Het offer van Abraham Ds. C.G. Vreugdenhil – Genesis 22:8
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 3: 2 Genesis 22: 1-14 Psalm 86: 2, 6, 8 Psalm 42: 7, 5 Psalm 105: 5
Gemeente, de tekst waar wij in deze dienst samen bij stil zullen staan kunt u vinden in Genesis 22 vers 8: En Abraham zeide: God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon! Zo gingen zij beiden samen. Deze tekst spreekt ons over: Het offer van Abraham. Drie gedachten vragen daarbij onze aandacht: 1. De samenspraak tussen Abraham en Izak 2. De gewilligheid van Izak 3. De uitkomst bij God vandaan 1. De samenspraak tussen Abraham en Izak Gemeente, jongens en meisjes, in gedachten zien wij twee mensen achter elkaar een steil bergpad beklimmen: een vader en een zoon. Het zijn Abraham en Izak. Ze gaan samen langs het bergpad naar boven. Het is een stille tocht, maar ook een steile tocht. Tot ze de heuveltop bereiken praten ze niet met elkaar, alleen het hoog nodige. Dat is dan ook wel hóóg nodig! Tot twee maal toe lezen we het kleine, veelbetekenende zinnetje: Zo gingen zij beiden samen. En toch gaan ze alleen. Ieder met zijn eigen gedachten. Ieder gaat zijn eigen tocht. Abraham gaat als vader, Izak gaat als zoon. Beiden kennen ze hun vragen en hun angsten. Abraham loopt voorop, Izak volgt. Abraham kijkt voor zich uit. Hij zoekt het aangezicht van de Heere, want God blijft, ondanks de zware beproeving, toch voor Abraham Dezelfde: de waarachtige en betrouwbare God. In het begin van dit hoofdstuk lezen we hoe God komt om Abraham te beproeven en zijn geloof te louteren. God vraagt hem zijn enige zoon Izak, het kind van de belofte, in wie al de geslachten van dit aardrijk gezegend zullen worden, ten offer te brengen. We lezen dat in vers 2: Neem nu uw zoon, uw enige, die gij lief hebt, Izak, en ga heen naar het land Moria, en offer hem aldaar tot een brandoffer, op een van de bergen die Ik u zeggen zal. Dat Abrahams beproeving zo zwaar is, hangt samen met het feit dat hij de vader der gelovigen is. Maar Gods bevel is ontstellend. In Izak zouden immers al de geslachten van www.prekenweb.nl
1/13
Ds. C.G. Vreugdenhil – Het offer van Abraham
het aardrijk gezegend worden! Christus zou uit hem geboren worden. Izak was de hoop van de wereld en van de toekomst. Met Izak staat of valt de heilsverwachting van Abraham. Als Izak sterft, kan Christus niet geboren worden en kan Abraham niet zalig worden. Dan kunnen u en ik ook niet zalig worden. Vraagt God hier nu een mensenoffer? Nee, absoluut niet! Hoe weten we dat? In de eerste plaats vanuit de uitkomst, maar ik zeg er direct bij: Abraham wist dat zo van het begin af maar niet! In de omgeving van Abraham en de cultuur waarin hij leefde, gebeurde het meer dat afgoden offers vroegen, zelfs kinderoffers, mensenoffers. Later kwam het ook voor dat de heidenen hun kinderen door het vuur lieten gaan voor de Moloch. Maar Abrahams God is anders, en dat wil de Heere ook in deze geschiedenis aan Abraham leren. Het gaat hier ten diepste over de offerbereidheid. Om dat aan Abraham te leren, spreekt de Heere hem aan in de taal en de gebruiken, in de cultuur uit die tijd. En als God Abraham dan op het beslissende moment verhindert om zijn zoon te offeren en een lam ten brandoffer voorziet, dan leert de Heere hem daarmee dat Hij zo totaal anders is dan de afgoden die kinderoffers vroegen. Zo ging Abraham met al Gods beloften in zijn leven de dood tegemoet en nochtans houdt hij vast aan God en is hij gehoorzaam. Hij houdt niet alleen vast aan Gods belófte, die luidt: ‘In Izak zullen al de geslachten van het aardrijk gezegend worden’, maar hij houdt ook vast aan Gods bevél: Neem nu uw zoon, uw enige, die gij lief hebt en offer hem ten brandoffer op een van de bergen die Ik u zeggen zal. Hoe het moet weet Abraham niet, maar hij is gehoorzaam. Drie dagreizen doet hij erover om de Moria te bereiken. Drie dagen om er over na te denken, om te overleggen in zijn hart. Hij zal dit offer niet brengen in een opwelling, maar in weloverwogen gehoorzaamheid. Wat een beproeving! Maar, gemeente, hij gáát! Zonder uitstel. In de verwachting dat God machtig is om zijn zoon Izak weer uit de dood weder te brengen, zo lezen we in de Hebreeënbrief. Zou er voor de Heere iets te wonderlijk zijn? Heeft Hij vroeger niet betoond uit de verstorven moederschoot van Sara nog een levend kind tevoorschijn te brengen? In dit alles schemert iets door van het paasgeloof bij Abraham; Goede Vrijdag en Pasen. Hij gelooft niet dat dood dood is, maar dat de dood ligt in de handen van zijn God. ‘Wij komen terug’, heeft hij gezegd tot zijn slaven. ‘Blijft gij hier met de ezel. Wij komen terug als we aangebeden zullen hebben.’ Wat een pijn moet het gedaan hebben in de ziel van Abraham als hij het offerhout tilt op de schouders van zijn zoon Izak. Abraham draagt de zwaarste last: het vuur en het mes, het offergereedschap. En dan lezen we - kenmerkend - tot tweemaal toe zo’n kort zinnetje: Zo gingen zij beiden samen. Samen beklimmen ze de berg, waar straks het altaar wordt gebouwd. Let u eens op dat zinnetje: Zo gingen zij beiden samen. Begrijpt u dat, vaders? Hier wordt niet zoveel gesproken tussen vader en zoon, maar u weet, dat ligt aan de bijzondere omstandigheden. Normaal trekken vader en zoon samen op. Heeft u ook zo'n goede verstandhouding met uw kinderen? Heeft u ook echt tijd voor ze? Mag ik dat eens even www.prekenweb.nl
2/13
Ds. C.G. Vreugdenhil – Het offer van Abraham
aan uw hart leggen vanuit het Woord: Zo gingen zij beiden samen. Vader en zoon trekken samen op. Heeft u tijd voor ze? Op de momenten dat u thuis bent hebben de kinderen u nodig! Ze hebben u nodig als identificatiefiguur. U weet, een heel klein kind imiteert, het doet na. En dat is goed, nadoen en je vereenzelvigen met de opvoeder. Onze kinderen hebben een voorbeeld nodig om te weten hoe ze moeten leven. En nu is de vraag voor u en voor mij: kunnen onze kinderen ons navolgen? Zijn we er niet alleen lijfelijk, maar ook werkelijk? Als we thuis zijn, zijn we dan ook beschikbaar, zoals ik hier lees van Abraham? Als Izak zegt: ‘Vader’, dan zegt hij: Hier ben ik, mijn zoon. Kan uw kind zich hechten aan u? Heeft u wel eens een prijzend of een waarderend woord voor ze? Dat is heel belangrijk voor de emotionele ontwikkeling van onze kinderen! Hoe belangrijk is toch het beeld dat wij overdragen op onze kinderen. Wat heeft Izak een schitterende identificatiefiguur gehad. Hoe liefdevol en voorzichtig, hoe eervol en teder trekt Abraham op met zijn zoon Izak. Juist ook hier, tijdens die moeilijkste tocht van alle tochten, die vader en zoon gemaakt hebben. Maar wat een fijngevoeligheid als we het vervolg van de geschiedenis lezen. Ik vraag u opnieuw: draag uw gezag in liefde, want zo wil de Heere dat, en wees bij ze. Voed uw kinderen op in de lering en de vermaning des Heeren. Toen u trouwde is dat zo duidelijk gebeden en u hebt dat ook beloofd, dat u uw kinderen in de waarachtige vrees en kennis van God, Hem tot eer en tot hun zaligheid, opvoeden zult. Komt dat er ook van? En hoe staat het met de doopbelofte, die wij als ouders gegeven hebben bij de doop van onze kinderen? Dat we het voor onze rekening nemen, als onze kinderen tot hun verstand zullen gekomen zijn, ze in de voorzeide leer - waarvan we beleden hebben dat dát de leer der zaligheid is - naar ons vermogen te onderwijzen en te doen onderwijzen. Spreek thuis over de dienst van de Heere. Betrek uw kinderen erbij. Ga met uw kinderen regelmatig de berg op om te aanbidden, net als Abraham. Wees priester in uw gezin, een biddende priester. Want als ú het niet doet, wie moet het dan doen? Hoe kunt u van uw kinderen verwachten dat ze belangstelling hebben voor de geestelijke dingen en voor het koninkrijk van God, als ze dat niet merken in uw eigen leven? Eens sprak ik met een jongen op een jeugdkamp, en weet u wat hij zei? Hij zei: ‘Ze zeggen dat mijn vader bekeerd is, maar ik heb er nog nooit wat van gemerkt. Hij doet zijn mond er niet over open. Hij gaat aan het Avondmaal en heeft nog nooit gezegd wat hij daar eigenlijk doet.’ Is dat niet vreselijk? Als u de Heere kent en aan het Avondmaal gaat en uw omgeving merkt er nooit iets van, dan klopt er iets niet. En dan nog iets anders: Geef de laatste beslissingen niet uit handen aan uw kinderen. Uw kinderen maken de dienst niet uit thuis, maar dat doet u! Kijk eens naar Abraham. Wat gaf hij aan Izak? Het vuur en het mes? Niets daarvan! De laatste beslissing, de eindverantwoordelijkheid ligt bij u, vaders. Let op uw zaak! Als u altijd maar druk bent en afwezig, bedenk toch: de kinderen zijn het huis uit voor u het weet. En dan zegt u: ‘Ja ja, dat is waar, ik was ook altijd weg, ik had meer thuis moeten zijn, ik had meer met mijn kinderen moeten praten.’ Maar dan is het wel te laat! Dan hebben ze al een andere identificatiefiguur gevonden en ze missen de vertrouwensrelatie met u. www.prekenweb.nl
3/13
Ds. C.G. Vreugdenhil – Het offer van Abraham
Wat ik u raden wil: zet uw gezin op de éérste plaats. U moet prioriteiten stellen. Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. Het gezin is de kiemcel van de samenleving. Het gezin is prioriteit nummer één in de Bijbel, en dán komt de rest. Zo leren we hier van Abraham en Izak. En dat is kenmerkend voor heel hun leven geweest. Die jongen is altijd met zijn vader opgetrokken. Nu kan dat natuurlijk niet in onze maatschappij, dat ben ik me goed bewust. Maar als we thuis zijn, laten we dan ook openstaan voor onze kinderen. Zo gingen zij beiden samen. Ieder ging deze tocht met zijn eigen gedachten, met zijn eigen vragen en verwarring. Een steile tocht, vooral in figuurlijke zin. Abraham bestijgt hier de moeilijkste weg en de ontoegankelijkste top van zijn leven. En stil is deze tocht. Stil, omdat er de stilte hangt van het onzegbare, het onuitsprekelijke, wat tóch straks gezegd moet worden. Die stilte hangt om deze mensen heen. In de vertelling voel je die spanning. Vreemd toch vindt Izak dat vader geen tekst en uitleg geeft. Wat is vader toch zwijgzaam deze dagen. Hij draagt het vuur en het mes, en hijzelf, Izak, draagt het hout op zijn schouders. Maar het belangrijkste ontbreekt: het lam dat geofferd moet worden. Dan verbreekt Izak een ogenblik de stilte. Hij weet dat vader altijd bereid is om naar hem te luisteren. We lezen in vers 7: Toen sprak Izak tot Abraham, zijn vader: Mijn vader. En hij zei: Zie, hier ben ik, mijn zoon. En hij zei: Zie het vuur en het hout, maar waar is het lam ten brandoffer? Hoort u dat? ‘Mijn vader, mijn zoon…’ Hoort u dat? ‘Zie, hier ben ik, mijn zoon, ik ben tot jouw beschikking…’ Eerbiedige kinderliefde en tere vaderliefde. Wat een geloofsverbondenheid proeven wij hier. De vader der gelovigen heeft een gelovige zoon. Dat blijkt uit alles. Dit is de eerste van Abrahams geestelijke kinderen. Wat een kostelijk goed, gemeente, als er een geestelijke band mag zijn tussen ouders en hun kinderen. Kijk, daar gaan ze. Vader en zoon. Maar wat een pijnlijke vraag in die omstandigheden. Misschien heeft Abraham er wel op gewacht en gesidderd en gevreesd voor die vraag. Kinderen roeren soms dingen aan die volwassenen angstvallig willen vermijden. ‘Mijn vader, het vuur is er, en het hout, maar waar is het lam, vader?’ Wat een zielsdoordringende vraag op de breuklinie tussen bevel en belofte. De zwaarste vraag uit Abrahams leven. Ja, nu zal Abraham toch voor de dag moeten komen en hij zal het toch moeten zeggen, wat het doel is van deze vreemde tocht. Izak dwingt hem er gewoon toe. Abraham, wat ga je doen? Ga je er een beetje omheendraaien? Je kunt toch zomaar niet rechttoe rechtaan zeggen: ‘Ja, daar vraag je wat, mijn jongen. Ja, waar is het lam voor het brandoffer? Zie je het hout en zie je dat mes? Zie je dat vuur? Nu, dat lam... dat ben jij. Ik moet jou op Gods bevel tot een brandoffer offeren. Het mes, het vuur, en het lam... Izak is het lam.’ Toch doet Abraham dat niet. Zo kan hij het niet. Hij mag dit Izak niet aandoen zolang ze nog onderweg zijn. Hij moet zijn sparende liefde zo lang mogelijk ten toon spreiden. Zo doen ouders dat toch voor hun kinderen? Maar gelukkig, gemeente, Abraham kent God. En Abraham gaat op bevel van God! Abraham is gehoorzaam aan God. Denkt u dat God hem dan laat zitten? Denkt u dat God hem op het beslissende moment in de steek zal laten? Dat kan niet zijn! Abraham hoeft www.prekenweb.nl
4/13
Ds. C.G. Vreugdenhil – Het offer van Abraham
er helemaal niet omheen te draaien, want hij krijgt zijn antwoord loodrecht uit de hemel vandaan. Van boven. God inspireert hem. Gemeente, dat doet God altijd. Als je niet weet waar je je antwoord vandaan moet halen in bepaalde situaties, de Heere wil het antwoord geven. Misschien heeft Abraham gezucht tot God, we weten het niet. Misschien heeft hij gebeden: ‘O Heere, wat moet ik nu met deze vraag? Geef me toch wijsheid!’ En zie, het is zoals eeuwen later door Jakobus geschreven zal worden: Indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft, en niet v erwijt; en zij zal hem gegeven worden (Jak.1:5). Het is loutere wijsheid van boven wat hier gebeurt. Het is Gods wijsheid, die hier Abrahams hart binnenstroomt. Hij kijkt Izak recht in de ogen en dan zegt hij: God zal Zichzelf een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon. U ziet, gemeente, jongens en meisjes, Abraham draait er niet omheen. Hij zegt de volle waarheid in het geloof: God zal Zichzelf een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon. Abraham zegt niet: ‘Ja Izak, ik of jij, of het offerdier...’ Nee, het eerste wat hij zegt is: ‘God.’ Voelt u hoe dat hier ligt? God Zelf is het eerste woord. God is het onderwerp van de zin. Abraham zegt: ‘Mijn zoon, zo’n God hebben wij nu.’ Hij richt de aandacht van Izak met al de vragen in zijn hart en zijn eigen verscheurde hart op God. Normaal kiest hij zelf het lam uit, maar hier is iets bijzonders: hier zal God het doen. God zal Zelf voor de offergave zorgen. Gemeente, wat een geloof! Enerzijds is het verhullend. Hij zegt nog niet dat Izak zelf het lam is. Het eigenlijke van de waarheid blijft nog voor Izak verborgen. Izak is immers het door God gekozen lam. Tenminste, voor zover Abraham Gods geopenbaarde wil kent. Anderzijds zegt hij hier iets waarvan hij de strekking zelf nog niet helemaal bevroeden kan. Want Gods verborgen wil is dat niet Izak, maar het Lam geofferd zal worden. Het is een profetische heenwijzing naar het Lam Christus. Hét Lam. Het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegdraagt. Zo wordt Abrahams gehoorzaamheid ook hier beproefd. Deze weg is voor allebei een begaanbare weg, de weg onder het Woord, de weg onder de profetie, de weg onder het woord des geloofs. En zó gingen die beiden samen. Samen met God. God is erbij. En zo klimmen ze de berg des Heeren op. Nader mijn God tot U! Bij God is het altijd goed, zelfs met het vuur en het mes in de hand, want de Heere zal voorzien. Daar twijfelt Abraham niet aan. En Izak ook niet. Maar hóe de Heere zal voorzien, dat laten beiden aan de Heere over. Dus u voelt wel: dit is geen ontwijkend antwoord. Nee, Abraham stuurt Izak hier niet met een kluitje in het riet. Dit is een profetisch woord. Hij verwijst Izak naar God! Letterlijk staat er in de Hebreeuwse taal dit: ‘God ziet het lam voor zich, mijn zoon.’ Met andere woorden: God heeft al een lam uitgekozen. Hij kiest Zelf wie het offerlam zal zijn. Hij zorgt er Zelf voor dat het offerlam komt. Op het beslissende moment wankelt Abraham niet, maar hij offert in een vast geloof in zijn God, Die hem eenmaal geroepen heeft uit Ur der Chaldeeën. Ten diepste, gemeente,
www.prekenweb.nl
5/13
Ds. C.G. Vreugdenhil – Het offer van Abraham
geeft hij zijn zoon uit handen in de handen van God. Ook de vraag naar het lam geeft Abraham uit handen in Gods handen. ‘God ziet het lam voor Zich, mijn zoon.’ Hoe heeft Abraham nu zover kunnen komen? Wel, de Hebreeënbrief geeft ons het antwoord: door het geloof. Gemeente, nu de vraag naar ons toe gericht: vertrouwen wij nu zo op God? En jullie, jonge mensen? Zeker, als het allemaal voor de wind gaat, dan is het niet moeilijk. Dan kunnen we David er nog bij halen en zeggen: Met U loop ik door een bende, en met mijn God spring ik over een muur (Ps.18:30). Maar als de tegenspoed komt, de onzekerheid, de handicap, het ongeneeslijk ziek zijn, als er pijn komt en slagen vallen, geloven we dan nóg dat God alle dingen doet meewerken ten goede? ‘Leer mij volgen zonder vragen; alles wat Gij doet is goed!’ Abraham doet het, omdat hij God kent. Kent u de Heere ook? Hebt u ook zoveel vertrouwen in Hem? Daar is zoveel reden voor. Abraham leefde nog maar in de schemering van het Oude Testament. Ons is het Licht opgegaan: Christus, de Zoon van God. Wij weten dat allemaal uit de Bijbel. Wij weten van Golgotha, van het Lam, Dat ter slachting is geleid. Izak herinnert hier nadrukkelijk aan Christus Die komen zal. Het hout dat Izak draagt, zou het kruis kunnen zijn. Jezus wordt eraan gespijkerd. Izak zal straks in vlammen opgaan. Het gaat ook over een Vader, Die Zijn Zoon offert. En waarom zouden wij dan met Abraham niet ons vertrouwen stellen op deze God, Die gezworen heeft en het ons verkondigen laat in dezelfde kracht en met dezelfde verrassende heerlijkheid als in Abrahams leven: ‘Ik heb geen lust in uw dood, maar daarin dat u zich bekeert en leeft. Ik heb Mij een Lam ten brandoffer voorzien op de hoogten van Mijn verkiezende liefde en Hem gegeven in de volheid van de tijd in de kribbe van Bethlehem en aan het kruis op Golgotha. En wie in Hem gelooft zal niet verderven, die zal niet verloren gaan in der eeuwigheid.’ Wat hebben wij toch reden, gemeente, om dat heil- en troostrijk woord van deze God van Abraham te geloven. Heeft u misschien wel eens in uw eigen stal gezocht naar een lam om de Heere te behagen en aan de Heere te offeren? Zit hier iemand in de kerk die op zoek is naar een lam? Hebt u verzoening nodig gekregen voor al uw zonden? Heeft het Woord van God en de wet als een mes ook uw ziel doorwond en opengelegd? Hoe is het van binnen bij u? Hebt u uw schuld wel eens naar u toe gekregen en ontdekt dat er lammeren nodig zijn? Dat een lam, dat hét Lam nodig is? Gemeente, ónze lammeren heeft de Heere niet nodig. Onze goede bedoelingen niet, onze vrome ijver niet. Het kan onze hemelhoge schuld bij God niet voldoen. Wat een bevrijdende boodschap bracht Johannes de Doper, toen hij uitriep: Zie, het Lam Gods! (Joh.1:36) Petrus zegt in zijn brief: ‘Hij is het onbestraffelijke Lam.’ Er is niets op aan te merken. Hij is het Lam van Jesaja 53: Als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open (Jes.53:7). Dat is de diepste waarheid, die Abraham met Izak besprak toen ze samen de berg opgingen. ‘God, mijn jongen, Hij weet het. Wij weten het nog niet, maar ik ga in
www.prekenweb.nl
6/13
Ds. C.G. Vreugdenhil – Het offer van Abraham
gehoorzaamheid aan Zijn Woord. Onze God, Izak, Die zal Zichzelf een lam ten brandoffer voorzien!’ Gemeente, waar wij onszelf en elkaar en God van helemaal niets meer kunnen voorzien, waar we helemaal ‘blut’ zijn, waar we schuldig en verloren voor God staan, daar voorziet God Zelf wonderbaar in wat Hij van ons vraagt. Zo is God. En daar houdt Abraham het op. God voorziet, midden in de radeloosheid en de reddeloosheid. Kennelijk heeft Izak zoveel respect voor zijn vader en zoveel vertrouwen in de God van zijn vader, dat hij niet verder vraagt, maar zwijgt. En zo gingen zij beiden samen. Want de Heere God zal het voorzien. Dat echoot in hun hart. Hoe? Dat weten we niet. Maar God zal! Dat was onze eerste gedachte: De samenspraak tussen Abraham en Izak. Nu het tweede: 2. De gewilligheid van Izak We lezen vers 9: En zij kwamen ter plaatse die God gezegd had, en Abraham bouwde aldaar een altaar en hij schikte het hout en bond zijn zoon Izak en legde hem op het altaar boven op het hout. Ze komen eindelijk aan op de plaats die God gezegd had, boven op de berg Moria. Daar staan Abraham en Izak, op dezelfde plaats waar eeuwen later koning Salomo zijn schitterende tempel zal bouwen, waar de ark zal staan in het heilige der heiligen, waar eeuwenlang de offerdienst plaats zal hebben, tot het grote plaatsvervangende offer gebracht zal worden, het offer van Gods eigen Zoon. Abraham bouwt een altaar, samen met Izak. Steen voor steen slepen ze aan en bouwen die op tot een altaar. Wat een geloofsdaden zijn dat geweest. Niet alleen voor Abraham, maar ook voor Izak. Want het offerlam is er nog steeds niet. Izak gelooft echter zijn vader. Hij gelooft dat het lam zal komen, dat de Heere zal voorzien. Ze groeperen de stenen en ze schikken het hout. En dan komt dat loodzware, dat onmogelijke, niet alleen voor Abraham, maar ook voor Izak. Heel Abrahams wezen en zijn vaderhart schreeuwt ‘nee’, maar hij doet ‘ja’. Hij volgt hier niet de roep van zijn bloed, maar de stem van zijn God tot het einde, terwijl hij met al de beloften van God de dood ingaat. We zien hem daar staan. Nu moet hij het bewijsstuk van zijn zaligheid verbranden voor Gods ogen. Dat betekent: geen nakomelingschap, geen Christus, geen Jezus, geen verzoening, geen zaligheid. Hoe kan dat? O, God, waar bent U? Dit is toch de berg des Heeren? Abraham neemt zijn zoon en hij bindt hem, zijn enige, die hij liefheeft. Hij legt hem bovenop het altaar, bovenop het hout. En Izak? Spartelt hij niet tegen? Komt er geen drama van? Een hevig twistgesprek of angstgeschreeuw, dat de stilte van de berglucht doorklieft? Nee, Izak laat zich binden. Zoals de vier voeten van het offerdier gebonden werden, zo heeft Abraham zijn zoon Izak aan handen en voeten gebonden. Ziet u het voor u? En dan, dan ligt Izak op het altaar. Hij kijkt zijn vader in de ogen. En wat ziet hij daar? Dan ziet hij daar onbeschrijfelijke liefde. Dat kan niet anders, want heel dit gebeuren is een afschaduwing van wat later gebeurde op de kruisheuvel Golgotha, toen God de Vader Zijn eigen Zoon overgaf uit eeuwige, soevereine zondaarsliefde. En toen, toen heeft Hij www.prekenweb.nl
7/13
Ds. C.G. Vreugdenhil – Het offer van Abraham
Zijn eigen Zoon níet gespaard! Alzo lief had God de wereld. Alzo lief had God het menselijk geslacht. Het is duidelijk geworden dat Izak het offer moest zijn en zijn vader de priester. Jongens en meisjes, wat een gewilligheid van Izak! Dit gaat ons denken te boven. In de Joodse theologie wordt dit verhaal genoemd ‘de binding van Izak’, want Izak heeft zich op het altaar laten binden. Het kan niet anders of hij heeft dat vrijwillig laten doen. In volstrekte overgave aan de Heere is hij bereid om het offerlam te zijn. De Joodse theologie heeft daarin het wezenskenmerk gezien van het lijdende volk Israël door de eeuwen heen; en ik denk dat dat juist is. Izak is hier zeker een beeld van Gods Kerk onder het kruis, maar dan wel om te leven en niet om te sterven, vanwege het plaatsvervangende Lam waarin God heeft voorzien. Zo mogen we nog een stap verder gaan en zeggen: dit lijden, deze gewilligheid is een kenmerk van Israëls grote Zoon, de Heere Jezus Christus, de lijdende Knecht des Heeren. Zo gewillig als Izak liet Hij Zich binden op het altaar. Ziet u Zijn handen gebonden worden op de ruwe kruisbalk? Ziet u Zijn voeten samengebonden worden, terwijl de spijkers er doorheen gaan? Zo gewillig als Izak zich binden liet, heeft Jezus Zich laten vastspijkeren op het vloekhout van het kruis, uit liefde tot zondaren. Het offer van Abraham en de binding van Izak gingen tot aan de grens, maar het offer van de Heere Jezus Christus ging over de grens heen, tot in de dood. Hij is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle. Izak laat dit zomaar toe. Hij spartelt niet tegen. Hij laat zich als een lam ter slachting leiden. Daar wijst alles op. Zo-even dachten we het al, toen ze de berg beklommen en toen we Izak zagen gaan met het offerhout: lijkt Izak hier niet in de verte op Jezus onder het hout? En Hij dragende Zijn kruis, ging uit naar de plaats genaamd Hoofdschedelplaats, welke in het Hebreeuws genaamd wordt Golgotha, alwaar zij Hem kruisten (Joh.19:17-18). Jezus in het midden van de moordenaars… Zo zagen we Izak zo-even onder het hout gebogen gaan. Izak, is het niet te zwaar? Nee, het is niet te zwaar. En hier bij dat altaar en dat gebonden worden, doet Izak ons nog veel sterker denken aan de Heere Jezus: Hij doet in dit onzegbare lijden Zijn mond niet open. Abraham brengt zijn zoon ten offer. U zegt misschien: ‘Nee, dat is niet waar.’ Ik zeg: ‘Ja, het is wel waar.’ De Hebreeënbrief zegt het en Jakobus zegt het ook: Hij brengt hem ten offer. Dat had hij in feite al gedaan, toen hij die drie dagen met hem op weg is gegaan. Dat had hij al gedaan, toen hij naar de Moria reisde. Dat heeft hij gedaan, heel de overige voetreis door, en hier, nu hij zijn kind neemt en legt op het altaar. Hij doet het! Hoe zwaar was zo-even het moment, toen hij het hout op zijn kind legde! Maar veel zwaarder wordt het nu hij zijn kind op het hout legt. Abraham heeft menig altaar gebouwd en menig offer gebracht in zijn leven. Maar nog nooit zo onvoorstelbaar, zo ontheven aan alle menselijke maatstaven en boven ons denken uitstijgend. Dit speelt zich helemaal af in de wereld van God, voor Gods aangezicht. En dan… Abraham strekt zijn hand uit en hij neemt het mes om Izak te slachten. Daar staat hij helemaal alleen op de berg des Heeren, vlak voor die God, Die hem zijn zoon www.prekenweb.nl
8/13
Ds. C.G. Vreugdenhil – Het offer van Abraham
had beloofd en zijn zoon had gegeven en Die nu vraagt of hij zijn zoon aan Hem overgeeft. Maar ook die God waarvan hij zéker is dat Hij niet liegt en dat Hij Zijn belofte waar maakt. We horen in gedachten Abraham bidden. We horen hem spreken met God. Want dat had hij gezegd tegen de jongens die bij de ezels achterbleven, dat ze zouden aanbidden. We horen hem zeggen: ‘Heere, hier sta ik, en ik geef wat U vraagt. Nu laat ik alles in Uw handen, Heere. Nu moet U zelf maar zien hoe U Uw eigen woord waarmaakt en hoe U zult vervullen wat U gezegd hebt over het zaad, dat zou zijn vermenigvuldigd als de sterren aan de hemel en als het zand aan de oever van de zee. Eén is er nu. Maar zijn leven zal spoedig ten einde zijn. Heere God, ik weet niet hoe het verder moet, maar ik wil U gehoorzaam zijn. Ik kan alleen nog maar U in het oog houden en zeggen: Wilt U gedenken aan het woord dat U gesproken hebt en vervul wat U beloofd hebt. O, aanbiddelijke God, ik geef mijn leven en dat van mijn lieve zoon Izak, in Uw handen over. Ik heb mijn zoon Izak hartelijk lief, maar ik heb U nog meer lief. O God, ik heb U lief met een onbeschrijflijke liefde.’ Abraham aanbidt God bij het altaar van zijn zoon. Hij had het gezegd tot zijn slaven: Als wij aangebeden zullen hebben, dan zullen wij tot u terugkeren. Gemeente, mag God dit vragen? Komt die gedachte niet in uw hart omhoog? Maar voordat u wellicht God tekort zou doen, moet u bedenken dat Hij Zelf, vóór Hij alles vraagt van ons, eerst alles gegeven heeft: Zijn enige, Die Hij liefhad. Niet tot aan de rand van de offerdood, maar tot in de bittere werkelijkheid van de dood. En zie dan eens hoe deze God, als een voorafschaduwing van Zijn onbevattelijke gevende liefde, ingrijpt op de Moriaberg. En zie dan de kruisheuvel Golgotha in het verlengde. Abraham strekt zijn hand uit en hij neemt het mes om toe te slaan en zijn zoon te slachten. We houden de adem in. En op het moment dat hij zal toeslaan, in deze ademloze spanning, klinkt een stem van de hemel: Abraham, Abraham! En hij zei: Zie, hier ben ik! Toen zei Hij: Strek uw hand niet uit aan de jongen en doe hem niets, want nu weet Ik dat gij God vrezende zijt, en uw zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden. Dat is het derde waar we op letten: de uitkomst bij God vandaan. Maar eerst zingen we uit Psalm 42, eerst het zevende vers en daarna het vijfde vers: O mijn ziel, wat buigt g’ u neder? Waartoe zijt g’ in mij ontrust? Voed het oud vertrouwen weder; Zoek in ‘s Hoogsten lof uw lust; Menigwerf heeft Hij uw druk Doen verand’ren in geluk; Hoop op Hem, sla ‘t oog naar boven; Ik zal God, mijn God, nog loven. Maar de HEER’ zal uitkomst geven, Hij, die ‘s daags Zijn gunst gebiedt; ‘k Zal in dit vertrouwen leven, www.prekenweb.nl
9/13
Ds. C.G. Vreugdenhil – Het offer van Abraham
En dat melden in mijn lied; ‘k Zal Zijn lof zelfs in de nacht Zingen, daar ik Hem verwacht; En mijn hart, wat mij moog’ treffen, Tot de God mijns levens heffen. 3. De uitkomst bij God vandaan Abraham! Abraham! God grijpt in op Zijn tijd. Hij vervult Zijn beloften dwars door de onmogelijkheden heen. Hij opent een weg waar geen weg meer is en waar wij geen weg meer zien. Uit het slot van vers 12 blijkt dat de Engel des Heeren de Heere Zelf is: ‘Gij hebt uw enige, uw zoon aan Míj niet onthouden.’ De Heere openbaart Zich opnieuw aan Abraham. Het is God niet onverschillig wat er gebeurt op de Moriatop. Hij is erbij! Op een verborgen wijze is Hij er Zelf helemaal bij betrokken. Zodra immers Abraham zijn hand opheft om Izak te doden, klinkt een stem van de hemel. ‘Abraham’ betekent: vader van vele volken. Tot tweemaal toe roept God deze naam, om de ernst en de haast uit te drukken dat Abraham nú eerst naar Hém moet luisteren. Midden in de ontsteltenis van dit ogenblik zegt God: ‘Abraham, het is genoeg. Ga niet verder.’ Daar is het verlossende woord. Bij de Heere zijn uitkomsten, zelfs tegen de dood. Gelooft u dat? Hier staat het. ‘Abraham, strek uw hand niet uit naar de jongen. Doe hem niets.’ En zó krijgt hij Izak, zegt de Hebreeënbrief, als bij gelijkenis uit de dood terug. Gemeente, onthoud het maar: wie Gods weg, de weg van Gods bevel, de weg van Gods beloften gaat, tot het einde toe, die komt bij hetzelfde kruispunt uit. Het Kruispunt met de hoofdletter K. Daar blijkt dat de Heere uit eeuwige zondaarsliefde heeft ingegrepen en onze verdiende dood niet laat doorgaan, omdat Hij Zichzelf een Lam ten brandoffer voorzien heeft. Kunt u daarover meepraten? Waar u dacht: ‘Ik heb de dood verdiend; de Heere is rechtvaardig als Hij mij voor eeuwig voorbijgaat. O, ik heb niets meer tegen U in te brengen, U bent volmaakt, U bent rechtvaardig als U mij voor eeuwig zou straffen’, wat is het dan een wonder als dan het kruis verrijst. Het ruw houten kruis, waar God Zichzelf een Lam ten brandoffer heeft voorzien. Daar klinkt het in onze oren: Deze Jezus heeft een eeuwige verlossing aangebracht. Daar zinkt een mens weg in hartontroerende aanbidding: ‘Wie heb ik nevens U omhoog?’ ‘Abraham, je hebt het gewaagd om op Mij alleen te vertrouwen.’ Daarom golft nu na deze loutering van zijn geloof in de beproeving een heerlijke vreugde door zijn hart, als God zegt: ‘Gij hebt uw zoon, uw enige van Mij niet onthouden.’ De Heere zegt niet: ‘Gij zoudt Mij uw enige zoon niet onthouden hebben’, maar: ‘Gij hébt hem niet gespaard.’ Het offer is in wezen gebracht door Abraham, want hier ziet God de wil voor de daad aan. En Wie hield hij over? Niets en niemand dan God alleen. Nu weet ik dat gij God vrezende zijt. Hier wordt op menselijke wijze gesproken over God. Want God weet natuurlijk wel dat Abraham godvrezend is, maar het moet naar buiten www.prekenweb.nl
10/13
Ds. C.G. Vreugdenhil – Het offer van Abraham
toe blijken, door de beproeving heen. Het is niet voor God, maar voor Abraham bedoeld. Hij is de vader der gelovigen. Nu zegt God openlijk: ‘Abraham, je bent erdoor, je hebt stand gehouden. Die bange worsteling is niet voor niets geweest in je leven. Je geloof is beproefd gebleken in de verdrukking. Gelouterd en gestaald. Je bent godvrezend.’ Dat betekent niet: je bent bang voor God. Maar het betekent: respect hebben voor God in liefde, gehoorzaam zijn aan God. God kennen. Hem de eerste laten zijn in je leven. Je ziel en zaligheid aan Hem helemaal toevertrouwen. Gemeente, laten we nu de toepassing eens maken. Wat komt er bij u naar buiten als God u, net als Abraham, eens binnenstebuiten keert? Komt er dan uit dat u godvrezend bent, of komt er dan uit dat u altijd nog een vijand bent en een opstandeling tegen God? ‘Godvrezend’ betekent dat je Zijn geboden bewaart en dat je vasthoudt aan God en aan Zijn Woord. Daarom gaat God vaak een weg van beproeving met ons. Dan tast Hij naar onze diepste levensgronden en brengt ons in de smeltkroes, opdat het goud gelouterd wordt en van nieuwe glans wordt voorzien. Net zo lang tot de Goudsmid Zijn eigen beeltenis in de goudspiegel ziet. Dan keurt God Zijn eigen werk goed en dan zegt Hij: ‘Nu weet Ik dat gij godvrezende zijt.’ Laat het ons tot lering zijn, gemeente. Laten wij allemaal, jong en oud, klein en groot, buigen voor deze God van Abraham en ons ook ter beschikking stellen aan Hem. Laten we niets meer in eigen handen houden, maar heel ons leven, met alle aanvechtingen, aan Hem geven, in Zijn handen, onvoorwaardelijk. De Heere alles toebetrouwen. Niet íets en ook niet véél, maar álles. We houden zo graag iets achter de hand. Maar om eens álles uit handen te geven en met lege handen voor God te staan en je zaligheid van Hem alleen en van het volmaakte offer van Christus te verwachten. Onze hele ziel en zaligheid aan Hem toevertrouwen. Steunen op het volmaakte offer van Christus alleen… Zegt u daar amen op? Dan bent u een gelukkig mens! Dat mes waarmee Abraham gesneden zou hebben, is er natuurlijk niet meer, dat is verteerd. Maar de Heere heeft nog heel wat van die messen klaarliggen, gemeente. En die messen gaan snijden. Weet u waar? Als we de weg van Abraham gaan, als we onvoorwaardelijk gehoorzaam willen zijn aan Zijn bevel. Die messen gaan snijden, als God ons ontdekt aan onze zonden. Als Hij ons te kijk zet als zondaar voor God. Dat mes van de ontdekking verwondt ons tot in het diepst van ons hart, zoals eenmaal de pinksterlingen door het evangeliewoord van Petrus: Deze Jezus, Die gij gekruist hebt (Hand.2:36). En dan doorsteekt dat mes ons hart. Ze werden doorstoken, staat er. En ze vroegen: Wat zullen wij doen, mannen broeders? (Hand.2:37) Onze boezemzonden moeten opengesneden worden, zo mogelijk met wortel en tak eruit gesneden. Dan liggen wij kermend voor God op de grond. Want wat doet dat pijn en wat is dat dan bitter. Vooral in het licht van Gods liefde, in het licht van Hem Die gebonden werd, opdat wij zouden ontbonden worden. In het licht van het kruis. In het licht van Hem, Die ontelbare smaadheden geleden heeft, opdat wij nimmermeer te schande zouden worden.
www.prekenweb.nl
11/13
Ds. C.G. Vreugdenhil – Het offer van Abraham
Daar gaan wij zo van harte onze zonden belijden voor God. We gaan onze oude natuur doden en een strijdend leven leiden. Met dat mes, waarmee het offer gebracht werd, het offer van ons leven, van het liefste wat we hebben. Dan komt er een kruis op onze schouders en gewilligheid om het te dragen. Ook als God het liefste wat we op aarde hebben van ons wegneemt. Daar kan niemand inkomen, dan alleen diegenen die het zelf meegemaakt hebben. Als we dan het oog mogen slaan op die eeuwige Zoon van God, Die is overgegeven aan het hout van het kruis, schoppen we niet langer tegen het kruis aan. Dan slaan we niet terug in vijandschap. Daar gaat het kruis iets betekenen in ons leven. Dan komt er gewilligheid, eenswillendheid, offerbereidheid. Want, gemeente, wie offert met een opstandig hart, offert niet. Die berust in machteloosheid. Wat God ons ontscheuren moet is geen offer. De Heere zegt: ‘Neem gij het en geef het aan Mij, vrijwillig. Verkoop alles wat gij hebt en geeft het de armen en gij zult een schat hebben in de hemel.’ Offeren doet altijd pijn. Offeren is zoveel geven dat het pijn doet en toch doe je het gewillig. En dan vraagt God niet in de eerste plaats geldelijke offers, maar het offer van ons hart: ‘Geef Mij uw hart, Mijn zoon, Mijn dochter.’ Wie zijn leven krampachtig wil vasthouden in zelfhandhaving, raakt het kwijt. Maar wie bereid is zijn eigen leven te leggen in de doorboorde handen van het Lam, Dat God Zichzelf ten brandoffer heeft voorzien, die zal zijn leven behouden. Wie zijn leven in overgave en zelfofferande toewijdt aan God is het niet kwijt, maar die ontvangt het terug, zodat hij er blij mee mag zijn. Dan is er de blijdschap door de liefde werkende. Gemeente, u kunt wel geloven dat vanaf die dag van de Moria, Abraham en Izak niet meer dezelfde waren als voorheen. Ze waren samen op de berg geweest en ze leefden daarna in een hernieuwde en verdiepte overgave aan de Heere. Abraham bezat Izak en Izak bezat zijn leven, als niet-bezittenden. Daarom konden ze ook gasten en vreemdelingen blijven in het land van de belofte. Op reis naar de stad die fundamenten heeft, op hun pelgrimstocht van het geloof, door de aardse woestijn, naar het nieuwe Jeruzalem, dat van God zal neerdalen uit de hemel. Toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is. Brandt uw hart niet van heimwee en van verlangen naar die stad? O, zing dan maar mee: Zalig, zalig, niets te wezen in ons eigen oog voor God, eigen zin en lust te vrezen, steeds te rusten in ons lot, need’rig, kinderlijk en stil ons te voegen naar Zijn wil. ‘Zie hier ben ik, Heere, tot Uw dienst bereid!’ En u, die van God bent afgedwaald, ver van het Vaderhuis, o weet: de poort blijft openstaan! Kom, o kom naar huis! Zwerveling, kom naar huis, want er is nog plaats www.prekenweb.nl
12/13
Ds. C.G. Vreugdenhil – Het offer van Abraham
genoeg in het Vaderhuis, om aan te zitten met Abraham, Izak en Jakob, om te zijn bij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest en te roepen: ‘Halleluja, lof zij het Lam dat God Zichzelf ten brandoffer heeft voorzien!’ Amen.
Slotzang: Psalm 105:5 God zal Zijn waarheid nimmer krenken, Maar eeuwig Zijn verbond gedenken. Zijn woord wordt altoos trouw volbracht, Tot in het duizendste geslacht. ‘t Verbond met Abraham, Zijn vrind, Bevestigt Hij van kind tot kind.
Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 11)
www.prekenweb.nl
13/13