Het onderwijsbeleid van UNETO-VNI
Mensen en kennis voor de toekomst
In de installatiebranche
Maatschappelijke ontwikkelingen
draait alles om mensen.
Mensen en kennis voor de toekomst
Om precies te zijn: om mensen met kennis. De uitdagingen waar we de komende jaren voor staan, kunnen we het hoofd bieden als we beschikken over gekwalificeerde werknemers. Op alle niveaus. Met een gericht onderwijsbeleid wil UNETO-VNI de technische installatiebranche als geheel én individuele bedrijven de mogelijkheden bieden om een positieve invloed uit te oefenen op het (technisch) onderwijs.
De technische installatiebranche krijgt de komende jaren met tal van ontwikkelingen te maken die van invloed zijn op kwaliteit en kwantiteit van de werknemers in de bedrijven. Een aantal van die ontwikkelingen is op dit moment al volop zichtbaar: • De vergrijzing van de beroepsbevolking zorgt voor een steeds grotere vervangingsvraag naar gekwalificeerde werknemers. Daarbij moeten we constateren dat de ‘opbrengst’ van het onderwijs afneemt, terwijl het aandeel van de zij-instromers steeds groter wordt. • De overheid dringt aan op meer marktwerking in het onderwijs en bemoeit zich om die reden steeds minder met het sturen van de inhoud van het onderwijs. Het is in het belang van het bedrijfsleven om zo snel mogelijk een (veel) sterkere positie ten opzichte van het onderwijs in te nemen. • De innovatiekracht van de installatiebranche ontwikkelt zich positief. De vraag naar hoger opgeleid technisch personeel neemt daardoor snel toe. De verschuiving van de
traditionele, hiërarchische bouw kolom naar het integraal ontwerpen versterkt deze ontwikkeling. • De wereld verandert steeds sneller. Om werknemers employable te houden, zijn concepten als ‘een leven lang leren’ noodzakelijk. • Internationalisering is ook in de installatiebranche niet meer te stuiten. Kennis van andere culturen en talen wordt onmisbaar.
Wat is de vraag? Steeds meer scholen leveren tegenwoordig vraaggestuurd onderwijs. Dat betekent dat de behoefte die het bedrijfsleven heeft aan mensen, zowel in aantallen als in competenties, bepalend is voor de inhoud van onderwijs en scholing. De uitdaging is uiteraard om de ‘vraag’ vanuit het bedrijfsleven in kaart te brengen en op een uitvoerbare manier te vertalen in goed onderwijs. Vraaggestuurd onderwijs kan alleen succesvol zijn als het rekening houdt met de leerstijl van de individuele leerling én met de beroepspraktijk. Als het aan UNETO-VNI ligt, krijgt techniek in het hele onderwijs méér aandacht. Op basisscholen zouden de fascinerende
en innovatieve kanten van techniek nadrukkelijker aan bod moeten komen. In het voortgezet onderwijs zou in vakken als natuurkunde en wiskunde de koppeling met techniek een grotere plaats moeten gaan innemen. De situatie in het vmbo - de belangrijkste potentiële leverancier van werknemers voor de installatiebranche - is het meest zorgelijk. Het aantal leerlingen dat voor een technische opleiding kiest,
In de regio moet het gebeuren Overheid, onderwijs en bedrijfsleven zijn het erover eens, dat de ‘markt werking’ in het onderwijs het beste kan plaatsvinden in de regio. Juist daar kunnen bedrijven en onderwijsinstellingen de competenties van leerlingen en werknemers en de behoeften van de beroepspraktijk efficiënt, effectief en snel op elkaar afstemmen.
vakspecialismen. Het opleidings- en ontwikkelingsfonds voor de technische installatiebranche, OTIB, werkt vanuit een regionale structuur. In deze zogenoemde Regionale Beleidsplatforms Installatietechniek (RBPI’s) werken bedrijfsleven en onderwijsveld samen om regionale onderwijs- en arbeidsmarktproblemen op te lossen en activiteiten te ontplooien.
De rol van UNETO-VNI
UNETO-VNI neemt zowel organisatorische als inhoudelijke initiatieven om het vraaggestuurde onderwijs te bevorderen en verbeteren. loopt al jaren terug en het eind van die ontwikkeling is nog niet in zicht. Binnen het samenwerkingsverband TechniekTalent.nu wordt hard gewerkt om vmbo-leerlingen voor techniek te interesseren; die inspanningen worden de komende jaren geïntensiveerd. Het bedrijfsleven kan en moet op tal van manieren bijdragen aan een betere aansluiting tussen onderwijs en beroepspraktijk. Maatschappelijke stages (of variaties daarop) bieden kansen voor de installatiebranche om zich te profileren. In het beroepsonderwijs kunnen bedrijven hun positie op de arbeidsmarkt verbeteren door een actieve rol te spelen bij het bevorderen van het duale leren. Een ruim aanbod van leerwerkplekken is van cruciaal belang om de installatiebranche aantrekkelijker te maken.
Bij de praktische invulling van de regionale benadering denken we uiteraard in eerste instantie aan de Regionale Opleidingscentra (ROC’s). Die bevinden zich in een proces waarin ze veranderen van opleidingsfabrieken in aanbieders van onderwijs op maat. Het ROC brengt de leerling de nodige theorie en basisvaardigheden bij die hij of zij daarna in de praktijk combineert met het leren van één of meer
UNETO-VNI vormt een verbinding tussen de diverse partijen in de branche en het beroepsonderwijs. De vereniging neemt zowel organisatorische als inhoudelijke initiatieven om het vraaggestuurde onderwijs te bevorderen en verbeteren. UNETO-VNI spant zich bijvoorbeeld in voor de totstandkoming van regionale projectbureaus. De ondernemingen moeten het doen. UNETO-VNI stimuleert voortdurend de participatie van ondernemers in regionale overlegstructuren en samenwerkingsverbanden. Daarnaast probeert de vereniging op basis van cijfers en voorspellingen vanuit de beroepspraktijk overeenkomsten te sluiten met ROC’s.
Van basisschool tot onderwijs: een overzicht1 De komende jaren staat het onderwijsbeleid hoog op de agenda van UNETO-VNI. Dit met als doel de instroom van goed geschoolde vakmensen in de branche te bevorderen. Daarbij gaat het om alle soorten onderwijs, van beroeps- tot wetenschappelijk onderwijs. Als wegwijzer vindt u een overzicht van deze onderwijsvormen in Nederland op de keerzijde van deze brochure. 1 Bron: Opleidingsbedrijf SSB regio Twente, Enschede oktober 2009
Bedrijven moeten zelf in actie komen UNETO-VNI maakt niet alleen beleid, maar geeft daar ook - in samenwerking met OTIB - concreet invulling aan in de vorm van cursusprogramma’s en opleidingen. Maar hoe intensief UNETO-VNI de totstandkoming van regionale afstemming tussen onderwijs en bedrijfsleven ook stimuleert, uiteindelijk is de betrokkenheid van de bedrijven zelf doorslaggevend voor het succes. Binnen lokale platforms (b.v. LPI’s en technetkringen) voeren bedrijven en onderwijs organisaties regelmatig overleg om het geleverde onderwijs af te stemmen op de gevraagde competenties. Maar de lokale platforms kunnen alleen
De inzet van het bedrijfsleven is onmisbaar om een helder beeld te krijgen van wat de installatiebranche van het onderwijs verwacht en hoe het onderwijs op die vraag kan inspelen. resultaten boeken als ze over voldoende input vanuit de branche beschikken. En ook dáár draait het om mensen. De inzet van kundige en ervaren mensen uit het bedrijfsleven is onmisbaar. Pas wanneer u met uw ervaring en know-how het lokale platform van goede informatie voorziet, ontstaat een helder beeld van wat de installatiebranche van het onderwijs verwacht en hoe het onderwijs op die vraag kan inspelen.
Vraag het uw regiomanager Wilt u weten hoe u een bijdrage kunt leveren aan de toekomst van de mensen en de kennis in de installatiebranche, neem dan contact op met uw regiomanager van UNETO-VNI. Regio Noord J. (Jakob) Hulshof M 06 - 53 14 49 42 E
[email protected] tevens secretaris Groep Klein Regio Noordwest Drs. O. (Onne) Vrinten M 06 - 22 99 33 60 E
[email protected] Regio Midden F.H.G. (Francisco) van de Coevering M 06 - 22 60 06 51 E
[email protected] Regio Oost B.P.J. (Berthold) van Benthem M 06 - 12 13 54 94 E
[email protected] Regio Zuid-Holland / Zuid-Holland Zuid, Rotterdam e.o. J. (John) Lens M 06 - 51 44 94 07 E
[email protected] tevens secretaris Groep Groot Regio Zuid-Holland / Haaglanden en Rijnlanden M. (Marco) van der Helm M 06 511 322 01 E
[email protected] Regio Zuid R.J.R. (Roel) Bonten M 06 - 23 02 72 84 E
[email protected] Regio Zuid Ing. E.A. (Eef) Smits M 06 - 22 79 08 33 E
[email protected] tevens secretaris Groep Midden
Wetenschappelijk onderwijs
Onderwijsschema van basisschool tot universiteit
Verklarende woordenlijst BOL BBL (in het MBO)
WO
VMBO MBO HAVO VWO
Universiteit
HBO WO
*
Propedeuse HBO
Hoger Beroepsonderwijs
ROC
Copyright Opleidingsbedrijf SSB regio Twente, Enschede oktober 2009
HBO
Uitstroom van niveau 4 Middenkaderopleiding (of specialistenopleiding)
Hogeschool
Middelbaar Beroepsonderwijs
MBO
(onderwijsinstelling ROC, AOC of vakinstellingen) BOL of BBL, niveau 1 t/m 4
Eventueel doorstroom van lager niveau naar hogere niveaus
*
Tussentijdse zijinstroom van (niet afgeronde) HAVO naar MBO
Niveau 4
Leerjaar 5
Voortgezet onderwijs
*
*
Leerjaar 4
doorlooptijd 2 of 3 jaar (middenkaderopleiding)
Niveau 3
doorlooptijd 2 jaar (vakopleiding)
Niveau 2
doorlooptijd 2 jaar (basisberoepsopleiding)
Niveau 1
doorlooptijd max.1 jaar (assistentenopleiding) Eventueel uitstroom naar niveau 1
of
of of
Theoretische Leerweg
Gemengde Leerweg
TL
GL
Kader Beroepsgerichte Leerweg
KBL
Basis BeroepsGerichte Leerweg
BBL
Leerjaar 1 en 2 is basisvorming voor alle leerlingen in de onderbouw, daarna keuze voor een leerweg en een sector in leerjaar 3 en 4 in de bovenbouw.
VWO
Doorlooptijd 6 jaar
Primair onderwijs
= Beroeps Opleidende Leerweg (minimaal 20% en maximaal 60% praktijkstage) = Beroeps Begeleidende Leerweg (minimaal 60% praktijkstage) = Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs = Middelbaar Beroeps Onderwijs = Hoger Algemeen Vormend Onderwijs = Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs (Atheneum, Technasium en Gymnasium) = Regionaal Opleidingen Centrum MBO-opleidingen, niveau 1 t/m niveau 4 = Hoger Beroeps Onderwijs = Wetenschappelijk Onderwijs (Universiteit) = Startkwalificatie op de arbeidsmarkt (= minimaal diploma MBO-niveau 2 of HAVO/VWO-diploma)
HAVO
Doorlooptijd 5 jaar
VMBO
Doorlooptijd 4 jaar, leeftijd ca. 12 – 16 jaar
Basisschool groep 1 t/m 8 Doorlooptijd 8 jaar, leeftijd 4 – max. 14 jaar
Praktijkonderwijs Doorlooptijd 6 jaar, leeftijd max. 20 jr.
Uitleg onderwijsvormen PRAKTIJKONDERWIJS Praktijkonderwijs is een vorm van voortgezet onderwijs die bedoeld is voor studenten voor wie het behalen van een VMBO-diploma te hoog gegrepen is. Praktijkonderwijs is in de plaats gekomen van de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs voor moeilijk lerende kinderen (vso-mlk). Het praktijkonderwijs leidt studenten op voor wonen, werken, vrije tijd en burgerschap. Het onderwijs is sterk op de praktijk gericht en biedt veel individuele begeleiding. Het onderwijs loopt meestal door totdat er passend werk gevonden is. Praktijkonderwijs leidt dus niet per definitie op voor een diploma, maar voor het leven. Voor een aantal van deze studenten is doorstroom naar niveau 1 van het MBO een mogelijkheid. Voor praktijkonderwijs geldt geen cursusduur, maar wel een leeftijdsgrens van 20 jaar. VMBO VMBO staat voor Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs. Het is een 4-jarige opleiding die zowel praktisch als theoretisch kan zijn. Het VMBO kent 4 leerwegen. Een leerweg is de route die een student volgt en die aansluiting geeft op vervolgonderwijs. Een student kiest voor de leerweg die het beste bij hem past; meer theoriegericht of meer praktisch. De 4 leerwegen zijn: • Theoretische leerweg (TL) Deze leerweg bereidt voor op de vakopleidingen en de middenkaderopleidingen op niveau 4 in het MBO. De TL richt zich nog niet op een bepaald beroep. Met een TL kan een student ook doorstromen naar klas 4 van de HAVO. • Gemengde leerweg (GL) Deze leerweg kan een student kiezen als hij weinig moeite heeft met studeren, maar zich ook gericht wil voorbereiden op bepaalde beroepsopleidingen. Deze leerweg bereidt voor op de vakopleidingen en middenkaderopleidingen in het MBO (niveau 3 en 4). Ook doorstroom naar de HAVO is mogelijk • Kaderberoepsgerichte leerweg (KBL) In de KBL krijgt de student naast de theoretische vakken ook een aantal beroepsgerichte lessen per week. Deze leerweg bereidt voor op de vakopleidingen en middenkaderopleidingen in het MBO (niveau 3 en 4). • Basisberoepsgerichte leerweg (BBL) Deze leerweg is geschikt voor studenten die praktisch zijn ingesteld en bereidt voor op de basisberoepsopleidingen in het MBO (niveau 1 en 2). Een student kan in deze leerweg ook een leerwerktraject volgen (leren en werken). Een groot deel van het onderwijs volgt hij/zij dan buitenschools in een leerbedrijf of opleidingsbedrijf. Studenten kiezen meestal aan het einde van het tweede leerjaar voor een bepaalde sector. Er zijn 4 sectoren, nl.: Techniek, Zorg en welzijn, Economie en Landbouw. Binnen deze vier sectoren zijn er veertien afdelingen die elk een specialisatie bieden, bijvoorbeeld uiterlijke verzorging of bouwtechniek.
© uneto-vni, september 2011 - 47796
HBO Hoger Beroepsopleidingen worden verzorgd door hogescholen. Zij leiden op tot hogerkaderfuncties binnen het bedrijfsleven en de overheid. HBO-opleidingen dragen vaktheoretische kennis over, maar zijn primair gericht op de ontwikkeling van vaardigheden in nauwe aansluiting op de beroepspraktijk. Voor toelating tot een hogeschool moet de student in het bezit zijn van een HAVO-diploma, een VWO-diploma of een MBO-4-diploma. BouwTalent biedt een praktijkgerichte studie Bouwkunde of Civiele techniek aan. BouwTalent is een initiatief van werkgevers uit de bedrijfstak Bouw die samen met de HBO-instellingen uit de regio gemotiveerde afgestudeerde MBO-studenten een optimale combinatie van werk en opleiding biedt. De eerste twee jaren van een HBO-opleiding Bouwkunde of Civiele Techniek is er sprake van een stageovereenkomst, waarin een student twee dagen stage loopt en 3 dagen naar school gaat. Het derde en vierde leerjaar wordt de student werknemer van BouwTalent en werkt op basis van een arbeidsovereenkomst 4 dagen bij een praktijkbiedende organisatie en gaat 1 dag in de week naar school.
MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS Middelbaar Beroepsonderwijs richt zich op de theoretische en praktische voorbereiding voor de uitoefening van een beroep en is een schakel tussen VMBO en eventueel HBO. De meeste MBOopleidingen worden verzorgd door Regionale Opleidingen Centra (ROC), Agrarische Opleidingen Centra (AOC) of Vakinstellingen. De opleidingen worden gegeven op vier verschillende niveaus: niveau 1: assistentenopleidingen niveau 2: basisberoepsopleidingen niveau 3: vakopleidingen; niveau 4: middenkaderopleidingen en de specialistenopleidingen (kopstudies van één tot twee jaar). Eventueel doorstroom naar een HBO-opleiding. Studenten kunnen in het MBO een BOL- of een BBL-opleiding volgen. De mate van BeroepsPraktijkVorming (kortweg BPV= werken en leren in de praktijk) bepaalt voor een groot deel het verschil tussen beide leerwegen. In de Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL) hebben studenten een dienstverband bij een leerbedrijf of een opleidingsbedrijf. Een dag per week gaan ze naar school voor de theorie. Vroeger noemde men dit een leerlingstelsel of soms 'vakschool' of 'streekschool'. In de Beroepsopleidende Leerweg (BOL) gaan de studenten meerdere dagen per week naar school. Een deel van de opleiding loopt de student stage om praktijkervaring op te doen (BPV). Beide leerwegen leiden op voor hetzelfde diploma. Het is mogelijk van een lager niveau door te stromen naar een hoger niveau, door bijvoorbeeld na afronding van niveau 2 door te stromen naar niveau 3. Ook bestaan er mogelijkheden om de overstap te maken tussen BOL en BBL. Studenten die liever niet de hele dag naar school willen gaan, kiezen voor een BBL-opleiding. Met een MBO-diploma op niveau 4 kan een student eventueel doorstromen naar het HBO of gaan werken. BouwTalent biedt een praktijkgerichte studie bouwkunde op niveau 4. Voor minimaal 50% en maximaal 80% bestaat de opleiding uit het opdoen van praktijkervaring bij een werkgever in de bouw of daaraan gerelateerd. Dat kan een bouw- of infrabedrijf zijn, een architectenbureau, een ingenieurs- of constructiebureau maar ook een gemeente of woningcorporatie. BouwTalent is een initiatief van werkgevers uit de bedrijfstak bouw en heeft als doel het vergroten van de in- en doorstroom en het beperken van de uitstroom in de Bouwsector. WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS (UNIVERSITEIT) Er zijn in Nederland 13 universiteiten die Wetenschappelijk Onderwijs verzorgen, zowel theoretische studies als studies voor specialistische beroepen. De meeste opleidingen duren vier jaar, maar er zijn beroepen die een langere studietijd vergen. Voor toelating tot een universiteit geldt een VWO-diploma of een propedeuse (1e jaar) van een relevante HBO-opleiding. Naast deze diploma-eisen gelden voor bepaalde opleidingen eisen aan het vakkenpakket (profielen). Het HBO en het WO vormen samen het hoger onderwijs. Een universiteit verzorgt opleidingen op academisch niveau en verstrekt academische titels.
COMPETENTIEGERICHT OPLEIDEN (CGO) Competentiegericht Onderwijs (CGO) richt zich op de zelfstandige en individuele ontwikkeling van de student voor wat betreft het verwerven van kennis, vaardigheden, inzicht en beroepshouding. Het gaat niet alleen om vaktechnische competenties, maar ook om het toepassen van algemene competenties als samenwerken, met klanten overleggen of plannen. Het leren wordt aangestuurd door de problemen, ervaringen en handelingen die gelden voor de beroepssituatie in de praktijk. Het gaat bij CGO dus om de combinatie van competenties die de student tijdens de opleiding moet verwerven en aantonen om uiteindelijk een beroep in de beroepspraktijk en in de maatschappij uit te kunnen oefenen. Copyright Opleidingsbedrijf SSB regio Twente, Enschede, oktober 2009
UNETO-VNI Postbus 188 - 2700 AD Zoetermeer T 079 325 06 50 - F 079 325 06 66
[email protected] - www.uneto-vni.nl