder in groene was. De Zegels der andere oorkonders zijn verloren,
10. 1388 November 15 [des Sonnendages na Sunte Mertijns dach episcopi hyemalis]. Willem van Gulich, hertog van Gelre, geeft wegens de diensten van heer Gerit heer van Culenborch en van der Leek tolvrijheid aan diens poorters te Culenborch tot wederopzeggens toe, in welk geval hij duizend oude schilden betalen zal. Afschr. (Inv. no. 956), gewaarmerkt door Jacobus van Borsalia, proost te Culenborg en notaris. N.B. Gedrukt; Voet, blz. 653^654.
11. 1392 Januari 29 [des Manendages nae Sente Pouwels dach Conversio]. Vranc die Blote, richter te Culenborch, Willem Zuurmont, Willem Heinricszoon van der Mase, Goesen Willemszoon en Gheryt Egbertszoon, schepenen, oorkonden, dat Aernt Hacke Goesenszoon en zijne vrouw Lijsbet overgedragen hebben aan Peter van Dichteren ten
177 behoeve van het gasthuis te Culenborch eene rente van twee pond 's jaars, gaande uit een huis aldaar, a. 3en den. b.
Oorspr. (Inv. no. 1414) met de zegels van den len, 2en, en 5en oorkonder in groene was, het laatste zwaar geschonHet zegel van den 4en oorkonder is verloren. Afschr. in Inv. no. 1262, fol, 31.
12. 1393 Maart 21 [des Vrydaechs nae Sunte Geertruiden dach]. Burgemeesters, schepenen en raad der stad Nymmegen verklaren een overeenkomst te hebben aangegaan met heer Gerrit van Culenburch betreffende de door hun burgers verschuldigde tolgelden voor den tol te Emmerick. a. Afschrift d.d. 1579 in Inv. no. 964. b. Afschrift d.d. 1619 in Inv. no. 963.
13. 1395, na Februari 2 [des . . . . nae Onser Liever Vrouwen dach Purificacio]. N., richter te Culenborch, Jacob Coppier, Wemmer Wemmerszoon, Hubert van Benmale en Heymeric Koe schepenen, oorkonden, dat Willem van Dichteren Peterszoon erkend heeft schuldig te zijn uit een huis aldaar: aan het gasthuis te Culenborch, den priester van het gasthuis, den pastoor en het O.L. Vrouwen-altaar in de kerk aldaar elk tien schellingen 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 1415). De zegels der oorkonders zijn verloren, N.B. Van dit charter is een gedeelte afgescheurd.
14. 1396 April 14 [op Sente Tyburcius' dach in den Aprille]. Ywijn Hacke van Overrijn, richter te Culenborch, Wemmer Wemmerszoon, Jacob Coppier, Hubert van Benmale en Goesen die Keymp, schepenen, oorkonden, dat Roelof Roelofszoon na panding op Vranc den Bloten eigenaar wordt van drie morgen land onder Parijs aan den Paryser wech. Oorspr. (Inv. no. 1386) met de zegels van den len, 3en en 5en oorkonder in groene was. De zegels van den 2en en 4en oorkonder zijn verloren.
15. 1397 Februari 6 [des Dynxdages nae Onser Liever Vrouwen dach Purificacio]. Ywijn Hacke van Overrijn, richter te Culenborch, Wemmer Wemmerszoon, Jacob Coppier, Lambert van der Wade en Dirc Coppier, schepenen, oorkonden, dat Yoest Jacobszoon aan Beernt die Bock ten behoeve van de kerk te Culenborch twee renten, groot tezamen een pond 's jaars, geschonken heeft, gaande uit twee huizen aldaar. Oorspr, (Inv. no. 617), De zegels der oorkonders zijn verloren.
16. 1400 April 17 [opten heyligen Paeschavont]. Ywijn Hacke van Overrijn, richter op Paryservelt, oorkondt, dat Gijsbert die Smeyder Gijsbertszoon overgedragen heeft aan Geryt Zuer12
178
mont Willemszoon twee morgen land op Paryservelt in den Langen camp. Oorspr. (Inv. no. 1387). Het zegel van den oorkonder is verloren.
17. 1400 December 19 [des Sonnendages nae Sente Lucyen dach]. Ywijn Hacke van Overrijn, richter te Culenborch, Wemmer Wemmerszoon, Willem Doncker Janszoon, Willem van Est en Jan van Spijck, schepenen, oorkonden, dat Peter van Dichteren wegens een rentebrief ten laste van Heinric die Goyer gepand heeft aan een huis naast het gasthuis, welk huis hem daarna ten behoeve van het gasthuis in eigendom wordt overgedragen. Oorspr. (Inv. no. 1367) met de zegels van den 2en, 4en en 5en oorkonder in groene was, het laatste zwaar geschonden. De zegels van den len en den 3en oorkonder zijn verloren.
18. HOI Juni 26 [des Sonnendages na Sente Johans dach te midzomer]. Ywijn Hack van Overrijn, richter te Parijs, oorkondt, dat Geryt die Cuper Gerytszoon overgedragen heeft aan Griet, vrouw van Geryt Zuermont, zes morgen land op Pariservelt tusschen de Paryser straat en den Redinchem. Afschr, in Inv. no. 1262, fol. 8. 19. 1402 Juni 6 [des Dynxdages nae Sente Bonefacius' dach des heilighen bisscops]. Wolfaert van Culenborch, richter te Goodbertinghen, oorkondt, dat Willem Willemszoon erkend heeft schuldig te zijn aan zijn broeder heer Gheryt Modder, priester, tachtig oude schilden, waarvoor hij zijn goederen in het gericht van Goodbertinghen tot onderpand stelt, Oorspr. (Inv. no. 1380). Het zegel van den oorkonder is verloren, 20. 1402 October 9 [op Sente Victors avontj. Wolfaert van Culenborch, richter te Lanxmer, oorkondt, dat Heilwich, weduwe van Willem van Delen, overgedragen heeft aan het gasthuis te Culenborch een kamp land op Lanxmervelt aan de Lanxmerstege, behoudens levenslang gebruik voor haar en na haar dood voor heer Dirck Kodde, priester. p. Oorspr. (Inv. no. 1378}. Het zegel van den oorkonder is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 9 v°,
21. 1404 September 15 [des neesten Manendages na des Heilghen Cruys' daghe ExaltacionisJ. Reynalt hertog van Gulich en van Gelre maakt bekend aan zijne tollenaars in zijne landen van Gelre, dat hij tolvrijheid heeft gegeven
179 aan de poorters van Culenborch, onderdanen van heer Hubert heer van Culenborch en van der Lecke. Gelijkt, afschr. (Inv. no. 957). N.B. Gedrukt: Voet, blz. 654—655. 22. 1406 Aoril 30 [des Vrydages voir M e y d a c h ] . Jacop Coppier, richter te Lanxmer te dezer zake, oorkondt, dat Wi3lem Zuermont bij testament vermaakt heeft eene rente van 3XA oud schild 's jaars, gaande uit twee morgen land in Vreetstro in Culenbor-, gerbroek aan de Bisscopsgrave, waarvan o.a. de gasthuismeesters Wi schild zullen ontvangen. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 15. 23. 1409 Januari 24 [op Sente Pauwels avont Conve-rsio], Jacop Coppier, richter te Lanxmer te dezer zake, oorkondt, dat Claes Wemmerszoon en Margriet, zijne vrouw, overgedragen '' hebben aan Jan Leest Willemszoon een stuk land achter Lanxmer tusschen de Lanxmer wetering en die Meere, gemeen met de kerk te Culenborch, de kerk in de Nyepoert aldaar en het gasthuis. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 14. 24. 1409 September 4 [Acta . . . . ante domum Mechtildis Passer super plateam anteriorem]. De notaris Johannes, genaamd Donre, instrumenteert, dat Gheertrudis Wemmers aan het gasthuis te Culenborch geschonken heeft de helft van vijf morgen land in Boesinchembroec. Afschr. in Inv. no. 1262, f o!. 23. 25. 1409 November II [op Sente Martijns dach in den wynter]. Hubrecht van den Vlyet, richter op Parijs, oorkondt. dat Egbert, zoon van Roelof den landmeter, overgedragen heeft aan Willem Zuurmont Willemszoon zijn kindsdeel in drie morgen land onder Parijs. Oorspr. (Inv. no. 1386). Het zegel Van den oorkonder is verloren. 26. 1409 December 28 [op Alrekynderdach, gheheiten Innocencium martirum]. Wolfaert van Culenborch, richter op Parijs, oorkondt, dat Heinric Wilger Aelbertszoon en Roelof Roelof Roelofszoonszoon overgedragen hebben aan Willem Zuurmont Willemszoon hun aandeeten in drie morgen land onder Parijs. Oorspr. (Inv. no. 1386). Het zegel van den oorkonder is verloren. 27. 1412 November 6 [des Sonnendages na Alreheiligen dach]. Jacop Coppier, richter op Parijs, oorkondt, dat Arnt Coppier Dirck Jacobszoonszoon overgedragen heeft aan de kerk, den pastoor, het gast-
180 huis en de vicarie in het gasthuis te Culenborch ieder eene rente van een pond 's jaars, gaande uit twee stukken land onder Parijs. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 35. 28. 1415 Juni 26 [des Woensdages na Sente Jans dach te midzomer]. Hubert heer tho Culenborch en ter Leek, verklaart, dat Peter van Dichteren aan het gasthuis te Culenborch gegeven heeft een stuk land over de Landweer tusschen den Leckedijk en de Oudae, op voorwaarde van levenslange uitkeering van de pacht aan hem en aan zijn zoon Willam die Vlieger. £. Oorspr. (Inv. no. 1376). Het zegel van den oorkonder is verloren, b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 18.
29. 1415 Juni 28 [op Sunte Peters ende Sunte Pouwels avont apostelen]. Johan van den Bossche Ghysbertszoon verklaart verkocht te hebben aan Ghysbert Peterszoon vijf hont land onder Buesinchem in den Middelcoep. Oorspr. (Inv. no. 776) met het zegel van den oorkonder in groene was.
30. 1415 Juli 3 [op Sente Martijns avont Translacio]. Jacob Coppier, richter te Culenborch, Lambert van der Weteringhe, Wouter van Overrijn, Willem Zuermont en Jan Engbertszoon, schepenen, oorkonden, dat Jan Koevoit en Nelle, zijne vrouw, overgedragen hebben aan Wouter die Bruun ten behoeve der kerk van Culenborch een rente van twee lood zilver 's jaars, gaande uit een huis aldaar. Oorspr. (Inv. no. 618). De zegels der oorkonders zijn verloren.
31. 1415 November 22 [Acta . . . . Traiecti in domo habitationis religiosorum virorum dominorum Teutonicorum]. De notaris Henricus de Vivario instrumenteert, dat Heynricus genaamd Coppier, secretaris der kanselarij van hertog Wilhelmus de Bavaria, graaf van Hollandia, zijn testament heeft gemaakt, waarin hij o.a. aan het gasthuis te Culenborch vermaakt de helft van zijn huis aldaar, benevens drie morgen land, leenroerig aan het graafschap Culenborch en daarin gelegen. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 23. 32* 1416 Februari 5 [des Woensdages nae Onser Liever Vrouwen dach Purificacio], Hubrecht heer tot Culenborch enz,, geeft rechten aan zijne poorters te Culenborch en de inwoners van zijn land van Culenborch. Oorspr. (Inv. no. 99) met het zegel van den oorkonder in groene was. N.B. Gestoken door den brief Reg. no, 4). Gedrukt: Voet, blz. 617.
d.d. 1318 December 6 (zie
181 33. 1417 September 21 [op Sente Mauricius' avont]. "Willem van der Lochte, richter te Culenborch, Goesen die Keymp, Dïrc Coppier Jacobszoon, Willem Zuermont en Symon die Haen, schepenen, oorkonden, dat Willem Willem Zuermonts zoon en zijne vrouw Mechtelt overgedragen hebben aan Melis Scavert ten behoeve van het gasthuis te Culenborch a/a van drie morgen land onder Parijs. Oorspr. {Inv. no. 1386) met de zegels van den len, 2en en 4en oorkonder en een fragment van dat van den 5en oorkonder in groene was. Het zegel van den 3en oorkonder is verloren.
34. 1418 Maart 2 [Gegeven in den Haege den anderen dach van Maerte int jaer ons Heeren MCCCC ende seventhien na den lope van onsen hove], Jacoba, hertogin in Beyeren, gravin van Hollant etc, bevestigt wegens betoonde getrouwheid heer Hubrecht heer tot Culenborch en zijn onderdanen in de privilegiën, die zij van hare voorgangers verkregen hebben. Afschrift van omstreeks 1550 in Inv. no. 968. 35. 1420 Januari 24 [op Sente Pauwels avont Conversio]. Willem van der Lochte, richter te Culenborch, Willem Zuermont, Dirc Coppier Jacobszoon, Alaert van ïngen en Jacob Coppier, schepenen, oorkonden, dat heer Gheryt Zuermont, priester, overgedragen heeft aan Jan Engbertszoon ten behoeve van het gasthuis aldaar twee morgen land onder Parijs in den Langen kamp tusschen de Paryser straat en de wetering. a. Oorspr. (Inv. no. 1387) met de zegels van de vier schepenen in groene1 was, waarvan dat van den 2en schepen geschonden. Het zegel van den richter is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 8 v°.
36. 1420 April 22 [Gegeven te Sinte Meertens dijck]. Jan hertog van Lothrijck, graaf van Hollant etc. bevestigt de privilegiën, die zijn raad heer Hubrecht heer tot Culenborch en diens voorvaderen ontvangen hebben van de graven van Hollant, en bevestigt hem verder in de door hem bezeten leengoederen. Afschrift van omstreeks 1550 in Inv. no. 968. 37. 1420 Mei 25 [op Sente Urbaens dach], Willam Zasse, richter te Honswijc vanwege den heer van Culenborch, oorkondt, dat Huge die Heelt, nadat het gericht op zijn verzoek verklaard had, dat hij eigenaar was, overgedragen heeft aan Johan Engbertszoon en Melys Scavaert, gasthuismeesters te Culenborch, een akker land in het gericht voornoemd, aan den gemeenen weg van Bloemensteyn, tusschen de wetering en den Middelwech. a. Oorspr. (Inv. no. 1411) met het zegel Van den oorkonder in groene was. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 13 v°.
182 38. 1420 Juni 9 [des Sonnendachs nae Sente Bonifaes' dach]. Geryt Aerntszoon, richter op Outhena in den Tyenhoeven vanwege Otte van Eckoyen, oorkondt, dat Alveraet, dochter van Lambert van der Wade, overgedragen heeft aan Johan Engbertszoon en Melis Scavaert, gasthuismeesters te Culenborch, haar kindsdeel in landerijen op Outhena tusschen den Outhenaschen weg en de Bolgrische kae, haar aangekomen van haar moeder Geertrude. a. Oorspr. (Inv. no. 1407). Het zegel van den oorkonder is Verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 13.
39. 1420 Juni 23 [Acta . . . . Trajecti in domo dicta Aelrehorst prope ecclesiam parochialem Sancte Gheertrudis Trajectensis situata]. De notaris Wilhelmus Pauluszoon Camerlingh instrumenteert, dat Johanna, dochter van Bernardus Wilden, wonende te Trajectum, bij testament o.a. vier bunder land op Outena vermaakt aan de parochiekerken te Lancsmer en te Culenborch en het gasthuis aldaar, onder den last eener jaarlijksche uitkeering aan de kerk te Everdinghen. Oorspr. (Inv. no. 1408) met de signatuur van den notaris.
40. 1421 Juni 5 [ A c t a . . . . in choro ecclesie parochialis de Culenborch]. De notaris Wilhelmus Zuermont instrumenteert, dat Margareta Spierincks, wonende te Culenborch, aan de kerk aldaar vermaakt heeft AVi morgen land in het kerspel Zydervelt aan de Autenaessche sloot, o.a. onder den last cener uitkeering van een half schild aan het gasthuis te Culenborch ten behoeve van schoenen voor de armen. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 26 vn. 41. 1421 Juli 21 [Acta . . . . in opido de Culenborch in domo inhabitacionis testatorum praefatorum]. De notaris N. instrumenteert, dat Walterus, zoon van . . . . . en zijne vrouw Ava, bij testament aan de nieuwe St. Georgiuskapel en aan het nieuwe gasthuis hun huis te Culenborch en eenige landerijen onder Paiijs vermaken. Afschr. (Inv. no. 1365) op perkament. 42. 1421 Juli 28 [Acta . . . . in ecclesia de Lanxmer . . . . coram altari inferiori], De notaris Johannes Sunnenberch instrumenteert, dat Lubbertus Pawen, inwoner van Culenborch; bij testament o.a. heeft vermaakt aan de kerk te Lanxmer een morgen land op die Oude weyde, waaruit de kerkmeesters jaarlijks een half oud schild aan het gasthuis te Culenborch zullen uitkeeren. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 24 v°.
183 43. 1422 Januari 21 [op Sente Agnyeten dach virginis], Alairt van Yngen, richter te Culenborch, Dirc Coppier Jacobszoon, Goesen die Keymp,. Splinter van Voirn Janszoon en Goesen van Tyel, schepenen, oorkonden, dat Alverait, weduwe van Jan van Delf, en haar dochter Heilwich overgedragen hebben aan Melis Scavert ten behoeve van het gasthuis te Culenborch eene rente van twee oude schilden 's jaars, gaande uit een huis aldaar. a. Oorspr. (Inv, no. 1416) met de geschonden zegels der eerste vier oorkonders in groene was. Het zegel van den laatsten corkonder is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 31.
44. 1422 Januari 25 [op Sente Pauwels dach Conversio]. Alaert van Yngen, richter te Culenborch, Splynter van Voirn Janszoon, Willem Zuermont, Goesen die Keymp en Jacob Coppier, schepenen, oorkonden, dat Lambert Hackert en zijn zoon Goesen overgedragen hebben aan Jan Engbertszoon ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een morgen land onder Parijs. Oorspr. (Inv. no. 3388) met de zegels der oorkonders in groene was.
45. 1422 Juni 11 [op des heligs Sacraments dach]. Korsten van Rijswijck, richter te Tricht in het land van Buren, oorIcondt, dat Jan Engbertszoon een stuk in den Langen camp onder Tricht, na panding ten verzoeke van Jan Gerytszoon, rentmeester van den heer van Culen'borch, gekocht heeft ten behoeve van het gasthuis te Culenborch, Afschr. in Inv. no. 1262, Eol. 51. 46* 1423 Februari 23 [op Sente Mathijs' avont apostoli]. Alaert van Yngen, richter te Culenborch, Ghysbert Peterszoon, 'Wouter van Overrijn Wouterszoon, Heinric die Haen en Goesen van Tyel, schepenen, oorkonden, dat Lambert Zuermont en zijne zuster Mechtelt overgedragen hebben aan Melis Scavaert ten behoeve van het gasthuis te Culenborch drie morgen land onder Parijs. Oorspr. (Inv. no. 1389) met de zegels der oorkonders in groene was, het Ie en het 3e licht geschonden.
47, 1423 Juni 5 [op Sente Bonifacius' dach pape]. Claes van Assche, richter, Hubert van Gotbertingen, Heyman Boudewijnszoon en Hubert van Sliterhoven, schepenen in de kerspelen Everdingen en Sidervelt, oorkonden, dat Gheryt van Beesde gepand heeft aan een stuk land onder Goetbertingen wegens eene schuld van Willem Witlemszoon, waarna de richter dit land opdroeg aan het gasthuis jte Culenborch. a. Oorspr. (Inv. no. 1379) met de zegels der oorkonders in groene was, het laatste licht geschonden. ' 6. Afgchr. in Inv. no. 1262, fol. 15 v°.
184 48. 1423 Augustus 9 [op Sente Laurencius' avont martiris]. Heinric die Haen en Lambert van der Weteringe, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Gherit Suermont afstand heeft gedaan van zijn rechten op drie morgen land onder Parijs,' vermeld in den brief van 1423 Februari 23 (zie Reg. no. 46), Oorspr. (Inv. no. 1389) met het geschonden zegel van den eersten oorkonder en een fragment van dat van den tweeden in groene was.
4.9. 1423 September 2 [des anderen daechs in September]. Burgemeesters, schout, schepenen en raad der stad Culenborch verklaren, met toestemming van den heer van Culenborch en op verlangen der kerkmeesters dier stad wegens den geldelijken nood der kerk aan het gasthuis aldaar een akker land onder Parijs te hebben verkocht. a. Oorspr. (Inv. no. 1390). Het stadszegel is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 12.
50. 1424 Februari 25 [op Sente Mathijs' dach apostel], Johan van Ecke, richter te Culenborch, Lambert Zuermont, Lambert van der Weteringe, Willem Zuermont en Wouter van Overrijn Wouterszoon, schepenen, oorkonden, dat Willem Ockerszoon geschonken heelt aan Gheryt van Beesde Janszoon een rente van twee oude schilden 's jaars ten behoeve van de kerk te Culenborch voor het O.L. Vrouwe-lof, gaande uit een huis aan de Poirtstrate, Oorspr. (Inv. no. 625) met het geschonden zegel' van den eersten oorkonder en sporen van die der andere vier oorkonders, alles in groene was.
51. 1424 Juni 19 [des Manendages na Sente Odulfus' dach]. Jan van Eek Wouterszoon, richter te Culenborch, Wouter van Overrijn Wouterszoon, Lambrecht van der Weteringe, Geryt Cesar en Willem Zuermont, schepenen, oorkonden, dat Heinric van der Molen overgedragen heeft aan Melis Scavart ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een rente van twintig groot 's jaars, gaande uit een huis aldaar. a. Oorspr. (Inv. no. 1417) met fragmenten van de zegels van den 2en en 4en oorkonder in groene was. De zegels der andere oorkonders zijn verloren. b. Afschr, in Inv. no. 1262, fol. 32 v°.
52. 1424 October 24 [des Dynxdages na der Elve dusent maechden dach martirum]. Jan van Eek, richter te Culenborch, Wouter van Overrijn Wouterszoon, Jan Philipszoon, Geryt Cesar en Wouter die Bruun, schepenen, oorkonden, dat Willem Zuermont overgedragen heeft tfan Heinric Spruut ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een rente van drie ponden 's jaars, gaande uit een huis aldaar. a. Oorspr. {Inv. no. 1418) met de zeer geschonden zegels der eerste en laatste twee oorkonders in groene was. Het zegel van den derden oorkonder is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 31 v ° .
M5 53. 1424 November 14 [des Dynxdages na Sente Martijns dach], Claes van Assch, richter, Hubert van Goidbertingen, Geryt Aerntszoon en Heymen Boudewijnszoon, schepenen in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, oorkonden, dat Melys Scavart en Jan van Kuyc, gasthuismeesters te Culenborch, erkend hebben, dat heer Gerit Modder onder bepaalde voorwaarden eenig land onder Goidbertingen aan het gasthuis heeft geschonken. a. Oorspr. (Inv. no. 1380) met een fragment van het zegel van den eersten en de geschonden zegels van den 2en en 4en oorkonder in groene was. Het zegel van den 3en oorkonder is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 16.
54. 1427 Mei 18 [Gegeven tot Culenborch]. Sweder, bisschop tUtrecht, geeft aan de inwoners der stad Culenborch opnieuw tolvrijheid in het Sticht van Utrecht aan beide zijden van de Yssel. Geïnsereerd in den brief van 1492 Juni 4 (zie Reg. no. 231). N.B. Gedrukt: Voet, blz. 657^658.
55. 1427 September 25 [Acta . . . . in Culenborch in domo Johannis Kemp], De notaris Hubertus Veldwijck instrumenteert, dat Yde, weduwe van Symon Haen, wonende te Culenborg, bij testament o.a. heeft vermaakt aan het gasthuis aldaar twee morgen land in het kerspel Zydervelt, onder voorwaarde eener eeuwigdurende uitkeering aan Symon Haen, zoon van Otto Ghysbertuszoon, en diens erven. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 25. 56. 1427 November 10 [op Sente Martijns avont]. Geryt van Rossum, richter, Hubert van Sliterhoven, Jan die Meyer en Aernt Heynricxzoon, schepenen in de kerspelen Everdingen en Zidervelt, oorkonden, dat Yde, weduwe van Symon Hane, overgedragen heeft aan Melis Scavaert ten behoeve van het gasthuis te Culenborch twee morgen land onder Zydervelt tusschen den Diefdijck en den Sydervelschen weg. a. Oorspr. (Inv. no. 1265). De zegels der oorkonders zijn verloren. N.B. Beschadigd. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 12 v ° .
57. 1428 November 30 [op Sente Andries' dach]. Gerit van Rossum, richter, Hubert van Sliterhoven, Jacop die Lewe en Jan die Meyer, schepenen in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, oorkonden, dat Jan Stevenszoon overgedragen heeft aan Melys Scavaert ten behoeve van het gasthuis te Culenborch eenig land onder Goelberdingen, door hem geërfd van Geertruut Gelis. a. Oorspr. (Inv. no. 1381) met de zegels der oorkonders in. groene was. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 16 v ° .
186 58. 1429 Februari 24 [op Sente Mathijs' dach apostel]. Gerit van Rossum, richter, Hubert van Sliterhoven, Jacob die Lewe ^n Jan die Meyer, schepenen in de kerspelen Everdingen en Zydervelt., oorkonden, dat Gerit Aerntszoon en zijne kinderen Aernt, Wouter en Heilwich overgedragen hebben aan Melys Scavaert ten behoeve van het gasthuis te Culenborch eenig land onder Goedberdingen, door hen geërfd van Geertruud Gelis. a. Oorspr. (Inv. no. 1381) met de geschonden zegels van den len, 3en en 4en oorkonder in groene was. Het zegel van den 2en oorkonder' is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 16 v°,
59. 1429 Mei 31 [des Dynxdages na Sente Urbanus' dach]. Gerit van Rossum, richter, Jan Dircxzoon, Jacob die Lewe en Willam Heinricxzoon, schepenen in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, oorkonden, dat Heinric Geliszoon overgedragen heeft aan Melis Scavaert ten behoeve van het gasthuis te Culenborch eenig land onder Goedberdingen, door hem geërfd van zijne moeder. a. Oorspr. (Inv. no. 1381) met fragmenten van de zegels der eerste drie oorkonders in groene was. Het zegel van den vierden oorkonder is verloren. h. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 17.
60. 1430 Maart 12 [op Sinte Gregorius' dach]. Dirck van Tricht, richter te Tricht in het land van Buren, oorkondt, dat Willam van Ingen met Kaerl Heynricszoon en diens vrouw Aleyt overgedragen hebben aan Heynric die Goyer ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een achtste van den Langen camp tusschen de Broeckstege en de Bosinchemsche wetering. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 51 v°. 61. 1430 September 4 [des Manendages nae Sinte Egidius' dage]. AVillem heer tot Buren en Boesinchem verklaart verkocht te hebben aan Johan heer tot Culenborch, zijn neve, een watergang van Redinchem door de Weydtsche stege in die Meer en verder tot de sluis op die Huesst. a. Gevidimeerd in den brief d.d. 1501 Juni 2 (zie Reg. no. 263). b- Gelijkt, gewaarmerkte afschriften (Inv. no. 1071). N.B. Gedrukt: Voet, blz. 76^77.
62. 1431 December 29 [crastino ïnnocentum]. Henrich, abt van het klooster Sent Marienweerd, geeft vidimus van den brief d.d. 1318 Januari 12 (zie Reg. no. 3). Oorspr, (Inv. no. 962) met het geschonden zegel van den oorkonder in roode was.
63. 1432 Juni 6 [des dages nae Sunte Bonifaes' dach]. Ghijsbert van Bueren heer Airndszoon, richter te Zoelmond, oorJcondt, dat Hubert Roeloffszoon en zijne vrouw Geertruyt overgedragen
187 hebben aan Riquijn van Beesde Riquijnszoon ten behoeve van den ouden Willem Zuermont te Culenborch een hofstad in het kerspel Zoelmond aan den Aelsdijck en de Donckerstraet. Oorspr. (I(^, no. 1413) met het licht geschonden zegel van den oorkonder in groeie was.
64, 1432 October 2 [des Donredages na Sinte Remigius' dach]. Eghen van Tricht, richter te Tricht in het land van Buren, oorkondt, dat Kaerl Heynricszoon en zijne vrouw Aleyt overgedragen hebben aan Willem van Ingen ten behoeve van het gasthuis te Culenborch SM hont land in den Langen camp aan de Buesinchems wetering, gemeen met Willam van Ingen. Afschr, in Inv, no. 1262, fol. 52. 65+ 1432 October 7 [des Dynxdages na Sente Remigius' dach]. Neude van Spijck, richter, Wouter van Loenresloet, Gheryt Ceser, Willem Zuermont en Lambert van der W^eteringe, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Willem Coppier Dircxzoon overgedragen heeft aan Peter van Ingen ten behoeve der% kerken van St, Barbare en St. Johan, benevens het gasthuis aldaar 2 A morgen land op Lanxmervelt, waarvan de heeren van St. Barbare jaarlijks een half oud schild zullen ontvangen voor een memorie. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 14 v°. 66. 1432 November 1 [op Alre Heyligen dach]. Burgemeesters, schout, schepenen en raad der stad Culenborgh geven met toestemming van den heer van Culenborgh een ordonnantie voor het Snydersgilde in hunne stad. ' Afschrift uit de 17e eeuw (InV. no. 179S) op perkament.
67. 1433 Januari 7 [des anderen dages nae den heyligen Dertyendach]. Eernst van Ewijck Gerytszoon, richter te Buesinchem, oorkondt, dat Wouter Alairtszoon erkend heeft voor honderd jaren verpacht te hebben aan Claes Beerntszoon een akker land, groot 1 Va morgen, in het kerspel Buesinchem in den Aftercopen tusschen de Meer en de Aftercoepsgrave, voor twee Utrechtsche duiten 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 1395) met het zegel van den oorkonder ir. groene was. 68. 1433 Januari 14 [opp Sunte Pontyaens dach]. Eernst van Ewijck Gerytszoon, richter te Buesinchem, oorkondt, dat Wouter Alairtszoon overgedragen heeft aan Claes Beerntszoon een akker land, groot VA morgen, in het kerspel Buesinchem in den Aftercopen tusschen de Meer en de Afftercoepsgrave. a. Oorspr. (Inv. no. 1395) met het zegel van den oorkonder in groene was. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 37 v ° .
188 69. 1433 Maart 12 [op Sent Gregorius' dach pape]. Lambert Zuermont en Melis Scavairt, gasthuismeesters te Culenborch, doen toezegging ten behoeve van de kerk aldaar van een rente van één oud schild 's jaars, gaande uit vier morgenland bij den Hont, tusschen de gracht van de Nye stat van Culenborch en des Roves wetering, door hen gekocht voor het gasthuis, waarvoor alle Vrijdagen op den middag de klok moet worden geluid, a. Oorspr. (Inv. no. 635}. Het stadszegel is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 55 v°. 70. 1433 Maart 16 [opp Sunte Gheerden avont te Mydmeert], Eernst van Ewijck Gerytszoon, richter te Buesinchem, oorkondt, dat Riquijn van Beesde Riquijnszoon overgedragen heeft aan Lubbert Keye een akker land in het kerspel Buesinchem achter W^aterbuesinchem opten Gheren. Oorspr. (Inv. no. 1397) met het zegel van den oorkonder in groene was.
71. 1433 Maart 17 [op Sunte Gheerden dach, te Midmeert geheyten]. Ernst van Ewijck Gerytszoon, dijkgraaf, en Jan van Tiel Macharyszoon, Gysbert Paeuwe, Jan die Vlieger Coenenzoon en Gherit Damenzoon, heemraden opten Leckdijck in de heerlijkheid Buesinchem, oorkonden op verzoek van Riquijn van Beesd Riquijnszoon, dat eenige landerijen te Asch in de maalschap van Buren, geheeten dat Woertken, afkomstig van wijlen Belye, vrouw van Maes, den bakker, en thans toebehoorend aan Lubbert Key, voortaan met al diens goederen dijkvrij zullen zijn. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 18.
72. 1433 Mei 24. Jacob heer van Gaesbeke enz. bericht aan Lambert Zuermont en Melis Gaverts, dat Beernt Dille, rentmeester, en Peter Goedertszoon, gasthuismeester van het gasthuis van St. Lijsbette te Wijc, met zijn toestemming het land van het gasthuis onder Everdingen hebben overgedragen. Oorspr. (Inv. no. 1382) op papier, met het opgedrukte zegel van den oorkonder in roode was. N.B. Bewaard bij de chartercoüectie.
73. 1433 Juni 23 [op Sente Johans avont te midzomer]. Burgemeesters, schout, schepenen en raad te Culenborch oorkonden, dat Melys Scaverts gekocht heeft van de gasthuismeesters van Wijck een stuk land onder Goedbertingen tusschen de Priser straat en de Leek, onder voorwaarde, dat hij en zijne vrouw Nelle het gedurende hun leven zullen gebruiken en het na hun dood aan het gasthuis te Culenborch komen zal. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 7°,
189 74. 1433 October 10 [op Sente Victors dach]. Willem Zuermont en Wouter van Overrijn, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Wouter Beerntszoon, Gerit Beerntszoon, Eernst Beerntszoon en Flore, weduwe van Claes Beerntszoon, overgedragen hebben aan het gasthuis te Culenborch een akker land, groot lVè morgen, in het kerspel Buesinchem in den Aftecopen, a. Oorspr. (Inv. no. 1395) met de zwaar geschonden zegels der oorkonders in groene was. 6. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 48.
75. 1433. Roelof Heymanszoon, richter, Jan die Meyer, Willam Heynricxzoon en Jacob die Lewe, schepenen in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, oorkonden, dat Jacop die Leew wegens eene vordering op Hubert van Sliterhoven c.s, pandkeering gedaan heeft aan 14 van zes morgen land op Oversidervelt, gemeen met het gasthuis te Culenborch, waarna de richter dit land aan Melis Scavaertz ten behoeve van dat gasthuis heeft toegewezen. a. Oorspr. (Inv. no. 1409) met de licht geschonden zegels der oorkonders in groene was. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 12 v ° .
76. 1434 Januari 13 [op Sente Ponciaens avont martiris], Roeloff Heymanszoon, richter in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, Aernt Geliszoon, Jan Dircxzoon en Jan die Meyer, schepenen, oorkonden, dat Beernt Dille, rentmeester, en Peter Guertszoon, gasthuismeester van het gasthuis te W^ijck, met toestemming van den jonker van Gaesbeeck overgedragen hebben aan Melis Scavert ten behoeve van het gasthuis te Culenborch vier morgen land onder Goedberdingen. a. Oorspr. (Inv. no. 1382) met de zegels der eerste drie oorkonders in groene was. Het zegel van den laatsten oorkonder is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 8.
77. 1434 Februari 12 [Donné a Caleis Ie douszime jour de Février 1'an du grace mille quatrecens trent et trois]. De ,,lieutenant du Maier" en de ,,connestables" van den stapel te Caleys verleenen aan de kooplieden en ingezetenen van Culenberch vrijgeleide om te Caleys te komen handel drijven, en beloven, hen niet te zullen lastig vallen wegens de schulden van Pieter Brant. Oorspr. (Inv. no. 944) met het zegel van den stape! in roode was. N.B. Gedrukt; Bijdragen voor Vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, Ie reeks, I, blz. 207 (met jaartal 1433).
78. 1434 April 10. Neude van Spijc, richter te Culenborch, Alaert van Yngen, Johan Philipszoon, Willem Zuermont en Gerit Ceser, schepenen, oorkonden,
190 dat Lijsbet Lambert Aerntzoons dochter toegezegd heeft aan Melis Meliszoon ten behoeve der kerk van St. Barbara te Culenborch een rente van twee oude schilden 's jaars, gaande uit een huis aldaar. Oorspr. (Inv. no. 619). De zegels der oorkonders zijn verloren.
79. 1435 Februari 15 [des Dynxdages na Sente Valentijns dach]. Neude van Spijck, richter te Culenborch, Wouter van Overrijn, Alaert van Yngen, Jan Philipszoon en Reyner Eernstzoon, schepenen, oorkonden, dat Willem Zuermont overgedragen heeft aan Melis Scavert ten behoeve van het gasthuis te Culenborch IVi hont land onder Prijs. a. Oorspr. (Inv. no. 1391) met een fragment van het zegel van den laatsten oorkonder in groene was. De zegels der andere oorkonders zijn verloren. &. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 8 v ° .
S0. 1435 Juni 11 [op Sente Odulfi avont]. Jacop Hermanszoon en Prusen van der Poert, kerkmeesters te Honswijck, verklaren verkocht te hebben aan de gasthuismeesters te Culenborch een rente van 2Vi schelling 's jaars, gaande uit een goed, waaruit deze vroeger door Elyaes die Scone is betaald. Oorspr. (Inv. no. 1445). Het zegel van Willam Zasse is verloren, 81. 1435 November 13 [Acta . . . . in Culenborch in domo habitationis Lubberti Keye]. De notaris Nycolaus Pawe instrumenteert, dat Lubbertus Keye, Jutta Keye, zijne moeder,' en Sophia, zijne echtgenoote, aan het gasthuis te Culenborch zes morgen land, gelegen in de parochie en het gericht van Buesinchem, geschonken hebben, onder voorwaarde eener levenslange uitkeering. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 26. 82. 1435 December 13 [des Dïnxdages nae Onser Liever Vrouwen dach Conceptio]. Aelbert die Keymp erkent, dat hij van Wouter die Bruun en Melis Scavaert, gasthuismeesters te Culenborch, twee hoven in erfpacht heeft ontvangen voor \Yi oud schild 's jaars. s. Oorspr. (Inv. no. 1446) met de licht geschonden zegels van Willam Zuermont en Reyner Ernstz., burgemeesters, in groene was. /;. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 33 v°.
83. 1436 Maart 17 [op Sinte Gheertruden dach der heyliger joncfrouwe]. Johan van Oye, heer tot Ubbergen, ambtman van Buren en Buesinchem, oorkondt, dat Willem van Ingen overgedragen heeft aan Aernt
191 Janszoon ten behoeve van het gasthuis te Culenborch 8M hont land in den Langen camp aan de Broecsteghe en de Buesinchemsche wetering. Afschr, in Inv. no. 1262, fol. 52.
84* 1436 November 11 [op Sente Mertijns dach in den wynter], Johan heer tot Culenborch geeft onder goedkeuring en toestemming van zijn zoon Geryt, heer then Weerde, nieuwe rechten aan de inwoners van de stad en het land van Culenborch. Oorspr. (Inv. no. 99) met het geschonden zegel van den oorkonder in groene was. Het zegel van Gerart, oudste zoon tot Culenborch, heer then Weerde, is verloren. N.B. Vg]. omtrent den inhoud der oorkonde van denzelfden datum het aangeteekende bij Reg. no. 85.
85. 1436 November 11 [op Sente Martijns dach in den winter]. Johan heer tot Culenborch geeft onder goedkeuring van zijn zoon Gheryt van Culenborch nieuwe rechten aan de inwoners van de stad en het land van Culenborch, behoudens zijnen onderdanen in het land van Bueren hunne rechten als omschreven in de overeenkomst tusschen de stad Culenborch en de poort van Bueren. Oorspr, (Inv. no. 100) met het zege! en het contrazegel van den oorkonder in groene was. N.B. Gedrukt: Voet, blz. 621—627 (met verkeerden datum; St. Matthys dag). De bepalingen deser acte komen overeen met de oorkonde van denzelfden datum, vermeld in Reg. no. 84, doch in de hier beschrevene wordt buitendien van de Culemborgsche onderdanen in het land van Buren gesproken. De overeenkomst tusschen de steden Buren en Culemborg is niet bewaard gebleven.
86* 1437 Januari 8 [des Dinxdages na den heiligen Dertiendach], Wouter die Bruun en Melis Scavaert, gasthuismeesters te Culenborch, verklaren, op bepaalde voorwaarden en met goedvinden van den heer van Culenborch en van burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad, Splynter van Voern in hun gasthuis te hebben opgenomen. Oorspr. (Inv. no. 1266) met de zegels van Alart van Yngen, burgemeester, en van Splynter van Voern in groene was, het eerste licht geschonden.
87, 1437 November 15 [des Vrydages na Sinte Martijns dach in Jen winter]. Peter van Ingen, richter te Buesinchem voor deze zaak, oorkondt, dat Geryt Damenzoon en Aleyd, zijne vrouw, overgedragen hebben aan Wouter die Bruun ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een akker land, groot IVi hont, gelegen op den Gheeren ter Weyde, aan den Hont dijk. Oorspr. (Inv. no. 1396) met het zegel van den oorkonder in groene was.
192 88. 1438 Januari 14 [op Sente Pontiaens dach martiris]. Arnt Gelyszoon, richter in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, en Jacop Zasse, Willem Heynricszoon en Jan Gysbertszoon, schepenen, oorkonden, dat Bartraet, vrouw van wijlen Gosen van Pothusen, Engbert Craft, haar zoon, Engbert Bierman met zijn vrouw Celye, en Jan Gijsbert Ludekènszoonszoon overgedragen hebben aan Wouter die Brune ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een stuk land onder Gotbertingen tusschen den Pariser weg en de Leek, waarvan de opbrengst voor uitdeeling van brood en haring moet worden gebruikt. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 7. 89. 1438 Februari 21 [op Sunte Peters avont ad Cathedram]. Alaert van Ynghen, richter te Buesinchem, oorkondt, dat Rutgher Engberszoon verklaard heeft geen rechten te hebben op tien hont land in de heerlijkheid Buesinchem in den Gheer, eigendom van Bartout Aerntszoon. Oorspr. (Inv. no. 1400). Het zegel van den oorkonder is verloren.
90. 1438 April 20 [opten Bloken Paesche dach]. Alaert van Inghen, richter te Buesinchem, oorkondt, dat Lubbert Key, Jutte, zijn moeder, en Fye, zijn vrouw, overgedragen hebben aan Melis Scavert ten behoeve van het gasthuis te Culenborch eenige akkers land in het gericht van Buesinchem, geheeten die Gheeren, en een in den Calvart. a. Oorspr. (Inv. no. 1397). Het zegel van den oorkonder is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 19.
91. 1439 September 13 [Acta . . , . in domo habitationis sepedicti testatoris]. De notaris Nycolaus Paeuwe instrumenteert, dat Gysbertus Kemp junior, priester, bij testament vermaakt heeft aan de kerkmeesters der St. Barbarakerk te Culenborch twee morgen land onder Redechem, onder den last eener uitkeering van een half schild 's jaars aan de gasthuismeesters voor het koopen van haring. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 27, 92. 1439 October 10 [op Sente Victors dach]. Willem Zurmont, Johan van Kuyck en Wouter die Brune, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Heinric van den Rijn en Alijt, zijne vrouw, overgedragen hebben aan de kerk van St. Barbara te Culenborch een rente van een oud schild 's jaars, gaande uit een huis aldaar. Oorspr. (Inv. no. 620). De zegels der oorkonders zijn verloren.
93. 1440 Juni 12 [op Sunte Odulphus' dach confessoris], Walraven van Haeften, drost van Bueren en Buesinchem, oorkondt, dat Andries Peterszoon en Dibborch, zijn vrouw, overgedragen hebben
193 aan Willem Coppier ten behoeve van het gasthuis te Culenborch drie morgen land in het kerspel Buesinchem, geheeten In Quakernaeck. Oorspr. (Inv. no. 1398) met het geschonden zegel Van den oorkonder in groene was.
94. 1440 October 11 [Gegeven in onser stadt van Bruesselj. Philips, hertog van Bourgoingnen enz., geeft aan het Schippersambacht te Antwerpen het voorrecht, dat geen vreemde schippers aldaar buiten de jaarmarkten goederen zullen mogen laden, tenzij in geval van wederkeerigheid. Gewaarmerkt afschrift d.d. 1558 (Inv. no. 947). 95. 1442 September 17 [op Sunte Lamberts dach]. Herberen van der Stege Gerytszoon vanwege jonker Jan van Boeckhout, heer tot Beverweerd en Odewijck, als tynsheer, verklaart, na opdracht door Claes Koel, zeven morgen land in de heerlijkheid Buesinchem in erftyns te hebben uitgegeven aan Geryt Meliszoon. Oorspr. (Inv. no. 2000). Het zegel van den oorkonder is verloren. 96. 1443 Maart 17 [op Sunte Gheertruden dach der heiliger joncvrouwen ]. Walraven van Haeften, drost van Bueren en Buesinchem, oorkondt, dat Herman Pijl overgedragen heeft aan Willem Coppier ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een halven akker land in de heerlijkheidBuesinchem ter Weyde. c. Oorspr. flnv. no. 1399) met het geschonden zegel van den oorkonder in groene was. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 48.
97. 1443 December 3 [op Sente Barbaren avont der heiliger jonc frouwen]. Gheryt Meliszoon, Engbert Bierman en Lubbert Keye, gasthuis me esters te Culenborch, verklaren, dat Dirck Janszoon, de mesmaker, en Fye, zijne vrouw, een goede koe en zooveel land, als noodig is om de koe op te weiden, aan het gasthuis hebben geschonken, terwijl dit in een boete van vijftig guldens vervallen zal ten bate van de kerk te Culenborch, indien de gasthuismeesters te zijner tijd mochten verzuimen een nieuwe koe te koopen. a. Oorspr. (Inv. no. 1449). Het stadskleinzegel is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 55. 98. 1444 Augustus 1 [op Sunte Peters dach ad Vincula]. Burgemeesters, schepenen en raad der stad Tyell verklaren, dat zij de vrijheden, die de bewoners der stad Culenborch in hunne stad genieten, en die de inwoners van Tyell omgekeerd te Culenborch zullen genieten, van waarde zullen houden. Oorspr. (Inv. no. 104) op papier met sporen van het opgedrukte stadszegel in witte was. N.B. Bewaard Bij de chartercollectie, J3
99. 1445 Maart 24 [des Guedensdages na Palmdage]. Wolter van Overrijn, richter, Willem Zuurmont, Dirck die Man, ]an van Kuyck en Jan die Visscher, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Dirck Gijsbertszoon overgedragen heeft aan Engbert Biirman ten behoeve van het gasthuis aldaar een rente van een schild 's jaars, gaande uit een huis eveneens aldaar. Afschr. in Inv, no. 1262, fol. 33.
100. 1445 Juli 15 [des Donredages na Sente Margrieten dach virginis]. Engbert Bierman, Lubbert Keye en Gheryt Meliszoon, gasthuismeesters te Culenborch, verklaren, dat jonkvrouwe Foyse, weduwe van Gheryt van Killesteyn,, aan het gasthuis gegeven heeft een halve hoeve land op Bolgrye in het kerspel Zidervelt, tusschen de Bolgrysce kae en de Boykoper kae, om daarvan de inkomsten aan de armen te deelen, behoudens Ï4 van een oud schild voor het gasthuis en een gelijk XA voor de pastorie te Everdingen, en op straffe van veertig oude schilden bij verzuim, half voor de St. Barbarakerk te Culenborch en half voor die te Everdingen. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 3. 101. 1445 Juli 16, Danyel van Everdingen, richter, en Alvert van Everdingen, Wyllam Heinrycszoon en Jan Roelofszoon, schepenen in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, oorkonden, dat jonkvrouw Foyse, weduwe van Geryt van Kyllesteyn, overgedragen heeft aan Geryt van Rossum ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een halve hoeve land op Lange Bolgry, onder voorwaarde van uitkeeringen aan de armen en behoudens XA schild 's jaars voor het gasthuis en K schild 's jaars voor de pastoorsprove te Everdingen. a. Oorspr. (Inv. no. 1405). De zegels der oorkonders zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 11.
101a. 1445 November 16 [Acta . . . . in ecclesia Sancte Barbare Culenburgensis]. De notaris Nycolaus Pawe instrumenteert, dat Amilius Scavardt, burger van Culenburg, in tegenwoordigheid van het kapittel van St. Barbara, eene acte bevestigd heeft, waarbij hij en zijne vrouw Nella de helft van drie morgen land onder Prijs aan de kerkmeesters der St. Barbarakerk schenken voor het doen van bepaalde uitkeeringen. Oorspr. (Inv. no. 6\3bis) met de signatuur van den notaris. N.B. Door vocht beschadigd.
102. 1446 November 10. Walraven van Haeften, drost van Bueren en Buesinchem, oorkondt, dat Geryt Melyszoon, gasthuismeester te Culenborch, na panding en gerechtelij ken verkoop gekocht heeft de helft van twee morgen land ter
195 Weyde in de heerlijkheid Buesinchem, afkomstig van Jan van Yseren Dircxzoon. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 47.
103. 1447 Juli 18 [des Dynxdages na der Heiligher Twelf apostelen dach]. Wolter van Overrijn, richter, Hubert van Culenborch, bastaard, Willem Zuermont, Jan Gijsbertszoon en Engbert Bierman, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat heer Johan van Kalker overgedragen heeft aan Geryt Melyszoon ten behoeve van het gasthuis aldaar vanwege het geestelijke klerkenhuis ten Bussche een halve hoeve land onder Prijs op W^olfslant. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 8 v \
104. 1448 Mei 6. Johan heer tot Culenborch verklaart geschonken te hebben aan het gasthuis te Culenborch drie koeweiden op zijn weerd. Oorspr. (Inv. no. 1372) met het secreetzegel van den oorkonder in groene was.
105. 1449 Mei 4. Johan van Hese en Peter Vighe, drosten van Bueren en Buesinchem, oorkonden, dat Diric, de mesmaker, Fye, zijne vrouw, en Jan van Tiel Gosenszoon overgedragen hebben aan Gheryt Melyszoon ten behoeve van het gasthuis te Culenborch tien hont land, geheeten den Gheer, in de heerlijkheid Buesinchem. e. Oorspr. (Inv. no. 1400). De zegels der oorkonders zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol 19.
106. 1449 Juli 31 [op Sunte Peters avont ad Vincula]. Johan van Hese en Peter Vige, drosten van Bueren en Buesinchem, oorkonden, dat Jacop Janszoon en zijne vrouw Rijclant overgedragen hebben aan Gheryt Meliszoon ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een akker land in de heerlijkheid Buesinchem in de Voircopen. Oorspr. (Inv. no. HOI). De zegels der oorkonders zijn verloren.
107. 1451 Juli 3 [des naisten daghes na Onser Liever Vrouwen dach Visitacionis]. Coenraet Arntszoon te Haghensteyn en Lijsbeth, zijne vrouw, verklaren geschonken te hebben aan het gasthuis te Culenborch een halven morgen land, gelegen ther W^ey. Oorspr. (Inv. no. 1402) met de licht geschonden zegels van Willem Zuurmont en Johan van Kuyck. Het zegel van den oorkonder is verloren.
108. 1451 Augustus 2 [des naisten daghes na Sente Peters dach ad Vincula]. Coenraet Arntszoon te Haghensteyn verklaart verkocht te hebben aan
198 de gasthuismeesters te Culenborch een halven morgen land, gelegen ther Wey, en de koopsom te hebben ontvangen. Oorspr. (Iiiv, no. 1402) met het zegel van den oorkonder in groene was.
109. 1452 December 21 [op Sinte Thomaes' dach voir middewinter]. Kersten die Vlieger Hermanszoon, richter te Buesinchem, oorkondt, dat Gerit Meliszoon gerechtelijk heeft doen verkoopen voor een schuld van 55 oude schilden een stuk land, groot acht hont, in de heerlijkheid Buesinchem, geheeten in den Legen wert. Oorspi'. (InV. no. 2001) met een klein fragment van het zegel van den oorkonder in groene was.
110. 1453 Januari 16 [des Dinxdages na Sente Poncianus' dach]. Wolter van Overrijn, richter, Hubert van Culenborch, bastaard, Willem Zuurmont, Jan Gijsbertszoon en Herman van Doedenborch, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Nyele Jan Engbertszoonsdochter overgedragen heeft aan Engbert Berntszoon de helft van vier morgen land in de Korte hoeven. Oorspr. (Inv. no. 1375) met de licht geschonden zegels der oorkonders in groene was.
111. 1453 Februari 27 [des Dinxdages na den Sondaghe Reminiscere j . Wolter van Overrijn, richter, W^illem Zuurmont, Wolter van Dichteren, Gerit Melyszoon en Jan Gijsbertszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Nyele Jan Engbertszoonsdochter, Coene Janszoon, kerkmeester te Boesynckhem en Peter Rolofszoon, kerkmeester te Everdingen, overgedragen hebben aan Corstyen Derixzoon een huis in de Goedbertingerstraete naast het gasthuis. Oorspr. (Inv. no. 1368) met de licht geschonden zegels van de eerste drie oorkonders en den vijfden oorkonder en het zwaar geschonden zegel van den vierden oorkonder in groene was.
112. 1453 October 29. Willam Zuermont en Jan Gijsbertszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Willam Peterszoon en Hase, zijne vrouw, verklaard hebben voldaan te zijn door Stijn, vrouw van wijlen Dirc Peterszoon, wegens de erfenis van dezen laatste. Oorspr. (Inv. nö. 2002).. De zegels der oorkonders zijn verloren. 113. 1454 Juni 12 [op Sunte Oduifus' dach]. Herberen van der Steghe Gerytszoon, richter te Buesinchem, oorkondt, dat Hubert Janszoon toegezegd heeft aan de gasthuismeesters te Culenborch te zullen betalen 5^2 rijnschen gulden. Oorspr. (Inv. no. 1447). Het zegel van den oorkonder is verloren.
197 114. 1454 October 31 [op Aller Heilyghen avont]. Hubert van Culenborch, bastaard, richter, Willem Zuurmont, Wolter van Overrijn, Wolter van Dichteren en Peter van Ingen, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat D'erick van Xancten een huis met bijbehoorenden rijweg overgedragen heeft aan Derick Janszoon. Oorspr. (Inv. no. 2003) met sporen van de zegels van den tweeden en den vierdeir corkonder in groene was.
115. 1455 Mei 7. Gherardt heer tot Culenborch geeft voorschriften voor het beheer van den door hem ingestelden Poth ten behoeve der huiszittende armen in de stad Culenborch. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 1. N.B. In originali met transfix d.d. 1511 September 18 (zie Reg. no. 309). Gedrukt: J. D. J. Kalkhoven, Geschiedenis van Culemborg, blz. 114^116.
116. 1455 Juni 3. Burgemeesters, schout, schepenen en raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Lubbert Zasse en zijne vrouw Hadewich een lijfrente van zes oude schilden 's jaars. Gelijktijdig afschrift (Inv. no,
117. 1455 Juni 28 [op Sente Peters ende Sente Pauwels avent der heiligen apostele]. Gerart heer to Culenborch verklaart beleend te hebben Corstyen van Doern met een akker land aan de Oudae, na opdracht door Mechtelt, dochter van Arnt Noyden. a. Oorspr. (Inv. no. 1514). Het zegel van den oorkonder is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452, foi. 13 v ° .
118. 1456 Maart 30 [des naisten Dinxdages na den heylighen Paeschdach]. Hubert van Culenborch, bastaard, richter, Willem Zuurmont, Peter van Ingen, Jan van Kuyck en Jan dye Visscher, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Mr, Sweder van der Weteringe, kanunnik ten Dom tUtrecht, aan heer Ryckwijn van Beesde, priester, ten behoeve van diens vicarie in de gasthuiskapel te Culenborch overgedragen heeft vijf morgen land op Prijs aan de Wolfswetering op voorwaarde eener wekelijksche mis in de kapel. Oorspr. (InV. no. 1392) met de geschonden zegels der oorkonders in groene was.
119. 1456 Mei 13 [op Sunte Servaes' dach episcopi]. De dorpen in de landen van Buren en Beusichem en eenige dorpen
198 in het ambt Nederbetuwe benevens Gelremalsen en Meteren sluiten een overeenkomst aangaande het onderhoud van de Linge. Afschr. van c. 1650 (Inv. no. 1089). N.B. Gedrukt: Groot Gelders Placaetboeck, II, Appendix, kol. 122.
120. 1458. Wouter van Dichteren verklaart ontvangen te hebben als zoengeld voor den doodslag, ter Goude aan Henrick Aerntsz. gepleegd, 15 of 16 postulaatguldens met bestemming voor diens zoon, die buiten 's lands is. Oorspr. (Inv. no. 125) met een klein fragment van het zegel van den oorkonder in groene was.
121. 1460 Februari 3. Heinric van Rondenborch en Aernt die Lewe, schepenen in de kerspelen Everdingen en Zidervelt, oorkonden, dat Jan Dircszoon verkocht heeft aan heer Gerit van Assch, priester, een rente van een oud schild 's jaars uit een hofstede aan den Diefdijck, waarna heer Gerit van Assch deze bestemde half voor de kerk en de pastorie te Zidervelt, en de wederhelft voor den Poth te Culenborch. a. Oorspr. (Inv. no. 1543). De zegels der oorkonden zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 2.
122. 1460 Februari 10. Danyel van Everdingen, richter in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, Aernt de Leewe, Heinryc van Rondenborch en Jan Willamszoon, schepenen, oorkonden, dat Dirc Jans Brunenzoon verkocht heeft aan Melis Gosenszoon een rente van een oud schild 's jaars, gaande uit twee hofsteden aan den Diefdijck. o., Oorspr. (Inv. no. 1544). De zegels der oorkonden zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no, 1452, fol, 3.
122a. 1462 Juni 4 [op Sunte Bonifacius' avont]. Gheertruyt, weduwe van Jan Dircszoon, verklaart te hebben verkocht aan Maes Gerytszoon, kerkmeester der St. Barbarakerk te Culenborch, K van een huis in de oude stad aldaar aan der stat strait, waarvan VA reeds aan de kerk toebehooren, Oorspr. (Inv. no. 609bis) met het licht geschonden zegel van Dirck van Eek Loefszoon in groene was. 123. 1462 December 20 [op Wolter van Dichteren en Jan oorkonden, dat Engbert Biirman mont, Heilige-Geestmeester, ten
Sunte Thomas' avont apostelllvan Kuyck, schepenen te Culenborch, overgedragen heeft aan Henrick Zuurbehoeve van het gasthuis aldaar, een
199 rente van een half oud schild 's jaars, gaande uit zijn huis in de Affterstrayt. a. Oorspr. (Inv, no. 1420). De zegels der oorkonders zijn verloren. b. Afschr, in Inv. no. 1262, fol. 32.
124. 1463 Januari 28 [des Vrydages post festum Conversionis Pauli]. Burgemeesters, schepenen en raad der stad Culenborch kennen ondersteuning, uit te keeren door de gasthuismeesters, en zoo noodig een plaats in het gasthuis aldaar toe aan Jan Janszoon en zijne vrouw, Mergriet, wonende in het land van Culenborch, die melaatsch zijn. Oorspr. (Inv. no 1267). Het stadssecreetzegel is verloren. N.B. Gevonden in den rug van een band 15e-eeuwsche rekeningen van het St. Petersgasthuis.
125. 1463 November 3 [op Sunte Hubrechts dach episcopi]. Burgemeesters, schout, schepenen en raad der stad Culenborch verklaren ontvangen te hebben van Mr. Gerit van Killesteyn zeventien oude schilden, waarvoor zij volgens zijn verlangen jaarlijks aan de pothmeesters eene rente van een oud schild zullen uitkeeren. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 2. 126. 1464 Januari 24 [op Sunte Pouwels avont Conversionis]. Wolter van Overrijn, richter, Hubert van Culenborch, bastaard, Wolter van Dichteren, Jan van Kuyck en HenricK Zuermont, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat heer Cornelis Janszoon, priester, verkocht heeft aan heer Jan Heynenzoon, priester, rector der geestelijke zusteren van Onze Lieve Vrouwe aldaar, eene rente van een gouden wilhelmusschild 's jaars, gaande uit het huis, waarin hij woont. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 3 v°. N.B. In margine staat: Desen wühelmus schilt is gelost. 127* 1464 December 28 [op Alrekynderdach]. Burgemeesters, schout, schepenen en raad der stad Culenborch verklaren ontvangen te hebben van Huych Uuystinck en zijne vrouw Adriaen vijftig oude schilden, die de stad verwachtte na het overlijden van eenige personen. Gelijkt, afschr, (Inv. no. 453), 328. 1465 Februari 14 [op Sunte Valentijns dach]. Burgemeesters, schout, schepenen en raad der stad Culenborch klaren ontvangen te hebben met toestemming van jonker Gerardt tot Culenborch van Herman Koevoit, Mr. Jan die Koek en Peter mansz. als pothmeesters zestien oude schilden, waarvoor zij eene Iijksche rente van een oud schild zullen uitbetalen.
verheer Herjaar-
a. Oorspr. {Inv. no. 1521). Het zegel van Gerardt heer tot Culenborch en het stadszegel zijn1 verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 2 v ° .
200
129. 1465 Juni 9 [des Sonnendages Trinitatis]. Arnt van Dichteren, richter te dezer zake, Herman van Doyenborch, Jan van Kuyck, Heynrick Zuurmont en Thomaes Geritszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat na panding door Thomas Geritszoon, rentmeester van jonker Gerardt heer tot Culenborch, wegens achterstalligen tyns, het huis van Corsten Dircszoon in de Gobertingerstraet naast het gasthuis wordt verkocht en overgedragen aan Hubert van Culenborch, bastaard. Oorspr. (Inv. no. 1368) met de licht- geschonden zegels van de eerste twee oorkonders en den 4en oorkonder, en de zegels van den 3en en den 5en oorkonder in groene was.
130. 1468 Februari 9 [op Sente Apollonien dach], Hubert van Culenborch, bastaard, richter. Jan Gijsbertszoon, Arnt van Bolck, Dirck Coppier en Thomaes Gerytszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Willem. weduwe van Jan Visscher en hare dochters Griet Visscher en Alit Visscher benevens Cornelis die Visscher, Gerit die Visscher en Jan die Visscher overgedragen hebben aan Jan van Kuuck ten behoeve van het gasthuis aldaar een rente van 2Yi rijnschen gulden 's jaars, gaande uit VA morgen land op Limxmervelt, onder voorwaarde van verschillende iiitkeeringen. a. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 10. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 16. 131. 146S September 21 [op Sunte Matheus' dach]. Hubert van Culenborch, bastaard, richter, Heynrick Zuurmont, Jan Gijsbertszoon. Dirck Coppür, Thomaes Geritszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Wouter van Dichteren, schepen, overgedragen heeft aan de pothmeesters aldaar een huis en erf in de Afterstraet onder den last eener jaarlijksche uitkeering aan het kapittel van St. Barbara. Oorspr. (Inv. no. 1508) met de licht geschonden zegels der oorkonders in groene was. 132. 1468 September 22 [sDonredages na Sunte Matheus' dach]. Hubert van Culenborch, bastaard, richter, Arnt van Bullick, Heynrick Zuurmont, Wolter van Dichteren en Johan Gijsbertszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat jonker Gerardt heer tot Culenborch overgedragen heeft aan Gerit die Kuper tot levenslang gebruik van hem en zijne vrouw Gheertruut zes morgen land in die Kort Aventuer tusschen de Blocxwetering en de Brede stege, welk land na hun overlijden zal komen aan de St. Barbarakerk, het gasthuis en den Poth. a. Oorspr. {Inv, no. \372bis) met de geschonden zegels der oorkonders in groene was. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 10.
133. 1468 December 26 [op Sunte Stephaens dach prothomartiris]. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Anna en Johanna, dochters
201 van Pouwel van Malsen en zijn vrouw Mechtelt Johansdochter van Hamelenberch, een lijfrente van twaalf oude schilden 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 410). Het zegel van Gerart heer tot Culenborch en het stadszegel zijn verloren. N.B. Gecancelleerd.
134. 1468 December 26 [op Sunte Sthephaens dach prothomartiris]. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Aleyt en Hase, dochters van Tydeman Cloeting en zijn vrouw Aleit, een lijfrente van acht rijnsche guldens 's jaars, elk voor de helft op haar leven. Oorspr. (Inv. no. 410). Het zegel van Gerart heer tot Culenborch en het stadszegel zijn verloren.
135. 1468 December 26 [op Sunte Stephaens dach prothomartiris]. Geraert heer tot Culenborch belooft, de stad Culenborch schadeloos te zullen houden voor de door haar op zijn verzoek uitgegeven lijfrentebrieven. AFschr. van c. 1500 (Inv, no. 409). 136. 1469 Juni 15 [op Sunte Vyten dach]. Hubert van Culenborch, bastaard, richter, Jan van Kuyck, Jan Ghysbertszoon, Dirc Coppür en Thomaes Geritszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Dirc van Yseren overgedragen heeft aan Gerit van Coudenhoven het erf achter zijn huis over de gracht. Oorspr, (Inv, no. 458) met het zwaar geschonden zegel van den vierden oorkonder in groene was. De zegels der andere oorkonders zijn verloren. N.B. Aan dit charter zijn gehecht de brieven d.d. 1471 Maart 24 en 1542 Maart 18 (zie Reg. nos. 139, 434).
137. 1470 Februari 2 [opten anderden dach in Februario]. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Obburch, weduwe van Michiell Roelofszoon, Arnt van Hoeff en zijn vrouw Liewe een lijfrente van zeven rijnsche guldens 's jaars op het leven van Adam en Diewer, kinderen van Arnt voornoemd. Oorspr. (Inv. no. 410). Het zegel van Gerairt heer tot Culenborch en het stadszegel zijn verloren. N.B. Gecancelleerd.
138. 1470 October 21 [opter Elff dusent meechden dach]. Gherart heer tot Culenborch beleent Claes van Doern na doode van diens vader Korsten met tien hont land in de Achtercope te Boesinchem. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 13 v ° .
202 139. 1471 Maart 24 [op Onser Liever Vrouwen avont Annunciacionis]. Vranck Goertszoon en Gertruud, zijne vrouw, verklaren verhuurd te hebben aan Geryt van Caudenhoven een hofstad over de gracht voor 5li stuiver 's jaars. Oorspr. (InV. no. 458). De zegels van Zweder van Esschensteyn en Aernt de Man, schepenen te Culenborch, zijn verloren. N.B. Aan dit charter zijn gehecht de brieven d.d. 1469 Juni 15 en 1542 Maart 18 {zie Reg. nos. 136, 434}. 140. 1471 April 17 [des Woensdages na Passchdachj. Gherardt heer tot Culenborch verklaart, zekere landen, erven, renten en goederen te hebben overgedragen aan burgemeesters, schepenen en iaad en gemeene burgers der stad Culenborch om daaruit verschillende door hen op zijn verzoek toegezegde lijfrenten te betalen. Oorspr. (Inv. no. 431). Het zegel van den oorkonder is verloren. Ï4Ï. 1473 October 11 [des Vridaghes na Sinte Victoer dacli]Mcchtelt, weduwe van Jan Mouwer, en Griet, weduwe van Dirc van Haren, verklaren ontvangen te hebben van Hughe Uuystinc vanwege de stad Culenborch resp. 4lA en 2M oud schild wegens verschenen lijfrente. Gelijkt, afschr. (Inv. no. 453). 142. 1472 April 6 [des Manendages na den Sonnendach Quasimodo]. Sweder van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Henrick Zuermont, Herman van Doyenborch, Jan van Kuyck en Aernt die Man. schepenen, oorkonden, dat Jan van Aken overgedragen heeft aan Symon. Geryt en Katherijn van Hollant een huis aan de Kerckstraet aldaar, belast met een jaarlijkschen uitgang van vijftien witstuivers voor de kerk van St. Barbara, den H. Geest en den Poth. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 35 v°. 143. 1472 Mei 29 [des Vrydaiges na des Heiligen SacramenLz dach]. Arnolt, hertog van Gelre, bevestigt wegens de trouwe diensten van zijn neve Gerart heer tot Culenborch de privileges, die de heeren van Culenborch en de stad Culenborch van zijne voorgangers verkregen hebben, en geeft hun enkele nieuwe. Gevidimeerd in den brief d.d. 1479 Maart 27 (zie Reg. no. 174). 144. 1472 Mei 29 [des Vrydaiges na des Heiligen Sacraments dach]. Arnolt, hertog van Gelre. geeft wegens aan hem bewezen trouwe diensten zijn neve Gerart heer tot Culenborch en diens burgers, woonachtig te Culenborch, tolvrijheid in zijne landen en verhoogt de vroeger vastgestelde afkoopsom met nog 1200 oude schilden. Gevidimeerd in den brief d.d. 1479 Maart 27 (zie Reg, no. 175). N.B. Gedrukt: Voet, blz. 655-657.
203 145. 1472 Juli 20 [des Manendages na Sinte Margrieten dach der heiliger joncfrou], Hughe Uuystinc erkent ontvangen te hebben van de stad Cuienborch de pacht van zijn tienden en van zes morgen land op Parijs over de jaren 1469—1471. Oorspr. (Inv. no. 227) met een fragment van het opgedrukte zegel des oorkonders in groene was. N.B. Blijkens het onderschrift is ook de pacht van 1472 betaald. Bewaard bij de chartercolkctie.
146. 1473 Januari 13 [op Sint Ponciaens avont], Zweder van Esschestein, Herman van Doyenborch en Heinde Zuurmont, schepenen te Cuienborch, oorkonden, dat Cornelis, Willem, Gerit en Jan de Visscher en Mergriet Visschers verklaard hebben in erfpacht te hebben gegeven aan hun zuster Alit Visschers 2Vi morgen land onder Lanxmeer, gemeen met Symon de Haen, waarvoor zij aan het gasthuis te Cuienborch 2Vi rijnschen gulden 's jaars pacht zal betalen. Oorspr. (Inv. no. 1438) meï de zegels der oorkonders in groene was, het eerste zwaar geschonden.
147. 1473 Mei 16. Claes Wouterszoon en Hubert Wouterszoon, schepenen te Asperen. oorkonden, dat Heinric van Driemeien Janszoon c.s. toegezegd heeft aan Gherit Jacopszoon ten behoeve van de kerkmeesters te Kulenborch het aandeel van Mechtelt, vrouw van Heinric voornoemd, in de nalatenschap van Gherit Berghe. Oorspr. (Inv. no. 616). De zegels der oorkonders zijn verloren.
148. 1473 Juni 28 [op Sunte Peter en Pouwels avont apostolorum]. Zweder van Cuienborch, bastaard, richter, Zweder van Esschensteyn, Heynrich Zuermont, Symon de Haen en Bernt van Coeten, schepenen te Cuienborch, oorkonden, dat Mergriete, weduwe van Willam Lubbertszoon, overgedragen heeft aan Geryt Geryt Melyszoon ten behoeve van net gasthuis aldaar de helft van negen morgen land op Zoeckwijck, genaamd Boutscamer, onder den last van XA schild voor de pothmeesters te Cuienborch en lA schild voor den koster van Lanxmer voor het klokluiden op den middag. a. Oorspr. (Inv. no. 1394) met de geschonden zegels van den len en den 3en oorkonder. De zegels der andere oorkonders zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 9. e. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 15 v ° .
149. 1473 October 11 [des anderen daechs na Sente Victory (!) ]. Zweder van Eschesteyn, richter in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, Jan Willemszoon, Steven Janszoon en Dirck Peterszoon, schepenen, oorkonden, dat Melis Ghoesenszoon verkocht heeft aan de
204
pothbroeders te Culenborch een rente van een oud schild 's jaars, gaande uit twee hofsteden aan den Dieffdijck. a. Oorspr. (Inv. no. 1544). De zegels der oorkonders zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no, H52, fol. 3 v ° .
150. 1473 November 6. Johan Nijs van Borsselen, proost van St. Johan tUtrecht, beleent Johan de Kemp met drie morgen land in het kerspel Boesinchem opten Enghe en in die Maet. a. Oorspr. (Inv. no. 1403) met het licht geschonden zegel van den oorkonder in roode was. 6. Afschr. in Inv. no. 1452. fol. 12. N.B. Blijkens eene marginale notitie werd deze brief bewaard door de gasthuismeesters.
151* 1474 Januari 5. Zweder van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Zweder van Esschensteyn, Heinrick Zuermont, Johan van Kuuck en Aernt de Man, schepenen aldaar, oorkonden, dat Bernt van Caeten, rentmeester van den jonker van Culenborch, wegens achterstalligen tyns een huis aan de Vorderstraat naast de Poortenstraat gerechtelijk heeft doen verkoopen aan Dirck Janszoon. Oorspr. {Inv, no. 2004) met een fragment van het zegel van den eersten oorkonder in groene was. De zegels der andere oorkonders zijn verloren.
152. 1474 Januari 13 [op Sunte Poncianus' avont martyris]. Zweder van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Zweder van Esschensteyn, Heinrich Zuermont, Aernt de Man en Symon die Haen, schepenen aldaar, oorkonden, dat Lubbert Huynich en Aechte, zijne vrouw, overgedragen hebben aan Geryt Geryt Meliszoon ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een rente van 2Yz pond 's jaars, gaande uit een huis aan de stadsheerstraat. a. Oorspr. (Inv. no. 1419) met de zegels der eerste drie oorkonders in groene 1was, het tweede zwaar, het derde licht geschonden. De Zegels der laatste twee oorkonders zijn verloren. b, Afschr. in Inv. no. 1262. fol. 32 v ° .
153* 1474 (na April 23) [ Sunte Jorys' dach]. Burgemeesters, schepenen en raad der stad Scoenhoeven verklaren verkocht te hebben aan heer Goeswijn van Dichteren Wouterszoon, priester, een rente van tien rijnsche guldens 's jaars, betaalbaar te Culenborch of te Utrecht. Gelijkt, afschr. {Inv. no. 1442) op perkament, gewaarmerkt door Theodericus Hackert Johannes' zoon, notaris. N.B. Gevonden als omslag voor een band 15e-eeuwsche rekeningen van het St. Petersgasthuis. Het stuk is beschadigd.
205 154. 1474 November 3 [des IDonredages na Alreheiligen dachge], Herman van Doedenborch en Aert die Man, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Aernt Noeye verklaard heeft, van de kerkmeesters en pothmeesters in eeuwigdurende pacht te hebben ontvangen voor dertig stuivers 's jaars twee morgen land in het Vredestro, Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 14 v°. 155* 1475 Januari 13 [op Sunte Ponciaens avont martiris]. Beernt van Koten Dircxzoon, rentmeester van jonker Gerart heer tot Culenborch, oorkondt, dat voor hem als hof- en tynsrichter en tynsgenooten door Bessel, weduwe van Jan van Noorde, afstand is gedaan van een hof onder Prijs aan den stadssingel, waarna hij dezen hof heeft overgedragen aan Cornelis die Visscher, pothmeester, ten behoeve van den Poth, onder voorbehoud van lijftocht voor Bessel voornoemd en na haren dood een rente van XA oud schild voor het kapittel van St. Barbara. Afschr. in Inv. no. H52, fol. 4 v°. 156. 1475 Januari 17 [op Sunte Anthonis' dach]. Beernt van Koten Dircxzoon, rentmeester van jonker Gerart heer tot Culenborch, oorkondt, dat voor hem als hof- en tynsrichter en tynsgenooten door Herman Koevoet en Alijt, zijne vrouw, overgedragen is aan de pothmeesters een rente van een oud schild 's jaars voor den aankoop van turf, gaande uit een hof buiten den Havendijck bij den steenoven. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 4. 157, 1475 Februari 22 [opten Woensdach na den Sonnendach Reminiscere]. Zweder van Culenborch, bastaard, richter, Zweder van Esschensteyn, Heinrich Zuermont, Jan van Kuuck en Bernt van Coeten, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Hubert van Culenborch, bastaard, overgedragen heeft aan Geryt Geryt Melyszoon een huis in de Golberdingenstraat naast het gasthuis. p. Oorspr. (Inv. no. 1368) met de zegels der oorkonders in groene was, het tweede zwaar, het derde licht geschonden. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 13. N.B. Het opschrift luidt: Copy van den eygendomsbrief van een huus, staande in die Goelberdingenstraet aen den cappel des gasthuus.
158, 1475 Maart 10. Zweder van Culenborch, bastaard, richter, Zweder van Esschensteyn, Herman van Doyenborch, Jan van Kuuck en Aernt de Man, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Heinrich Janszoon die Backer en Dirckxken, zijne vrouw, overgedragen hebben aan Geryt Geryt Me-
206 liszoon ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een rente van een oud schild 's jaars, gaande uit een huis aan de Vorderstrait aldaar. 3. Oorspr. (Inv. no. 1432) met de zegels van den len en den 5en en een fragment van dat van den 2en oorkonder in groene was. De zegels van den 3en en den 4en oorkonder zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 31 v ° .
159. 1475 April 4 [op Sunte Ambrosius' dach des heiligen biscopslSweder van Esschensteyn, richter in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, Jacob Aerntszoon, Dirck Janszoon en Heyman Roeloffszoon, schepenen, oorkonden, dat Gherit Janszoon, Heyman Janszoon en Willem Janszoon overgedragen hebben aan de pothbroeders te Culenborch twee morgen land, gelegen op Lange Bolgry aan de Outenaechse wetering, in gezamenlijken eigendom met Geertruydt Gerit Daniels. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 4 v°. 160. 1475 Mei 18. Heinrick Zuermont verklaart geschonken te hebben aan de armen in het gasthuis te Culenborch een rente van een oud schild 's jaars, gaande uit een hofstad in het gericht van Salmonde. a. Oorspr. (Inv. no. 1444). Het zegel van den oorkonder is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 48 v ° .
161. 1475 Juni 24 [op Sinte Johans dach Baptist to mydsomer]. Johan van Rossem heer Johanszoon, heer tot Zoelen, verklaard beleend te hebben Hubert Janszoon die cuper met de helft van negen morgen land in Culenborgerbroick in die Avontuer, geheeten die Koecampen, na opdracht door Willem Janszoon de cuper. Oorspr. (Inv, no. 613). Het zege! van den oorkonder is verloren.
162. 1475 Juli 3 [op Sunte Mertijns avont Translacio]. Zweder van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Heinrich Zuermont, Aernt de Man, Symon de Haen en Bernt van Coeten, schepenen, oorkonden, dat Dirck Janszoon, de snijder, voor zich en zijn erfgenamen Willam van der A en Mechtelt, diens vrouw, voor het zingen van de H. Kruismis op Vrijdagen acht stuivers aan de Barbarakerk geschonken hebben, gaande uit een huis aan de Vorderstraet naast de Kerckstraet, welk huis vervolgens door Willam en Mechtelt geschonken is ten behoeve van de kerk van St. Barbara, het gasthuis en den Poth te Culenborch. Oorspr. (Inv. no. 628). De zegels der oorkonders zijn verloren.
163. 1475 September 3. Zweder van Culenborch, richter, Heinrich Zuermont, Herman van Doyenborch, Jan van Kuuck en Aernt die Man, schepenen te Culen-
207 borch, oorkonden, dat Cornelis die Visscher, pothmeester, verwin gedaan heeft ten behoeve van den Poth op een huis aan de Affterstraet. a. Oorspr, (Inv. no. 1509). De zegels der oorkonders zijn Verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 4. N.B. Marg. notitie: Is gelost.
164- 1475 November 11 [op Sunte Mertijns dach in den wynter]. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Jacob Willamszoon en zijn zoon Jacob Jacobszoon een lijfrente van vijf rijnsche guldens 's jaars en aan hun beider resp. vrouwen Aleydt Jacob Janszoonsdochter en Lijsbeth Gijsbertsdochter van Groenenberch een zelfde lijfrente. Oorspr. (Inv. no. 410). Het zegel van Geraert heer tot Culenborch en het stadszegel zijn verloren. N.B. Gecancelleerd.
165. 1476 Januari 13 [op Sunte Poncianus' avont martiris]. Zweder van Culenborch, bastaard, richter, Zweder van Esschensteyn, Heinrich Zuermont, Herman van Doyenberch en Aernt die Man, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat de erfgenamen van Engbert Berntszoon overgedragen hebben aan Geryt Geryt Meliszoon ten behoeve van het gasthuis aldaar twee morgen land in de Corte hoeven. a. Oorspr. (Inv. no. 1375) met de zegels der oorkonders in groene was» het 3e zwaar, het 4e licht geschonden. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 10 v ° .
166* 1476 April 30 [op Sunte Philips' ende Jacobs avont apostolorum]. Sweder van Esschensteyn, richter in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, Dirck Janszoon, Peter Janszoon en Cornelis Janszoon, schepenen, oorkonden, dat Dirck Henrickszoon verkocht heeft aan Cornelis die Visscher ten behoeve van den Poth eene rente van een oud schild 's jaars, gaande uit twee hofsteden en het huis, waarin hij woont, gelegen aan den Dieffdijck en den Leckendijck. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 5.
167. 1476 October 4. Gerairt heer tot Culenborch verklaart, dat de gasthuismeesters te Culenborch hem den koopprijs van drie kampen land onder Ryetvelt aan de Nye wetering hebben voldaan, Afschr. in Inv, no. 1262, fol. 11 v°. 168. 1476 October 7 [des Manendages na Sente Remigius' dach]. Bertolomeus Janszoon van Golberdingen, richter te dezer zake, Zweder van Esschensteyn, Heinrich Zuermont, Johan van Kuuck en Symon de Haen, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat jonker Geraert heer tot Culenborch overgedragen heeft aan Willam de Bruyn ten behoeve
208 van het gasthuis te Culenborch drie kampen land op Rietvelt naast de Nye wetering, a. Oorspr. (Inv. no. 1393} met het zegel van den 3en oorkonder in groene was. De zegeis der andere oorkonders zijn verloren. b. Afscbr. in Inv. no. 1262, fol. 10 v°. N.B. Vgl. Reg. no. 167.
169. 1477 Maart 1. Bartholomeus van Goilberdingen, richter te dezer zake, Johan van Kuyck, Aernt de Man, Symon de Haen en Bernt van Coethen, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat jonkvrouw Otto, vrouw van Jan van Arkel, overgedragen heeft aan Henrick Wouterszoon een huis in de Afterstraet. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 29. 170. 1477 Juni 24 [op Sunte Johans dach to mydzomer]. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan jonkvrouwe Hadewich, dochter van Tyman Clotink, een lijfrente van vier rijnsche guldens 's jaars. Gelijkt, afschr. (Inv. no. 453). N.B. Soortgelijke afschriften zijn aanwezig van lijfrentebrieven van denzelfden datum ten behoeve van Gertruyt, dochter van Bernt van Reess, en Jacob Wilger Jacobszoonszoon, Ermgaert en Leuwe, dochters van Herman van der Meer, Fye, dochter van Jacob Wilgerszoon, vrouw van Gosen van der Meer, en Jacob Wilger Jacobszoonszoon, Willam die Buser en zijn vrouw Jutta, dochter van Jan Ameionck, Florys van Beesd en Laurens Janszoon van Beesd, Mergriet, weduwe van Dirck van Kanenbroick, en Jacob Arnt Janszoonszoon, Johan van Dalem, zoon van Mr. Dirck van Steenwiek, en Mergriet Adriaen sLoyers Jan Henrickszoonsdochter van Eynspyck, en Aleydt Reynersdochter ter Borch,
171. 1477 November 24 [op Sunte Katherynen avont der heliger jonfferen]. Henrick van Honseler, drost van Buren en Bosinchem, oorkondt, dat Reyner Loeff en Alijt, zijne vrouw, overgedragen hebben aan Deric Johanszoon vier morgen land in het gericht van Bosinchem ter Weyde. Oorspr. (Inv. no. 2005). Het zegel van den oorkonder is verloren.
172. 1478 Februari 8 [opten Sonnendach Invocavit]. Jan Knoep Dircszoon verklaart gehuurd te hebben van Claes Gheritszoon een hofstede met boomgaard, gelegen aan den Havendijck, voor drie rijnsche guldens 's jaars. Oorspr. f Inv. no. 631). De zegels van Henrick Zuermont en Arnt die Man, schepenen te Culenborch, zijn verloren. N.B. Met transfix d.d. 1506 October 8 (zie Reg. no. 287). In dorso staat, dat deze brief geschonken is {vgl, Reg. no. 287) „om een lamp te barnen in den omganck voir dat weerde Heilige Sacrament ten ewigen dagen".
209 173. 1478 November 14. Jonkvrouw Alaert, weduwe van Aernt van Culenborch Gerytszoon, bastaard, verklaart uit nooddruft verkocht te hebben aan Hubert van Culenborch, bastaard, een rente van een oud schild 's jaars, gaande uit haar huis aan het kerkhof tusschen de stadsschool en de proosdij. Oorspr. (Inv. no. 1751). De zegels van de oorkondster, jonker Geraert heer tot Culenborch, Zweder van Culenborch, bastaard, richter, en Zweder van Esschensteyn en Bernt van Coeten, schepenen te Culenborch, zijn verloren.
174. 1479 Maart 27. Anthonius van der Plancken, abt van het klooster Sunt Marienweerd, geeft vidimus van den brief d.d. 1472 Mei 29 (zie Reg. no. 143). Oorspr. {Inv, no. 103). Het zegel der abdij is verloren.
175. 1479 Maart 27. Anthonius van der Plancken, abt van de abdij Sunt Marienweerd, geeft vidimus van den brief d.d. 1472 Mei 29 (zie Reg. no. 144). Oorspr. (Inv. no. 958) met het geschonden abdijzegel in roode was.
176. 1479 Juli 22 [op Sunte Maryen Magdalenen dach]. Johan van Rossum heer Johanszoon, heer tot Zoelen, verklaart beleend te hebben heer Goeswijn Wouterszoon van Dichteren, priester, met de helft van negen morgen land, geheeten die Koecampen, in Culenborgerbroeck in die Avontuer, na opdracht door Hubert Janszoon die cuper. Oorspr. (Inv. no. 613). Het zegel van den oorkonder is verloren.
177. 1480 Februari 22 [op Sente Peters dach ad Cathedram]. Willam Dirck Pauwelszoonszoon erkent schuldig te zijn aan het gasthuis te Culenborch eene rente van 6lA ouden groot 's jaars, gaande uit een boomgaard bij de Prijssche poort in den Gheer. Afschr. in tnv. no. 1262, fol. 33 v°. 178. (14)80 April 29 [des Saterdages na Sinte Joris' dach]. Jan van Dalem verklaart ontvangen te hebben van de stad Culenboirch vijf gouden rijnsche guldens van renten, hem door jonker Eyverwijn verkocht. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier. 179. 1480 Mei 10. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Anthonia, weduwe van Govert Bollen, een erfrente van twintig rijnsche guldens 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 410) met het geschonden stadszegel in groene was. Het zegel van Jasper heer tot Culenborch is verloren. N.B. Gecancelleerd. Met transfix d.d. 1505 December 9 en aangehechte verklaring d.d. 1543 April 5 (zie Reg. nos. 282, 455). 14
210 180. 1480 Mei 16. Jaspar heer tot Culenborch belooft aan burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch eenige erfelijke renten te zullen betalen, welke door hen op zijn verlangen aan een aantal met name genoemde personen zijn toegezegd. Oorspr. (Inv. no. 432). Het zegel van den oorkonder is verloren. N.B. In dorso twee aanteekeningen betreffende aflossingen van renten,
181. 1480 Juni 11 [op Sunte Odulphus' avontj. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Alijdt Danyelsdochter van Everdingen een erfelijke rente van tien rijnsche guldens 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 410) met de geschonden zegels van Jaspar heer tot Culenborch in roode en van de stad in groene was. N-B. Gecancelleerd.
182. 1480 Juni 11 [op Sunte Odulphus' avont]. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Lijsbeth, dochter van Steven van den Waell, en diens vrouw Byatris Vredericxdochter van Sevender een lijfrente van tien rijnsche guldens 's jaars. Oorspr, (Inv. no. 410). Het zegel van Jaspar heer tot Culenborch en het stadszegel zijn verloren. N.B. Gecancelleerd,
183. 1480 Augustus 21 [opten Manendach post Assumpcionis Marie]. Sweder van Culenborch, bastaard, richter, Svveder van Esschensteyn, Johan van Kuyck, Symon die Haen en Bernt van Goten, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat jonker Jasper heer tot Culenborch overgedragen heeft aan Cornelis Berntszoon een huis in de Affterstraet naast de geestelijke zusters. a. Oorspr. (Inv. no. 1510) met het licht geschonden zegel van den eersten oorkonder, dat van den vijfden oorkonder, en een fragment van dat van den derden oorkonder in groene was. De zegels van den tweeden en den vierden oorkonder zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 53 v ° .
184. 1480 September 1. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Beatris Claes Louwen dochter een lijfrente van tien rijnsche guldens 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 410) met het zwaar geschonden zegel van Jasper heer tot Culenborch in roode was. Het stadszegel is verloren. N.B. Gecancelleerd.
185. 1480 September 16. Scheut, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culenborch geven
211 met toestemming van jonker Jasper heer tot Culenborch voorschriften voor het Schoenmakersgilde binnen hunne stad. Oorspr. (Inv. no. 1827). Het stadssecreetzegel is verloren. N.B. Gedrukt: Voet, b!z. 129—132.
186* 1480 October 15 [des Sonnedages na Sente Victoirs dach]. Hubert Janszoon die cuper verklaart, den koopprijs van de door hem aan heer Gosen van Dichtèren Wouterszoon, priester, verkochte helft van negen morgen land, genaamd die Koecampen, in Culenborchgerbroick naar genoegen te hebben ontvangen. Oorspr. (Inv. no. 613). De zegels van Aernt die Mart en Symon die Haen, schepenen te Culenborch, zijn verloren.
187. 1480 October 27 [op Sint Symon ende Juden avont apostellen]. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Hector Cnoep en Katrijn, dochter van hem en zijn vrouw Margriet, dochter van Jacop Pot, een lijfrente van vijf rijnsche guldens 's jaars en een zelfde lijfrente aan moeder en dochter voornoemd. Oorspr. (Inv. no. 410} met een fragment van het stadszegel in groene was. Het zegel van Jaspar heer tot Culenborch is verloren. N.B. Gecancelleerd.
188. 1480 October 27 [op Sint Symon ende Juden avont apostellen]. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te nebben aan Willem Jacopszoon in Ermborsteyn een erfelijke rente van twintig rijnsche guldens 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 410) met het geschonden stadszegel in groene was. Het zegel van Jaspar heer tot Culenborch is verloren. N.B. Gecancelleerd. Aan dezen brief is gehecht de oorkonde van 1543 April 9 (zie Reg. no. 456).
189. 1480 October 27 [op Sunte Symon ende Juden avont apostellen]. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Beatrys Clais Lauwen dochter en Mechtelt, dochter van Sweer van Gaesbeeck, bastaard, en van Janna Jan Grauwerts dochter, een lijfrente van vijf rijnsche guldens 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 410) met het zwaar geschonden zegel van Jaspar heer tot Culenborch in roode was. Het stadszegel is verloren. N.B. Gecancelleerd.
190. 1480 November 10 [op Sunte Martijns avont in den wynter]. Jaspar heer tot Culenborch en Everwijn oom tot Culenborch beloven, de stad Culenborch, die op verzoek van den hertog van Oistenrijck en diens maarschalk Adolph graaf tot Nassouwe eenige losrentebrieven heeft uitgegeven, schadeloos te zullen houden, voor het geval de stad
212 Arnhem den door haar gegeven schadeloosbrief niet gestand mocht doen. Afschr. c. 1500 (Inv. no. 409). 191. 1480 November 21 [op Sunte Cecilien avont]. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Vranck en Willem, zoons van Ghijsbert van Huesden, een lijfrente van \2}4 rijnschen gulden 's jaars. Oorspr, (Inv. no. 410). De zegels van Jaspa!" heer tot Culenborch en van de stad zijn verloren. N.B. Gecancelleerd. Aan dezen brief zijn gehecht de brieven van 1480 November 21 en 1541 September 17 (zie Reg. nos. 192, 428).
192. 1480 November 21 [op Sunte Cecilien avont jofferen]. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Willem en Lutgaert, zoon en dochter van Gijsbert van Huesden, een lijfrente van 1214 rijnschen gulden 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 410). De zegels van Jaspar heer tot Culenborch en van de stad zijn verloren. N.B. Gecancelleerd. Gehecht aan den brief van 1480 November 21 (zie Reg. no. 191) en met aangehechte verklaring d.d. 1541 September 17 (zie Reg. no 428).
193. 1480 November 21 [op Sunte Cecilien avont]. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Alijdt Splintersdochter van Everdingen, kloosterjuffer te Oudwijck, en aan Peternell Stevensdochter van Everdingen een lijfrente van vijf rijnsche guldens 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 410). De zegels van Jaspar heer tot Culenborch en van de stad zijn verloren, N.B. Gecancelleerd. Aan dezen zijn gehecht de acten d.d. 1540 Juni 28 (zie Reg. nos. 420, 421).
194. 1480 November 21 [op Sunte Cecilien avont]. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te nebben aan Gherit Jan Gheritszoonszoon een erfelijke rente van vier rijnsche guldens 's jaars. Oorspr. (Inv. no, 410). De zegels van Jaspar heer tot Culenborch en van de stad zijn verloren. N.B. Gecancelleerd, Aan dezen is gehecht de brief van 1511 Augustus 28 (zie Reg. no. 308).
195* 1480 December 16 [des Saterdages na Sunte Lucien dach]. Adam van Zulen, kanunnik van St. Jan tUtrecht, verklaart als executeur-testamentair van Jannes van Dalem ontvangen te hebben van de stad Culenborch vijf gouden rijnsche guldens wegens verschenen lijfrente. Oorspr, (Inv. no, 452) op papier, met de onderteekening van den oorkonder.
213 196. 1480. Tyman Eerst weduwe van Herdenbroeck en Oede Ghijsbert weduwe van Herdenbroeck verklaren ontvangen te hebben van de stad Culenborch 22Vi gouden rijnschen gulden wegens verschenen lijfrente. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier, met het geschonden opgedrukte zegel van Goedsscalck van Wynssen in groene was. N.B. Bewaard bij de chartercollectie.
197. 1480. Timan Eerst weduwe van Hardenbroeck en Oede Ghijsbert weduwe van Hardenbroec verklaren ontvangen te hebben van de stad Culenborch 22Vi gouden rijnschen gulden wegens verschenen lijfrente. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier, met het geschonden opgedrukte zegel van Evert van Voern in groene was. N.B. Bewaard bij de chartercollectie.
198. 1481 April 27. Evert van Everdingen, richter in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, Dirc Peterszoon, Jacop Aertszoon en Aernt Vinck, schepenen, oorkonden, dat heer Jan Moer, deken van St. Barbara te Culenborch, overgedragen heeft aan Geryt Gherit Meliszoon ten behoeve van het gasthuis aldaar anderhalven morgen land onder Golperdingen aan den Parijsschen v/eg, gemeen met Wouter van Dichteren Wouterszoon. a. Oorspr. (Inv. no. 1383) met de zegels der oorkonders in groene was, de eerste drie licht geschonden. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 7.
199. (14)81 Juni 5 [op Sunte Bonifacius' dach]. Wouter van Ryebeeck, priester, verklaart ontvangen te hebben van de stad Culenborch zeven gouden rijnsche guldens wegens verschenen lijfrente. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier, met het licht geschonden opgedrukte zegel van den oorkonder in groene was. N-B. Bewaard bij de chartercollectie.
200. 1481 September 13. Jasper heer tot Culenborch verklaart, dat Cornelis Berntszoon den koopprijs van het door hem gekochte huis aan de Affterstraat te Culenborch naar genoegen voldaan heeft. a. Oorspr. (Inv, no. 1510). Het secreetzegel van den oorkonder is verloren. N.B. Dors. not: Eygendomsbrief van des Pots huysinge. b. Afschr. in Inv. no. H52, fol. 53 v ° .
201. 1481 November 10 [op Sunte Meertens avont in die wynter]. Ysbrant Wouterszoon verklaart ontvangen te hebben van de stad Culenborch twee maal twintig gouden rijnsche guldens wegens verschenen lijfrente. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier, met het geschonden opgedrukte zegel van den oorkonder1 in groene was. N.B, Bewaard bij de chartercolfectie.
214 202. 1482 Maart 9. Aleyt, weduwe van Reyner Loeff, en Heynrick, zijn zoon, verklaren verkocht te hebben aan Dirck Janszoon de beterschap van vier morgen land ter Weyde over die Meer in het gericht van Bosinchem. Oorspr. (Inv. no. 2005). De zegels Van Aernt die Man en Geryt Melyszoon zijn verloren.
203. 1482 Maart 31 [op den heiligen Palmsonnendach]. Gheertruyt Beerntsdochter van Rees verklaart ontvangen te hebben van de stad Culenborch vier gouden rijnsche guldens wegens verschenen lijfrente. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier, met het geschonden opgedrukte zegel van Dirck Coppier in groene was. N.B. Bewaard bij de chartercollectie.
204. 1482 November 30 [op Sunte Andries' dach apostoli], Sweder van Esschensteyn, richter, Dyrck Coppier, Aernt die Man, Symon die Haen en Gysbert van Dichteren, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Gysbert Seryszoon heeft overgedragen, met toestemming van jonker Jaspar heer tot Culenborch, aan Geryt Coppier ten behoeve der kerk van St. Barbara een rente van zestien grooten 's jaars om olie te koopen en te branden vooi' het H. Sacrament, gaande uit een huis in de Goetberdinger straat. Oorspr. (Inv. no. 621) met het zegel van den derden oorkonder,
een fragment van het zegel van den eersten en het geschonden zegel van den vierden oorkonder in groene was. De zegels van den 2en en 5en oorkonder zijn verloren.
205. 1483 Mei 7. Wermbout Gerytszoon en Katherina, zijne vrouw, verklaren verhuurd te hebben aan Rembout Paeuwe en Mary, diens vrouw, voor vijf rijnsche guldens 's jaars het huis aan de Voirderstrait, dat door de laatsten aan de eersten is verkocht. Oorspr. (ïnv. no. 2006) met de zwaar geschonden zegels van Symon die Haen en Gysbert van Dichteren in groene was.
206. 1483 November 10 [op Sunte Martijns avent in den wynter]. Henryck Zuermont en Geryt Geryt Meliszoonszoon, gasthuismeesters te Culemborg, verklaren in eeuwigdurende erfpacht te hebben gegeven aan Ydeke, weduwe van Jan Claeszoon, dochter van Dyrck Coel, een hofstad in het gericht van Salmond aan den Aelsdijck. Oorspr. (Inv. no. 1413). De zegels der oorkonders zijn verloren.
207. 1484 Januari 2 [den anderen dach in Januario]. Sweder van Esschensteyn, richter, Dyrck Coppier, Symon die Haen, Henrick Aert Danyelszoon en Gijsbert van Dichteren, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Alijt, weduwe van Jan Claeszoon, overgedragen heeft aan Henryck Zuermont ten behoeve van het gasthuis al-
215 daar een rente van een oud schild 's jaars, gaande uit een huis in de Goelberdingerstraet naast het gasthuis. a. Oorspr. (Inv. no. 1423) met de licht geschonden zegels der oorkonders in groene was. b. Gelijkt, afschr. (Inv. no. 1423). c. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 32.
208. 1484 November 12 [op Sinte Lebuinus' dach]. Jacop Aertszoon, richter in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, Peter Janszoon, Cornelis Jan Willemszoon en Jan van Remborch, schepenen, oorkonden, dat heer Peter Koel namens het kapittel der St. Barbarakerk te Culenborch overgedragen heeft aan Dirc Janszoon een halve hoeve land in het genoemde gericht op Langhe Bolghery. Oorspr. (Inv. no. 2007). De zegels der oorkonders zijn verloren.
209. 1484 December 5 [des Sonnendages nae Sunte Barbaren dach passionis]. Sweder van Esschensteyn, richter, Henrick Zurmont, Symon die Haen, Gerit Gerit Meliszoonszoon en Johan van Cuyck, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Ghysbert van Dichteren, rentmeester van jonker Jaspar heer tot Culenborch, namens dezen wegens achterstalligen tyns heeft overgedragen aan Aryaen, weduwe van Steven Smit, een huis aan de Vorderstraet en de stadsstraat. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 24 v°. 210. 1484 December 9 [des Donredages na Onser Liever Vrouwen dach Concepcionis]. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culenborch geven met toestemming van jonker Jasper heer tot Culenborch voorschriften voor het gilde van de timmerlieden enz. Oorspr. (Inv. no. 1836). Het stadszegel is verloren. 211. 1485 April 28 [des Donredages nae Sente Marcus' dach ewangelist]. Joest Gherytsz., schout te Scalckwijck vanwege den jonker van Culenborch, oorkondt, dat Hillegont Heynricsdochter van Emskerck overgedragen heeft aan haar broeder Heynrick van Emskerk Heynricszoon al hetgeen zij geërfd had van haar moeder en van haar grootmoeder Lijsbet Sander Pansiers. Oorspr. (Inv. no. 2008). Het zegel van den oorkonder is verloren. 212. 1485 Juni 10 [Gegeven tArnemude in onsen lande van Zeelant]. Maximiliaen en Philips, aartshertogen van Oistenrijck enz., geven aan het schippersambacht te Antwerpen het recht om in hunne landen te laden en te lossen, en bepalen, dat vreemde schippers te Antwerpen
216 niet anders zullen mogen bevrachten dan tot de haven, waar zij thuis behooren. Gewaarmerkt afschr. d.d. 1558 (Inv. no. 947). 213. 1485 November 29 [op Sunte Andries' avont apostoli]. Janna weduwe van Jan Hermanszoon en Jan Jan Hermanszoonszoon verklaren gehuurd te hebben van Bcssel, weduwe van Jan van Noorde, een hof, gelegen buiten de Prijssche poort aan den stadssingel voor zes oirt schild en een half oirt schild 's jaars. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 12. 214. 1485 December 24 [opten heiligen Korssavont]. Ghysbert van Dichteren, tynsrichter en rentmeester van jonker Jaspar heer tot Culenborch, oorkondt, dat Frederick Ghysbertszoon aan hem heeft overgedragen een huis opten Havendijck op den hoek naast de oude stad, waarna hij het heeft overgedragen aan Henrick die Goyer als pothmeester ten behoeve van den Poth. Afschr, in Inv. no. 1452, fol. 5 v°. 215. 1486 Juli 14 [des anderen dages na Sinte Margarieten dach der helïger joffrouw]. Sweder van Esschensteyn, Heynryck van Mouweryck en Johan Berntszoon van wege Aelbert Aert Dyrckxzoonszoon eenerzijds, en Symon die Haen, Geryt Geryt Meliszoonszoon en Alart van Ingen, schepenen te Culenborch, van wege Stijn, weduwe van Dyrck Janszoon, maken als scheidslieden eene scheiding tusschen partijen van verschillende huizen en renten. Ocrspr. f Inv. no. 2009). De zegels der oorkonders zijn verloren. 216. 1487 April 30 [opten lesten dach in Apryll], Hubert van Culenborch, bastaard, Henrick Zuermont en Wyllem Aerntszoon, gasthuismeesters te Culenborch, verklaren, met toestemming van jonker Everwijn, oom tot Culenborch, stadhouder van jonker Jasper heer tot Culenborch, verkocht te hebben aan heer Johan Moer, deken van St. Barbara, en Kathrijn Gijsbert Duvelsdochter, zijne dienstmaagd, eene lijfrente van tien rijnsche guldens 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 1278) met een fragment van het zegel van den stadhouder in roode, het stadsseqel en de zwaar geschonden zegels der eerste twee gasthuismeesters in groene was. N.B, Gecancelleerd.
217. 1487 April 30 [opten Meye avont]. Bewaarders en broeders van de gasthuizen van St. Barbara en St. Louwerens tUtrecht by der Plaets verklaren ontvangen te hebben van de stad Culenborch 26 gouden rijnsche guldens wegens verschenen lijfrente, hun vermaakt door Geertruyt Beernts dochter van Rees. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier. Het zegel der gasthuizen is verloren.
217 218* 1487 December 16 [dess Sonnendages post Lucie virginis], Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Symon die Haen, Geryt Gerit Meliszoonszoon, Gysbert van Dichteren en Jan van Kuyck, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Melys Berntszoon overgedragen heeft aan Alart van Ingen, kerkmeester, ten behoeve der St. Barbarakerk aldaar, een rente van een oud schild 's jaars, gaande uit een huis aan de Tollenstrait. Oorspr. (hrv. no. 626) met een fragment van het zegel van den derden oorkonder in groene was. De zegels der andere oorkonders zijn verloren.
219. 1488 Mei 10, Hubert van Culenborch, bastaard, Henrick Zuermont, Geryt Gerit Meliszoonszoon en Willem Aertszoon, gasthuismeesters van den H. Geest en het gasthuis te Culenborch,- verklaren in eeuwige erfhuur gegeven te hebben aan Cornelis Heynricxzoon die Backer een hofje over de stadsgracht bij de Prijssche poort, de eerste zestien jaren voor negen stuivers 's jaars, daarna voor veertien stuivers 's jaars. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 36. 220» 1489 Juni 23 [op Sunte Johans avont toe midsomer]. Burgemeesters, schout, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan Heilwich van Ackoy, vrouw van Steven van Nyevelt Fredericxz,, een lijfrente van veertien rijnsche guldens 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 410). Het zegel van Jaspar heer tot Culenborch en het stadszegel zijn verloren. N.B. Gecancelleerd.
221. 1489 November 14, Beatrijs Clais Louwen dochter verklaart ontvangen te hebben van de stad Culenborch twee maal acht gouden rijnsche guldens wegens verschenen lijfrente. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier, met het geplette opgedrukte signet der oorkondstcr in groene was. N.B. Bewaard bij de chartercollectie.
222* 1490 April 30 [op Sinte Philips' ende Jacobs avont apostolorum]. Symon die Haen en Alart van Ingen, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Alart van Weeck Willemszoon, Aryaen Janszoon en Claes, diens zoon, verklaard hebben, gezamenlijk te hebben gepacht van Henryck Zuermont, Geryt Gerit Meliszoonszoon en Willam Aertszoon, gasthuismeesters aldaar, een kamp land in Trychter broick, Oorspr. (Inv. no. 1443) met het geschonden zegel van den eersten oorkonder in groene was. Dat vun den 2en oorkonder is verloren.
218 223. 1491 Maart 11, Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Dirck Coppier, Gerit Gerit Meliszoonszoon, Gerit die Viseer en Alart van Ingen, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Willem die Hueschs overgedragen heeft aan Symon die Haen een halve hoeve land onder Lanxmer aan de Lanxmerwetering, half voor de door Willem en zijne zuster gestichte vicarie op het altaar van O.L. Vrouwe in den kraem, in de St. Barbarakerk, lA voor den Poth, en ]A voor de kerk van St. Barbara en de O.L. Vrouwe-broederschap. Afschr. in Inv. no, 1452, fol. 16 v°. 224. 1491 Maart 12 [op Sunte Gregorius' dach]. Burgemeesters, schepenen en raad der stad Utrecht verklaren aan burgemeesters, schepenen en raad der stad Zwolle, dat de inwoners van Culenborch tolvrij zijn bij de tollen binnen de stad Utrecht, op die Vaert en op het Gheyn. Gevidimeerd in den brief van 1492 Juli 4 (zie Reg. no. 232). N.B. Gedrukt: Voet, blz. 659. 225. 1491 Mei 7 [des Saterdages nae Meye]. Ministra en convent van St. Nyclaes te Utrecht verklaren ontvangen te hebben van de gasthuismeesters te Culenborch de aflossing eener rente van vijf rijnsche guldens 's jaars benevens twee jaren rente. Oorspr. (Inv. no. 1279) met het geschonden conventszegel in groene was. 226. (14)91 Mei 31 [opten lesten dach in Meye]. Beatris Claes Lauwen dochter verklaart ontvangen te hebben van den jongheer van Culenborch zestig rijnsche guldens, die zij en hare kinderen van Gaesbeeck wegens lijfrente van hem en van de stad Culenborch te vorderen hadden. Oorspr. {Inv. no. 452) op papier, met het geschonden opgedrukte signet der oorkondster in groene was. N.B. Bewaard bij de chartercollectie.
227. 1491 Juli 30 [des Saterdaichs nae Sinte Jacobs dach apostoli maioris]. Symon die Haen en Geryt Geryt Meliszoonszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Geryt van Bon namens zijne dochter Geerselt verklaard heeft gepacht te hebben van Jan Geringszoon een akker land onder Goilberdingen aan den Prijsschen weg voor een oud schild 's jaars, welk schild Geerselt zal geven voor een uitdeeling van schoenen aan de armen, en waarvan de melaatschen in het Lazarushuis jaarlijks een paar zullen hebben. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 38 v°. 228. 1492 Januari 10. Ghysbert van Dichteren, rentmeester en tynsrechter van jonker Jas-
219 par heer tot Culenborch, oorkondt, dat Agnese Eligis Aertszoons dochter aan hem overgedragen heeft een boomgaard te Prijss, waarna hij dezen overdroeg aan Johan But als pothmeester ten behoeve van den Poth te Culenborch. a. Oorspr. (Inv. no. 1516). Het zegel van den oorkonder is verloren, b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 6.
229. (14)92 April 12. Beatris Claes Lauwen dochter verklaart van den kastelein Henricus ontvangen te hebben, wat zij aan rente van de stad Culenborch te vorderen had. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier.
230. {Vóór 1492 April 17). Beatris Claes Louwen dochter verzoekt aan den kastelein te Culenborch, met de burgemeesters te spreken over de gelden, die zij van de stad te vorderen heeft, Oorspr. (Inv. no. 452) op papier. N.B. Onder den brief is aangeteekend, dat hierop zes rijnschc guldens betaald zijn. Actum 17a Aprilis anno etc. XCII,
231. 1492 Juni 4 [Gegeven op onsen slote tot Duerstede]. Davyd van Bourgondien, bisschop tUtrecht, bevestigt op verzoek van zijn zwager Jaspar heer tot Culenborch de tolvrijheid, verleend in den brief van 1427 Mei 18 (zie Reg. no. 54), welke hier is geïnsereerdGevidimeerd in den brief van 1492 Juli 4 (zie Reg. no. 232). N.B. Gedrukt: Voet, blz. 659—660.
232* 1492 Juli 4. Theodericus Pels, abt van Sinte Marienweerd, geeft vidimus van de brieven d.d. 1491 Maart 12 en 1492 Juni 4 (zie Reg. nos. 224 en 231). a. Oorspr, (Inv. no. 975) met het geschonden abdijzegel in roode was. b. Afschrift d.d. 1727 (Inv. no. 975). gewaarmerkt door den stadssecretaris P. Walbeeck,
233. 1492 September 18 [des Dinxdaghes post Lamberti]. Johan Olgher, richter te Deventer, oorkondt, dat Steeven van Sevender verklaard heeft verkocht te hebben aan Goesen Block van Amsterdam een rente van 25 postulaatsguldens 's jaars met acht jaren achterstand ten laste van de stad Kulenborch. Oorspr. (Inv. no. 412) met het geschonden zegel van den oorkonder in groene was. N.B. Aan dezen brief is gehecht de brief Van 1493 Augustus 3 (zie Reg. no. 238).
234, (14)92 October 9. Johan van der Haer, kastelein, verklaart ontvangen te hebben vanwege de stad Culenborch verschillende renten, aan zijne dochter HeyL-
220
wich, non bij de Witte Vrouwen tUtrecht, en aan zijne dochter Steven verschenen. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier, met het opgedrukte zegel van Johan Hermanszoon van Dodenborch in groene was. N.B. Bewaard bij de chartercollectie.
235. 1492 November 2 [des anderen dages na Alreheligen dach]. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Dyrck Coppier, Symon die Haen, Jan van Kuyck en Cornelis die Man, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Steven Kemerlinck Henrixsoon overgedragen heeft aan Jan But als pothmeester ten behoeve van den Poth een rente van een rijnschen gulden 's jaars, gaande uit een huis aan de Goelberdingerstraat naast den stadsmuur. a. Oorspr. {Inv. no. 1528). De zegels der oorkonders zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 6.
236. 1493 Januari 9. Gerit Gerit Meliszoonszoon en Johan van Kuyck, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Yelis van Aken verklaard heeft in eeuwigdurende erfpacht gehuurd te hebben van Eligis Aertszoon, koopman, voor 2lA oud schild 's jaars een boomgaard, gelegen te Prijs. a. Oorspr. (Inv. no. 1550). De zegels der oorkonders zijn verloren. N.B. Aan dit charter is gehecht de brief van 1496 April 30 (zie Reg. no. 246). b. Gelijkt, afschr. (Inv. no. 1439) op perkament, gewaarmerkt door notaris Engelbert Hubertszoon. c. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 34. d. Afschr. in Inv. no. 1452. fol. 6 v ° .
237. 1493 Januari 26 [des Saterdaechs post Conversionis Pauli apostoli]. Melchior van Culenborch, richter, Dirck Coppier, Symon die Haen, Gerit Gerit Meliszoonszoon en Gerit die Visscher, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Gerit Jacobszoon overgedragen heeft aan Jan Buth als pothmeester ten behoeve van den Poth een huis aan de Goelberdingestraat en den stadsweg. Afschr. in Inv. no, 1452, fol. 7. 238. 1493 Augustus 3. Willem Janszoon, Claes Dircxzoon en Jan Claeszoon, schepenen van der Goude, oorkonden, dat Steven van Zevender en zijn dochter Hillegont verkocht hebben aan Goessen Block van Aemstelredamme een rentebrief van 25 postulaatsguldens 's jaars met acht jaren achterstand, ten laste der stad Kulenburch. Oorspr. (Inv. no. 412) met de zwaar geschonden zegels der laatste twee oorkonders in groene was. Het zegel van den eersten oorkonder is verloren. N.B. Gehecht aan den brief d.d. 1492 September 18 (zie Reg. no. 233).
221 239. 1494 Februari 13 [ des Donredaechs na den Sondach Esto michi]. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Dirck Coppier, Gerit Gerit Meliszoonszoon, Gerit Visser en Cornelis die Man, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat heer Ghysbert die Gover, priester, Hucje die Goyer, zijn broeder, en Jan Roetert overgedragen hebben aan Henriek die Goyer hun aandeelen in den eigendom van een huis aan de Tollestraat. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 7 v°. 240. 1494 Maart 15. Symon die Haen en Geryt Gerit Meliszoonszoon. schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Jacop Aertszoon, de mandemaker, verklaard heeft in eeuwigdurende erfhuur gehuurd te hebben van Bernt Dyrckxzoon een huis op den Havendijck voor een gouden oud schild 's jaars. Oorspr, (Inv. no. H25). De zegels der oorkonders zijn verloren. N.B. Met transfix d.d. 1506 September 14 (zie Reg. no. 285).
241* 1494 October 1 [op Sunte Remigius' dach]. Melchior van Culemborch, bastaard, richter, Dirck Coppier, Geryt Visscher, Dirck Berntzoon en Willem Zurmont, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Mr. Aernt Henrickxzoon, die harnismaker. overgedragen heeft aan Henrick van Mourik een huis opten Havendijck tusschen de stadsgracht en de stadsmeynte. Afschr. in. Inv. no. 1452, fol. 24.
242. 1494 October 1. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Dirck Coppier, Symon die Haen, Geryt Geryt Meliszoonszoon en Willem Zurmont, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Henrick van Mourick na panding den eigendom verkregen heeft van een huis opten Havendijck van Geryt, onmondigen zoon van Mr. Aernt Henrickxzoon, die harnismaker. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 24.
243. 1495 Februari 15 [opten Sondach geheyten Septuagesima]. Dirck Coppier, richter ad hoc, Gerit Gerit Meliszoonszoon, Gerit Visser, Cornelis die Man en Dirck Beerntszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Henrick die Goyer overgedragen heeft aan Johan Buth en Johan Joesten ten behoeve van den Poth een huis in de Tollestraat met een rijweg naar de Kattenstraet. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 7 v ° .
244. 1495 Maart 23. Symon die Haen en Geryt Vysscher, leenmannen van Johan van Rossom heer Johanszoon, heer tot Zoelen. oorkonden, dat heer Goessen van Dichteren, priester, deken der kerk van St. Barbara te Culenborch, bij testament vermaakt heeft aan die kerk een stuk land in Culenborger broick in die Aventuer, genaamd de Koekampen, leenroerig aan Zoelen. Oorspr. (Inv. no. 613). De zegels der oorkonders zijn verloren.
222
245+ 1495 September 17 [op Sunte Lamberts dach]. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culemborch, en schout van den Broick en gezworen hemelraden (!) 's lands van Culemborch verklaren, met toestemming van jonker Jasper heer tot Culemborch verkocht te hebben aan Geryt Vysscher, burger te Culemborch, eene rente van zes rijnsche guldens 's jaars. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 61 v ° . N.B. Volgens het opschrift heeft de Poth deze rente van Mr. Johan van Schoonhoven verkregen.
246. 1496 April 30 [opten lesten dach in Apryll]. Goessen van Kuyck en Gheryt Coppier, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat met toestemming van jonker Jaspar heer tot Culenborch te hunnen overstaan door Eligis Aerntszoon, koopman, en zijne dochters Aghata en Agnese geschonken is aan het gasthuis en den Poth te Culenborch een erfpacht van 2Vz oud schild 's jaars, gaande uit een boomgaard, gelegen te Prijs. a. Oorspr. (Inv. no. 1550) met de ondcrteekening van Jasper heer tot Culemborg, Diens zegel en de zegels der beide oorkonders zijn verloren. N.B. Aan dit charter is gehecht de brief van 1493 Januari 9 (zie Reg. no. 236). b. Oorspr. (Inv. no. 1439) met de onderteekening van Jasper heer van Culemborg en het zegel van den 2en oorkonder in groene was. De zegels van den heer van Culemborg en van den len oorkonder zijn verloren, c Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 34 v ° . d. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 6 v ° .
247. 1496 Juli 24 [op Sinte Jacobs avont apostoli maioris]. Jasper heer tot Culenborch geeft voorschriften voor het lezen van verschillende miss.en door den vicaris in het gasthuis te Culenborch. Afschr, in Inv. no. 1262, fol. 1. N.B. In originali met transfix d.d. 1500 Mei 7 (zie Reg. no. 260).
248. 1496 Augustus 14 [op Onsser Lyever Vrouwen avont Assumptionis Marie etc.]. Loeff van Everdinghen, richter in Everdinghen en Zydervelt, Dirck Peterszoon, Johan Stevenszoon en Jacop Gheeritszoon, schepenen aldaar, oorkonden, dat Ott van Ghelckum overgedragen heeft aan Peter Janszoon vier strepen land onder Goelberdinghen tusschen den Prijsschen weg en de Leek. Oorspr. (Inv. no. 1384) met het zegel van den eersten oorkonder in groene was. De zegels der andere oorkonders zijn verloren.
249. 1496 November 26 [opten Saterdach na Sinte Katherinen dach]. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culenborch oorkonden, dat Geryt Dircxzoon en Wilhem Dircxzoon, gebroeders, ten
223
behoeve van Wolter van Dichteren Wolterszoon, gasthuismeester, hebben verklaard, dat de rente van een oud schild 's jaars uit een land onder Goelbertingen van hun ouders afkomstig is, en reeds uit dat land ging, lang voordat het kapittel van St. Barbara eene rente daaruit kocht. Afschr. in Inv. no, 1262, fol. 33. 250. 1497 Mei 20. Hubert van Culenborch, bastaard, jonker Everwijns zoon, deken van de O.L. Vrouwe-broederschap te Culenborch, en Cornelis die Man en Jan Hubertszoon, procuratoren, verklaren verhuurd te hebben aan Gysbert van Doern en Anthonia Henrickxdochter, echtelieden, voor een rijnschen gulden 's jaars een akker land met een punt over de Meer, gelegen in de Achtercopen te Bosinchem. a. Oorspr. (Inv. no. 1555) met het geschonden zegel van Geryt Coppier in groene was. De zegels der eerste twee oorkonders zijn verloren. N.B. Door dezen is gestoken de brief van 1508 Maart 31 (zie Reg. no. 297). b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 15.
251. 1497 Juni 16. Sweder van Esschensteyn en Ot van Gelkom verklaren er mede in te stemmen, dat wijlen hun vader Hubert van Culenborch, bastaard, aan het gasthuis te Culenborch bij testament een rente van een oud schild 's jaars uit twee morgen land op Zoechwijck geschonken heeft, onder voorbehoud van de beterschap van dit land ten behoeve van henzelf en van een uitkeering van vijftien stuivers 's jaars aan jonkvrouwe Katherijn, hunne zuster te Coninxvelt. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 36 v°. N.B. Vgl. Reg. no. 286. 252. 1498 Januari 10 [opten Woensdach post Epiphanie]. Wlllem Zuermont, richter te dezer zake, Goessen van Kuyck, Geryt Coppier, Cornelis Symonszoon en Henrick Willemszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Dirck Godden overgedragen heeft aan Lijssbeth, weduwe van Henrick Janszoon, een huis in de Nystadt in de Prijsse straet tot die Naeldt. a. Oorspr. (Inv. no. 1513). De zegels der oorkonders zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 24 v ° .
253. 1498 Maart 8. Ghysbert van Doorn en Anthonia, zijne vrouw, verklaren gehuurd te hebben van de O.L. Vrouwe-broederschap te Culenborch voor een rijnschen gulden 's jaars een akker land in de maalschap van Bosinchem over die Meer. a. Oorspr. (Inv. no. 1555). De zegels van Geryt Coppier en Anthonis Ryquijnszoon, schepenen te Culemborg, zijn verloren. b. Afschr, in Inv. no. 1452, fol. 27.
224 254+ 1498 Maart 18 [opten Sondach Oculi in der heiliger vasten]. Hubert van Culenborch, bastaard, richter, Henrick van Ophusen, Wolter van Dichteren, Cornelis Symonszoon en Anthonis Ryqwijnszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Goesen van der Molen en zijne vrouw Mechtelt overgedragen hebben aan Jan die Koek een huis in de Molenstraet aldaar. a. Oorspr, (Inv. no. 1512). De zegels der oorkonders zijn verloren. b, Afschr. ia Inv. no. 1452, fol. 8
255. 1498. Johan Stevenszoon, richter, Jacop Gerrytszoon. Peter Dircxzoon en Herman Dircxzoon, schepenen in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, oorkonden, dat Peter Janszoon overgedragen heeft aan Wolter van Dichteren, gasthuismeester te Culenborch, vier strepen land onder Goelberdingen tusschen den Prijsse weg en de Leek. a. Oorspr. (Inv. no. 1384) met fragmenten van de zegels der laatste twee oorkonders in groene was. De zegels der eerste twee oorkonders zijn verloren. b, Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 17.
256. 1499 Januari 11. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Geryt Geryt Melyszoon, Geryt Coppier, Aernt Neude en Cornelis die Man, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Geryt Geryt Melyszoon overgedragen heeft aan heer Tielman, supprior, ten behoeve van het nieuwe klooster Jherusalem ten heyligen grave in de Nyestadt Culenborch, en aan Wolter van Dichteren Wolterszoon als gasthuismeester twee morgen land onder Lanxmer, gemeen met Geryt Kroll, tusschen de Meer en de Lanxmer wetering. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 17. 257. 1500 Maart 19 [des Donredages post Gertrudis virginis opten XlXen dach in Meert], Herman van Zijll verklaart ontvangen te hebben van de stad Culenborch de lijfrenten, die wijlen zijne dochter Marie van Zijl te vorderen had. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier, met de onderteekening van den oorkonder, het geschonden opgedrukte zegel van den schepen Geryt Geryt Melyszoonszoon en een fragment van dat van den schepen Willyem Zurmont, beide in groene was. N.B. Bewaard bij de chartercollectie. In dorso is genoteerd, dat jonkvrouwe Marie Hermansdochter van Zijl op 30 Augustus 1496 is overleden.
258. 1500 Maart 29. Heinric van Huesden verklaart ontvangen te hebben van de stad
225 Culenborch tien gouden rijnsche guldens als lijfrente zijner vrouw Alijt Tyman Cluetyncx dochter, Oorspi'. (Inv. no. 452) op papier, met het licht geschonden, opgedrukte zegel Van den oorkonder in bruine was. N.B. Bewaard bij de chartercollectie.
259. 1500 Maart 31 [opten lesten dach in Meerte]. Wilger Jacopszoon verklaart ontvangen te hebben van de stad Culenborch vier gouden rijnsche guldens als lijfrente van zijn zoon Mr. Jacop. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier, met ht-t geschonden opgedrukte zegel van den oorkonder in groene was. N.B. Bewaard bij de chartercollectie.
260. 1500 Mei 7. Fridericus van Baden, bisschop van Traiectum, bekrachtigt op verzoek van jonker Jaspar heer van Culenborch den brief d.d. 1496 Juli 24 (zie Reg. no. 247), en bepaalt, dat de vicaris bij verzuim zal vervallen in eene boete van twee boddragers ten behoeve van de gasthuisfabriek. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 1 v°. 261. 1500 Mei 9. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culenborch geven met toestemming van jonker Jasper heer tot Culenborch vergunning aan Peter Streng om tegen den gevel van het huis van het gasthuis in de Goelberdingerstraat een schoorsteen te mogen bouwen. Oorspr. (Inv. no. 1450). Het grootzegel van Jasper heer van Culemborg en het stadszegel zijn verloren.
262. 1500 Juni 25 [altera die Nativitatis JohannisJ. Geertruidt van Groenesteyn, priorin van Vrouwencloester, verklaart ontvangen te hebben van de stad Culenborch acht gouden rijnsche guldens als lijfrente van jonkvrouwe Heinrice van Lunenborch, non in genoemd klooster. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier, met sporen van het opgedrukte kloosterzegel in groene was. N.B. Bewaard bij de chartercollectie.
263. 1501 Juni 2 [opten anderden dach in Junio]. Jacobus Dalt, abt van de abdij van St. Marienweerd, geeft vidimus van den brief d.d. 1430 September 4 (zie Reg. no. 61). Oorspr. (Inv. no. 1072) met het zwaar geschonden abdijzegel in roode was.
264. 1502 Februari 24 [op Sunte Mathijs' dach apostel]. Cornelis Janszoon en Johan Stevenszoon, schepenen in de kerspelen Everdingen en Sydervelt, oorkonden, dat Gerit Gerit Meliszoon, Wil15
226 lem Visscher en Melis Beerntszoon, gasthuismeesters te Culenborch, in eeuwige erfpacht gegeven hebben aan Jan Peterszoon een hofstad aan den Diefdijck tusschen de Culemborchse vliet en de grens van Sydervelt voor lA rijnschen gulden 's jaars. Afschr. in Inv. no. 1262. fol. 40 v°. 265. 1502 Juli 11. Jonkvrouwe Hadewich weduwe van Gijsbrecht van Langeraick verklaart ontvangen te hebben van Dirck van Koten, burgemeester der stad Culenborch, twintig gouden rijnsche guldens wegens hem verschuldigde lijfrenten. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier, met het opgedrukte zegel van Peter Streng onder een ruit. N.B. Bewaard bij de chartercollectie.
266. 1502 Augustus 28 [op Sint Jans avont DecoIIationis]. Geryt Coppier en Jacob Gerrytszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Johan Hoell en Heylwich, zijne vrouw, geschonken hebben aan de rechte huisarmen in den Poth een rente van vijf stuivers 's jaars, gaande uit hun huis in de Nystat bij de Lanxmerpoort. a, Oorspr, (Inv. no. 1532). De zegels der oorkonders zijn verloren, fe. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 8 v ° .
267. 1502 November 8. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Wolter van Dichteren, Geryt Coppier, Cornelis die Man en Jacob Gerrytszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Jan die Vysscher, de oude, en zijne vrouw Geertruyt overgedragen hebben aan Aernt Dircxzoon een kamer in de Nystadt aan de Molenstrait en de Voerstrait. Oorspr. (Inv. no. 1371) met de licht geschonden zegels der oorkonders in groene was.
268. (1502) November 10 [op Sinte Mertynen avont in dat selve jaar]. Alit, weduwe van Willera van Boerchsteden, verklaart ontvangen te hebben van de stad Culenboerch acht gouden rijnsche guldens wegens lijfrente, verschenen in het jaar 1502. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier, met sporen van het opgedrukte zegel van Willem Janszoon, schoonzoon der oorkondster, in groene was. N.B. Bewaard bij de chartercollectie.
269. (Na 1502 November 11). Hildegont, weduwe van Vrederic van Voerd, verklaart ontvangen te hebben van de stad Culenbuerch tien gouden rijnsche guldens wegens lijfrente, verschenen op St. Mertijns dach 1502. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier.
227
270. 1503 Januari 11. Goert Boll verklaart ontvangen te hebben van Dirck van Koten, burgemeester, 29 guldens 5 stuivers wegens erfrente van zijn vader Jan Boll. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier.
271* 150(3) Maart 6. Heinrïc van Huesden verklaart ontvangen te hebben van de stad Culenboerch vier gouden rijnsche guldens als lijfrente zijner vrouw Alijt Tyman Cluetyncx dochter, laatst verschenen op Sint Jans mysse in den somer 1502. Oorspr. (Inv. no. 452) op papier, met het geschonden opgedrukte zegel van den oorkonder in groene was. N.B. Bewaard bij de chartercollectie. In de dateering is het laatste cijfer van het jaartal weggelaten.
272. 1503 April 29. Jaspar heer tot Culenborch belooft, schout, burgemeesters, schepenen en raad en gemeene burgers der stad Culenborch, die een rentebrief, groot tien rijnsche guldens 's jaars, bezegeld hebben ten behoeve van Dyrck van Groen te Emerick, schadeloos te zullen houden. Oorspr. (Inv. no, 413). Het zegel van den oorkonder is verloren.
273. 1503 November 14. Jaspar heer tot Culenborch en Willem Zuermont, leenmannen der proosdij van St. Johan tUtrecht, oorkonden, dat Anthonis die Kemp met Jan die Haen als momber wegens zijne melaatschheid overgedragen heeft ten behoeve van het gasthuis en den Poth te Culenborch 2Vi morgen land in het gericht van Boesinchem optie Eynge. a. Oorspr, (Inv. no. 1403) met het secreetzegel van den len oorkonder in roode en het zegel van den 2en oorkonder in groene was. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 12 v°. N.B. Gedrukt: Verslagen en Mededeelingen Oud-Vaderlandsch Recht, II, blz. 72.
274. 1503 December 10. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Gosen van Kuyck, Willem Zuermont, Wolter van Dichteren en Cornelis die Man, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Jan die Koek Henrickszoon overgedragen heeft aan Johan Buth ten behoeve van den Poth een huis aan de Moellenstraet. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 8. 275. 1504 Februari 22 [op Sunte Peters dach ad Cathedram]. Willem Zuermont en Cornelis die Man, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat de erfgenamen van Peter Janszoon bij magescheid aan Jan Peterszoon, den ouden, toegedeeld hebben vier streepen land onder
228
Goelberdingen, die wijlen Peter Janszoon van het gasthuis te Culenborch in erfpacht had. Oorspr. (Inv. no. 1384). De zegels der oorkonders zijn verloren.
276. 1504 Maart 8. Gerit Gerit Meliszoon en Wolter van Dichteren, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Melis Beerntszoon en Willem Vysser als gasthuismeesters benevens Wolter van Dichteren voornoemd aan Jacob Aerntszoon, den mandemaker, eenige landerijen onder Goelberdingen hebben verhuurd. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 6. 277. 1504 Mei 6. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Gerit Gerit Meliszoonszoon, Wolter van Dichteren, Gerit Coppier en Jan Beerntszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Lutgaert Lamberts weduwe van Culenborch overgedragen heeft aan Jan Buth ten behoeve van den Poth, het gasthuis en het klooster tot Jherusalem aldaar drie deelen in zes morgen land, gelegen op Wolfsland aan den Prijsschen weg en de Wolfswetering, onder voorbehoud van een eeuwigdurende pacht voor Willem Zuermont tegen vier enkele guldens 's jaars, gelijkelijk tusschen de drie genoemde instellingen te deelen. a. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 37 v ° . b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 9. N.B. In margine: Dit is gelost ende heeft 't gasthuys gecoft.
278. 1504 Juni 27. Steven van Rumeler, proost van St. Johan tUtrecht, beleent Jacob Gerritszoon ten behoeve van het gasthuis en den Poth te Culenborch met drie morgen land in het kerspel Boesinchem opten Enghe en in die Maet. ff. Oorspr. (Inv. no. 1403). Het zegel van den oorkonder is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262. fol. 49. c. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 13.
279. 1505 April 20. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Cornelis die Man, Gerit Gerit Melyszoon, Jacob Geritszoon en Jan Jan Beerntszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Jan Splynterszoon overgedragen heeft aan Jan Buth en Melis Beerntszoon ten behoeve van den Poth en het gasthuis aldaar een erfrente van twee rijnsche guldens 's jaars, gaande uit drie morgen land op Prijs aan de Zoechwijckssche stege en de Prijsse stege. Afschr. in Inv. no. 1262. fol. 38. N.B. Deze rente is blijkens eene notitie in het cartularium verplaatst op een huis aan de Vorderstraet, genaamd Dat gulden hoefft, tezamen met eene rente van tien stuivers 's jaars, vroeger gaande uit twee akkers land onder Goelberdingen (vgl. Reg. no. 281).
229 280. 1505 Augustus 12. Jan van Luxemborch, heer van Ville, Culenborch enz., belooft, als momber zijner vrouw Elysabeth, oudste dochter en vrouwe tot Culenborch, de privileges der ingezetenen van stad en land van Culenborch, Everdingen, Zydervelt en Honsswijck te zullen beschermen. Oorspr. (Inv. no. 99) met het geschonden zegel van den oorkon der in rood e was,
281. 1505 October 31 [opten lesten dach in Octobry]. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Geryt Geryt Meliszoonszoon en Jacob Gerrytszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Janna, weduwe van Jan van Cronenborch, erkend heeft schuldig te zijn aan Johan Buth en Melis Beerntszoon, pothmeesters en gasthuismeesters, een som van 32 rijnsche guldens, V3 voor het gasthuis en 1 /s voor den Poth, waarvoor zij een rente van twee guldens 's jaars betalen zal uit haar huis aan de Vorderstrait, a. Oorspr. (Inv. no. 1538) met de zegels van den 2en en den 3en oorkonder in groene was, het laatste licht geschonden. Het zegel van den eersten oorkonder is verloren. k. Afschr. in InV. no. 1262, fol. 38 v ° . c. AEschr. in Inv. no. 1452, fol. 9.
282. 1505 December 9 [des Dynsdages nae Conceptionis Marie]. Schout en schepenen der stad Utrecht oorkonden, dat Jan Boll overgedragen heeft voor zich en zijn vrouw Lijsbeth zijn helft van de losrente, omschreven in den brief d.d. 1480 Mei 10 (zie Reg. no. 179), waardoor deze gestoken is, aan zijn broeder Lambert Boll, die reeds de wederhelft bezat. Oorspr. (Inv. no. 410). Het stedelijk grootzegel is verloren. N.B. Met aangehechte verklaring d.d. 1543 Apri! 5 (zie Reg. no. 455).
283. 1506 Mei 30 [opten heyligen Pynxteravont]. Burgemeesters, schepenen en raad der stad Tiell verklaren een overeenkomst te hebben aangegaan met de stad Culenborch om inbreuken op hunne tolprivilegiën, gepleegd in het land van den graaf van Cleve, te bestrijden. Oorspr. (Inv. no. 955). Het secreetzegel der stad Tiel is verloren.
284. 1506 September 4. Egbertus, abt te Thedingen in Oestfrieslandt, met zijne conventualen verklaart. Mr. Jacop Wendelszoon, burger te Culenborch, wegens zijn trouw en bekwaamheid in hun abdij te hebben opgenomen tot levenslang onderhoud. Oorspr. (Inv. no. 127) met het geschonden abtszegel ,,ad causas" in groene was. Het zegel van het convent is verloren.
230 285- 1506 September 14. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Geryt Geryt Meliszoonszoon, Dirck Coppier, Jan Jan Beerntszoonszoon en Jan Vysser, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Cornelis Beerntszoon, Melys Beerntszoon en Willem Beerntszoon, gebroeders, overgedragen hebben aan heer Gysbert Neude, priester, een losrente van een gouden schild 's jaars, nader omschreven in den brief d.d. 1494 Maart 15 {zie Reg. no. 240), waardoor deze gestoken is. Oorspr. (Inv. no. 1425). De zegels der oorkonders zijn verloren.
286. 1506 September 30 [opten lesten dach van Septembri], Zweder van Esschensteyn en zijne vrouw Margriet van W y vestigen, naar aanleiding van de testamentaire beschikking van hunnen vader Hubert van Culenborch, bastaard (vgl. Reg. no. 251), de daar genoemde rente van een oud schild 's jaars op hun huis in de Achterstraet, waarin wijlen hunne moeder Van W y placht te wonen. Afschr. in Inv. no. 1262.fol.36 v°. 287. 1506 October 8. Dirck Coppier en Jan die Vysscher, schepenen te Culenborgh, oorkonden, dat Wermbout Geritszoon en Aernt die Greeff overgedragen hebben aan Jan Jan Beerntszoonszoon als kerkmeester ten behoeve der St. Barbarakerk aldaar een rente van drie rijnsche guldens 's jaars overeenkomstig den brief d.d. 1478 Februari 8 (zie Reg. no. 172), waardoor deze gestoken is. Oorspr. (Inv. no. 631). De zegels der oorkonders zijn verloren. 288. 1506 October 31 [opten lesten dach in Octobri]. Dirck Coppier en Jan Beerntszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Mr. Jacob van Aken, priester, geschonken heeft aan den Poth eene rente van V4 goudgulden 's jaars, gaande uit een boomgaard aan de stadsgracht. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 9 v°. 289. 1506 November 11 [op Sunte Martijns dach in den wynter]. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Cornelis die Man, Dirck Coppier, Jan Jan Beerntszoonszoon en Oth Zuermont, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Melis Beerntszoon overgedragen heeft aan Geryt Geryt Meliszoon ten behoeve van het gasthuis te Culenborch eene rente van eenen gouden rijnschen gulden 's jaars, gaande uit een boomgaard onder Prijs, om jaarlijks een rijnschen gulden uit te keeren aan de melaatschèn te Culenborch tot reparatie van hun ziekenhuis. s, Oorspr. (Inv. no. 1440) met de zegels der oorkonders in groene was, het 3e en het 4e licht geschonden, b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 5 v ° .
231 290. (15)07 April 12 [Gegeven op onsen borch to Nymegen op Manendach post Quasimodo geniti], Kairle hertog van Gelre zegt aan burgemeesters, schepenen en raad der stad Culenborch den wapenstilstand op, dien hij hun onlangs had toegestaan. Oorspr, (Inv, no. 67) op papier, met de onderteekening van den oorkonder. N.B. Gedrukt: Voet, blz. 154^-155.
291* 1507 April 30 [opten lesten dach van Aprille]. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Dirck Coppier, Geryt Geryt Meliszoonszoon, Cornelis die Man en Dirck van Koten, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat heer Gysbert Neude, priester, overgedragen heeft aan Jan Jan Beerntszoonszoon als kerkmeester ten behoeve der St. Barbarakerk aldaar een rente van een gouden schild 's jaars uit een huis op den Havendijck en aan de stadtwech. Oorspr, (Inv. no. 632) met het zegel van den vierden oorkonder, en de geschonden zegels Van derden en vijfden oorkonder in groene was. De zegels der eerste twee oorkonders zijn verloren.
292. 1507 Juni 26 [opten Saterdach post Johannis Baptiste]. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Dirck Coppier, Geryt Meliszoon, Cornelis die Man en Oth Zuermont, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Willem Coman Janszoon overgedragen heeft aan Melis Beerntszoon ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een rente van Yi oud schild 's jaars, gaande uit een huis op den hoek van de Molenstrait. a. Oorspr. (Inv. no, 1429) met de zegels der oorkonders in groene was, het Ie en het 3e licht geschonden. k. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 39.
293. 1507 Augustus 7. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Dirck Coppier, Gerit Gerit Meliszoonszoon, Cornelis die Man en Jan Jan Beerntszoonszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Jan Splynterszoon overgedragen heeft aan Johan Buth en Melis Beerntszoon ten behoeve van den Poth en het gasthuis eene rente van twee rijnsche guldens 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Vorderstraet. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 10. N.B. Doorgehaald en blijkens marginale notitie afgelost in 1542.
294. 1508 Januari 10 [opten Manendach na den heiligen Dartiindach]. Hubert van Culenborch, bastaard, zoon van wijlen jonker Everwijn, richter in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, Johan Stevenszoon, Jacob die Bont en Koenrait van Everdingen, schepenen, oorkonden, dat Margriet, weduwe van Joest Hermanszoon, overgedragen heeft aan Peter Strengh ten behoeve der armen in den Poth te Culen-
232
borch een rente van een oud schild 's jaars, gaande uit de helft van VA streep land onder Goelberdingen aan den Prijssen weg. e. Oorspr. (Inv. no. 1546). De zegels der oorkonders zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 10.
295. 1508 Maart 6. Johan van Pallant, heer tot Wyltenborch, beleent, na opdracht door Gysbert van Doem, Johan Buth, pothmeester te Culenborch, met tien hont land in de Achtercope te Boesinchem ten behoeve van den Poth te Culenborch. a. Oorspr. (Inv. no. 1518). Het leenzegel van den oorkonder is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452. fol. 14.
296* 1508 Maart 27 [Gegeven in den Hage . . . . int jaer ons Heren duysent vijfhondert ende zeven na den loop shofs van Hollant]. De graaf van Egmond, stadhouder-generaal van Hollandt, Zeelandt en Vrieslandt, en Florys van Egmondt, stadhouder van Gelre, verklaren, aan schout, burgemeesters en gericht der stad Culemburch en de burgers aldaar toestemming te hebben gegeven om handel te drijven in Hollant, Zeelant en Vrieslant en daar te eigen behoeve levensmiddelen te koopen. Oorspr. (Inv. no. 945) met sporen van het opgedrukte signet van Holland in roode was.
297. 1508 Maart 31 [opten lesten dach in Marcio]. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Dirck Coppier, Cornelis die Man, Dirck van Koten en Jan Jan Beerntszoonszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Gysbert van Doern en Anthonia Henricxdochter van der Way overgedragen hebben aan Jan Buth als pothmeester de erfpacht van een akker land met een punt over de Meer, nader omschreven in den brief d.d. 1497 Mei 20 (zie Reg. no. 250), waardoor deze gestoken is. a. Oorspr. (Inv. no. 1555). De zegels der oorkonders zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 15 v°-
298. 1508 April 16. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Dirck Coppier, Cornelis die Man, Jan Jan Beerntszoonszoon en Jacob Geritszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Johan Buth, pothmeester, wegens eene som van honderd goudguldens, verschuldigd door de erfgenamen van wijlen heer Aernt Hugen, heeft doen panden aan een huis aan de Achterstraet op den hoek van de Kerckstraet, welk huis aan den Poth is verkocht, onder den last van lijftocht voor Jan Buth en zijne vrouw Alijdt. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 17. N.B. In orginali met transfix d.d. 1512 October 14 (zie Reg. no. 312).
233
299, 1508 October 20. Elysabeth vrouwe tot Culenborch verklaart goed te keuren de beleening van Johan Buth ten behoeve van den Poth en den H. Geest te Culenborch door haar zwager Johan heer to Pallant met een stuk heerlijk goed, gelegen over die Meer in het land van Buren, na opdracht door Gysbert van Doern Korstgenszoon. a. Oorspr. (Inv. no. 1518) met de onderteekening en een fragment van het secreetzegel der oorkondster in roode was. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 14 v°,
300, 1509 April 17 [opten Dynxdach na Beloken Paeschdach]. Dirck Coppier en Gerit Gerit Meliszoonszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Herberen Willemszoon die cuper toegezegd heeft aan Jan Buth als pothmeester eene som van zestig rijnsche guldens, rustende op zijn huis aan de Tollestraet, waarvoor hij 3% gulden 's jaars rente zal betalen. Afschr. in Inv. no. 1452, fol, 10 v°. 301, 1509 Augustus 16. Melchior van Culenborch, bastaard, (richter), Dirck Coppier, Geryt Geryt Meliszoon, Cornelis die Man en Jan Jan Beerntszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Johan Splynterszoon overgedragen heeft aan Melis Beerntszoon ten behoeve van het gasthuis aldaar een rente van een oud schild 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Vorderstraet, waarmede een rente van een gulden 's jaars uit drie morgen land op Prijs en een van tien stuivers 's jaars uit twee akkers land op Goelberdingen zijn afgelost. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 39 v°. 302, 1509 November 3. Gerit Gerit Meliszoonszoon en Jan Jan Beerntszoonszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat broeder Jan van Goch, prior van het convent Jherusalem in de Nystadt, namens dat convent aan de pothmeesters heeft toegezegd eene rente van een enkelen gulden 's jaars, gaande uit de helft van zes morgen land op Zoechwijck. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 11.
303, 1509 December 1. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Dirck Coppier, Cornelis die Man, Jacob Geritszoon en Johan Vysser, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Koenraet Zuermondt, als voogd over de onmondige kinderen van wijlen Oth Zuermont, overgedragen heeft aan Melis Beerntszoon ten behoeve van het gasthuis aldaar twee morgen land op Prijs, door wijlen Oth Zuermont voornoemd en zijne vrouw Cornelia aan het gasthuis en de vicarie van het gasthuis vermaakt, onder voorwaarde eener jaarlijksche uitkeering aan de armen en aan den pastoor (sic!) van het gasthuis voor een jaargetijde. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 39 v°.
234 304. 1509 December 1. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Dirck Coppier, Cornelis die Man, Jacob Gerrytszoon en Johan Vysser, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Margriet, weduwe van Joest Hermanszoon, overgedragen heeft aan Melys Beerntszoon ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een rente van twee gouden rijnsche guldens 's jaars, gaande uit een huis aan de Cattenstrait en de stadtstrate. a, Oorspr. {InV. no. 1426) met de licht geschonden zegels der oorkonders in groene was. 6- Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 40.
305. 1510 Maart 1. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Dirck Coppier, Cornelis die Man, Jan Jan Beerntszoonszoon en Huych die Goeyer, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Jelis van Aken overgedragen heeft aan Johan Buth ten- behoeve van den Poth eene rente van vijf rijnsche guldens 's jaars, gaande uit een boomgaard onder Prijs. Afschr. in Inv. no. 1452. fol. II v ° .
306. 1510 April 29 [op Maendach post Cantate]. Johan hertog van Cleve bevestigt op verzoek van het kapittel van St. Marie te Utrecht den brief d.d. 1318 Januari 12 (zie Reg. no. 3). Gecoll. afschrift d.d. 1619 (Inv. no. 963).
307. 1511 Maart 22. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Dirck Coppier, Cornelis die Man, Jan Jan Beerntszoon en Gerit Koell, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Gerit Hermanszoon en zijne vrouw Lijsbeth overgedragen hebben aan Melis Beerntszoon ten behoeve van het gasthuis een huis aan de Tollenstraet. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 41. 308. 1511 Augustus 28 [des Donredages op Sunte Jans avont Decollatyonis]. Schout en schepenen der stad Utrecht oorkonden, dat Mechtelt, weduwe van Gerit Janszoon, overgedragen heeft aan het Regulierenconvent van Vredendaill aan den Stenen wech buiten Utrecht den rentebrief d.d. 1480 November 21 (zie Reg. no. 194), waaraan deze is bevestigd. Oorspr. (Inv. no. 410). Het stedelijk grootzegel is verloren.
309. 1511 September 18. Anthonis van Lalaing, heer tot Culenborch enz., mede als momber zijner vrouw Elisabeth, oudste dochter en vrouwe tot Culenborch, geeft
235 nadere voorschriften voor het beheer van den Poth door de pothmeesters. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 1 v°. N.B. In originali gestoken geweest door den brief d.d. 1455 Mei 7 (zie Reg. no. 115). Gedrukt: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, XLIV (1919), blz. 343--345.
310» 1512 Maart 19 [Gegeven tot Cleve . . . . op Vrydach nae den Sonnendach Oculi]. Johan hertog van Cleve vaardigt een verbod uit om den tol te Emerick, toebehoorende aan het kapittel van Onze Lieve Vrouwe te Utrecht, te ontduiken. Gecoll. afschrift d.d. 1619 (Inv. no. 963). 311. 1512 Mei 3. Wolter Geritszoon en Roelof Willemszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Dirck van Cothen Beerndszoon erkend heeft schuldig te zijn aan het gasthuis aldaar een rente van H oud schild 's jaars, gaande uit een huis bij de Leckpoort. a. Oorspr. {Inv. no. 1428) met de zegels der beide oorkonders en van Dirck Van Cothen in groene was, het 2e zwaar geschonden. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 41,
312. 1512 October 14. Ryckwijn Janszoon en Roeloff Willemszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Johan Buth aan den Poth kwijtgescholden heeft allen lijftocht, dien hij en zijne vrouw Alijdt hadden aan het huis van wijlen heer Aernt Hugen op den hoek van de Grote Kerckstrait. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 17. N.B, In originali gestoken geweest door den brief d.d. 1508 April 16 (zie Reg. no. 298).
313. 1512 December 24 [opten heiligen Korsavont]. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Hubert van Culenborch, bastaard. Gerit Koell, Ryckwijn Janszoon en Roeloff Willemszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat de heer van Montigni en Elyzabeth vrouwe van Culenborch aan Dirck Henrickszoon ten behoeve van den Poth hebben overgedragen de beterschap van een boomgaard op Redinchem aan den Steenovenssen weg, na overdracht resp. door Aernt van Kuyck, bastaard, en Dirck van Koten, en onder den last van eene rente van drie oude schilden 's jaars voor den Poth, verschuldigd door Aernt van Kuyck voornoemd. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 17 v°. N.B, Blijkens marginale notitie is deze rente afgelost in 1642.
314. 1513 Februari 14. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Hubert van Culenborch, bastaard, Geryt Koell, Joest Gerrytszoon en Ryckwijn Janszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat de heer van Culenborch en zijne
236 vrouw, vrouwe Elysabeth, overgedragen hebben aan Henrick Bartoltszoon een hofstad op den Havendijck op den hoek van de plaats aan de Ny Achterstrait. Oorspr. (Inv. no. 1511) met de zwaar geschonden zegels van den 2en en den 5en oorkonder en de licht geschonden zegels van den 3en en den 4en oorkonder in groene was. Het zegel van den len oorkonder is verloren.
315. 1513 December 3. Melchior van Culenborch, bastaard, richter, Geryt Koell, Joest Gerrytszoon, Ryckwijn Janszoon en Roelof f Willemszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Willem Gheeryckszoon overgedragen heeft aan Koinrait Zurmont ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een huis in de Goelberdingerstraat. Oorspr. (Inv. no. 1369) met de geschonden zegels van den 2enT 4en en 5en oorkonder in groene was. De zegels van den eersten en derden oorkonder zijn verloren,
316. 1514 Februari 16. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culenborch erkennen schuldig te zijn aan Anthonis van Lalaing een som van 150 hollandsche rijnsche guldens, gebruikt voor den aankoop van salpeter, waarvoor zij jaarlijks een rente van tien guldens zullen betalen aan jonkvrouwe Alydis van Everdingen, aan deze door het huis Culenborch verschuldigd, voer welke rente de stad reeds een rentebrief heeft afgegeven. Oorspr. (Inv. no. 413) met het zwaar geschonden stedelijk grootzegel in groene was.
317. 1514 October 15. Gerairt van Culenborch, bastaard, richter, Geryt Koell, Wolter Gerytszoon, Sebastiaen Gerytszoon en Henrick van Kuyck, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat jonkvrouw Alijt, weduwe van Willem Zuermont, Gerit Zuermont en Janna Zurmont, mede namens Jan Zuermont Willemszoon en Aernt Zuermont, beiden mondig en uitlandig, en Henrick en Willem Zuermont, beiden onmondig, overgedragen hebben aan Anthonis Ryqwijnszoon ten behoeve van het gasthuis te Culenborch de helft van vijf morgen land onder Lanxmer tusschen de Meer en de Lanxmer wetering. a. Oorspr. (Inv. no. 1377) met de licht geschonden zegels der oorkonders in groene was.
b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 17 v°.
318. 1514 November 10 [op Sunte Martijns avont]. Wolter Geridtszoon en Heynrick van Kuyk, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Heynrick Dierckszoon toegezegd heeft aan Dierck van Cothen een rente van drie philipsguldens 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Tollestraet. Gevidimeerd in den brief d.d. 1533 September 9 (zie Reg. no. 396).
237 319. 1514 November 16. Geraert van Culenborch, bastaard, richter, Huyge die Goyer, Wouter Geritszoon, Willem Aerntzoon en Henrick van Kuyck, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Jan Smit Henrickzoon overgedragen heeft aan Dirck Henricxzoon, den glazemaker, als pothmeester een huis aan de Vorderstrait op den hoek van de stadtstrate. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 24 v°. 320. 1515 April 5 [opten heyligen Witten Donredach], Geryt van Culemborch, bastaard, richter, Wolter Gerytszoon, Sebastiaen Gerytszoon, Henrick van Cuyck en Jan Peterszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Melis Voornen overgedragen heeft aan Steven Dircxzoon twee morgen land in het Fretstroo aan de Fretstroosche steeg. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 46. 321. 1515 April 7 [opten heyligen Paesavont]. Geryt van Culemborch, bastaard, richter, Huyge die Goyer, Wouter Geritszoon, Sebastiaen Gerytszoon en Henrick van Cuyck, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Aryaen die Keyser overgedragen heeft aan Steven Dircxzoon ten behoeve zijner dochters Mechtelt en Zwaenken dertien hont land in het Fredtstroo achter aan den Zeedijck. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 46 v°. 322. 1515 November 2 [opten anderden dach (in) Novembry], Anthonis van Lalaing heer tot Culenborch enz. verklaart goed te keuren, dat Zweder van Esschesteyn overgedragen heeft aan Barnairt van Weze ten behoeve van het gasthuis te Culenborch een rente van een oud schild 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Achterstrait, in de plaats van een door wijlen Hubert van Culenborch, bastaard, aan het gasthuis vermaakte rente uit twee morgen land op Zoechwijck. a. Oorspr. (Inv. no. 1421). Het zegel „ad causas" van den oorkonder is Verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 37.
323. 1515 [op onse vemerckt dach]. Philips Meliszoon, schout, Geryt Koevoet, Joost van Ruemst en Geryt Hysinck, landgenooten op Bolgry, oorkonden, dat Herman Bloet en Jan die Vries, kerkmeesters te Vianen, overgedragen hebben aan Jan Peterszoon vier morgen land op Leydenbolgry, welk land zij hem daarna voor tien rijnsche guldens 's jaars in eeuwigdurende erfpacht hebben gegeven. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 44 v°. 324. 1516 Februari 27. Willem Aerntzoon en Henrick van Kuyck, schepenen te Culemborch,
238
oorkonden, dat Jan die Moellenair toegezegd heeft aan Jutte van Ingen eene rente van vier rijnsche guldens 's jaars voor een kapitaal van 64 rijnsche guldens. Afschr. in Inv. no, 1452, fol. 25 v°. N.B. Zie het aangeteekende bij Reg. no. 404. In originali met transfixen d.d. 1527 December 14 en 1534 Maart 28 (zie Req. nos. 365, 404).
325. 1516 November 24 [op Sinte Catharinen avont virginis et martiris]. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culenborch geven een ordonnantie aan het gilde van Sinte Loey, waarin zijn vereenigd de smeden, vleeschhouwers, barbiers, chirurgijns en lijndraaiers. Geïnsereerd in den gildebrief d.d. 1639 Mei 14 (Inv. no. 1833). 326. 1517 Februari 4. Cornelis Hackert Hubertszoon verklaart in eeuwige pacht te hebben aangenomen van Dirck die Hueschs Janszoon eenige landerijen onder Redinchem, behoorende bij een halve hoeve land, geheeten dat Aulant. Oorspr. (Inv. no. 2010). De zegels van Henrick van Kuyck en Willem Goebelszoon, schepenen te Culemborg, zijn verloren. 327. 1517 Juli 25 [op Sint Jacobs dach den heyligen apostel]. Schout, burgemeesters, schepenen en gemeene raad der stad Culenborch verklaren, met toestemming van vrouwe Elisabeth vrouwe tot Culemborch verkocht te hebben aan den Poth aldaar eene rente van twee rijnsche guldens 's jaars ten laste van de stad. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 27 v°. 328. 1518 Februari 12. Schout, burgemeesters, schepenen en gemeene raad der stad Culemborch oorkonden, dat burgemeester Koenrait Zurmont en Gosen Beerntszoon als gasthuismeesters aldaar volmacht hebben gegeven aan Gijsbert Neude Aerntszoon, pastoor van het gasthuis, en Melchior van Culenborch, bastaard, drost ter Leede, ter behartiging van de zaken van Melis Gosenszoon, die wegens simpelheid in het gasthuis is opgenomen, in Nederbetue. Oorspr, (Inv. no. 1268). Het stadsgrootzegel is verloren. 329. 1 5 1 8 l u n i 8 . Oth van Beesdt, Coenraet Zuermont en Beernt Roelofszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Dierck van Cothen overgedragen heeft aan den rentmeester Gerit van Dichteren ten behoeve van den heer van Montigny en Culenborch de rente, nader omschreven in den brief d.d. 1514 November 10 (zie Reg. no. 318), Gevidimeerd in den brief d.d. 1533 September 9 (zie Reg. no. 396).
239 330. 1518 September 1 [op Sint Gielis' dach, des heyligen abts, den yrsten dach in Septembri]. Geryt van Culemborch, bastaard, richter, Wauter Gheritszoon en Geryt van Dichteren, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Dirck van Koten, deken, Henrick Aerntzoon, en Jan Vroem Geryt Joostenszoonszoon, procurators der broederschap van St. Barbara in de St. Barbarakerk aldaar, verklaren ontvangen te hebben van wijlen Sweeder van Esschensteyn en jonkvrouwe Margriete, zijne vrouw, eenige landerijen onder Goilberdingen, Over- en Neder Zydervelt en Wolfslant. waarvoor zij zielmissen zullen laten lezen en uitkeeringen aan de armen doen. Afschr, in Inv. no. 1452, fol. 29. 331. 1519 Mei 14. Loeff van Hoenseler, drost van het graafschap Buren, oorkondt, dat voor hem en Willem van Spithoeven en Loeff van Oirde, schepenen, door Henric van Varrendaell, richter der dorpen Buesichem en Zoelmonde, verklaard is, dat Roeloff Willemszoon, procurator der O.L. Vrouwe-broederschap in de St. Barbarakerk te Culenborch, te zijnen overstaan aan Geryt Koell als pothmeester aldaar heeft overgedragen een morgen land in de heerlijkheid Buesichem ther Weyde over die Meer. a. Oorspr. (Inv1. no. 1519) met een fragment van het zegel van den oorkonder in groene was. De zegels der beide schepenen zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 26 v ° .
332. 1520 Januari 2 [opten anderden dach in Januario]. Wolter Geritszoon, richter te dezer zake, Gerit van Dichteren, Koenraet Zuermont, Beernt Roeloffszoon en Joest Geritszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Dirck die Hueschs Janszoon en Mary, zijne vrouw, bij testament overgedragen hebben aan Gosen Jan Beerntszoonszoon, kerkmeester der St. Barbarakerk, en Gerit Koel, pothmeester, aldaar, een rente van 2Yi oud schild 's jaars ten laste van de stad Culenborch, waarvoor zij de H. Sacramentsbroederschap in staat moeten stellen kaarsen voor het H. Sacrament te doen branden. e, Oorspr. (Inv. no. 1522) met het zeer geschonden zegel van den tweeden oorkonder in groene was, De zegels der overige vier oorkonders zijn verloren. b. Afschr. in Inv, no. 1452, fol. 36.
333. 1520 Februari 7. Coenrait Zurmont en Gerit van Dichteren, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat heer Dirck Berntszoon in eeuwigdurende erfpacht aan Henrick Aerntszoon heeft verpacht een huis aan de Vorderstrait en de stadsstraat, benevens een vierdel land op die Zantfoirt, voor negen guldens 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 1742). De zegels der oorkonders zijn verloren. N.B. Gecancelleerd.
240
334. 1520 Februari 15. Dirck van Cothen en Joost Geritszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Henrick Roes en Wauterken, zijne vrouw, erkend hebben schuldig te zijn aan Sophia Pelgrumsdochter 24 goudguldens, waarvoor zij als onderpand stellen een huis aan de Voirderstrait en de stadsstraat en vier morgen land op Santfoert, en waarvoor' zij 1 Vi goudgulden 's jaars rente zullen betalen. Oorspr. (Inv. no. 1742), De zegels der oorkonders zijn verloren. 335. 1520 Maart 16. Coenraet Zuermont en Joost Geritszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Aernt Dirckszoon Cabis toegezegd heeft aan den gasthuismeester Jan Beerntszoon zestien enkele en twee hoornsche guldens, waarvoor hij tot onderpand stelt zijn huis in de Nystadt. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 57. 336. 1520 April 20. Henrick Dircszoon, richter te dezer zake, Coenrait Zurmont, Huych die Goyer, Dirck van Coten en Joost Geritszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Jan Claeszoon overgedragen heeft aan den gasthuismeester Jan Berntszoon een huis aan de Achterstrait aan de Meent. a. Oorspr. (Inv. no. 1366) met de licht geschonden zegels der laatste drie oorkonders in groene was. De zegels der eerste twee oorkonders zijn verloren. N.B. Dors. not.: Den eygendomsbrieff van die ny camer ende huyssinge in die Meent alrenaest die pockcamer. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 41 v ° .
337. 1520 April 24. Dirck van Cothen, richter te dezer zake, Huych die Goyer, Coenraet Zurmont en Geryt van Dichteren, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Peter Michielen overgedragen heeft aan Henrick Wauterszoon een huis in de Molenstrait. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 26.
338. 1520 Mei 8. Henrick Dirxzoon, richter te dezer zake, Coenraet Zuermont, Gheryt van Dichteren, Joost Gerytszoon en Roeloff Willemszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Roeloff Willemszoon, procurator der O.L. Vrouwebroederschap aldaar, overgedragen heeft aan Geryt Kool, pothmeester, ten behoeve van den Poth een morgen land onder Lanxmer in een halve hoeve land aan de Lanr.merwetering. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 18. 339. 1520 Mei 8. Henrick Dirxzoon, richter te dezer zake, Coenrait Zurmont, Gherit van Dichteren, Joost Gheritszoon en Roeloff Willemszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Dirck van Cothen, kerkmeester van de
241 St. Barbarakerk aldaar, heeft overgedragen aan Geryt Kool, pothmeester, ten behoeve van den Poth een morgen land ondei Lanxmer in een halve hoeve land aan de Lanxmerwetering. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 17 v°. 340* 1520 November 3 [op Sunte Huberts dach, des heiligen biscops, den derden dach in Novembri]. Joest van Buren, richter, Koenraet Zuermont, Gerit van Everdingen, Gerit van Dichteren en Joest Geritszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat de kerkmeesters van St. Barbara, Dirck van Koten en Roeloff Willemszoon, overgedragen hebben aan den gasthuismeester Jan Jan Beerntszoon twee morgen land in de Corte hoeve aan den Hollen wech en een morgen land in het kerspel Sydervelt in ruil voor vroeger verkochte landerijen, waarin het gasthuis medegerechtigd was. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 19 v°. 341. 1520 November 3 [op Sinte Huberts dach, des heiligen bïscops, den derden dach in Novembri], Joest van Bueren, richter, Gerit van Everdingen, Gerit van Dichteren, Dirck van Koten en Roeloff Willemszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat heer Wauter de Harde, deken, en Mr. Hubert Engbertszoon, cameraar van het kapittel van St. Barbara te Culenborch, overgedragen hebben aan de gasthuismeesters Koenraet Zuermont en Jan Jan Beerntszoonszoon verschillende jaarrenten, gaande uit landerijen onder Lanxmer, het Freedstroe en Everdingen, uit het gasthuis en een huis in de Tollenstraet, waarna de gasthuismeesters aan het kapittel van St. Barbara hebben overgedragen een rente van twee oude schilden 's jaars, gaande uit een hofstede onder Goelberdingen, door het kapittel verschuldigd aan het gasthuis. a. Oorspr. (Inv. no. 1437) met de zegels van de laatste drie oorkonders in groene was. De zegels van den eerste twee oorkonders zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 21.
342. 1521 April 30 [opten Mey avondt]. Melchior van Culemborch, bastaard, drost ter Lede, en Cornelis van Meerten als vrienden van wege jonkvrouwe Margriete, natuurlijke dochter tot Culemborch, en Guuillamtne Provoost, haar man, eenerzijds, en Geryt van Meerten en Ernst van Meerten, haar twee zoons ter andere zijde, stellen een magescheid vast voor de goederen door de laatsten verkregen van wijlen hun vader Jan van Meerten, en nog te erven na het overlijden hunner moeder. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 28. 343. 1521 September 18 [op Woensdage altera Lamberti]. Joost van Buren, richter, Gerit van Everdingen, Gerit van Dichteren. Dirck van Cothen en Roeloff Willemszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Jan en Peter van Doeyenborch, gebroeders, overgedra16
242
gen hebben aan Jan Vreem Geritszoon als kerkmeester van de St, Barbarakerk aldaar 5/c van zes morgen land onder Prijs. Oorspr. (Inv. no. 614). De zegels der oorkonders zijn verloren.
344. 1521 September 29 [op Sint Michaelis dach archangeli]. Joost van Bueren, richter, Gerit van Dichteren, Dirck van Cothen, Roeloff Willemszoon en Herberen Willemszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Jan Aerntszoon overgedragen heeft aan Gerit Jacobszoon de helft van acht morgen land aan de Zandfoirt tot aan de Grote wade. Oorspr, (Inv. no. 1767). De zegels der oorkonders zijn verloren. N.B. Door dezen is gestoken de brief van 1542 Juli 20 (zie Reg. no. 441).
345. 1521 September 29 [op Sint Michaelis dach archangeli]. Roeloff Willemszoon en Herberen Willemszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Gerit Jacobszoon in eeuwige erfhuur verhuurd heeft aan Jan Aerntszoon de helft van acht morgen land aan de Zantfoirt voor vier gouden philipsguldens 's jaars, Oorspr. (Inw. no. 1767). De zegels der oorkonders zijn verloren. N.B. Door dezen zijn gestoken de brieven d.d. 1531 Maart 28 en 1542 Juli 20 (zie Reg. nos. 379, 441).
346. 1521 December 9. Joost van Buren, richter, Coenrait Zurmont, Gerit van Everdingen, Joost Geritszoon en Roeloff Willemszoon, schepenen te Culenborch. oorkonden, dat de gasthuismeesters Coenrait Zurmont, Joost Geritszoon en Henrick Buth overgedragen hebben aan Agnies Ocker Willemszoonsdochter zes morgen land in de Corte Avontuer aan de Breetstege. Oorspr. (Inv. no. 1373) met de licht geschonden zegels der oorkonders in groene was.
347. 1522 Januari 10. Johan Inghenwinckell, proost van St. Jan tUtrecht, beleent Rodolph Willemszoon, burger te Culenborch, ten behoeve van het gasthuis aldaar met drie morgen land in het kerspel Buesinchem opten Enghe en in die Maet, tusschen de Engsteghe en de Baengrave. Oorspr. (Inv. no. 1403). Het zegel van den oorkonder is verloren,
348. 1522 November 15. Henrick van Kuyck, richter te dezer zake, Coenraet Zurmont, Geryt van Dichteren, Dirck van Koten en Joost Geritzoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Henrick Wauterszoon overgedragen heeft aan den pothmeester Roeloff Willemszoon een huis aan de Molenstrait. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 25 v°.
243 349. 1523 Februari 19. De notaris Dirck Geritszoon, priester, instrumenteert, dat Dirck Janszoon die Hueschs, burger te Culenborch, bij huwelijksvoorwaarden aan zijn zoon Jan een stuk land te Recum, geheeten dat Aulant, belooft na zijn dood, behoudens lijftocht voor Mary, zijne vrouw en Jans moeder, Oorspr. (Inv. no. 2011) met de signatuur van den notaris. De zegels van Koenraet Zuermont en Jan Coraelisz., leenmannen der proosdij van Oudmunster te Utrecht, en van Melchïor van Culenborch, bastaard, drost te Culenborch, en Dirck Jan Beerntsz., priester, pastoor te Scalckwijck, zijn verloren.
350. 1523 Maart 11. Huych Peterszoon, richter te dezer zake, Coenrait Zurmont, Dirck van Cothen, Joost Geritszoon en Herberen Willemszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Adriaen Meliszoon overgedragen heeft aan Jan Gijsbertszoon een huis in de Nystadt aan den Naeld. Oorspr, (Inv. no. 1430) met de zegels der laatste vier oorkonders in groene was, dat van den 4en oorkonder zwaar geschonden. Het zegel van den eersten oorkonder is verloren. N.B. Gehecht aan den brief d.d. 1524 April 12 (zie Reg. no. 354).
351. 1523 Juli 21. Anthonis van Lalaing, man en momber van Elysabeth, oudste dochter tot Culenborch, beleent Mr. Jan Hackert, priester, met twee morgen land onder Zydervelt, te verheergewaden met een paar witte handschoenen, na opdracht door Jan van Meerten. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 20. 352. 1523 December 12. Joost van Buren, richter, Coenrait Zurmont, Gerit van Everdingen, Dirck van Cothen en Roeloff Willemszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Aernt Dircszoon Cabes overgedragen heeft aan den gasthuismeester Joost Geritszoon een huis in de Nystadt aan de Moeienstrait en de Voerstrait. Oorspr. (Inv, no. 1371) met de zegels der oorkonders in groene was, het Ie en het 4e licht geschonden.
353. 1524 April 6 [des Woensdages na den heyligen Bloken Paesdach]. Dirck, weduwe van Gerit Visscher, verklaart schuldig te zijn aan Joost, zoon van Jan Henrixzoon, den steenhouwer, eene som van 102 rijnsche guldens op haar huis aan de Vorderstrait, rentende zes guldens en 7lA stuiver 's jaars. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 54. 354. 1524 April 12. Adriaen van Dreumel, richter te dezer zake, Gerit van Everdingen, Dirck van Cothen, Herberen Willemszoon en Henrick van Kuyck, we-
244
gens gebrek optredend als schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Aernt Harmanszoon overgedragen heeft aan Anthonis Janszoon een huis in de Nystadt aan de Naeld. Oorspr. (Inv. no. 1430) met de geschonden zegels van den len en den 3en oorkonder in groene was. De zegels der andere oorkon ders zijn verloren. N.B. Met transfix d.d. 1598 Juli 2, waarbij een rente uit dit huis wordt gevestigd ten behoeve van het St. Petersgasthuis. Aan dezen brief zijn gehecht de brieven van 1523 Maart 11 en 1526 Juli 23 (zie Reg. nos. 350, 359).
355. 1524 April 13. Coenraet Zuermont en Dirck van Cothen, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Joost Geritszoon en zijne vrouw Gijsbert, dochter van Cornelis Hackert, onder goedkeuring van Lijss, weduwe van Goert Janszoon, dochter van Cornelis Hackert, bij testament aan het gasthuis te Culenborch de helft van hun huis vermaken, na het overlijden van den langstlevende hunner en onder voorwaarde eener uitkeering van brood aan de armen. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 57 v°. 356. 1524 Juni 21. Joost van Buren, richter, Dirck van Cothen, Joost Geritszoon, Roeloff Willemszoon en Herberen Willemszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Aerntgen, weduwe van Goerdt Bartgenszoon, en Margriete. haar dochter, overgedragen hebben aan Jan Claeszoon en Oth van Cauwenhoven, kerkmeesters der St. Janskerk te Lanxmer binnen de Nystadt Culenborch, acht hont land onder Lancxmer. Oorspr, (Inv. no. 777) met fragmenten van de zegels der eerste twee oorkonders in groene was. De zegels der overige drie oorkonders zijn verloren.
357. 1525 Augustus 25. Cornelis die Man en Jan Alactzoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat ^Villem Verwey en Mechtelt, zijne vrouw, hunne rentebrieven en roerende goederen vermaken aan de kerkmeesters van de St. Barbarakerk, de gasthuismeesters en de pothmeesters te Culemborch. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 30 v ° .
358. 1525 September 8 [Ghegeven in onsen huysen van den Haghen in Hollant]. Kaerle, gekozen Roomsche keizer enz., verleent aan de schutters van de hantbusse te Gorchum het recht om overal door zijne landen te mogen reizen, zonder dat zij kunnen worden aangesproken voor schulden der genoemde stad. Afschr. van c. 1550 in Inv, no. 1029. 359. 1526 Juli 23. Henrick van Kuyck, richter in deze zaak, Cornelis die Man, Gerit van Culenborch Hubertszoon, Coenrait Zurmont en Joost Corneliszoon,
245 schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Claes Verkerck, Joost Dircszoon en Lijsbeth, weduwe van Dirck Verkerck, hebben overgedragen aan Anthonis Janszoon een huis in de Nystadt in den Ael. Oorspr. (Inv. no. 1430) met de zegels van den len en van de 4e en 5e oorkonders in groene was. De zegels van de 2e en 3e oorkonders zijn verloren. N.B. Gehecht aan den brief d.d. 1524 April 24 (zie Reg. no. 354).
360. 1527 Maart 27. Huych Peterszoon, richter te dezer zake, Gerit van Culenborch Hubertszoon, Roeloff Willemszoon, Jan Alartszoon en Joost Corneliszoon, schepenen te Culemborg, oorkonden, dat heer Dirck Berntszoon, priester, overgedragen heeft aan Henrick Roos vier morgen land aan de Zantfoirt. Oorspr. (Inv. no. 1742) met de zegels der oorkonders in groene was, het 2e licht, de andere vier zwaar geschonden.
361. 1527 Mei 27. Henrick van Kuyck, richter in deze zaak, Cornelis die Man, Gerit van Culenborch Hubertszoon, Roeloff Willemszoon en Jan Alartszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat heer Gijsbert Noyen, priester, overgedragen heeft aan Henrick Gerritszoon een huis in de Borchstraet te Culenborch. Oorspr. (Inv. no. 1422) met de geschonden zegels van den len, 2en en 4en oorkonder in groene was. De zegels van den 3en en den 5en oorkonder zijn verloren. N.B. Door dezen brief en dien van 1528 November 3 (zie Reg. no. 369) is gestoken een brief van 1583 Maart 23, waarbij een rente op dit huis wordt gevestigd,
362. 1527 Juni 10. Broeder Jan van Goch, prior, broeder Cornelis van Utrecht, broeder Jan van Haeften, broeder Jan van Stralen, broeder Willam van Hellu en gemeene broeders van het klooster Jherusalem te Culemborch beloven met toestemming van broeder Hieronimus van Broigel, provinciaal in Nederduytslant, aan Mr. Jan Hackert, vicaris in de St. Barbarakerk, en zijne broeders en zusters ten eeuwigen dage eene gezongen mis van Requiem te zullen celebreeren voor Anthonis Riquijnszoon en zijne vrouw Aleyt Jan Hackersdochter, waarvoor het klooster ontvangen zal een pacht van drie oude schilden 's jaars uit de helft van acht morgen land op Overzydelvelt, en een rente van twee goudguldens 's jaars uit een huis in de Molenstrait. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 20. 363. 1527 September 2. Joost van Buren, richter, Cornelis die Man, Gerit van Culenborch Hubertszoon, Jan Alartszoon en Joost Corneliszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Koenraet Zuermont en Joost Geritszoon, gast-
246 huismeesters aldaar, verklaard hebben, ontvangen te hebben van Alit, weduwe van Aernt Neyen, eene rente van vier oude schilden 's jaars, nl. drie oude schilden 's jaars uit een boomgaard onder Redinchem en een oud schild 's jaars van Alit persoonlijk, voor een jaarlijksche uitkeering van wittebrood. Afschr, in Inv. no. 1262,. fol. 3. 364. 1527 December 9. Henrick van Kuyck, richter te dezer zake, Cornelis die Man, Geryt van Culemborch Hubertzoon, Jan Alartzoon en Joost Corneliszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Wolter Geritszoon de bakker overgedragen heeft aan Mr. Jan Hackert, priester, een huis aan de Vorderstraït. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 33. N.B. In originali met transfix d.d. 1549 Mei 18 (zie Reg. no. 515). 365. 1527 December 14. Geryt van Culemborch Hubertzoon en Joost Corneliszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Jacob Tijsschen zich na het overlijden van Jan Jan Berntzoon tegenover Jutte van Ingen borg heeft gesteld voor de hoofdsom en de rente van vier rijnsche guldens 's jaars, nader omschreven in den brief van 1516 Februari 27 (zie Reg. no. 324). Afschr. in Inv. no, 1452, fol. 25. N.B- Zie het aangeteekende bij Reg. no. 404. 366. 1528 April 25 [op Sunte Marcus' evangelisten dach den vijff ende twyntichsten in Aprili]. Herman van Rossum, abt, Cornelis Nobel, prior, Johan Hulst, supprior, Henrick Spruyt, Aelbert van Wijck en het convent van Marienweerd verklaren ontvangen te hebben van Sophia, weduwe van Wauter van Dichteren, wonende te Culenborch, 160 rijnsche guldens, waarvoor zij jaarlijks tien rijnsche guldens rente zullen betalen. Oorspr. (Inv. no. 642). De zegels van den abt en van het klooster zijn verloren. N.B. Met transfixen d.d. 1559 Maart 10 en 1578 April 2, betreffende overdrachten resp. aan Geertken, weduwe van Henrick Willem Zegerszoon, en aan de kerkmeesters van de St. Barbarakerk,
367. 1528 Augustus 3. Henricus, elect van Trajectum, hertog van Bavaria, geeft ten verzoeke van den graaf van Hoichstraten, heer van Culenborch, aan de beheerders van de H. Geesttafel te Culenborch toestemming om gedurende vijf jaren de uitkeering van 27 rijnsche guldens, door de kerkfabriek der parochiekerk verschuldigd, aan deze af te staan, daar de H. Geesttafel van middelen ruim voorzien is en de kerkfabriek het geld behoeft voor jaarlijksche uitkeeringen. Oorspr. (Inv. no. 1559) met het zwaar geschonden zegel „sd causas" van den oorkonder in roode was.
247
368, (15)28 October 28. Kairle, hertog van Gelre, geeft den inwoners der stad Culenborch gedurende een jaar vrijgeleide door zijn geheele gebied, in welken tijd men zal pogen de geschillen tusschen de graven van den Berghe en van Hoogstraten bij te leggen. Oorspr. (Inv. no. 946) op papier, met de onderteekening van den oorkonder en sporen van zijn opgedrukte secreetzege) in roode
369, 1528 November 3. Huych Peterszoon, richter te dezer zake, Gerit van Culenborch Hubertszoon, Harman van Kuyck, Joost Corneliszoon en Gijsbert Thoniszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat de erfgenamen van Onyken, vrouw van Melis van Bont, overgedragen hebben aan Jan Dircszoon van Baden een huis aan de Borchstrait aldaar. Oorspr. (Inv. no. 1422) met de zegels van den len en den 2en oorkonder in groene] was, het 2e zwaar geschonden. De zegels der laatste drie oorkonders zijn verloren. N.B. Door dezen brief en dien van 1527 Mei 27 (zie Reg. no, 361) is gestoken een brief van 1583 Maart 23, waarbij een rente op dit huis gevestigd wordt.
370, 1529 Mei 26. Jacob Voet, richter te dezer zake, Gerit van Culenborch van Rysenborch, Joost Corneliszoon, Jan Vreem Geritszoon en Gijsbert Thoniszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Jan Geritszoon en Geryken, zijne vrouw, Roeloff Joosten en Herberen Geritsdochter overgedragen hebben aan heer Gijsbert Symonszoon, priester, de helft van acht morgen land aan de Zantfoirt. Oorspr. (Inv. no. 1767) met het geschonden zegel van den laatsten oorkonder. De zegels der andere oorkonders zijn verloren. N,B. Door dezen is gestoken de brief van 1542 Juli 20 (zie Reg. no. 4413.
371. 1529 November 2. Gosen Beemtszoon, Jan van der Eemd en Geryt der St. Barbarakerk te Culenborch, verklaren, dat noemd aan hen overgedragen heeft een huis aan de dat zij voor de jaarlijksche opbrengst verschillende zullen doen houden.
Kool, kerkmeesters Geryt Kool voorPrijssche straat, en kerkelijke diensten
Oorspr. (Inv. no. 611) met een fragment van het kerkezegel in groene was. De zegels van drost, schout, burgemeesters en schepenen, het stadszegel en de zegels der oorkonders zijn verloren.
372. 1529 November 14. Melchior van Culenborch Hubertszoon, richter, Gerit van Culenborch Hubertszoon, Harman van Kuyck en Joost Corneliszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Gerit Koel overgedragen heeft aan Jan
248 Vreem Geritszoon als kerkmeester ten behoeve der St. Barbarakerk aldaar een huis in de Nystadt aan de Prijsse straat, Oorspr. (Inv. no. 611) met het geschonden zegel van den eersten oorkonder in bruine was. De zegels der andere vier oorkonders zijn verloren,
373. 1530 April 8. Harman van Kuyck en Anthonis Geritszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Sophia, weduwe van Wolter van Dichteren, verhuurd heeft aan Gerit Geritszoon, den snijder, een huis aan de Ooste syde tusschen de Lanxmer poort voor 4V2 rijnschen gulden 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 2012). De zegels der oorkonders zijn verloren.
374. 1530 Mei 28. Geryt van Dichteren en Anthonis Gerytszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Jan Visser toegezegd heeft aan Joost, zoon van Jan Henricxzoon, den steenhouwer, eene rente van zes guldens en V/i stuiver 's jaars, waartoe Dirckgen, weduwe van Geryt Visser, zich verbonden had. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 44 v°. 375. 1530 Juni 1. Joost Corneliszoon en Anthonis Gerytszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Joost, zoon van Jan Henricxzoon, den steenhouwer, overgedragen heeft aan Geryt van Culemborch, bastaard, heer van Rysenborch, eenen rentebrief van zes guldens en IVi stuiver 's jaars, ten laste van Jan Visser en gaande uit diens huis aan de Vorderstrait. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 54 v°. 376. 1530 Juli 9. Gerit van Culenborch, bastaard, richter, Henrick van Kuyck, Gerit van Dichteren, Joost Corneliszoon en Henrick Buth, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Pelgrim Geritszoon overgedragen heeft aan Heyl, weduwe van Jan Berntszoon, een huis aan de Vorderstrait. Oorspr. (Inv, no. 610) met het geschonden zegel van den derden oorkonder in groene was. De zegels der andere oorkonders zijn verloren. N.B. Met transfix d.d. 1547 Maart 26 (zie Reg. no. 509).
377. 1530 Augustus 8. Frederick van Meerloe, schout, Aert Janszoon van Everdingen en Willem Huygenzoon, landgenooten te Bolgry, oorkonden, dat Jan Peterszoon overgedragen heeft aan Jan van Beesdt een rentebrief van tien rijnsche guldens 's jaars. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 44. N.B. Vgl. Reg. no. 460.
378. 1530 December 14. Gerit van Culenborch, bastaard, richter, Joost Corneliszoon, Henrick Buth, Anthonis Geritszoon en Aernt die Man Corneliszoon, schepenen
249 te Culenborch, oorkonden, dat Engbert Engbertszoon overgedragen heeft aan Rutger Pauwelszoon en Henrick Aerntszoon als pothmeesters een vierdel land, gelegen onder Lanxmer tusschen de Lanxmer wetering en die Meer, a. Oorspr. (Inv. no. 1515) met de licht geschonden zegels van den len, 2en en 5en oorkonder. De zegels van den 3en en 4en oorkonder zijn verloren. 6. Afschr. in Inv. no. 1452. fol. 18 v ° .
379. 1531 Maart 28. Anthonis Geritszoon en Aernt die Man Corneliszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Jan Aerntszoon beloofd heeft aan heer Gijsbert Symonszoon, priester, uit de helft van acht morgen land aan de Zantfoirt nog twee gouden philipsguldens 's jaars te zullen betalen boven de vier, die hij reeds schuldig is krachtens den brief d.d. 1521 September 29 (zie Reg. no. 345), waardoor deze gestoken is. Oorspr. (Inv, no. 1767). De zegels der oorkonders zijn verloren. N.B. Door dezen is gestoken de brief van 1542 Juli 20 (zie Reg. no. 441).
380. 1531 Mei 9. Jan Gosenszoon en Aert Vinck Aertszoon, schepenen in de kerspelen Everdingen en Sydervelt, oorkonden, dat Jan Dirck Stevenszoon erkend heeft schuldig te zijn aan Dirck van Cothen honderd guldens tegen onderpand van de helft der door hem bewoonde hofstede op Goelberdingen, waarvoor hij zes guldens 's jaars rente zal betalen. Afschr. in Inv. no. 1262, fol. 42 v°. N.B. Deze brief is in 1590 aan het gasthuis gekomen. 381. 1531 Mei 16. Jan Gosenszoon en Aert Vinck Aertszoon, schepenen in de kerspelen Everdinghen en Sydervelt, oorkonden, dat Hans van Groll toegezegd heeft aan Henrick Aertszoon als pothmeester te Culenborch zestien oude schilden op het door hem bewoonde huis in het dorp Everdinghen, in huur van Gerit van Everdinghen, voor de betaling van een oud schild 's jaars. a. Oorspr. (Inv. no. 1545) met de zegels der oorkonders in groene was, het eerste licht, het tweede zwaar geschonden. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 27.
382. 1531 Juli 1. Johan van der Aa, ridder, drost der stad Gorchum en van het land van Arkel, en burgemeesters, schepenen en raad der genoemde stad, geven een gildebrief aan de schutters van de hantbussche te dier stede. Afschr. van c. 1550 in Inv. no. 1029.
383. 1531 December 29 [des anderen daechs nae Alderkynderdach]. Anthonis van Lalaing, graaf van Culembourg, geeft toestemming om
250 een leengoed, groot VA morgen, in die Cortaventuer in Culenborgerbroeck te verbinden voor eene rente van twintig guldens 's jaars, aan de pothmeesters te Culenborch toegezegd door Ernst van Merten volgens verlangen zijner moeder Margriet van Culenborch, bastaard. Afschr, in Inv, no., 1452, fol. 82. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1601.
384. 1532 Maart 4. Henrick van Kuyck en Aernt die Man, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Luyken Geritszoon aan de gasthuismeesters aldaar toegezegd heeft 28 hollandsche guldens om terstond na zijn overlijden te ontvangen. Oorspr. (Inv. no. 1448) met het geschonden zegel van den 2en oorkonder in groene was. Het zegel van den len oorkonder is verloren.
385. 1532 September 3. Johan Ingenwinkel, proost van St. Jan tUtrecht, beleent Aert die Man, burger te Culenborch, ten behoeve van het gasthuis en den Poth aldaar, met drie morgen land in het kerspel Bosichum upten Enge en in die Maet. Oorspr. (Inv. no 1403). Het zegel van den oorkonder is verloren. 386. 1532 September 10. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culenborch verklaren ontvangen te hebben van Anthoenis van Lalaing, graaf van Hoichstraten, en zijne vrouw Elisabet, oudste dochter tot Culenborch, aan rentebrieven en aan gereed geld de som van 605 guldens en 10 stuivers, waarvoor zij jaarlijks 30 guldens en 5 ^ stuiver rente zullen betalen. a. Gevidimeerd in den brief d.d, 1533 September 10 (zie Reg. no. 398). b. Afschr. in Inv, no. 1632, fol, 8.
387. 1532 September 10. Geryt van Culemborch, bastaard, richter, Harman van Kuyck, Henriek Buth, Airdt de Man Corneliszoon en Gosen Beerntszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Henrick die Boumeister overgedragen heeft aan den rentmeester Gherit van Dichter ten behoeve van heer Anthonis van Lalaing en diens vrouw Elyzabeth, oudste dochter tot Culemborch, een huis op den Langen Havendijck aldaar. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 9 v°. N.B. Gedrukt: Voet, blz. 496. 388. 1532 September 19. Anthoenis van Lalaing, graaf van Hoichstraeten, en Elisabeth van Culenborch stichten een vicarie, kapel, woning voor den vicaris en
251 eenige woningen voor het onderhoud van arme lieden aan den Havendijck te Culenborch en geven daarvoor voorschriften, a. Gevidimeerd in den brief van 1533 Augustus 30 {zie Regno. 395}. N.B. Gedrukt: Voet, blz. 499—515 (met jaartal 1534). b. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 1. N.B. Gewaarmerkt door schepenen en secretaris van Culemborg, 1571.
389. 1532 September 20. Heynrick van Kuyck en Aerdt de Man Corneliszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Henrick Dierckszoon voor de rente, nader omschreven in de brieven d.d. 1514 Novmber 10 en 1518 Juni 8 (zie Reg. nos. 318, 329)' nog een boomgaard onder Redinchem, dien hij in erfpacht heeft, tot onderpand stelt. a. Gevidimeerd in den brief d.d. 1533 September 9 (zie Reg. no. 396). b. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 10 v°.
390. 1532 September 23, Heynrick van Kuyck en Aerdt de Man Corneliszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Mr. Jan Hackert, priester, Rutger Pouwelszoon en Heynrick Aerntszoon als pothmeesters verklaard hebben ontvangen te hebben van de erfgenamen van Dirick die Heusch en zijne vrouw Marie honderd oude schilden, waarvoor zij een eeuwig du rentte mis van Requiem stichten in de kapel van het St, Elisabethsgasthuis met een rente van drie rijnsche guldens 's jaars, gaande uit de helft van acht morgen land onder Lancxmer, als belooning voor den vicaris. a. Gevidimeerd in den brief van 1533 September 9 (zie Reg. no. 397). b. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 9 v ° . N.B. Gedrukt: Voet, blz. 497 (met verkeerden datum: 14 September).
391. 1532 November 16. Gerit van Culenborch. bastaard, richter, Henrick van Kuyck, Henrick Buth, Aernt die Man Corneliszoon en Gosen Berntszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Henrick Bartgens en zijne vrouw Willem overgedragen hebben aan den pothmeester Rutger Pauwelszoon ten behoeve van den Poth een huis op den Havendijck op den hoek van de plaats aan de Nye Achterstrait. z, Oorspr. (Inv. no. 1511) met de zegels der oorkonders in groene was, het 2e gaaf, de andere licht geschonden. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 26.
392. 1532 November 16. Henrick Buth en Aernt die Man Corneliszoon, schepenen te Culen^ borch, oorkonden, dat Rutger Pauwelszoon, pothmeester, een huis op
252 den Havendijck verhuurd heeft aan Henrick Bartgenszoon en diens vrouw Willem voor twee rijnsche guldens 's jaars. Oorspr. (Inv. no. 1511). De zegels der oorkonders zijn verloren. 393. 1533 Maart 5. Geryt van Culemborch, bastaard, richter, Henrick van Cuyck, Harman van Kuyck, Joost Corneliszoon en Henrick Buth, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Baldewijn, de molenaar, overgedragen heeft aan Jan van Kuyck, bastaard, een huis in de Nystadt aan de Santstrait naast den Aell. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 55. 394. 1533 Mei 7. Henrick van Kuyck en Goezen Beerntszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Gijsbert Willemszoon verklaard heeft in eeuwigdurende erfhuur van deken en kapittel van St. Barbara aldaar ontvangen te hebben een boomgaard op Redinchem voor % gouden schild 's jaars. Geïnsereerd in den brief d.d. 1534 December 31 (zie Reg. no. 405). 395. 1533 Augustus 30. Deken en kapittel der collegiale kerk te Culenborch geven vidimus van den brief d.d. 1532 September 19 (zie Reg. no. 388), Oorspr. (Inv. no. 1630) met het geschonden kapittelzegel in groene was en de signatuur van den notaris Johannes Hackert Anthonius' zoon, vicaris. 396. 1533 September 9. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culenborch geven vidimus van de brieven d.d. 1514 November 10, 1518 Juni 8 en 1532 September 20 (zie Reg. nos. 318, 329, 389). Oorspr. (Inv. no. 1757) met het geschonden stadszegel in groene was. N.B. Blijkens een dorsale notitie was deze brief bestemd ,,tot behouff van de twaelf armen upten Havendijck", d.i. het St. Elisabethsgasthuis. 397. 1533 September 9. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culenborch geven vidimus van den brief d.d. 1532 September 23 (zie Reg. no. 390). Oorspr. (Inv. no. 1768) met het geschonden stadszegel in groene was. 398. 1533 September 10. Deken en kapittel van St. Barbara te Culenborch geven vidimus van den brief d.d. 1532 September 10 (zie Reg. no. 386). Oorspr. (Inv. no. 1743) met het geschonden kapittelzegel in bruine was. N.B. Blijkens een dorsale notitie was deze brief bestemd „tot behoeff vaD den tivaelff armen", d.i. het St. Elisabethsgasthuis.
253 399. 1533 December 31 [opten Jaersavont]. Melchior van Culenborch Hubertszoon, richter te dezer zake, Joost Corneliszoon, Henrick Buth, Arnt de Man Corneliszoon en Gosëh Berntszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Aernt Harmanszoon overgedragen heeft aan den gasthuismeester Wynalt Geritszoon twee morgen land op Goelberdingen aan den bandijk. Oorspr. (Inv, no. 1385) met het geschonden zegel van den 2en oorkonder in bruine was. De zegels der andere oorkonders zijn verloren,
400. 1534 Januari 2 [opten anderden dach in Januario]. Henrick van Kuyck en Joost Corneliszoon, schepenen te Culenborch. oorkonden, dat Arent Dircszoon Cabis overgedragen heeft aan den gasthuismeester Aernt die Man Corneliszoon een rente van acht stuivers 's jaars. gaande uit zijn huis in de Nystadt aan de Moelenstrait, boven een reeds uit dat huis gaande rente van twee guldens ten behoeve van het gasthuis. Oorspr. (Inv. no. 1431) met het zwaar geschonden zegel van den eersten oorkonder in bruine was. Het zegel van den tweeden oorkonder is verloren.
401. 1534 Januari 8. Anthoenis van Lalaing, graaf van Hoochstraten, en Elisabeth van Culemborch geven aan de twaalf huisarmen op den Havendijck twaalf kamers aan weerszijden van de kapel om die te hunnen bate te verhuren, terwijl zij in twaalf andere kamers kunnen wonen. a. Oorspr. (Inv. no. 1631) met het zwaar geschonden zegel van den eersten oorkonder in roode was en de onderteekening der beide oorkonders. b. Gevidimeerd in den brief d.d. 1534 Maart 11 (zie Reg. no, 403). c. Afschr. in Inv. no. 1632. fol. 44 v ° . N.B. Gedrukt: Voet, blz. 515-517.
402. 1534 Januari 18. Gerrit van Dichteren en Aernt de Man Corneliszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Dierick Peterszoon toegezegd heeft aan Mr. Jan Hackert, priester, een rente van 1 Yi hollandschen gulden 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Borchstraet. Afschr. in ïnv. no. 1632, fol. 31 v°. N.B. Vgl. Reg. no, 489. 403. 1534 Maart 11. Deken en kapittel der collegiale kerk te Culenborch geven vidimus van den brief d.d. 1534 Januari 8 (zie Reg. no. 401). Oorspr. (Inv. no. 1631). Het kapittelzegel is verloren. 404. 1534 Maart 28. Geryt van Culenborch Hubertzoon en Aert die Man, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Jutte van Ingen overgedragen heeft aan
254 den pothmeester Rutger Pauwelszoon eene rente van vier rijnsche guldens 's jaars overeenkomstig den brief d.d. 1527 December 14 (zie Reg. no. 365). Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 25. N.B. Blijkens marginale notitie is deze rente afgelost in 1608.
405. 1534 December 31 [den laetsten Decembris]. Deken en kapittel van St. Barbara te Culenborch verklaren in eeuwigdurende erfhuur te hebben gegeven aan Gijsbert Willemszoon een boomgaard op Redinchem op de voorwaarden, omschreven in den brief van 1533 Mei 7 (zie Reg. no, 394), die hier is geïnsereerd. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 11. 406. 1535 April 20. Aerdt die Man en Jan Vreemdt, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Gijsbert Dirck Willemszoon verklaard heeft verkocht te hebben aan Melis Cooll en Gerit van Dichteren, huismeesters van het St. Elizabethsgasthuis, eene rente van twee carolusguldens 's jaars, gaande uit de beterschap van een boomgaard op Redinchem en zijn huis in de Zuytkerckstraet. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 13. 407. 1536 April 30 [ultimo die mensis Aprilis in profesto videlicet Philippi et Jacobi apostolorum]. Broeder Jacob van Goch, prior, broeder Jan van Haeften, broeder Lambert van Gelkem, sacfist, broeder Peter van Bommel, procurator, en conventualen van het klooster Jeruzalem van de orde van het H. Graf te Culemborch verklaren, voor eene door hen van Meetgen Thonis Ryquijnszoonsdochter ontvangen som gelds eene wekelijksche mis van het H. Sacrament te zullen celebreeren, terwijl zij den Poth negen stuivers brabantsch 's jaars zullen betalen. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 49 v°. 408. 1536 Juni 2 [opten anderden dach in Junio]. Melchior van Culenborch Hubertszoon, richter in de kerspelen Everdingen, Sydervelt en Honswijck, Jan Goessenszoon, Hubert Peterszoon en Aert Vinck Aertszoon, schepenen aldaar, oorkonden, dat Hubert Peter Roelofszoon overgedragen heeft aan heer Mr. jan Hackert Thoniszoon, priester, zes morgen land op Overzydervelt, waarna de laatste dit aan Hubert voornoemd in eeuwige erfpacht heeft gegeven voor achttien rijnsche guldens 's jaars. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 17. 409* 1537 Maart 27. Anthonis van Laling, graaf van Hoogstraten enz., en Elysabeth van Culenborch bevestigen de testamentaire beschikkingen van Mr. Jan Hackert, priester en vicaris in de St. Barbarakerk te Culenborch, waar-
255 bij hij, onder den last van het doen lezen van zielmissen, twee morgen land onder Sydervelt vermaakt heeft aan de huisarmen in den Poth te Culenborch, en ontslaan dit goed van den leenband. a. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 18 v ° . b. Afschr. in Inv. no. 1453. c. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 15. N.B. Gedrukt: Voet, blz. 517^523.
410. 1537 October 14. Anthoenis van Lalaing, heer van Culenborch enz., verklaart, wegens het overlijden van Gerit Coppier, kerkmeester, beleend te hebben Herberen Symonszoon, kerkmeester, ten behoeve van de St. Barbarakerk te Culenborch, met twee kampen land in Culenborgerbrouck in de Aventuer, genaamd die Koekampen, leenroerig aan Culenborch. Oorspr. (Inv, no. 613). Het zegel van den oorkonder is verloren,
411. 1537 November 10. Ernst van Meerten, richter, Geryt van Culenborch Hubertszoon, Aerdt de Man Corneliszoon en Willem Gobelszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Sophia, weduwe van Wolter van Dichteren, overgedragen heeft aan de pothmeesters Henrick Aertzoon en Engbert Engbertzoon een huis in de Prijsse straet aldaar. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 34 v°. 412. 1538 April 17. Aernt de Man Corneliszoon en Jan Vremdt Gerytzoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Aert Thoniszoon toegezegd heeft aan de pothmeesters Engbert Engbertssoon en Henrick Aertzoon eene rente van drie enkele guldens 's jaars, gaande uit zijn huis op den Havendijck. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 35. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1556. 413. 1538 Mei 4 [Gegeven tot Culemborch]. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culenborch verklaren verkocht te hebben aan heer Jan Meertenszoon van Schoonhoven, priester, eene rente van 25 carolusguldens 's jaars, na zijnen dood door de pothmeesters uit te keeren tot onderhoud van eenen student, afkomstig uit Culenborch, in de Standoncxs pedagogie te Loeven onder verschillende voorwaarden, welke rente gaat uit vier morgen land onder Lancxmer, en van welke beurs de Raad van Culemborch de benoeming zal hebben. Geïnsereerd in den brief d.d. 1539 Maart 28 (zie Reg. no. 415). N.B. Blijkens marginale notitie is deze rente afgelost in 1616 op grond Van een accoord ter beëindiging van een proces voor de Camer van Justitie te Vianen.
414. 1538 November 16. Ernst van Merthen, richter, Gerit van Culenborch Hubertszoon, Joost Corneliszoon, Willem Zurmont en Jan Vreem Geritszoon, schepenen te
256 Culenborch, oorkonden, dat Agnes Ocker Willemszoonsdochter overgedragen heeft aan den gasthuismeester Aernt die Man Corneliszoon zes morgen land in de Corte Avontuer aan de Breetstege. Oorspr. (Inv. no. 1373). De zegels der oorkonders zijn verloren.
415- 1539 Maart 28. De notaris Johannes van Hove instrumenteert, dat Mr. Peter die Korte van Brugge, overprochiaan der kerk van St. Pieter, en heer Fransen van Edamme, prior van de Chatroezen, te Loeven, namens den regent der pedagogie van den Standoncxs en den pater van de armen Standoncxs te Loeven, hebben verklaard te aanvaarden den hier geïnsereerden brief d.d. 1538 Mei 4 {zie Reg. no. 413) en hem te zullen naleven. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 31. 416. 1539 April 30 [opten lesten dach in den Aprilï]. Geryt van Culemborch Hubertszoon en Aernt de Man Corneliszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Beth van Dichteren overgedragen heeft aan de pothmeesters Gysbert van Dichteren en Jan Vermuyr zes guldens 's jaars uit eene rente van negen guldens 's jaars, gaande uit het huis In de Croon. Afschr. in Inv. no, 1452, fol. 35. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1557.
417. 1539 October 14. Aernt die Man Corneliszoon en Willem Gobelszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Jan Aerntszoon eenerzijds en Jacob Corneliszoon en Henricge, weduwe van Cornelis Jacobszoon, andererzijds, met elkander een scheiding hebben aangegaan van een halve hoeve land in Thienhoven. Oorspr. (Inv. no. 1767). De zegels der oorkonders zijn verloren. N.B. Door dezen Is gestoken de brief van 1542 Juli 20 (zie Reg. no. 441).
418. 1540 Januari 22. Geryt van Culenborch Hubertzoon en Jan Vreem Gerytzoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Aert Rijeken toegezegd heeft aan Gisbert Thueniszoon ten behoeve van de huisarmen van St. Lisbeth op den Havendick een rente van twee guldens 's jaars, gaande uit zijn huis op den hoek van Cleyn eeren straitken. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 13 v°. 419. 1540 Mei 20 [Gegeven op onse slot te Hoochstraten]. Elisabeth gravin van Hoochstraten, vrouwe van Culemborch benoemt haren neve Erard vrijheer tot Pallant en een aantal andere personen tot rechters om in haar plaats tijdens haar afwezigheid te beslissen in de processen, welke door het stadsgericht van Culemborch aan haar en de Hoogebrugge zijn verwezen. Oorspr. (Inv, no. 101) met het geschonden zegel der oorkondster in roode was.
257 420. {15)40 Juni 28. Frederick die Coninck, schout te Culenborch, verklaart, dat Petronelle van Everdingen, kloosterjuffer te Oudtwijck, op den 11 en Mei 1538 overleden is. Oorspr. (Inv. no. 410) op papier, met de onderteekening van den oorkonder. N.B. Met de acte d.d. 1540 Juni 28 (zie Reg. no. 421) gehecht aan de acte d.d. 1480 November 21 (zie Reg. no. 193).
421. 1540 Juni 28. Jan Jacobszoon, dienaar van het convent van Oudtwijck, verklaart ontvangen te hebben van den rentmeester Gerrit van Dichteren vijf goudguldens wegens een jaar lijfrente verschenen aan Petronelle van Everdingen, kloosterju,ffer te Oudtwijck, op St. Clemens' dach 1537. Oorspr. (Inv. no. 410) op papier. N.B. Gehecht aan de brieven d.d. 1480 November 21 en 1540 Juni 28 (zie Reg. nos. 193, 420).
422. 1540 October 3. Frederick die Coninck, richter, Henrick van Cuyck, Geryt van Culenborch Hubertzoon, Gerit van Dichteren en Jan Vreem, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Lijss van Attevelt overgedragen heeft aan den huismeester Herberen Simonszoon ten behoeve der armen van St. Lijsbethen kapel op den Havendijck een huis buiten de Zantpoort. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 14. 423. 1541 Februari 14. Henrick van Kuyck en Herberen Symonszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Gerit Aerntszoon Cabis toegezegd heeft aan de gasthuismeesters Kersten Dircszoon en Cornelis van Aken een rente van een hollandschen gulden 's jaars, gaande uit zijn huis in de Nystadt aan de Molenstrait, boven de twee gulden, die het gasthuis jaarlijks daaruit reeds heeft. Oorspr. (Inv. no. 1431). De zegels der oorkonders zijn verloren.
424. 1541 Februari 19. Geryt van Culenborch Hubertzoon en Herberen Symonszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Jacob Corneliszoon en Cornelia, zijne vrouw, toegezegd hebben aan Ghisbert van Dichteren en Jan Vermuyr als potmeesters aldaar een mud tarwe 's jaars, gaande uit de helft van het huis van wijlen Wauter Otten in de Nyestadt. a. Oorspr, (Inv. no. 1533). De zegels der oorkonders zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 42 v ° .
425. 1541 Maart 8. Willem Huygenszoon, schout, Frederick van Meerroe, Franck van Ruempst en Georgen Ludolph, landgenooten van Bolgrie en Authenae, 17
258 oorkonden, dat Geryt Hoesinck, Cornelis Evertzoon van Sandwijck en Willem Dobbe, kerkmeesters van Vianen, overgedragen hebben aan Frans Evertzoon de beterschap van een vierdel land op Leydenbolgrie, onder goedkeuring van Reynault heer tot Brederoede, vrijheer tot Vianen. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 44. 426. 1541 (Mei 26) [opten heyligen H ons salichmakers Jesu Christi], Broeder Jacop van Goch, prior, broeder Lambert van Gelkom, sacrist, broeder Peter van Bommel, procurator, en conventualen van het klooster Jherusalem te Culemborch van de orde van het H. Graf verklaren ontvangen te hebben van Mr. Johan Hackert Anthoniszoon, priester, Gysbert Anthoniszoon en Hillegundt Anthonisdochter, als erfgenamen hunner zuster Metken Anthonisdochter, eene som gelds, waarvoor zij eene wekelijksche mis der H. Maagd Maria zullen lezen, terwijl zij den pothmeesters negen brabantsche stuivers zullen geven uit zeven morgen land op Lancxmeer. Afschr. in Inv. no, 1452, fol. 48 v ° . N.B. De datum is niet geheel ingevuld. Wellicht is Hemelvaartsdag bedoeld.
427. 1541 Juni 24. Geryt van Culemborch Melchiorszoon, richter in de kerspelen Everdingen, Zydervelt en Honswijck, Jan Goesenszoon, Cornelis Heymenszoon en Aert Janszoon, schepenen, oorkonden, dat Henrick Jacopzoon overgedragen heeft aan Agnyet, weduwe van Joost Willemszoon, drie morgen land onder Honswijck in een stuk van 24 morgen, genaamd die Hoen, aan het Botterdip. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 39. . N.B. In originali met transfix d.d. 1544 Februari 6 (zie Reg. no. 470).
428* 1541 September 17 [up tsint Lamberts dach]. Jan van Malsen, burger te Utrecht, verklaart ontvangen te hebben, na het overlijden van zijn schoonvader Willem van Heusden op den 31en Mei 1541, van Gerit van Dichteren, rentmeester van Culenborch, een half jaar lijfrente ter somme van 12H gulden. Oorspr. (Inv. no. 410) op papier, met de onderteekening van den oorkonden N.B, Gehecht aan de brieven d.d. 1480 November 21 (zie Reg. nos. 191. 192).
429, 1541 September 27. Goesen van der Lauwick, drost van Buren, oorkondt, dat Roloff van Beest, richter der dorpen Malsen en Tricht, hem verklaard heeft, dat voor dezen en de schepenen Dirck Berntszoon en Claes Frederickszoon door de erfgenamen van Jan Peterszoon en diens vrouw Anthonia is overgedragen aan Kersten Dircszoon ten behoeve van het gasthuis te
259 Culenborch een kamp land in die Gheren in het gericht van Buerenrnalsen. Oorspr. (Inv. no. 1404) met het zwaar geschonden zegel van den oorkonder en de zegels der beide schepenen in groene was. N.B. Aan dit charter is gehecht de oorkonde d.d, 1541 October 10 (zie Reg. no. 430).
430. 1541 October 10. Cornelis Janszoon en Hénrick Janszoon c.s. verklaren ontvangen te hebben van Cristiaen Diericxzoon vanwege het gasthuis te Culenborch 399 guldens en 5 stuivers brabantsch wegens den koop van een kamp land in die Gheeren in het gericht van Buermalschen, benevens zes guldens voor het gelag verminderd met het trekgeld. Oorspr. (Inv, no. 1404) op papier, met de onderteekeningen van Henrick van Kuyck en Herberen Symenzoon, schepenen te Culemborg. N.B. Gehecht aan het charter d.d. 1541 September 27 (zie Reg. no. 429).
431. 1541 October 10. Henrick van Kuyck en Gisbert Cool, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Gerit Smyt Geritzoon en Aert die Man Willemszoon, kerkmeesters van St. Jan Baptist in de Nyestadt, verklaard hebben, ontvangen te hebben van Baldewijn die Moelre voor het bouwen van den toren hunner kerk honderd carolusguldens, waarvoor zij 25 jaren lang twee malder weit per jaar zullen uitdeelen en een jaargetijde zullen doen houden. Oorspr. (Inv. no, 778) met de zegels der oorkonders in groene was, het eerstei licht geschonden.
432. 1541 November 17. Willem Geerlofszoon en Jan Diericxzoon, schepenen in de kersp^len Everdingen, Sydervelt en Honswijck, oorkonden, dat Steven Gisbertszoon overgedragen heeft aan Gisbert Cóel, gasthuismeester van het St. Elizabethsgasthuis, een boomgaard aan den Diefdijck bij Goelberdingen, waarna Gisbert Coel voornoemd dezen boomgaard aan Steven Gisbertszoon in eeuwigdurende erfhuur heeft uitgegeven voor drie philipsguldens 's jaars. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 13, 433. 1542 Januari 10. Ariaen die Moelre, richter der dorpen Buesichem en Zelmonde, en Cornelis Bruyn Dirckszoon en Jerefaes Verleyd Peterszoon, schepenen, oorkonden, dat Gherit Geritszoon een rente van vier guldens 's jaars, gaande uit een stuk land in den Middelcop in het gericht van Buesichem, aan kerkmeesters der St. Janskerk in de Nyestadt te Culenborch geschonken heeft voor een mis en andere plechtigheden ter vereering van het H. Sacrament. Oorspr. (Inv. no, 780). De zegels der oorkonders zijn verloren.
260 434. 1542 Maart 18. Frederick die Coninck, richter, Henrick van Cuyck, Joest Corneliszoon, Herberen Symonszoon en Willem Vinck Aerntzoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Aermgart van Cuyck overgedragen heeft aan Anthonis die Goyer, burgemeester der stad Culenborch, ten behoeve van die stad een stuk land, vroeger boomgaard, aan de stadsgracht achter de St. Janskerk in de1 Nyestadt. Oorspr. (InV. no. 458). De zegels der oorkonders zijn verloren. N.B. Aan dit charter zijn gehecht de brieven d.d. 1469 Juni 15 en 1471 Maart 24 (zie Reg. nos. 136, 139).
435. 1542 Maart 28. Jan Ghosenzoon en Baltazar Aertzoon, schepenen in de kerspelen Everdingen, Zydervelt en Honswijck, oorkonden, dat heer Johan Voorn, priester, toegezegd heeft aan de pothmeesters Gysbert Willemszoon en Hubert van Baden een rente van twee carolusguldens 's jaars, gaande uit land onder Honswijck. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 35 v°. 436. 1542 April 5. Frederick die Coninck, richter, Henrick van Cuyck, Joost Corneliszoon, Aernt de Man Corneliszoon en Herberen Symonszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Gysbert Aertzoon overgedragen heeft aan Willem en Adriaen, gebroeders, en Anna en Inge, gezusters, nagelaten kinderen van Joost Willemszoon en Agniet, zijne vrouw, vier morgen land op het Hoge Vretstroo aan de Vretstrosche steeg en den Ouden Zeedijck, waarna hunne voogden Geryt van Culemborch Melchiorszoon en Jan Vreem Gerytszoon dit land aan hem voor twaalf carolusguldens 's jaars verhuurd hebben. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 45 v°. 437. 1542 April 7. Henrick van Cuyck en Joost Corneliszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Gysbert Aelbertzoon toegezegd heeft aan de pothmeesters Gysbert Willemszoon en Jan Rijeken eene rente van drie hollandsche guldens 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Molenstrait. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 35 v°. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1555. 438. 1542 Juli 4, Frederich die Coninck, richter, Henrick van Cuyck, Joest Corneliszoon, Aert de Man Corneliszoon en Herberen Symonszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat heer Gisbert Symonszoon overgedragen heeft aan Jan Aertzoon de helft van acht morgen land aan de Zandfoirt in de Tienhoven. Oorspr. (Inv. no. 1767) met het geschonden zegel van den len oorkonder in groene was. De zegels der andere oorkonders zijn verloren. N.B. Door dezen is gestoken de brief van 1542 Juli 20 (zie Reg. no. 441).
261 439. 1542 Juli 4. Frederick die Coninck, richter, Henrick van Cuyck, Joest Corneliszoon, Aernt de Man Corneliszoon en Herberen Symonszoon, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Jan Aertzoon overgedragen heeft aan vrouwe Elisabeth van Culenborch, vrouwe van Culenborch, de helft van acht morgen land aan de Zantfoirt in de Tienhoven. Oorspr. (Inv. no. 1767) met de geschonden zegels van den len en den 5en oorkonder in groene was. De zegels der andere oorkonders zijn verloren. N.B. Door dezen is gestoken de brief van 1542 Juli 20 (zie Reg. no. 441).
440. 1542 Juli 18. Joost Corneliszoon en Cornelis van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Willem Zurmont Willemszoon toegezegd heeft aan de pothmeesters Gysbert Willem Janszoon en Jan Rijeken eene rente van IV2 gouden philippusgulden 's jaars, te betalen uit al zijne goederen. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 36. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1564.
441.
1542 Juli 20.
Elisabeth. vrouwe van Culenborch, geeft tot vermeerdering van de inkomsten van de vicarie in de door haar en haar overleden echtgenoot in September 1532 opgerichte 12 kleine godshuizen op den Havendijck te Culenborch aan die vicarie de helft van 8 morgen land aan de Santfoert in de Thienhoven, a. Oorspr. {Inv. no. 1767) met een fragment van het zege) der oorkondster in roode was. N.B. Deze brief is gestoken door die van 1521 September 29, 1521 September 29, 1529 Mei 26, 1531 Maart 28, 1539 Octoher 14, 1542 Juli 4, 1542 Juli 4 (zie- Reg. nos. 344, 345; 370, 379, 417. 438, 439). b. Oorspr. (Inv. no. 1767} met het geschonden zegel der oorkondster in roode was.
442. 1542 September 18. Willem Hugenszoon, schout, Frederick van Meerloe, Franck van Ruemst en Ghysbert Dirckszoon, landgenooten op Bolgrie en Outenae, oorkonden, dat Willem Dobbe, Anthonis Hermanszoon en Frans Evertszoon, kerkmeesters te Vianen, met toestemming van den heer van Brederoede als vrijheer tot Vianen, overgedragen hebben aan de gravin van Hoechstraeten enz. vier morgen land op Leyen Bolgrye ten behoeve van het St. Elisabethsgasthuis te Culenborch. a. Oorspr. (Inv. no. 1741) met het licht geschonden zegel van Reynault heer 1tot Brederoede in roode en de zegels der oorkonders in groene was. b. Afschr, in Inv, no. 1632, fol. 19 v ° .
443.
1542 October 8.
Frederick die Coninck, richter, Geraerd van Culemborch Melchior-
262 zoon, Aernt die Man Corneliszoon, Willem Vinck Aertzoon en Cornelis van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Elizabeth, dochter van Dirck die Huessch, geschonken heeft aan het gasthuis en den Poth aldaar eene som van zeshonderd carolusguldens onder bepaalde voorwaarden ten behoeve van de uitdeeling van brood, schoenen enz. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 22. 444. 1542 October 18. Frederick die Coenninck, richter, Joost Corneliszoon, Aert de Man Corneliszoon, Herberen Symonszoon en Cornelis van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Jan Peterszoon en Anna Henrick W o u terszoon dochter overgedragen nebben aan Goesen Alartszoon een huis aan de Achterstraet, waarna deze dit aan de verkoopers heeft verhuurd voor vijf carolusguldens 's jaars. Afschr. in' Inv. no. 1632, fol. 29 v°, 445. 1542 October 24. Willem Dobbe Helmichszoon, Ie kerkmeester te Vianen, verklaart ontvangen te hebben van de gravin van Hoogstraten enz. de som van 454 carolusguldens wegens den aankoop van vier morgen land op Leve Bolgrien. Oorspr. (Inv. no. 1741) op papier. 446. 1542 October 30 [opten naestlesten dach van October], Willem Vinck Aertzoon en Cornelis van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Anthonis Ryquijnszoon toegezegd heeft aan Gysbert Willem Janszoon ten behoeve van den Poth eene rente van drie hollandsche guldens 's jaars, gaande uit al zijne goederen. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 37 v°. N.B. Blijkens marginale notitie gevestigd op een akker onder Goilberdingen. 447. 1542 November 27. Joost Corneliszoon en Herberen Symonszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Jan Dircxzoon, de timmerman, en Cornelis Jan Aertzoon Hauernas als mede-erfgenamen van wijlen W a u t e r Otten voor hen hebben gebracht Cornelis Isbrantszoon, kramer, die aan Gisbert Willemszoon en Hubert van Baden als pothmeesters een mud tarwe 's jaars, gaande uilj de helft van i het door hem gekochte huis van wijlen W a u t e r Otten in de Nyestadt, heeft toegezegd. a. Oorspr. (Inv. no. 1533) met de zegels der oorkonders in groene was, het tweede geschonden. b. Afschr. ia Inv. no. 1452, fol. 42. 448. 1542 December 6 [op Sunte Nicolaes' dach bisscop]. Adriaen de Moelre, richter der dorpen Buesinchem en Selmond, Cornelis Bruyn Diericxzoon en Willem Henricxzoon, schepenen, oorkon-
263 den, dat Dierick van Oirde Loefszoon verkocht heeft aan Elisabeth vrouwe van Culemborch enz. ten behoeve van het gasthuis op den Havendijck eene rente van veertien carolusguldens I6V2 stuiver 's jaars, gaande uit vier morgen land in de Voercopen in het gericht van Boesinchem. Afschr. in Inv. po. 1632, fol. 18 v°. 449. 1543 Maart 1. Johan Hoen van Kartiels, abt. Abraham Vanevelt, prior, Gerard van Arnhem, supprior, Aelbrecht' van Wijck, Matheus Coelwagen, kapelaan, Henricus Kessel, keldermeester, en het convent van Marienweerde verklaren verkocht te hebben aan Elisabeth van Culemborch een rente van 106 carolusguldens 's jaars, uit te keeren aan de pothmeesters te Culemborch, gaande uit landerijen in den Hont in het land van Culemborch. a, Gecollationeerd afschrift (Inv. no. 1557). N.B. Gehecht aan den brief d.d. 1543 Maart 30 (zie Reg. no. 454). b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 21.
450. 1543 Maart 9, Elisabeth gravin van Hoochstraten enz. geeft aan het kapittel van St. Barbara vrijstelling van de contributies, die wegens de afwikkeling van het geschil met den graaf van den Berg moeten worden betaald, en bepaalt, dat de afkoopsom van zestig carolusguldens zal worden afgedragen aan de pothmeesters. Oorspr. (Inv. no. 1525) met sporen van het zegel der oorkondster in roode was. N.B. Aan dezen brief is gehecht geweest de brief van 1543 Maart 11 (zie Reg. no. 451).
451. 1543 Maart 11. Deken en kapittel der kerk van St. Barbara te Culemborch erkennen schuldig te zijn aan de pothmeesters aldaar de som van 45 carolusguldens, te betalen binnen drie jaren. Oorspr. (Inv. no. 1525). Het kapittelzegel is verloren. N.B. Gehecht geweest aan den brief van 1543 Maart 9 (zie Reg. no. 450).
452. 1543 Maart 12 [op Sinte Gregorius' dach]. Gerit van Culenborch Melchiorszoon, richter in de kerspelen Everdinghen, Sydervelt en Honswijck, Wyllem Geerloffs, Jan Dirckszoon en Aert Janszoon, schepenen, oorkonden, dat Joest Aert Crollenzoon, Hubert Claeszoon van der A en Cornelis Martenszoon ten behoeve van
264 Gysbert Aryaenszoon afstand hebben gedaan van de helft van een hofstede aan den Dyeffdijck. Oorspr, (Inv. no. 640) met het zwaar geschonden zegel van den eersten, en de licht geschonden zegels van den derden en vierden oorkonder in groene was. Het zegel van den tweeden oorkonder is verloren, N.B. Aan dit charter is gehecht de brief d.d. 1543 Maart 20 (zie Reg. no. 453).
453. 1543 Maart 20 [des Dinxdages nae Palmsonnendach]. Jan Dirckszoon en Aert Janszoon, schepenen in de kerspelen Everdinghen, Sydcrvelt en Honswijck, oorkonden, dat Gysbert Aryaenszoon toegezegd heeft aan Alijt Wyllem Roeloffsdochter een rente van twee gouden philipsguldens 's jaars, gaande uit zijn huis onder Sydcrvelt aan den Dieffdijck. Oorspr. (Inv. no. 640). De zegels der oorkonders zijn verloren. N.B. Aan dit charter is gehecht de brief d.d. 1543 Maart 12 (zie Reg no. 452). Blijkens een in dorso geplaatst nummer moet deze brief later aan de St. Barbarakerk zijn gekomen,
454. 1543 Maart 30 [opten naestlesten dach van Meerte]. Frederick die Coninck, schout, Geraerd van Culemborch Melchiorszoon, Henrick van Cuyck, Joost Corneliszoon, Aert de Man Corneliszoon, Herberen Symonszoon, Willem Vinck Aertzoon en Corneüs van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Gisbert Willem Janszoon, Hubrecht van Baden en Jan Ryken, pothmeesters, hebben verklaard, van Elisabeth gravin van Hoochstraten te hebben ontvangen een brief, waarin het klooster van Marienweerde een jaarlijksche rente van 106 guldens toezegt (zie Reg. no. 449), en deze som aan de armen te zullen uitkeeren. a. Oorspr. (Inv. no. 1557) met de geschonden zegels der eerste vier en laatste drie oorkonders in groene was. Het zegel van den 5en oorkonder is verloren. N.B. Aan dezen brief is gehecht de acte van 1543 Maart 1 (zie Reg. no. 449). b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 22 v°.
455. 1543 April 5. Jutte van Leuwen, weduwe van Goerdt Lambertsz. Bol, verklaart ontvangen te hebben van de vrouwe van Culemborch vanwege jonker Floris vrijheer tot Pallant 300 rijnsche guldens en 10 guldens rente, verschuldigd op Pancratii eerstkomende. Oorspr. (Inv. no. 410) op papier, met de onderteekening van de oorkondster. N.B. Gehecht aan de brieven d-d. 1480 Mei 10 en 1505 December 9 (zie Reg. nos. 179, 282).
456. 1543 April 9. Willem Aelbrechtszoon in Armborsteyn verklaart ontvangen te hebben van de vrouwe van Culemborch namens jonker Floris vrijheer tot
265 Pallant de som van 300 rijnsche guldens tot aflossing eener rente van twintig rijnsche guldens op de stad Culemborch, benevens tien guldens rente. Oorspr. (Inv. no. 410) op papier, met de onderteekening van den oorkonder en diens opgedrukte zegel onder een ruit. N.B. Gehecht aan den brief d.d. 1480 October 27 {zie Reg. no, 188),
457. 1543 April 20. Frederick die Coninck, richter, Henrick van Cuyck. Aernt de Man Corneliszoon, Herberen Symonszoon en Cornelis van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Geryt van Culemborch Melchiorszoon en Jan Vroem Gerytszoon als voogden der kinderen van wijlen Joost Willemszoon en Agniet, zijne vrouw, overgedragen hebben aan Gysbert Aertzoon vier morgen land op het Hooge Vretstroo aan de Vretstroosche steech en den ouden Zeedijck. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 45. 458. 1543 April 28. Frederick de Coninck, richter, Henrick van Cuyck, Joost Corneliszoon, Aernt de Man Corneliszoon en Herberen Symonszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Frans Evertzoon, burger te Vianen, als gevolmachtigde van Ghysbert Aertzoon, burger te Utrecht, overgedragen heeft aan vrouwe Elisabeth van Culemborch twee morgen en dertien hont land op het Hooge Fretstroo aan de Fretstroosche steech en den Ouden Zeedijck. Afschr., in Inv. no. 1452, fol. 45 v°. 459. 1543 Mei 16. Elisabeth van Culemborch verklaart, dat ten overstaan van hare leenmannen door Huych Hugenszoon verkocht is aan den pothmeester Gysbert Willemszoon eene rente van drie carolusguldens 's jaars, gaande uit twee akkers land tusschen de Auda en de Leek. Afschr. in Inv. no. 1452. fol. 37 v°, N.B, Blijkens marginale notitie afgelost in 1556. 460. 1543 Mei 19. Franck van Ruempst en Georgen Ludolph, landgenooten van Bolgrie en Authenae in het land van Vianen, oorkonden, dat Willem Huygenszoon, schout van Bolgrie en Authenae, overgedragen heeft aan Frans Evertzoon een rentebrief van tien rijnsche guldens 's jaars, hem aanbestorven van zijne moeder, Geertruyt, weduwe van Jan van Beesdt, en gaande uit vier morgen land op Leydenbolgrie. Afschr. in. Inv. no. 1452 fol. 43 v°. N.B. Vgl. Reg. no. 377, 461. 1543 Mei 20. Willem Geerlofzoon en Cornelis Reyerszoon, schepenen in de kerspelen Everdingen, Sydervelt en Honswijck, oorkonden, dat Cornelis
266 Janszoon die Keyser toegezegd heeft aan de pothmeesters te Culemborch Gysbert Willem Janszoon en Jan Ryquijnszoon eene rente van een oud schild 's jaars, gaande uit een stuk land onder Goilberdingen aan den Prijssen weg. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 39 v°. 462. 1543 Mei 21. Willem Huygenszoon, schout, Franck van Ruempst, Gysbert Dircxzoon en Georgen Ludolph, landgenooten van de polders Bolgrie en Outhenae in het land van Vianen, oorkonden, dat Frans Evertzoon overgedragen heeft aan vrouwe Elisabeth van Culemborch vier morgen land op Leydenbolgrie. Afschr, in Inv. no. 1452, fol. 43 v°. 463. 1543 Mei 23. Willem Vinck Aertzoon en Cornelis van Aken, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Gysbert Willem Janszoon, Hubrecht van Baden en Jan Rijeken, pothmeesters ontvangen hebben van Elisabeth, dochter van Dirck die Huesch, honderd carolusguldens tegen eene rente van zes % 's Jaars gedurende haar leven, terwijl de pothmeesters na haren dood op haren sterfdag brood aan de armen zullen uitdeelen. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 38. 464. 1543 Mei 23. Willem Vinck Aertzoon en Cornelis van Aken, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Dirck Willemszoon die Coster toegezegd heeft aan Gysbert Willem Janszoon en Hubert van Baden 'Janszoon ten behoeve van den Poth eene rente van zes goudguldens 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Oude Vismarct, Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 37. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1622. 465. 1543 Juni 5. Frederic de Coninc, richter, Henric van Cuyck, Joost Corneliszoon, Herberen Simonszoon en Cornelis van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Henric Roes overgedragen heeft aan Anthoenis Cool, huismeester van het St. Elisabethsgasthuis, vier morgen land aan de Zandtvoerdt. a. Oorspr. (Inv. no. 1742) met de zegels der oorkonders in groene was, het Ie en het 5e licht, het 2e en het 4e zwaar geschonden. b. Afschr. in Inv. no. 1632. fol. 20.
466. 1543 Juni 5. Aernt die Man Corneliszoon en Cornelis van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Dirck Willemszoon die Coster toegezegd heeft aan Gysbert Willem Janszoon en Jan Rijeken ten behoeve van den
267 Poth eene rente van vijf hollandsche guldens 's jaars, gaande uit al zijne goederen. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 36 v ° . N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1622.
467. 1543 Augustus 24. Joest Corneliszoon en Cornelis van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Willem Dirrick Willemszoon als borg voor zijne moeder Cornelia aan Heyl Jan Berntzoons weduwe de som van 16 goudguldens toezegt om daarvan jaarlijks eene rente van 1 goudgulden te betalen. a. Oorspr. (Inv. no. 643) met het geschonden zegel van den tweeden oorkonden in bruine was. Het zegel van den eersten oorkonder is verloren. b- Afschr. uit het einde der 16e eeuw "(Inv, no. 643). N.B. Blijkens de insnijdingen voor de zegelstaarten is dit afschrift met twee thans verloren zegels aan den oorspronkelijken brief gehecht geweest.
468. 1543 November 21 [ipso die Presentationis Marie]. Ghijsbert Ottenszoon en Airnt Heymenszoon, schepenen te Ackoy, oorkonden, dat Mr. Clais Geritszoon te Asperen overgedragen heeft aan Mrs. Hubert Ymbertszoon, Jan van Scoonhoven en Jan Hackert, executeurs-testamentair van wijlen heer Cornelis Roetert, ten behoeve van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborch, drie morgen en vier hont land in de heerlijkheid Ackoy, waarna genoemde executeurs dit land weder aan Mr. Clais in erftyns hebben uitgegeven voor acht carolusguldens 's jaars. Afschr. in Inv. no. 1632. fol. 20 v°. 469. 1544 Januari 22 [ipso Vincentii martiris]. Broeder Jacob van Goch, prior van het convent Jherusalem te Culenborch, broeder Lambert van Gelcom, supprior, broeder Peter van Boemell, procurator, en conventualen verklaren ontvangen te hebben van Mr, Jan Hackert Anthoniszoon, priester en vicaris van St. Barbara, tweehonderd gouden rijnsche guldens, waarvoor zij verschillende verplichtingen op zich genomen hebben, o.a. een uitkeering van '4 schild 's jaars aan het St. Elisabethsgasthuis. Oorspr. (Inv. no. 1758) met de geschonden zegels van den provinciaal in Alemannia bassa en van het convent in bruine was. N.B. Met transfix d.d. 1545 April 22 (zie Reg. no. 490).
470. 1544 Februari 6. Geryt van Culemborch Melchiorszoon, richter in de kerspelen Everdingen, Zydervelt en Honswijck, Cornelis Hubertzoon, Willem Geerlofszoon en Jan Dircxzoon, schepenen, oorkonden, dat heer Cornelis Coppier, kanunnik van St. Barbara te Culemborch, Geryt van Culemborch Melchiorszoon voornoemd, Jan Vreemdt Geritszoon en Geryken van Yngen, executeurs-testamentair van wijlen Agniet Melchiorsdoch-
268 ter, huisvrouw van Joost Willemszoon, overgedragen hebben aan de pothmeesters Gysbert Willem Janszoon' en Jan Ryquijnszoon den eigendom van drie morgen land in het kerspel Honswijck overeenkomstig den door dezen gestoken brief van 1541 Juni 24 (zie Reg. no. 427), waarvoor de pothmeesters jaarlijks op Victoris eene uitkeering aan de armen zullen doen. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 39. 471. 1544 Februari 20. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culemborch oorkonden, dat Ghijsbrecht Willemszoon en Hubrecht van Baden, pothmeesters aldaar, toegezegd hebben aan den regent van Standoncx pedagogie aan de universiteit te Loeven een rente van dertig carolusguldens 's jaars als studiebeurs voor een Culemborchschen jongen in theologie of rechten. Geïnsereerd in den brief d.d. 1545 Augustus 7 (zie Reg. no. 493). 472. 1544 Mei 20. Elisabeth van Culemborch verklaart een beurs te stichten aan de universiteit te Loeven in Standoncx pedagogie voor een geboren Culemborchschen jongen om te studeeren in theologie of rechten, waarvoor zij landerijen op het Hooge Fretstroo en op Leydenbolgrie bestemt, terwijl zij verder bepaalt, dat een overschot moet worden besteed voor kaarsen in de St. Barbarakerk. a. Oorspr. (Inv. no. 1560) met het geschonden zegel der oorkondster in roode was. 6. Afschr, in Inv. no. 1452, fol. 46 v ° . N.B. Blijkens marginale notitie is deze brief na een accoord in een proces voor de Camer van Justicie te Vianen in 1616 gecasseerd.
473. 1544 Mei 25. Gerrit van Culemborch Melchioirszoon, richter, Gerrit van Culemborch Hubertszoon, Herberen Symonszoon, Cornelis van Aken en Gerrit Deys, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Cornelis Claeszoon als voogd van Cornelis en Goesen, onmondige kinderen van wijlen Goesen Alartszoon, en Agnes, diens weduwe, overgedragen hebben aan Thoenis Cool Meliszoon ten behoeve van het St. Elisabethsgasthuis een huis aan de Achterstraet, Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 30 v°. 474. 1544 Juni 8. Geryt Deys en Aernt Goirdt Willemszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Thonis Roelofszoon tot meerdere zekerheid eener rente van zes carolusguldens 's jaars, door Oth Ottenzoon van Ackoy toegezegd aan Gysbert Willem Janszoon en Hubert Janszoon van Baden
269 uit elf hont land in de heerlijkheid Ackoy, genaamd die Erkelse kempes, verbonden heeft zijn huis aan de Vorderstrait te Culemborch. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 41 v°. 475. 1544 Juni 8. Jan Floriszoon en Gysbert Ottenszoon, schepenen in Ackoy, oorkonden, dat Oth Ottenszoon overgedragen heeft aan Gysbert Wiilemszoon en Hubert van Baden, pothmeesters te Culemborch, elf hont land in de heerlijkheid Ackoy, genaamd de Erkelse kempes, en tien hont in de Keysers kempkens, waarna de pothmeesters voornoemd hem dit land tegen een erftyns van zes guldens 's jaars hebben afgestaan. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 41 v°. 476. 1544 Juni 13. Cornelis Heymenszoon en Aert Janszoon, schepenen in de kerspelen Everdingen, Zydervelt en Honswijck, oorkonden, dat Heymen Janszoon toegezegd heeft aan Gysbert Willem Janszoon, pothmeester te Culemborch, eene rente van negen hollandsche guldens 's jaars, gaande uit zijn huis en uit drie morgen land onder Sydervelt aan den Syderveltschen wech. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 40. 477. 1544 Juni 17. Herberen Symonszoon en Cornelis van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Cristiaen Dircxzoon tot meerdere zekerheid eener rente van zes carolusguldens 's jaars, door Gysbert Henricxzoon, secretaris van Beesdt, toegezegd aan Gysbert Willem Janszoon en Hubert Janszoon van Baden, pothmeesters te Culemborch, uit landerijen onder Beesdt, zijn huis aan de Vorderstrait naast het stedelijk waeckhuys verbonden heeft, Afschr. in Inv. no. 1452. fol. 40 v°. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1562. 478. 1544 Juni 17, Willem Janszoon en Gysbert van Beesdt, schepenen te Beest, oorkonden, dat Gysbert Pieck Henrickzoon, bastaard, toegezegd heeft aan Gysbert Willem Janszoon, pothmeester te Culemborch, een tyns van zes carolusguldens 's jaars, gaande uit zes morgen land onder Beesdt in den Horninck, geheeten den Valendries. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 41. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1562. 479. 1544 Juni 19, Cornelis van Aken en Gerrit Deys, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Gerrit van Caudenhoeven toegezegd heeft aan Thoenis Cool Meliszoon ten behoeve van de St. Elisabethskapel op den Haven-
270 dijck een rente van twee philipsguldens 's jaars, gaande uit zijn boomgaard op die Lantweer. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 33 v°. 480. 1544 Juli 17. Herberen Symonszoon en Cornelis van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Thonis Aelbertzoon toegezegd heeft aan Stijnken Claesdochter een rente van eenen gulden 's jaars, gaande uit zijn huis op den Havendijck aan de Vorderstraet. Oorspr. (Inv, no. 630) met het geschonden zegel van den tweeden oorkonder in groene was. Het zegel van den eersten oorkonder is verloren. N.B. Met transfix d.d. 1545 November 5 (zie Reg. no. 496). 481. 1544 November 28. Herberen Symonszoon en Cornelis van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Cornelis Philipszoon en Margriet, zijne vrouw, toegezegd hebben aan Mr. Johan van Schoonhoven, kanunnik van St. Barbara te Culemborch, eene rente van drie carolusguldens 's jaars, gaande uit hun huis aan de Achterstrait. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 33 v°. N.B. In originali met transfix d.d. 1554 Mei 12 (zie Reg. no. 560). 482. 1545 Februari 5. Willem Hughenszoon, schout, Gheryt Hosinck, Ghysbert Dirckszoon en Georgen Ludolph, landgenooten van Bolghrie en Outhenae, oorkonden, dat Ghysbert van Dichteren, rentmeester der heerlijkheid Culenborch, in opdracht van Elysabeth van Culenborch, gravin van Hoichstraten, overgedragen heeft aan Ghysbrecht Willemszoon en Hubrecht van Baeden als pothmeesters te Culemborch vier morgen land onder Leydenbolghrie in het land van Vianen. a. Oorspr. (Inv. no. 1520) met het geschonden zegel van den len en een fragment van dat van den 4en oorkonder in groene was. De zegels van den 2en en 3en oorkonder zijn verloren, b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 43. 483. 1545 Februari 14. Geraert van Culemborch Melchiorszoon, schout, Geryt van Culemborch Hubertszoon, Herberen Simonszoon, Geryt Deys en Aert Goerdt Willemszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Elisabeth van Culemborch, gravin van Hoochstraten, overgedragen heeft aan Ghysbrecht Willemszoon en Hubrecht van Baden als pothmeester te Culemborch. twee morgen en dertien hont land op tHooge Fretstroo, tusschen de Fretstroosche stege en den Ouden Zeedijck, a. Oorspr. (Inv. no. 1517). De zegels der oorkonders zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 44 v ° .
271
484. 1545 Februari 20. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culemborch oorkonden, dat Ghijsbrecht Willemszoon en Hubert van Baden als pothmeesters, met toestemming van vrouwe Elisabeth van Culemborch, hebben toegezegd aan Herberen Simonszoon en Aert Corneliszoon als kerkmeesters der St. Barbarakerk aldaar een rente van zeven carolusguldens 's jaars, gaande uit vier morgen land op het Hooge Fretstroo, voor het onderhoud van waslichten in die kerk volgens de instelling van vrouwe Elisabeth. Oorspr. (Inv, no. 637) met het geschonden stadsgrootzegel in groene was.
485. 1545 Februari 21. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culemborch oorkonden, dat Herberen Simonszoon en Aert Corneliszoon, kerkmeesters van St. Barbara, verklaard hebben, dat Ghijsbrecht Willemszoon en Hubert van Baden, als pothmeesters hun een rente van zeven carolusguldens 's jaars hebben toegezegd, waarvoor zij kaarsen zullen doen branden overeenkomstig de voorschriften van den brief d.d. 1544 Mei 20 (zie Reg. no. 472). Oorspr. (Inv. no. 1560) met het licht geschonden stadsgrootzegel in groene was,
486. 1545 Maart 22. Henrick die Roen en Willem Janszoon, schepenen in Beesdt, oorkonden, dat Ghysbert van Beesdt Ottenszoon toegezegd heeft aan Ghysbert Pieck Henrickszoon, bastaard, ten behoeve van Hubert van Bayen en Henrick Cool als meesters van de Godscameren te Culemborch een tyns van drie carolusguldens 's jaars, gaande uit 3H morgen land onder Beesdt in het Neerste Voorstbroeck aan de Voorsbroecksteech en de Busgraefsteech. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 25 v°. 487. 1545 Maart 28. Joost Corneliszoon en Hubert van Baden, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Gerrit Cock toegezegd heeft aan Thoenis Cool Meliszoon ten behoeve van het St. Elisabethsgasthuis een rente van drie hollandsche guldens 's jaars, gaande uit een huisje op den Havendijck, dat hij van den genoemden huismeester had gekocht. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 33. 488. 1545 April 22. Geryt van Culemborch Hubertzoon en Joost Corneliszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat heer Wauter die Harde, deken van St. Barbara te Culemborch, Mr. Johan van Schoonhoven, kanunnik dier kerk en Gisbert Thoeniszoon als executeurs van het testament van Mr.
272
Johan Hackert, priester en vicaris in de genoemde kerk, overgedragen hebben aan Gisbert Willem Janszoonszoon voor den Poth te Culemborch drie brieven, waardoor deze gestoken is, betreffende het lezen van missen en een rente van achttien stuivers 's jaars, ten laste van het convent van Jherusalem in de Nyestadt. a. Oorspr. {Inv. no. 1540). De zegels der oorkonders zijn verloren. N.B. De getransfigeerde brieven zijn niet aangetroffen. b. Afschr. in Inv, no. 1452, fol. 48.
489. 1545 April 22. Gerrit van Culemborch Hubertszoon en Joost Corneliszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat de executeurs-testamentair van Mr. Johan Hackert, priester en vicaris van St. Barbara aldaar, overgedragen hebben aan Anthoenis Cool Meliszoon ten behoeve van het St. Elisabethsgasthuis de rente van VA gulden 's jaars, omschreven in den brief van 1534 Januari 18 (zie Reg. no, 402). Afschr. in ïnv. no. 1632, fol. 31 v°. 490. 1545 April 22. Geryt van Culemborch Hubertzoon en Joost Corneliszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat de executeurs-testamentair van wijlen Mr. Johan Hackert, priester en vicaris van St. Barbara, overgedragen hebben aan Thonis Coel Meliszoon ten behoeve van het St. Elisabethsgasthuis den brief d.d. 1544 Januari 22 (zie Reg. no. 469), waardoor deze gestoken is. a. Oorspr. (Inv. no. 1758) met het geschonden zegel van den 2en, oorkonder in groene was. Het zegel van den len oorkonder is verloren. b. Afschr, in Inv. no. 1632, fol. 34 v ° .
491. 1545 Mei 3. Cornelis van Aken en Aernt Goerdt Willemszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Wyllem Suirmont Willemszoon toegezegd heeft aan Anthoenis Cool ten behoeve van de huisarmen op den Havendijck een rente van eenen gulden 's jaars, gaande uit zijn huis aan de 'Vorderstraet. Afschf. in Inv. no. 1632, fol. 21 v°. 492. 1545 Juli 10. Geryt van Culenborch Hubertzoon en Cornelis van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Margriet, weduwe van Geryt Cooll, en Cornelis Cooll Gerytszoon, haar zoon, toegezegd hebben aan heer Wauter die Harde, deken van St. Barbara, eene rente van zes gouden philipsguldens 's jaars, gaande uit hun huis aan de Lancxmeer poort iusschen de Vorderstrait en de stadsgracht, Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 34. N.B. In originali met transfix d.d. 1554 Mei 12 (zie Reg. no. .561).
273
493. 1545 Augustus 7 [Aldus geschiet te Lueven sbisdoms van Ludiek], De notaris Matheus Coggen van Breda instrumenteert, dat Dr. Peeter Curtius en Huybrecht Knobbout, prior van het klooster van Chatroesen te Loeven, provisors, en Servaes Hijnsberch van Aken, regent, en Jan Paesschens, pater van het college van Standoncx aldaar, verklaard hebben den hier geïnsereerden rentebrief d.d. 1544 Februari 20 {zie Reg. no. 471) te aanvaarden met de daaraan verbonden verplichtingen. Oorspr. (InV. no. 1560) met de signatuur van den notaris.
494. 1545 October 26. Cornelis van Aken en Hubert van Baden, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Dirck van Everdingen toegezegd heeft aan Thoenis Cool Meliszoon ten behoeve van het St. Elysabethsgasthuis een rente van zes hollandsche guldens 's jaars, gaande uit zijn huis aan het kerkhof der St. Barbarakerk. Afschr. in Inv. no, 1632, fol. 22. 495. 1545 November 4. Jan Meeuszoon en Cornelis Adriaenszoon, schepenen in de kerspelen Everdingen, Sydervelt en Honswijck, oorkonden, dat Tyman Goesenszoon overgedragen heeft aan Thoenis Cool en Hubert Janszoon van Baden, gasthuismeesters van het St. Elysabethsgasthuis te Culemborch, een rente van zes carolusguldens 's jaars, gaande uit landerijen onder Goilberdingen aan den Pryschen weg. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 22 v°. 496. 1545 November 5. Cornelis van Aken en Hubert van Baden, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Stijnken Claesdochter overgedragen heeft aan Herberen Symonszoon ten behoeve der St. Barbarakerk te Culemborch een rente van eenen gulden 's jaars, gaande uit het huis van Thonis Aelbertszoon op den Havendijck, nader omschreven in den brief d.d. 1544 Juli 17 (zie Reg. no. 480), waardoor deze gestoken is, voor welke schenking zij haar aan de kerk toebehoorende woning op het kerkhof haar leven lang om niet bewonen mag, Oorspr. (Inv. no. 630) niet het geschonden zegel van den eersten oorkonder in groene was. Het zegel' van den tweeden oorkonder is verloren.
497. 1545 November 18. Adriaen de Moilre, richter der dorpen Boesinchem en Selmondt, Jan van Dalem Henricxzoon en Herman Janszoon, schepenen, oorkonden, dat Goesen Otten verkocht heeft aan Anthoenis Cool Meliszoon ten behoeve van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborch eene rente van drie hollandsche guldens 's jaars, gaande uit twee morgen land onder Selmond, geheeten dat Koepat. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 26 v°. N.B. Vgl. Reg. no, 498. 18
274 498. 1545 November 18. Gijsbert Thoeniszoon en Aernt Henricxzoon die Goyer, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Lambert Thoeniszoon zich borg gesteld heeft voor de rente van drie guldens 's jaars, omschreven in den brief d.d. 1545 November 18 (zie Reg. no. 497). Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 27 v°. 499. 1545 November 18. Adriaen de Moilre, richter der dorpen Boesinchem en Selmondt, Jan van Dalem Henricxzoon en Herman Janszoon, schepenen, oorkonden, dat Hubert Aertszoon verkocht heeft aan Anthonis Cool Meliszoon ten behoeve van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborch eene rente van 4H gulden 's jaars, gaande uit zijn huis te Selmondt. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 28. 500. 1545 November 29. Aernt Goirdt Willemszoon en Gerrit Smit Gerrytszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Aefken, vrouw van Herberen Symonszoon, toegezegd heeft aan Anthoenis Cool Meliszoon en Hubrecht Janszoon van Baden ten behoeve van het St. Elysabethsgasthuis een rente van negen bollandsche guldens 's jaars, gaande uit de helft van twee morgen land achter dat Sant. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 24 v°. 501. 1545 November 30 [opten lesten dach in Novembri]. Adriaen de Moilre, richter der dorpen Boesinchem en Selmondt, Willem Henricxzoon en . . . . Suirmont Gieliszoon, schepenen, oorkonden, dat Aernt Verkerck verkocht heeft aan Thoenis Cool Meliszoon ten behoeve van het St. Elysabethgasthuis te Culemborch een rente van zes carolusguldens 's jaars, gaande uit zeven morgen land in de Voircopen in het gericht van Boesinchem aan de Voircoipstege. Afschr. in Inv- no. 1632, fol. 23 v°. 502. 1545 November 30 [opten lesten Novembris]. Geryt van Culemborch Melchiorszoon, (richter), Geryt van Culemborch Hubertzoon, Aernt die Man, Geryt. Deys en Gysbert Thoniszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Alart Gerytszoon overgedragen heeft aan den pothmeester Gysbert Willem Janszoon een huis bij de Leckpoirt op den hoek van de Molenstrait, waarna de pothmeester hem dit huis voor 4M gulden 's jaars in een eeuwigdurende erfhuur heeft verhuurd. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 43 en fol. 51. N.B. Blijkens marginale notitie op fol. 51 in 1563 afgelost. 503. 1546 Maart 16. Gerrit Deys en Aernt die Goeyer, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Magdalena van Buchel, weduwe van Gijsbert van Doirn, toe-
275 gezegd heeft aan Anthoenis Cool Meliszoon ten behoeve van het St. Elisabethsgasthuis eene rente van zes hollandsche guldens 's jaars, gaande uit een stuk land, genaamd: dat Hoenre campken, in het schepen dom van Culemborch aan den Diefdijck. Afschr. in Inv. no, 1632, fol. 32,
504. 1546 April 21. Geryt van Culemborch Hubertzoon en Gisbert Toniszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Jan 1Dircxzoon, de timmerman, vermaakt heeft aan den Poth te Culemborch een mud tarwe 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Santstraet naast den vijver, tot vermeerdering der uitkeering ingesteld door wijlen Wauter Otten. a. Oorspr. {Inv. no. 1533). De zegels der oorkonders zijn ver* loren. b. Afschr. in) Inv. no. 1452, fol. 51 v°.
505. 1546 Augustus 9. Gerrit Deys en Aert die Goyer, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Anthoenis Bartgenszoon, de metselaar, overgedragen heeft aan Anthoenis Cool ten behoeve van de huisarmen op den Havendijck een rente van twee hollandsche guldens 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Voerstraet. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 35. 506. 1547 Januari 18. Gerrit van Culemborch Hubertszoon en Aernt die Man, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Thcenis die Veer toegezegd heeft aan Thoenis Cool, huismeester, ten behoeve van de St. Elysabethskapel op den Havendijck eene rente van twee guldens 's jaars, gaande uit een huisje op den Havendijck naast de Vismarckt. Afschr. in Inv. no, 1632, fol. 36. 507. 1547 Februari 10. Jan Meuszoon en Jan Dircxzoon, schepenen in de kerspelen Everdingen, Zydervelt en Honswijck, oorkonden, dat Henrick Corneliszoon toegezegd heeft aan de pothmeesters Gysbert Willemszoon en Gysbrecht Toniszoon eene rente van zes hollandsche guldens 's jaars, gaande uit twee derde deelen van een boomgaard onder Goilberdingen buitendijks. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 50 v°. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1586. 508. 1547 Maart 13. Aernt die Man en Ghijsbert Thoeniszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Stees, de mandemaker, toegezegd heeft aan Thoenis Cool ten behoeve van het St. Elysabethsgasthuis eene rente van twee guldens 's jaars, gaande uit zijn boomgaard op Redinchem. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 36 v°.
276 509. 1547 Maart 26. Geryt van Culemborch Melchiorszoon, richter, Aernt die Man, Geryt Deys, Aernt Goirdt Willemszoon en Gisbert Thoniszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Heyl, weduwe van Jan Berntszoon, overgedragen heeft aan Cornelis van Aken als kerkmeester van de St. Barbarakerk en Gisbert Willem Janszoon als pothmeester aldaar een huis aan de Vorderstraet, nader omschreven in den brief d.d. 1530 Juli 9 (zie Reg. no. 376), waardoor deze gestoken is. Oorspr. (Inv. no. 610). De zegels der oorkonders zijn verloren.
510. 1547 Juli 28. Aert die Man en Gisbert Thoniszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Neelken Gering van Bons dochter overgedragen heeft aan Cornelis van Aken ten behoeve der St. Barbarakerk aldaar een rente van VA carolusgulden 's jaars, gaande uit haar huis aan de Zuyde Kerckstraet, welk geld besteed moet worden voor „misbroot". Oorspr. (Inv. no. 623). De zegels der oorkonders zijn verloren. 511. 1548 Februari 22 [op Sunte Peters dach ad Cathedram]. Adriaen de Moelre, richter der dorpen Buesichem en Soelmond, Korst Jeliszoon en Gort Bruun Dircxzoon, schepenen, oorkonden, dat Thonis Koell Janszoon verkocht heeft aan Thonis Janszoon te Culenborch eene rente van zes carolusguldens 's jaars, gaande uit land in Zoelmonder maet. Afschr. in Tnv. no. 1452, fol. 99. 512. 1548 Maart 10. Aernt die Man en Gosen van Cnyck, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Jan die Moelre toegezegd heeft aan Anthonis Coel, huismeester van het St. Elisabethsgasthuis, 128 guldens hollandsch, waarvoor hij jaarlijks 8 guldens rente zal betalen. Oorspr. (Inv. no. 1764) met de licht geschonden zegels der oorkonders in groene was. 513. 1548 October 18,[op Sinte Lucas' dach]. Aryaen die Moelre, richter der dorpen Buesinchem en Zelmond, en Korst Jeliszoon en Cornelis Bruyn Dircxzoon, schepenen, oorkonden, dat Jan Hubertzoon ter Weyd verkocht heeft aan de pothmeesters Gysbert Willemszoon, Gysbert Thoniszoon en Peter Koell eene rente van zes carolusguldens 's jaars, gaande uit een akkerland ter Weyd in het gericht van Boesinchem. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 51 v°. 514. 1549 Mei 11. Jan Floriszoon en Oth Janszoon, schepenen in Ackoy, oorkonden, dat Jan Rijckenszoon overgedragen heeft aan de pothmeesters Gysbert Willemszoon, Gysbert Anthoniszoon en Peter Kooll een morgen land, genaamd Reyntgens morgen, en vijf hont, genaamd die Hey, alles in de
277
heerlijkheid Ackoy, welke landerijen hem tegen zes carolusguldens 's jaars in erftyns zijn uitgegeven. Afschr. in Inv, no. 1452, fol. 52.
515. 1549 Mei 18. Geryt van Culemborch Melchiorszoon, richter, Aernt die Man, Ghosen van Cuyck, Jan die Moelre en Geryt Smit, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat heer Wauter die Harde, deken van St. Barbara aldaar, en Gysbert Toniszoon, executeurs-testamentair van heer Johan Hackert, priester, broeder van Gysbert voornoemd, overgedragen hebben aan heer Jan van Schoonhoven een huis aan de Vorderstrait. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 33. N.B. In originali gestoken geweest door den brief d.d. 1527 December 9 (zie Reg, no. 364).
516. 1549 Juni 6. Aernt Janszoon en Cornelis Aryaenszoon, schepenen in de kerspelen Everdingen, Zydervelt en Honswijck, oorkonden, dat Roelof Cornelis Heymenszoon toegezegd heeft aan Gysbert Willemszoon, Gysbert Thoniszoon en Peter Kooll, pothmeesters te Culemborch, eene rente van twaalf philipsguldens 's jaars, gaande uit drie morgen land op Bolgry aan de Boeycoper ka, Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 53. 517. 1549 Juni 12 [op Sinte Odulphus' dach]. Aernt Dircxzoon en Jan Floriszoon, schepenen in Ackoy, oorkonden, dat Heltken, weduwe van Oth Ottenszoon, toegezegd heeft aan Gysbert Willemszoon, Gisbert Anthoniszoon en Peter Kooll, pothmeesters te Culemborch, eene rente van zes carolusguldens 's jaars, welke eertijds door Anthonis Roelofszoon was toegezegd. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 52 v°. 518. 1549 Juni 28. Aernt die Man en Gysbert Thoniszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Geryt van Culemborch Gerytszoon, heer van Rysenborch, overgedragen heeft aan Gysbert Willem Janszoon ten behoeve van den Poth een rentebrief van zes guldens en 7V'i stuiver 's jaars, gaande uit het huis van Aert Buth naast dat Golden Hooft. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 55. 519. 1549 November 20. Geryt van Culemborch Melchiorszoon, richter, Geryt van Culemborch Hubertszoon, Willem Vinck, Bauwen Adriaenszoon en Henrick die Ruesch, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Goirdt Corneliszoon, Geryt Jan Symonszoon, Airnt Lambertzoon en Otken, weduwe van Cornelis Meuszoon, overgedragen hebben aan Gysbert Willem
278
Jansz. ten behoeve van den Poth te Culemborch een huis aan de Achterstraet aldaar naast het convent van St. Mariencroon. a. Oorspr. (Inv. no. 1510) met de zegels der oorkonders in groene was, de eerste drie zwaar, de laatste drie licht geschonden. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 54.
520. 1550 Januari 2. Jan Meeuszoon en Cornelis Janszoon, schepenen in de kerspelen Everdinghen, Zydervelt en Honswijck, oorkonden, dat Hannegen, weduwe van Adriaen Janszoon, en hare zoons Henrick Adriaenszoon en Willem Adriaenszoon toegezegd hebben aan Cornelis van Aken en Joost Corneliszoon als kerkmeesters der St. Barbarakerk te Culemborch een rente van een gulden,'s jaars, gaande uit de beterschap van negen streepen land onder Goelberdingen, te besteden voor waslicht bij de vereering van het H. Kruis. Oorspr, (Inv, no. 639). De zegels der oorkonders zijn verloren.
521. 1550 Januari 12. Geryt van Culemborch Hubertzoon en Bauwen Adriaenszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Gisbert Willemszoon die Coster en Alart Maessen, zijn zwager, toegezegd hebben aan Thonis Cooll ten behoeve van de St. Elisabethskapel opten Havendijck eene rente van twee guldens 's jaars, gaande uit Gisberts huis aan de Kerckstrait en Alarts huis aan de Moelenstrait. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 37. 522. 1550 Februari 19. Geryt van Culemborch Hubertzoon en Jan die Moelre, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Grietken Geryt Meliszoons dochter bij testament onder meer vermaakt heeft aan den Poth aldaar een rente van tien schepel tarwe 's jaars, gaande uit twee morgen land in het kerspel Boesinchem, om jaarlijks brood uit te deelen, benevens 24 guldens tot aankoop van een rente van vijftien stuivers ter betaling van het bakloon. a. Oorspr. (Inv. no. 1556) met het geschonden zegel van den eersten oorkonder in groene was. Het zegel van den tweeden oorkonder is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 55 v ° .
523. 1550 Maart 4. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culemborch oorkonden, dat Geryt van Culemborch Melchiorszoon, schout, en Geryt Deys ten verzoeke van kerkmeesters der St. Barbarakerk aldaar getuigenis hebben afgelegd betreffende een door den proost heer Marcus van Weese met zijn broeder Cristoffel van Wese toegezegde geldsom van honderd carolusguldens voor het herstel van het Cruyschoir der genoemde kerk. Oorspr. {Inv. no. 646). Het stadszegel ad causas is verloren.
279 524. 1550 Maart 15, Jan van Hardenbrouck en Alardt die Goyer, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Gisbert Aelbertzoon, genaamd Vlaenderen, toegezegd heeft aan Thonis Cooll ten behoeve van de twaalf proveniers opten Havendijck eene rente van vier guldens 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Muelenstraet. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 37 v°. 525. 1550 Maart 22. Geryt van Culemborch Hubertzoon en Alart die Goyer, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Griet Philipsdochter overgedragen heeEt aan Thonis Cooll Meliszoon ten behoeve van de twaalf proveniers op den Havendijck haar rechten op een huis aan de Prijssche strait, op voorwaarde van behoud van haar lijftocht. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 38. 526. 1550 April 18. Jan Dircxzoon en Cornelis Adriaenszoon, schepenen in de kerspelen Everdingen, Zydervelt en Honswijck, oorkonden, dat Sophia, weduwe van Jan Wauterszoon, en Cornelis Janszoon, haar zoon, toegezegd hebben aan Cornelis van Aken en Joest Corneliszoon als kerkmeesters der St. Barbarakerk te Culenborch een rente van vier guldens 's jaars, gaande uit hun hofstede op den hoek van den Diefdijck. Oorspr. (Inv. no. 636) met het geschonden zegel van den eersten oorkonder in bruine was. Het zegel van den tweeden oorkonder :s verloren.
527. 1550 Mei 1 [opten Meydach]. Kerst Jelyszoon en Aert Airtszoon Verkerck, schepenen te Buesichem en Zoelmond, oorkonden, dat Willem Henrickszoon en Thonis Thoniszoon verkocht hebben aan Joest Corneliszoon en zijn vrouw Cornelia een rente van drie carolusguldens 's jaars, gaande uit hun huizen in het kerspel Buesichem. Oorspr, (Inv. no. 1441) met de lichtgeschonden zegels der oorkonders in groene was. N.B. Met transfix d.d. 1562, waarbij de executeurs-testamentair van wijlen Cornelia. dochter van Cornelis die Man, dezen brief aan het St. Petersgasthuis te Culemborg overdragen.
528. 1550 Juni 7 [die Sabbato post festum Venerabilis Sacramenti]. Elisabeth gravin van Hoochstraten enz. begeeft de vicarie van St. Anthonius en St. Elisabeth in de kapel aan den Havendijck na afstand door Rotardus Cruyf, priester, aan Franciscus Adrianuszoon, priester, en verzoekt het kapittel van St. Barbara hem admissie te verleenen. Oorspr. (Inv. no. 1766). Het zegel der oorkondster is verloren.
529. 1550 October 7, Jan van Hardenbrouck pn Bauwen Adriaenszoon, schepenen te Cu-
280 lemborch, oorkonden, dat Jacob Thijssen toegezegd heeft aan Jan Cnobbouth eene rente van P/2 gulden 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Tdlenstrait. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 58 v ° . N.B. In originali met transfix d.d. 1553 Januari 18 (zie Reg. no. 546). Blijkens marginale notitie afgelost.
530. 1550 October 28. Hubert van Baden en Cornelis van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Thonis Alaerszoon toegezegd heeft aan Gysbert Wyllem Janszoon eene rente van zes guldens 's jaars, gaande uit zijn huis in de Nyenstadt aan de Zantstrait, Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 72. 531. 1551 Mei 13. Geryt van Culemborch Melchiorszoon, richter, Geryt van Culemborch Hubertzoon, Bauwen Adriaenszoon, Alart die Goyer en Aernt Henricxzoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Jan van Cuyck, bastaard, overgedragen heeft aan Gysbert Willem Janszoon ten behoeve van den Poth een huis in de Nyestad aan de Nyestrait en den stadsweg, genaamd den Naelt. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 55 v°. 532. 1551 Juni 4. Hanrick van Tuyll en Peter van Maren, schepenen in Deyl, oorkonden, dat Gherit Zaren namens zijne vrouw, alsmede Toenis Coell en Ghijsbert van der Horst namens de andere kinderen van Jan van Steenhuyss toegezegd hebben aan de huismeesters der twaalf proveniers op den Havendijck te Culenborch eene rente van zes guldens 's jaars, gaande uit 614 morgen land in het gericht van Dromt. Afschr, in Inv. no. 1632, fol. 54. 533. 1551 Juli 15. Hendrick Tengnagel en Anna van Ackerveld (?) Geritsdochter, zijne vrouw, verklaren verkocht te hebben aan Henrick Willemszoon, burger te Culenborch, eene rente van 6J4 carolusgulden 's jaars, gaande uit twee morgen land op het Overeynd te Rijswijck in de Nederbetuwe en uit twee morgen in Breemaet aldaar. Afschr. in Inv. no. 1452. fol. 83. N.B- Blijkens marginale notitie afgelost in 1606. 534. 3551 Augustus 24 [op Sinte Bartholomeus' dach]. Adriaen die Moelre, richter der dorpen Buesinchem en Zoelmond, en Aert Aryaenszoon die Moelre en Pauwels Thoniszoon, schepenen, oorkonden, dat Goirt Janszoon, wonende te Culemborch, en Adriaen die Moelre voornoemd, erkend hebben schuldig te zijn aan de pothmeesters te Culemborch tien schepel tarwe 's jaars, gaande uit twee morgen land
. '
281
in het gericht van Buesinchem, door hem gekocht uit de nalatenschap van wijlen Grietken Gerit Meliszoons dochter. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 56 v°. 535. 1551 November 29 [op Sunte Andries' avont apostel]. Cornelis Matthijszoon en Margriet Johansdochter, zijne vrouw, erkennen schuldig te zijn aan Jan Janszoon Knobbit te Culemborch honderd carolusguldens, waarvoor zij zes carolusguldens 's jaars rente zullen betalen, gaande uit twee morgen land op Ravenzwayer weerdt in het kerspel Ravenzway in het ambt Nederbethue. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 59. 536. 1552 Januari 22. Aernt Henricxzoon en Hubert van Baden, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Pelgrom Gerytszoon toegezegd heeft aan Thonis Cooll Meliszoon ten behoeve van de twaalf proveniers van de St. Elisabethskapel eene rente van drie guldens 's jaars, gaande uit zijn boomgaard op Redinchem. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 38 v°. 537. 1552 Maart 6. Jan Dircxzoon Starck en Cornelis Adriaenszoon, schepenen in de kerspelen Everdingen, Zydervelt en Honswijck, oorkonden, dat Roelof Cornelis Heymenszoon toegezegd heeft aan Janna Willem Roelofszoons dochter eene rente van zes hollandsche guldens 's jaars, gaande uit zijn huis onder Zydervelt. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 67 v°. 538. 1552 April 30 [opten Meyavont]. Elysabeth van Culemborch beleent, na opdracht door Anthoenis Rycquijnszoon, den gasthuismeester Pauwels van Dichteren ten behoeve van het St. Petersgasthuis te Culemborch met een halve hoeve land in de Langavontuer aan de Breetstege. Oorspr. (Inv. no. 1374) met het licht geschonden zegel der oorkondster in roode was. 539. 1552 Mei 15. Geryt Deys en Bauwen Adriaenszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Geryt van Culemborch Melchiorszoon toegezegd heeft aan Gysbert Willem Janszoon ten behoeve van den Poth eene rente van twee gouden philippusguldens 's jaars, gaande uit zijn boomgaard onder Redinchem aan het oude veer, Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 59 v°. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1562. 540. 1552 Mei 21. Bauwen Adriaenszoon en Aernt Henrickxzoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Meus Lambertszoon toegezegd heeft aan den
282
gasthuismeester Dirck Willemszoon die Coster en den pothmeester Gysbert Willem Janszoon eene rente van AYz gulden 's jaars uit de beterschap van zijn huis aan de Vorderstrait naast ,,der stadt omganck van der muyren" en uit de beterschap van zijn huis aan de Achterstrait naast den rosmolen. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 60. N.B, Blijkens marginale notitie afgelost.
541. 1552 Juni 14. Willem Vinck en Henrick die Ruesch, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Dirck Janszoon, de snijder van Wijck by Duersteden, toegezegd heeft aan Gysbert Willem Janszoon ten behoeve van den Poth eene rente van vier guldens 's jaars, gaande uit zijnen boomgaard onder Redinchem. Afschr. in Inv. no. H52, fol. 60 v°. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1602.
542. 1552 Juni 28. Kairle Perrenot, proost van St. Jan tUtrecht, beleent, na doode van Anthonis die Man, Peter Gerytszoon Koel ten behoeve van het gasthuis en den Poth te Culemborch met drie morgen land in het kerspel Boesichem opten Enghe en in die Maet. Afschr. in Inv. no. 1452, fol.. 46 v ° .
543. 1552 September 2. Henrick die Ruesch en Hubert van Baden, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Claes Gudden Diericxzoon beloofd heeft aan Gisbert Willem Janszoon ten behoeve van den Poth aldaar een rente van vijftien stuivers 's jaars, gaande uit een huis in de Prijssche straat. a, Oorspr. (Inv. no. 1541). De zegels der oorkonders zijn verloren. h. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 60 v°.
544. 1552 November 12. Henrick die Ruesch en Aernt Henricxzoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Jan die Bruyn toegezegd heeft aan Thonis Cooll Meliszoon ten behoeve van de twaalf proveniers op den Havendijck eene rente van twee guldens 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Molenstraet naast de moelenwerf. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 39 v ° .
545. 1553 Januari 14. Frederick die Coninck en Henrick die Ruesch, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Wauter van Cuyck Janszoon toegezegd heeft aan Janna Willem Roelofszoons dochter eene rente van drie guldens
283 's jaars, gaande uit zijn huis opten Havendijck, tusschen den Langen dijck en de stadsgracht. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 67. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1565.
546, 1553 Januari 18. Aernt Henricxzoon en Hubert van Baden, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Jan Cnobbouth van Gorinchem overgedragen heeft aan Dirck Willemszoon die Coster, gasthuismeester, en Gysbert Willem Janszoon, pothmeester te Culemborch, eene rente van IV2 gulden 's jaars, door hem verkregen van Jacob Thijssen en omschreven in den brief d.d. 1550 October 7 (zie Reg. no. 529). Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 58 v°. 547* 1553 Januari 30. Peter van Zuyren, abt van St. Marienweerde, oorkondt, dat Goirdt Cornelis Beerntzoon met zijne toestemming toegezegd heeft aan Thonis Cooll Meliszoon ten behoeve van de twaalf proveniers op den Havendijck te Culemborch eene rente van negen carolusguldens 's jaars, gaande uit drie morgen aan de abdij leenroerig land in het kerspel Boesinchem op Weythuyservelde. Afschr. in Inv. no. 1632. fol. 40.
548. 1553 Maart 12 [op Dominica Letare Jherusalem], Reyer Hermanszoon en Willem Andrieszoon, schepenen der dorpen Malsen en Tricht in het land van Bueren, oorkonden, dat Gherit Aertzoon verkocht heeft aan Gysbert Willemszoon, Peter Cooll en Jacop Meliszoon, pothmeesters te Culemborch, eene rente van vijf keizersguldens 's jaars, gaande uit acht hont land in het gericht van Tricht op die Elfgarde. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 57. N,B. Vgl. Reg. no. 549. 549. 1553 Maart 12 [op Dominica (Letare) Jherusalem], Reyer Hermanszoon en Willem Andrieszoon, schepenen der dorpen Malsen en Tricht, oorkonden, dat Gerit Aertzoon van Tricht beloofd heeft, de rente, omschreven in den brief d.d. 1553 Maart 12 (zie Reg. no. 548), zonder kosten te Culemborch in handen der pothmeesters te zullen betalen. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 57 v°. 550. 1553 April 6. Aernt Henrickzoon en Hubert van Baden, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Hubert van Baden voornoemd toegezegd heeft aan Bart Cornelis Bartgenzoon eene rente van zes guldens 's jaars, gaande uit
284 zijn huis aan de Vorderstraet, genaamd die Croon, tusschen der stadt steechgen en tGulden hooft. Afschr. in Inv, oo. 1452, fol. 80 v°. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost. 551. 1553 November 22. Geryt van Culemborch Hubertzoon en Peter Cooll, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Thonis Bartgenszoon, de metselaar, toegezegd heeft aan Thonis Cooll ten behoeve van de twaalf proveniers op den Havendijck eene rente van één gulden 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Vorderstrait. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 40 v°. 552. 1553 December 25. Aernt Goirdt Willemszoon en Peter Cooll, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Jan die Bruyn en Diericken Willemsdochter, zijne vrouw, overgedragen hebben aan Gysbert Willemszoon ten behoeve van den Poth een ,,camer" aan de Molenstrait. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 61. 553. 1554 Februari 20. Cornelis van Aken en Aernt Goirdt Willemszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Goirdt Schuldt toegezegd heeft aan Gysbert Willem Janszoon ten behoeve van den Poth aldaar een rente van zes gulden 's jaars, gaande uit zijn huis op den Havendijck aan de Vorderstraet, naast den opgang van de stadsmuur. a. Oorspr. (Inv. no. 1530) met het geschonden zegel van den tweeden oorkonder in groene was. Het zegel van den eersten oorkonder is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 61.
554. 1554 Februari 25. Hubert van Baden en Aernt Goirdt Willemszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Lambertken Cornelis Gysbertszoons dochter, weduwe van Lambert Cock, toegezegd heeft aan Thonis Cooll ten behoeve van de twaalf proveniers op den Havendijck eene rente van twee philipsguldens 's jaars, gaande uit een door haar van de stichting gekocht huisje naast den stadswal. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 41 v°. 555. 1554 Maart 26. Schout, burgemeesters, schepenen en raad der stad Culemborch oorkonden, dat Cornelis Cool Meliszoon, Dierick Willemszoon die Coster en Pauwels van Dichteren als gasthuismeesters verklaard hebben, ontvangen te hebben van Symon Hubertzoon wegens zoengeld voor den doodslag, door Jan Symon Hubertszoon gepleegd aan Henrick Thonis Evertszoon, 150 carolusguldens ter betaling eener jaarlijksche rente aan
285 de kinderen van den verslagene, waarvoor zij hypotheek verleenden op zes morgen land op het Paryservelt. Oorspr. (Inv. no H51). Het stadszegel is verloren.
556. 1554 April 1. De drie staten 's lands van Utrecht verklaren verkocht te hebben aan vrouwe Elizabet van Culemborch eene rente van honderd carolusguldens 's jaars. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 48 v°. 557. 1554 April 23. Elisabeth van Culemborch, vrouwe van Culemborch enz., oorkondt, dat Cornelia Aert Neyen dochter, weduwe van Thoenis Geritszoon, bij testament heeft vermaakt aan de St. Barbarakerk te Cuiemborch drie morgen leenroerig land, gelegen onder Honswijk aan den Achterwech, o.a. onder den last van verschillende zielmissen, Oorspr. (Inv. no. 612). Het zegel der oorkondster is verloren. N.B. In dorso is aangeteekend op den 2Sen September 1556, dat het de bedoeling der erflaatster is, dat kerkmeesters deze zielmissen zooveel mogelijk zullen opgedragen aan „schamele ende ongebeneficieerde priesters".
558. 1554 Mei 9. Hubert van Baden en Cornelis van Aken, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Dirck Corneliszoon toegezegd heeft aan Thonis Cooll Meliszoon ten behoeve van de twaalf arme proveniers opten Havendijck een rente van twee guldens 's jaars, gaande uit een huisje op den Havendijck aan den Langendijck. a. Oorspr. (Inv. no. 174S). De zegels der oorkonders zijn verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 42 v ° .
559. 1554 Mei 12 [op Sunte Pancraes' dach]. Willem van Rysenborch, richter, Geryt van Culenborch Hubertzoon, Joost Corneliszoon, Cornelis van Aken en Peter Cooll, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Mr. Jan van Schoonhoven, deken van St. Barbara, overgedragen heeft aan Gysbert Willem Janszoon ten behoeve van den Poth een huis aan de Vorderstrait, behoudens lijftocht voor den transportant. Afschr. in Inv. no. 1452. fol. 33 v°.
560. 1554 Mei 12 [op Sunte Pancraes' dach]. Geryt van Culemborch Hubertzoon en Joost Corneliszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Mr. Johan van Schoonhoven, deken van St. Barbara, overgedragen heeft aan Gysbert Willem Janszoon ten behoeve van den Poth eene losrente van drie gulden 's jaars, gaande uit het huis van Margriet, weduwe van Cornelis, die bottelier, omschreven
286 in den brief d.d. 1544 November 28 (zie Reg. no. 481), waardoor deze gestoken is. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 34.
561. 1554 Mei 12 [op Sunte Pancraes' dach]. Geryt van Culemborch Hubertzoon en Joost Corneliszoon, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Mr. Johan van Schoonhoven, deken van St. Barbara, heer Henrick van Bon, heer Geryt Hackert en Geryt van Culemborch Hubertzoon, executeurs-testamentair van heer Wauter die Harde, in leven deken van St. Barbara, overgedragen hebben aan Gysbert Willem Janszoon, ten behoeve van den Poth, eene losrente van zes philippusguldens 's jaars, nader omschreven in den brief d.d. 1545 Juli 10 (zie Reg. no. 492), waardoor deze gestoken is, behoudens lijftocht voor Mr. Johan van Schoonhoven. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 34 v ° .
562. 1554 Mei 26. Cornelis van Aken en Peter Cooll, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Thoenis Willem Henricxzoon toegezegd heeft aan Thoenis Cooll Meliszoon ten behoeve van de twaalf proveniers op den Havendijck eene rente van twee guldens 's jaars, gaande uit een huisje op den Havendijck aan den Langendijck, Afüchr. in Inv. no. 1632, fol. 42 v°. N.B. Eene soortgelijke acte van een ander huisje ter zelfder plaatse is ingeschreven op fol. 43.
563. 1554 Augustus 27. Cornelis van Aken en Peter Cooll, schepenen te Culemborch, oorkonden, dat Geryken van Yngen, weduwe van Wouter Gerytszoon, toegezegd heeft aan Gysbert Willem Janszoon ten behoeve van den Poth eene rente van zeven guldens en tien stuivers brabantsch 's jaars, gaande uit haar huis aan de Vorderstrait, onder voorbehoud van een lij f tocht van zes guldens en vijftien stuivers ten behoeve van Mr. Jan van Schoonhoven, deken van St. Barbara. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 63. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1559, 564. 1554 November 2. Maes Corneliszoon en Willem Andrieszoon, schepenen der dorpen Malsen en Tricht in het land van Bueren, oorkonden, dat Ot Janszoon, de molenaar, verkocht heeft aan Gysbert Willemszoon en Peter Cooll Gerytszoon, pothmeesters te Culemborch, eene rente van 7H gulden 's jaars, gaande uit vier morgen land, geheeten die Claesse hoef, in het •gericht van Tricht aan de Broeckstege. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 63 .v°. N.B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1618.
287
565. 1554 November 27. Aernt Goirdt Willemszoon en Peter Cooll, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Cornelis Jan Berntzoon toegezegd heeft aan Gisbert Willem Janszoon ten behoeve van den Poth eene rente van zes guldens 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Achterstraet, Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 65. N,B. Blijkens marginale notitie is deze rente in 1563-verplaatst op een huis aan de Vorderstrait en de cleyne Kercstrait.
566. 1554 December 21 [op Synte Thomas* dach apostell]. Maes Corneliszoon en Jan Engbertzoon, schepenen der dorpen Malsen en Tricht in het land van Bueren, oorkonden, dat Maes Corneliszoon voornoemd verkocht heeft aan Gysbert Willemszoon, Peter Cooll en Jan Vermuyr, pothmeesters te Culenborch, eene rente van twaalf phi~ lipsguldens 's jaars, gaande uit een hofstede en landerijen in het gericht van Buren Malsen opten hogen Spijck aan de Groenenwechse stege. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 64. N.B. Blijkens marginale notitie is deze rente in 1554 overgeplaatst op een huis in de Ridderstrait te Culemborg.
567. 1555 Maart 4. Cornelis van Aken en Peter Cooll. schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Willem die Man Aerntzoon toegezegd heeft aan Cornelis Cooll Meliszoon ten behoeve van het gasthuis aldaar een rente van twaalf guldens 's jaars, gaande uit zijn huis in de Nyeustadt aan de Zantstraet. Oorspr. (Inv. no. 1433) met de zegels der oorkonders in groene was.
568. 1555 April 5. Elisabeth van Culenborch, vrouwe van Culenborch, oorkondt, dat Cornelia Cornelis de Mans dochter overgedragen heeft aan de kerkmeesters der St. Barbarakerk de voorste twee morgen van vier morgen leenroerig land, gelegen aan de Vretstrosche stege, onder den last van mislezen en van uitkeeringen aan de armen. Oorspr. (Inv. no. 615). Het zegel der oorkondster is verloren.
569. 1555 Mei 1. Cornelis van Aken en Peter Cooll, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Thonis Gerytzoon toegezegd heeft aan Thonis Cooll Meliszoon ten behoeve van de twaalf arme proveniers op den Havendijck een rente van een gulden 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Prijssche straat. a. Oorspr. (Inv. no. 1756) met het licht geschonden zegel van den eersten oorkonder in bruine was. Het zegel van den tweeden oorkonder is verloren. b. Afschr. in Inv. no. 1632, fol. 44.
570. 1555 Mei 16. Jan Dircxzoon Starck en Aryaen Willemszoon, schepenen in de kerspelen Everdingen, Zydervelt en Honswijck, oorkonden, dat Heymen
288 Jan Heymenszoon toegezegd heeft aan Gysbert Willemszoon, Jan Vermuer en Peter Cooll Geritzoon, pothmeesters te Culenborch, eene rente van twaalf carolusguldens 's jaars, gaande uit drie morgen land onder Zydervelt aan de Zydervel(t)sche wetering. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 65. N,B. Blijkens marginale notitie afgelost in 1581,
571. 1555 October 31 [op Alderheyligenavont]. Jan Henricxzoon van Dalem en Hermen Lubbertszoon, schepenen te Buesichem en Zoelmond, oorkonden, dat Aert Geritszoon verkocht heeft aan Ghysbert Willemszoon, Peter Cooll en Jan Vermuer, pothmeesters te Culenborch, eene rente van negen carolusguldens 's jaars, gaande uit een stuk land in die Voircop aan de Voircopsteechge. Afschr. in Inv. no. 1452, fol. 75. 572. 1555 December 5. Elisabeth van Culenborch, gravin van Hoochstraten en Culenborch, schenkt aan den gasthuismeester van het St. Elisabethsgasthuis eene rente van 90 carolusguldens en 121A stuiver 's jaars, welke rente jaarlijks moet worden besteed voor uitkeering aan den vicaris voor door hem te lezen missen en voor eene feestelijke viering van den St. Elisabethsdag, benevens voor uitdeeling van kleederen aan de armen in de stichting om de twee jaren. Afschr, in Inv. no. 1632, fol. 46 v°. N.B. Gedrukt: Voet, blz. 525.
INDEX. N.B. De personen zijn op familie- of bijnaam en bij gebreke van dien op den voornaam geïndiceerd. Gelijkluidende familie- of bijnamen zijn bij elkander geplaatst, terwijl personen met gelijkluidende voornamen chronologisch zijn gerangschikt. Bij .gelijkluidende namen, die in verschillende schrijfwijzen voorkomen, is de tegenwoordige of de meest voorkomende vorm gekozen; de andere vormen worden tusschen haakjes vernield. Verwijzing van een afwijkenden vorm naar den normalen komt over het algemeen slechts voor, als de beginletter anders is dan die van den normalen vorm. Kloosters, kerken en huizen zijn gerangschikt onder de plaats, waar zij gelegen zijn, terwijl ook lichamen, ambts- en waardigheidsbekleders te vinden zijn onder de plaatsen, waar zij fungeeren. Onder één zelfden plaatsnaam vindt men deze volgorde: 1°. wereldlijke waardigheidsbekleeders, instellingen, bouw- en verdedigingswerken; 2°, geestelijke waardigheidsbekleeders in het algemeen, alsmede kerken, kloosters, stichtingen enz., en de daarbij behoorende functionarissen; 3°. straten; 4°. met name genoemde huizen en goederen, alsmede buurten enz. en de daarin gelegen goederen; 5°. personen, die den plaatsnaam tot bijnaam hebben. De letter I. vóór een cijfer duidt aan, dat het desbetreffende nummer in den Inventaris is te vinden, de letter R., dat het nummer in de Regestenlijst voorkomt. Een sterretje bij een cijfer duidt aan, dat het zegel van den betrokken persoon of van de betrokken waardigheid enz. zich aan het stuk bevindt.
A. A (Hubert Claeszoon van der) R. 452. . (Willem van der) R. 162. Aa {Johan van der), ridder, drost van Gorinchem en van het land van Arkel R. 382. Aefken (Ava), vrouw -van Herberen Symonszoon R. 500. _ , vrouw van Walterus I. 1365. R. 41. Aalsdijk (Aelsdijck) in het kerspel Zoelmond R. 63, 206. Aerntgen, weduwe van Goerdt Bartgenszoon I. 777. R. 356. Abraham Roelofszoon, gerichtsbpde te Culemhorg I. 20J6,
Achterkoop f Achterkopen, Aftecopen, Aftercopen) (land in den) onder Beusichem I. 1395. R. 67, 68, 74, 138, 250, 295. (Aftercoeps-) grave R. 67, 68. Adriaan {Adriaen, Ariaen, Arien, Aryaen) Aelbertssen, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en huismeester van het St. Eïisabethsgasthuis te Culemborg I. 564, 2198, 2441. Janszoon R. 222. Janszoon I. 639. R. 520. Janszoon, schoenmaker I. 627, 1537. Janszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 562. 19
290 (Adriaan), zoon van Joost Willemszoon R. 436. Meliszoon R. 350. Willemszoon, schepen te Everdingen, Zijderveld en Honswijk R. 570. Adriana (Adriaen, Adriaengen, Aryaen) Adriaens, weduwe van Gobe! Henricxzoon I. 1435, , weduwe van Steven Smit R. 209. Dircx, weduwe van Thomas Anthoniszoon I. 2015. -, vrouw van Huych Uuystinck R. 127. Agatha (Aghata, Aechte), dochter van Eligis Aerntszoon I. 1439. R. 246. . vrouw van Lubbert Huynich I. 1419. R. 152. Agnes {Agnese, Agnies, Agniet, Agnyet, Angneta), dochter Van Eligis Aerntszoon I. 1439, 1516. R. 228, 246. , weduwe van Goesen Alartszoon R. 473. Melchiorsdr.. vrouw en weduwe van Joost Willemszoon R. 427, 436, 457, 470. Ocker Willemszoonsdochter I. 1373. R. 346, 414. Willems, weduwe van Cornelis Antoeniszoon I. 1552. Aken (Aecken) (Mr. Jacob van), priester R. 288. (Jacob Van), pothmeester te Culemborg I. 1491. 1492. (Jan van) R. 142. (Yelis van) I. 1550. R. 236, 305. (Cornelis van), schepen, gasthuismeester van het St. Petersgasthuis en kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 1303. R. 423, 440, 443, 444, 446, 454*. 457, 463, 464, 465 +, 466, 467 *, 473, 477, 479, 480*. 481, 491, 492, 494, 496*. 509, 510, 520, 526. 530, 553, 558, 559, 562, 563, 567 *, 569 *. Ackerveld(?) (Anna van) Geritsdr., vrouw van Hendrick Tengnagel R. 533. Ackoy (Accoy, Acquoy, Eccoy) (baronie) I. 1080. (schepenen te) R. 468, 475, 514, 517. (Meerdijk onder) I. 1093. (land in de heerlijkheid) R. 468. (land die Hey onder) R. 514. (die Erkelse kempes in de heerlijkheid) R. 474, 475. (Keysers kerapkes in de heerlijkheid) R. 475. (Reyntgens morgen onder) R. 514. (Heilwich van), vrouw van Ste-
ven van Nyevelt Fredericxzoon R. 220. (Ackoy) (Jan Otten van), huismeester van het St, Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1690. (Otte van) R. 38. Alaert (jkvr.), weduwe van Aernt van Culemborg Gerytszoon, bastaard I1751. R. 173. Alart (Alaert, Alairt, Alert) Gerytszoon R. 502. Janszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 565, 566. Lambertszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 551—555. Maessen R. 521. Albert (Aelbert) Aerl" Dyrckxzoonszoon I. 2009. R. 215. Gijsbertszoon, burger te Culemborg I. 963. Aleid (Aleit, Aleyd, Aleydt, Aleyt, Aliit, Alijdt, Alijt Alit) Reynersdr. ter Borch R. 170. Zebaertsdr. R. 9. Willem Roeloffsdr. I. 640. R. 453. , weduwe van Aernt Neyen R. 363. , weduwe van Willem van Boerchsteden R. 268. , vrouw van Jan Buth R. 298, 312. , vrouw van Gheryt Damenzoon I. 1396. R. 87. • Jacob Janszoonsdr., vrouw Van Jacob Willamzoon R. 164. , weduwe van Jan Claeszoon I. 1423. R. 207. , vrouw van Kaerl Heinricszoon R. 60, 64. vrouw van Tydeman Cloeting R. 134.
-, vrouw van Herman Koevoet R. 156. —, vrouw en weduwe van Reyner Loeff R. 171, 202. —, vrouw van Heinric van den Rijn I. 620. R. 92. -, weduwe van Willem Zuermont R. 317. Alemannia bassa, zie; Nederduitschland. Alva (hertog van) I. 139. Alverait, weduwe van Jan van Delf I. 1416. R. 43. Ameide I. 997. (tol te) I. 980. Amelis (Amelys, Melis, Melys) Alaertzoon, stadsburgemeester te Culemborg I. 289, 2038—2040. Berntszoon, H. Geestmeester en gasthuismeester van het St. Peters-
291 gasthuis te Culemborg I. 626, 1284— 1295, 1440. R. 218, 264, 276, 279, 281, 285, 289, 292, 293, 301, 303, 304, 307. (Amelis) Phiüpszoon, gasthuismeester van het St. Peters gasthuis te Culemborg I. 547, 548, 2376. Gerrytszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Cuiemborg I. 659—661. Gosenszoon I. 1544. R. 122, 149. Gosenszoon, simpel I. 1268. R. 328.
—•— Meliszoon R. 78. Rijeken, gasthuismeester van het St. Peters gasthuis te Culemborg I. 1363, 1364. Amelonck (Jan) R. 170. (Jutta), vrouw van Willam die Buser R. 170. Amsterdam (Aemstelredamme) I. 1005. R. 233, 238. (stad) I. 421. (stedelijk bestuur van) I. 992, 2018. (inwoners, poorters van) I. 412, 2Q17, 2018. (beurtman van) op Culemborg I. 979. — (schietschuiten van) op Culemborg I. 987. — (marktschippers van Culemborg op) I. 985, 988, 990, 993. — (veer van Culemborg naar) I. 991, 992. — (veerschipper van Culemborg op) I. 989. (schietschuiten tusschen Utrecht en) I. 986. Andries Peterszoon I. 1398. R. 93. Anna (prinses), weduwe van prins Willem IV I. 152—155. Henrick Wouterszoonsdochter R. 444. ——, dochter van Joost Willemszoon R. 436. Dircx, weduwe van Jan Janszoon, in de Roscam I. 1747. Anthonia, weduwe van Govert Bollen R. 179. Henricxdr., vrouw van Gysbert van Doern R. 250, 253. -, vrouw Van Jan Peterszoon I. 1404. R. 429. Anthonis (Anthoenis, Antonis, Thoenis, Thonis, Tonis) Alaerszoon R. 530, Aelbertszoon I. 630. R. 480, 496. Bartgenszoon, metselaar R. 505, 551.
(Anthonis) Geritszoon, schepen te Culemborg R. 373—375, 378, 379. Geritszoon I. 612. R. 557. Gerytszoon I. 1756. R. 569. Hendricx, huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1669. 1670. Hermanszoon, kerkmeester te Vianen R. 442. IJsbrantszoon I. 779. Janszoon R. 354. 359, 511. Janszoon I. 1774. Jan Goertszoon, gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1297—1302. Petersen I. 1749. Ryquijnszoon, schepen te Culemborg R. "253," 2547 317, 362~ Ryquijnszoon R. 446, 538. Rijeken, pothmeester te Culemborg I. 1500, 1501. Roelofszoon R. 474, 517. Thoniszoon I. 1441. R. 527. Thonis Gobelszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 739—741. Willem Henricxzoon R. 562. Antwerpen (schippersgüde, schippersambacht te) I. 947. R. 94, 212. Arkel (Erkel) (drost van het land van) R. 382. (heer van) I. 1077. R. 2. (Jan van) R. 169. (Erkelse kempes) in de heerlijkheid Ackoy R. 474, 475. Armborsteyn (Ermborsteyn) (Willem Aelbrechtszoon in) R. 456 *. (Willem Jacopszoon in) R. 188. Amemuiden (Arnemuden) R. 212. Arnhem (Lage Bank te) I. 963. (Geldersche Rekenkamer te) I. 959, 960, 965. (stad) R. 190. (Gerard van), supprior der abdij St. Marienweerd R. 449. Arnold (Aernt, Aert, Airnt, Arnolt, Arnt), hertog van Gelre R. 143. 144. Aert Goertszoon, gasthuismeester van het St. Petersgasthuis en pothmeester te Culemborg I. 1332, 1333, 1466—1469. Dircxzoon R. 267. Dircxzoon, schepen te Ackoy R. 517. — Geliszoon, richter en schepen te Everdingen en Zijderveld R. 76 *, 88. — Geritszoon, R, 571. — Gerritszoon, schepen te Everdingen I. 1762. , zoon van Gerit Aerntszpon R. 58.
292 (Arnold) Goertszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 715—719, 721, 723—726, 728, 729. Goerdt Willemszoon, schepen K Culemborg R. 474, 483, 491, 500, 509, 552, 553*, 554, 565. Heymenszoon, schepen te Ackoy R. 468. Heynricxzoon, schepen te Everdingen en Zijderveld R. 56. Henricxzoon, die harnismaker R. 241, 242. ——• Henricxzoon, schepen te Culemborg R. 531, 536, 540, 544, 546, 550. Hermanszoon I. 1385. R. 354, 399. Hugen (heer) R. 298, 312. Janszoon R. 83. Janszoon, schepen te Everdingen, Ziiderveld en Honswijk R. 427, 452*. 453. 476, 516. Corneliszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg R. 484. Lambertszoon R. 519. Rijeken R. 418. Thoniszoon R. 412. Asch (Assch) (land. geheeten dat Woertken te) R. 71. f heer Gerit van), priester I. 1543. R. 121. {Claes van), richter te Everdingen en Zijderveld R. 47 *, 53 *. Asperen R. 468. (schepenen te) R. 147. Attevelt (Liiss van) R. 422. Auda, zie: Oudae. Audehoff f Mr. Adriaen van t-), gasthuismeester van het St. Petersgasthuis en huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1307—1309, 1634, 1635. Aulant (dat) onder Redichem R. 326. 349. Autena (Authena, Authenae, Outena, Outenae, Outhena, Outhenae), zie ook; Bolgerij. (landgenooten van) R. 425. _ (richter te) R. 38. (schout van) R. 425. (landerijen onder) I. 1407, 1408. R.' 38, 39. Autenaesche (Outenaechse, Outhenasche) sloot in het kerspel Zijderveld R. 40. wetering R. 159. weg R. 38. Avontuer (Koecampen in die) in Culemborg erbroek R. 161, 176, 244, 410. (land in de Corte) ï. \372bis, 1373. R. 132, 346, 383, 414.
(Avontuer) (Breetstege in die Corte) R. 414. (land in de Lange) I. 1374. R. 538. (Breetstege in de Lange) R. 538. B. Baers Janszoon, huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1656. Jan Tacobszoon I. 641. (Joan), gas thuis mees ter van het St. Petersgasthuis te Culemborg I1361, 1362, 2386. Baets (Meerten Joosten de), pothmeester te Culemborg I. 1483—1485. Baden (Aert van), pothmeester I. 1455, 1456. (Fridericus van), bisschop van Utrecht R. 260. (Heyltken Jansdr. van) I. 1422. (Huybert Aertszoon van), huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1687. (Hubert, Hubrecht van) Janszoon, schepen, pothmeester, huismeester van het St. Elisabethsgasthuis, meester van de Godscameren te Culemborg R. 435, 447, 454, 463, 464, 471, 474, 475, 477, 482—487, 494— 496, 500, 530, 536. 543, 546, 550, 554, 55S. (Jan van) I. 1422. (Jan Dircszoon van) R. 369. Backer (Johannes Gerardus), wijnkooper te Amsterdam I. 2017. (Heinrich Janszoon die) I. 1432. R. 158. (Cornelis Heynricxzoon die) R. 219. Raldewijn, molenaar R. 393. Baltazar Aertzoon, schepen te Everdingen, Zijderveld en Honswijk R. 435. Bargeus (Bergeus) (Floris), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 564, 565. (Ds. Hermannus), predikant te Culemborg I. 1999. Bartholomeus, zie: Meeus. Bartout (Bardt, Bart) Aerntszoon R. 89, (Dirck Beerntszoon), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I, 662—665. ——- Cornelis Bartgenzoon R. 550. Thoeniszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 718, 719, 731, 733—738. Bartraet, weduwe van Gosen van Pothusen R. 88. Bataafsche Republiek I. 91, 1037.
293 Batenburg (B.), stadsschoolmeester te Culemborg I. 918. Batesteyn (Philips van), schout van den Broek I. 1084. Bauwen Adriaenszoon. schepen te Culemborg R. 519*. 521, 529, 531. 539, 540. Beatrijs (Beatris) Claes Louwendr. R. 184, 189. 221*. 226*. 229, 230. Beerendsen (Gerrit), beurtman van Amsterdam op Culemborg I. 979. Beesd (Beesdt) I. 1079. (secretaris van) R, 477. (schepenen te) R. 478, 486. (land onder) R. 477. (land in het Neerste Voorstbroeck onder) R. 486. (den Valendries in den Horninck onder) R. 478. (Busgraefsteech onder) R. 486. —— (Voorsbroecksteech onder) R. 486. (Florys van) R. 170. — - (Gheryt van) R. 8. . (Gheryt van) R. 47. (Gerrit van) Janszoon R. 50. (Gysbert van), schepen te Beesd R. 478, (Ghijsbert van) Ottenszoon R. 486. (Tan van) R. 377, 460. — ~ (Laurens Janszoon van) R. 170. (Oth van), schepen te Culemborg R. 329. (Riquijn van) Riquijnszoon R. 63, 70, 71. ——- (Ryckwijn van), priester, vicaris in de kapel van het St. Petersgasthuis te Culemborg R. 118. (Roloff Van), richter te Buurmalsen en Tricht R. 429. Reieren (Ba varia, Beyeren) (hertog van) R. 7, 31. 367*. (hertogin van) R. 34. Belye, vrouw van Maes, den bakker R. 71. Bekjes (Hendrik), medehulper van het St. Jans- of Schippersgilde te Culemborg I. 993, 1S22. Benmale (Hubert van), schepen te Culemborg R. 13, 14. Berend, (Beerndt, Beernt, Bernt) Derixzoon, gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1271. Dyrckxzoon I. 1425. R. 240. Evertszoon I. 1529. Janszoon I. 1759. Roelofszoon, schepen, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg ï. 674—678, 691—693. R. 329, 332. Bergen op Zoom (stad) I. 421.
Bergh (Berg, Berghe) (graaf van den) R. 368, 450. (Gherit) I. 616. R. 147. (Matthijs van den), schoenmaker I. 1832. Bessel, weduwe van Jan van Noorde R. 155, 213. Beusichem (Beusekom, Beiisighem, Boesinchem, Boesynckhem, Bosichum, Bosinchem, Buesichem, Buesinchem), zie ook: Buren, Zoelmond. I. 1074, 1077. (geërfden van) R, 5. (richter te) R. 67*, 68*, 70*. 87*. 89, 90, 109. 113. (dijkgraaf op den Lekdijk in de heerlijkheid) R. 71. (heemraden op den Lekdijk in de heerlijkheid) R. 71. (kerkmeester te) R. 111. (kerspel) R. 5. (dorpen in het land van) R, 119, (Baengrave onder) R. 347. (Broecsteghe in) R. 83. (Engsteghe onder) R. 347. (Voircoipstege onder) R. 501, 571. — (watergang tusschen) en den Diefdijk R. 2. — (huizen onder) I. 1441. R. 527. — (landerijen onder, in het gericht, in het kerspel) I, 780, 1397—1402, 1472, 1518, 1519. 1555, 1556, 1763. 2000, 2005. R. 81. 95, 522, 534. — (land in den Achterkoop onder) I. 1395, R. 67, 68, 74, 138, 250, 295. — (land op den rinq onder) I. 1403. R. 150, 273, 278, 34>, 385, 542. — (land Den Gheer onder) I. 1400. —— (land in den Gheeren onder) R, 70, 87, 89, 90, 105. (land in den Calvart onder) R. 90. — (land in den Legen wert onder) I. 2001. R. 109. —- (land in di? Maet onder) R. 150, 278, 347, 385, 542. — (land over de Meer onder), zie: Meer. — (land in den Middelcoep onder) I. 776. R. 29, 433. — (land In Quakernaeck onder) I. 1398. R. 93. (land in den Voircoip onder) I. 1401. R. 106, 448, 501, 571. — (land ter Weyde onder) I. 1396, MQ2. R. 96, 102, 171, 202, 331, 513. — (land op Weythuyservelde onder) R. 547. — (Water-) R. 71.
294 (Beusichem) (Abraham van) I. 382. (Aert van), rentmeester van de beide gasthuizen en den Poth te Cu'emborg I. 1592—1595. 1597, 1598, 1710—1714, 2396—2400, 2443—2445. (Hendrik van) Corneliszoon, translateur voor de Fransche taal te Culeraborg I. 1224. (Hubrecht van) R. 4*. (Jan van), knape I. 99. R. 2, 4*. en Zoelmond (geërfden van) I. 1073.
—
(heemraden van) I. 1073. (richter van) R. 331, 433. 448, 497, 499, 501, 511, 534. _ (schout van) I. 1073. (schepenen van) I. 1073. R. 448, 497, 499, 501, 511, 527*, 534. 571. (-broec) R. 24. BeiiFichemsche wetering R. 60, 64, 53. Beverweerd (heer van) I. 2000. R. 95. Bie (ïan de), kerkmeester der parochiekerken van St. Barbara en St, Jan te Culemborg I. 596, 597, 753, 754, 2234 —2240, 2284—2293. Bierman (Biirman) (Engbert), schepen, gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1270, 1420. R. 88, 97, 99. 100, 103, 123. Bisschop (geslacht) I. 1919. (Johannes), executeur van den boedel Dellius te Culemborg I. 2501. (Ds. Johannes) I. 1912. (Ds. Petrus), executeur van den boedel Dellius te Culemborg I. 1912, 2501, 2502. Btsschopsgraaf (des Bisscops grave) I. 1073—1076. R. 5. 22. Blanckert (Pelgrom Aelbertszoon), kerkmeester der parochiekerken van St. Barbara en St. Jan, pothtneester te Culemborg I. 540, 566—568, 746, 1496—1499, 2200—2202, 2257—2265. Bleyenbeecker (Dirck) I. 1803. Bloemensteyn (weg van) onder Honswijk R. 37. Block (Goesen) te Amsterdam I. 412. R. 233, 238. Blocxwetering R. 132, Bloet (Herman), kerkmeester te Vianen R. 323. Blote (Vranck die), richter, schepen te Culemborg R. S, 11*. 14. Boeckhout (jonker Jan van), heer van Beverweerd en Odijk I. 2000. R. 95. Boerchsteden (Willem van) R. 268. Boykoper kae R. 100, 516. Boe (Bernt) (die), burgemeester te Culemborg I. 174. R. 15.
Bol (Boll, Bollen) (Goert) R. 270. (Goerdt Lambertszoon) R. 455. (Govert) R. 179. (Jan) R. 270, 282. (Lambert) R. 282. Bolgerij (Bolghery, Bolghrie, Bolgrie, Bolgry, Bolgrye), zie ook: Autena. (landgenooten te) R. 323, 377, 425. (schout te) R. 323, 377, 425. (land onder) R. 516. (land op) in het kerspel Zijderveld R. 100. (landerijen op Lange) I. 1405, 1406. R. 101, 159, 208. (landerijen op Leyden-, Leve-) I. 1741. R. 323, 425, 442, 445, 460, 462, 472, 482. (Boeycoper ka onder) R. 100, 516. en Autena (landgenooten te) R. 442*, 460, 462, 482. (schout te) R. 442*. 460, 462, 482*. Bolcjrische kae R. 38, 100. Bolck (Bullick) (Arnt van), schepen te Culemborg R. 130, 132*. Botnmel, zie: Zaltbommel. Bon (Geerselt van) R. 227. (Geryt van) R. 227. (Gering van) I. 623. R. 510. ——• (heer Henrick van) R. 561. (Neelken van) Geringsdochter I. 623, R. 510. Bonebacker (Petronella), weduwe van Hendrik van Heyst I. 1720. _ Bont (Jacob die), schepen te Everdingen en Zijderveld R. 294. (Melis van) R. 369. Bontenborflh (Jan Thoniszoon), huismeester van het St, Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1690. Bonter (Gerrit den), pachter van den tabaksaccijns te Culemborg I. 2147. {Gerrit den), beurtman van Rotterdam op Culemborg I. 999. Bontert (Gerrit Gerritszoon), huismeester van het Sf. Elisabethsgasthuis fe Culemborg I. 1690. Boor (Catharina), weduwe van Hendrik Beltjes I. 993. Borch (Aleydt Reynersdochter ter) R. 170. Borselen (Borsalia, Borsselen) (Jacobus van), proost van St. Barbara en notaris te Culemborg R. 10. (Johan Nijs van), proost van St. Jan te .Utrecht R. 150*. Bosch (Mr. Nicolaas), raad en stad' houder der leenen te Culemborg I. 2020—2028.
295 (Bosch) van Osth (Dirck), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 566. Bossche (Johan van den) Ghysbertszoon I. 776. R. 29*. Rottendip onder Honswijk R. 427. Bourgondië (Bourgoignen) (hertog van) R. 94. -—- (David van), bisschop van Utrecht R. 231. Boutscamer op Zoeckwijck R. 148. Brakel (Pieter Casper van), commissaris van politie te Culemborg I. 1224. Brant (Pieter) R. 77. Breda R. 493. (Jan van), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 746. Brede stege R. 132. Brederode (Brederoede) (Reynaultheer van), heer van Vianen R. 425, 442*. Breemaet (land in) onder Rijswijk R. 533. Brekevelt (Breekevelt) (Jan Berntszoon), huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1674, 1675, (Mr. Johan), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 565, 566. Broek (Broeck, Broick), zie ook; Culemborgerbroek. (schout van den) I. 1076, 1082. 1084. 1088. R. 245. (Barend van den), medehulper van het St. Agatha- of Kleermakersgilde en van het St. Nicolaas- of Koopmans gilde te Culemborg I. 1804, 1811, 1812. Broeckstege onder Tricht R. 60. Broigel (broeder Hieronymus van), provinciaal der Kruisbroeders in Nederduitschland R. 362. Brouwer (Peter Geritzoon), pothmeester te Culemborg I. 1453. (Cornelis die), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culem• borg I. 732—735. Brugge R. 415. Bruggen (Jacob van der) Segerszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 564. Bruyn, (Brune, Bruun) (Isaack de), kerkmeester der parochiekerk var. St. Barbara te Culemborg I. 563. (Jan die) R. 544, 552, (Cornelis, Gort) Diericxzoon, schepen te Beusichem en Zoelmond R. 433, 448, 511, 513. (Willem de), H. Geestmeester,
gasthuismeester Van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1272—1276. R. 168. (Bruyn) (Wouter de). schepen, gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1269. R. 30, 52*, 82, 86—88, 92. Brussel (Bruessel) I. 417. (stad) R. 94. Buchel (Magdalena van), weduwe van Gijsbert van Doirn R. 503. Buerman (Claes Cornelissen) I. 1853. Buytendijck (AUegonda van) I. 1848, 1850, 2466—2468. (Albert Gijsbertszoon van), huismeester van het St. Elisabethsg asthuis I. 1686. (Herbert, Herbrecht van), huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1663-1665,2466. — (mr. Johan Herbertszoon van), priester I. 1847, 1848, 1850, 2466— 2468. — (Margareta van) I. 2466, 2467. (Wendel van) I. 2466. 2467. Buys {Cornelis), administrateur van den boedel Buytendijck I. 1856—1867. Bullick, zie: Bolck. Buren (Bueren), zie ook; Beusichem. I. 1074. (drost van het graafschap) R. 331*. 429*. (heer van) I. 1072. R. 5. (land van) I. 100, 1090. R. 35, 60, 64. 548, 564, 566. (maalschap van) R. 71. (onderdanen van Culemborg in het land van) R. 85. (poort van) R. 85, (schepenen van) R. 331. (dorpen in het land van) R. 119. (land over die Meer in het land van) R. 299. (Aert van), pothmeester te Culemborg I. 1454. (Ghijsbert van) heer Airndszoon, richter te Zoelmond R. 63*. (Jean van), veerschipper van Culemborg op Amsterdam I. 989. < Joost van). richter te Culemborg R. 340, 341, 343, 344, 346*. 352*. 356*. 363. en Beusichem (ambtman van) R. 83.
(drost van) R. 93*, 96*, 102, 105, 106, 171. (heer van) R. 6, 61. Buser (Willam die) R. 170. Bussche (den), zie: 's-Hertogenbosch.
296 Buth (But) (Aert) R. 518. (Anthonis), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 745. (Henrick), schepen, gasthuismeester van het St. Peters gasthuis te Culemborg R. 346, 376, 378, 387, 391— 393, 399. {Johan, Jan), pothmeester te Culemborg R. 228, 235, 237, 243, 274, 277, 279, 281, 293, 295, 297—300, 305, 312. Buurmalsen (Buren Malsen, Buerenmalsen, Buermalschen) (land in die Gheeren in) I. 1404. R. 429, 430. (land opten Hogen spijck onder) R. 566. (Groenenwechse stege onder) R. 566. en Tricht (richter van) R. 429. (schepenen van) R, 429*, 548, 549, 564, 566. C (Zie ookr K). Celye, vrouw van Engbert Bierman R. «o
Cesar (Ceser) (Geryt), burgemeester en schepen te Culemborg I. 188. R. 51*. 52*, 65, 78. D. Dalem (Johan, Jan, Jannes van), zoon van Mr. Dirck van Steenwick R. 170, 178, 195. (I a n van) Henricxzoon, schepen te Beusichem en Zoelmond R. 497, 499, 571. Dalt (Jacobus), abt van St. Marienweerd R. 263. Daniel (Daen) Janszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 563. Louffszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 745. Deenik (Leendert) Corneliszoon, gildemeester van het Viergekroonden- of Bijlhouwersgilde te Culemborg I, 1788, 1792. (Matthijs), gerichtsbode te Culemborg I. 1042. 2367. Dei! (Deyl) (schepenen te) R. 532. (kerkeraad der Ned. Hervormde gemeente te) I. 1257. Deys (Gerrit), schepen te Culemborg R. 473, 474, 479, 483, 502, 503, 505, 509, 523, 539. (Jan) Geritzoon, potbmeester te Culemborg I, 1453.
Delen (Willem van) I. 1378, R. 20. Delft (Delf) I. 997. (magistraat van) I. 972. (stad) I. 421. (marktschippers van Culemborg op)"I. 985. (marktschipper van) op Culemborg I. 996. (Guedert van), burgemeester en schepen te Culemborg I. 173. R. 8. (Heilwich van) I. 1416. (Jan van) I. 1416. R. 43. Dellius (Cornelius), med. dr., predikant te Cothen I. 1910—1920, 2499, 2500. Deventer (richter te) R. 233*. (Warnard van) I. 1258. Dibborch, vrouw van Andries Peterszoon I. 1398. R. 93. Dichteren (Dichter) (Arnt van), richter te Culemborg R. 129 *. (Beth van) R. 416. (Gerit van), rentmeester Van deri heer van Culemborg, schepen en huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborg R. 329, 330, 332 *, 333, 337—341 *, 344, 348, 374; 376 *, 387, 402, 406, 421, 422, 428. (Gysbert van), rentmeester en tynsrichter vari den heer van Culemborg, schepen te Culemborg R. 204. 205*. 207*, 209, 214, 2i8, 228. (Gysbert van), rentmeester vari den heer van Culemborg, pothmeester1 te Culemborg R. 416, 424, 482. —— (heer Goessen van) Wouterszoon, priester, deken van St. Barbara te Culemborg I. 613, 1442. R. 153, 176, 186, 244. ((Pauwels van), gasthuismeester h van het St. Petersgasthuis te C l borg R. 538, 555. (Peter van) I. 1376. R. 11, 17, 28. (Willem van) Peterszoon I. 1415. R. 13. (Wouter van), burgemeester en schepen te Culemborg I, 125, 187— 196, 1508. R. 111*. 114, 120*, 123, 126, 131, 132*. (Wolter van), burgemeester, schepen, H. Geestmeester en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 244, 245, 1280—1283. R. 198, 249, 254—256, 267*, 274, 276, 277. (Wauter van) I. 642, 2012. R. 366. 373, 411. Dief dijk (Diefdijck, Dleffdijck, Divedijc, ' Dyeffdijck) I. 636, 640, 1069, 1077, 1543, 1544, 1761. R. 56, 264, 43Z 503, 526.
297 (Diefdijk) (hofsteden aan den) R. 121. 122, 149. 166, 452, 453. (wiel aan den) I. 2016. ——— (watergang tusschen den) en Beusichem R. 2. Diemen (Adriaen Joosten van), stadsburgemeester te Culeraborg I. 2036, 2037. (Anthony van), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 564. (Huybert van), stadssecretaris te Culemborg I. 965. > (Joost Corneliszoon van) I. 1434. Dilla (boomgaard en grienden, genaamd) onder Goilberdingen I. 1790. Dille (Beernt), rentmeester van het St. El is abeths gasthuis te Wijk bij Duurstede R. 72, 76. Dirk (Derick, Dierick, Dirc, Diric, Dirck, Dyrck), mesmaker I. 1400. R. 105. Aertszoon, pothmeester te Cuiemborg I. 1473, 1474. Berntszoon, schepen te Culemborg R. 241, 243. Berntszoon (heer), priester R. 333, 360. — Berntszoon, schepen te Buurmalsen en Tricbt R. 429 *. — Geritszoon. priester, notaris R. 349. —. Gerrytszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 744. — Gijsbertszoön R. 99. — Henrickszoon R. 166. — Henrickszoon, glazemaker R. 313, Henrickszoon, pothmeester te Culemborg R. 319. — anszoon I. 2003—2005, 2007, 2009. R. 114, 151, 171, 202, 208. 215. Janszoon, mesmaker I. 1449. R. 97. — Janszoon, snijder I. 628. R. 162. — Janszoon, schepen te Everdingen en Zijderveld R. 159, 166. — Janszoon, snijder Van Wijk bij Duurstede R. 541. — Jan Beerntszoon, priester, pastoor te Schaïkwijk R. 349. — Jans Brunenzoon I. 1544. R. 122. — Corneliszoon I. 1748. R. 558. — Peterszoon I. 2002. R. 112. Peterszoon, schepen te Everdingen en Zijderveld R. 149, 198*, 248. —— Peterszoon R. 402. Dirkje (Diericken, Dirck, Dirckgen, Dirckxken), vrouw van Heinrich Janszoon die Backer I. 1432. R. 158.
(Dirkje) Willemsdochter, vrouw van Jan die Bruyn R. 552. , weduwe van Gerit Visscher R. 353, 374. Dobbe (Willem) Helmichszoon, kerkmeester te Vianen R. 425, 442, 445. Doeyenborch (Dodenborch, Doedenbopch. Doedenburg, Doyenberch, Doyenborch, Doyenburch) (Evert van), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 744, 1461. (Herman van), burgemeester, schepen en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 216, 217, 1270, 1271. R. 129*, 142. 146*. 154, 158, 163, 165*. (Jan van) I. 614. R. 343. • (Jan van) Hermanszoon R. 234 *. (Peter van) I. 614. R, 343. Doncker (Willem) Janszoon, schepen te Culemborg R. 17. Donné (Aart), administrateur van den boedel Craeyvanger I. 1973—1975. Donre (Johannes), notaris R. 24. Doorn (Doern, Doirn) (Gysbert van) Korstgenszoon R. 250, 253. 295. 297, 299. — (Gijsbert van) R. 503. — (Johan van), schepen in Heikop R- 9. (Claes van) R. 138. (Corstyen van) I, 1514. R. !17„ 138. Dordrecht R. 7. (magistraat van) 1. 972. (stad) I. 981, 982. Dommel, zier Nederdormael. Dreumel (Adriaen van), richter ad hoc te Culemborg R. 354*. Driemeien (Heinric van) Janszoon I. 616. R. 147. Drumpt (Dromt) (land in het gericht van) R. 532. Dusseau (Jozua Jacobus), rentmeester van de gasthuizen en den Poth, administrateur van de Zondagsche stadsarmenbus te Culemborn I. 856—862, 910. 911, 937—943, 1621—1627, 1734 —1740, 2328—2331, 2362, 2434— 2440, 2458—2463. Duuren (Thomas van), rentmeester van de gasthuizen, den Poth en de J4jaarscollectebus te Culemborg I. 820— S38, 1606, 1721. Duurstede, zie: Wijk bij Duurstede. Duvel (Katrijn) Gijsbertsdochter R. 216.
E, Edamtne (beer Fransen van), prior van het Karthuizerklooster te Leuven R. 415.
298 Eemd (Jan van der), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Cuïemborg R. 371. Egbert (Egbertus), zoon van Roelof, aen landmeter R. 25. , abt van het klooster Thedinga in Oostfriesland R. 284*. Egmond (Egmondt) (graaf van), stadhouder-generaal van Holland. Zeeland en Westfriesland R. 296. (Florys van), stadhouder van Gelre R. 296. Eyk van Voorthuysen (Jan Antonie van), student In de theologie te Utrecht I. 2019. Eccoy, zie: Ackoy. Eek (Ecke) (Dirck van) I. 1629. • (Dirck van) Loefszoon R. 122a*. (Jan van), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en pothmeester te Culemborg I. 563, 1481, 1482. (Jan van) Wouterszoon, richter te Culemborg R. 50*, 51, 52*. Elfgarde (land op die) onder Tricht R. 548. EHgis Aerntszoon, coman I. 1439, 1550. R. 228, 236, 246. Elisabeth (Elysabeth, Lijsbet. Lijsbeth, Lijssbeth), oudste dochter en vrouwe van Culemborg, gravin van Hoogstraten, vrouw van Jan van Luxemburg en van Anthony van Lalaing I615, 1374, 1517, 1518, 1520, 1557, 1560, 1561, 1631. 1766, 1767. R. 280, 299*. 309, 313, 314, 327, 351, 386— 388, 401, 409, 419*, 439, 441*. 445, 448—450, 454, 458, 459, 462, 472*, 482—484, 528, 538*. 556, 557, 568, 572. Lambert Aertzoonsdochter I. 619. R. 78. ——, vrouw van Jan Boll R. 282. , vrouw van Gerit Hermanszoon R. 307. —, vrouw van Aernt Hacke Goesenszoon I. 1414. R. 11. —, weduwe van Henrick Janszoon I. 1513. R. 252. —, vrouw van Coenraet Arntszoon R. 107. —, weduwe van Dirck Verkerck R. 359. Charlotte, gravin van Nassau, vrouw van Georg Friedrich graaf van Waldeck en Culemborg I. 150. Eist (Oth Janszoon van), gasthuismeester van het St. Peters gasthuis te Culemborg I. 1307—1309. {Oth Corneliszoon van), kerk-
meester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 564, 565, 2199. Emmerik (Emerick, Emmerick) R. 272. (Kleefsche Ambtskamer te) I. 965, 966. (stad) R. 3. (tol te) I. 962—965. R. 12, 310. Emskerck (Heynrick van) Heynricszoon I. 2008. R. 211. (Hillegont van) Heynricsdochter I. 2008. R. 211. Eng (Engh, Enghe, Eynge) (land op den) onder Beusichem I. 1403. R. 150, 273, 278, 347, 385, 542. Engbert Beerntszoon I. 1375. R. 110, 165. Engbertszoon, pothmeester te Culemborg I. 1515. R. 378, 411, 412. Engelbert Hubertszoon, notaris R. 236. Enspijk (Eynspyck) R. 170. Erkel, zie; Arkel. Ermborsteyn, zie: Armborsteyn. Ernst (Eernst) Beerntszoon R. 74. Frederik, hertog van Saksen Hildburghausen, graaf van Culembora I. 146. Esch (Floris van), pothmeester te Culemborg I. 1489, 1490. Esschensteyn {Esschenstein, Esschesteyn) (Sweder, Zweder van), zoon van Hubert van Culemborg bastaard, burgemeester, richter en schepen te Culemborg, richter te Everdingen en Zijderveld I. 228, 440, 1421. R. 139, 146*, 148, 149, 151, 152*, 157*. 159, 165*, 166, 168, 173, 183, 204*, 207*. 209, 215, 251, 286, 322, 330. Essen (Ernst van), gildemeester van het Viergekroonden- of Bijlhouwersgilde te Culemborg I. 1788, 1792. Est {Esdt) (Willem van), schepen te Culemborg R. 17*. (Peter Aerntszoon van), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 688—690. Everdingen (Everdinghen), zie ook: Zijderveld. (dorp) I. 417, 418. (gemeentebestuur van) I. 1054— 1056. (inwoners van) I. 1761, R. 280. {schepen te) I. 1762. (kerk te) R. 39, 100. (kerkmeester te) R. 111. (pastoorsprove te) R, 101. (pastorie te) R. 100. (huis te) I. 1545. R. 381. (hofstede aan den Dief dijk onder) R. 264.
299 (Everdingen) (landerijen onder) I. 1437, 2007. R. 72, 341. • (land op Lange Bolgerij onder) I. 1405, 1406. R. 159, 208. (Aert Jansz. van), landgenoot te Bolgerij R. 377. (Aleydis van) R. 316. {Alijdt Danyelsdr. van) R. 181. (Alijdt Splintersdr. van), kloosterjuffer te Oudwijk R. 193. (Alvert van), schepen te Everdingen en Zijderveld R. 101. (Danyel van), richter te Everdingen en Zijderveld R. 101, 122. (Dirk van) R. 494. (Evert van), richter te Everdingen en Zijderveld R. 198*. (Gerit van), schepen te Culemborg R. 340, 341, 343, 346, 351*, 354, 381. (Koenrait van), schepen te Everdingen en Zijderveld R. 294. (Loeff van), richter te Everdingen en Zijderveld R, 248*. (Petronelle van), kloosterjuffer te Oudwijk R. 420, 421. (Peternell Stevensdr. van) R. 193. en Zijderveld (richter in de kerspelen) R. 47*, 53*. 56, 57*—59*. 75*. 76* 88, 101, 122, 149, 159, 166, 198*. 208, 248*. 255, 294. (schepenen in de kerspelen) R. 47*. 53*, 56, 57*—59", 75*, 76*. 88, 101, 121, 122, 149, 159, 166, 198*, 208, 248, 255», 264*, 294, 380, 381*. en Honswijk (richter in de kerspelen)R.408, 427, 452", 470, 513. (schepenen in de kerspelen) R. 408. 427, 432. 452*, 453, 461, 470, 476, 495, 507, 513, 516, 520, 526*, 537, 570. Evert Alaertszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 744.
Hendrixen, Van Leersum I. 1803. Ewijck (Eernst van) Gerytszoon, richter te Beusichem, dijkgraaf op den Lekdijk in de heerlijkheid Beusichem R. 67*, 68* 70*, 71.
F, Faucherre, zie Hanssen. Fye, zie: Sophia. Filips (Philip, Philips), aartshertog van Oostenrijk R. 212. , hertog van Bourgondië R. 94. II, koning van Spanje I. 140. —-—• Meliszoon, schout op Bolgerij R. 323.
(Filips) Theodoor, graaf van Waldeck, Pyrtnont en Culemborg I. 149, 416, Willem (prins) I. 1073. Fleury (Elisabeth), vrouw van Warnard van Deventer, vroedvrouw I. 1258. Flore, weduwe van Claes Beerntszoon R. 74. Floris I vrijheer tot Pallandt, graaf van Culemborg I. 102, 1019, 1073. R. 455, 456. II van Pallandt, graaf van Culemborg I. 302. Foyse (jonkvrouwe), weduwe van Geryt van Kyllesteyn I. 1405. R. 100, 101. Frans (Franciscus) Adrianus' zoon, priester, vicaris in het St. Elïsabethsgasthuis te Culemborg I. 1766. R. 528. Evertszoon, burger en kerkmeester te Vianeri R. 425, 442, 458, 460, 462. Janszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 744, Fransch bewind I. 1024. Fransche troepen I. 1024, 1053, 1057. Frederick Ghysbertszoon R. 214. Fretstroo, zie: Vretstroo. Friesland (Vrieslandt, Vrieslant), zie ook; Holland. I. 945. R. 296. (West-), zie: Holland.
G. Gaesbeek (Gaesbeeck, Gaesbeecq. Gaesbeke) (heer van) R. 72*. (jonker van) I. 1382. R. 76. . (kinderen van) en van Beatris Claes Lauwendochter R. 226. {Gerart Van), stadssecretaris en administrateur van den boedel Craeyvanger te Culemborg I. 1937. (Mr. Jodocus van), schout en ontvanger van de contributiën te Culemborg I. 649, 1937, 2191. —— (Mr. Cornelis van) I. 414. (Mechtelt van) R. 1S9. {Petrus van) I. 1937. • (Sweer van), bastaard R. 189. Gasteren (Antoni Aertssen van) I. 624. Gaverts, zie: Scavaert. Geer (Gheer, Gheeren) (boomgaard in den) bij de Prijssche poort R. 177. (landerij en op de) onder Beu sichem I. 1396, 1400. R. 70, 87, 89, 90, 105. (landerijen in de) onder Buurmalsen I. 1404. R. 429, 430.
300 Geeren (polder de) onder Leerdam I. 1080, 1085. Geertruid (Geertken, Geertruud, Geertrude, Geertruut, Gheertrudis, Geertruydt, Geertruyt) Gelis I. 1381. R. 57, 58. Gerit Daniels R. 159. Wemmers R. 24. , weduwe van Jan Van Beesdt R. 460. , weduwe van Henrick Willem Zegerszoon R. .366. —-—, vrouw van Hubert Roeloffszoon R. 63. . weduwe van Jan Dircszoon I. GWbis. R. 122a. , vrouw van Geryt die Cuper I. 1372fci.s. R. 132. , vrouw van Jan die Vysscher, den ouden R. 267. , vrouw van Vranck Goertszoon R. 139. , vrouw van Lambert van der Wade R, 38.
Gein (Gheyn) (tol op het) R. 224. Gelderland (Gelre), zie ook: Gulik, (zoon van den graaf van) R. 3. (hertog van) I. 103, 946, 956— 958. R. 10, 143, 144, 290, 368. (landdrost van) I. 130. (stadhouder van) I. 945. R. 296. (Staten van) I. 144. (tollenaars in) R. 21. Geldersche Rekenkamer te Arnhem I. 959, 960. 965. riviertollen 1. 959, 960. Geldermalsen (Gelremalsen) R. 119. Gellicum (Gekom, Gelkom, Gellecom, Ghelckum) (Arnolda van) I, 537. (Fioris Huybertszoon van), huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1690. (broeder Lambert van), sacrist en supprior van het convent Jeruzalem te Culemborg R. 407, 426, 469. • (Ott van), zoon van Hubert van Culemborg bastaard R. 248. 251. Geor ge (Georg, Georgen, Joris) Lammers, marktschipper van Culemborg op Amsterdam I. 990. Ludolph, landgenoot te Bolgerij en Autena R. 425, 460, 462, 482. Friedrich (Frederik) graaf van Waldeck en Culemborg I. 150, 995. 1769. Geryken, vrouw van Jan Geritszoon R. 370. Gerrit (Geraert, Gerairt, Gerard, Gerardt, Gerart, Gerit, Gerraet, Gerryt, Geryt, Gherit, Gheryt) I heer van
Culemborg en van der Leek R. 10, 12. (Gerrit) II oudste zoon en, heer tot Culemborg, heer van Werth I. 431, 1372&rs, 1393, 1514. R. 84, 85, 115, 117, 128, 129. 132—135, 137, 138, 140, 143, 144, 155, 156, 167, 168. 173. Aerntszoon, richter op Autena, schepen te Everdingen en Zijderveld R. 38, 53. 58. — Aertzoon, van Tricht R. 548, 549. — ••, zoon van Mr. Aernt Henricxzoon, harnasmaker R- 242. — Beerntszoon R. 74. — Damenzoon, heemraad op den Lekdijk in de heerlijkheid Beusichem I. 1396. R. 71, 87, — Dircxzoon R. 249. — Egbertszoon, richter en schepen te Culemborg R. 8, 11*. Gerytszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 698—703, 780. R. 433. — Geritszoon, snijder I, 2012. R. 373. — Gerit Meliszoonszoon, burgemeester, schepen, H. Geestmeester en gasthuismeester'van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 234—236, 446—448, 1273—1277, 1280—1295. R. 148. 152, 157, 158, 165, 198, 206. 209, 215, 218. 219, 222, 223, 227, 236, 237, 239, 240. 242, 243, 256, 257*. 264, 276, 277, 279, 281*. 285, 289, 291*. 292*, 293, 300—302. — Hermanszoon R. 307, — Jacobszoon R. 147, 237, 344, 345. — Janszoon R. 159, 308. — Janszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborq I. 744. — Jan Gheritszoon R. 194. — Jan Symonszoon R. 519. — Joosten, huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1641—1646. — Claeszoon I. 1539. — Meliszoon, schepen en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 2000, 2001. R. 95. 97, 100, 102, 103, 105, 106, 109, 111*, 202. — Thoeniszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 745. — Willemszoon, gasthuismeester van het St. Peters gasthuis te Culemborg T. 1303. Wouterszoon I. 1370. Gfjsbert (Ghijsbert. Ghysbert, Gisbert, Gysbert, Gysbrecht, Gysebrecht) heer uten Goyen I. 1077. R. 2,
301 (Gijsbert) Aelbertzoon R. 437. Aertzoon R. 436. 457. • Aertzoon, burger te Utrecht R. 458. Anthonis-, Thoniszoon, schepen, pothmeester en huismeester van het St, Elisabethsgasthuis te Culemborg R. 369, 370*. 418, 426. 4SS, 498, 502, 504, 507—510, 513—518. Aryaenszoon I. 640. R. 452, 453. Beerntszoon, bakker I, 1012. Berntszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 564. — Dirckszoon, landgenoot te Bolgerij en Autena R. 442*. 482. — Dirck Willemszoon R. 406. —. Henricxzoon, secretaris te Beesd R. 477. — Janszoon {van der Laeck), stadsburgemeester, cameraar, gasthuismeester van het St. Petersgasthuis en administrateur van den boedel Craeyvanger te Cuiemborg I. 314—336, 478—491, 518—531, 1344, 1345. 19281930, 2060—2073. 2377, 2506—2508. — Martenszoon I. 1410. — Ottenszoon, schepen te Ackoy R. 468. 475. — Peterszoon, schepen te Culemborg I. 776, R. 29, 46*. — Seryszoon I. 621. R. 204. — Symonszoon (heer), priester R. 370, 379, 438. — Wiüemszoon. pothmeester te Culemborg R. 394, 405, 435, 437, 447. 459, 471, 475. 482—485, 507, 513, 514, 516, 517, 548, 552, 564, 566, 570, 571. Willem Janszoon, pothmeester te Culemborg R. 440. 446, 454, 461, 463. 464. 466, 470, 474, 476—478. 488, 502, 509. 518, 519, 530, 531, 539— 543, 546. 553, 559—561, 563, 565. Gildemeester (Cornelia), weduwe van Mr. Johannes Ludovicus de Vos I. 459. Gobel Henricxzoon I. 1435. — - Janszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 744. Goch (broeder Jacob van), prior van het convent Jeruzalem te Culemborg R. 407, 426, 469. (broeder Jan van), prior van het convent Jeruzalem te Culemborg R. 302, 362. Goilberdingen (Goedberdingen, Goelberdingen, Goelberdinghen, Goelbertingen, Goidbertingen, Golperdingen,
Goodbertinghen, Gotbertingen) I. 1080. 1081. (Goilberdingen) (richter te) R. 19. (Prijssche weg, straat onder) R. 55, 73, 198, 227. 248, 294, 461, 495. (boomgaard en grienden, genaamd Dilla, onder) I. 1790. (boomgaard te) R. 432, 507. (hofstede onder) R. 341, 380. (landerijen onder) I, 638, 639, 781, 1379—1385. 1546, 1547, 1629. R. 19, 47, 53, 57—59. 73, 76, 88, 227, 243, 249. 255, 275, 276, 279. 294, 301, 330, 399, 446, 461, 495, 520. (Bartholomeus Janszoon van), richter te Cuiemborg R. 168. 169. (Hubert van), schepen te Everdingen en Zijderveld R. 47*, 53*. Goye (Goyen) (heer Gysebrecht heer uten) I. 1077. R. 2. (heer uten) I. 1077. R. 2. Goyer (Goeyer) (Aernt Henricxzoon die), schepen te Culemborg R. 498, 503, 505. {Alart de), schepen, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 541. R. 524, 525. 531. (Anthonis die), burgemeester te Culemborg R. 434. (heer Ghysbert die), priester R. 239. — (Heinric die) I. 1367. R. 17, 60. —• (Henrick die), pothmeester te Culemborg R. 214, 239. 243. — (Huge, Huych die), burgemeester en schepen te Culemborg I. 251—254, 259—261. R. 239, 305, 319, 321, 336*, 337. (heer Cornelis de). pastoor der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 694—697. Gorinchem (Gorchum) (burgemeesters, schepenen en raad te) R, 382. (drost van) R. 382. (inwoners van) R. 546. (schuttersgilde te) I. 1029. R. 358. 382. (stad) R. 358. (tollenaars te) I. 967, 970, 971. Gosen (Goesen) Alartszoon R. 444, 473. Beerntszoon, schepen, gasthuismeester van het St. Peters gas thuis en kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg R. 328, 371, 387. 391*. 394, 399. , zoon van Goesen Alartszoon R. 473.
— Jan Beerntszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg R. 332.
302 (Gosen) Otten R. 497. Willemszoon, schepen te Culemborg R. 11. Gouda (die Goude) I. 125. R. 120. (magistraat van) I. 972. (markt te) I. 994. (schepenen te) R. 238*. Govert (Geurt, Goerdt, Goert, Goirdt, Goirt) Anthoniszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I, 556, 557. Antonissen, schepenburgemeester te Culemborg I. 965. Bartgenszoon I. 777, R. 356. Goertszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg. I. 745. Janszoon R. 355. Janszoon te Culemborg R. 534. Corneliszoon I. 1510. R. 519. Cornelis Beerntzoon R. 547. Wouterszoon, marktschipper te Culemborg I. Grauwert (Jan) R. 189. (Janna Jansdr.) R. 189. 's-Gravenhage (die Haege, die Hag'he) I. 150. R. 34, 296. (magistraat van) I. 997. (marktschippers van Culemborg op) I. 985. (marktschippers van) op Culemborg I. 996. (veer van Culemborg naar) I. 995, 997. (huis te) R. 358. Greeff (Aernt die) I. 631. R. 287. Gressenich (Philip Theodoor), kerkmeester der parochiekerken van St. Barbara en St. Jan te Culemborg I. 568, 2266. Griendt (Gerrit van de), marktschipper van Rotterdam op Culemborg, medehulper van het St. Jans- of Schippersgilde te Culemborg I. 999, 1822. Griet, zie: Margriet. Groen (Dyrck van) te Emmerik R. 272. Groenenberch (Lijsbeth Gijsbertsdr. van), vrouw van Jacob Jacobszoon R. 164. Groenendijc (Aert Henricxzoon), ontvanger van de contributien te Culemborg I. 2184. Groenesteyn {Geertruidt van), priorin van Vrouwenklooster in Friesland R262. Groeneveld (Jan), executeur van den boedel Dellius te Culemborg I. 2501. Groin (Mr. Matthias Cornelis Johannes van), commissaris van het Havenfonds I. 498, 499.
Groll (Hans van) I. 1545. R. 381. Groot (Jacob de), pothmeester te Culemborg I. 1459. Gudden (Godden) (Dirck) I. 1513. R. 252. {Guert Guertszoon), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 736—738. ((Claes) Diericxzoon I. 1541. R. 543. Gulik (Guüch) (Willem van), hertog van Gelre R. 10. en Gelre (hertog van) R. 21.
H. Haaften (Haeften) (H. J. van), stadssecretaris en administrateur van de Zondagsche stadsarmenbus te Culemborg I. 650, 897—900, 2343—2347. (broeder Jan van), broeder in het convent Jeruzalem te Culemborg R. 362, 407. (Walraven van), drost van Buren en Beusichem R. 93*. 96*, 102. Haag (den), zie: 's-Gravenhage. Haen (Heinric die), schepen te Culemborg R. 46*, 48*. (Jan die) R. 273. (Symon), zoon van Otto Ghysbertuszoon R. 55, (Symon die), schepen te Culemborg R. 33*, 55, 56. (Symon die), schepen en kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg, leenman van Zoelen I. 666—673. R. 146, 148, 152, 162, 168, 169, 183, 186, 204*, 205*. 207*. 209, 215, 218, 222*, 223, 227, 235, 237, 240, 242, 244. Haer (Heylwich van der), non bij de Witte Vrouwen te Utrecht R. 234. (Johan van der), kastelein te Culemborg R. 234. (Steven van der) R. 234. Haarlem I. 1014. -—— (magistraat van) I. 972. Haas (Johannes de) I. 1784. Hadewich, weduwe van Gijsbrecht van Langeraick R. 265. , vrouw van Lubbert Zasse I, 411. R. 116. Hagestein (Haghenstein) R. 107, 108. (inwoner van) I. 1402. Hacke (Hack), zie: Van Overrijn. {Aernt) Goesenszoon I. 1414. R. 11. Hackert (Hacker) (Aleyt Jansdr.), vrouw van Anthonis Riquiinszoon R. 362.
303 (Hackert) (Gijsbert), vrouw van Joost Geritszoon R. 355. (Goesen) Lambertszoon I. 1388. R. 44. {Mr. }ohan) Anthoniszoon, priester, vicaris in de kerk van St. Barbara en pothmeester te Culemborg, notaris I. 1540, 1758. R. 351, 362, 364, 390, 395, 402, 408, 409, 426. 468, 469, 488—490, 515. (Cornelis) R. 355. (Cornelis) Hubertszoon I. 2010. R. 326. (Lambert) I. 1388. R. 44. (Lijss), weduwe van Goert Janszoon R. 355. (Theodericus) Johannes' zoon. notaris R. 153. Hamelenberch (Mechtelt Johansdr. Van), vrouw van Pouwel van Malsen R. 133. Hammius (Johannes), rentmeester van de beide gasthuizen en den Poth te Culemborg I. 1598—1603, 1714— 1718, 2401—2421, 2446—2450. (Laurens) Sr., kerkmeester der parochiekerken van St. Barbara en St. Jan te Culemborg I. 568—590, 747—749, 2203—2216, 2267. 2268. (Laurens) Jr., kerkmeester der parochiekerken van St. Barbara en St. Jan te Culemborg I. 591—596, 750— 753, 2217—2233, 2269—2283. Hannegen, zie: Johanna. Hanssen, geboren Faucherre ( M A.), Fransche demoiselle te Culemborg I. 922. Harde (heer Wauter die), deken van St. Barbara te Culemborg R. 341, 488, 492, 515, 561. Hardenbol (Cornelis), gildemeester van het St. Agatha- of Kleermakersgilde te Culemborg I. 1804. Hardenbroeck (Hardenbroec, Hardenbrouck, Herdenbroeck) (Jan van), schepen te Culemborg R. 524, 529. (Oede Ghijsbert weduwe van) R. 196. 197. (Tyman Eerst weduwe van) R. 196, 197. Haren (Dirc van) R. 141. Hartogh J a n Andries), bode van Culemborg op Utrecht I. 1002. Hase, vrouw van Willam Peterszoon I. 2002. R. 112. Haskert (heer Geryt) R. 561. Hassing (Warnardus) I. 648. Hattem (Aernt van), huismeester van het St. Elis abethsg asthuis te Culemborg I. 1678, 1679.
Hauernas (Cornelis Jan Aertzoon) R. 447. Heelt (Huge die) I. 1411. R. 37. Hees (Hese) (Johan van), drost van Buren en Beusichem R. 105, 106. (Mr. Johannes van), ontvanger van de middelen en van den camerontvang in het graafschap Culemborg, commissaris van het Havenfonds te Culemborg I. 393, 497, 498, 2128Hey {land die) onder Ackoy R. 514. Heikop (Heycoep, Heycop) (schepenen in) R. 9*. (schout) in) R. 9. (land onder) I. 1412. R. 9. (Ds. Johannes), predikant te Zijderveld I. 648. Heilwich (Heltken, Heyl, Heyltgen, Heylwich), dochter van Gerit Aerntszoon R. 58. , dochter van Jan van Delf I. 1416. R. 43. . Cornelis I. 2014. . weduwe van Willem van Delen I. 1378. R. 20. , vrouw van Johan Hoell I. 1532. R. 266. , weduwe van Jan Berntszoon I. 610. R. 376, 467, 509. , weduwe van Oth Ottenszoon R. 517. Heyman (Heymen, Heymeric) Boudewijnszoon, schepen te Everdingen en Zijderveld R. 47*, 53*. Janszoon R. 159. Janszoon R. 476. Jan Heymenszoon R. 570. Roeloffszoon, schepen te Everdingen en Zijderveld R. 159. Heyst (Hendrick van), rentmeester van de beide gasthuizen en den Poth te Culemborg I. 1603—1605, 1718—1720, 2422—2424. Hellu (broeder Willam van), broeder in het convent Jeruzalem te Culemborg R. 362. Hendrik (Heinde, Heinrick, Hendrick, Henrick, Henricus, Henrik, Heynrick) VI, Roomsch keizer R, 1. , kastelein te Culemborg R. 229. , abt van St. Marienweerd R. 62*. , hertog van Beieren, elect van Utrecht R. 367*. , die Boumeister R. 387. Adriaenszoon R. 520. Aerntszoon, pothmeester en procurator van de St. Barbarabroeder^ schap te Culemborg R. 330, 333, 378, 381, 390, 411, 412. Aerntzoon I. 125. R. 120.
304 (Hendrik) Aert Danyelszoon, schepen te Culemborg R. 207*. Bartgenszoon I. 1511. R. 391, 392. Bartoltszoon R. 314. Berndtszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 744. Dierckszoon, richter ad hoc te Culembcrg I. 1757. R. 318, 336, 338. 339, 389. Geliszoon R. 59. Gerritszoon R. 361. Gerrytszoon, gasthuismeester van het St. Peters gasthuis en pothmeester te Culemborg I. 1329, 1330, 1462— 1465. Jacopszoon, schepen in Heikop R. 9. -—• Jacopzoon R. 427. Janszoon I. 1513. R. 252. Janszoon R. 430. Janszoon, gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1359. 1360, 2385. —— Janszoon, te Everdingen I. 1761. Corneliszoon R. 507. • Lambrechtszoon, schepen in Heikop R. 9*. , zoon van Reyner Loeff I. 2005. Otten, huismeester van het St. Eltsabeths gasthuis te Culemborg I. 1648, 1649. Thonis Evertszoon I. 1451. R. 555. — Wilger Aelbertszoon R. 26. — Willemszoon, s eb epen te Culemborg R. 252. — Willemszoon, burger te CulemR. 533. Willem Zegerszoon R. 366. Wcuterszoon R. 169. Wauterszoon R. 337, 348. Wolraet, graaf van Waldeck en Culemborg I. 1033. Henricge, weduwe van Cornelis Jacobszoon R. 417. Herberen Symonszoon, schepen, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en huismeester van het St. Elisabeths gasthuis te Culemborg R. 410. 422—424, 430, 434, 436, 438, 439», 444, 447*. 454*. 457, 458, 465*. 473, 477, 480, 481. 483, 484, 496, 500. Willemszoon, schepen te Culemborg R. 344, 345, 350*. 354, 356. Herberen Geritsdochter R. 370. Herdbolle (Eechte) I. 1412. R. 9. (Heinric) I. 1412. R. 9. (Hubrecht) 1.1412. R. 9..
Herman (Hermen) Dircxzoon, schepen te Everdingen en Zijderveld R. 255*, Janszoon, schepen te Beusichem en Zoelmond R. 497, 499. Lubbertszoon, schenen te Beusichem en Zoelmond R. 571. 's-Hertogenbosch (den Bussche) I. 417. (geestelijk klerkenhuis te) R. 103. Heumen (Willem van) I. 1786. Heusden (Huesden) (Dirk van), gildemeester van het St. Nicolaas- of Koopmansgilde te Culemborg I. 1811. 1812. (Ghijsbert van) R. 191, 192. (Henric van) R. 258*. 271*. (Lutgaert van) R. 192. (Vranck van) R. 191. {Willem van) R. 191, 192. (Willem van) R. 428. Hijnsberch (SerVaes) van Aken, regent van het Standoncxcollege te Leuven R. 493. Hildegond (Hildegont, Hillegundt) Anthonisdr. R. 426. , weduwe van Vrederic van Voerd R. 269. Hysinck (Geryt), landgenoot in Bolgerij R. 323. Hoeff (Adam van) R. 137. (Arnt van) R. 137. (Diewer van) R, 137. Hoell (Johan) I. 1532. R. 266. Hoen van Kartyls (Johan), abt van St. Marienweerd R, 449. (land die) onder Honswijk R. 427. Hoenrecampken (dat) in het schependom van Culemborg R. 503. Hoeve (Francq van der) te Utrecht I. 1761. Hoeven (land in de Korte) R. 110. Hoevenaer (Hoevenaar) (Cornelis), stadssecretaris en administrateur van den boedel CraeyVanger te Culemborg I, 1936. 2514. (Frederick), schepenburgemeester te Culemborg I. 2157. (Lambrecht), stadsburgemeester te Culemborg I. 290, 291, 2044—2046. (Nicolaes), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 563, 564. Hoymaker (Meerten Joosten de), pothmeester te Culemborg I. 1486. Hoytema (D. N. van), administrateur van de Zondagsche stadsarmenbus ie Culemborg I. 874—896, 2332—2342. Hol {Dirck Anthoniszoon), gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1358.
305 Holland (Hollandia, Hollandt, Hollant) I. 945, 1037. R. 7, 296. , zie ook: Zuid-Holland. ——- (graaf van) R. 7, 36. (raad Van den graaf van) R. 36. (secretaris der kanselarij van den graaf van) R. 31. - (gravin van) R. 34. (Hof van) I. 967—970, 973. R. 296. (koninkriik) I. 789. (stadhouder-generaal van) R. 296. (tollen in) I. 972, 974. (Geryt van) R. 142. (Katherijn van) R. 142, (Symon van) R. 142. en Zeeland (Hooge Raad van) I. 971. , Zeeland en Westfries land (stadhouder van) I. 945. R. 296. Holmberg de Beckfelt, grafelijk raad te Cuiemborg I. 922, Homburch (jr. Costus van) I. 2464. Hongarije (Hongerien) R. 358. Honseler (Hoenseler) (Henrick van), drost van Buren en Beusichem R. 171. (Loeff van), drost van het graafschap Buren R. 331*. Honswijk (Honswijc, Honswijck, Honsswijck), zie ook; Everdingen. (ingezetenen van) R. 280. (richter te) R. 37. (kerkmeesters te) I. 1445. R. 80. (Achterwech onder) R. 557. (Botterdip onder) R, 427. (weg van Bloemensteyn onder) R. 37.
(Middelwech onder) R. 37. (landerijen onder) I. 612, 1411, 1548. R. 37. 435, 470, 557. — (land die Hoen onder) R. 427. (wetering onder) R, 37. Hont (landerijen bij den, in den) R. 69, 449. Hontdijck I. 1396. R. 87. Hoogstraten (Hoechstraeten, Hoichstraten, Hoochstraten) (graaf van) R. 367, 386, 388, 401*. 409, 410. -i— (gravin van) I. 1517, 1520. R. 419*, 442, 445, 450, 454, 482, 483, 528, 572. (slot te) R. 419. Horn (de) I. 1085. Horninck (den) onder Beesd R. 478. Horst (Ghysbert van der) R, 532. Hosinck (Hoesinck) (Geryt), kerkmeester te Vianen, landgenoot te Bolgerij en Autena R. 425, 482. Hoven (Johannes van), notaris R. 415. Hubert (Hubrecht), heer van Culemborg
en van der Leek R. 21, 28, 32*. 34, 36. (Hubert) Aertszoon R. 499. —— Engbertszoon (Mr.), cameraar van het kapittel van St. Barbara te Culemborg R. 341. Ymbertszoon (Mr.) R. 468. Janszoon I. 1447. R. 113. Janszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 728. 729, 731, 744. Peters zo on, schepen te Everdindingen, Zijderveld en Honswijk R. 408. — . Peter Roelofszoon R. 408. . Roelof f szoon R. 63. Roeloffszoon, gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1334, 1335. Wouterszoon, schepen te Asperen R. 147. Huesch (Heusch, Hueschs, Huessch) (Dirck die) I. 1768. R. 390, 443, 463. (Dirck die) Janszoon, burger te Culemborg I. 1522, 2010, 2011. R. 326, 332, 349. (Elisabeth die) R. 443. 463. (Jan die) R. 349. (Willem die) R. 223. Huèsst (die), zie: Neust. Huych Hugenszoon R. 459. Peterszoon, richter ad hoc te Culemborg R. 350, 360*. 369*. Huynich (Lubbert) I. 1419. R. 152. Hulst (Johan), supprior der abdij St. Marienweerd R. 366. (Jan Berntszoon), pothmeester te Culemborg I. 1487, 1488. I (Y). Yde, weduwe van Symon Hane R. 55, 56. IJsbrant (Isbrant) Gijsbertszoon. kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborq I. 563. Wouterszoon R. 201*. IJssel R. 54. Inge, dochter van Joost Willemszoon R. 436. Ingen (Inghen, Yngen, Ynghen) (Alaert, Alairt van), burgemeester, richter en schepen te Culemborg, richter te Beusichem I. 179, 180, 185, 189. R. 35*, 43*. 44*. 46*. 78, 79, 86*, 89. 90. (Alaert van), burgemeester, schepen en kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Cuiemborcj I. 230, 442. R. 215, 218, 222, 223. (Geryken van) R. 470. 20
306 (Ingen) (Geryken van), weduwe van Wauter Gerytszoon R. 563. (Jutte van) R. 324, 365, 404. (Peter van), burgemeester en schepen te Culemborg, richter te Beusichem I. 200, 204, 205. R. 65, 87*, 114, 118*. (Willam van) R. 60, 64, 83. Ingenwinckel (Inghenwinckel!) (Johan), proost van St. Jan te Utrecht R, 347, 385. Yseren (Dirc van) R. 136. - •• - (Jan van) Dircxzoon R. 102.
J. Jacob (Jacop), heer van Gaesbeek R. 72*. Aelbertszoon I. 633. • Aerntszoon, richter en schepen te Everdingen en Zijderveld R. 159, 198*, 208. Aertszoon, mandemaker I, 1425. R. 240, 276. Arnt Janszoonszoon R. 170. Berntszoon, schepenburgemeester te Culemborg I. 472. Gerrytszoon, schepen te Culemborg en te Everdingen en Zijderveld R. 248, 255. 266, 267*. 278, 279, 281*, 298, 303, 304*. Gerrytszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan en huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 745, 1660. Hermanszoon, kerkmeester te Honswijk R. 80. Jacobszoon R. 164 Janszoon I. 1401. R. 106. Corneliszoon I. 1533. R. 417, 424. Meliszoon, pothmeester te Culemborg R. 548. Tijsschen R. 365. Thijssen R. 529, 546. (Mr.) Wendelszoon, burger te Culemborg I. 127. R. 284. Wilgerszoon R. 170. (Mr.) Wilger Jacobszoonszoon R. 170, 259. Willamszoon R. 164. Jacoba, hertogin van Beieren, gravin van Hofland R. 34. Jasper (Jaspar), heer tot Culemborg I. 432, 967. R. 179—181*, 182—184*, 185, 187—189*, 190—194, 200, 204, 210, 220, 228, 231, 245—247, 260, 261, 272. 273*. Thomaszoon, pothmeester te Culemborg I. 1466—1469. 1471.
Johan( Jan, Jhan), heer van Arkel I. 1077. R. 2. , heer van Culemborg en van der Leek, raad van den graaf van Holland R. 7. — - heer van Culemborg I. 100, 1072, 1372. R. 61, 84*, 85*, 104*. , hertog Van Kleef R. 306, 310. , hertog van Lotharingen, graaf van Holland R. 36. die moellenair R. 324, Aerntszoon R. 344, 345, 379, 417, 438, 439. Aerdtzoon, pothmeester te Culemborg I. 1453. Alartzoon, scheoen te Culemborg R. 357, 360*. 361, 363, 364. Berntszoon, schepen en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 610. R. 215, 277, 288, 335. 336. 376, 509. Dircxzoon, schepen te Everdingen en Zijderveld R. 59*, 76*, 121, 122a. —^- Dircxzoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg, schepen te Everdingen, Zijderveld en Honswijk I. 723—726, 1759. R. 432, 452*, 453, 470, 507, 526*. Dircxzoon, timmerman R. 447, 504.
— Dirck Stevenszoon R. 380. — Engbertszoon, schepen en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg R. 30, 35, 37, 38, 44, 45. — Engbertszoon, schepen te Buurmalsen en Tricht R. 566. — Philipszoon, schepen te Culemborg R. 52, 78, 79. — Floriszoon, schepen te Ackoy R. 475, 514, 517. —• Geringszoon R. 227. — Gerytszoon, rentmeester van den heer van Culemborg R. 45, —- Gerritszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 666—673, 677. — Geritszoon R. 370. — Geritszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 736—738. — Gerrytszoon, huismeester van het St. Elisabethsgasthuis I. 1666, 1667. — Gijsbertszoon, burgemeester en schepen te Culemborg, schepen te Everdingen en Zijderveld I. 201—203, 206, 207, 209—216. R. 88, 103, 110*. 111*, 112, 130, 131*, 132*. 136. — Gijsbertszoon R. 350. — Ghysbertszoon, gasthuismeester
307 van het St. Petersgasthuis en pothmeester te Culemborg I. 1331, 1457, 1458. (Johan) Gosenszoon, schepen te Everdingen, Zijderveld en Honswijk R- 380, 381*, 408, 427, 435. Heynenzoon, priester, rector der geestelijke zusters van O-L. Vrouwe te Culemborg R. 126. —— Henrixzoon, steenhouwer R. 353, 374. 375. —— Hermanszoon R. 213. Hubertszoon, procurator der O.L. Vrouwe-broederschap te Culemborg R. 250. Hubertzoon ter Weyd R, 513. Jacobszoon, dienaar van het convent Oudwijk R. 421. Jacobszoon, timmerman I. 1427. Janszoon, melaatsche I. 1267. R. 124, — Janszoon I. 1548. — Janszoon, gasthuismeester van het St. Petersgasthuis en pothmeester te Culemborg I. 1322. 1323, 1454—1460, 1462. — Janszoon in de Roscam I. 1747. — Jan Beerntszoonszoon, schepen, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg R. 279. 285, 287, 289*, 291, 293, 297, 298, 301, 302, 305, 307, 340, 341, 365. — Jan Hermanszoonszoon R. 213. — Joesten R. 243. — Joosten, stadsburgemeester te Culemborg I. 277—279. —- Claeszoon R. 206. — Claeszoon I. 1423. R. 207. — Claeszoon, schepen te Gouda R. 238*. Claeszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 683. 685—690, 1366. R. 336, 356. — Claeszoon, pothmeester te Culemborg I. 1468, 1469. — Corneliszoon, leenman der proosdij van Oudmunster te Utrecht R. 349. Gijsbert Ludekenszoonszoon R. 88. Meertenszoon, van Schoonhoven, priester R. 413. Meeuszoon, schepen te Everdingen, Zijderveld en Honswijk R. 495, 507, 520. — Peterszoon de oude R. 275. Peterszoon, schepen en kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 677—687. R. 264, 320, 323, 377.
(Johan) Peterszoon I. 781, 1404. R. 429.' 444. Rijeken, Ryquijnszoon, pothmeester te Culemborg R. 437, 440, 454, 461, 463, 466, 470, 514. Roelofszoon, schepen te Everdingen en Zijderveld R. 101. Roelofszoon I. 126. Symon Hubertszoon R. 555. Splynterszoon R. 279, 293, 301. Stevenszoon R. 57. Stevenszoon, richter en schepen te Everdingen en Zijderveld R. 248, 255, 264, 294. Wauterszoon I. 636. R. 526. Willamszoon, schepen te Everdingen en Zijderveld R. 122, 149. Willemszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culeniboi-g I. 538, 539, 563, 2195—2197. Johanna (Hannegen, Janna) Willem Roelofszoonsdochter R. 537, 545. , weduwe van Adriaen Janszoon I. 639. R. 520. -, weduwe van Jan Hermanszoon R. 213.
, weduwe van Jan Cronenborch I. 1538. R. 281. Jong (Adriaentje de), vrouw van Gijsbert Vernoy I. 1918. Jongbloet (E. F.), notaris en executeur van den boedel Dellius te Culemborg I. 1910—1920, 2501. (Mr. Johannes), executeur van den boedel Dellius te Culemborg I. 2501, 2502. Jongh (Jan Cornelis de) I. 1920. Joost (foest, Yoest) Dircszoon R. 359. Gherytszoon, schout te Schalkwijk R. 211. Gheritszoon, schepen, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborn I. 674—676, 681, 682R. 314*, 315, 332. 334—336*, 338— 340. 346, 348, 350*. 352, 355, 356, 363. Hermanszoon I. 1426. 1546. R. 294, 304. Jacobszoon I. 617. R. 15. Janszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 566. , zoon van Jan Henrixzoon, steenhouwer R. 353, 374, 375. Corneliszoon, schepen en kerkmeester der parochekerk van St. Barbara te Culemborg R. 359, 360*. 363—365. 369, 370, 372, 375, 376, 378*, 393, 399*, 400, 411, 414, 434,
308 436—440, 444, 447*. 454*. 458, 465*. 467, 487—490*. 520, 526, 527, 559— 561. (Joost) Corneh'szoon, ontvanger van de contributiën te Culemborg I. 2177— 2182. Aert Crollenzoon R. 452. Willemszoon R. 427, 436, 457. 470. Joris, zie: George. Jouwer (Mr. Salomon de), stadscameraar te Culemborg I. 389—391, 393, 394, 408. 2114—2129. Jutte, moeder van Lubbert Key R. 90. K (C). Cabes (Cabis) (Aernt Dircxzoon) I. 1371, 1431. R. 335, 352, 400. (Gerit Aemtszoon) I. 1431. R. 423. Calais (Caleys) (connestables te) R. 77. (lieutenant du maier te) R. 77, (stapel te) R. 77*. (bestuur van den stapel te) I. 944. Kaiken (Bartholomeus van), directeur der vlas spinnerij, administrateur van den boedel Buytendijck te Culemborg I. 802—806, 1890—1909, 2323—2326, 2473—2496. (Pelgrinus, Peregrinus Van), administrateur van den boedel Buytendijck te Culemborg I. 1SS9—1904, 2472—2487. Kalker (heer Johan) R. 103. Calvart (land in den) onder Beusichem R. 90. Camerlingh (Kemerlinck) (Wilhelmus) Pauluszoon, notaris R. 39. (Steven) Henrixzoon I. 1528. R. 235. Kanenbroick (Dirck van) R. 170. Karel (Carel, Kaerle. Kaerl, Kairle), hertog van Gelre I. 946. R. 290, 368. ——, gekozen Roomsch keizer R, 358. ——• Heinricszoon R. 60, 64. • Gustaf, graaf van Waldeck I. 150. Kartyls, zie: Hoen. Catharina (Katherijn. Katherina, Kathriin) Gijsbert Duvelsdochter R. 216. ——, dochter van Hubert van Culemborg bastaard, zuster te Coninxvelt R. 251. -, vrouw van Wermbout Gerytszoon I. 2006. R. 205. Cats (Kaets) (Gysebrecht van), knape R. 2, 4*. Key (Keye) (Jutta) R. 81. (Lubbert), gasthuismeester van
het St. Peters gasthuis te Culemborg I. 1270, 1271, 1397. R. 70, 71. 81. 90. 97, 100. Keyser (Aert Hermanszoon de), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 739—741, 1549. (Aryaen die) R. 321. (Jan die), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 656—658, 662—665. (Cornefis Janszoon die) R. 461. Keyserskempkens in de heerlijkheid Ackoy R. 475. Kemp (Keymp) (Aelbert die) I. 1446. R. 82. (Ambrosius), stadscameraar te Culemborg I. 337—342, 2074. (Gysbertus) Jr., priester R. 91. (Johannes) R. 55. (Anthonys die) I. 1403. R. 273. (Goesen die), schepen te Culemborg R. 14*, 33*, 43*, 44*. (Johan de) R. 150. Kessel (Henricus), keldermeester van de abdij St. Marienweerd R. 449. Kijfcampje onder Prijs I. 1436. KUlesteyn (Kyllesteyn) (Geryt van) I. 1405. R. 100, 101. (Mr. Gerit van) R. 125. Claes, zie: Nicolaas. Claessehoef (die) in het gericht van Tricht R. 564. Kleef (Cleve) R. 310. (land van den graaf van) I. 955. R. 283. (hertog van) R. 306, 310. Cleefsland I. 136, Clinger (kapitein) I. 1765. Kloekhoff (Christian Augustus), schout van het Gemeen e land van Culemborg I. 1085. 1086. Cloppenborch (Engbert van) I. 1527. Clotink (Cloeting. Cluetync) (Aleyt) R. 134. (Alijt) Tymansdr., vrouw van Heinde van Huesden R. 258, 271. (Hadewich) R. 170. (Hase) R. 134. (Tydeman) R. 134, 170. Knobbout (Knobbit. Cnobbouth) (Huybrecht), prior van de Karthuizers en provisor van het Standoncxcollege te Leuven R. 493. (Jan) R. 529. (Jan Janszoon) te Culemborq R. 535. (Jan van) van Gorinchem R. 546. Cnoep (Knoeo) (Hector) R. 187. (lan) Dircszoon 1. 631. R, 172. — (Katrijn) R. 187.
309 Koblenz (Confluentia) R. 1. Kodde (heer Dirck), priester I. 1378. R. 20. Koe... (Heymeric), schepen te Cuiemborg R. 13. Coedam (Jan Gijsbertszoon) I. 1S53. Koecampen in die Avontuer in het Culemborgerbroek I. 613. R. 410. Coenraet (Coene) Arntszoon, te Hagestein I. 1402. R. 107. 108*. ' Janszoon, kerkmeester te Beusichem R. 111. Koepat (dat) onder Zoelmond R. 497. Koevoet (Koevoit) (Geryt), landgenoot op Bolgerij R. 323. (Herman), pothmeester te Cuiemborg R. 128, 156. (Jan) I. 618. R. 30. Coggen (Mattheus) van Breda, notaris R. 493. Koek (Cock) (Gerrit) R. 487. (Mr. Jan die), pothmeester te Cuiemborg R. 128. (Jan aie) I. 1512. R. 254. (Jan die) Henrickszoon R. 274. (Lambert) R. 554. de), pothmeester te Cuiemborg 1. 1489, 1490. Collen (Joest Aertzoon) I. 640. Confluentia; zie; Koblenz. Coninck (Frederick die), richter en schout te Cuiemborg R. 420, 422, 434, 436, 438*, 439*, 443, 444, 454*. 457, 458, 465*, 545. Coninxvelt (zuster te) R. 251. Cool (Coel, Coell, Cooll, Koel, Koell, Kool) (Toenis) R. 532. (Anthonis), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Cuiemborg I. 563. (Thonis) Janszoon R. 511. (Thonis) Mehszoon, gasthuismeester van het St. Peters gasthuis en huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Cuiemborg I. 1304, 1305, 1526. R. 465, 473, 479, 487, 489—491, 494. 495. 497, 499—501, 503, 505. 506, 508, 512, 521, 525. 536, 544, 547, 551, 554, 558, 562. 569. — (Dyrck) I. 1413. R. 206. — (Dirck) Corneliszoon, gasthuismeester van het St. Petersgasthuis en pothmeester te Cuiemborg I. 1318, 1319, 1471, 1473—1480. — (Gerit), schepen, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en pothmeester te Cuiemborg I. 611. R. 307, 313, 314*, 315*, 317, 331, 332, 338, 339, 371, 372, 492.
(Cool) (Gisbert), schepen te Cuiemborg R. 431*. (Henrick), meester van de Godscameren te Cuiemborg R. 486. - •• • (Henrick), gasthuismeester van het St. Peters gasthuis te Cuiemborg I. 1311. (Henrick), pothmeester te Cuiemborg I. 1483—1486. (Ydeke), weduwe van Jan Claeszoon I. 1413. R. 206. (Claes) R. 95. (Cornelis), huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Cuiemborg I. 1639, 1640. (Cornelis), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Cuiemborg I. 565. - • •• • (Cornelis) Gerytszoon R. 492. (Cornelis) Meliszoon, gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Cuiemborg R. 555, 567. —— (Melis), huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Cuiemborg R. 406, 432. (heer Peter) R. 208. (Peter), schepen en stadsburg?meester te Cuiemborg I. 281. R. 551, 552. 559, 562, 563, 565, 567*, 569. — (Peter) Geritszoon, pothmeester te Cuiemborg R. 513. 514, 516, 517, 541, 548, 564, 566, 570, 571. (Willem), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Cuiemborg I, 543. 544. Coel wagen (Matheus), kapelaan in de abdij St. Marienweerd R. 449. Coppier (Coppiir) (Arnt) Dirck Jacobpzoonszoon R. 27. (Dirc), schepen te Cuiemborg R. 15. (Dirck), burgemeester, richter, schepen, H. Geestmeester en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Cuiemborg I. 218—226, 228, 237—239, 252—256, 433—441, 449— 451, 1272—1276. R. 130, 131*, 136*, 203*. 204, 207*, 223, 235, 237, 239, 241—243, 285, 287—289*, 291, 292*. 293, 297, 298, 300, 301, 303, 304*, 30*5, 307. (Dirc) Jacobszoon, burgemeester en schepen te Cuiemborg I. 176, R. 33, 35*, 43*. (Gerit), schepen te Cuiemborg R. 204, 246*, 250*, 252, 253, 256, 266. 267*, 277. (Gerit), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Cuiemborg R. 410.
310 (Coppier) (Heynricus), secretaris der kanselarij van den graaf van Holland R. 31. (Jacob), richter en schepen te Culemborg, richter te Lanksmeer en te Prijs R, 13, 14*, 15, 22, 23, 27, 30, 35, 44*. (heer Cornelis), kanunnik van St. Barbara te Culemborg R. 470. (WÜlem) R. 93, 96. (Willem) Dircxzoon R. 65. Cornelia (Nelle, Nyele) Jan Engbertszoonsdochter R. 110, 111. , moeder van Willem Dirck Willemszoon I. 643. R. 467. ——• Aert Neyendr., weduwe van Thoenis Geritszoon I. 612. R. 557. , vrouw van Jacob Corneliszoon I. 1533. R. 424. -. vrouw van Joest Corneliszoon R. 527. -, vrouw van Jan Koevoit I. 618. R. 30. —. vrouw van Melis Scavaert R. 73, 101a. -. vrouw van Oth Zuermont R. 303. Cornelis, die bottelier R. 560. —— Adriaenszoon, schepen te Everdincien, Ziiderveld en Honswijk R. 495, 516, 526, 537. Antoeniszoon I. 1552. Bartenszoon, pothmeester te Culemborg I. 1457, 1458. Berntszoon R. 183, 200, 285. Danen, Danielszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 554—557. — Philipszoon R. 481. — Gerytszoon, te Zijderveld I. 1406. — Gijsbertszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 715—719, 721. -, zoon van Goesen Alartszoon R. 473. -—• Heymenszoon, schepen te Everdingen, Zijderveïd en Honswijk R. 427, 476. -—• Hubcrtszoon, schepen te Everdhigen, Zijderveld en Honswijk R. 470. -—- Isbrantszoon, kramer I. 1533. R. 447. — Tacobszoon R. 417. —- Tanszoon, priester R. 126. — Tanszoon, schepen te Ever dingen en Zijderveld R. 166, 264. — Tanszoon I. 636. R. 430, 526. — Janszoon, schepen te Everdingen, Zijderveld en Honswijk R. 520. — Jan Berntzoon R. 565. — Jan Willemzoon R. 208.
(Cornelis) Claeszoon R. 473. Louven, marktschipper van Culemborg op Wijk bij Duurstede I. 1004. Martenszoon R. 452. Matthijszoon R. 535. Meliszoon, gasthuismeester van het St. Petersaasthuis te Culemborg I. 1312, 1313. Meuszoon R. 519. Reyerszoon, schepen te Everdingen. Zïiderveld en Honswijk R. 461. Rijeken, huismeester van het St. Eüsabethsg as thuis en pothmeester te Culemborg I. 1491—1495, 1688, 1752. Roelofszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 739—741. Symonszoon, schepen te Culemborg R. 252, 254. Cortavontuer, zie: Avontuer. Korte {Mr. Pieter die), van Brugge, overprochiaan van St, Pieter te Leuven R. 415. Kortehoeven (Corte hoeven) (landerijen in de) I. 1375. R. 110, 165, 340. Coster (Dirck Willemszoon die), gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg R. 464, 466, 540, 546, 555. (Gisbert Willemszoon die) R. 521. Cothen (Caeten, Coethen, Coten, Koten) (predikant te) I. 1910—1920. —— (Bernt van) Dircxzoon, rentmeester van den heer van Culemborg, burgemeester en schepen te Culemborg I. 229. R. 148, 151,-155—157*, 162. 169, 173, 183*. {Dirck van), burgemeester, richter ad hoc, schepen, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en deken van de St. Barbarabroederschap te Culemborg I. 246—250. R, 265, 270, 291*, 297, 313, 318, 329, 330, 334, 336*. 337, 339—341*, 343, 344, 348, 350*, 354*, 355, 356*, 380. (Dirck van) Beerndszoon I. 1428. R. 311*. Coudenhoven (Caudenhoven, Cauwenhoven, Couwenhoven) (Gerit van) R. 136, 139. (Gerrit van) R. 479. (Geryt Janszoon van), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 742—744. (Ot Van), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 678—682, 684. R. 356. Craey vanger (Kreyvenger) (Hendrik), huismeester van het St. Elisabeths-
311 gasthuis te Culemborg I. 1668, 1921, 1927. (Craeyvanger) (Joanna), weduwe van Dirck van Weeze I. 1924. (Lucretia), vrouw van N. van der Steen I. 1923. (Maria), weduwe van Amelis van Lauwyck I. 1922, 1928. Craft (Engbert) R. 88. Kramer (Hendrik Anthony), gerichtsbode te Culemborg I. 1042, 2367. (Jan Gerrit), administrateur van den boedel Craeyvanger te Culemborg I. 1976, 1977. Cremer (Creemer) (Thonis Janszoon), huismeester van het SI. Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1676, 1677. ——• (Claes Janszoon), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 745. Chris tiaan (Corsten, Corstyen, Cristiaen, Kerst, Kersten, Korst) Derixzoon R. 111, 129. Dircszoon, gasthuismeester van het St. Peters gasthuis te Culemborg R. 423, 429, 430, 477. Jeliszcon, schepen te Beusichem en Zoelmond R. 511, 513, 527*. Christina (Stijn, Stijnken) Claesdochter I. 630. R. 480, 496. , weduwe van Dyrck Janszoon I. 2009. R. 215. -, vrouw van wijlen Dirc Peterszoon I. 2002. R. 112. Cryter (Dirck Jeliszoon de), burger te Culemborg I. 977. Croesen (Frederick), kerkmeester der parochiekerk van St, Barbara te Culemborg I. 558, 559. Croll (Crol, Kroll) (Andries), huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1636—1638. (Gervt) R. 256. (Jacob), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 656—661. (Joest Aertüzoon) R. 452. (Lambert) Geritszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 715—719, 721. Cromvoet (pater) I. 537. Cronenborch (Jan van) I. 1538. R. 281. Kruyff (Cruyf, Cruyff, Kruyf) (geslacht De) I. 1918. ——- (Godard de), administrateur van den boedel Buytendijck te Culemborg I. 1890—1909, 2473—2496. -•• • (Joost Corneliszoon de), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 745.
(Kruyff) (Martinus de), gildemeester van het St, Nicolaas- of Koopmansgilde te Culemborg I. 1810. (Rotardus), priester, vicaris van de kapel aan den Havendijk te Culemborg R. 528. Kuyck (Cuyck, Kuyc, Kuuc, Kuuck) (Aermgart van) I. 458. R. 434. (Aernt van) bastaard R. 313. • (Goessen van), burgemeester en schepen te Culemborg I. 242—248. R. 246, 252, 274. (Gosen, Ghoesen van), schepen te Culemborg R. 512*, 515. (Henrick van), stadsburgemeester, richter ad hoc, schepen en kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 262—273, 694—703. R. 317*—321, 324, 326, 354, 361*. 364, 376, 384, 389—391*, 393. 394, 400*, 422, 423. 430, 431*. 434, 436—439, 454*, 457, 458, 465*. (Harman van), schepen te Culemborg R. 369, 372, 373, 387, 393. (Jan, Johan van), burgemeester, schepen en gasthuismeester van het St. Peters gasthuis te Culemborg I. 181—183, 185. 186, 198, 199, 204— 208, 214. R. 53, 92, 99. 107*, 118*, 123, 126, 129*, 130, 136, 142. (Johan van), burgemeester en schepen te Culemborg I. 240, 241. R. 151, 158, 163. 168, 169, 183*. 209, 218, 235. 236. —— (Jan van) bastaard R. 393, 531. (Wauter van) Janszoon R. 545. Culemborg (Culemborch, Culembourg, Culenberch, Culenboerch, Culenboirch, Culenborq, Culenbuerch, Culenburch, Cuylenborch, Kuylenburg), (apothekers te) I. 1064. (stadsarchief te) I. 92—98, 1222. 1223 (bakkers te) I. 1012. (bank van leening te) I. 470. (stadsbestuur te) I. 1—1095. (bode van) op Utrecht I. 1002. (boedel Buytendijck te) I. 1847— 1909, 2466—2496. (administrateurs van den boedel Buytendijck te) I. 1856—1909, 2469— 2496. (executeurs van den boedel Buytendijck te) I. 1849, 1851. (boedel Dellius te) I. 1910—1920, 2497—2505. —— (executeurs van den boedel Dellius te) I. 1912—1914, 2501—2504. (boedel Craeyvanger te) I. 1921 —19S9, 2506—2519.
312 (Culemborg) (administrateurs van den boedel Craeyvanger te) I. 1928— 1989, 2506, 2519. (burgemeesters te) I. 173—271, 433—451, 1017, 1019. R. 82*, 86*, 230. 265, 270, 296, 328, 371. (schepenburgemeesters te) I, 92, 95, 96, 471, 472, 474—477, 492, 965, 2157. (stadsburgemeesters te) I. 272— 313, 318—323, 423, 484—489, 517, 521—525, 1076, 1928—1930. 2033— 2059, 2063—2067, 2363. 2364. (burgemeesters, schepenen en raad van) R. 49, 66, 73, 86, 116, 124, 125, 127, 128, 133, 134, 137, 140, 164, 170, 179—182, 184, 185, 187—189, 191—194, 210, 219, 245, 249, 261, 272, 290, 316, 325, 327, 328, 386, 396, 397, 413, 471, 484, 485, 523, 555. (Burgerkrijgsraad te) I. 1028, 1037 ter, 1038, 1041—1043, 2365— 2367. (gewapende burgermacht te) I. 1044—1050, 2368—2372. — (Commissie van administratie en discipline der gewapende burgermacht te) I. 1046bis, ter, 1047—1050. 2368—2372. — (burgers, inwoners, poorters van) I. 99, 104, 127, 138, 800, 944, 953, 956. 957, 960, 963, 965—967, 973— 975, 977, 978, 983. R. 4. 7, 10, 21. 32, 42, 54, 77, 84, 85. 98, 101a, 140, 144. 224. 245, 280, 284, 296, 347, 349, 366. 368, 385, 434, 511. 533—535. — (adminstrateurs van de J4-jaars collectebus te) I. 820—838, 841— 862, 2327—2331. — (administrateurs van de ZondaQsche stadsarmenbus te) I. 863—911, 2332—2348. — (buurten te) I. 137. — (commissaris van politie te) I. 1224. — (conseil municipal te) I. 1129, 1221. — (oudste dochter tot ) R. 280. — (domeinen te) I. 979. — (drost te) I. 77—88, 471—491, 517—531. R. 349. 371. —• (Fransche demoiselle te) I. 922. — (Fransche troepen te) I. 1259, 1260, 1696. — (garnizoen te) I. 1018—1026, 2363, 2364. — (Spaansche troepen in garnizoen te) I. 1018. 1019. — (St. Elisabethsgasthuis, 12 huisatmen of 12 proveniern op den Haven-
dijk te) I. 799, 1265, 1630—1768, 2441—2464. R. 388, 390, 396, 398, 401, 418, 422, 442, 448, 468, 469, 473, 489—491, 494, 497, 499—501, 503, 505, 506, 508, 521, 524, 525, 536, 544, 547, 551, 554, 558, 562, 569, 572. (Culemborg) (huismeesters van het St. Elisabethsgasthuis te) I. 1633—1690, 2441, 2442. R. 406, 432, 465, 487, 489, 495, 506, 512, 532, 572. - • (kapel van het St Eiisabethsgasthuis te) I. 1434. R. 479. (rentmeester van het St. Elisabethsgasthuis te) I. 1690—1740, 2443 —2463. (vicarie van het St. Elisabethsgasthuis te) I. 1766—1768. R. 441, 528. (vicaris van het St. Elisabethsgasthuis te) 1.1766, 1768. R. 390, 572. (St. Peters gasthuis te) I. 415, 635, 638, 798, 1262—1451, 1538, 1550, 1562—1629. 2376—2386, 2394—2440 R. 9, 11, 13, 17, 20, 23, 24, 27, 28, 31, 35, 39—47, 49, 51, 52, 55—60. 64, 65, 69, 73—76, 79, 81, 83, 86—88, 90, 93, 96, 97, 99—101, 103—107, 123, 124, 129, 130, 132, 146, 148, 152, 153, 158, 160, 162, 165, 168, 177, 198, 207, 219. 246, 251, 273, 275, 277—279, 281, 289, 292, 293, 301, 303, 304, 307, 311, 315, 317, 322, 340, 341, 347, 354. 355, 380, 385. 400. 423, 429, 430, 443, 527, 538, 542, 567. (nieuwe gasthuis te) I. 1365. (gasthuisfabriek te) R. 260. (gasthuismeester van het St. Petersqasthuis te) I. 415, 1263. 1266, 1268—1364. 1447, 1449, 1451, 2376— 2386. R. 22, 37, 38, 53, 69, 80, 82. 86, 91, 97, 100, 102, 108, 113. 124, 154, 167. 206, 219, 222, 225, 249, 255, 256, 264, 276. 281, 328, 335, 336, 340, 341, 346, 352, 357, 363, 384, 399, 400, 414, 423, 538, 540, 546, 555. (kerk van het St. Peters gasthuis te) I. 1993. (priester, pastoor, vicaris van het St. Petersgasthuis te) R. 13, 247, 260, 303, 328. (rentmeester der gasthuizen te) I. 798. — (rentmeesters van Poth en gasthuizen te) I. 645, 795, 796, 841—862, 924—943, 1562—1628, 1935, 2349— 2362, 2394—2440. — (vicarie Van het St. Petersgasthuis te) I. 1392. R. 27, 118, 303. — (H. Geest te) I. 1452. R. 142, 219, 299.
313 (Culemborg) (H. Geestmeesters te) I. 1272—1277, 1283—1295. R. 123, 367. (Gemeene land van) I. 418, 1067, 1087, 1542, 1759, 1760. (heemraden van het Gemeene land van) I. 1088. R. 245. (schout Van het Gemeene land van) I. 1085, 1086. (gemeente) I. 1244. 1245, 1249— 1251. (gemeentebestuur van) I, 13—26, 73, 74. (geneeskundigen te) I. 1064. (stadsgericht van) I. 101, 433— 451, 471—491, 517—531. R. 296, 419. (gerichtsboden te) I. 1042, 2016. (gilden te I. 1011—1017, 1769— 1846. (commissaris over de voormalige gilden te) I. 1787, 1794—1796, 1823. (Bakkersgilde te) I. 1769—1776. (Viergekroonden- of Bijlhouwersgilde te) I. 1017, 1777—1796. (gildemeesters van het Viergekroonden- of Bijlhouwersgilde te) I. 1784, 1786, 1788, 1792. (St. Agatha- of Kleermakers-, Snijdersgilde te) I. 1798—1804. R. 66. (gildemeester van het St. Agathaof Kleermakers gilde te) I. 1804. (medehulpers van het St. Agathaof Kleermakers gilde te) I. 1804. (St. Nicolaas- of Koopmansgilde te) I. 1805—1812. (gildemeester van het St. Nicolaas- of Koopmansgilde te) I. 1810— 1812. (Syde lintreedersgilde te) I. 1813, 1814. (St. Jans- of Schippersgilde te) I. 984, 1017, 1815—1826, 2465. (gildemeester van het St. Jans- of Schippersgilde te) I. 1822. ~ — (medehulpers van het St. Jans- of Schippersgilde te) I. 1822. (Schoenmakersgilde te) I. 1827— 1832. R. 185. (overlieden van het Schoenmakersgilde te) I. 1832. (St. Eloyen- of Smedengilde te) I. 1833—1835. R. 325. (Timmerliedenqilde te) I. 1836. R. 210.
— (Voerliedengilde te) I. 1837—1841. — (St. Severus- of Weversgilde te) I. 1842—1844. (Zakkendragersgilde te) I. 1845. 1846. — (graaf van) I. 75, 102, 105—110, 120, 141—146, 148, 150, 302, 345—
358, 416, 419, 613, 747, 969, 987, 995, 998, 1005. 1019. 1087, 1524, 1760, 1777, 1830, 1838, 1839. (Culemborg) (graafschap) I. 100, 139, 144, 147, 158—172. 393, 612, 615, 1009, 1020, 1066, 1070, 1079. 1080, 1849, 2029, 2030, 2128, 2192. R. 31, 124, 280. (gravin van) I. 799, 989. (stadsgracht te) I. 458, 1830. R. 136, 139, 219, 241, 288, 434, 492, 545. (gracht van de Nieuwstad te) R. 69. (haven te) I. 471—516, 1061, 1062, 2157—2175. (commissarissen van het Havenfonds te) I. 497—508, 2158—2175. (heer van, tot) I. 103, 120, 139, 409, 413, 431, 432, 612, 958, 967, 968. 1072, 1297—1302, 1372, \372bis, 1393, 1514, R. 7, 12, 32*, 34, 36, 37, 49, 61, 66, 84—86, 104*. 115, 117, 128, 129, 132—135, 137, 138, 140, 143, 144, 155. 156, 167. 168, 173, 179—181*, 182—184*, 185, 187—189*. 190—194, 200, 204, 210, 211, 220, 228, 231, 245—247, 260, 261, 272, 273*, 280*. 309, 314. 322, 329, 367, 383, 410. — - (jongheer van) I. 433—453. R. 226. (Hoogebrugge te) R. 419. (Joden te) I. 1256. (jongens uit) I. 1561. R. 471, 472. (stadscameraar te) I. 314—317, 324—405, 424—428, 478—483, 490— 491. 509—516, 518—520, 526—531, 918, 1238, 2060—2062, 2068—2145, 2147, 2158—2175. • — (kapitein-superintendent van stad en graafschap) I. 139. (kasteel te) I. 144, 1019. R. 316. (kastelein te) R. 229, 230, 234. (Landelijke vergadering te) I. 532. (inwoners van het land van) 32, 84, 85. — (liefdadige instellingen te) I. 789, 790. — (directeur en boekhouder van de loterijen te) I. 462, 464—468, 2149— 2156. — (magistraat, stedelijk bestuur van) I. 1—1095, 1450, 1770, 1773. 1777, 1787, 1794—1796, 1814, 1817, 1821, 1822, 1829, 1830, 1835, 1842, 1890— 1904, 1928. 1999, 2033—2373 — (maire van) I. 1096, 1099—1211, 1218, 1223, 1224, 1247. —- (raairie) I. 1096—1261, 2374,2375. — (paardenmarkten te) I. 1007, 1008.
314 (Culemborg) (melaatschen in het land van) I. 1267. (melaten- of lazarushuis te) I. 1264. R. 227, 289. (municipaliteit te) I. 13—26, 73, 74, 532, 1051, 1052, 2176. (stadsmuur te) I. 1830. R. 235, 553, 540. (notarissen te) I. 1254, 1847, 1910 —1920, 1981—1987. R. 10. (ontvangers van de contributiën te) I. 2177—2191. (ontvanger der domeinen te) I. 1223.
—— (ontvanger van de middelen en den camerontvang in het graafschap) I. 393. (ontvanger van de mairie) I. 1225, 1226, 1234, 1239, 2374, 2375. (oom tot) R. 178, 190, 216*, 294. (pokhuis, pockkamer te) I. 1264, 1366. (pachter van den tabaksaccijns te) I. 2147. (Goilberdingsche poort te) I. 492. (Lanksmerpoort te) I. 1532, 2012. R. 266, 373, 492. (Lekpoort te) I. 1010, 1061, 1428. R- 311, 502. (Prijssche poort te) R. 177. 213. 219. (Zantpoort te) R. 422. (Poth te) I. 610, 637. 1265, 13726fs, 1403, 1452—1629, 1752, 2387—2440. R. 115, 121, 132, 142, 162, 163, 166, 214, 223, 228, 235, 237, 243, 245, 246, 266, 273. 274, 277—279, 281, 288, 293—295, 297—299, 305, 309, 312, 313, 327, 338, 339, 385, 391, 407, 409, 443, 446, 464, 466, 488, 504, 518, 519, 522, 531, 539, 541—543, 552, 553, 559—561, 563, 565. —— (pothmeesters, pothbroeders te) I. 1453—1507, 1511, 1544, 1752, 1768, 2387—2393. R. 125, 128, 131, 148, 149, 154—156, 159, 163, 214, 228, 235, 237, 281, 295, 297, 298, 300, 302, 309, 319, 331. 332. 338, 339, 348, 357, 378, 383. 390—392, 404, 411—413, 416, 424, 426, 435, 437, 440, 447. 449—451, 454, 459, 461, 463, 470, 471, 475—478, 482— 485, 502, 507, 509, 513, 514, 516, 517, 534, 540, 546, 548, 549, 564, 566. 570, 571. (Raad van) R. 413. (raad en stadhouder der Ieenen te) I. 2020—2028. • (grafelijke raden te) I. 922, 1849, 1931—1934. {Raden en magistraat te) I. 4—12,
77—88. 105—110, 393, 420, 800, 801, 807—862, 1076, 1085, 1910, 1914, 2497, 2498, 2501—2504. (Culemborg) (rentmeesters van Poth en gasthuizen te), zie bij gasthuizen. (rentmeester van het Stadsarmencomptoir te) I. 787. • •••••
( r e n t m e e s t e r v a n d e n h e e r v a n ) R.
45, 129, 209, 214, 228, 421, 428. 482. — - (rentmeester van den jonker van. hof- en tynsrichter te) R. 151, 155, 156. (richter te) I. 1076. R. 8, 11*, 13, 14*. 17, 30, 33*. 35, 43*, 44*. 46*. 50*, 51, 52*, 65, 78, 79, 99, 103, 110*. 111*. 114, 118". 126, 129*, 130, 131*. 132*. 136, 142, 148*. 151*, 152*, 157*, 158*. 162, 163, 165*. 168, 169, 183*. 204*. 207*. 218, 223. 235, 237. 239, 241—243, 252, 254, 256, 267*, 274, 277, 281, 285, 289*, 291, 292*, 293, 297, 298, 301, 303, 304*, 305, 307, 313—315, 317*, 319—321, 330, 332, 336—341, 343, 344. 346*. 348, 350, 351*. 354*. 356*. 359*. 361*, 363, 364, 369*, 370, 372*. 376, 378*, 387, 391*, 393, 399, 411, 414, 422, 434, 436, 438*, 439*. 443, 444, 457, 458, 465*, 473, 502, 509, 515. 519*, 531, 559. (schependom van) 1. 128, 129, 132—134, 166, 167, 172, 1252. R. 503. (schepenen te) I. 1999. R. 8. 11*. 13, 14*, 17*, 30, 35*. 43*, 44*, 46*, 48*. 50*—52*, 65, 74*, 78, 79, 92, 99. 103, 110*. 111*. 112, 114, 123, 126. 129*, 130, 131*, 132*. 136*. 139. 142. 146*. 148*, 151, 152*. 154, 157*, 158*, 162, 163. 165*. 168*, 169, 172, 183*. 204*. 207*. 218, 222*, 223, 227, 235—237. 239—243. 246*, 252, 254, 256, 257*, 266, 267*, 274—277, 281*. 285, 287—289*, 291*, 292*, 293, 297, 298, 300—304*. 305, 307, 311*—314*. 315*. 317*—321, 324, 326, 329, 330, 332*—335, 336*—340, 341*, 343— 346*. 348, 350*. 352*, 354*. 355, 356*, 357, 359*—361*, 363—365, 369*. 370*, 371—376*, 378*, 379, 384*, 387—391*, 392—394, 399*, 400*, 402, 404, 406, 411, 412, 414, 416—418, 422—424, 430, 431*, 434, 436—439*, 440, 443, 444, 446, 447*, 454*, 457, 458, 463—465*, 466, 467*, 473, 474, 477, 479, 480*. 481, 483, 487—490*, 491, 492. 494, 496*. 498, 500, 502— 506, 508—510, 512*. 515, 518, 519, 521, 522*, 524, 525, 529—531, 536, 539— 541, 543—546. 550—553*. 554, 558— 563, 565, 567*. 569*.
315 (Culemborg) (schietschuiten van) op Amsterdam I. 987. (schietschuiten van) op Utrecht I. 987. (schippers te) I. 954. 959, 1058. {beurtschipper van) op Rotterdam I. 999, 1000. —— (marktschippers te) I. 984, 985. (marktschipper van) op Amsterdam I, 988. (marktschioper van Amsterdam op) I. 990, 993. (marktschipper van) op Delft en 's-Gravenhage I. 996. (marktschipper van) op Rotterdam I, 998. (marktschipper van) op Utrecht I. 988, 1003. — (marktschipner van) op Wijk bij Duurstede I. 1004, — (veerschipper van Amsterdam op) I. 989. — (scholarchen te) I. 915. — (scholen te) I. 1144. — (stadsschool te) R. 173. (school van liefdadigheid te) I. 923—943, 2349—2362. (Fransche kostschool te) I. 920 — 922, (Fransche meisjeskostschoolhoudster te) I. 921. — (Latiinsche school te) I. 912, 913, 1143, 1990—1998. (curatoren der Latijnsche school te) I. 1990—1998. — (rectoren der Latijnsche school te) I. 919, 1993—1995. — (conrectoren der Latijnsche school te} I. 1994, 1995. . — (Nederduitsche scholen te) I. 913, 915—918, — (schoolmeester te) I. 916—918. — (schout te) I. 1—3, 473, 649, R. 49, 66, 73, 86, 116, 125, 127, 128, 133. 134, 137, 164, 170, 179—182. 184, 185, 187—189, 191—194, 210. 219, 245, 249, 261, 272, 296, 316. 325. 327, 328, 371, 386, 396, 397, 413. 420, 454*, 471, 483—485, 523, 555. — (schout van den Broek te) I. 1076, 1082, 1084, 1088. R. 245. — (burqersthutterij te) I. 1027— 1043, 2365—2367. -— (secretarie te) I. 93. — (stadssecretaris te) I. 93, 122, 160—162, 414, 420, 462, 464—468, 650, 965, 974, 1847, 1931—1934, 1936—1944, 1999. 2149—2156. R. 232, 388.
(Culemborg) (stadssingel, cingel te) I, 1539. R. 155, 213, (spinnerijen te) I. 800—806, 2323 —2326. (directeur der vlasspinnerij te) I. 802—806, 2323—2326. (oude stad van) I. 609bis. R. 122a.
_
(stad) I. 100, 103, 128, 129, 132— 134. 139, 145, 158, 165—167, 172, 393. 410—416, 418, 431—453, 459, 914, 945, 954. 964, 980, 982, 1019. 1020, 1027, 1078, 1252. 1521—1524, 1713, 1744—1746, 1807, 2029. 2030, 2128, 2146, 2192. R. 54, 85, 141, 143, 145, 153. 178, 179*, 181*. 187*, 188*, 190. 195—197, 199, 201, 203, 236*, 217, 221, 226, 229, 230, 233. 234, 238, 257—259, 262, 268, 269, 271, 280, 283, 316*, 327, 332, 396*, 397*. 413. 434, 456, 484*. 485*. •— • - (stadhouder van Jasper heer tot) R. 216. (stadhuis te) I. 75, 77—88, 1011. (tynsgenooten te) R, 155, 156. (hof- en tynsrichter te) R. 155, 156, 214, 228. (translateurs voor de Fransche taal te) I. 1224. — (turfvulsters te) I. 123. — (veer Van) naar Amsterdam I. 991, 992. (beurtman van Amsterdam op) I. 979. — (veer van) naar 's-Gravenhage I. 995, 997. (wagenveer van) op Utrecht I. 1001. — (beurtveer van) op Zaltboramel I. 1006. — (vroedvrouwen te) I, 1064, 1258. — (vrouwe van) I. 101, 138, 615. 1374, 1517, 1518, 1520, 1557. 1560. 1561, 1631, 1766. 1767. R. 299*, 309, 313. 314, 327, 386, 387, 419*, 439, 441*, 448, 455, 458, 472*. 482—484, 538*. 557, 568. 572. —- (stedelijk waeckhuis te) R. 477. — (Borchwal te) I. 1753. — (stadswal te) I. 1424. R. 554. — (Weeshuis te) I. 145. —- (werkmeester te) I. 1062. — (oudste zoon tot) R. 84. 85. (St. Georgiuskapel te) I. 1365. R. 41. — (voorzanger in de Gereformeerde kerk te) I. 916. -—• (parochiekerk van St. Barbara te) I. 538—650. 13726/s, 1408, 1522, 2192-2253. R. 15, 23, 27, 30, 39, 40.
316 49, 50, 65, 69, 78, 92, 97, 100, 101a, 122a, 132, 142, 162, 204, 218, 223,244, 287, 291, 371*, 395, 410, 453, 472, 496, 510, 523, 557. (Culemborg) (O.L. Vrouwe-altaar in de kerk te) R. 13. (vicarie cp het altaar van O. L. Vrouwe in den kraem in de kerk van St. Barbara te) R. 223. (deken van de St. Barbara-broederschap in de kerk van St. Barbara te) R. 330. (procuratoren der St* Barbarabroederschap in de kerk van St. Barbara te) R. 330. (O.L. Vrouwe-broederschap in de kerk van St. Barbara te) I. 1519, 1555. R. 223, 253. (deken der O.L. Vrouwe-broederschap in de kerk van St. Barbara te) R. 250. (procuratoren der O.L, Vrouwebroederschap in de kerk van St. Barbara te) R. 250, 331, 33S. (H. Sacramentsbroederschap te) R. 332. (kapittel van St. Barbara te) I. 1437, 1525, 2007. R. 65, 101a, 131, 155, 208, 249, 341, 394, 395*, 398*. 403, 405, 450, 451, 528. (deken van het kapittel van St. Barbara te) I. 613, 1383. R. 198, 216, 244, 341, 394, 395, 398, 403, 405, 451, 488, 492, 515, 559—561, 563. (cameraar van het kapittel van St. Barbara te) R. 341. (kanunnik van het kapittel van St. Barbara te) R. 470, 481, 488. (proost van het kapittel van St. Barbara te) R. 10, 523. (kerkfabriek te) I. 1559. R. 367. —— (kerkmeesters der parochiekerk van St. Barbara te) I. 538—598, 611, 642, 644, 1390, 1560, 2193—2253. R 49, 91, 101a, 122a, 147, 154, 287, 291, 332, 339, 340, 343, 357, 366, 371, 372, 410, 484. 509, 520, 523, 526, 557, 568. (pastoor te) R. 13, 27. (rentmeester der kerk van St. Barbara te) I. 650. (vicaris in de kerk van St. Barbara te) I. 1540. R. 362, 395, 409, 469, 488—490. (oarochiekerk van St. Jan in Lanksmeer te) I. 652—781, 1239, 1408, 2254—2322. R. 23, 39, 42, 65, 431, 434. (altaar in de kerk van St. Jan te) R. 42.
(Culemborg) (kerkmeesters der parochiekerk van St. Jan te) I. 652, 654— 775, 778, 2254—2322. R. 356, 431,433. (koster der kerk van St. Jan te) R. 148. (pastoor der kerk van St. Jan te) I. 652, 694—697. (kerkelijke gezindten te) I. 131, 1059, 1253, 1255. (kerkgebouwen te) I. 536. (convent Jeruzalem, ten heiligen grave, in de Nieuwstad te) I. 1540, 1758. R. 277, 407, 469*. 488. (conventualen van het klooster Jeruzalem te) R. 362, 407, 426. (prior van het convent Jeruzalem te) R. 302, 362, 407, 426, 469. (supprior van het convent Jeruzalem te) R. 256, 469. (procurator van het convent Jeruzalem te) R. 426, 469. (sacrist van het convent Jeruzalem te) R. 407, 426. -—• (convent van St. Mariencroon te) r, 1510. R. 183, 519. (rector der zusters van O. L. Vrouwe te) R. 126. (kerkeraad der Luthersche gemeente te) I. 798. (Luthersche kerkhof te) I. 798. (predikanten te) I. 534, 1999. (Achterstraat, Affterstraet, Affterstrayt, Afterstraet te) I. 1366, 1420, 1421, 1508—1510, 1526, 1527. R. 123, 131, 163, 169, 183, 200, 286, 298, 322, 336, 444. 473, 481, 519, 540, 565. (Nye Achterstrait te) I. 1511. R314, 391, 392. (Borchstraat te) I. 1422. R. 361. 369, 402. (Cortedijck te) I. 1749. (Langendijck te) R. 545, 558, 562. (Goilberdingerstraat te) (Gobertingerstraat, Goedbertingerstraat, Goelberdingerstraat, Goetbertingerstraat) I. 621, 622, 1368, 1369, 1423, 1424, 1436, 1450, 1528. 1529, 1747. R. 111, 129, 157, 204, 207, 235, 237, 261, 315. (Havendijk te) I. 630, 632, 1425, 1511, 1530, 1630, 1631, 1748, 1749. R, 156, 172. 214, 240—242, 291, 314, 391. 392. 412, 480, 487, 496, 506, 545, 553, 558, 562. —— (Lange Havendijck te) I. 629, H34. R. 387. 'Cattenstraet, Kattenstraet te) I. 1426, 1427, 1750. R. 243, 304. (kerkhof te) I. 1751. R. 173, 496.
317 (Culemborg) (kerkhof der St. Barbarakerk te) R. 494. (Kerkckstraet te) I. 1534. R. 142. 162, 298, 521. (Groote Kerckstraet te) I. 1752. R. 312. (Cleyne Kerckstraet te) R. 565. (Zuyde Kerkckstraet te) I. 623. R. 406, 510. (Cleyn eeren straitken te) Tï. 418. (Markt, Merct, Merctvelt, Mercktvelt te) I. 624, 1531, 2014. (meent, stadsmeynte te) I. 1366, 1370. R. 241, 336. (Molenstraet, Moelenstraat, Moeilenstraat, Muelenstraat te) I. 1371, 1429, 1512. R. 292, 254, 267, 274, 337, 348, 352, 362, 400, 423, 437, 502, 521, 524, 544, 552. (Naeld, Aeï, Aell, Naelt te) I. 1430. R, 252. 350, 354, 359, 393, 531. (Nyestrait te) R. 531. (Nieuwstad, Nystadt te) I. 458, 611, 633—635, 779, 1371, 1430, 1431, 1433, 1436, 1513, 1532—1535, 1540, 1753, 1754. R. 252, 267. 335, 350, 352, 354, 359, 372, 393, 400, 423, 424, 447, 530, 531, 567. (gracht van de Nieuwstad te) R. 69. — (Ooste syde te) R. 373. — (Poortstraat, Poirtstrate. Poortenstraet te) I. 625, 2004. R. 50, 151. — (Prijssche, Prijsse straet te) I. 1513, 1541, 1756. R. 252, 277, 371. 372, 411, 525, 543, 569. — (Ridderstraat te) I. 459. — (Zandstraat, Santstraet. Zantstraet te) I. 633, 634, 779, 1433, 1435, 1436, 1533—1536, 1754. 1755. R. 393, 504, 530, 567. (stadsheerstraat te) I. 1419. R. 152. — (stadtsteechgen te) R. 550. — (stadsstraat te) I. 1426. R. 122a, 304, 319, 333. 334. — (stadsweg te) R. 237. 291. — (Tollestraet, Tollenstrait te) I. 626, 627, 1437, 1537, 1757. R. 218, 239, 243, 300, 307, 318, 341, 529. — {Vismarckt te) R, 506. — (Oude Vismarct te) R. 464. — (Voorstraat, Platea anterior, Voerstraat, Voirderstraat, Voirstraat, Vorderstraat te) I. 610, 628, 1371, 1432, 1538. 2004, 2006. R. 24, 151. 158. 162, 205, 209, 267, 279, 281, 293, 301. 319, 333, 334, 352, 353, 364, 375. 376, 474, 477, 480, 491, 492. 505, 509, 515, 540, 550, 551, 553, 559, 563, 565.
(Culemborg) (Breetstege onder) R. 346. (huizen te) I. 6096is, 617—620, 1255, 1365, 1367, 1414—1418, 2003. R. 11, 15, 30, 31, 41, 43, 50. 51. 55. 78. 81. 92, 114, 122a, 126. 136, 139, 355. (huis Dat gulden Hoeft aan de Voorstraat te) R, 279, 518, 550. (huis In de Croon aan de Voorstraat te) R. 416, 550. (proosdij te) R. 173. (de Roscam te) I. 1747. (herberg de Toelast te) I. 1811. (rosmolen te) R. 540. (molenwerf te) R. 544. (vijver te) R. 504. (dat Hoenre campken in het schependom van) R. 503. (landerijen in den Hont onder) R. 449. (land achter dat Sant onder) R. 500.
(Vretstrosche stege onder) R. 436. (de groote wade onder) R. 344. — (Holle wech onder) R. 340. — (des Hoves wetering bij) R. 69. — (Nye wetering bij Rietveld onder) R. 167, 168. — (land op Wolfsland onder) R. 103, 277. 330. — (zandweg van) naar Utrecht I. 1010. — (oude Zeedijck onder) R. 436. — (Adrianus), marktschipper van Culemborg op Utrecht I. 1003. (jkvr. Anna van), weduwe Van Zweder van Cuylenhorch I. 1430. . — (Aernt van) Gerytszoon bastaard I. 1751. R. 173. —— (Everwijn oom tot), stadhouder van den heer van Culemborg R. 178, 190, 216*. 294. — (Gerairt, Geryt van) bastaard, heer van Rijsenburg, richter en schepen te Culemborq R. 317*, 319—321, 330. 370, 375, 376, 378*, 387, 391, 393. — (jonker Gerridt van) stads- en schepenburgetneester te Culemborg I. 476, 2055. — (Geryt van) Gerytszoon, heer van Rijsenburg R. 518. — (Gerit van) Hubertszoon. schepen te Culemborg R. 359, 360*, 361*. 363 —365, 369*, 372, 404, 411, 414, 416, 418, 422, 424, 473, 483, 488—490. 492, 502, 504, 506, 519*, 521, 522*. 525, 531, 551. 559—561. — (Geryt van) Melchiorssoon, richter, schout en schepen te Culemborg,
318 richter te Everdingen, Zijderveld en Honswijk R. 427, 436, 443, 452*, 454* 457, 470, 473, 4S3, 502, 509, 515, 519*, 523, 531, 539. (Culembor g) (Hubert van) bastaard, burgemeester, richter, schepen en gasthuismeester van het St. Peters gasthuis te Culemborg I. 193—197, 200, 209— 213, 1368, 1751. R. 103, 110*, 114, 118*, 126, 129—132*. 136, 157. 173, 216*. 219, 251, 286, 322. (Hubert van) bastaard, jonker Everwijnszoon, burgemeester, richter, schepen en deken van de O.L. Vrouwe-broederschap te Culemborg, richter te Everdingen en Zijderveld I. 257—259. R. 250, 254, 294, 313, 314*. (Lambert van) R. 277. (LouE van), stadsburgemeester te Culemborg I. 282—285. (Margriete natuurlijke dochter tot), vrouw van Jan van Meerten en van Guillaume Provoost R. 342, 383. (Melchior van) bastaard, drost eti richter te Culemborg, drost ter Leede I. 1268. R. 218, 223, 235, 237, 239, 241, 242, 256, 267*, 274, 277. 279, 281, 285, 289*. 291, 292*, 293, 297, 298, 301, 303, 304*. 305, 307, 313— 315, 328, 342, 349. (Melchior van) Hubertszoon, richter te Culemborn en te Everdinqen, Zijderveld en Honswijk R, 372*, 399, 408. (Sweder Van) bastaard, richter te Culemborg R. 142, 148*, 151*, 152*. 157*, 158*, 162, 163, 165. 173*, 183*. (Zweder van) I. 1430. (Wolfaert van), richter te Goilberdingen, te Lanksmeer en te Prijs R. 19, 20. 26. en van der Leek (heer van) R. 7, 10, 21, 28. Culemborg erbroek (Culemborg erbroeck, Culenborgerbroick) R. 22. (land in de Cort Avontuer in) R. 383. (Koecampen in) I. 613. R. 161, 176, 186, 244, 410. Culemborgsche vliet I. 1077—1081. R. 264. Cuper (Kuper) (Geryt die) Gerytszoon R. 18. (Gerit die) I. 1372fois. R. 132. (Herberen Willemszoon die) R. 300.
(Hubert Janszoon die) R. 161, 176, 186. — (Willem Janszoon die) R. 161.
Curtius (Dr. Peeter), provisor van het Standoncxcollege te Leuven R. 493.
L. Laeck (van der), zie: Gysbert Jansz. Lalaing (Laling) (Anthony van), graaf van Hoogstraten, heer van Culemborg I. 1297—1302, 1631. R. 309, 316, 322, 351, 383, 386—388, 401*, 409, 410. Lambert (Lambrecht), heer van Buren R. 5. —— Aertszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 547, 548. Lamb erts zoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 742—744. Thoeniszoon R. 498. Lambertken Cornells Gijsbertzoonsdochter, weduwe van Lambert Cock R. 554. Lammers (Joris), kerkmeester der parochiekerken van St. Barbara en van St. Jan te Culemborg I. 597, 754, 755, 2241—2243, 2294—2303. Landweer (Lantweer) I. 1376. R. 28, 479. Langavontuer, zie: Avontuer. Lange (Mr. Johan de), stadsburgemeester te Culemborg I. 1076. (Nicolaes de), raad en stadssecretaris, administrateur van den boedel Craeyvanger te Culemborg I. 1931— 1934, 2509—2512. Lange Bolgerij, zie: Bolgerij. Langencamp onder Prijs R. 16, 35. onder Tricbt R. 45, 60, 64, 83. Langeraick (Gijsbrecht van) R. 265. Lanksmeer (Lancsmer, Lancxmer, Lanxmer) (richter te) R. 20, 22, 23. (parochiekerk van St. Jan te), zie onder Culemborg. (landerijen onder) I. 777, 1377, 1437, 1438, 1515, 1549. R. 23, 146, 223, 256, 317, 338, 341, 356, 378, 390, 413, 426. (Lanxmerstege) R. 20. —— (land op Lanxmervelt) I. 1378. R. 20. 65. 130. (Lanxmer we tering) R. 23, 223. 256, .317, 338. 378. Latem (Cristiaen van) I. 416. Lauwick (Lauwyck) (Amelis van)*, stadsburgemeester te Culemborg I. 306—309. 1744, 1922, 1928, 2058. (Gosen van der), drost van Buren R. 429*. (jonker Huybert van) ï. 1928.
319 (Lauwick) (jonker Johan van), administrateur van den boedel Craeyvanger te Culemborg I. 1928—1930, 2506— 2508. Leede (Lede) (drost ter) I. 1268. R. 328, 342. Leerdam (dijkgraaf van) I. 1085. (drost van) I. 1085. (heemraden van) I. 1085. (polder de Geeren onder) I. 1080.
Leersum I. 1803. Leest (Jan) Willemszoon R. 23. Leiden (magistraat van) I. 972. Leidenbolgrie, zie: Bolgerij, Lek (Leek) I. 948, 1067—1070. R. 73, 88, 248, 255, 459. (heer van der) R. 7, 10. (Peter van der) R. 3. Lekdijk (Lecdijc, Leckedijk, Leckendijck) I. 1068, 1376. R. 2, 28, 166. (dijkgraaf op den) in de heerlijkheid Beusichem. R. 71. (heemraden op den) in de heerlijkheid Beusichem R. 71, Leuven (Loeven) (Standoncxcollege, -pedagogie aan de universiteit te) I. 1560. R. 413. (pater van het Standoncxcollege te) R. 415, 493. (provisors van het Standoncxcollege te) R. 493. (regent der Standoncxpedagogie te) R. 415, 471, 472, 493. (overprochiaan der St. Pieterskerk te) R. 415. (prior der Karthuizers te) R. 415. Leuwen (Jutte van), weduwe van Goerdt Lambertszoon Bol R. 455. Lewe (Leew, Leewe) (Aernt die). schepen te Everdingen en Zijderveld R. 121, 122. (Jacop die), schepen te Everdingen en Zijderveld R. 57, 58*, 59*. 75*. Lichtevelt (Jan Jacobszoon) I. 1761. Lichtevoert (Maria van), vrouw van Francq van der Hoeve I. 1761. Lienden (Robrecht van), heer van Nederdormael, kapitein-superintendent van stad en graafschap Culemborg I. 139. Liesseling (geslacht) I. 1919, Liewe, vrouw van Arnt van Hoeff R. 137. Lijndrejer (Jan die), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 684. Lijsbet. zie; Elisabeth.
Lynden (Than van) R. 4*. Linge (Linche) I. 1069, 1071, 1072, 1077. 1080, 1085, 1089, 1091. R. 2, 5, 119. Lobith (tol te) I. 966. Lochte (Willem van der), richter te Culemborg R. 33*. 35. Loeff (Heynrick) R. 202. (Reyner) R. 171, 202. Loenresloot (Wouter Van), schepen te Culemborg R. 65. Lotharingen (Lothrijck) (hertog van) R. 36. Louise Anna, gravin van Culemborg I. 799. Lubbertus Pawen te Culemborg R. 42. Luik (Ludiek) (bisdom van) R. 493. Luyken Geritszoon I. 1448. R. 384. Lumière • (Louisa Elisabeth), vrouw van Johan Winter, Fransche meisjeskostschoolhoudster te Culemborg I. 921. Lunenborch (Heinrice van), non in Vrouwenklooster R. 262. Lutgaert, weduwe van Lambert van Culemborch R. 277. Luxemborch (Jan van), heer van Ville, Culemborg enz. R. 280*.
Maartensdijk (Meertensdijck) ' (Sint) R. 36. Maes, zie: Thomas. Maasland (landdrost van het departement) I. 422, 788, 790, 952. Maet (land in die) onder Beusichem R. 150, 278, 347, 385, 542. Malsen (Anna van) R. 133. (Jan van), burger te Utrecht R. 428. jlohanna van) R, 133. (Pouwel van) R. 133. -, zie ook: Buurmalsen. Man (Aernt de), schepen te Culemborg R. 139, 142, 151, 152, 154, 158*, 162, 163, 165*, 169, 172, 186, 202, 204*. (Aernt de), stadsburgemeester te Culemborg I. 274—276. R. 385. (Aert de) Corneliszoon, schepen en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1296—1302. R. 378*. 379, 384*, 387, 389—391*, 392, 399, 400, 402, 404, 406, 411, 412, 414, 416, 417, 436, 438, 439, 443. 444, 454, 457, 458, 466, 502, 506, 508—510, 512*. 515, 518. (Aernt Rijcken de) I. 1750. (Aert de) Willemszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 704—706, R. 431.
320 (Man) (Abraham de), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 563, 564. (Anthonis die) R. 542. {Dirck die), schepen te Culemborg R. 99. (Goverdt, Govert de) schepenen stadsburgemeester, huismeester van het St. Eiisabethsgasthuis te Culemborg I. 304, 305, 310—313, 474, 475, 517, 1661, 1662, 2056, 2057, 2059. (Jan de) Willemszoon I. 622. (Cornelia die) Cornelisdr. R. 527, 568. — (Cornelis die), burgemeester, schepen en procurator der O. L. Vrouwebroederschap te Culemborg I. 250, 251, 269—271. R. 235, 239, 243, 250, 256, 267*. 274, 275, 279, 289*. 291*, 292*, 293, 297, 298, 301, 303. 304*. 305, 307, 357, 359, 361*. 363, 364, 527, 568. — (Oth de) van den Roscamp, stadsburgemeester te Culemborg I. 288. — (Roelof de), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 707—714. — (Roeloff de), stadsburgemeester, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara, gasthuismeester van het St. Peters gasthuis en pothmeester te Culemborg I. 517, 560, 561, 1338—1341, 1459, 1460, 1462, 1463, 2041. — (Michiel de), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 566. (WiHem Aerdtszoon, Aerntszoon de), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 728, 729, 731, 1433. R. 567. Maren (Peter van), schepen te Deil R. 532. Margaretha (Grietgen, Grietken, Margareta, Margriet, Mergriet) Philipsdochter R. 525. Geryt Meliszoonsdochter I. 1556. R. 522, 534. , dochter Van Goerdt Bartgenszoon I. 777. R. 356. Adriaen sLoiyers Jan Henrickszoons dochter van Eynspijck R. 170. —, weduwe van Sweder van Esschensteyn R. 330. —, weduwe van Gerrit Claeszoon ï. 1539. —, weduwe van Dirc van Haren R. 141. -, vrouw van Jan Janszoon I. 1267. R. 124.
(Margaretha), weduwe van Joest Hermanszoon I. 1426, 1546. R. 294, 304. , weduwe van Dirck van Kanenbroick R. 170. , vrouw van Claes Wemmerszoon R. 23. , weduwe van Geryt Cooll R. 492. , weduwe Van Cornelis die bottelier R. 560. , vrouw van Cornelis Philipszoon R, 481. Joh ans doch ter, vrouw van Cornelis Matthijszoon R. 535. , vrouw van Geryt Zuermont R. 18. - -•. weduwe van Willam Lubbertszoon I. 1394. R. 148. Maria (Marie, Mary, Maryken) Jansdochter, vrouw van Gerrit Wouterszoon I, 1370. , vrouw van Dirck die Hueschs I. 1522. 1768. R. 332, 349, 390. Peters, vrouw van Hendrick Kreyvenger I. 1668. -, vrouw van Rembout Paeuwe I. 2006. R. 205. —, weduwe van Steven Stevensz. de Roye I. 634. — Gosens, weduwe van Tonis Petersen I. 1749. — Philipsen, weduwe van Willem Joosten van Schalckwijck I. 2013. -, vrouw van Symon Hubertszoon I. 644. Marienweerd I. 1079. (abt van St.) R. 62*, 174, 232, 263, 366, 449, 547. (abdij St.) I. 642, 1557, 1765. R. 175*, 232*, 263*, 366, 449, 454. (kapelaan der abdij St.) R. 449. (keldermeester der abdij St.) R. 449. (prior der abdij St.) R. 366, 449. (supprior der abdij St.) R. 366. 449. Mase (Willem Heinricszoon van der), schepen te Culemborg R. 11*. Maurik (Maurick, Mourtck, Mouweryck) (Gerrit van), marktschipper te Culemborg I. 990. (Heynryck van) R. 215, 241, 242. Maximiliaan, aartshertog van Oostenrijk R. 212. Mechtelt (Meetgen, Metje, Metken) Anthonisdr. R. 426. Thonis Ry_guijnsdr. R. 407. , dochter van Arnt Noyden R. 117, , dochter van Steven Dircxzoon R, 321. •——, vrouw van Willem van der A R. 162.
321 (Mechtelt), vrouw van Heinrïc van Driemeien Janszoon R. 147. , weduwe van Gerit Janszoon R. 308. —, vrouw van Goesen van der Molen I. 1512. R. 254. —, weduwe van Jan Mouwer R, 141. Jacobs, weduwe van Jan Janse van Muyswinckel I. 1763. •——-, vrouw van Jacop Prop R. 8. ——, zuster van Lambert Zuermont R, 46. , vrouw van Willem Zuermont Willemszoon ï. 1386. R. 33. -, vrouw van Willem Verwey R. 357. Meer (die) onder Beusichem R, 61, 67, 68, 202, 250, 253, 297, 299, 331. (die) onder Lanksmeer R. 23, 256, 317, 378. (Ermgaert van der) R. 170. -—- (Gosen van der) R. 170. (Herman van der) R. 170. (Hessel van der), notaris en administrateur van den boedel Craeyvanger te Culemborg I. 1981—1989, 2519. (Hessel Cornelis van der), executeur van den boedel Dellius te Culemborg I. 2504. (Leuwe Van der) R. 170. Meerdij k onder Ackoy I. 1093. Meerhout (Mr. Liebrecht, Libert), stadsburgemeester te Culemborg I. 286, 287, 1019. Meerloe (Meerroe) (Frederick van), schout en landgenoot te Bolgerij R. 377, 425, 442*. Meerten (Merten, Merthen) (Ernst van), richter te Culemborg R. 342, 383, 411, 414. (Geryt van) R. 342. (Jan van) R. 342, 351. ——• (Cornelis van) R. 342. Meeus (Bartbolomeus, Meus) Anthoeniszoon, stadsburgemeester en pothmeester te Culemborg I. 295—297, 301, 303, 423, 1455, 1456, 2042, 2043, 2049, 2050, 2053, 2054, 2363, 2364, Janszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 542, 1303—1305. Lambertszoon R. 540. Megen (Jan van), ontvanger van de contributiën te Culemborg I. 1083, 21S3. Meyer (Johan), rentmeester van de beide gasthuizen en den Poth te Culem-
borg I. 795, 796. 1605—1608, 1720. 1721. (Meyer) (Jan die), schepen te Everdingen en Zijderveld R. 56, 57*, 58*. 75*. 76. Melis, zie: Amelis. Merode (Anna de), vrouw van Justinus van Nassau I. 1999. Merwede I. 1069, 1092. Meteren R. 119. Middelbeek (Mr. Cornelis), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 564. Middelburg (stad) I. 421. Middelcoep (land in den) onder Beusichem I. 776. R. 29, 433. Middelwech onder Honswijk R. 37. Modder (heer Gerit), priester I. 1380. R. 19, 53. Moer (heer Jan), deken van St. Barbara te Culemborg I. 1383. R. 198, 216. Moers (Walraven van) I. 1021. Molen (Goesen van der) 1. 1512. R. 254. (Heinric van der) I. 1417. R. 51. Molenaer (Moellenaer, Moelre, Moilre, Moolre) (Ariaen die), richter te Beusichem en Zoelmond R. 433, 448. 497, 499, 501. 511, 513, 534. (Adriaen de), schout te Culemborg I. 473. (Aert Aryaensz. die), schepen te Beusichem en Zoelmond R. 534. (Baldewijn de), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 698—714, 778. R. 431. (Elias de), stadsburgemeester te Culemborg I. 343, 344. (Geertruyd de), weduwe van Cornelis van Stammen I. 1746. ——- (Gysbert die), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 679, 680, 691—693. (Henrick die), stadsburgemeester te Culemborg. I. 2035. (Jan die) R. 324. (Jan die), schepen te Culemborg I. 1764. R. 512, 515, 522. Molenyser (Willem), gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1353, 2383. Mom (Jan), schepen, commissaris van het Havenfonds en van de voormalige gilden te Culemborg I. 502—508, 1017, 1787, 1794—1796, 1823, 2465. Monsima (Barbara van), vrouw van Cristiaen van Latem I. 416. Montigny (heer van) R. 313, 329. Moolre (Moelre, Moilre). zie: Molenaer. 21
322 Moring (Gijsbert), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 553. Mosch (Jan Hendrik) Jr., makelaar te Amsterdam I. 2018. Mouwer (Jan) R. 141. Muiden (burger te) I. 983. -—— (magistraat der stad) I. 983. (markttol te) I. 983. Muyswinckel (Jan Janse van) I. 1763". Munster (ƒ. A. van), notaris te Culemborg I. 1847. Muus (Heinric), burgemeester te Culemborg I. 173. N. Nassau (Nassauwe) (gravin van) I. 150. (Adolph graaf tot), maarschalk van den hertog van Oostenrijk R. 190, (Justinus van) I. 1999. Nassausche Domeinraad I. 919. Nationale Vergadering I. 532. Nederbetuwe (Nederbethue, Nederbetue) I. 1090. R. 328, 533. (ambt) R. 535. (dorpen in) R. 119. Nederdormael (heer van) I, 139. Nederduitschland (Nederduytsland) (provinciaal der Kruisbroeders in) R. 362, 469*. Nedermeyer (Valentijn), raad en secretaris te Culemborg I, 159. Nederzijderveld, zie: Zijderveld. Nelle, zie: Cornelia. Neude (Neyen, Noeye, Noyde, Noyen) (Arnt) R. 117, 154. (Aernt), schepen te Culemborg R. 256. (Aernt) R. 363. (heer Gijsbert) Aerntszoon, priester, pastoor van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 632, 1268. H25. R. 285, 291, 328, 361. Neust (Huesst) (die) R. 61. (sluis op de) I. 1073, 1074, 1076. Nyele, zie: Cornelia. Nieuwe brug I. 1076. Nieuwstad (Nyepoert, Nyestadt, Nye stat, Nyeustadt, Nystadt, Nystat), zie: Culemborg. Nyevelt (Steven van) Fredericxzoon R. 220. Nijmegen (Nymmegen) (burcht te) R. 290. (burgemeesters, schepenen en raad te) R. 12. (burgers van) R. 12. (kwartier van) I. 158—172, 1094.
(Nijmegen) (Staten van het kwartier van) I. 147, 158, 163, 919, 1814. Nijs, zie: Van Borselen. Nicolaas (Claes, Clais, Nycolaus), zoon van Aryaen Janszoon R. 222. Beerntszoon I. 1395. R. 67. 68, 74. Dircxzoon, schepen te Gouda R. 238*. Frederickszoon, schepen te Buurmalsen en Tricht R. 429*. Gheritszoon I. 631. R. 172. (Mr.) Geritszoon te Asperen R. 468. —— Hubrechtszoon. schout te Heikop R. 9. —— IJsbrantszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 666—673. Janszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en pothmeester te Culemborg I. 549—552, 556, 557, 1454. Taticksz., burger te Muiden I. 983. Wemmerszoon R. 23. •—— Wouterszoon, schepen te Asperen R. 147. Nobel (Cornelis), prior der abdij St. Marienweerd R. 366. Noorde (Jan van) R. 155, 213. O.
Obburch, weduwe van Mïchiel Roelof szoon R. 137. Odijk (Odewijck) (heer van) I. 2000. R. 95. Oever (Mr. Rombout van den), substituut-cameraar te Culemborg I. 381, 2090. Oye (Johan van), heer tot Ubbergen, ambtman van Buren en Beusichem R. 83. Ocker Willemszoon, H. Geestmeester en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1277. Olgher (Johan), richter te Deventer R. 233*. OliHer Janszoon, pothmeester te Culemborg I. 1491, 1492. Olyslager (Jan Joosten) I. 1422. Ommeren (Frans Jansz. van), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 732. Onyken, vrouw van Melis van Bont R. 369. Oirde (Dierick van) Loefszoon R. 448. (Loeff van), schepen te Buren R. 331.
323 Oostenrijk (Oistenrijck) (aartshertog van) R. 212. (hertog van) R. 190. (maarschalk van den hertog van) R. 190. Oostfriesland (Oestfrieslandt) I. 127. R. 284. Oostveen (geslacht) I. 1918. Ophusen (Henrick van), schepen te Cuiemborg R. 254. Oranje (prins van), graaf van Culemborg I. 1838, 1839. Osch, zie; Bosch. Otken (Otto), vrouw van Jan van Arkei R. 169. . , weduwe van Cornelis Meuszoon R. 519. Ottensteyn (Beernt Janszoon van), huismeester van het St. Elisabethsg asthuis te Culemborg I. 1659. Otto (Ot, Oth) Dircszoon, kerkmeester der parochiekerk Van St. Jan te Culemborg I. 683, 685—690. Ghysbertuszoon R. 55. Janszoon, schepen te Ackoy R. 514. —. Janszoon, molenaar R. 564. — Cornelis zoon, pothmeester te Culemborg I. 1475, 1476. Ottenzoon, van Ackoy R. 474, 475, 517. Oudae (Auda, Ouda) I. 1514. R. 28, 117. 459. Oudewey (Nicolaus Antonisz. van de) I. 382. Oude weyde R. 42. Oudwijk (Oudwijck, Oudtwijck) (dienaar van het convent) R. 421. . (klooster juf f er te) R. 193, 420, 421. Outena, zie: Autena. Overeynd (land op het) onder Rijswijk R. 533. Overrijn (Y-wijn Hack van), burgemesster en richter te Culemborg, richter te Priis en op Paryservelt I. 184. R. 14* —18. (Wouter van), schepen te Culemborg R. 30. • (Wouter van) Wouterszoon, schepen te Culemborg R. 46*, 50*. 51*, 52, 74*. 79. (Wolter van), burgemeester, richter en schepen te Culemborg I. 201— 203. R. 99, 103, 110*. 111*. 114, 126. Overzijderveld, zie: Zijderveld.
Paesschens (Jan), pater van het Standongxcojlege te Leuven R. 493.
Pallandt (Palland, Pallant) (Erart vrijheer tot) R. 419. ——- (Floris vrijheer tot), graaf van Culemborg, zie: Florts. (Johan van), heer van 'Wildenberg I. 1518. R. 295, 299. (Lubbert Janszoon van) I. 1744. Pansiers (Lijsbet Sanders) I. 2008. R. 211.
Parijs, zie: Prijs. Paryservelt (Pariservelt) (richter op) R. 16. (land op) I. 1387. R. 16, 18, 555. (Langencamp op) R. 16. Paryser straat R. 18, 35. weg R. H, 88. Passer (Mechtildis) R. 24. Paulus (Pauwels) Thoniszoon, schepen te Beusichem en Zoelmond R. 534. Pauw (Paeuwe, Pawe) (Gysbert), heemraad op den Lekdijk in de heerlijkheid Beusichem R. 71. (Nycolaus), notaris R. 81, 91, 101a. (Rembout) I. 2006. R. 205. (Cornelis de), gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1354—1357, 2384. Pelgrum (Pelgrom) Geritszoon R. 376, 536. Pels (Theodericus), abt van St. Marienweerd R. 232. Perrenot (Mr, A.), administrateur van de Zondagsche stadsarmenbus te Culemborg I. 863—867. (Kairle), proost van St. Jan te Utrecht R. 542. Peter Dircszoon, schepen te Everdingen en Zijderveld R. 255*. Goedertszoon (Guertszoon), gasthuismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Wijk bij Duurstede R. 72, 76. Hermanszoon, pothmeester te Culemborg R. 128. Janszoon, schepen te Everdingen en Zijderveld R. 166, 208. Janszoon I. 1384. R. 248, 275. Jans, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en pothmeester te Culemborg I. 563, 2390. Michielen R. 337. Rolofszoon, kerkmeester te Everdingen R. 111. Roeloffszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 562. Willemszoon I. 633. Peters (Maria), vrouw van Hendrik Craeyvanger I. 1921, 1927. 21
324 Philips, zie: Filips. Pieck (Gysbert) Henrickszoon bastaard R. 478, 486. Pigtel (Paul Conrad), richter te Culemborg I. 1076. Pijl (Herman) I. 1399. R. 96. Pijll (Johan van der), cameraar, rentmeester van de beide gasthuizen en den Poth te Culemborg I. 359—381, 1578—1586, 1696—1703, 2079—2090. Pyrmont (graaf van) I. 416. Plancken (Anthonius van der), abt van St. Marienweerd R. 174, 175. Poert (Prusen van der), kerkmeester te Honswijk R. 80. Portengen (Jan Ghysbertszoon), pothmeester te Culemborg I. 1473—1478, 2387. Pot (Jacop) R. 187. (Margriet), Vrouw van Jacop Pot R. 187. Pothusen (Gosen van) R, 88. Prijs (Parijs, Prijss), zie ook: Parijs. (richter te) R. 18, 25—27. (landerijen en boomgaarden onder) I. 613bis. 614. 1365, 1386, 1 3 8 8 1392, 1439, 1440, 1451, 1516. 1550, 1551, 1762. R. 14, 25—27, 33, 41, 44, 46, 48, 49, 79, 101a, 145, 155, 228, 236, 246, 279, 289, 301, 303, 305, 343. (Kijfcampje onder) I, 1436. (Langencamp onder) R. 35. (Prijsse stege onder) R. 279. —— (Zoechwijckssche stege onder) R. 279. (wetering onder) R. 103. (Wolfslant onder) R. 103. (Wolfswetering onder) R. 118. Prop {Jacop) R. 8. Provoost (Guillaume) R. 342. Pruisische troepen I. 393, 2128. OQuakernaeck (land in) onder Beusichem I. 1398. R. 93. Quirijn Janszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Babara te Culemborg I. 563. R. Raad van State I. 1020, 1058. Rademaker (Dirk), commissaris van het Havenfonds te Culemborg I. 501.532, 2176. (Matthijs), stadscameraar te Culemborg I. 394—405, 509—516, 918, 1238, 2132—2145. Ravenswaay (Ravensway, Ravenzway, Ravesway) (land op Ravenzwayer weerd onder) R. 535.
(Ravenswaay) (Gaspar van), rentmeester van de beide gasthuizen, den Poth en het stads armencomptoir, administrateur van de 34"i a a r s collectebus en van de Zondagsche stadsarmenbus te Culemborg I. 787, 845—855, 902— 909, 924—936, 1610—1620, 17231733, 2327, 2348—2361, 2425—2433, 2451—2457. (Willem van), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 564, 565. (Willem Antonisz. van), pothmeester te Culemborg I. .1489, 1490. Ravenzwayer weerd onder Ravenswaay R. 535. Redichem (Recum, Redechem, Redinchem) I. 1072. R. 18. (landerijen en boomgaarden onder) I. 1552, 1553, 1757, 2010. R. 91, 313, 326, 363, 389, 394, 405, 406, 508, 536, 539, 541. (dat Aulant onder) I. 2011. R. 326, 349. • (oude veer te) R. 539. (watergang in die Meer te) R. 61. (Steenovense weg te) R. 313. Reede (Rhede) (Maria Jansdr. van), weduwe van Lubbert Janszoon van Pallant I. 1744. • (Mr. Petrus Johannes van), commissaris van het Havenfonds te Culemborg I. 499, 500. Rees (Reess) (Bernt Van) R. 170. (Gertruyt van) Berntsdr. R. 170, 203, 217. Reyer Hermanszoon, schepen te Buurmalsen en Tricht R. 548, 549. Janszoon, gasthuismeester van het S t Petersgasthuis te Culemborg I. 1324, 1325. Reinald (Reynalt, Reynaud, Reyner), zoon van den graaf van" Gelre R. 3. , hertog van Gulik en Gelre I. 957. R. 21. Eernstzoon, burgemeester en schepen te Culemborg R. 79*, 82*. Loeff I. 2005. Remborch (Jan van), schepen te Everdingen en Zijderveld R. 208. Renaud (Mr, Willem Jacob), commissaris van het Havenfonds en ontvanger der domeinen te Culemborg I. 497, 1223. Ridder (Cornelis de), provisioneel cameraar te Culemborg I. 394, 2129, 2131. Ryebeeck(Wouter van):, priester R. 199*!. Rietvelt (Ryetvelt) (land op) I. 1393. R. 167, 168.
325 Rijclant, vrouw van Jacop Janszoon 1. 1401. R. 106. Rijn (Rhijn) (Adriaen van), markschipper van Culemborg op Delft en 's-Gravenhage I. 996. . (Heinric van den) I. 620. R. 92. Rijsenburg (Rysenborch) (heer van) R. 370, 375, 518. (Willem van), richter te Culemborg R. 559, Rijswijk (Rijswijck) (land in Breemaet onder) R. 533. (fand op het Overeynd onder) R. 533. (Korsten van), richter te Tricht R. 45. RyckwJjn Janszoon, schepen te Culemborg R. 312—314*, 315*. Rochus Sebastiaen Stevens I. 969. Roeck (Roecken) (Peter), huismeester _ van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1653—1655. (Maria), vrouw Van Herbrecht van Buytendijck I. 2466. Roelof (Rodolph, Rocloff). landmeter R. 25. Dircxzoon, pothmeester te Culemborg I. 1487, 1488, 1553, 1554. Heymanszoon, richter te Everdingen en Zijderveld R. 75*. 76*. Jans, huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1657, 1658. Janszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en gasthuismeester van het St. Peters gasthuis te Culemborg I. 558—561, 1316, 1317, 1320, 1321, 1326, 2193. Joosten R. 370. -—— Claeszoon I, 1311. Claeszoon, pothmeester te Culemborg I. 1486—14SS, 2388. Cornelis Heymenszoon R. 516, 537. Roelofszoon R. 14. Roelof Roelofszoonszoon R. 26. Willemszoon, schepen, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en procurator der O.L. Vrouwe-broederschap te Culemborg R. 311*—313, 315*, 331, 338—341*, 342—348, 351*. 352*, 356, 360*, 361*. Roen (Henrick die), schepen te Beesd R. 486. Roetert (Jan) R. 239. (heer Cornelis) R. 468. Roye (Steven Stevenszoon de) I. 634. Rome (Roma) (keizer van) R. 1, 358. Rondenborch (Heinric van), schepen te Everdingen en Zijderveld R. 121, 122.
Roos (Roes) (Henrick) I. 1742. R. 334, 360, 465. Roscamp, zie: De Man. Rossijn (W.), weduwe van Mr. Hendrik Daniel de Vos I. 2503. Rossum (Rossem, Rossom) (Gerract van) R. 4*. (Geryt van), richter te Everdingen en Zijderveld R. 56, 57*, 58*. (Geryt van) R. 101. (Herman van), abt van St. Marienweerd R. 366. (Johan van) Johansz., heer tot Zoelen R. 161, 176, 244. Rotterdam (beurtschipper van) op Culemborg I. 999, 1000. (marktschippers van Culemborg op) I. 985, 998. Ruemst (Ruempst) (Joost van), landgenoot te Bolgerij R. 323. (Franck van), landgenoot te Bolgerij en Autena R. 425, 442*, 460, 462. Ruesch (Henrick die), schepen te Culemborg R. 519*, 541, 543—545. Rumeler (Steven van), proost van St. Jan te Utrecht R. 278. Rutger (Rutgher) Engberszoon R. 89Pauwelszoon, pothmeester te Culemborg R. 378, 390—392, 404. Symonszoon, bakker I, 2014. S (Z). Saksen Hildburghausen (hertog van) I. 146. Zaltbommel (Boemell, Bommel) (beurtveer van) op Culemborg I. 1006. (stad) I. 1005. (broeder Peter van), procurator van het convent Jeruzalem te Culemborg R. 407, 426, 469. Zandvoort (Santfoert, Zantfoirt, Zandvoerdt) (land op de) I. 1742. R. 333, 334, 344, 345, 360, 370, 379, 465. (land aan de) in de Tienhoven I. 1767. R. 438, 439, 441. Sandwijck (Cornelis Evertzoon van), kerkmeester te Vianen R. 425. Sant (land achter dat) R. 500. Zaren (Gherit) R. 532. Zasse (Sas) (Dirck) I. 1754. (Jacop), schepen te Everdingen en Zijderveld R. 88. (Lubbert) I. 411. R. 116. (Willam), richter te Honswijk R37*. Schayck (Hermina Van), vrouw van Jan Gijsbertsz. Coedam I. 1853. Schalkwijk (Scalckwijck, Schalckwijck) (schout te) R. 211.
326 (Schalkwijk) (pastoor te) R. 349. (land in het gericht van) I, 2013(Philips Willem van) I. 2013. . (Willem Joosten van) I. 2013. Schyver (Adriaen) I. 1753. Schoonhoven (Scoenhoeven) R. 413. (burgemeesters, schepenen en raad van) R. 153. (stad) I. 1442. (tollenaar te) I. 967—971. (Mr. Johan van), kanunnik en deken van St. Barbara te Culemborg R. 245, 468, 481, 488, 515, 559—561. 563.
Schoonrewoerd (inwoners van) I. 2016. Schouten (Hendrika) I. 1257. (Johannes Hendrikus) I. 1257. Schuldt (Goirdt) I. 1530. R. 553. Sebastiaen Gerytszoon, schepen te Culemborg R. 317", 320, 321. Roelofszoon I. 126, Zeedijck (oude) R. 457, 458, 483. Zeeland (Seelant, Zeelandt, Zeelant) I. 945. R. 7, 212, 296. (stad houd er-gen er aal van) R. 296. (tollen in) I. 972. 974. , zie ook: Hoüand. Setten (Catharina Adriana van), weduwe van Hessel van der Meer I. 1988. 1989. Zevender (Sevender) (Byatris Vredericxdr. van), vrouw van Steven van der Waell R. 182. (Hillegont van) R. 238. (Steven van) I. 412. R. 233, 238. Zierikzee (stad) I. 421. Zijderveld (Sidervelt, Sydervelt, Zidervelt, Zydelvelt, Zydervelt) R. 264. , zie ook: Everdingen. (dorp) I. 417. (inwoners van) I. 1406. R. 280. (kerk te) I. 1543. R. 121. (pastorie te) I. 154.3. R. 121. (predikant te) I. 648. —— (huis onder) I. 640. R. 537. (landerijen onder) R. 40, 55, 56, 340. 351. 409, 570. (landerijen op Bolgerij in het ker' spel) R. 100. (Diefdijk onder) R. 453. (Zijderveldsche weg onder) R. 56. 476. (Neder-) (land onder) R. 330. (Over-) (landerijen onder) I. 641, 1409, 1410. R. 75, 330. 362, 408. Zijderveldsche wetering R. 570. Zijl (Zijll) (Herman van) R. 257. (Marie Hermansdr. van) R. 257. Sille (Mr. Jacob de), advocaat-fiscaal van de Generaliteit I. 1058.
Simon (Syme, Symon) Hubertszoon I. 644. R. 555. Willemszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en gasthuismeester van het St. Peters gasthuis te Culemborg I. 542, 1304. 1305, 1307 —1309. Scavert (Gaverts, Scavaert, Scavairt, Scavardt, Scaverts) (Amüius, Melis), gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 613bis, 1269. R. 33, 37, 38, 43, 46, 51. 53, 56—59, 69. 72. 73, 75, 76, 79, 82. 86, 90, 101a. Scep (Hendrick) I. 1531. Scone (Elyaes die) R. 80. Sliterhoven (Hubert van), schepen te Everdingen en Zijderveld I. 1409. R. 47*. 56. 57*. 58, 75. Sluysken (Otto), huismeester van het St. Elisab e ths gasthuis te Culemborg I. 1633, 1680, 1681. Sluyter (Dirck) Gerritsz., kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 565. (Gerrit Janszoon), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 562, 564, 2194. (Johan), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborq I. 564. (Seger), pothmeester te Culemborg I. 1506, 1507. 2393. (Seger Gerritszoon), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 566. Smeyder (Gijsbert die) Gijsbertszoon R. 16. Smit (Smyt) (Gerit) Geritszoon, schepen en kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 704—714. R. 431, 500. 515. (Jan) Henrickszoon R. 319. (Steven) R. 209. Smith (Willem Janszoon) I. 1535. Smithuizen (Smithuysen, Smythusen) (tol te) I. 962. R. 1, 3. Zoechwijck (land onder) I. 638, 1394. R. 251, 302, 322. (land op, genaamd Boutscamer) R. 148. Zoelen (Soelen) (heer tot) R. 161. 176, 244. (leengoed van) R. 244. (Jan van), werkmeester en administrateur van den boedel Craeyvanger te Culemborg I. 1062, 1965— 1972, 1978—1980. Zoelmond (Salmond. Selmondt, Zelmonde) I. 1074. , zie ook: Beusichem,
327 (Zoelmond) (richter te) R. 63*. (hofstad onder) I. 1413, 1444. R. 63. 160, 206. (huis te) R. 499. (Aelsdijck in het kerspel) R. 63, 206.
(Donckerstrait in het kerspel) R. 63.
(dat Koepat onder) R. 497. Zoelmondermaet R. 511. Sophia (Fye, Sophya) Pelgrumsdr. R. 334. , weduwe van Wauter van Dichteren I. 642, 2012. R. 366, 373, 411. , vrouw van Diric Janszoon, mesmaker I. 1400, 1449. R. 97, 105. , weduwe van Jan Wauterszoon I. 636. R. 526. -, vrouw van Lubbertus Keye R. 81, 90.
, dochter van Jacob Wilgerszoon, vrouw van Gosen van der Meer R. 170. . , weduwe van Mr. Tyman Gosenszoon I. 1547. Spaansche troepen in garnizoen te Culemborg I. 1018, 1019. Specht (Philippus), stadscameraar en ontvanger van de contributiën te Culemborg I. 345—358, 2075—2078, 2190. Spierincks (Margaretha) te Culemborg R. 40. Spijck (Spijc) (land opten Hogen) onder Buur mals en R. 566. . (Jan van), schepen te Culemborg R. 17*. (Neude van), richter te Culemborg R. 65, 78, 79. Spithoeven (Willem van), schepen te Buren R. 331. Spronck (Cornelis Dircxzoon), huismeester van het St. Elisabeths gasthuis te Culemborg I. 1650. Spruyt (Spruut) (Heinric) R. 52. (Henrick), conventuaal in de abdij St. Marienweerd R. 366. Stael (Reyner) R. 9. Stammen (Cornelis van) I. 1746. Stappershoef (Willem Corneliszoon van) I. 1436. Starck (Jan Dircxzoon), schepen te Ever ding en, Zijderveld en Honswijk R. 537, 570. Staten-Generaal I. 1020. Steen (N. van der) I. 1923. Steenhuyss (Jan van) R. 532. Steenwick (Mr. Dirck van) R. 170. Stees. mandemaker R. 508. Stege (Steghe) (Herberen van der)
Gerytszoon, richter te Beusichem R. 95, 113. Stenis (Steenis) (Jan Otten), pothmeester, rentmeester van de beide gasthuizen en den Poth te Culemborg I. 1504, 1505, 1572—1577, 1691—1695, 2392. Steven Aertszoon I. 1472. Dircxzoon R. 320. 321. > Gisbertszoon R. 432. Janszoon, schepen te Everdingen en Zijderveld R. 149. Stevens (Stijntqen), vrouw van Antoni Aertssen van Gasteren I. 624. Sticht, zie: Utrecht. Stigt (Stight) (Dirk van) I. 1013. (Piter van), administrateur van den boedel Buytendijck I. 1859—1867. Stijn, zie: Chrïstina. Streng (Strengh) (Peter) I. 1450. R. 261, 265*, 294. Suermondt (Suermont, Suirmont, Zuermondt, Zuermont, Zurmondt, Zurmont, Zuurmont, Zuyrmont) (Aernt) R. 317. (Gherit), schepen te Culemborg R. 8, 18. (heer Gheryt), priester I. 1387. R. 35.
(Gherit) I. 1389. R. 48. — (Gerit) R. 317. — (Geryt) Willemszoon R. 16. — (Henrick), burgemeester, schepen, H. Geestmeester en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 207, 208, 215, 217—226, 229— 233, 433—439, 441—445, 1272—1277, 1280—1283, 1444. R. 123, 126, 129», 131*. 132*, 142, 146*, 148', 151. 152*, 157*, 160, 162, 163, 165*, 168*. 172, 206, 207, 209. 216*. 219, 222, 317. — (Jan) Willemszoon R. 317. — (Janna) R. 317. — (Coenrait, Koenraet), burgemeester, schepen, H. Geestmeester en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg, leenman der proosdij van Oudmunster te Utrecht I. 255—258, 260, 261, 264—268, 1292—1295. R. 303, 315, 328, 329, 332, 333, 335—341, 346, 348—350*, 351*. 355, 359*, 363. (Lambert), burgemeester, schepen en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 178, 1389. R. 46, 50*, 69, 72. — (Mechtelt) I. 1389. — (Oth), schepen te Culemborg R. 289*, 292*. 303.
'328 (Suermondt) (Willem), de oude, burgemeester en schepen te Culemborg I. 175—177. R. 11*. 22, 30, 33*. 35*. 63. • (Wilhelmus), notaris R. 40. —— {Willem), burgemeester en schepen te Culemborg I. 180—184, 186, 187, 190—192, 197—199, 1391, 1418. R. 50*—52, 65, 74*, 78, 79, 82*. 92, 99, 103, 107*. 110*, 111*, 112, 114, 118'. -—- (Willem), burgemeester en schepen te Culemborg, leenman der proosdij van St. Jan te Utrecht I. 234— 243, 249, 446—451, 1377. R. 241, 242, 252, 257*. 273*—275. 277, 317. • f Willem), schepen en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1296. R. 317, 414. (Willem), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en pothmeester te Culemborg I. 554, 555, 1471. (Willem) Willemszoon I. 1386. R. 25, 26, 33. (Wilkm) Willemszoon R. 440, 491. ( ) Gieliszoon, schepen te Rpusichem en Zoelmond R. 501. Zuid-Holland (synodale vergadering van) I. 533. Zuyren (Peter van), abt van St. Manenweerd R. 547. Zulcn (Adam van), kanunnik van St. jan te Utrecht R. 195. .Sunnenberch (Johannes), notaris R. 42. Zutphen I. 2017. R. 3. Swaan (Johan Samuel), translateur voor de Fransche taal te Culemborg I. 1224. Zwaenken, dochter van Steven Dircxz-on R. 321. Zweder (Sueder. Sweder), bisschop van Utrecht R. 54. •—— Hubertszoon I. 174. Zwolle (Swol) (burgemeesters, schepenen en raad te) R. 224. (Wouter van), gildemeester Van het St. Jans- of Schippersgilde te Culemborg I. 1822.
[ i
Thomas (Maes), bakker R. 71. Geritszoon, schepen en kerkmeester der St. Barbarakerk te Culemborg, rentmeester van den heer van Culemborg R. 122a, 129*-—131*, 136. Corneliszoon, schepen te Buurmalsen en Tricht R. 564, 566. Thonis, zie; Anthonis. Tiel (Tiell, Tyel, Tyell) (burgemeesters, schepenen en raad te) R. 98, 283. (inwoners van) R. 98. (magistraat der stad) I. 104. (stad) I. 955, 964. R. 98*. (Goesen van) burgemeester en schepen te Culemborg I. 178. R. 43, 46*. —— (Tan van) Gosenszoon I. 1400. (Jan van) Macharyszoon. heemraad op den Lekdiik in de heerlijkheid Beusichem R. 71. Tielman (Thielman, Tyman) (heer), supprior van het convent Jeruzalem te Culemborg R. 256. Dircxzoon, pothmeester te Culemborg I. 1477—1482. Dircxzoon I. 2016. Goesenszoon R. 495. (Mr.) Gosenszoon I. 1547. Tienhoven (Thienhoven, Tienoven» Tyenhoeven) R, 38. (heer van) I. 468, 873. (land in) R. 417. (land aan de Zandvoort onder) I. 1767. R. 438, 439, 441. (Dirk van), medehulper van het St. Nicolaas- of Koopmans gilde te Culemborg I. 1811, 1812. Trajectum, zie: Utrecht. Tricht, zie ook: Buurmalsen. (richter te) R. 45, 60, 64. (landerijen onder) I. 1443. R. 64. (land op die Elfgarde onder ) R. 548. (die Claesse hoef in het gericht van) R. 564. (Langen camp onder) R. 45, 60, 64.
(Broeckstege onder) R. 60, 564. (Dirck Van), richter te Tricht R.
T. 60. Tak (Adam), güdemeester van het Viergekroonden- of Bij lhouwers gilde te Culemborg I. 1788, 1792. Tengnagel (Hendrick) R. 533. Terschuur (landtol te) I. 961. Thedinga (abt van) in Oostfriesland I. 127. R. 284*. (conventualen van) I. 127. R. 284.
(Eghen van), richter te Tricht R. 64. Trychterbroick (land in) R. 222. Tuyll (Hanrick van), schepen te Deil R. 532. Tukker (Tucker) (Anthonv) I. 1964. — (Josua), administrateur van den boedel Craeyvanger I. 1945—1964.
329 U, Ubbergen (heer van) R. 83. Utrecht (Trajectum) I. 2018. R. 153. (bode van Culemborg op) I. 1002. (burgemeesters, schepenen en raad te) R. 224. (burgers, inwoners Van) I. 1761. R. 428, 458. (huismeesters van het St. Barbaragasthuis te) I. 2013. (bewaarders der gasthuizen van St. Barbara en St. Laurens te) R. 217. (huismeesters van het St. Jobsgasthuis te) I. 2015. (kerk van het St. Jobsgasthuis te) I. 2015. (bakkersgilde te) I. 1769. (magistraat der stad) I. 975. (schietschuiten tusschen) en Amsterdam I. 986. (schietschuiten van Culemborg op) I. 987. —— (marktschippers van Culemborg op) I. 985, 988, 1003. (schout en schepenen te) R. 282, 308.
(Staten van) I. 965, 976, 978. R. 556. — (tol in de stad) R, 224. — (rector der Universiteit te) I, 2019. — (professoren in de theologie aan de Universiteit te) I. 2019. — (wagenveer van Culemborg op) I. 1001. — (huismeesters van het St. Laurensweeshuis te) I. 2013. — (bisdom) R. 42. — (bisschop van) I. 975. R. 54, 231, 260. — (elect van) I. 1559. R. 367*. — (kanunnik ten Dom te) I. 1392. R. 118. — (kanunnik van St. Jan te) R. 195. — (proost van St. Jan te) I. 1403. R. 150*, 278. 346, 385, 542. — (leenman der proosdij van St. Jan te) R. 273*. (kapittel van St. Marie te) I. 963, 964. R. 1, 306, 310. — (leenmannen der proosdij van Oudmunster te) R. 349. — (Geertekerk te) R. 39. — (Duitsche huis te) R. 31. — (St. Nicolaasconvent te) R. 225*. —• (ministra van het St. Nicolaasconvent te) R. 225. — (Regulierenconvent van Vreden-
daill aan den Stenenwech buiten) R. 308. (Utrecht) (Witte Vrouwen te) R. 234. (Willebrorduscollege te) I. 1561. (Sticht) I. 975. R. 54. (Plaets te) R. 217. (huis Aelrehorst bij de Geertekerk te) R. 39. - • — (zandweg van Culemborg naar) I. 1010. (Cornelis van), broeder in het convent Jeruzalem te Culemborg R. 362. Utrechtsche (Stichtsche) tollen I. 975. 978, 979. Uuystinc (Uuystink) (Huych) R. 127, H l , 145*. V. Vaell (Jacob de), huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Culemborg I. 1671—1673. Vaert (tol op die) R. 224. Vaines (Benjamin de), executeur van den boedel Deliius te Culemborg I. 2501. Valendries (land den) in den Horninck onder Beesd R. 478. Vanevelt (Abraham), prior der abdij St. Marienweerd R. 449. Varrendaell (Henric van), richter te Beusichem en Zoelmond R. 331. Veen (Antonï Jacobse van), gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1347—1352. Veer (Govert Hermanszoon de), gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1314, 1315. . (Jan Ghysbertszoon de), schipper I. 947. (Thoenis die) R. 506. Velden (Mr. Petrus van der), stadscameraar te Culemborg I. 381, 382, 2092—2095. Veldwijck (Hubertus). notaris R. 55. Vereem (Vreem. Vreemdt, Vremdt, Vroem) (Gerrit), stadsburgemeester te Culemborg I. 2033, 2034. • dan) Geritszoon, schepen en kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg R. 343. 370, 372. 406, 412, 414, 418, 422. 436. 457, 470, (Jan) Geryt Joostenszoonszoon, procurator der St. Barbarabroederschap te Culemborg R. 330. (Cornelis Claessen) I. 2015. Vereest (Anthoni), rentmeester van de beide gasthuizen en den Poth te Culemborg I. 645, 1587—1591, 1704— 1709, 2395.
330 Verhaer (Wouter), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en gasthuismeester van het St. Peters gasthuis te Culemborg I. 560, 561, 1342, 1343. Verhoeff (Hendrikus), fabrikant Van wol en sajet te Culemborg I. 800. Verhoeven (Mr. Adriaan), stadssecretaris en administrateur van den boedel Craeyvanger te Culemborg I, 1938, 2515. Verhouwel (Angnieta). weduwe van Cornelis Rijeken I. 1752. Verhuyt (Frans), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 563. Verkerck (Aernt) R. 501. (Aert Airtszoon), schepen te Beusichem en Zoelmond R. 527*. (Dirck) R. 359. (Claes) R. 359. (Cornelis) I. 1755. Verlaer (Verlair) (Aert Dircxzoon), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 744, 1534. 2254. (Jan), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en pothmeester te Culemborg I. 558, 559, 2389. (Jan Dircxzoon), gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1336, 1337. Verleyd (Jerefaes) Peterszoon, schepen te Beusichem en Zoelmond R. 433. Verlij (Franciscus), Fransch kostschoolmeester te Waalwijk I. 920. Vermuyr (Vermuer) (Jan), pothmeester te Culemborg R. 416, 424, 566, 570, 571. Vernooy (Gijsbert) I. 1918. Verway (Wouter), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 543. 544, 549, 550. Verwey (Arien) I. 1558. (Willem) R. 357. Vianen (burger te) R. 458. (vrijheer, heer van) R. 425, 442*. (Camer van Justitie te) R. 413, 472. (land van) R. 460, 462. (schippersgilde te) I. 1815. (schoenmakers te) I. 1831. (veemarkt te) R. 323. (kerk te) I. 1741. (kerkmeesters te) R. 323, 425, 442, 445. (landerijen onder) I. 1520. (land in Leydenbolghrie onder) R. 482. (Zweder van) R. 4*, Vighe (Vige) (Peter), drost van Buren en Beusichem R. 105, 106.
Ville {heer van) R.. 280*. Vinck (Aernt), schepen te Everdingen en Zijderveld R. 198*. (Aerdt), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 732—735. (Aernt) Aerntszoon, schepen te Everdingen, Zijderveld en Honswijk R. 380, 381*, 408. — (Willem), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 691—703. (Willem) Aerntzoon, schepen te Culemborg R. 434, 443, 446, 454*, 463. 464, 519*, 541. Visscher (Viseer, Visser, Vysscher, Vysser) (Alit) I. 1438. R. 130, 146. (Geryt die), burgemeester en schepen te Culemborg, leenman van den heer van Zoelen I. 231—-233, 443—445. R. 130, 146, 223, 237, 239, 241, 243—245, 353, 374. ' (Jan die), schepen te Culemborg R. 99, 118* 130. (Jan die) R. 130, 146; de oude R. 267. — (Jan, Johan die), schepen te Culemborg R. 285, 287, 303, 304*. 374, 375. —• (Cornelis die), pothmeester te Culemborg I. 1438. R. 130, 146, 155, 163, 166. — (Griet, Mergriet)' R. 130, 146. — (Wiltem de) R. 146. (Willam di'e), H. Geestmeester en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1283—1291. R. 264, 276. Vivario (Henricus de), notaris R. 3 ' . Vlaen deren (Gisbert Aelbertzoon) R. 524. Vleertman (Willem), beurtschipper van Culemborg op Zaltbommel I. 1006. Vlieger (Kersten die) Hermanszoon, richter te Beusichem R. 109. (Jan die) Coenenzoon, heemraad op den Lekdijk in de heerlijkheid Beusichem R. 71. (Willam die) R. 28. Vliet (Vlyet) (geslacht Van) I. 191S. (Huorecht van der), richter re Prijs R. 25. Voet (Mr. Gerard), stadscameraar te Culemborg I. 382, 384, 386, 388, 389. 2095—2113, 2147, 2148. (Jacob), richter ad hoc te Culemborg R. 370. Voerd (Vrederic van) R. 269. Voorkoop (Voercope, Voircope) (lan-
331 derijen in de) onder Beusichem I. HOI, R. 106, 448, 501, 571. Voorn (Voern, Voirn) (Evert van) R. 197*. (heer Johan), priester R. 435. (Splynter van) ï. 1266. R. 86*. (Splinter van) Janszoon, schepen te Cuiemborg. R. 43*. 44*. Voornen (Melis) R. 320. Voorthuysen (van), zie: Van Eyk. Voorstbroeck (land in het Neerste) onder Beesd R. 486. Vorst (Wouter van der), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en pothmeester te Cuiemborg I. 565, 1502, 1503, 2391. Vos (Adriaen Janszoon), gasthuismeester van het St. Peters gasthuis te Cuiemborg I. 1327, 1328. (Mr. Hendrik Daniel de), executeur van den boedel Dellius te Culemborg I. 2503. (Mr. Johannes Ludovicus de), executeur van den boedel Dellius en provisioneel cameraar te Cuiemborg I. 394, 459, 2130, 2502, 2503. (Johan Philip de), executeur van den boedel Dellius en provisioneel rentmeester van de beide gasthuizen en den Poth te Cuiemborg I. 841, 1606, 1721, 2502, 2503. Vranck Goertszoon R. 139. Vredendaill (Regulierenconvent) buiten Utrecht R. 308. Vreem, zie: Vereem. Vremdt, zie: Vereem. Vretstroo (Fredtstroo, Freedstroe, Fretstroo, Vredestro, Vreetstro, Vretstroo) (landerijen op het) I. 1437, 1517. R. 22, 154, 320, 321, 341. (land op het Hooge) I. 637. R. 436, 457, 458, 472, 483, 484. (Zeedijck in het) R. 321. Vretstroosche (Fretstroosche) stege I. 615. R. 320, 457, 458, 483, 568. Vries (Jan die), kerkmeester te Vianen R. 323. Vriesland, zie: Friesland. Vroem, zie: Vereem. Vrouwenklooster (Vrouwencloester) (priorin van) in Friesland R. 262. (non in) R. 262. W. Waal (Waell) I. 1092. (Lijsbeth van der) R. 182, (Steven van der) R. 182. Waalwijk (Fransch kostschoolmeester te) I. 920.
Wade (Alveraet Lambertsdr. van der) I. 1407. R. 38. (Lambert van der), schepen te Culemborg R. 15, 38. Wagenaer (George Ernst) I. 1551. Way (Anthonia Henricxdr. van der) R. 297. Wal (Aart van der), bode van Cuiemborg op Utrecht I. 1002. Walbeeck (Gijsbert Carel), waarnemend cameraar te Cuiemborg I. 389. (Johannes), stadssecretaris te Cuiemborg I. 122. (Pieter), heer van Tienhoven, raad en stadssecretaris, administrateur van den boedel Craeyvanger te Cuiemborg I. 93, 122. 160—162, 414, 420, 462, 464—469, 974. 1847, 1940— 1944, 2149—2156, 2516—2518. R. 232. Waldeck (graaf van) I. 144, 149, 150, 416, 995, 1033, 1769. (vorstin van) I. 1076. Wassenburg (Maria Jacoba Harmans van) I. 799. Water (Samuel van de), ontvanger van de contributiën te Cuiemborg I. 2185— 2189. Waterbuesinchem R. 70. Weeck (Alart van) Willemszoon R. 222. Weerdt (Weerd) (Anthony de), kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Cuiemborg I. 746, 2255, 2256. (Jan de), huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Cuiemborg I. 16S2—1685, 2442. (Jan Gobelszoon de), gasthuismeester van het St, Peters gasthuis te Culemborfl I. 2380—2382. {Jan Thoeniszoon de), huismeester van het St. Elisabethsgasthuis te Cuiemborg I. 1651, 1652. (Gobel Janszoon de), schepenbur-' gemeester te Culemburg I. 477. (Paulus de), medehulper van het St. Agatha- of Kleermakersgilde te Culembora I. 1804. Weese (Weeze, Wese, Weze) (Barnairt van) R. 322. (Dirck van) I. 1924. (Cristoffel van) I. 646. R. 523. (heer Marcus Van), proost van St. Barbara te Cuiemborg I. 646. R. 523. Weyde (oude) R. 42. • (Wey) (land ter) onder Beusichem I. 1396, 1402. R. 96, 102, 107, 108, 171, 202, 331, 513. WVythuyservelde (land onder) R. 547. Weytstege (Weydtsche stege) I. 1554. R. 61.
332 Welck (Alart van) Willemszoon I. 1443. Wellants (Anthoni), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 542, 1310. Wenmer Wenmerszoon, burgemeester en schepen te Culemborg I. 175. R. 13—15. 17*. Werff (Nicolaes van der), administrateur van den boedel Buytendijck te Culemborg I. 1856—1858, 1868—1889, 2469—2472. Werkhoven (Hendrik van), administrateur van den boedel Buytendijck te Culemborg I. 1868—1888, 2469—2471. Wermbout Geritszoon I. 631, 2006. R. 205, 287. Wert (land In den legen) onder Beusichem I. 2001. R. 109. Werth (Weerd) (heer tot) R. 84. Westfriesland, zie: Holland. Wetering (Nye) R. 167, 168. Weteringe (Weteringhe) (Lambert van der), burgemeester en schepen te Culemborg I. 177, 179. R. 30, 48*. 50*. 51. 65. (Mr. Sweder van der), kanunnik ten Dom te Utrecht I. 1392. R. 118. Wy (Margriet van), vrouw van Zweder van Esschenstein R. 286. Wijk (Wijc, Wijck) (Agatha Van) I. 2192. (Aelbert van), conventuaal in de abdij St. Marienweerd R. 366, 449. (Arnold van), stadssecretaris en administrateur van den boedel Craeyvanger te Culemborg I. 1939. (Jacoba van) I. 2192. (Johanna van) I. 2192. (Cornelis van), schout van den Broek I. 1076. bij Duurstede (Wijck by Duersteden) I. 1910—1920. R. 541. (St. Elisabethsgasthuis te) I. 1382. (gasthuismeesters van het St. Elisabethsgasthuis te) R. 72, 73, 76. (rentmeester van het St. Elisabethsgasthuis te) R. 72, 76. (marktschipper van Culemborg op) ï. 1004. (slot te) R. 231. (tollenaar te) I. 976, 977. Wijnen (Gijsbert), ontvanger van de mairie Culemborg 1. 1225, 1226, 1234, 1239, 2374. 2375. > (Coenraad Michiel), kerk- en rentmeester der parochiekerken van St.
Barbara en St. Jan, rentmeester van de beide gasthuizen en den Poth te Culemborg, executeur-testamentair van Mr. Salomon de Jouwer I. 394, 598—609, 755—775, 842—845, 1606, 1609, 1610, 1721—1723, 2129, 2244— 2253, 2304—2322. Wijseveld (Michiel), zadelmaker I. 1832. Wilden (Bernardus) I. 1408. R. 39. (Johanna), dochter van Bernardus Wilden, te Utrecht I. 1408. R. 39. Wildenberg (Wyltenborch) (heer van) R. 295. Wilderen (Aelbert van) I. 1790. Wildt (Guerardus de) I. 136. • Wilger Jacopszoon R. 259*. Willem (Willam, Wyllem) I (prins) I. 1073. • IV (prins), stadhouder, graaf van Culemborg I. 148, 151. V (prins), stadhouder, graaf van Culemborg I. 156, 157, 494, 1777, 1838—1840. , heer van Buren en BeusichemR. 6. , heer van Buren en Beusichem I. 1072. R. 61. van Gulik, hertog van Gelre R. 10. V, hertog van Beieren, graaf van Holland R. 7. VI, hertog van Beieren, graaf van Holland R. 31. Adriaenszoon R. 520. Aerntszoon (Aertszoon), schepen en gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg R. 216, 219, 222, 319, 324. Aertszoon I. 629. Andrieszoon, schepen te Buurmalsen en Tricht R. 548, 549, ,564. Beerntszoon R. 285. Berentszoon, marktschipper te Culemborg I. 988, 994. Dircxzoon R. 249. Dirxzoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 742—744. Dircxzoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 566. Dirck Pauwelszoonszoon R. 177. Dirrick Willemszoon I. 643, 644. R. 467. Philipszoon, kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara en pothmeester te Culemborg I. 547—550, 1463—1467. Floriszoon, huismeester van. het St. Elisabethsgasthuis te Culeraborg I. 1689, 1690.
333 (Willem) Geerlofszoon, schepen te Everdinqen, Zijderveld en Honswijk R. 432, 452. 461, 470. Gheeryckszoon I. 1369. R. 315. Gobelszoon, schepen en kerkmeester der parochiekerk van St. Jan te Culemborg I. 694—697. R. 326, 411, . 417. Guedenzoon, schepen te Culemborg R, 8. Htinricxzoon, schepen te Everdingen en Zijderveld R. 59, 75*, 88, 100. Henrickszoon, schepen te Beusichem en Zoelmond ï. 1441. R. 448, 501, 527. — Huygenzoon, landgenoot te Bolgerij, schout te Bolgerij en Autena R, 377, 425, 442*. 460, 462, 482*. — Janszoon R. 159, 268. — Janszoon, schepen te Gouda R. 238*. — Janszoon, coman I, 1429. R. 292. — Janszoon, schepen te Beesd R. 478, 486. — Janszoon, de oude I. 1536. — Joosten, stadsburgemeester te Culemborg I. 280. —, zoon van Joost Willemszoon R. 436. — Lubbertszoon I. 1394. R. 148. — Ockerszoon I. 625. R. 50. — Peterszoon I. 2002. R. 112. — Thielmanszoon I. 1424. — Thoeniszoon, gasthuismeester van het St. Petersgasthuis en pothmeester te Culemborg I. 1479—1485, 2378. Willemszoon I. 1379. R. 19, 47. Willem, vrouw Van Henrick Bartgenszoon I. 1511. R. 391, 392. , weduwe van Jan Visscher R. 130. Wynalt Geritszoon, gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg ï. 1296—1302. R. 399. Winssen (Winsen, Wynssen) (Frederick van), stads- en schepenburgemeester te Culemborg I. 292—294, 471, 492, 2047, 2048.
(Winssen) (Goedsscalk' van) R. 196*. (Johan van), stadsburgemeester en kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 298—300, 545—548, 551—553, 2051, 2052. Winter (Johan) I. 921. With (Antony de), kerkmeester der parochiekerk van St. Barbara te Culemborg I. 565. (Jan de), gasthuismeester van het St. Petersgasthuis te Culemborg I. 1346, 2379. Witt (Wit) (Laurens Pieterszoon), rentmeester van het St. Petersgasthuis en den Poth, administrateur van den boedel Craeyvanger te Culemborg I. 1562—1571, 1690, 1691, 1935, 2394, 2513. Woertken onder Asch R. 71. Wolfslant (land op) onder Prijs R. 103, 277, 330. Wolfswetering onder Prijs R. 118, 277. Wouter (Walterus, Wauter, Wolter) I. 1365. R. 41. Alairtszoon R. 67, 68. Beerntszoon R. 74. Geritszoon, burgemeester, richter ad hoc en schepen te Culemborg I. 262, 263. R. 311*. 317—321, 330,332. Geritszoon, bakker R. 364. Gerytszoon R. 563, , zoon van Gerit Aerntszoon R. 58. Otten R. 424, 447, 504. Wauterken, vrouw van Henrick Roes R. 334. Wuesten (Johan Frederick), stadscameraar te Culemborg I. 381, 2091.
Xanten (Xancten) (Derick van) I. 2003. R. 114. Y., zie: I. Z., zie: S.
INHOUD. BIz.
INLEIDING
.
.
.
INVENTARIS EERSTE AFDEELING. ARCHIEF VAN H E T STADSB E S T U U R T O T E N M E T 1810 I. Stukken van algemeenen aard II. Privileges III. Personeel IV. Bevolking V. Verhouding tot den souverein . . . . . . . . . VI. Bemoeiing met de financiën van het graafschap, van het kwartier van Nijmegen en van het rijk VII. Stedelijke financiën A. Algemeen a. Rekeningen (met bijlagen) b. Andere stukken betreffende de stedelijke financiën in het algemeen B. Beheer van verschillende bronnen van inkomsten . . a. Algemeen , , , . . . , b. Renten en goederen, door den heer van Culemborg aan de stad toegewezen voor de betaling van lijfrenten c. Accijnzen d. Stedelijke eigendommen e. Loterijen . . . . . . . . . . . . . . f. Bank van Leening . . . . . . . . . . . g. Haven . . . . . . . . , . , . , . . h. Veertigste penning van verkochte huizen en landerijen en van nalatenschappen . . . . . . . i. Niet in vorige afdeelingen vermeld VIII. Kerkelijke zaken a. Bemoeiingen van den magistraat in het algemeen b . St. Barbarakerk 1. Algemeen 2. Rekeningen van kerkmeesters . . . . . . 3. Eigendomsbewijzen . . . . . . . . . . 4. Rentebrieven 5. Stukken betreffende het onderhoud van kerk en toren c. St. Janskerk 1. Algemeen
1 11 11 11 15 16 17 18 20 21 21 21 35 36 36 37 38 38 39 39 39 42 42 43 43 43 43 43 50 51 55 55 55
IX.
X.
XI.
XII.
XIII. XIV. XV.
2. Rekeningen van kerkmeesters 3. Eigendomsbewijzen en rentebrieven . Armenzorg a. Algemeen b. Toezicht o p den Poth en de gasthuizen . . . . c. Spinnerijen d. Collecten Onderwijs , . , . . . . . , a. Algemeen . b. Nederduitsche scholen . . . . . . . . . . c. Latijnsche school d. Fransche kostschool . , . e. School v a n liefdadigheid , Handel en verkeer . . . . . . . . . . . . . a. Algemeen b. Tolprivileges c. Veerdiensten d. M a r k t e n e. W e g e n f. Toezicht v a n het stadsbestuur o p de gilden en op de liquidatie hunner gelden . . . . . . . . Militaire zaken a. Garnizoen b . Burgerschutterij c. G e w a p e n d e burgermacht d. V r e e m d e troepen e. Diversen Stadswerken Politie Bemoeiing met waterstaatszaken a. Lek b. Bisschopsgraaf c. Culemborgsche vliet . . . . . . . . . . . d. Financiën e. Stukken v a n verschillenden a a r d . . . . . .
Blz. 56 65 66 66 67 67 68 73 73 73 73 73 74 74 74 75 78 80 80 80 81 81 82 83 84 84 85 85 S5 85 86 86 87 88
T W E E D E AFDEELING. ARCHIEF V A N DE MAIRIE CUL E M B O R G , 1811 — 1813 I. Stukken v a n algemeenen a a r d II. Financiën III. Bevolking I V , Stukken v a n verschillenden aard . , . . . , . . . ,
89 89 92 93 94
DERDE AFDEELING. GEDEPONEERDE ARCHIEVEN . . I, St. Petersgasthuis en Poth a. St. Petersgasthuis 1. Algemeen . 2. Rekeningen . . . . . . . . . . . .
95 95 95 95 96
337
3. E i g e n d o m s b e w i j z e n 4. R e n t e b r i e v e n en a n d e r e inschulden 5. V e r p l i c h t i n g e n . . b. Poth 1,'Algemeen 2. R e k e n i n g e n 3. E i g e n d o m s b e w i j z e n . . . . . . . . . 4. R e n t e b r i e v e n en a n d e r e inschulden . . . . 5. V e r p l i c h t i n g e n , c. G e c o m b i n e e r d e a d m i n i s t r a t i e v a n b e i d e stichtingen 1. R e k e n i n g e n , • 2. Afgeloste s c h u l d b e k e n t e n i s . II. St. E H s a b e t h s g a s t h u i s of O u d e M a n n e n - e n V r o u w e n h u i s a. H e t gasthuis in het a l g e m e e n . . . . . . . b. Financieel beheer 1. A l g e m e e n 2. R e k e n i n g e n 3. E i g e n d o m s b e w i j z e n . . . . . . . . . . 4. Rentebrieven en andere inschulden . . . . . c. t>e v i c a r i e in d e g a s t h u i s k a p e l . . . . . . . III, G i l d e - a r c h i e v e n a. B a k k e r s g i l d e b . V i e r - g e k r o o n d e n - of Bijlhouwersgilde . . . . 1. A l g e m e e n 2, F i n a n c i ë n . c. S t . A g a t h a ' s - of K l e e r m a k e r s g i l d e . . . . . . d. S t . N i c o l a a s - of K o o p m a n s g i l d e 1. A l g e m e e n 2. F i n a n c i ë n . . . . . . . . . . . . . e. S y d e L i n t r e e d e r s g i l d e f. St. J a n s - of Schippersgilde 1. A l g e m e e n . 2. F i n a n c i ë n . . . . . . . . . . . . . g. S c h o e n m a k e r s g i l d e h. St. E l o y e n - of S m e d e n g i l d e i, T i m m e r l i e d e n g ü d e . , j . Voerliedengilde . . . . . . . . . . . . k, St. S e v e r u s - of W e v e r s g i l d e 1. Z a k k e n d r a g e r s g i l d e IV. Stukken betreffende de boedels . . . . . . . . . a. S t u k k e n betreffende d e n boedel Buytendijck . . 1. A l g e m e e n . . . . . . . . . . . . . 2. F i n a n c i ë n b . S t u k k e n betreffende den boedel Dellius . . . . 1. F i n a n c i ë n 2. O n d e r s t e u n i n g e n . . , . . . . . . ,
Blz. 101 105 109 109 109 109 113 114 118 118 118 123 123 123 124 124 124 132 133 135 136 136 136 136 137 138 138 138 138 139 139 139 139 140 140 141 141 141 141 141 141 142 142 145 145 145
;•
. 3 3 8
c. Stukken betreffende d e n boedel C r a e y v a n g e r 1. Algemeen . . . . . . . . . . . . 2. Financiën . . . . . . . . . . . . V . Archief v a n curatoren der Latijnsche school V I . Acte, a a n den magistraat in bewaring gegeven . AANHANGSEL . i: V a r i a II. Handschriften
.
. . . . .
.
. .
SUPPLEMENT
Blz. 146 146 146 149 150 151 151 153 154
EERSTE AFDEELING. ARCHIEF V A N H E T STADSBESTUUR " T O T E N M E T 1810 154 V I I . Stedelijke financiën . 154 A. Algemeen 154 a. Rekeningen (met bijlagen) . . . . . . . . 154 B. Beheer v a n verschillende bronnen v a n inkomsten . . 159 a. Algemeen .159 c. Accijnzen .159 e. Loterijen , 159 g. H a v e n 159 i. N i e t in d e vorige afdeelingen vermeld . . . . . 160 V I I I . Kerkelijke zaken 160 b. St. Barbarakerk 160 1. Algemeen . . . . . 160 2. Rekeningen v a n kerkmeesters . . . . . . 161 c. St. Janskerk , 163 2. Rekeningen v a n kerkmeesters . . . . . . 163 IX. Armenzorg 164 c. Spinnerijen . 164 d. Collecten 165 X. Onderwijs . . . . . . . . . . . . . . . . 166 e. School v a n liefdadigheid 166 XII. Militaire zaken 166 a. Garnizoen . . . . . . . . . . . . . . 166 b. Burgerschutterij 166 c. G e w a p e n d e burgermacht . . . . . . . . . 166 d. V r e e m d e troepen 167 T W E E D E AFDEELING. ARCHIEF V A N DE MAIRIE CUL E M B O R G , 1811 — 1813 II. Financiën
167 167
DERDE AFDEELING. GEDEPONEERDE ARCHIEVEN . . I. St. Petersgasthuis en P o t h a. St. Petersgasthuis . . . . . . . . . . . _ 2._ Rekeningen
167 167 167 167
339 Blz. b. Poth 168 2. Rekeningen 168 c. Gecombineerde administratie van beide stichtingen 169 1. Rekeningen 169 . II. St. Elisabethsgasthuis of Oude Mannen- en Vrouwenhuis 170 b. Financieel beheer . 170 2. Rekeningen 170 III. Gilde-archieven 171 f. St. Jans- of Schippersgilde 171 2. Financiën 171 IV. Stukken betreffende de boedels 171 a. Stukken betreffende den boedel Buytendijck . . 171 1, Algemeen 171 2. Financiën 171 b. Stukken betreffende den boedel Dellius . . . . 172 Algemeen 172 1. Financiën 173 2. Ondersteuningen 173 c. Stukken betreffende den boedel Craeyvanger . . 173 2. Financiën 173 REGESTENLIJST
175
INDEX
289