PALESTIJNSE DRUKKEN EN HERDRUKKEN
HET MIDDEN OOSTEN-CONFLICT EN HET BUITENLANDS BELEID VAN DE VERENIGDE STATEN 1970 - 1971 door
WILLIAM B. QUANT
PALESTINA - BULLETIN Postbus 2311 Den Haag
William B. Quandt is lector in de politieke wetenschappen aan de Universiteit van Californië, Los Angeles en stafmedewerker van de Rand Corporation. Hij publiceerde o.m. Revolution and Political Leadership: Algeria, 1954-1968 (Cambridge: M.I.T.Press, 1969). Bij Elsevier, Amsterdam, 1971 verscheen Political Dynamics in the Middle East, waarin hij schreef over U.S. Policy in the Middle East: constraints and choices.
Verder een bijdrage van Arnold Toynbee met Geoffrey Furlonge.
PALESTIJNSE DRUKKEN EN HERDRUKKEN, april 1972, nr. 4. Maandblad van Palestina Bulletin, Postbus 2311, Den Haag, Giro 1623077 Verschijnt tienmaal per jaar. Redactie: Dr. H. J. Franken en J.B.H. Otker Abonnementen f 15,-- per jaar, studenten en C.J.P.-houders f 10,--, losse nummers f1,50, dubbelnummer f 3,--. 2
HET MIDDEN OOSTEN-CONFLICT EN HET BUITENLANDS BELEID DER VERENIGDE STATEN, 1970-1971. door William B. Quandt I.
INLEIDING
Degenen, die in de Verenigde Staten de buitenlandse politiek bepalen zijn het nooit helemaal eens geweest over de plaats van het Midden Oosten in de strategische plannen der V.S. Traditionele geopolitici blijven het gebied beschouwen als een dat intrinsieke betekenis heeft, zijnde ,,het kruispunt van de drie continenten", de ,,zachte buik van de NATO" en als het gebied met de enorme oliereserves. Wat later is in sommige analyses beweerd dat onze hoogontwikkelde technologie het direkte belang van het Midden Oosten voor de Verenigde Staten heeft verminderd (ICBM's, geleide intercontinentale raketten, en Polarisraketten vanaf duikboten nemen de behoefte aan militaire bases in de buurt van de Sowjetunie weg), maar dat de gebondenheid van de V.S. aan de verdediging van Europa en aan het bestaan van Israël een sterke positie in het Middellandse Zee-gebied vereist. Volgens deze interpretatie ontleent het Midden Oosten zijn centrale rol in de strategische plannen der V.S. aan de formele verplichtingen aan de NATO en wat minder verplichtende banden met Israël. Tenslotte betogen dan sommige amerikaanse functionarissen, dat het Midden Oosten het beslissende terrein is geworden voor de wedijver tussen de V.S. en de U.S.S.R. en dat de V.S., om een wereldomvattend patroon van stabiele betrekkingen met de U.S.S.R. te kunnen handhaven, weerstand moeten bieden aan de groeiende invloed van Moskou in het Midden Oosten. In deze redenering zijn het de niet tastbare overwegingen van prestige, imago en vastberadenheid, die een krachtige aanwezigheid der V.S. in het Midden Oosten voorschrijven, ongeacht, welhaast, de specifieke belangen der V.S. in dat gebied. Het blote feit, dat de Sowjetunie actief betrokken is bij dat gebied, brengt mee dat de V.S. tegenspel leveren aan die expansieve opmars. Ongeacht hoe de specialist in buitenlandse politiek de bemoeienis der V.S. met het Midden Oosten verdedigt, het is zonder twijfel de Sowjet aanwezigheid die op de strategische planning der V.S. de zwaarste druk legt. Binnen de regering bestaat er een vrijwel algehele overeenstemming over, dat het grootste gevaar voor de Verenigde Staten in het Midden Oosten gelegen is in de mogelijkheid, dat uit locale conflicten in dat gebied een rechtstreekse botsing met de Sowjetunie voortvloeit. Ware dit het enige V.S.-belang, dan zou terugtrekking uit dat gebied een geëigende politiek zijn, maar andere doeleinden, zoals het voorkómen dat Israël vernietigd wordt, het zekerstellen dat Europa toegang heeft tot de olie van het Midden-Oosten, en, waarschijnlijk als meest 3
belangrijke, prestigeoverwegingen, weerhouden de V.S. ervan die oplossing van het confrontatieprobleem te aanvaarden; prestigeoverwegingen uit hoofde van de wereldomvattende rivaliteit met de andere supermacht, de U.S.S.R. Onder de regering-Nixon is het Midden Oosten bij tijden beschouwd als strategisch het gevaarlijkste gebied ter wereld, omdat de beide machten daar verplichtingen hebben en de invloedssferen niet zorgvuldig afgepaald zijn. In dit opzicht verschilt het Midden Oosten zowel van Zuidoost Azië, waar het gevaar van Sowjet inmenging gering lijkt, als van Europa, waar de grenzen tussen Oost en West duidelijk gemarkeerd zijn en met zorg geëerbiedigd worden. In het Midden Oosten, waar beide supermachten zich met hun prestige en hulpmiddelen aan verschillende partijen verbonden hebben, lijken de kansen op een onbedoeld conflict reëel, zelfs als die thans nog veraf schijnen. Elke toeneming van de Sowjet-invloed of -aanwezigheid moet waarschijnlijk beschouwd worden als vergroting van de gevaren van een confrontatie. Het meest plausibele scenario voor een confrontatie zal naar men veronderstelt, beginnen met toeneming op grote schaal van militaire Sowjet-steun voor de arabische staten, met name Egypte. Door hoogontwikkelde (sophisticated) uitrusting te verschaffen aan Egypte worden de Russen geacht aanmoediging te geven aan het egyptische militaire zelfvertrouwen in hun macht een succesvolle aanval op Israël te lanceren. In zo'n situatie zou Israël tot een ,,eerste klap" kunnen besluiten, die de Sowjets voor de penibele keuze stelt al of niet met eigen troepen Egypte te verdedigen. In een alternatief scenario kan het denkbaar zijn, dat Egypte als eerste toeslaat en daarbij in beperkte mate succes boekt, vooral als de Israëlische luchtmacht geneutraliseerd is. Als de Sowjetunie rechtstreeks verwikkeld raakt in een van beide scenario's, en als Israël duidelijk in het defensief wordt gedrongen, zou zich aanzienlijke druk kunnen ontwikkelen in de richting van interventie door de V.S. in enigerlei vorm. De redenen tot interventie zouden zowel inhouden het in de amerikaanse regering algemeen gedeelde gevoelen dat Israël niet aan zijn lot mag worden overgelaten, als een bevreesdheid voor de mogelijkheid, dat de Israëliërs in extremis het gebruik van nucleaire wapens tot hun eigen verdediging zouden kunnen overwegen. Om een Israëlische nederlaag of de nuclearisatie van het conflict te voorkomen, zouden de V.S. voor de keus komen te staan ijlings wapenen te zenden en luchtdekking te verschaffen voor Israëlische steden met behulp van vliegtuigen van de Zesde Vloot, of de arabische strijdkrachten op de grond aan te vallen met bombardementen. Die twee laatste keuzemogelijkheden zouden kennelijk amerikaanse troepen in gevechten met Sowjet-personeel kunnen verwikkelen, met alle gevaren van volledige polarisatie in het Midden Oosten tussen Israël, als amerikaanse cliënt, en de van Rusland afhankelijke arabische staten. Dit gevaar maakt het noodzakelijk, 4
dat de V.S. voor een evenwichtige en onpartijdige benadering kiezen, die de arabische staten, vooral Jordanië en Egypte, enig uitzicht biedt op resultaten uit het gaande houden van een dialoog met de V.S. Daar de Arabieren algemeen geloven, dat de Verenigde Staten grote invloed hebben op Israël, zou een amerikaanse stellingname die enkele arabische standpunten ondersteunt, zoals hun eis tot praktisch volledige terugtrekking van Israël als onderdeel van een vredesregeling, de arabische regeringen aanmoedigen te blijven onderhandelen met de V.S. Dat kan betekenen, dat hun afhankelijkheid van de USSR zal worden verminderd en dat volledige polarisatie kan worden vermeden. Alleen als de arabische regeringen, en in het bijzonder Egypte, ervan overtuigd zijn, dat de Verenigde Staten hun niets te bieden hebben, zullen zij beginnen de amerikaanse belangen in dat gebied aan te vallen. Een andere denkrichting, waarvan men van tijd tot tijd verneemt in regeringskringen en die herhaaldelijk tot uiting wordt gebracht door leden van het Congres en door journalisten, meent dat Israël's militaire kracht op een hoog peil moet worden gehandhaafd als afschrikking tegen een arabische of russische aanval. Een onpartijdige politiek, in zoverre die wapens aan Israël onthoudt en diens onderhandelingspositie verzwakt, moedigt alleen maar de militante krachten binnen de arabische regeringen aan het onderste uit de kan te halen. Een royale bewapeningspolitiek ten opzichte van Israël plus volledige diplomatieke steun zou verzekeren, dat Israël zichzelf zou kunnen verdedigen zonder een beroep te doen op de Verenigde Staten en zonder zijn toevlucht te nemen tot nucleaire wapens. Arabische leiders en hun Sowjet-patroons, zouden - in die opvatting - hopelijk beredeneren, dat de prijs voor een militaire oplossing excessief hoog zou worden en van sommige Arabieren zou men kunnen verwachten, dat zij tot de conclusie komen dat het vertrouwen in de Sowjetunie op de lange duur niet veel te betekenen had. Op dat punt aangekomen, zou men zeer wel een verandering kunnen verwachten in de arabische houding ten opzichte van Israël, waarbij dat land als werkelijkheid aanvaard wordt en de idee van oorlogvoering tegen dat land wordt losgelaten. In het slechtste geval zou de situatie van na 1967 blijven bestaan, maar Israël's veiligheid zou verzekerd zijn. Zou vrede langs deze weg tot stand komen, dan zouden de V.S.-belangen daarmee zeer gediend zijn. Zou de status quo aanhouden, dan zouden de V.S. niettemin tevreden kunnen zijn met de gedachte dat de sterkste macht in het Midden Oosten, Israël, hun dikke vriend is, een die beschikt over enkele belangrijke voordelen bij het in bedwang houden van gevoelige gebieden zoals het Suezkanaal en de Rode Zee. Wat andere V.S.-belangen in de arabische wereld aangaat, zoals olie, wordt wel aangevoerd, dat de arabische staten hun bronnen van inkomsten niet in gevaar zullen brengen door die olie aan het Westen te onthouden. Sommige voorstanders van deze opvatting zouden in feite betogen, dat de belangen van 5
de conservatieve olierijke arabische staten zich zeer gediend weten als Israël Egypte in zijn greep houdt en dat een vredesregeling gewoonweg zou betekenen, dat egyptische druk op Saoudie-Arabië en in de Arabische Golf weer zou opleven. II.
NIXON's EERSTE JAAR
Onder de eerste kwesties van buitenlandse politiek die de regering Nixon opnieuw in beschouwing nam, was ook de crisis in het Midden Oosten. In een vergadering met de Nationale Veiligheidsraad in februari 1969 kwamen de volgende alternatieven in discussie: voortzetting van de politiek van president Johnson, welke inhield: low-keyed diplomatie en stevige steun voor Israël in belangrijke kwesties als bewapening en grondgebied; meer actief betrokken zijn bij het zoeken naar een regeling; of streven naar een beperkte deelovereenkomst. Het resultaat van dit beraad was de beslissing actief betrokken te zijn bij het onderhandelen over de voorwaarden van een vredesregeling door te streven naar bilaterale besprekingen met de Sowjetunie, alsmede Viermogendheden-discussies in de Verenigde Naties. In dat stadium werd gehoopt, dat de V.S. en de U.S.S.R. in staat zouden zijn tot een gemeenschappelijke opvatting te komen over de algemene hoofdlijnen van een regeling tussen Israël en Egypte. Was dat eenmaal bereikt, dan zou de V.S. zijn invloed bij Israël aanwenden en de U.S.S.R. zou op Egypte druk uitoefenen, om die voorwaarden te doen accepteren. Amerikaanse functionarissen leken te hopen, dat de Russen niet zouden weten te vermijden dat hun betrekkingen met Cairo dermate gespannen zouden raken in zo'n proces van aandringen op een regeling, dat daardoor in Egypte kansen zouden vrijkomen voor de Verenigde Staten, nadat een overeenkomst zou zijn bereikt. Terwijl de Grote Mogendheden al vroeg in 1969 veelvuldige besprekingen voerden over het Midden Oosten, poogden de Egyptenaren een gevoel van gevaar en dringende noodzaak op hen over te brengen door het staakt-het-vuren langs het Suezkanaal te beëindigen en een ,,uitputtingsoorlog" te beginnen tegen de zwaar versterkte Israëlische stellingen. Tegen de achtergrond van toenemende gewelddadigheid, maakten de besprekingen tussen de V.S. en de U.S.S.R. slechts bescheiden voortgang. Na het bezoek van de russische minister van buitenlandse zaken Gromyko aan Cairo in de zomer, hadden de V.S.-U.S.S.R.-besprekingen een punt bereikt, waarop de Russen beweerden dat zij geen vaste egyptische vredesbeloften teweeg konden brengen, tenzij de V.S. zich hadden uitgesproken ten gunste van een zo goed als volledige terugtrekking in het kader van een regeling. De V.S. voerden als tegenargument aan, dat Israëlische instemming met een volledige terugtocht afhing van de 6
voorafgaande egyptische verzekeringen t.a.v. vreedzame betrekkingen in de toekomst. Tegen de herfst overwogen de Verenigde Staten of zij hun ,,achterdeurtje" zouden onthullen, hun standpunt inzake territorium, een standpunt dat binnenskamers sedert lang werd ingenomen, maar nooit publiekelijk onder woorden gebracht. Dat zou voor de V.S. inhouden de verklaring, dat als onderdeel van een vredesregeling, Israël geacht werd terug te trekken op de vroegere internationale grens tussen Egypte en Palestina en uit bijna de gehele Westoever van de Jordaan. Speciale regelingen zouden kunnen worden getroffen voor Gaza, Jeruzalem en Sjarm al Sjeikh en over de demilitarisering van de ontruimde zones zou onderhandeld worden. De minister van buitenlandse zaken Dean Rusk had onder vier ogen al in november 1968 de V.S. tot soortgelijke voorwaarden verbonden, maar door dit standpunt in het openbaar te herhalen zouden de V.S. enige druk op Israël uitoefenen en zouden zij sterker gebonden zijn aan volledige Israëlische terugtrekking. De Israëliërs werden natuurlijk furieus om dit voorgestelde initiatief en voerden aan dat dit hun onderhandelingspositie met de Arabieren ondermijnde. Ondanks Israëlische tegenstand legde de amerikaanse regering op 28 oktober 1969 haar voorstel tot een egyptisch-israëlische schikking op tafel. Op 9 december gaf minister van buitenlandse zaken Rogers in het openbaar een omschrijving van de hoofdlijnen van dit nieuwe initiatief; delen van zijn verklaring luidden: ,,Er is heden ten dage geen gebied ter wereld belangrijker (dan het Midden Oosten) omdat het gemakkelijk opnieuw de haard van alweer een grote brand zou kunnen worden.... De partijen in het conflict zouden niet alleen in staat zijn hun erfenis van argwaan terzijde te stellen om tot een politieke regeling te komen.... Wij menen, dat terwijl erkende politieke grenzen moeten worden bepaald waarover de partijen het eens zijn, enigerlei wijziging in de eerder bestaande lijnen geen weerspiegeling behoort te zijn van de pressie [als gevolg] van de veroveringen en beperkt dient te blijven tot kleine [insubstantial] veranderingen die noodzakelijk zijn voor de wederzijdse veiligheid." In het slot van zijn rede hield Rogers er aan vast, dat over de kernkwesties als vrede, veiligheid, terugtrekking en grondgebied in de eerste plaats overeenstemming moest worden bereikt, wat de weg zou openen voor latere regeling van moeilijke kwesties als die der vluchtelingen en Jeruzalem. Tenslotte slotte omschreef Rogers 'specifically'* de internationale grens tussen Israël en Egypte als de lijn waarop Israël zou terugtrekken in de context van *
Onvertaald gelaten, omdat wij niet vermogen in te zien wat aan de Rogers-definitie dan wel ,,specifically" zou zijn. Vandaar ook de aanhalingstekens. N.v.d.R. 7
vrede1 Achter in december, aan de vooravond van de Topconferentie te Rabat, droegen de V.S. ook voorstellen aan tot een jordaans-israëlische regeling, nauwkeurig gemodelleerd naar het egyptisch-israëlische plan. Op 23 december verwierp de Sowjetunie de voorstellen van 28 oktober punt voor punt.2 Ter doorbreking van die duidelijke impasse schenen nieuwe initiatieven vereist. Maar om over de arabische argwaan heen te komen en rechtstreeks met Nasser een dialoog op gang te brengen, moest weerstand worden geboden aan groeiende binnenlandse druk om aan Israël aanvullende Phantom-straaljagers te leveren. In de aanvang van 1970 stonden de kwesties van Phantoms voor Israël en van onderhandelingen met President Nasser van Egypte voorop in het amerikaanse denken. III.
PHANTOMS EN DE DIALOOG MET NASSER
Vroeg in het jaar begonnen de voornaamste partijen in het conflict, Israël en Egypte, de omvang van de gevechten langs het kanaal te vergroten. Israël maakte een begin met een nieuwe taktiek van diep in het egyptische achterland binnendringende vluchten, daarbij gebruikmakend van de pas verworven Phantom straalvliegtuigen. Het taktisch doel van die vluchten: Egypte te dwingen zijn luchtafweerbatterijen te verspreiden over het gehele land in plaats van die langs het Suezkanaal te concentreren, leek ondergeschikt aan Israël's verlangen tot vertoon van zijn suprematie in de lucht met behulp van de ,,sophisticated" nieuwe vliegtuigen en electronische uitrusting. Nasser's antwoord op deze nieuwe fase in de strijd bestond uit het opnemen van een zorgvuldig geformuleerde strategie van verbale dreigementen tegen westerse belangen in het arabische wereld, uit gezwinde verhoging van zijn militair potentieel met hulp van de Sowjets en uit het openlaten van de deur voor onderhandelingen met Washington. Laat in januari bracht Nasser een geheim bezoek aan Moskou, waar hij de Sowjet-leiders schijnt te hebben overreed tot levering van hoogontwikkelde SAM III-raketten aan Egypte, compleet met Sowjet bedieningspersoneel en met Sowjet-piloten om de nieuwe raketten tegen een Israëlische aanval te beschermen. President Nixon hield op 30 januari 1970 een persconferentie, waarin hij, kennelijk tot verrassing van al zijn adviseurs, verklaarde dat bij binnen dertig dagen een beslissing zou afkondigen op Israëls verzoek om meer Phantoms and Skyhawks3 Deze zelfopgelegde tijdslimiet veroorzaakte een sfeer van verwachtingen, de hele maand februari door. De Israëlische bombardementsvluchten in Egypte gedurende diezelfde maand brachten verschillende 1
New York Times, 11-12-1969. Ibid., 14-1-1970. 3 New York Times, 31-1-1970.
2
8
malen zware verliezen teweeg, waardoor de Phantom straaljager plotseling een enorme symbolische betekenis kreeg in de arabische wereld. Ambassades van de Verenigde Staten in heel het Midden Oosten voorspelden aanvallen op grote schaal op amerikaanse belangen en installaties in de arabische wereld als Nixon erin zou toestemmen nog meer Phantoms aan Israël te leveren. Tenslotte, op 23 maart 1970, geruime tijd na het verstrijken van de door Nixon aangekondigde tijdslimiet, kondigde minister Rogers aan dat het verzoek van Israël om levering van 25 Phantoms en 100 Skyhawks tijdelijk in beraad werd gehouden. Om de Israëliërs enigszins te compenseren, maakte Rogers bekend dat zij 100 miljoen dollar aan economische hulp zouden ontvangen. In dezelfde verklaring verwees Rogers naar de toenemende bewijzen van een sterkere Sowjet-rol in de egyptische verdediging, vooral door de uitbreiding met SAM III's en met Sowjet gevechtspersoneel. De groeiende bezorgdheid over de militaire aanwezigheid der Sowjets gedurende de eerste helft van 1970 was voorafgegaan door de ,,State of the World" toespraak van de president in februari. Daarin werd verklaard, dat ,,.... de Verenigde Staten elke poging van de Sowjetunie om een overheersende positie in het Midden Oosten te verwerven, zouden beschouwen als een ernstige zaak". Terwijl de Sowjet-rol in Egypte enige bezorgdheid opriep in de Verenigde Staten, zagen vele analyses die activiteit als het natuurlijke antwoord op de Israëlische bombardementen diep in het achterland van Egypte. Na het besluit genomen te hebben niet meer vliegtuigen aan Israël te verkopen, deed de regering een nieuwe poging tot rechtstreekse besprekingen met Nasser, ondanks de onheilspellende Sowjet activiteit in Egypte4. Dit paste natuurlijk keurig in de taktiek van Nasser een sfeer van dringende noodzaak te creëren en intussen toch ontvankelijk te blijven voor onderhandelingen. In april bracht de onderminister van buitenlandse zaken Sisco een bezoek aan Cairo, waar hij vruchtbare besprekingen voerde met president Nasser. Op Nasser's klacht dat de Verenigde Staten onwillig waren steun te verlenen aan een evenwichtig beleid om tot een regeling te komen, zou Sisco hebben geantwoord: Stel ons op de proef. Dat was precies wat Nasser op 1 mei dan ook deed. In een langdurige redevoering deed hij een rechtstreeks beroep op president Nixon waarin hij hem vroeg, hetzij de invloed van de V.S. aan te wenden om een Israëlische terugtrekking te bewerkstelligen, dan wel op z'n minst een eind te maken aan de militaire bevoorrading van Israël. De amerikaanse regering las uit de redevoering een uitnodiging tot het nemen van nieuwe initiatieven. In talrijke interviews bleef Nasser voortbouwen aan het image van de man die zich zorgen maakt om de vrede, waarbij hij zover ging te 4
Op 29 april 1970 gaf Nixon opdracht tot een diepgaand onderzoek naar de aantallen SAM IIIraketten en Sowjet-piloten in Egypte. 9
verklaren, dat hij Israël's bestaansrecht erkende en dat hij een beperkt staakthet-vuren zou aanvaarden. Zo een beeld oproepend van openstaan voor rede en van plooibaarheid, zette Nasser intussen het militaire conflict aan het Suezkanaal voort. De amerikaanse regering beantwoordde Nasser's oproep met een eenvoudig voorstel van minister Rogers op 19 juni tot een staakt-het-vuren in de Kanaalzone en de hervatting van indirecte onderhandelingen door tussenkomst van Ambassadeur Gunnar Jarring5. Terwijl het Departement van Buitenlandse Zaken de leiding nam bij het met kracht doorzetten van het nieuwe diplomatieke initiatief, nam het Witte Huis speciale verantwoordelijkheid voor het volgen van de harde lijn aangaande direkte Sovjet inmenging in de egyptische defensie. Op 26 juni sprak de speciale Adviseur van de President voor Zaken van Nationale Veiligheid, Henry Kissinger, ietwat slordig over ,,verdrijven" van de Sowjetunie uit Egypte. Enkele dagen later, op 1 juni, sloeg president Nixon een soortgelijke toon aan, toen hij zei: ,,Ik denk dat het Midden Oosten nu verschrikkelijk gevaarlijk is, zoals de Balkanlanden voor de eerste wereldoorlog, waar de twee supermachten, de Verenigde Staten en de Sowjetunie betrokken zouden kunnen raken in een confrontatie die geen van beiden wensen, niet om de geschillen daar.... We erkennen dat Israël - Israël is niet verlangend een van de andere landen in dat gebied in zee te drijven - de andere landen willen Israël in zee drijven. . . . Dan, op het moment waarop het staatkundig evenwicht verschuift naar een punt waar Israël zwakker is dan zijn buren zal er oorlog zijn." De hevigheid der gevechten langs het Suezkanaal nam gedurende de maand juli snel toe, evenals de aanvallen van palestijnse commando's op Israëlische stellingen aan het oostelijk front. Aan de sfeer van onbeteugeld conflict droegen persberichten bij over Israëlische atoom-ontwikkelingen6, en over directe botsingen tussen Sowjet- en Israëlische piloten omstreeks eind juli. In die gespannen atmosfeer werden vele waarnemers en deelhebbers aan het conflict verrast door de aanvaarding door Egypte, Israël en Jordanië van het zogeheten ,,plan Rogers" van 19 juni en de snelle onderhandelingen over een staakt-het-vuren dat op 7 augustus moest ingaan. Door dat plotselinge einde zagen zij, die gepleit hadden voor een bezadigde diplomatieke benadering van het conflict en voor terughoudendheid bij het bewapenen van Israël, hun inspanningen beloond. Het State Department in het bijzonder, was verheugd 5 6
New York Times, 23 juli 1970. Ibid.
10
om het resultaat van de dialoog met Nasser. Na enkele dagen echter begonnen nieuwe ontwikkelingen hun onderstellingen te ondermijnen en het centrum der beslissingen te verschuiven naar het Witte Huis en naar hen, die geloofden in de behoefte aan een krachtige houding der V.S. tegen de toenemende Sowjetinvloed. IV.
SCHENDING VAN HET STAAKT HET VUREN EN DE JORDAANSE BURGEROORLOG
Onmiddellijk volgend op de wapenstilstandsovereenkomst van 7 augustus begonnen de Israëliërs te beweren dat Egypte de bepalingen van het accoord schond door nieuwe militaire uitrusting de wapenstilstandszone binnen te brengen. De aanvankelijke aarzeling der V.S. om deze klachten te bevestigen, wekte de woede der Israëliërs op, maar eind augustus waren functionarissen te Washington tot de conclusie gekomen dat Egypte nieuwe raketbases had gebouwd in de nabijheid van het kanaal. Ondanks de erkenning dat Israël technisch ook de bepalingen van het staakt-het-vuren had geschonden, besloot de Nixon-regering de situatie ,,recht te zetten" door Israël te voorzien van grote hoeveelheden nieuwe militaire uitrusting7 Aan die nieuwe wapenzendingen werd weinig publiciteit gegeven, maar in de herfst van 1970 werd in de pers melding gemaakt van overeenkomsten inzake extra Phantoms, Skyhawks, tanks, electronische uitrusting en aanvalsraketten. De totale waarde van die hulp beliep voor het begrotingsjaar 1971: $ 500 miljoen. In tegenstelling tot de arabische reacties op de dreigende aankondiging van Phantoms voor Israël eerder in dat jaar, lokten die nieuwe overeenkomsten betrekkelijk weinig commentaar uit, misschien omdat het staakt-het-vuren van kracht bleef, waardoor Israël's nieuwe militaire mogelijkheden slechts minimaal gevoeld werden door arabische legers. In de amerikaanse regering werd gehoopt, dat die royale bewapeningspolitiek eerste minister Meir zou aanmoedigen terug te keren naar onderhandelingen via Gunnar Jarring. Zoals gewoonlijk meenden ook nu sommige figuren uit het ambtelijk apparaat, dat Israël in plaats daarvan alleen maar onverzoenlijker zou worden, wanneer de pressie die van het terughouden van wapens uitging, minder waarschijnlijk werd. Het van oudsher bestaande dispuut tussen de voorstanders van de wortel en die van de zweep, werd gedurende de herfst voortgezet, toen de regering nogmaals probeerde de missie-Jarring op gang te brengen.
7
New York Times, 1-9-1970. 11
Temidden van die diplomatieke inspanningen op het arabisch-israëlische front, barstte plotseling in september een nieuwe crisis uit, waarin de Palestijnse Verzetsbeweging verwikkeld was. Op geen enkel moment na de zesdaagse oorlog had de V.S.-regering zich ernstig beziggehouden met de nieuwe punten die door de herleving van het palestijns nationalisme aan de orde kwamen. De heersende mening, zowel onder de regering-Johnson als onder Nixon, was dat de V.S. de Palestijnen het best via koning Hoessein en als vluchtelingen met een humanitair probleem konden aanpakken. Erkenning van de palestijnse nationale aanspraken zou de toch al zo moeilijke kwesties van territorium en soevereiniteit nog ingewikkelder hebben gemaakt. Ook werd verondersteld, dat de meeste Palestijnen, de zgn. ,,zwijgende meerderheid", zich bewust waren dat het beste wat zij in de naaste toekomst konden bereiken een zekere mate van autonomie zou zijn op de Westoever en in Gaza en dat dit gemakkelijker tot stand zou kunnen worden gebracht onder leiding van koning Hoessein, dan door gehoor te geven aan de visionaire roep van de Verzetsbeweging om een niet-sectarische, democratische staat in Palestina. De fedayin werden over het algemeen afgedaan als extremisten zonder coherente leiding. Aangenomen werd, dat zij ofwel zouden verdwijnen of door koning Hoessein worden geëlimineerd, nadat er een overeenkomst was bereikt. Door voortgang in de richting van zo'n overeenkomst te versperren, zouden de rijen der militanten natuurlijk wel kunnen groeien. De crisissituatie, juni 1970, tussen koning Hoessein en de fedayin leverde een klein voorproefje van wat in september te gebeuren stond. Niettemin hadden amerikaanse functionarissen de door het PFLP beraamde kapingen in begin september, noch de daaropvolgende burgeroorlog in Jordanië, verwacht. Toch waren de V.S. op 20 september verwikkeld in wat later genoemd werd ,,de ernstigste bedreiging van de wereldvrede sinds deze regering aan het bewind kwam" 8. Tussen het jordaanse leger en de verzetsgroepen waren op 16 september zware gevechten uitgebroken. Daar de gevechten in de volgende dagen aanhielden, liet president Nixon in een te Chicago verschijnend blad zich ontvallen, dat hij ,,geneigd was tot interventie" in Jordanië, als Syrië en Irak zich in de strijd zouden mengen aan de kant van de Palestijnen9 In de avond van de 19e op de 20e september trokken inderdaad gepantserde eenheden vanuit Syrië Jordanië binnen en hoewel de tanks waren voorzien van het symbool van het Palestijnse Bevrijdingsleger, deden hun aantallen toch vermoeden dat syrische eenheden rechtstreeks aan de gevechten deelnamen. Zowel de israëlische als de jordaanse inlichtingendiensten schatten, dat meer dan 200 tanks in de twee volgende dagen Jordanië binnenstroomden. 8 9
,,State of the World", 25 februari 1971. New York Times, 19-9-1971.
12
Koning Hoessein deed onmiddellijk een beroep op hulp van buitenaf om een eind te maken aan de syrische invasie en op dat moment lieten de V.S. en Israël beide blijken, dat verondersteld mocht worden dat zij aan dat beroep gevolg zouden geven met militaire middelen. De Zesde Vloot bevond zich in het oostelijk bekken van de Middellandse Zee en verschillende amerikaanse luchtlandingseenheden waren in staat van alarm gebracht. In Washington kwam de Washington Special Action Group (WSAG), een groep van ,,decision-makers" op hoog niveau, bijeen in dagenlange zittingen om de V.S.acties te bestuderen. Latere rapporten doen veronderstellen dat er met de Israëliërs gediscussieerd werd over de mogelijkheid van israëlische luchtaanvallen op de syrische tanks. Kennelijk kwamen de V.S. en Israël zeer dicht bij overeenstemming over een dergelijk plan, waarbij de V.S. beloofden aan Israël dekking te zullen verschaffen door de Zesde Vloot in te schakelen, als de Sowjets of de Egyptenaren in actie dreigden te komen. Op dat kritieke, beslissende moment legden de Israëliërs aarzeling aan de dag om alleen door de lucht te interveniëren, waarbij zij betoogden dat evengoed noodzaak bestond tot aanvallen te land. Washington maakte bezwaar tegen die gedachte en in tussentijd zette koning Hoessein zijn luchtmacht in om het karwei op te knappen, dat de Israëliërs van plan geweest waren te doen.10 Toen de syrische regering de eigen luchtmacht aan de grond hield en de Irakezen zich afzijdig hielden van de strijd, verdween de behoefte aan enige hulp van buitenaf voor koning Hoessein en binnen enkele dagen werd de burgeroorlog ten einde gevoerd onder druk van president Nasser. Waarom waren de V.S. in september 1970 zo bezorgd geweest om koning Hoessein's overleving? Waarom namen zij zulke risico's om de hasjemietische troon te verdedigen? Of was heel die opwinding slechts bluf, een machtsvertoon zonder de geringste bedoeling tot werkelijke interventie? Terwijl de bewijzen aangaande de amerikaanse bedoelingen in de jordaanse crisis nog slechts magertjes voorhanden zijn, lijkt het erop dat elke bedreiging van buitenaf voor de macht van koning Hoessein, werd beschouwd als een gevaar voor het gehele samenstel van stabiele betrekkingen in het Midden Oosten. Amerikaanse functionarissen schenen te verwachten, dat als koning Hoessein omvergeworpen zou worden door palestijnse, iraakse of syrische strijdkrachten, Israël onvermijdelijk in de strijd zou ingrijpen om zo gebiedswinst op de oostelijke Jordaanoever te verkrijgen. Dit zou aanleiding kunnen zijn tot een arabisch-israëlische oorlog op grote schaal, wellicht zelfs met een zekere deelneming van Sowjet-zijde aan het egyptische front. Wat ook het resultaat van de gevechten zou zijn, de kansen op een uiteindelijke regeling door 10
De New York Times van 8 oktober 1970 geeft een gedetailleerd overzicht van de amerikaanse reactie op de syrische interventie. 13
onderhandelingen zouden zijn verdwenen, evenals de mogelijkheid tot stabilisatie (,,bevriezing") van de status quo. Aldus dwong het spookbeeld van een groeiende Sowjet-invloed en van verhoogde vooruitzichten op een nieuwe oorlog door Hoessein's omverwerping de Verenigde Staten tot het volgen van een krachtige intimidatiepolitiek, compleet met machtsvertoon en al en tot coördinatie van plannen met de Israëlische krijgsmacht11. De afloop van de crisis toonde het terugtrekken van de Syriërs, verwarring bij de Palestijnen en, vast in het zadel, koning Hoessein; dit alles bereikt zijnde zonder rechtstreeks amerikaans ingrijpen, overtuigde het velen onder hen, die de politiek der V.S. bepalen, dat een vastberaden, krachtige amerikaanse houding gedurende de crisis dienstig was geweest, om tot dit verlangde resultaat bij te dragen12. In sommige kringen werd de conclusie getrokken, dat militaire overwegingen belangrijker waren dan diplomatie en dat misschien, alles wel beschouwd, Israël in sommige omstandigheden zou kunnen dienen als de behoeder van de amerikaanse belangen in de arabische wereld13.* V.
NIEUWE DIPLOMATIEKE AANPAK
De afloop van de jordaanse crisis, tezamen genomen met de onverwachte dood van president Nasser, opende een nieuw tijdperk in de Midden Oosten politiek. Enkele maanden lang was het onzeker, of koning Hoessein en president Anwar Sadat geïnteresseerd zouden blijven in het streven naar een regeling van het conflict met Israël door onderhandelingen. Om de partijen aan te moedigen tot voortzetting van het staakt-het-vuren en tot het beginnen van onderhandelingen, combineerden de V.S. nieuwe diplomatieke initiatieven met aanzienlijke militaire hulp, zowel aan Israël als aan Jordanië. 11
Enkele weken nadat de jordaanse crisis voorbij was, verklaarde een hooggeplaatste regeringsfunctionaris in een uiteenzetting van de achtergronden voor de pers, dat ,,....de V.S. het gedurende de jordaanse burgeroorlog zeer, zeer duidelijk maakten dat geen enkel middel uitgesloten werd". Een andere woordvoerder verklaarde in dezelfde uiteenzetting dat in de jordaanse oorlog „ .... we voor het probleem stonden genoeg te doen om aan buitenlandse inmenging de moed te ontnemen, maar weer niet zoveel dat de andere betrokken partijen het gevoel zouden krijgen, dat onze maatregelen al onontkoombaar waren". 12 Factoren als de binnenlandse politiek van Syrië als reden voor het weifelend karakter der syrische interventie, evengoed als de veronderstelling dat het invasieleger veel kleiner was dan aanvankelijk werd gemeld, werden algemeen van de hand gewezen als onwaar of als niet ter zake doende. 13 Het bezoek van Nixon aan de Zesde Vloot op 27-28 september 1970 was bedoeld als onderstreping van de afschrikkingsrol, die de V.S.-strijdkrachten hadden gespeeld tijdens de zojuist beëindigde jordaanse crisis. * N.v.d.R.: Vergelijk Theodor Herzl, Der Judenstaat, Tel Aviv (Hozaah Ivrith Co. Ltd.) 1934, p. 45: „Für Europa würden wir dort ein Stück des Walles gegen Asien bilden, wir würden den Vorpostendient der Kultur gegen die Barbarei besorgen". De heer Quandt is waarlijk al te bescheiden, als hij meent dat zijn landgenoten-policymakers pas nu tot dat inzicht zijn gekomen. Wat in 1896 voor Herzl nog Europa heette, zou hij anno 1972 stellig NATO genoemd hebben: Europa sub aegide Americana. 14
In ruil voor massale militaire en economische hulp was de israëlische regering bereid enkele onbetekenende verbale concessies te doen. Zo werd bijvoorbeeld het woord ,,terugtrekking" gebruikt door eerste minister Meir, ofschoon daarbij duidelijk omschreven grenzen niet werden aangeduid. Daarnaast verklaarden de Israëliërs, dat zij de resolutie van de Veiligheidsraad van 22 november 1967 aanvaardden als basis voor onderhandelingen. Tenslotte, eind 1970, stemden zij toe in hervatting van indirecte besprekingen via ambassadeur Jarring. Gevolg gevende aan wenken van Israëliërs en Egyptenaren beide, begonnen de V.S. eind 1970, begin 1971 hun diplomatieke strategie te herzien14. Vóór die tijd kwam in de meeste beschouwingen tot uitdrukking, dat een regeling noodzakelijk een geheel onderhandelingspakket moest omvatten, wat volledige overeenstemming tussen partijen zou vereisen, voorafgaande aan de uitvoering. Het ontbreken van voortgang bij deze benadering, gevoegd bij een kennelijk verlangen aan de zijde van de Sowjetunie en Egypte om het Suezkanaal te heropenen, leidde tot de conclusie dat misschien een eerste overeenstemming inzake het kanaal, uitlopend op zijn openstelling voor de wereldscheepvaart, zou kunnen dienen als eerste stap naar een uiteindelijk allesomvattende regeling. In en door de gang van zaken bij de uitwerking van die kanaalovereenkomst, zouden zowel Israël als Egypte kunnen leren hun achterdocht ten opzichte van elkaar te overwinnen en een kennelijk belang op te bouwen bij de handhaving van het staakt-het-vuren. Voorts meenden de V.S. te kunnen rekenen op Sowjet-steun voor dit voorstel, omdat de Sowjet-vloot zeer waarschijnlijk zou willen profiteren van kortere routes naar de Indische Oceaan en Zuidoost-Azië. Het aan dit kanaal-voorstel verbonden probleem, zoals het geval is met de meeste ideeën ter oplossing van het arabisch-israëlisch conflict, was dat Israël en Egypte sterk uiteenlopende opvattingen hadden over hun belang bij een dergelijke regeling. Voor de Israëliërs beloofde de opening van het kanaal een situatie te scheppen waarin, in ruil voor gedeeltelijke terugtrekking uit de linies van het bestand, zij Egypte een zeer sterk motief zouden verschaffen de uitputtingsoorlog niet te hervatten. Was het kanaal eenmaal open, dan zouden de Egyptenaren hun nieuwe bron van inkomsten immers niet in gevaar willen brengen en dan konden de Israëliërs hopen op een bevriezing van de status quo, waarbij zij grote delen van de Sinaï bezet zouden blijven houden. De Egyptenaren begrepen natuurlijk dat een overeenkomst inzake het Suezkanaal, ofschoon ontworpen als onderdeel van een volledige overeenkomst, niet zou beantwoorden aan het door Egypte gestelde doel van volledige Israëlische terugtrekking uit bezet arabisch gebied. Het gevaar listig te worden gebonden aan een gedeeltelijke overeenkomst, die toch nooit zou leiden tot een 14
Aanwijzingen voor nieuwe stromingen in de amerikaanse opvattingen over het Midden Oosten kunnen al worden gevonden in de presidentiele ,,State of the World", 25-2-1971. 15
verdere israëlische terugtrekking, leek niet erg aantrekkelijk voor president Sadat. Daarom begon Egypte met een groot diplomatiek offensief voorjaar 1971, dat er in hoge mate op gericht was de V.S. als verdediger van Israël te neutraliseren, of nog beter, amerikaanse steun te winnen voor een totale regeling, waarvan het openstellen van het kanaal slechts het eerste stadium zou vormen. Gedurende februari nam Sadat verschillende belangrijke initiatieven. Hij verlengde het bestand met nog een maand; in een officiële nota aan ambassadeur Gunnar Jarring bevestigde hij openlijk zijn bereidheid om met Israël vrede te sluiten en hij opperde een plan tot opening van het Suezkanaal. De V.S. kregen een gunstige indruk uit Sadat's voorstellen en in begin mei 1971 brachten de minister van buitenlandse zaken Rogers en onderminister Sisco een bezoek aan Cairo om de mogelijkheden na te gaan van een op die voorstellen gebaseerde regeling. Kort na die consultaties op hoog niveau kreeg president Sadat te maken met binnenlandse tegenstand van dissidente leden uit de politieke elite, waarvan een aantal kritisch gestemd bleek te zijn tegenover zijn onderhandelingen met de V.S. Sadat overleefde de crisis door vele rivalen uit machtsposities te verwijderen. De prijs die deze forse actie vergde, was evenwel de geruststelling aan de Sowjetunie dat haar belangen in Egypte niet in gevaar zouden worden gebracht door de binnenlandse opschudding. Het resulteerde in een niet eerder gekend verdrag van vriendschap en samenwerking tussen Egypte en de Sowjetunie, met een geldigheid van vijftien jaren. Na de Sowjetunie tevreden gesteld te hebben na de mei-crisis, richtte Sadat zich in juli weer op de diplomatie om de amerikaanse bedoelingen te peilen. De V.S. schenen geïnteresseerd te blijven in een regeling, te beginnen met de heropening van het kanaal. In juli bracht Michael Sterner, hoofd van het bureau Egypte van het ministerie van buitenlandse zaken, een bezoek aan Cairo om de hoop op een regeling levend te houden. Vervolgens bezocht onderminister Sisco Israël zonder duidelijk positief resultaat. Steeds meer leek het erop dat de V.S. slechts bereid waren datgene te doen wat nodig was om tijd te winnen, voordat Egypte zou besluiten zijn toevlucht te nemen tot militaire actie. Dit betekende dat de kans op amerikaanse steun voor een door Egypte voorgestane regeling niet geheel moest worden uitgesloten. Tezelfdertijd echter werd voortgezette militaire hulp aan Israël beschouwd als een effectief afschrikkingsmiddel tegen egyptische misrekeningen. De duwrichting van dit beleid leek eerder de stabilisatie van de status quo ten doel te hebben, dan het verkrijgen van een regeling. Tegen het midden van 1971 leek de Nixonregering tot de conclusie te komen dat in het Midden Oosten een vrede door onderhandeling hoogst onwaarschijnlijk was. Bij afwezigheid van vrede moesten de V.S. Israël beveiligen tegen een aanval door arabische legers. Vriendschappelijk gezinde arabische regimes zouden echter steun blijven 16
ontvangen, dit in de hoop volledige polarisatie tussen de supermogendheden in het Midden Oosten te vermijden. Het grote vraagteken voor de Verenigde Staten bij het voortzetten van deze politiek zou de houding zijn van de Sowjetunie. Bij een vredesregeling konden de V.S. hopen een langzame vermindering waar te nemen van de Sowjetinvloed in het Midden Oosten. De terugtrekking van russisch gevechtspersoneel zou waarschijnlijk zelfs tot onderdeel gemaakt kunnen worden van de voorwaarden van een overeenkomst. Maar als er geen regeling tot stand zou komen, wat zou er dan gebeuren met de Sowjet invloed in de arabische wereld? Sommigen beweerden dat de arabische regeringen zich uiteindelijk tegen hun Sowjet mentores zouden keren, die zij het gebrek aan voortgang bij de herwinning der verloren gegane gebieden zouden verwijten15. Anderen meenden, dat de positie van de Sowjetunie in Egypte zijn hoogtepunt bereikt had en dat, hoe ongewenst ook, die voor onbeperkte tijd kon worden geduld, zolang Israël maar overtuigend sterk bleef en de amerikaanse steun voor dat land niet aan het wankelen werd gebracht. Tenslotte werd in sommige beschouwingen voorspeld, dat de amerikaanse invloed in het Midden Oosten zou blijven afslijten, de gematigde arabische regimes zouden verdwijnen, dat de ontrechte Palestijnen evenals de gevestigde arabische regimes in wanhoop hun toevlucht zouden nemen tot militaire acties en een met dit alles gepaard gaande toenemende russische en chinese invloed. Het jaar 1971 leek zodoende een beslissend jaar te worden in de MiddenOosten politiek. In zoverre de rol van de Verenigde Staten werkelijk van belang was voor het bereiken van een overeenkomst, waren de kansen op krachtige amerikaanse activiteit, waaronder ook druk op Israël om arabisch gebied te ontruimen als onderdeel van een vredesregeling, groter in 1971 dan zij zouden zijn in 1972, een verkiezingsjaar. De laatste grote amerikaanse poging om tot een vredesregeling te komen, kon verwacht worden tegen de najaarszitting van de Algemene Vergadering der Verenigde Naties. Daarna leken nieuwe initiatieven minder waarschijnlijk. Terwijl de invloed van de zogenaamde zionistische lobby in het algemeen door de arabische wereld overschat werd, bleef het niettemin waar, dat het onwaarschijnlijk was dat vóór de presidentsverkiezingen een regering zou proberen in het Midden Oosten initiatieven te nemen, waardoor zij een beduidend deel van het amerikaanse kiezerspubliek van zich zou kunnen vervreemden. Daarom, als 1971 geen arabisch-israëlische vredesregeling te zien zou geven, dan was het nog minder waarschijnlijk dat 1972 er een zou opleveren.
15
De gebeurtenissen in Egypte in mei en de vernietiging van de Soedanese Communistische Partij in augustus 1971 kunnen aan dit argument kracht hebben bijgezet. 17
Voor de Verenigde Staten zou de afwezigheid van een regeling de aandacht zelfs nog vollediger concentreren op de strategische dimensies van de wedijver in het Midden-Oosten, namelijk op de militaire positie van de Sowjetunie in dat gebied. Voor andere regionale medespelers, daaronder begrepen het Palestijnse Verzet, zou het ontbreken van vrede, zoals die is omschreven in de V.N.resolutie van 1967, juist die atmosfeer kunnen opleveren, die nodig is om een radicale verandering in de arabische wereld tot stand te brengen als zijnde het eerste vereiste voor de uiteindelijke bevestiging van een palestijnse identiteit, hetzij in Jordanië of in een deel van Palestina. Terwijl de vooruitzichten op lange termijn voor het Palestijnse Verzet vergroot zouden kunnen worden door het ontbreken van een tijdige regeling, leek het wel zeker dat de regeringen van Jordanië en Egypte niet bij machte zouden zijn in hun huidige vorm oneindig te blijven voortbestaan, terwijl Israël belangrijke delen van hun grondgebieden bezet houdt. In feite had president Sadat herhaaldelijk verklaard dat tegen het eind van 1971 een regeling moest zijn bereikt, hetzij door diplomatie of door geweld. Op een bepaald moment in een niet te verre toekomst zouden de Egyptenaren de diplomatie wel eens beu kunnen worden en kunnen besluiten hun pas verworven wapenarsenaal te beproeven in een niet-gelimiteerde oorlog tegen Israël. Of dat in 1972 zou gebeuren, zou in hoge mate afhangen van de positie der Verenigde Staten. Per saldo scheen het, alsof de Verenigde Staten aan president Sadat al minder en minder hadden aan te bieden naarmate de tijd verstreek en dat het Midden Oosten bestemd was weldra scherp gepolariseerd te worden tussen een door de V.S. gesteund Israël en een door de U.S.S.R. gesteund Egypte. De meest stabiele situatie waar de V.S. dan nog naar zouden kunnen streven, zou van het soort gewapend evenwicht zijn, zoals dat bestaat tussen de NATO en het Pact van Warschau. De slechtste afloop echter, zou kunnen zijn een hervatting van de oorlog door toedoen van de locale machten, die hun machtige beschermheren tegen wil en dank meesleuren in een conflict met elkaar ten behoeve van belangen die in wezen marginaal zijn voor de veiligheid en het welzijn van zowel de Verenigde Staten als van de Sowjetunie.
18
19
EEN BRIEF AAN ,,THE TIMES" 2 oktober 1971 Sir, op 15 maart was U zo vriendelijk een brief van ons te publiceren, waarin we onze diepe bezorgdheid over het lot van Jeruzalem uitdrukten. We vestigden daarin de aandacht op de kritiek, die alom in Uw kolommen en elders, was geuit op het politiek gemotiveerde bouwprogramma, waarmee de Israëli's verandering van het algemene karakter van de Heilige Stad nastreefden. We betoogden, dat de Regering van Israël, bij haar egocentrisch najagen van politieke ambities, niet alleen de schoonheid van Jeruzalem bedreigde, maar ook het vooruitzicht van een blijvende regeling in het MiddenOosten schade deed. Sindsdien is de toestand ernstig verslechterd. Het bouwprogramma is gevorderd, met spoed en met een geringschatting van esthetische overwegingen, die werd geïllustreerd door de foto die U op 28 september publiceerde. De aanblik van de stad is onherstelbaar aangetast. De verbittering en wrok van de Arabieren is gerechtvaardigd toegenomen - en is niet slechts gericht tegen de Israëli's, maar ook tegen de internationale gemeenschap, die niets heeft gedaan om zijn formele en algemene veroordeling van de Israëlische politiek in Jerusalem te effectueren. Op 25 september keurde de Veiligheidsraad nog eens, zonder oppositie, die politiek af en beklemtoonde deze de onrechtmatigheid van iedere door Israël ondernomen actie om de status van Jeruzalem te veranderen, aldus de mening van niet alleen Israëls vijanden, maar evenzeer van zijn enkele overgebleven vrienden weergevend. En weer verwierp de Israëlische regering de resolutie onmiddellijk en kondigde deze haar voornemen aan om in de gedragslijnen en daden, die de Veiligheidsraad duidelijk had veroordeeld, te volharden. Minachting tonen voor de internationale opinie, kan een regering, die zich bewust is van haar toenemend isolement voldoening geven. Het kan niet worden beschouwd als een teken van hetzij kracht of rijpheid. Israël is evenals enkele andere staten, afhankelijk van de goede wil van de buitenwereld; de mening wint veld, dat het zich in het verleden in een te grote mate van internationale toegeeflijkheid heeft verheugd en dat het hiervan onbetamelijk misbruik heeft gemaakt. In één opzicht heeft de situatie zich sinds we U in maart schreven ten goede gewijzigd. Toen betreurden we het feit, dat er geen formeel protest in de christelijke wereld was geweest tegen de ontheiliging van Jeruzalem. Een week later vroeg een hoofdartikel in het officiële dagblad van het Vaticaan: 1'Osservatore Romano, een eind te maken aan de politiek van ,,langzame verstikking" waardoor de niet-joodse gemeenschappen in Jeruzalem hun rechten en hun belangen bedreigd voelden. 20
In april bevatte The Tablet eveneens een hoofdartikel, waarin Israëls daden in Jeruzalem werden betreurd en werd betoogd, dat die waarschijnlijk een rechtvaardige regeling in het Midden-Oosten beletten. In juli sprak een artikel in het romeinse tijdschrift La Civilità Cattolica over de geringschatting die de Regering van Israël zowel voor humane als esthetische normen aan de dag legde; de schrijver suggereerde dat de regering, bij haar haastige poging een fait accompli te scheppen, er ongerust naar streefde de toenemende vloed van kritiek van leden van de jonge generatie in Israël gericht tegen het beleid in Jeruzalem vóór te zijn. Tot dan was er geen gezaghebbende uitspraak geweest voor leden van de anglicaanse kerk. Maar op 8 augustus zei kanunnik Herbert Waddams, prekend in Canterbury Cathedral de gemeente, dat Christenen zich niet als Pontius Pilatus over het Midden-Oosten konden gedragen, en dat het vraagstuk Jeruzalem iets was, ,,waarover zij zekere denkbeelden behoren te hebben". Hen eraan herinnerend, dat Israëls aanhoudende bouw van slecht ontworpen en slecht gesitueerde huizen in Jeruzalem algemeen veroordeeld was, zowel door internationale autoriteiten als door onafhankelijke deskundigen binnen en buiten Israël, zei hij over deze voortduring: ,,Het is eenvoudig een daad, die morele, politieke en rechts-beginselen tart en om die reden veroordeeld moet worden." De tijd is nu zeker gekomen voor een internationaal initiatief om dit algemene gevoel van diepe verontwaardiging feitelijk te effectueren. De Veiligheidsraad heeft de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties gevraagd binnen 60 dagen te rapporteren over het nakomen van de laatste resolutie over Jeruzalem van de Raad. Als de Israëli's de gehele internationale gemeenschap blijven trotseren, stellen wij voor, wat de reacties van de andere regeringen, die deze resolutie hebben gesteund, ook mogen zijn, dat onze eigen Regering behoort te overwegen welke unilaterale actie passend zou zijn. Het is essentieel, dat aan de vrijheid van handelen van de Israëlische Regering in een zaak die ieder van ons aangaat juiste beperkingen worden opgelegd. We doen voornamelijk een beroep op de britse Joden - die de Israëlische Regering, die zich het recht opeist in de naam van het joodse volk te handelen, tracht te verbinden met haar politiek - te doen wat ze kunnen om de Israëli's tot een beter begrip te brengen van hun verantwoordelijkheden tegenover de Heilige Stad en tegenover hun mede-Joden elders. Laten zij mevr. Meir en haar collega's herinneren aan de woorden van Achad Ha'am, die volgens de humane traditie van het joodse denken sprak, toen hij opmerkte: ,,Een dwaling die goed afloopt, blijft een dwaling." Wij verblijven, Sir, Hoogachtend, Arnold Toynbee, Geof fry Furlonge, 95 Oakwood Court, W 14. 21
22
23