Het ontstaan van het Christusdom De echte Paulus
Eerste druk, 2014 © 2014 Leo van den Berk isbn: nur:
9789048432417 701
Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (I) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (II) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
Leo van den Berk
Het ontstaan van het Christusdom ∞ de Echte Paulus
De icoon van de Christus Alheerser op de kaft is geschilderd door mijn vrouw. Ik vind dat eigenlijk heel fijn en ik ben er best trots op dat zij deze geschilderd heeft. Het is namelijk de enige icoon die zij geschilderd heeft. Natuurlijk ben ik de meeste dank verschuldigd aan mijn vrouw die zich steeds meer dan honderd procent voor mij inzet en blijft inzetten. Dankzij haar heb ik gedurende al die acht jaren aan mijn boek door kunnen werken. Want na mijn zware hartinfarct in 2004, waardoor een groot deel van mijn hart afgestorven is en waarvan ik een fors lekkende klep overhield was ik niet meer in staat veel fysieke arbeid te verrichten. Schrijven was de enige mogelijkheid, mondjesmaat. Dank voor alle goede zorgen. Bovendien dank ik onze neef André Baauw voor zijn inzet die ik helemaal niet verwacht had. Hij had het boek al tweemaal gelezen voor het definitief af was. Zijn diverse op- en aanmerkingen als leek op dit terrein zijn best nuttig geweest. Dat was dan ook de reden om hem te vragen een voorwoord te schrijven. Dat heeft hij tot mijn genoegen ook gedaan. En ook nog hartelijk bedankt voor het aanbod om het boek nog eenmaal te lezen om er de resterende fouten uit te halen. Want ook dat deed hij op een voortreffelijke wijze. André, zeer hartelijk bedankt!
5
Inhoudsopgave
Voorwoord9 Inleiding11 Hoofdstuk 1 Qumran en Nag Hammadi 25 Hoofdstuk 2 Het Romeinse Rijk 30 Hoofdstuk 3 Het Nieuwe Testament 34 Hoofdstuk 4 1 Thessalonicenzen 36 Hoofdstuk 5 Brief aan de Philippenzen 42 Hoofdstuk 6 De brief aan de Galaten 50 Hoofdstuk 7 De eerste brief aan de Korinthiërs 68 Hoofdstuk 8 Tweede brief aan de Korinthiërs 129 Hoofdstuk 9 De brief aan de Romeinen 151 Hoofdstuk 10 Brief aan Filemon 189 Hoofdstuk 11 Brief aan de Kolossenzen 194 Hoofdstuk 12 Openbaring en Overlevering 196 Hoofdstuk 13 God, Christus, de zoon van God, zonen van God, Geest van God 226 Hoofdstuk 14 Dit hoofdstuk gaat over zaken, waar de gelovigen zelf mee te maken krijgen 269 Hoofdstuk 15 Kefas en Paulus 288 Hoofdstuk 16 Anachronismen 422 Hoofdstuk 17 De meest grove vertaalfouten in de Willibrordbijbel 434 Hoofdstuk 18 Het evangelie van Matteüs 454 Voetnoten481 Woordenlijst507 Trefwoordenlijst555 Zakenregister574
Voorwoord
Tot op de dag van vandaag verscheurt het geloof de mensen. De gelovigen, atheïsten en agnosten kunnen maar moeizaam met elkaar discussiëren. Tussen de godsdiensten is het echter nog veel erger, hier verketteren gelovigen elkaar en zijn ze soms tot alles bereid om hun geloof te verdedigen. Maar ook nog binnen de verschillende godsdiensten wordt er gestreden om de vraag wie de juiste uitleg geeft aan de geschriften. Veel mensen zijn vandaag de dag minder overtuigd van het geloof of zijn zelfs niet meer gelovig. Dit komt enerzijds doordat de natuurwetenschappen het mysterie van het leven steeds beter kunnen verklaren en anderzijds omdat de kerken, de instituties zichzelf te langzaam aanpassen aan de tijd en misstanden onvoldoende aanpakken. Er is echter nog een belangrijke reden, namelijk de kritische analyses die gemaakt worden van de godsdiensten en de geschriften waarop zij zich baseren. Als we naar het christendom kijken dan zijn er steeds meer mensen die van mening zijn dat God niet heeft bestaan maar dat er wel een Christus is geweest. In die tijd zou er een charismatische man zijn geweest, Christus, die de blijde boodschap heeft verkondigd en volgelingen heeft gekregen. Met deze uitleg zou een deel van de bijbel dus waar zijn en een deel niet. Dit zou ook een aantal vragen verklaren zoals; ‘waarom weten we zo weinig van de eerste dertig jaren van het leven van Christus?’ Maar er zijn ook mensen die menen dat Christus niet heeft bestaan. Het geloof heeft nog steeds veel invloed op het handelen van ons ieder, doordat onze cultuur en onze opvoeding is doordrenkt van het geloof. Als je werkt, heb je verlof op bepaalde feestdagen, de kinderen worden naar openbare of bijzondere scholen gezonden en zo zijn er nog talloze zaken op te noemen. Bewust en onbewust heeft het invloed op ons dagelijks leven maar we vragen ons hier steeds meer bij af of we het wel goed doen. Hoe je het ook wendt of keert, er is een enorme behoefte om de ‘feiten en fictie’ van het geloof te onderzoeken en te kennen zodat je voor jezelf kan bepalen hoe jij tegenover het geloof staat. Dat geldt in ieder geval voor mijzelf. Als gelovige ben ik gaan twijfelen en daarna ben ik gestopt met het geloven in een God. Dit boek dat geschreven is door Leo van den Berk, een aangetrouwde oom van mijn vrouw, is een tekst- en schriftkritische bijdrage. Hierin worden de brieven van Paulus onderzocht en uitgelegd. De brieven zijn de oudst overgeleverde teksten van het Nieuwe Testament, waarschijnlijk geschreven omstreeks de jaren 50 tot 60. Hij heeft geen boek geschreven dat gemakkelijk is om te lezen maar als u de 9
moeite neemt dan wordt dat rijkelijk beloond, in het bijzonder met een voor velen zeer verrassend slot. Het heeft ook mij weer opnieuw aan het denken gezet over wat nu waar is en wat niet waar is. Ik ben blij dat ik het boek heb gelezen en hoop dat menigeen zal volgen. André Baauw
10
Inleiding
Verantwoording
De laatste jaren heb ik veel gegevens verzameld over het ontstaan van het Christendom. Ik kreeg daar veel tijd voor omdat ik fysiek niet meer in staat was om alles te doen wat ik normaal deed. Ik speelde al langere tijd met de gedachte om daarover een boek te schrijven en nu kreeg ik de kans. Een bijzondere stimulans daartoe is het feit dat ik, als ik met mensen daarover sprak, ontdekte dat men dat heel interessant vond. Ik ben dus begonnen met schrijven. Al studerend en schrijvend ontdekte ik dat heel veel wetenschappers hun uitleg overeen lieten komen met wat zij geloven. Wat dat betreft sta ik er een ietsje beter voor, want ik was zelf al jaren geleden tot de conclusie gekomen dat het Christendom ook slechts een godsdienst is zoals iedere andere godsdienst. Bovendien heeft dat ook niets met wonderen en visioenen van doen. Vreemd dat die voornamelijk in de tijd van Christus plaatsvonden en nog vreemder is het dat er nog steeds mensen zijn die dat nog steeds geloven. Ik had al een paar hoofdstukken geschreven, onder andere ook een over Paulus. Zoals hierboven gezegd kreeg ik steeds meer in de gaten dat wetenschappers de uitleg nogal eens op hun eigen situatie toeschrijven. Dat bracht mij op het idee om zelf eerst maar eens de brieven van Paulus te bestuderen om niet in dezelfde fout te vervallen. Die geïndoctrineerdheid van veel wetenschappers deed mij ook besluiten om niet eerst van alles over Paulus te gaan lezen. Daar wilde ik me niet meer aan blootstellen. Er zijn wetenschappers die menen dat dat onontbeerlijk is om tot een goed resultaat van zo’n studie te komen. Honderden jaren wordt al door geïndoctrineerde wetenschappers op deze wijze wetenschap bedreven. Daar wilde ik me zoveel mogelijk van vrijwaren. Natuurlijk heeft men ook kritische wetenschap bedreven, maar toch nog al eens onbewust rekening houdend met indoctrinaties waar men geen afstand van heeft kunnen nemen. Dat geldt al voor Hieronymus met zijn vertaling van de Griekse bijbel in de Latijnse taal, zoals ik geconstateerd heb. Dit is van belang omdat alleen de Vulgaat vanaf de vijfde eeuw een rol speelt in West Europa. Erasmus is de eerste die teruggaat naar de Griekse tekst. Ook voor mensen als Luther, Calvijn en voor al degenen die toen de kerk wilden veranderen en misstanden wilden uitroeien, geldt dat. Dan komen er steeds meer wetenschappers die baanbrekend werk verrichten, vooral eerst gericht op het Nieuwe Testament met de zogenoemde historische kritiek. Maar voor mij stond vast dat ik me door niemand meer wilde laten beïnvloeden. Dat betekent dat ik de tekstkritische tekst als een manuscript beschouw. Zo’n handschrift is nog nooit gepubliceerd. Als men een tekst uitgeeft moet men eerst alles uitleggen over de handschriften, over het schrift, over de eigenaar11
digheden, de samenhang, datum enzovoort. Normaal zijn er slechts enkele gegevens bekend van de handschriften. Ze zijn gecatalogiseerd, men kent de schrijver en eventueel een datum van het werk. Dan brengt men de tekst en vervolgens een verantwoorde vertaling. Dit stadium is voor mij het werk dat de tekstkritische uitgevers van het Nieuwe Testament gedaan hebben. Die tekst is mijn startpunt. Normaal leest men alles wat er over de betreffende schrijver geschreven is. Dat doe ik nu dus niet. Dit boek is dus meer mijn boek. Natuurlijk heb ik allerlei zaken vroeger en ook later nog gelezen en via mijn studies heb ik veel opgestoken. Dat is niet te vermijden. Ik vind niet dat men mij kan verwijten dat ik niet wetenschappelijk te werk ben gegaan, omdat ik al die boeken van Harnak, Knoester en al die wetenschappers met zeer verdienstelijke studies niet gelezen heb. Mijn bedoeling was duidelijk om niet nog weer eens opnieuw door andere wetenschappers beïnvloed te worden. Als men bijvoorbeeld aan een verschijning van Christus aan Kefas, de twaalf (?) en aan 500 broeders, aan Jacobus en alle andere apostelen en tenslotte aan Paulus in 1 Korinthe 15 de voorkeur blijft geven boven een natuurlijke verklaring dan houdt men toch nog aan de wondertheorie vast. Daar wilde ik geen tijd aan besteden. Mijn opzet was ook niet om één aspect van Paulus te belichten. Ik wilde zoveel mogelijk een totaal beeld krijgen. Dat is me op toevallige wijze gelukt. Dat heeft mij bovendien enorm verbaasd. Want het is mij zeer geleidelijk aan pas duidelijk geworden dat Paulus geen wonderen en visioenen heeft gekend, maar dat hij ook in de leer nogal eens afwijkt. Natuurlijk zijn er studies die veel van wat ik meedeel reeds breed uitgemeten en uitgezocht hebben. Dat verwacht ik althans. Ik kan me niet voorstellen dat er door de eeuwen heen niet veel over Paulus geschreven is. In de meeste gevallen zijn dat detailstudies, maar ook uitgebreide boekwerken, terwijl het mijn streven is om een zo compleet mogelijk beeld van Paulus te krijgen, maar dan alleen op basis van zijn eigen brieven. Mensen die ik gesproken heb, of tijdens een lezing waarvan ik er een paar in besloten kring heb gehouden, vonden het min of meer een aanvulling op wat zij zelf dachten. Daarom ook heb ik dit boek geschreven. En vooral voor mensen met een wat bredere opleiding. Het is wetenschappelijk opgezet en dat eist van de lezer meer dan wanneer hij een roman leest. Gewapend met een tekstkritische uitgave van Augustinus Merk uit 1944 ging ik aan de slag. In die uitgave staat ook een Latijnse tekstkritische uitgave van, laten we zeggen, de Vulgaat van Hieronymus in de meest brede zin van het woord, rond 383 begonnen. Ook dat levert interessante gegevens op. Ik kocht een grammatica van Kaegi. Ook kocht ik diverse woordenboeken Grieks-Nederlands en Grieks-Engels. De belangrijkste daarvan is de bekende uitgave van Oxford. Wat had ik zelf als bagage? Een driejarige opleiding in filosofie en een vierjarige in theologie. Daarna heb ik een vierjarige opleiding gehad, die in 1960/61 uitmondde in mijn diploma licentiaat in Oosterse talen en geschiedenis aan de universiteit van Leuven, geslaagd met grote onderscheiding. Hoofdtaal was Arabisch, daarnaast oud-Syrisch en oud-Armeens. Daarvóór heb ik een jaar in Rome ge12
studeerd aan het Bijbel Instituut en lessen gevolgd aan het Oosters Instituut. Op dat Bijbelinstituut volgden talloze priesters en paters van over de hele wereld de bijbelse talen. Nu een ervaring die ik in Rome opdeed. Er was een ontzaggelijk grote zaal, waar wel honderd man in kon. Zij volgden oud-Syrisch (Aramees). Van die honderd man waren er maar twee die hun lessen voorbereidden. Daar de professor altijd vroeg wie er wilde vertalen, niet zo gek eigenlijk, waren deze twee altijd het hele jaar door aan het vertalen. Onnodig te zeggen dat ik een van die twee was. Wat heb ik daar geleerd? Exegeten die terug moeten kunnen vallen op onder andere deze taal, oud-Syrisch dus, maar ook op het Grieks, waren niet geïnteresseerd om deze taal te leren. Dat vond ik vreemd. Omdat ik vooral Arabisch wilde leren ben ik het jaar daarop naar Libanon gegaan, waar de jezuïeten een centrum op kleine schaal hadden in Bikfaya. Daar heb ik een pittige tweejaarlijkse cursus literair Arabisch geleerd. We begonnen met een cursus gesproken Arabisch van een maand. Na die maand heb ik een week of twee in een dorp doorgebracht om het dialect, de gesproken taal, te leren. In het tweede jaar volgde ik ook lessen op de universiteit in Beyrouth. In die tijd heb ik nog een andere levensles geleerd. Arabieren zijn ook semieten zoals de Joden. Als taal ligt het Arabisch dicht bij het Hebreeuws. Kort gezegd: door de ontmoeting met mensen van een heel andere cultuur heb ik geleerd dat alles in mijn leven totaal anders in te richten is. Anders dan wij gewend zijn. Niet alleen de taal is anders, maar ook de hele levenswijze. Onze gedachten, onze ideeën, onze geschiedenis, onze opvoeding zijn zeer bepalend voor ons geweest. Dat geldt net zo goed voor de arabieren. Ik heb twee jaar in Libanon doorgebracht en na het afsluiten van mijn studie in Leuven heb ik nog vier jaren in de oude stad Jeruzalem in het toenmalige Jordanië doorgebracht aan een Center for Christian Oriental Studies in oprichting. Sinds 1967 is de hele West Oever de Gazastrook en de Golanhoogte bezet door Israël. In het begin had je soms echt het idee dat je terechtgekomen was in de oude bijbelse tijd. Ik spreek dan wel van 1959/60 in Libanon en van 1961-1965 in Jordanië. Want er kan al weer veel veranderd zijn sinds die tijd. Je zag wenende vrouwen bij de begrafenissen; op de akkers zag je de primitieve ploegen en hakken die vroeger waarschijnlijk ook gebruikt werden. Vrouwen zochten in de wintertijd groenten en kruiden in de natuur. Het leven was er veel armer, veel primitiever, alsof de wereld hier eeuwen had stilgestaan. De ervaring is het grote verschil in mentaliteit waardoor alles anders kan, ook de gedachtewereld. De ervaring dat alles anders kan is zo goed dat je ook bereid bent je voor al dat andere open te stellen, er beter oog voor te krijgen. Zo heb ik me er later op betrapt dat ik daar toch een beetje defaitistisch ben geworden. Er zijn nu eenmaal dingen waar je je bij neer moet leggen, die nu eenmaal zo zijn. Er zijn zaken die je echt niet kunt veranderen, zoals ziek worden, dood gaan, natuurrampen en ongelukken. De Arabieren zeggen in dat soort omstandigheden: Allah kariem, God is edelmoedig. Misschien hadden mijn ouders en grootouders dat ook. In de derti13
ger jaren werd ook gezegd: Als God belieft, net zoals de Arabieren: ‘in scha Allah’ zeggen, letterlijk ‘indien God hééft gewild’, want als God er achter staat is het al vervuld. De kracht van Gods woord. Als je daar over nadenkt dan besef je dat wij in onze opleiding in een heel andere situatie zaten dan de situatie waarin arabieren of veel andere volken zitten. Om te beginnen hebben wij een heel ander leersysteem. Vroeger werd er wel meer dan nu van buiten geleerd maar dat is lang niet altijd verkeerd. Op het voortgezet onderwijs kreeg je wiskunde en algebra, vakken waar je logisch van leert denken om tot oplossingen te kunnen komen. Je werd gestimuleerd om zelf stukken te schrijven; wij noemden dat opstellen maken. Ook in de filosofiestudie leer je logisch te denken, je leert nauwkeuriger te formuleren. Met het vak logica leer je een goede redenering op te zetten. Trouwens logica is een deel van ons westerse denken. Dank zij de oude Griekse filosofen van vóór Christus al, zoals Socrates, Plato, Aristoteles en anderen zijn wij beïnvloed, waardoor we niet slechter af zijn. Voor hen was filosofie een levenswijze, zonder daar een nieuwe godsdienst van gemaakt te hebben. Wij moesten voor onze studie altijd zelf aantekeningen maken, wat men tegenwoordig niet meer doet. Stencilmachines gebruikten wij vroeger nog niet eens. Toch is dit een heel belangrijk onderdeel van je leerproces. Nu lijkt het principe dikwijls: we zoeken het op, we rekenen het uit op een rekenmachine. Ook je associatief vermogen wordt getraind; dat doe je eigenlijk onbewust. Ik had altijd pen en papier bij me of bij mijn bed liggen. Dan kon je goede ingevingen opschrijven. Ik gebruik liever het woord associatie, want het woord ingeving schijnt tegenwoordig veel gebruikt te worden, maar dan om aan te duiden dat men een ingeving van God gekregen heeft. Paulus noemt zoiets een openbaring, dat gewoon onthulling betekent, niet meer. Door die ingevingen, associaties, kom je soms tot een andere conclusie, tot een ander inzicht. Rust en associatie levert je tal van ideeën op. Ik wil maar zeggen dat wij een goed onderwijssysteem hebben. Laat ik ons systeem nu eens afzetten tegen dat van Paulus bijvoorbeeld, want in feite gaat het daarover in dit boek. Paulus heeft onderwijs genoten in zijn Bijbelschool, bij een rabbi, zoals ook moslims les krijgen op hun Koranscholen met een cursusleider. De rabbi is eigenlijk een joodse godsdienstleraar. Er is, zeker in de tijd van Paulus, geen pen, geen potlood of papier, dat men bij de hand had. Er bestonden wel schrijfinstrumenten natuurlijk, maar niet veel op de school. Daar moest men alles van buiten leren. Wilde je bedreven zijn in de Schrift dan moest je zoveel mogelijk teksten zien te onthouden. De rabbi gaf natuurlijk ook de nodige uitleg. Paulus heeft zeker geen onderwijs gehad in de Griekse filosofie, althans, in zijn brieven is daar niets van te bespeuren. Hij heeft het judaïsme bestudeerd zoals hij zelf zegt. Hij was, zoals hijzelf zegt, farizeeër. Ik weet niet hoe lang Paulus op zo’n school gezeten heeft, maar hij heeft er geen logica geleerd, dat is duidelijk uit zijn brieven. In die tijd zijn er lang niet overal bibliotheken. De grootste bibliotheek stond in Alexandrië, waar men vóór Christus al 700.000 handschriften had, naar men zegt. Ook in Pergamum was een bibliotheek en wat later in Efese waar de gevel van de Romeinse bibliotheek weer te bezichtigen is. 14