Het buitenlands beleid van Poetin en de gevolgen voor het Westen Nadia Alexandrova Arbatova
Twee factoren zijn van belang voor het begrijpen van de ontwikkeling van het buitenlands beleid in Rusland: de oorsprong van het fenomeen Poetin en de internationale omgeving na de Kosovo-crisis. Dit was het keerpunt in de internationale betrekkingen na de Koude Oorlog. Hier bleek overduidelijk dat Rusland en het Westen verschillende veiligheidspercepties hebben. Door fouten aan beide kanten zijn de Russisch-westerse betrekkingen nu in een pragmatisch-minimalistische fase terechtgekomen. Er dreigt een nieuwe bipolaire situatie te ontstaan, terwijl Rusland en het Westen elkaar juist nodig hebben. Het fenomeen Poetin De schokkende aankondiging van Boris Jeltsin op oudejaarsdag 1999 dat hij zijn functie neerlegde, markeerde het einde van het eerste decennium in de post-sovjetgeschiedenis van Rusland. Het kan zijn dat sommigen anders over deze periode denken, maar de meeste Russen zijn het er over eens dat het Jeltsin-tijdperk gekenmerkt werd door verloren illusies en hevige teleurstelling over democratie, Russische democraten en het Westen. Drie elementen in de samenleving zorgden voor een verlangen naar de sterke hand van Vladimir Poetin. Ten eerste was de meerderheid van de Russen eind 1999, verarmd als zij waren door het shocktherapie-beleid en het falen van economische hervormingen, van mening dat Jeltsin leiding gaf aan een corrupt regime dat niet in staat was de situatie in Rusland ten goede te veranderen. Daarnaast leidde de mislukking om een gelijkwaardige partner van het Westen te worden, belichaamd door de uitbreiding van de NAVO en het roekeloze gedrag van het Westen ten opzichte van Rusland tijdens de Kosovo-crisis, tot een gevoel van vernederde nationale trots. De tweede groep was de nationale bureaucratie die bezorgd was over haar eigen voortbestaan, aangezien Jeltsin en de zijnen er niet in slaagden de juiste balans te vinden tussen de regio’s en het federale centrum. De regio’s daagden de regering openlijk uit; het centrum verloor controle over het land en dit vormde een directe bedreiging voor de staat en voor hoge ambtenaren. Deze laatsten hadden het idee dat Jeltsin te zwak was om opnieuw een krachtige staatscontrole in te voeren. De derde groep die een belangrijke rol speelde bij de politieke opkomst van Poetin was de zogeheten ‘familie’. De publieke opinie in Rusland legde het leeuwendeel van de verantwoordelijkheid voor de bar-slechte binnenlandse situatie niet alleen bij Jeltsin zelf, maar ook bij zijn onmiddellijke omgeving. Deze omvatte Jeltsins dochter en adviseur Tatjana, een aantal hoge ambtenaren van het presidentiële bestuur, een aantal van de oligarchen zoals Anatoli Tsjoebais, Boris Berezovski, Roman Abramovitsj en anderen. De macht van de Kremlin-coterie hing er van af of men voldoende toegang had tot president Jeltsin, wiens fysieke staat verre van perfect was. Bovendien werd hij steeds achterdochtiger en jaloerser met betrekking tot zijn politieke rivalen, en dus werd hij steeds afhankelijker van de ‘familie’. Deze laatsten waren betrokken bij verschillende schandalen en werden dus in de onafhankelijke massamedia een makkelijk doelwit voor kritiek en beschuldigingen van corruptie. De leden van de inner circle in het Kremlin werden bang voor hun persoonlijke veiligheid en moesten op zoek naar iemand die hun toekomst kon garanderen, aangezien de termijn van Jeltsin op zijn eind liep.
1
Samenvattend kan gezegd worden dat de mislukkingen en gebreken van het regime van Jeltsin een gunstige voedingsbodem vormden voor nostalgische gedachten over ‘een sterke hand’. Het was een merkwaardig samenvallen van verschillende, of zelfs tegengestelde, belangen en verlangens in de Russische maatschappij die ervoor zorgden dat Poetin aan de macht kwam. Maar het was de Kremlin-familie die het initiatief nam om het fenomeen Poetin in het leven te roepen, want zij presenteerden hem als sterke politieke leider. Ongetwijfeld speelde de tweede oorlog in Tsjetsjenië een beslissende rol bij het rijzen van Poetins politieke ster. De taak waar de strategen in het Kremlin (die de algehele stemming van de Russische publieke opinie goed inschatten) voor stonden, was enorm: zij moesten van Vladimir Poetin – Jeltsins officiële opvolger en bijna onbekende functionaris – een antiJeltsin, een sterke man en Ruslands Redder maken. Er ontstond dus een zekere tweeslachtigheid in het presidentschap van Poetin. Enerzijds ging het om de opvolging van het Jeltsin-tijdperk en anderzijds om de ontkenning daarvan. De strategen in het Kremlin bedachten een nieuwe formule om deze twee elementen te verenigen. Elementen in het buitenlands beleid van Poetin Het opvolgingselement kwam naarvoren in de erkenning van Ruslands pro-westerse roeping (democratische waarden en markteconomie). Het ontkenningselement kreeg vorm in het concept van een ‘sterke staat’, dat in tegenstelling stond tot Jeltsins amorfe regime. President Poetin heeft zich, als Jeltsins opvolger, gepresenteerd als trouw aanhanger van Russisch-westerse samenwerking. Hij steunde de ratificatie van het START II-verdrag, een post-Kosovo dialoog tussen Rusland en de NAVO en een strategisch partnerschap met de EU. De leiders van Rusland en van belangrijke westerse landen bleven met elkaar onderhandelen, wensten elkaar alle goeds toe en kwamen met belangrijke initiatieven. Toch lijkt dit proces een nieuwe trend in de relatie van Rusland met het Westen te verhullen. Deze relatie beleefde begin jaren negentig een korte romantische periode. Eind jaren negentig uitten de betrokken partijen wederzijdse teleurstelling en klaagden zij er over dat de ander hen niet begreep. Vandaag de dag zijn de betrekkingen in een pragmatischminimalistische fase terechtgekomen en lijken daarmee op de ‘vreedzame coëxistentie’ zoals die tijdens de Koude Oorlog bestond. Dit kwam onder andere tot uiting in de nieuwe Russische militaire doctrine en het nieuwe Strategisch Concept van de NAVO. Een ander bewijs hiervoor is het feit dat het zeer belangrijke initiatief van Poetin om samen met de NAVO een tactisch ABM-systeem te ontwikkelen geen serieuze weerklank heeft gevonden in Europa, Canada en de Verenigde Staten. Het ontkenningselement in het buitenlands beleid van Poetin komt onder andere tot uiting in zijn concept van een sterke staat. Jeltsin was op zoek naar een ‘Russisch Nationaal Idee’ dat de plaats zou kunnen innemen van het ideologische vacuüm dat het gevolg was van de ineenstorting van de Sovjet-Unie. Poetins voornaamste doel is een sterke staat. Het enige voorbeeld dat hij persoonlijk kent is de USSR. De USSR was een nucleaire macht van formaat, een militaire reus wiens stem gehoord werd en waar de buitenwereld rekening mee moest houden. (Dit in tegenstelling tot het Rusland van Jeltsin dat meerdere malen vernederd werd door westerse veronachtzaming van Ruslands belangen en standpunten.) Een diepgravender analyse van het concept van een sterke staat valt buiten het bereik van dit artikel, maar het gevolg voor het buitenlands beleid is duidelijk: het Westen moet niet denken dat het Russisch buitenlands beleid een eindeloze reeks unilaterale concessies blijft, zoals dat ten tijde van Jeltsin het geval was. Voor Jeltsin hadden economische overwegingen de hoogste prioriteit bij de Russische betrekkingen met het Westen. Poetin richt zich meer op militaire en veiligheidsaspecten van het Russisch buitenlands beleid, en dan met name op de verschillen in veiligheidspercepties tussen Rusland en het Westen zoals die na de ervaringen in Kosovo duidelijker aan het licht
2
zijn gekomen. Economische overwegingen zijn voor Poetin van belang, behalve wanneer er militaire en veiligheidsoverwegingen een rol spelen. De Kosovo-crisis bracht een gevoelige klap toe aan de Russische betrekkingen met het Westen, en in het bijzonder met de NAVO. De crisis had niet alleen dramatische gevolgen voor de binnenlandse ontwikkeling van Rusland. Het werd ook gezien als culminatiepunt in de opgelopen Russisch-westerse spanningen. Het toonde duidelijk de groeiende kloof aan tussen Russische en westerse dreigingspercepties. Los daarvan bewees de Kosovo-crisis ook dat het Westen Rusland niet als volwaardige partner zag. Het bewijs hiervoor werd overduidelijk geleverd door het feit dat Rusland geen eigen sector kreeg tijdens de peacekeeping-operatie in Kosovo. Nieuwe dreigingen voor Rusland De dreigingspercepties van de Russische leiders draaien nu vooral om nieuwe veiligheidsuitdagingen. Het eerste probleem in de ogen van Moskou is de Amerikaanse onwil om verdere reducties van strategische strijdkrachten te bespreken, en de bereidheid van de Verenigde Staten eenzijdig uit het ABM-verdrag te stappen en een nationaal ABM-systeem op te zetten. Rusland wil in de START III-onderhandelingen graag nieuwe formuleringen bedenken die het land in staat stellen een geloofwaardige afschrikkingsmacht te behouden, ondanks ernstige economische, financiële en andere praktische belemmeringen. Het wil ook de mogelijkheid van de zogenaamde asymmetric breakout beperken. Onder het START IIverdrag, dat onlangs door het Russische parlement is geratificeerd, zouden de Verenigde Staten technisch gezien in staat zijn om snel hun strategische strijdkrachten op een niveau boven de plafonds van START I te brengen. Rusland zou hier maar zeer beperkte mogelijkheden toe hebben. Ook wil de Russische top tastbaarder garanties dat de Verenigde Staten zich niet eenzijdig terugtrekken uit het ABM-verdrag.1 Het tweede veiligheidsprobleem van Moskou heeft te maken met de nieuwe NAVO-strategie, en in het bijzonder met de volgende uitbreidingsronde van de NAVO. Tijdens de Koude Oorlog was de NAVO een defensief bondgenootschap. De Kosovo-crisis heeft laten zien dat de organisatie ook in staat is om zeer efficiënte offensieve operaties uit te voeren. Ten tijde van de bipolariteit werd de NAVO begrensd door de territoria van haar lidstaten. Nu heeft de organisatie zich al tot buiten haar oorspronkelijke verdragsgebied uitgebreid. Vroeger was de NAVO een onderdeel van een veiligheidssysteem dat speelde volgens de regels van de bipolariteit. Nu de NAVO het enige en sterkste militaire bondgenootschap is, slaat het totaal geen acht op de bestaande internationale orde. Het belangrijkste aandachtspunt in het nieuwe Russische Nationale Veiligheidsconcept is dat er een groei is van militaire dreigingen jegens Rusland en dat het voornaamste gevaar uit het Westen komt. “Elevated to the level of strategic doctrine, the shift of NATO to the practice of force employment outside its area of responsibility and without UN Security Council sanction is prone with the threat of new destabilisation of the whole strategic situation in the world.”2 Potentiële bedreigingen voor de betrekkingen met het Westen zouden een nieuwe crisis in Joegoslavië zijn (als bijvoorbeeld Montenegro zich afscheidt), en een volgende uitbreidingsronde van de NAVO die ook de Baltische staten omvat. Om de eerste dreiging te vermijden zouden Rusland en het Westen overeenstemming moeten bereiken over een gezamenlijke benadering van de situatie in Joegoslavië. Unilaterale acties van de NAVO zullen contraproductief en gevaarlijk zijn. Met betrekking tot de uitbreiding van de NAVO met de Baltische staten zou het Bondgenootschap er goed aan doen die beslissing uit te stellen. In plaats daarvan zouden Rusland en NAVO samen de Baltische staten een veiligheidsgarantie moeten geven. Hopelijk brengt dit initiatief de Russisch-westerse betrekkingen uit de impasse en legt het de basis voor een werkelijk partnerschap.
3
Een derde zorg van de Russische leiders heeft te maken met de dreigingen die uit het zuiden en oosten komen. Het Westen wordt hierbij niet langer als een bondgenoot gezien, maar eerder als een rivaal die gebruik kan maken van de zwakheden van Rusland. Professor Joeri Morozov van het Centrum voor Militair-Strategische Studies van de Generale Staf van de Strijdkrachten van de Russische Federatie beschrijft het als volgt: “It is necessary to put the emphasis on the creation of a new system of cooperation in the interests of security first of all together with Belarus and Ukraine as well as with China and India [...] The international arbitrariness in Yugoslavia has prompted countries and political forces which do not want the repetition of the Yugoslav scenario on their territories, to unite. For example, both China and India, who have their own national interests but who cannot ignore the West, will have to unite with Russia in the face of the emerging threat like the USA, Britain and France had to unite with the USSR against the threat of fascism during the World War II.”3 In dit verband is het bijzonder veelzeggend dat de reizen van president Poetin naar Europa, en zijn ontmoetingen met de leiders van de belangrijkste westerse landen, werden gecompenseerd door intensievere contacten met andere internationale actoren zoals China, Noord-Korea en India. De Russische diplomatie wordt dus actief op meerdere fronten. Europese Unie Het internationale klimaat na Kosovo heeft ook gevolgen voor de verhoudingen van Rusland met de Europese Unie. Deze betrekkingen kregen een nieuwe impuls in 1996 toen Jevgeni Primakov Andrei Kozyrev opvolgde op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De periode hierna kan worden omschreven als ‘Russisch gaullisme’. Het beleid was gericht op het opnieuw definiëren en verbeteren van de voorwaarden voor samenwerking van Rusland met het Westen. Net als de tegenvoeter in Frankrijk betekende het Russische gaullisme dat het buitenlands beleid assertiever, maar niet noodzakelijkerwijs confronterender zou zijn. Het zou niet anti-westers zijn, maar wel een zeker anti-Amerikaans tintje hebben. In tegenstelling tot het opvallend pro-Amerikaanse beleid van de vroege jaren negentig, legde Moskou nu de nadruk op de betrekkingen met Europa en de EU. Er was een groeiend besef dat de externe economische veiligheid van Rusland het best gewaarborgd kon worden door nauwere banden met Europa, en bovenal met de kern daarvan: de landen van de EU.4 Hoewel de operatie van de NAVO in Joegoslavië een deuk toebracht aan het imago van de EU in Rusland, bleef er hoop bestaan dat de EU een locomotief-functie zou vervullen en de betrekkingen tussen Rusland en het Westen uit de doodlopende steeg zou trekken. Uit de Rusland-strategie van de EU, die kort na de gebeurtenissen in Kosovo werd goedgekeurd, werd echter maar al te duidelijk dat de EU het te druk had met zijn eigen problemen (verdieping en uitbreiding van de Unie), en niet bereid was een strategisch partnerschap met Rusland aan te gaan. Ruslands huidige strategie ten opzichte van de EU verschilt niet veel van de vorige. De huidige benadering benadrukt vooral het belang van de EU als een van de machtscentra in de multipolaire wereld en als een alternatief voor een unipolariteit. Beide strategieën bevatten veel goede bedoelingen, maar weinig specifieke strategische doelstellingen. Een jaar na de Kosovo-crisis is duidelijk dat ook de betrekkingen tussen de EU en Rusland het stadium van pragmatisch minimalisme hebben bereikt. De redenen hiervoor zijn niet alleen de interne problemen binnen de EU, maar ook het ontbreken van echte samenwerking tussen Rusland en de NAVO. De nieuwe Russische leiders zien de EU als een van de belangrijkste politieke en economische partners en zien het Europese integratieproces (inclusief de militaire dimensie) in de bredere context van Russisch-westerse betrekkingen. Zij zullen de verdere militaire integratie in Europa nauwgezet volgen. Dit kwam zeer duidelijk
4
naar voren in het nieuwe Concept voor het Russisch Buitenlands Beleid: “Processes which are going on inside of the European Union, have an increasingly high impact on the dynamics of the European situation [...] The EU military-political dimension which is in the state of formation should be the subject of particular attention.”5
Gevolgen voor het Westen De huidige betrekkingen tussen Rusland en het Westen zijn in een fase terechtgekomen van zeer oppervlakkige en beperkte technische samenwerking. Het gevaar van een nieuwe bipolaire situatie dreigt. Het is van het grootste belang voor de toekomstige ontwikkelingen in de Russisch-westerse betrekkingen om de redenen voor deze verschuiving te begrijpen. Dit proces begon in oktober 1993, toen Boris Jeltsin het pro-communistische parlement ontbond. Deze puur binnenlandse gebeurtenis had verstrekkende internationaal-politieke gevolgen. Het was namelijk de eerste keer dat het regime van Jeltsin de toelaatbare grenzen overschreed in de strijd tegen de oppositie. Hier lag de kiem voor alle problemen die erna kwamen: de overwinning van conservatieven en nationalisten bij de parlementsverkiezingen in december 1993, een grondwet die een autoritair presidentschap toestond, de eerste oorlog in Tsjetsjenië en de opkomst van de ‘familie’. Rusland moet de verantwoordelijkheid voor zijn zonden niet in andermans schoenen schuiven, maar toch is het van belang te constateren dat het Westen hier ook een rol bij speelde. Wat zou er gebeurd zijn met Rusland als Bill Clinton en Helmut Kohl Jeltsin niet hadden gesteund? Wat zou er gebeurd zijn als ze de ongrondwettige beslissingen die de radicale democraten namen onder het mom van ‘markthervormingen’ en democratie niet door de vingers hadden gezien? De gebeurtenissen in oktober 1993 hebben de oude wijsheid bevestigd dat niet elk doel de middelen heiligt. Het Westen, dat de kant had gekozen van personen die zich democraten noemden (of die die reputatie hadden), was dus aan deze mensen en hun fouten uitgeleverd. In tegenstelling tot het merendeel van de Russische bevolking, reageerde het Westen met begrip op de eerste Tsjetsjeense oorlog. Men verwachtte een snelle overwinning van het Kremlin. Jeltsin beschouwde die overwinning als iets dat van vitaal belang was voor de versterking van zijn binnenlandse positie. Hoewel de grote westerse landen eerst bijna instemden met de oorlog, werd het later door Europa en de Verenigde Staten gebracht als aanvullend bewijs voor de onvoorspelbaarheid van Rusland, en als een van de argumenten voor de uitbreiding van de NAVO naar het oosten. Met andere woorden, het Westen bleef het zwakker wordende regime van Jeltsin steunen, omdat het nog steeds beschouwd werd als democratisch en als de beste optie voor Rusland. Daarnaast werd er echter een nieuwe veiligheidsgrens in Europa opgetrokken, om onvoorziene ontwikkelingen tegen te houden. In officiële NAVO-kringen werd de oostwaartse uitbreiding van het bondgenootschap op alle mogelijke manieren verdedigd. Men benadrukte keer op keer dat het proces niet tegen Rusland gericht was. Al deze incoherente en tegenstrijdige verklaringen van de NAVO-leiders leidden er alleen maar toe dat er bij de Russische politieke elite en de defensiegemeenschap groeiende achterdocht ontstond over het werkelijke doel van deze expansie. Terugkijkend kunnen we zeggen dat de betrekkingen van Rusland met de NAVO en het Westen zich hebben ontwikkeld volgens de logica van de zichzelf bevestigende voorspellingen. Zelfs Jeltsin moest toegeven aan de krachtige anti-NAVO stemming in zijn land. Vandaar dat hij van tijd tot tijd hard uithaalde naar de NAVO en Washington met uitspraken als: “Rusland zal dit niet toestaan.” Dit sterkte het Westen in zijn overtuiging dat het de juiste weg had gekozen. De situatie werd nog gecompliceerder doordat de NAVOleiders openlijk de Russische standpunten negeerden en zo de wederzijdse achterdocht aanwakkerden. In hun reactie op de verkiezing van Vladimir Poetin als president koesterden Europa en de Verenigde Staten geen illusies over de goede oude tijd. Paradoxaal genoeg werd niet alleen
5
in Rusland, maar ook in het Westen Poetin beschouwd als de langverwachte sterke man. De meeste Russen verwachtten dat Poetin het land zou redden, de erfenis van het corrupte regime van Jeltsin uit de weg zou ruimen, rust en orde in het land zou brengen en het internationaal prestige van Rusland zou herstellen. Het Westen, dat al die onvoorspelbare Russische democratische hervormingen spuugzat was, zag Poetin als een leider die in staat zou zijn de interne en externe stabiliteit van Rusland te garanderen (zelfs als de democratie daar enigszins onder te lijden zou hebben). Het Westen heeft bij het schijndilemma van stabiliteit of democratie in Rusland al gekozen voor de eerste. Beide begrippen kunnen echter niet anders dan hand in hand gaan in Rusland, omdat er anders geen sprake is van veiligheid in Europa en het Euro-Atlantisch gebied. De Sovjet-Unie was destijds een van de stabielste staten, maar de wereld leefde desondanks enkele decennia met de dreiging van een wereldwijd conflict. Er is de afgelopen tijd razendsnel een informeel model voor de betrekkingen tussen het Rusland van Poetin en het Westen ontstaan. Dit model gaat er, kort gezegd, van uit dat er politieke stabiliteit in Rusland heerst en dat het land zich voorspelbaar gedraagt in mondiale aangelegenheden. De westerse landen zullen zich van hun kant niet mengen in de plannen van het Kremlin om een ‘gecontroleerde democratie’ in Rusland te handhaven. Het is juist dit model dat het gevaar in zich draagt van een nieuwe confrontatie tussen Rusland en het Westen en dat ook het oude bipolaire systeem van internationale betrekkingen weer in het leven kan roepen. De nieuwe Russische president is aan de macht gekomen op de golven van de oorlog in Tsjetsjenië en nostalgie naar een sterke man. Het gevaar bestaat dat hij een gijzelaar van deze stemming wordt en dit zou een boemerangeffect kunnen hebben op de betrekkingen van Rusland met het Westen. De ervaring uit het sovjettijdperk leert maar al te duidelijk dat beperkte democratie ondenkbaar is zonder het beeld van een buitenlandse vijand, angst voor spionnen en minder substantiële contacten met de buitenwereld. Beperkte samenwerking tussen Rusland en het Westen (bijvoorbeeld hervatting van de dialoog met de NAVO, ratificatie van het START II-verdrag en het kernstopverdrag) wordt niet ondersteund door volledige betrokkenheid van Rusland bij het opkomende Europese veiligheidssysteem. De strategie van het Westen om Rusland volledig mee te laten spelen bestaat nog steeds alleen op papier. Als gevolg hiervan zal de ontwikkeling van de internationale betrekkingen nog steeds worden bepaald door strategisch evenwicht. Men kan honderd keer herhalen dat dit oud politiek denken is, maar zolang het systeem van internationale betrekkingen op oude principes is gebaseerd, is het strategisch evenwicht een objectieve realiteit. Zij die geloven dat Rusland nog steeds de kant van het Westen zal kiezen, en tegelijkertijd een onafhankelijk machtscentrum blijft, geven zich over aan illusies. Als Rusland geïsoleerd van het Westen wordt, is het gedwongen zijn eigen bondgenoten te zoeken, inclusief China. De oude bipolariteit was het gevolg van ideologische rivaliteit tussen de Sovjet-Unie en het Westen. De nieuwe bipolaire wereld die nu aan het ontstaan is, is het gevolg van verschillende fouten en van het ontbreken van de bereidheid in Rusland, Europa en de Verenigde Staten om drastische veranderingen door te voeren. Natuurlijk heeft een democratisch Rusland het Westen nodig en moet het zo nauw mogelijk samenwerken met westerse landen. Maar het Westen heeft Rusland ook nodig. Als Europa, Canada en de Verenigde Staten echt willen dat Rusland op dit cruciale moment deel is van de Euro-Atlantische samenwerking, dan zou het onvergeeflijk zijn als ze de democratie in Rusland de rug toekeren. Dit betekent niet dat ze eerstverantwoordelijk zijn voor de democratische transformatie van het land. Daar is Rusland zelf verantwoordelijk voor en het is aan Rusland om te beslissen wat de afwijking in zijn geschiedenis was – 70 jaar communistische heerschappij of een decennium onafhankelijkheid (hoe controversieel ook). Het Westen kan de democratie in Rusland niet steunen door financiële hulp of vergaande betrokkenheid in binnenlandse aangelegenheden. Het doet dat wel door een gunstige internationale omgeving te creëren voor de democratische ontwikkeling van het land. Een Amerikaanse president heeft eens opgemerkt dat landen die stabiliteit boven democratie
6
verkiezen, geen van beide krijgen noch verdienen. Deze uitspraak is op dit moment voor zowel Rusland als het Westen van toepassing. Dr. Nadia Alexandrova Arbatova is onderzoeker bij het Institute of World Economy and International Relations (IMEMO) in Moskou. Vertaling: Niklaas Hoekstra
Noten 1. 2. 3.
4.
5.
Alexei G. Arbatov, Karl Kaiser, Robert Legvold (eds.), Russia and the West. The 21st Century Security Environment, East West Institute, M.E. Sharpe, New York 1999, p. 66. Ruslands Nationaal Veiligheidsconcept, goedgekeurd per presidentieel decreet op 10 januari 2000. Joeri Morozov, ‘The Yugoslav Scenario on the Post-Soviet Space’, in Challenges to Security and Defence of Geopolitical Interests of Russia, International Centre of Strategic and Political Studies, Moscow 1999, pp.37-38 – in Russian. Efim S. Khesin, ‘The Intersection of Economics and Politics in Russia’ in Russia and the West. The 21st century Security Environment, Alexei G. Arbatov, Karl Kaiser, Robert Legvold (eds.), East-West Institute, M.E. Sharpe, New York 1999, p.99. Foreign Policy Concept of the Russian Federation, Nezavisimaya gazeta, 11.07.2000, p.6, in Russian.
7