Het Loods-traject (Rebound) Effectiviteit en beleving binnen het Schip
Tjardy Zenderink en Daniëlle Prent Leerroute gedragsproblemen 2e fase 2009
Inhoud
1
Inleiding…………………………………………………………………………………………………….3
2
Achtergronden van Reboundvoorzieningen…………………………………………………..4
2.1
Voorgeschiedenis: time-out en spijbelopvang……………………………………………….4-5
2.2
De ontwikkeling van Reboundvoorzieningen ………………………………………………….5-6
2.3
Effectieve Reboundvoorzieningen…………………………………………………………………6-7
3
Doelstelling en doelgroep…………………………………………………………………………….8-9
4
Programma Rebound ………………………………………………………………………………….10-12
5
Rebound en de relatie met REC 4………………………………………………………………….13
6
Het Schip……………………………………………………………………………………………………14-15
7
Het ontstaan van het Loods-project……………………………………………………………..16-18
8
Van Loods-project naar Reboundvoorziening…………………………………………………19-20
9
Het proces van aanmelding, toelating en traject…………………………………………….21-22
10
Wat maakt het Loods-project bijzonder?..........................................................23
11
Feiten en cijfers…………………………………………………………………………………………..24-28
12
Onderzoek………………………………………………………………………………………………….29-39
13
Conclusie……………………………………………………………………………………………………40
14
Literatuur……………………………………………………………………………………………………41
15
Bijlage 1: Loodsformulieren………………………………………………………………………….42-65
16
Bijlage 2: Begeleidende brief en enquête……………………………………………………….66-70
2
1 Inleiding Een van de aanleidingen om reboundvoorzieningen in te stellen was de moord op onderdirecteur Hans van Wieren. Op 13 juni 2004 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, toentertijd mevr. M.J.A. van der Hoeven, een brief gestuurd naar de Tweede Kamer onder de titel Veiligheid op school (zie bijlage) Hierin gaat zij in op het door haar opgestelde ‘plan van aanpak veiligheid in het onderwijs en de opvang van risicoleerlingen’. Dit plan is op 19 mei 2004 aan de Tweede Kamer aangeboden en daar op 17 juni besproken. De brief bevat een samenvatting van het plan van aanpak. Het ‘plan van aanpak’ concentreert zich op de sociale veiligheid. De manier waarop iedereen die bij het onderwijs is betrokken met elkaar omgaat, bepaalt de mate waarin sociale veiligheid op school wordt ervaren. Denk daarbij aan: • • •
Doen zich geweldsincidenten voor, op of om de school? Voelen leerlingen en docenten zich veilig op school? Hoe groot is de tevredenheid over het schoolklimaat en het veiligheidsbeleid, en hoe waarderen de betrokkenen dit?
Het door de minister voorgestelde beleid bevat drie soorten maatregelen om onveiligheid te voorkomen en te bestrijden: • • •
Preventieve maatregelen voor alle leerlingen. Curatieve maatregelen voor risicoleerlingen. Repressieve maatregelen voor (zeer) gedragsmoeilijke leerlingen. De reboundvoorzieningen en de ‘Op de Rails’ plaatsen in het REC Cluster 4 onderwijs behoren tot de repressieve maatregelen.
Er werd geld uitgetrokken voor uitbreiding van het aantal plaatsen in het onderwijs voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen (zmok). Voor probleemleerlingen zonder zmok-indicatie, die ook geen justitieel traject volgen maar het zichzelf en anderen wel behoorlijk lastig maken, werd tevens een potje gemaakt . Elk samenwerkingsverband in het voortgezet onderwijs moest een reboundvoorziening openen. Hiervoor stelde Van der Hoeven in 2005 14,3 miljoen euro beschikbaar. Dit kwam neer op 63 euro per leerling. Vanaf 2006 is er jaarlijks 19,3 miljoen voor de rebound gereserveerd. In 2007 moet er plek zijn voor 4500 leerlingen. Het ministerie maakt in de financiering geen onderscheid tussen gemeenten. Terwijl er wel degelijk verschil is, vindt Dolf van Veen. Hij is hoofd van het Landelijk Centrum Onderwijs en Jeugdzorg (LCOJ) en bijzonder hoogleraar grootstedelijk onderwijs- en jeugdbeleid aan de Universiteit van Nottingham in Engeland. “In de grote steden gaat het soms om honderden leerlingen. Op het platteland ligt dat anders.” Vandaar dat de vier grote steden tijdens de totstandkoming van de regeling aandrongen op extra geld. Tevergeefs. Van Veen voegt daar relativerend aan toe: “Samenwerkingsverbanden in grotere gemeenten hebben vaak ook nog andere financieringsmogelijkheden. In Amsterdam en Rotterdam doen de gemeenten bijvoorbeeld behoorlijk mee, dan heb ik het over enkele miljoenen.” Van de ministeriële geldstroom wordt gretig gebruik gemaakt. Van Veen: “Veel samenwerkingsverbanden kijken nu hoe zij de voorziening het beste kunnen inrichten. De meeste hebben er al een geopend. En andere samenwerkingsverbanden, die bijvoorbeeld al time-outvoorziening hadden, vullen hun faciliteiten aan.”
3
2 Achtergronden van reboundvoorzieningen Dit hoofdstuk beschrijft eerst de time-outvoorzieningen en spijbelopvangprojecten, die gezien kunnen worden als voorlopers van reboundvoorzieningen. De aandacht gaat daarbij speciaal uit naar de sterke en zwakke punten die ook voor reboundvoorzieningen van belang kunnen zijn. Daarna komt de ontwikkeling van reboundvoorzieningen aan de orde. 2.1 Voorgeschiedenis: time-out en spijbelopvang Hoewel de aanduiding ‘reboundvoorziening’ relatief nieuw is, zijn er al eerder voorzieningen (vooral sinds de jaren negentig, soms ook al eerder) actief geweest die onder andere benamingen leerlingen opvingen die in het voortgezet onderwijs vastliepen door hun gedrag. De meest gebruikelijke benamingen zijn time-outvoorzieningen en spijbelopvangprojecten. De koppeling aan de sociale veiligheid op scholen was hier minder nadrukkelijk aanwezig dan in de huidige reboundvoorzieningen, maar speelde vaak wel een rol bij het aannemen van leerlingen. De inspectie heeft in de loop der jaren op verschillende momenten aandacht besteed aan de voorlopers van reboundvoorzieningen. In het Onderwijsverslag over het jaar 1998 (Inspectie van het Onderwijs, 1999) signaleerde de inspectie de groeiende behoefte aan time-outvoorzieningen voor de opvang van leerlingen die op de ene school vanwege gedragsproblemen verwijderd worden, maar op de andere school juist vanwege diezelfde problemen niet geaccepteerd worden. De inspectie tekende aan dat scholen voor voortgezet onderwijs niet alle mogelijkheden leken te benutten om vastlopende leerlingen weer perspectieven te bieden. Het Onderwijsverslag over het jaar 2000 (Inspectie van het Onderwijs, 2001) komt op deze problematiek terug. Veel samenwerkingsverbanden waren op dat moment bezig met de inrichting van time-outvoorzieningen. De financiering en de inrichting van de voorzieningen was zeer divers. De inspectie constateerde dat de time-outs soms wettelijke voorschriften niet nakomen, bijvoorbeeld op het gebied van de onderwijstijd. In 2004 waren er volgens het Landelijk Centrum Onderwijs & Jeugdzorg (LCOJ, 2004) rond de 65 time-outs, waarvan ongeveer een kwart in de vier grote steden. Deze voorzieningen werden soms gerund door onderwijsinstellingen, soms door jeugdzorg of welzijnsinstellingen. Eind 2004 bezocht de inspectie vier time-outs die op dat moment al geruime tijd bestonden en leerlingen opvingen uit vmbo, havo/ vwo en praktijkonderwijs. Meestal waren deze leerlingen afkomstig uit de tweede of derde klas, maar soms werden ook leerlingen uit de eerste klas aangemeld. Sommige time-outs weigerden echter zulke jonge leerlingen aan te nemen. De aanwezige leraren waren doorgaans niet bevoegd aan havo/vwo-leerlingen les te geven. De verblijfsduur van leerlingen was al snel minimaal een half jaar en ook een verblijf van langer dan een jaar kwam geregeld voor, bijvoorbeeld als een leerling wachtte tot hij drempelloos kon instromen in een roc. De leerlingen voelden zich doorgaans prettig in de time-out, vooral door de intensieve contacten met en de grote betrokkenheid van het personeel. Sommige scholen meldden veel meer leerlingen aan dan andere en het lukte de time-outs maar moeilijk om dat feit bespreekbaar te maken, laat staan om veranderingen in de leerlingenzorg op de scholen af te dwingen. Twee time-outs plaatsten alleen leerlingen als de school zich verplichtte hen terug te nemen. Andere time-outs sloten terugkeer naar de school van herkomst principieel uit, omdat de leerlingen daar niet echt een nieuwe start zou kunnen maken. Leerlingen bleken na de time-out soms in een lager onderwijstype terecht te komen of te doubleren. Ook vielen sommige leerlingen na een aanvankelijke terugkeer in het
4
onderwijs toch weer terug in spijbelgedrag of verlieten ze voortijdig de school. De time-outs wilden graag werk maken van begeleiding van leerlingen na hun terugkeer in het onderwijs, maar de middelen hiertoe ontbraken. De inspectie uitte zorgen over de kwaliteit van het onderwijs in de time-outs. Leerlingen volgden individuele programma’s en moesten ondanks motivatie- en concentratieproblemen vaak lang achtereen zelfstandig werken. Mogelijkheden om praktijkvakken te volgen waren beperkt en een aanbod op gedragsmatig gebied ontbrak soms. Sommige time-outs programmeerden onvoldoende onderwijstijd. Het personeel zette sterk in op een goed pedagogisch klimaat; het onderwijs leek soms op de tweede plaats te komen. Concreet uitgewerkte handelingsplannen waren niet algemeen gebruikelijk, ook niet in de time-outs die zich expliciet richtten op een snelle terugkeer naar de school van herkomst. Voor het succes van de nog op te richten reboundvoorzieningen zijn enkele specifieke punten van belang: •
• •
• • • •
Heldere criteria moeten duidelijk maken wie in de voorziening terecht kan, om te voorkomen dat reboundvoorzieningen wachtkamers worden voor ROC’s of cluster 4scholen en om te voorkomen dat steeds jongere leerlingen instromen. Scholen moeten kunnen aantonen dat ze zich voldoende hebben ingespannen om leerlingen passende zorg te bieden (met uitzondering van acute crisissituaties). Zo wordt voorkomen dat scholen leerlingen aanmelden omdat hun eigen leerlingenzorg niet adequaat is. Het zorgadviesteam kan een belangrijke rol spelen bij het opstellen van een concreet handelingsplan waarin doelen en een concrete aanpak zijn vastgelegd. De school blijft verantwoordelijk voor het onderwijsaanbod en het leveren van benodigde materialen, inclusief toetsen en proefwerken. De rebound moet beschikken over een uitgewerkt aanbod op gedragsmatig terrein. Daarnaast moet duidelijk zijn waar leerlingen praktijkvakken kunnen volgen en op welke manier voor variatie in werkwijzen wordt gezorgd. Het personeel in de voorziening moet bevoegd zijn en geschoold in de aanpak van gedragsmatig problematische leerlingen. De onderwijstijd moet aan de wettelijke minima voldoen. De verblijfsduur moet aan een maximum gebonden zijn. In principe nemen aanleverende scholen leerlingen terug, tenzij er zwaarwegende overwegingen zijn om in het belang van de leerling daarvan af te wijken. Om ‘recidive’ te voorkomen, moeten school en reboundvoorziening afspraken maken over de begeleiding van leerlingen na hun terugkeer op school.
(Messing, Van Veen & Wienke, 2004; Messing, Wienke & Van Veen, 2006)
2.2 De ontwikkeling van reboundvoorzieningen Volgens Van Veen, Van der Steenhoven en Kuyvenhoven (2007) waren er eind 2006 reboundvoorzieningen opgezet door 55 van de 82 samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs. Van de 27 resterende verbanden hadden 22 een rebound in voorbereiding, terwijl vijf geen plannen hadden. Naar schatting maakten in het schooljaar 2005/2006 landelijk ruim 1650 leerlingen gebruik van reboundvoorzieningen.
De leerlingen komen overwegend uit het vmbo (83 procent), doorgaans uit het tweede of derde leerjaar (71 procent) en zijn voor het merendeel jongens (64 procent).
5
Een deel van de rebounds vangt leerlingen op die uit een Herstart- of Op de Rails-traject komen. Iets meer dan een op de tien leerlingen komt na een acute crisis in de rebound. De rebounds hanteren volgens hun plannen meestal een verblijfsduur van drie of vier maanden, maar er zijn uitschieters naar beneden (zes weken) en naar boven (een jaar). Het personeel is meestal tweedegraads bevoegd of heeft ervaring in het basisonderwijs. Vijf procent van de personeelsleden heeft geen bevoegdheid. Tijdens het verblijf in de rebound hebben leerlingen in driekwart van de gevallen een contactpersoon op hun school, maar in een kwart van de gevallen is dat dus niet zo. Een deel van de rebounds (17 procent) beschikt niet over individuele handelingsplannen voor leerlingen. Gemiddeld krijgen leerlingen 23 uur per week les of voeren ze andere activiteiten uit, maar het aantal uren varieert tussen rebounds van 12 tot 40 uur per week.
Volgens opgave van de rebounds stroomt 62 procent van de leerlingen weer uit naar het regulier onderwijs (voortgezet onderwijs of roc), terwijl 38 procent uit het regulier onderwijs verdwijnt en naar het speciaal onderwijs gaat of naar een project als Op de Rails. Rebounds zijn volgens de regeling bedoeld voor leerlingen die een risico vormen voor de veiligheid op hun school. Uit een analyse van ruim honderd dossiers van een rebound in de G4 (Kuyvenhoven, 2007) blijkt dat vormen van externaliserend probleemgedrag inderdaad de belangrijkste reden vormen om leerlingen naar een rebound te verwijzen. Het gaat dan om storend gedrag in de les, motivatieproblemen, een slechte werkhouding, vaak te laat komen, spijbelen en vaak uit de les gezet worden. Vaak is de relatie met leraren problematisch omdat leerlingen het gezag van de leraar ondermijnen en niet met kritiek kunnen omgaan. De helft van de leerlingen in deze rebound was een keer of vaker door de school geschorst. Er komen echter ook leerlingen in de rebound terecht vanwege vormen van internaliserend probleemgedrag, zoals faalangst, een slecht zelfbeeld of een depressie. Veel leerlingen hebben thuis problemen en zijn al in contact geweest met de politie. In het schooljaar 2003/2004 verwees een kwart van de praktijkscholen, bijna de helft van de vmbo-scholen en een derde van de havo/vwo-scholen wel eens leerlingen naar een time-out, (Inspectie van het Onderwijs, 2005). In het schooljaar 2006/2007 verwees 61 procent van de praktijkscholen wel eens een leerling naar een reboundvoorziening, 87 procent van de vmbo-scholen en 78 procent van de havo/vwo-scholen. Opmerkelijk is dat ook 15 procent van de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs zegt leerlingen naar reboundvoorzieningen door te verwijzen. In een paar jaar tijd zijn dus veel meer scholen in alle schoolsoorten gebruik gaan maken van reboundvoorzieningen. Landelijk worden de reboundvoorzieningen ondersteund door het NJI/LCOJ, dat regelmatig voorbeeldbeschrijvingen publiceert van verschillende voorzieningen, evenals een Handreiking voor de opzet en inrichting van een reboundvoorziening (Van Veen & Wienke, 2005). Het NJI/LCOJ biedt een platform voor methodiekontwikkeling en organiseert bijeenkomsten waar coördinatoren en medewerkers ervaringen kunnen uitwisselen. Ook wordt gewerkt aan een online registratiesysteem voor rebounds. 2.3 Effectieve reboundvoorzieningen In Nederland is geen systematisch effectonderzoek gedaan naar effecten van time-out voorzieningen en spijbelopvangprojecten. Er is dan ook niets bekend over effecten op de korte of op de lange termijn. Het beschikbare onderzoek bestaat vooral uit beschrijvingen van veronderstelde goede praktijken en case studies (Messing, Kuyvenhoven & Van Veen, 2006; Douma, 2006; Boin, 2007; Welther, 2007). Daardoor is niet op empirische basis vast te stellen hoe een effectieve reboundvoorziening er uit zou moeten zien. Er is echter wel
6
internationaal onderzoek naar de effectiviteit van enigszins vergelijkbare projecten (zoals dropout prevention programs en alternative schools die leerlingen met gedragsproblemen buiten de reguliere schoolse setting opvangen), dat enige aanknopingspunten biedt. Een punt dat in het oog springt, is de nadrukkelijke aandacht die gevraagd wordt voor preventie van problemen: liefst moet voorkomen worden dat leerlingen überhaupt in programma’s buiten het gewone onderwijs terechtkomen. In het geval van rebounds betekent dit dat de leerlingenzorg in de scholen die leerlingen verwijzen verbeterd zou moeten worden, zodat verwijzing naar de rebound niet of slechts zelden nodig is. Het gevaar van aparte voorzieningen is dat leerlingen de band met de school waar ze naar terug moeten keren kwijtraken en dat ze zich gedumpt voelen. Ook kan het nadelig uitpakken als leerlingen die allemaal hun eigen problemen hebben bij elkaar in een groep worden gezet. Deze gevaren nemen in betekenis toe naarmate het verblijf in een aparte voorziening langer duurt. Als potentiële succesfactoren voor opvangvoorzieningen worden genoemd: • • •
• • • •
•
• • •
zorgen voor een kleine setting (Dynarski, 2000; Dynarski & Gleason, 2002); een strakke toeleidingsprocedure hanteren, zodat zeker gesteld wordt dat alleen leerlingen in de voorziening terecht komen die daar ook daadwerkelijk geholpen kunnen worden (Fitzsimons Hughes & Adera, 2007); aandacht besteden aan sociaalemotionele groei en een gevoel thuis te horen in de voorziening; leerlingen de kans bieden om betekenisvolle relaties aan te gaan met volwassenen die interesse tonen en bereid zijn te helpen (Fashola & Slavin, 1998; Prevatt & Kelly, 2003; Lever e.a., 2004; Fitzsimons Hughes & Adera, 2007); in het sociaal-emotionele aanbod zorgen voor een mix van preventie van afglijden in ernstiger problemen (kennis bijbrengen over gevaren en gevolgen van storend gedrag) en het aanleren van alternatief gedrag (Van Acker, 2007); mogelijkheden bieden om sociale vaardigheden te oefenen in echte situaties, evenals strategieën voor conflicthantering (Fitzsimons Hughes & Adera, 2007); leerlingen zelf verantwoording laten dragen voor hun ontwikkeling (Franklin e.a., 2007); expliciet aandacht schenken aan cognitieve prestaties om te voorkomen dat leerlingen met een prestatie-achterstand uit de voorziening komen en achter liggen bij hun voormalige klasgenoten (Fashola & Slavin, 1998; Williams, 2002; Prevatt & Kelly, 2003; Mueller, Giacomazzi & Stoddard, 2006; Fitzsimons Hughes & Adera, 2007; Van Acker, 2007; Hammond e.a., 2007); effectieve directe instructie verzorgen in cognitieve kennis en sociale vaardigheden; voorkomen van curriculum bleakness ofwel situaties waarbij leerlingen lange tijd zelfstandig moeten werken aan individuele leerstofpakketten zonder veel instructiemomenten, gesprekken en interacties (Fitzsimons Hughes & Adera, 2007); zorgen voor een zorgvuldige overstap van de voorziening naar de school (Fitzsimons Hughes & Adera, 2007); het programma evalueren en beslissingen baseren op evaluatiegegevens (Fitzsimons Hughes & Adera, 2007); niet alleen de leerling, maar indien nodig het hele gezin steunen (Dynarski, 2000; Van Acker, 2007).
Bovengenoemde feiten en cijfers zijn bevindingen uit het inspectietoezicht 2007 waarin de kwaliteit van reboundvoorzieningen in het voortgezet onderwijs zijn onderzocht.
7
3 Doelstelling en doelgroep De term rebound betekent in de sportwereld (basketbal, ijshockey) dat je jezelf in positie brengt om een tweede kans op scoren te creëren. De voor rebound geformuleerde doelstelling is tweeledig: •
•
Op schoolniveau moeten scholen ontlast worden van gedragsmoeilijke leerlingen, als het veilig schoolklimaat in het geding is en het arsenaal van leerlingenzorg is uitgeput. Ook moeten scholen ondersteuning krijgen bij het kunnen voortzetten van het onderwijs aan gedragsmoeilijke leerlingen. Op het niveau van de leerling krijgt de leerling een nieuwe maar niet vrijblijvende kans aangeboden om binnen een afgebakende periode te bewijzen dat hij/zij binnen het reguliere onderwijs aan zijn/haar toekomst kan en wil werken.
De rebound is bestemd voor leerlingen in het voortgezet onderwijs die met hun gedrag de veiligheid van medeleerlingen en docenten negatief beïnvloeden, maar die ondanks dat niet thuis horen in het zmok-onderwijs en/of justitiële instellingen. Door deze leerlingen tijdelijk uit de reguliere onderwijssetting te halen krijgen leerlingen (en dus ook de school) de mogelijkheid om even op adem te komen. Doordat leerlingen tijdelijk uit de school worden gehaald, heeft dit onmiddellijk positieve effecten in de school. In deze periode wordt ingezet op motivatie- en gedragsverandering, herstel van de verhoudingen, verbetering van de leerattitude en het inhalen van leerachterstanden. Daarnaast worden eventuele aanvullende maatregelen genomen, bijvoorbeeld de inzet van jeugdzorg. Tevens kan tijdens deze periode bekeken worden welk vervolgtraject het meest geëigend is. De reboundvoorzieningen moeten tijdelijk zijn voor de leerling; doel is om leerlingen terug te geleiden naar het reguliere onderwijs. De leerling blijft dan ook ingeschreven op zijn of haar school. De school blijft verantwoordelijk voor het onderwijsprogramma aan de leerling dat op de reboundvoorziening wordt aangeboden. In algemene zin worden in rebound jongeren geplaatst die een bedreiging vormen voor de veiligheid van medeleerlingen en docenten. Uit een analyse van zorgplannen van de samenwerkingsverbanden, uitgevoerd in het schooljaar 2005 – 2006, komt naar voren dat in de doelgroepomschrijving drie kernelementen zijn aan te wijzen
Drie kernelementen: kenmerken van de doelgroep •
•
•
Te plaatsen leerlingen vertonen gedragsproblemen/grensoverschrijdend of ontspoord gedrag. Concrete voorbeelden: verbale en/of fysieke agressie, opstandig gedrag, dreigen, verstorend gedrag in de les, autoriteitsproblemen, onvoldoende bereidheid zich aan regels en afspraken te houden. Te plaatsen leerlingen vertonen problemen gerelateerd aan de eigen schoolloopbaan en het onderwijs. Concrete voorbeelden: geen motivatie voor schoolwerk, slechte leerresultaten, ontbrekende leervoorwaarden, dreigende stagnatie of uitval, problematisch verzuim, geschorste of verwijderde leerlingen, leerlingen die mogelijk niet op hun plaats zijn in het reguliere VO. Schoolgerelateerde factoren (kenmerken school). Concrete voorbeelden: er zijn op school forse problemen met de leerling, waardoor een onveilige situatie ontstaat, de zorg die op school kan worden geboden schiet tekort (‘de problemen gaan de draagkracht van de school te boven’), de school heeft vermoedens, en heeft meer
8
inzicht nodig in de problematiek van de jongere. Ten slotte zijn er enkele reboundvoorzieningen in de grote steden die specifieke groepen plaatsen. Amsterdam plaatst bijvoorbeeld leerlingen afkomstig uit jeugddetentie. In Rotterdam zijn twee voorzieningen specifiek gericht op leerlingen met internaliserende problematiek en op jonge moeders/meisjes die met seksueel misbruik te maken hebben gehad. In 2005 is een aantal categorieën leerlingen door de overheid uitgesloten van plaatsing in een reboundvoorziening. Dit zijn: • • •
Leerlingen met een indicatie voor REC cluster 4, inclusief rugzakleerlingen die in het reguliere voortgezet onderwijs meedoen. Leerlingen die in een justitieel traject zitten. Leerlingen die langdurig thuiszitten (zij komen in aanmerking voor het Herstart programma).
De samenwerkingsverbanden hebben een zekere ruimte om eigen keuzes te maken. Op grond daarvan kiezen zij er gewoonlijk voor de volgende categorieën leerlingen eveneens uit te sluiten: • • •
Leerlingen met ernstige cognitieve/psychiatrische problematiek, anders dan in aanmerking komend voor Cluster 3 en Cluster 4. Leerlingen met verslavingsproblematiek. Daarnaast zijn er samenwerkingsverbanden die ervoor kiezen leerlingen uit het praktijkonderwijs niet te plaatsen.
Op het laatste punt willen we iets dieper ingaan. Waarom geen moeilijk lerende kinderen in de rebound? Leerlingen uit het praktijkonderwijs behoren volgens de landelijke overheid in principe tot de doelgroep van reboundvoorzieningen. Toch zijn er reboundvoorzieningen die deze jongeren van plaatsing uitsluiten. Dit heeft te maken met de specifieke behoeften van deze jongeren: •
• •
•
Het onderwijs aan deze jongeren is gericht op ‘doen’ en veel minder op AVO-vakken. Dit maakt dat scholen voor praktijkonderwijs moeite hebben hun leerlingen voldoende leerstof mee te geven voor de ingeplande studie-uren. De begeleiding in rebound is dikwijls sterk verbaal en gericht op het verwerven van zelfinzicht. Deze benadering past vaak niet zo goed bij praktijkonderwijsleerlingen. Veel trainingen zijn gemaakt voor jongeren met een ‘normale’ intelligentie. Voor de jongeren uit het praktijkonderwijs zijn veel trainingen te moeilijk, of niet passend bij hun leefwereld. De combinatie van praktijkonderwijsleerlingen en jongeren met een hoger of hoog cognitief niveau in één groep maakt het voor de reboundmedewerkers moeilijk om doelgericht gebruik te maken van groepsprocessen en groepsdynamiek.
(Handreiking Reboundvoorzieningen in het voortgezet onderwijs, van Veen en Wienke, 2005) en (Reboundvoorzieningen Voortgezet Onderwijs, Onderzoeksbevindingen en analyse van programma's Veen, D. van, P. van der Steenhoven en T. Kuijvenhoven, 2007)
9
4 Programma Rebound Het meest gangbare programma in rebound bestaat uit een combinatie van onderwijs en gedragsbeïnvloeding. Daarin staat centraal: het vergroten van de motivatie voor het volgen van regulier voortgezet onderwijs, gedragsverandering, herstel van de gezagsverhoudingen, verbeteren van leerattitude (werkhouding) en het inhalen van achterstanden. In vrijwel iedere rebound zijn in het programma drie onderdelen te onderscheiden. • • •
Onderwijs Gedragsbeïnvloeding Overige activiteiten
Onderwijs
Een reboundvoorziening is allereerst een onderwijsvoorziening. Het niveau waarop de jongere onderwijs volgt, moet worden gecontinueerd, liefst moeten achterstanden worden ingehaald of in ieder geval niet verder oplopen. Het moet niet zo zijn dat rebound een factor wordt in schooluitval doordat plaatsing de kans op schooluitval vergroot. De hoeveelheid tijd die in rebound aan onderwijs wordt besteed varieert van de helft - tot alle uren aanwezigheid in de rebound. Gemiddeld gaat het om 23 uur per week, waarvan het merendeel aan Algemeen Vormend Onderwijs, de zogenaamde AVO-vakken (Nederlands, Engels, wiskunde, etc.) wordt besteed. In een aantal rebounds is het mogelijk praktijkvakken te volgen, of zijn daarover afspraken gemaakt met de school van herkomst. In andere rebounds is het volgen van praktijkvakken een nog op te lossen probleem. Iedere leerling volgt onderwijs op maat. De school levert werkschema’s, materiaal, toetsen en proefwerken en corrigeert deze. De leerling neemt gewoonlijk zijn eigen boeken mee, al zijn er rebounds die de gebruikelijke methodes zelf in de kast hebben staan. Volgens artikel 4 van de Regeling reboundvoorzieningen (OCW, 2006) blijft het bevoegd gezag van de school waar de leerling staat ingeschreven verantwoordelijk voor het onderwijs. De docent(en) in rebound bieden individuele begeleiding bij het leren. Gewoonlijk stelt men een individueel handelingsplan voor het onderwijsprogramma op. Het inspectiebezoek heeft uitgewezen dat rebounds in de praktijk vaak problemen ondervinden om een adequaat aanbod voor de cognitieve ontwikkeling te realiseren. Waar het wel goed gaat, is meestal geregeld dat leerlingen een deel van hun onderwijs kunnen volgen in hun school van herkomst of in een andere vmbo-school in de buurt. Het gaat dan vooral om het onderwijs in de praktijkvakken in het derde en vierde leerjaar van het vmbo. Niet alle rebounds hebben echter dergelijke regelingen getroffen. Dan is voor leerlingen onvoldoende gewaarborgd dat ze de meeste vakken van hun opleiding krijgen aangeboden. Verder zijn enkele rebounds die zo veel nadruk leggen op het aanbod voor de sociaal-emotionele ontwikkeling, dat daardoor het cognitieve aanbod in het gedrang komt. Sommige rebounds hebben hun hoop gevestigd op de ontwikkeling van een elektronische leeromgeving, zodat leerlingen op termijn ook op afstand lessen in hun school van herkomst kunnen volgen. Soms laten rebounds leerlingen eenvoudigweg niet toe als de school geen passend leerstofpakket meegeeft. Problemen in het leerstofaanbod worden zo voorkomen. Vaak slagen de rebounds er in om voort te bouwen op het aanbod van de school, maar dat kost soms wel veel moeite en tijd omdat scholen niet vanzelfsprekend aandacht hebben voor dit punt. (Rebound: pedagogisch sterk, cognitief soms zwak, Besturenraad, voorburg)
10
Gedragsbeïnvloeding
Naast het onderwijsprogramma bieden vrijwel alle rebounds een programma gericht op beïnvloeding van het gedrag van de jongere. Dit programmagedeelte verzorgt gewoonlijk de onderwijsmedewerker van rebound. Samenwerkingspartners bij dit programmaonderdeel zijn onder meer de geïndiceerde jeugdzorg, het REC Cluster 4 onderwijs en het lokale maatschappelijk werk. Inbreng vanuit de geïndiceerde jeugdzorg is momenteel bij ongeveer één op de vijf reboundvoorzieningen voorhanden. Streven is deze inbreng in de toekomst uit te breiden.
Succesvolle interventies sluiten aan op de mogelijkheden van de jongere, zijn zo concreet mogelijk geformuleerd en gericht op de toekomst. Op dit moment richten veel gedragsbeïnvloedingprogramma’s zich exclusief op de jongere, individueel, dan wel in een groep. Hierin is een kentering zichtbaar: het inzicht dat niet alleen de jongere, maar ook diens context (thuis en op school) dient te worden beïnvloed, krijgt een steeds breder draagvlak. Dit heeft tot gevolg dat een toenemend aantal reboundvoorzieningen zoekt naar mogelijkheden om de ouders bij te staan en te begeleiden. Zo worden bijvoorbeeld, al dan niet verplicht, opvoedingsondersteuning, opvoedcursussen en themabijeenkomsten aangeboden. Het beïnvloeden van de schoolcontext verkeert nog in de aanvangsfase. In een aantal gevallen ligt de ambitie wat betreft het beïnvloeden van de context van de jongere binnen rebound hoger dan de mogelijkheden: bij gebrek aan formatie kan men minder doen dan als wenselijk wordt gezien. De meeste rebounds beschikken over een aanbod voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Het aanbod richt zich op de training van sociale vaardigheden, faalangstreductie, conflicthantering, vergroten van weerbaarheid en agressieregulatie. Soms maken rebounds gebruik van programma’s als Equip, Leefstijl of Rots en Water, in andere gevallen hebben medewerkers zelf een programma ontwikkeld dat beoogt de sociale competenties van leerlingen te versterken en hun zelfreflectie te bevorderen. Frequente gesprekken met mentoren en beloningssystemen voor het bevorderen van gewenst gedrag maken vaak deel uit van de werkwijze in de rebounds. Een deel van de rebounds beschikt niet over een specifiek aanbod voor de sociaalemotionele ontwikkeling of er is een zeer beperkt aanbod dat niet planmatig is opgezet. In dat laatste geval vinden bijvoorbeeld van tijd tot tijd wel dramaoefeningen plaats of zijn groepsgesprekken tussen de middag ingeroosterd, maar zonder dat duidelijk is welke doelen de rebound wil bereiken.
Overige activiteiten
Het reboundprogramma kent naast onderwijs en gedragsbeïnvloeding, ook activiteiten, zoals sport, ‘outdoor’, excursies, computeractiviteiten, koken, creatieve activiteiten zoals drama, muziek of dans. Deze uiteenlopende activiteiten dienen in grote lijnen drie doelen: • •
•
Afwisseling, ontspanning, recreatie. Bijdragen aan motivatie voor het leren. Observatie- en oefenmomenten. Juist de ‘vrije’ situaties zijn bij uitstek momenten waarop de jongere kan worden aangesproken op zijn gedrag, waar hij kan oefenen met nieuw gedrag en kan laten zien wat hij inmiddels heeft geleerd. Sport en ‘outdoor’activiteiten worden soms ook ingezet om een goede basis voor het cognitieve leren te creëren. Je hoofd ‘leegmaken’ creëert ruimte om lesstof beter op te nemen.
11
Er zijn reboundvoorzieningen die werken met stages. De vraag of het aan te bevelen is reboundleerlingen stage te laten lopen is nog niet eenduidig te beantwoorden. Hiermee zijn positieve ervaringen opgedaan: juist de meer ‘concreet’ denkende reboundleerlingen zijn gebaat bij een korte beroepsoriëntatie in de praktijk en de vereisten die samenhangen met het vasthouden en uitvoeren van een baan. Deze kennismaking kan hen stimuleren zich harder in te zetten om een diploma te halen. Anderzijds zijn veel leerlingen op grond van hun gedragsproblemen minder goed in staat op een stageplek te functioneren. Gevolg kan zijn dat de stage in plaats van een succeservaring, opnieuw een ervaring van ‘mislukking’ of afwijzing oplevert en daarmee demotiverend werkt. Een rebound die stages aan wil bieden, zal zich in ieder geval goed moeten bezinnen op de kwaliteit van en de te stellen eisen aan deze stageplaatsen. Ook moet de verwachte opbrengst worden afgezet tegen de korte verblijfsduur in rebound: is het de moeite waard? De reboundvoorzieningen in het voortgezet onderwijs zijn in pedagogisch opzicht sterk, maar schieten in cognitief opzicht soms tekort. Dat is kort samengevat de uitkomst van een onderzoek van de Onderwijsinspectie onder 21 reboundvoorzieningen in Nederland. De 'lastige leerling' kan, na een periode van enkele weken/ maanden, weer terugkeren naar zijn oude school en zijn schoolloopbaan voortzetten. De Onderwijsinspectie stelt vast dat de reboundvoorzieningen in dit opzicht redelijk succesvol zijn, al zijn er nauwelijks gegevens over een effect op langere termijn. Als het gaat om het bieden van onderwijs aan de leerlingen in een rebound is de inspectie minder uitgesproken positief. Ze geeft aan in dat opzicht grote verschillen geconstateerd te hebben tussen de verschillende voorzieningen. "Er zijn rebounds waar leerlingen bijna veertig uur per week aanwezig zijn, maar ook rebounds waar alleen een ochtendprogramma wordt gedraaid. Het cognitieve aanbod voor leerlingen in rebounds staat altijd enigszins onder druk, omdat er vanzelfsprekend ook de nodige tijd vrijgemaakt moet worden voor het sociaal-emotionele aanbod. Dat maakt het des te noodzakelijker dat in totaliteit voldoende uren beschikbaar zijn. De stagnatie die leerlingen al opgelopen hebben in hun schoolloopbaan mag zeker niet vergroot worden door een inadequate tijdsprogrammering van de reboundvoorziening zelf", schrijft de inspectie. In het rapport geeft de inspectie ook aan dat ze zich zorgen maakt over de gebrekkige samenwerking bij een aantal rebounds met de 'aanleverende' scholen. Dan gaat het onder meer om het opstellen van handelingsplannen, maar ook om de weigering om een leerling naar zijn verblijf in een rebound terug te nemen.
12
5 Rebound en de relatie met REC 4 In 2007 vond slechts in 17% van de reboundvoorzieningen de opvang plaats op een RECschool.(rapportage onderwijsinspectie 2007) Ondanks dat is iedere rebound gebaat bij een goede samenwerkingsrelatie met het REC, al zal deze samenwerking eerder op het niveau van het samenwerkingsverband plaatsvinden, dan rechtstreeks vanuit de voorziening. Dat begint al bij aanvang: in de intakefase is het van belang te zorgen voor goede afstemming met Cluster 4 om te voorkomen dat leerlingen met een te zware gedragsproblematiek toch in rebound worden geplaatst, daar het risico lopen geen adequate benadering en vervolgplaatsing te vinden en vervolgens óf thuiszitter worden, óf een plaats in rebound langdurig en daarmee onterecht en soms ongefinancierd bezetten. Naast reguliere REC-plaatsingen (van toepassing op ongeveer 20% van de reboundleerlingen) biedt het REC sinds enkele jaren twee alternatieve programma’s: Op de Rails en Herstart.
Op de Rails
Reboundvoorzieningen en duizend extra ZMOK-plaatsen, momenteel beter bekend als ‘Op de Rails’ plaatsen, zijn beide aangekondigd in het´Plan van aanpak veiligheid in het onderwijs en de opvang van risicoleerlingen (Veiligheid in het onderwijs, 29240, nr. 8, p.4). De verschillen tussen deze voorzieningen zijn als volgt te omschrijven: •
• •
De ernst van de problematiek. De gedragsproblemen van de leerlingen die in aanmerking komen voor ‘Op de Rails’ zijn omvangrijker en complexer dan van de reboundleerlingen. Meer concreet houdt dit in dat bij hen een stoornis wordt vermoed, maar dat de leerling (nog) niet in het indicatietraject voor REC cluster 4 is opgenomen. Gedurende het verblijf in ‘Op de Rails’ volgt de leerling een cluster 4 lesprogramma en vindt uitgebreide diagnostiek plaats. Duur van het verblijf. In reboundvoorzieningen verblijven de leerlingen maximaal enkele maanden, het ‘Op de Rails’ programma’ beslaat één jaar. Aangrijpingspunt van de voorziening. De reboundvoorzieningen worden georganiseerd door de samenwerkingsverbanden VO (regulier onderwijs). De ’Op de Rails’ plaatsen vallen onder de verantwoordelijkheid van het Speciaal Onderwijs, REC cluster 4.
Om tot een integrale aanpak van gedragsproblematiek te komen acht de minister het van belang “dat de inzet van deze twee voorzieningen in de regio wordt afgestemd, zodat een gedifferentieerde aanpak van gedragsproblematiek mogelijk is. Voor beide voorzieningen is daarom samenwerking met alle betrokken partijen als bekostigingsvoorwaarde gesteld.”
Herstart
Het Herstartprogramma richt zich op leerlingen die niet langer op een school voor VO staan ingeschreven en/of meer dan vier weken thuiszitten. Leerlingen die minder dan vier weken thuiszitten, worden wel eens door de leerplichtambtenaar in rebound geplaatst, maar dit kan een voor de rebound problematisch besluit blijken te zijn, wanneer de leerling feitelijk niet te motiveren is voor plaatsing en zich aan iedere vorm van bemoeienis onttrekt.
13
6 Het Schip Het Schip is een cluster 4-school binnen het REC Oost-Nederland. De school biedt voortgezet speciaal onderwijs voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen in de leeftijd van 10-20 jaar. Leerlingen kunnen worden toegelaten op het Schip als zij een beschikking hebben van een Commissie van Indicatiestelling. Deze onafhankelijke commissie beoordeelt de toelaatbaarheid van leerlingen op het Schip. De commissie voor Indicatiestelling baseert de toelaatbaarheid van jongeren op psychodiagnostisch, orthopedagogisch of psychiatrisch onderzoek in combinatie met onderzoeksgegevens van het maatschappelijk werk waarin is vastgesteld dat er sprake is van een psychische stoornis of een ontwikkelingspsychopathie volgens het classificatiesysteem DSM- IV of ICD-10 voor zover het betreft: a. een emotionele stoornis. b. een gedragsstoornis. c. een ontwikkelingsstoornis die zich manifesteert op school en, hetzij thuis en/of in de vrije tijdbesteding. Met betrekking tot het intelligentieniveau kan worden gezegd dat het Schip zich niet nadrukkelijk vastlegt op een ondergrens. Voorwaarde voor plaatsing is dat de leerling in ieder geval onderwijs op Het Schip wil proberen om te onderzoeken of dit aansluit bij zijn of haar hulpvraag en behoefte. Op Het Schip wordt gebruik gemaakt van planmatige gedragsbeïnvloeding. Onder planmatige gedragsbeïnvloeding verstaan we een reeks van activiteiten waarmee je als leerkracht het gedrag van een individueel kind en de situatie waarin dat gedrag plaatsvindt,volgens een plan in de gewenste richting stuurt. Het gaat er simpel gezegd om dat het gedrag van het kind en de eisen uit zijn omgeving geleidelijk aan beter op elkaar worden afgestemd en niet langer met elkaar in conflict komen. Op ’t Schip proberen we jongeren door middel van planmatige gedragbeïnvloeding zo dicht mogelijk terug te brengen naar hun normaallijn. Elk mens heeft een niveau waarop hij/zij normaliter optimaal moet kunnen functioneren, de zogenaamde normaallijn. Deze lijn is voor iedereen verschillend. Voor een hoogbegaafde jongere uit een economisch welgesteld gezin geldt een andere normaallijn dan een allochtone jongere uit een achterstandswijk. In beide gevallen is het zo dat deze jongere zich moet staande houden in die omgeving waaruit hij/zij voortkomt. Door verschillende omstandigheden verkeren alle jongeren op ‘t Schip ver onder de normaallijn. We proberen op school elke individuele jongere zo dicht mogelijk terug te brengen bij zijn normaallijn om met succes te kunnen schakelen. Binnen de units van het schip wordt gewerkt vanuit het principe van Team Teaching. Voor het Schip betekent dat: een groep van medewerkers is gezamenlijk verantwoordelijk voor het totale onderwijsproces op de locatie. De medewerkers werken samen als een zelfsturend team. Op een school voor gedragsproblematische jongeren, vooral als zij in de puberfase verkeren, is het van het grootste belang dat het handelen van het personeel afgestemd is op een aantal factoren. In de eerste plaats moet het handelen passen binnen de visie en de missie van het Schip. In de tweede plaats moet het pedagogisch handelen passen binnen het referentiekader van de jongere (en zijn omgeving). Als derde kan gesteld worden dat het handelen van medewerkers moet passen binnen de voorwaarden die gesteld worden aan teamteaching op het Schip.
14
Binnen de schoolorganisatie wordt uitgegaan van de belangen die de klant (de leerling, zijn ouders of verzorgers en de uitstroominstantie) en de school zelf hebben. Het is van belang om helder te hebben waar de schoolorganisatie staat en hoe we met elkaar wensen te communiceren. Als er sprake is van het belang van wederzijds respect houdt dat in dat je elkaar serieus neemt, vooral ook in de communicatie met elkaar. Daarbij speelt vriendelijkheid en coöperatief gedrag een rol. Daarnaast is het verstandig om mee te gaan in de belevingswereld van ouders en leerlingen waardoor er inlevingsbereidheid wordt getoond. De cultuur van de school past duidelijk bij het kernbegrip vriendelijk. Als de vriendelijkheid is gewaarborgd is een goede mix mogelijk van dominantie en volgzaamheid. Daarbij is het van belang dat de ouder/ leerling het gevoel heeft op de begeleiding terug te kunnen vallen. Waarbij de begeleiding als voorbeeldfiguur pro-actief gedrag laat zien (dominantie), maar dat combineert met de eigenschappen coöperatief, warm, hulpvaardig, respectvol, begrijpend van volgzaamheid.
15
7 Het ontstaan van het Loods-project De wet op de leerling-gebonden financiering is vastgesteld per 1 augustus 2003. Door het in werking treden is er een verandering gekomen in de toelaatbaarheid van jongeren op een REC school. Vanaf 1 augustus 2003 moet er een indicatie afgegeven worden door een onafhankelijke Indicatiecommissie voordat een jongere terecht kan bij een voorziening voor cluster 4 (ook voor de andere REC clusters). Op grond van ervaringen die zijn opgedaan tijdens het proeftraject met de indicatieprotocollen mocht verwacht worden dat er een groot aantal jongeren niet toelaatbaar zouden worden beoordeeld door de indicatiecommissie omdat het dossier niet volledig was. Het komt wel eens voor dat jongeren die in de pubertijd zitten het moeilijk hebben om zich te gedragen zoals de leraar voor de klas dat graag zou zien. Hier komen meestal conflicten uit voort. In de meeste gevallen lost het probleem zich gelukkig op, maar soms hebben jongeren zoveel problemen met hun gedrag dat ze eigenlijk niet meer te handhaven zijn binnen hun school. Het enige alternatief is dat de jongen of het meisje naar een ZMOK-school gestuurd wordt, een school voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen. Dit is niet altijd de meest wenselijke oplossing. Soms zou het helpen als een jongere even "uit de situatie op school" gehaald zou kunnen worden, zodat er van alle kanten lucht ontstaat. De jongen of meisje kan dan even nadenken over het eigen gedrag, de leerkracht kan weer op adem komen en in die time-out periode kan er gekeken worden welke mogelijkheden er zijn in het vervolgtraject op school. Sinds 2003 is er zo'n time-out mogelijkheid in Enschede: het LOODS -project. Dit project is bedacht onder verantwoordelijkheid van het Samenwerkingsverband "Voortgezet Onderwijs.Voortgezet Speciaal Onderwijs 7.01, kamer Enschede" In dit samenwerkingsverband zitten alle scholen voor voortgezet onderwijs in Enschede bij elkaar en spreken met elkaar af hoe ze om gaan met zorgleerlingen en het geld dat daarbij hoort. De scholen die in ‘Kamer Enschede’ samenwerken zijn: • Het Stedelijk Lyceum • Het Stedelijk De Wissel • Het AOC Oost • Het Greijdanus College • OPDC Enschede • Het Bonhoeffer College • Bonhoeffer loc. Lijsterstraat • Bonhoeffer loc. Mekkelholtspad • ’t Schip • Gemeente Enschede Het samenwerkingsverband heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd: • Adequate zorg moet zo dicht mogelijk bij de leerling geboden worden • Centrale voorzieningen worden zo smal mogelijk gehouden • We streven ernaar de leerling zo vroeg mogelijk te indiceren om hem/haar zonder verlies van tijd op de juiste plek te krijgen. Daarvoor zijn goede afspraken nodig met het basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs • Leerlingen blijven op de eigen school ingeschreven, maar kunnen gedurende een bepaalde tijd gebruik maken van een gezamenlijke voorziening of een voorziening op
16
een andere school. Het geld volgt daarbij de leerling. Het doel van het samenwerkingsverband. Het regionaal samenwerkingsverband heeft als doel aan zoveel mogelijk leerlingen in de regio een adequaat onderwijsaanbod te bieden op een van de deelnemende scholen. Het gaat om die leerlingen van wie vaststaat dat al dan niet tijdelijk, een orthopedagogische en orthodidactische benadering is geboden. Dit met het oog op een ononderbroken leer- en ontwikkelingsproces, dat is gericht op het met een diploma of certificaat afsluiten van het VMBO of op het voorbereiden van deze leerlingen op een arbeidsplaats in de regio. De scholen die deelnemen aan dit samenwerkingsverband hebben hiermee een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor leerlingen die speciale zorg behoeven. Alle scholen zetten zich gezamenlijk in het onderwijsaanbod zodanig te organiseren dat geen leerlingen verwezen moeten worden naar scholen buiten het samenwerkingsverband. De taken van het samenwerkingsverband zijn: •
• •
• •
• • •
• • •
het zodanig organiseren van speciale zorg aan leerlingen behorend tot de doelgroep, dat voor hen binnen de scholen van het regionaal samenwerkingsverband passend onderwijs aanwezig is. het maken van afspraken over de toelating van leerlingen tot de zorgstructuur. het bevorderen van de deskundigheidsuitwisseling binnen een regionaal samenwerkingsverband en het adviseren van elk van de deelnemende scholen inzake de deskundigheidsbevordering van leraren in relatie tot het doel van het regionaal samenwerkingsverband. het registreren van in-, door- en uitstroomgegevens van leerlingen behorend tot de doelgroep in het regionaal samenwerkingsverband. het afstemmen van het eigen beleid op dat van de betrokken gemeenten op het terrein van onderwijs, jeugd en hulpverlening en het streven naar wederzijdse afstemming daartussen. het na afloop van het schooljaar evalueren van de activiteiten die in het kader van het doel zijn ondernomen het gezamenlijk in stand houden van bovenschoolse voorzieningen het stimuleren en activeren van het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs om daadwerkelijk te komen tot doorlopende leerlijnen waardoor zoveel mogelijk leerlingen een startkwalificatie behalen komen tot een adequate zorgstructuur binnen het samenwerkingsverband, waardoor mede het voortijdig schoolverlaten kan worden tegengegaan het beheer en inzet van het door het ministerie toegekende regionaal zorgbudget het evalueren van de activiteiten die in het kader van de doelstelling zijn ondernomen
17
Schematische weergave van de plaatsbepaling van het project
Het doel van het project is jongeren op te vangen, binnen de leerwerkplaatsen van het Schip gedurende 8 tot 13 weken, omdat deze jongeren niet meer te handhaven zijn, op grond van hun gedrag, op de onderwijsvoorziening waar ze eigenlijk horen te zitten (handelingsverlegenheid). In die opvangperiode wordt een assessment- traject aangeboden van onderwijs, observatie en rapportage. Aan het eind van het LOODS-traject wordt besloten of de leerling terug gaat naar de school van herkomst, of als het gaat om serieuze gedragsproblemen, wordt het een leerling voor een REC-school, VSO het Schip.
18
8 Van LOODS-project naar Reboundvoorziening In januari 2004 vond een ernstig geweldsincident plaats op een school voor voortgezet onderwijs in Den Haag. Dit incident vormde de aanleiding tot herbezinning op het door de landelijke overheid gevoerde veiligheidsbeleid, wat uiteindelijk heeft geleid tot het inrichten van reboundvoorzieningen. Deze regeling wil hetzelfde bereiken dat door het Schip al jaren gedaan is binnen Loods. Het was dan ook logisch dat Loods de reboundregeling is geworden binnen Enschede en Noord Oost Twente. Sinds 2006 spreekt men van reboundvoorziening De Loods. De activiteiten van de reboundvoorziening worden uitgevoerd door VSO 't Schip. Er zijn twee vestigingen van De Loods. De scholen voor voortgezet onderwijs in Enschede maken gebruik van de afdeling Educatie in Enschede. De reboundleerlingen van de scholen voor voortgezet onderwijs in Oldenzaal, Denekamp en Losser gaan naar De Sluis in Oldenzaal. Op beide vestigingen is sprake van een combinatie van ZMOK-leerlingen en Loods (rebound)-leerlingen. In Enschede is 20% van de leerlingen op de school reboundleerling en in Oldenzaal ongeveer 15%. Tot dit schooljaar waren de leerlingen in Enschede verspreid over de verschillende vestigingen van VSO Het Schip, maar met ingang van schooljaar 2007/2008 zijn de reboundleerlingen zoveel mogelijk geconcentreerd op één vestiging. (Educatie) Plaatsing op een andere locatie van Het Schip is mogelijk als dit in het belang is van de leerling. Sinds 2005 zijn er 87 leerlingen aangemeld voor het Loods-project. (bijgewerkt tot maart 2009). In de volgende tabel is te zien naar welke school ze gingen aan het einde van hun traject. School
Aantal leerlingen
Leerling van het Schip geworden
32
Het Stedelijk lyceum
22
Het Bonhoeffer college
6
De Scholingsboulevard
2
VSO klein Borculo
1
AOC
1
ROC
5
Het Mozaïek
1
Twents Carmel College
1
Anders*
9
19
Nog in traject
7
* De categorie ‘anders’ bevat een aantal leerlingen die of via een crisisplaatsing binnen jeugdzorg het traject hebben afgebroken of leerlingen waarvan de ouders het niet eens waren met het advies van de Loodscoördinator. Er zat ook een leerling bij die verzuim pleegde, de zorg van de leerling is hierdoor aan de leerplicht overgedragen. 40% van de Loodsleerlingen in de regio Enschede zijn reguliere leerlingen van het Schip geworden in de periode 2005- maart 2009. Zij zijn op de volgende vestigingen onderwijs gaan volgen: • • • •
De Bougie Chez Nous Educatie De Helling
10 10 11 1
20
9 Het proces van aanmelding, toelating en traject. Een leerling wordt aangemeld door de school waar die jongere op zit. Er volgt een gesprek tussen de jongere, de aanmelder en de leerlingencoördinator van het Schip. Samen met de jongere wordt afgesproken waaraan gewerkt wordt tijdens de LOODS periode. De jongere tekent een LOODS-contract. Na die periode volgt er een vervolggesprek tussen school, jongere en LOODS uitvoerders. Er volgt een advies: daarin staat met welke adviezen de jongere terug gaat naar zijn eigen school, of er wordt geadviseerd om de jongere over te plaatsen naar het Schip. In het volgende schema staat beschreven welke stappen er genomen worden tijdens het Loods-traject.
TE NEMEN STAPPEN
1. Aanmelding I N S T R O O M
HOE
rechtstreeks door de VO school
WIE
de zorgcoördinator
-
telefonisch contact gevolgd door
aanmeldingsformulier
▼
2. Toelating
WAARMEE
de zorgcoördinatoren van de VO scholen
-
aanmeldingsformulie r
▼
in de vergadering van het zorgplatform
3. Intake
intakegesprek
coördinator rebound met: - leerling - ouders/vert. - zorgcoördinator VO school
aanmeldingsformulie r intakeformulier trajectcontract
plaatsing in Rebound
personeel rebound
-
5 daags programma op maat volgens trajectcontract
-
personeel rebound comm. van Beg. externe instanties
-
▼ V E R
4. Start rebound
B L IJ F
5. Assessment en onderzoek
trajectcontract
▼
▼
-
observatierapporten onderzoeksresultaten
21
6. Tussen rapportage
mondelinge informatie na 4 weken
-
adviesgesprek na 10 weken
coördinator rebound met: - leerling - ouders/vert. - zorgcoördinator VO school
-
coördinator rebound zorgcoördinator VO school
tussenrapportage
▼ U I T S T R O O M
7. Eind rapportage
▼ ▲ 8. Vervolgtraject
eindrapportage
►rebound verlengen tot 15 weken ►terug naar moederschool met evt. ambulante begeleiding ►terug naar andere VO school met evt. ambulante begeleiding ►plaatsing in REC cluster 4 ►plaatsing ROC van Twente ►overige plaatsing
22
10 Maar wat maakt het Loods-project nu bijzonder? Jongeren erkennen dat er een probleem is met hun gedrag op school, en ze zijn bereid daaraan te werken. Daarvoor tekenen ze een trajectcontract waarin ze zelf hebben meegewerkt bij de opstelling daarvan. Het is niet opgelegd. Het is erg belangrijk dat jongeren een perspectief hebben, dat ze niet meteen worden "afgeserveerd". De eventuele overstap naar het Schip is voor de deze jongeren een stuk eenvoudiger geworden, want ze kennen de school en de mensen die er werken en ze kunnen wennen aan de manier van werken.
‘Het LOODS-project loodst de jongere naar die plek waar hij of zij zich het beste kan ontwikkelen’.
23
11 Feiten en Cijfers Om de effectiviteit van de rebound op het Schip te meten hebben we cijfers verkregen uit het jaarverslag 2007 van de school vergeleken met de landelijke cijfers(NJi-monitor 2007, Reboundvoorzieningen voortgezet onderwijs). Ook zetten we de cijfers af tegen het landelijk gemiddelde.
De beoogde verblijfsduur varieert van 1 tot maximaal 6 maanden maar in 75% van de reboundvoorzieningen is het verblijf 3 maanden, bij 11% 1 of 2 maanden. De gemiddelde verblijfsduur bedraagt 3,3 maanden. De gemiddelde verblijfsduur op het Schip ligt tussen de 14 en 16 weken. Hiermee wordt er niet afgeweken van het gemiddelde. In 43% van de samenwerkingsverbanden vindt de algemene opvang in de reboundvoorziening plaats in een aparte locatie van het samenwerkingsverband. Bij 25% is de opvang georganiseerd op een of meer scholen van het samenwerkingsverband, bij een OPDC / nevenvestiging zorg (18%) of een RECschool (14%). Het Schip, als cluster 4 voorziening, behoort dus tot de kleinste groep. Daarbij komt ook dat het erop lijkt dat dit percentage krimpt. In 2007 werden er minder programma’s in een RECschool uitgevoerd dan 2006 en werd er vaker op de (reguliere) scholen aangesloten bij het samenwerkingsverband.
24
De meeste tijd tijdens het verblijf in de reboundvoorziening wordt besteed aan onderwijs. Het aantal klokuren dat een leerling in de reboundvoorziening aanwezig is varieert van 21 tot 33 uur per week. Gemiddeld is dat 27,4 uur. Bij de helft van de reboundvoorzieningen is dat 21 tot 27 uur. Aan het onderwijsprogramma wordt 12 tot 32 uur per week besteed. Dat is gemiddeld 21,5 uur per week. In de helft van de reboundvoorzieningen besteden leerlingen 50% tot 76% van de verblijfstijd aan onderwijs, in de resterende helft 77% tot 100%. Op het Schip is de leerling zelf verantwoordelijk voor zijn of haar onderwijsprogramma. Dit komt gemiddeld neer op zo’n…… uur per week.
25
Ruim de helft van de populatie (53%) is 15 jaar of ouder, 44% is 14 jaar of jonger. In 2006 was van 25% van de uitgestroomde jongeren de leeftijd niet opgegeven. Hiervoor gecorrigeerd is in 2006 circa 45% jonger dan 15 jaar en 55% 15 jaar of ouder. Op het Schip was over de periode 2005/2009 12 % van de reboundleerlingen 13 jaar, 41 % was 14 jaar en 47 % 15 jaar of ouder. Het Schip gaat in deze mee in het landelijk gemiddeld.
Landelijk wordt de rebound door 62 % door jongens bezocht en 38 % door meisjes. Op het Schip werd de rebound de afgelopen jaren door 55 % jongens en 45 % meisjes bezocht. Het Schip wijkt hiermee licht af van het landelijk gemiddelde.
26
Het merendeel van de leerlingen die een reboundvoorziening bezoeken is afkomstig uit het vmbo (82%). Op afstand volgen havo/vwo leerlingen (10%) en het praktijkonderwijs met respectievelijk 4%. In 2006 waren de cijfers iets anders, namelijk 75% uit het vmbo afkomstig, 9% uit het havo/vwo en 4% uit het praktijkonderwijs. In 2006 kon 10% niet de herkomst naar onderwijstype opgeven. Op het Schip komen bijna alle leerlingen uit het regulier onderwijs.
27
Het aantal leerlingen dat een reboundvoorziening bezocht nam in 2007 met 1.164 toe tot 2.818, een groei van 70%. Het is duidelijk dat reboundvoorzieningen voorzien in de behoefte om scholen tijdelijk te ontlasten van gedragsmoeilijke leerlingen en deze leerlingen onderwijs en hulp te bieden. In 2006-2007 keert 66% van de leerlingen die de rebound volgens plan verlaten, terug in het regulier onderwijs, 6% hoger dan in 2005-2006. 47% van de leerlingen keerde terug op de eigen school en 19% stapt over naar een andere school voor voortgezet onderwijs. 10% stapt over naar het ROC. Daarnaast vertrekt 13% naar een school in het REC cluster 4. Vanuit de rebound op het Schip keerde 57 % van de jongere terug naar het regulier onderwijs, al dan niet de eigen school. 43% van de jongeren is geplaatst op een cluster 4 voorziening. Het percentage plaatsing op het Rec cluster 4 ligt op het Schip aanzienlijk hoger dan het landelijk gemiddelde. Dit komt mede doordat de school minder direct vanuit de rebound schakelt naar het ROC maar leerlingen eerst zelf leerling maakt om daarna, vanuit een rustig oriëntatietraject, schakelt naar een passend vervolgt traject zoals bv. een ROC.
28
12 Onderzoek De Reboundvoorziening op Het Schip draait nu een aantal jaren. In de loop der tijd hebben een kleine 90 leerlingen de reboundvoorziening bezocht. Onbekend is hoe het de leerling is vergaan na terugkeer in het reguliere onderwijs? Is het aangeboden programma van de voorziening voor hen efficiënt geweest? Daarnaast willen we weten wat zij als eventuele belemmerende/ succesvolle factoren hebben ervaren? Het onderzoek is er op gericht hier zicht op te krijgen. Door middel van enquêtes onder leerlingen hopen we tot antwoorden te komen die gebruikt kunnen worden ter verbetering van het programma. Deelnemers zullen zijn oud-leerlingen van de rebound en leerlingen die op dit moment het programma volgen. In totaal hebben wij 66 enquetes verstuurd en hebben wij er 21 terug gekregen, dit is een 32% score.
29
In de enquete vroegen we de jongeren wat de reden van aanmelding was. Waarbij de keuzemogelijkheid bestond uit 9 antwoorden gebaseerd op de meest voorkomende. Er waren meerdere antwoorden mogelijk. Vandaar een totaal dat boven de 100 % score ligt: 42 % ongewenst taalgebruik tegen schoolpersoneel 5 % (dreigen met) fysiek geweld tegen schoolpersoneel 32 % ruzie met medeleerlingen 68 % aanhoudend storend gedrag in de les 21 % overlast in de omgeving van de school 16 % schoolverzuim 37 % huiswerk niet of niet op tijd af 56 % problemen thuis 37 % andere reden(en): Als andere redenen werden o.a. aangegeven: -
Meeloopgedrag
-
Ruzie met leraar
-
Tot rust komen
-
Agressie
-
Moeite met het uiten van emoties
30
Voorkomende problemen in de vrije tijd of thuis waren o.a: -
Gescheiden ouders
-
Contact met hulpverlening
-
Ruzie thuis met ouders/ verzorgers
-
In de vrije tijd verkeerde contacten
-
In aanraking met drugs
-
In aanraking met politie en justitie
-
Uit huisplaatsing
Belangrijk voor het onderzoek was te weten hoe de rebound (loods)-leerlingen de startfase bij ons op school ervaren hebben. Uit de gegevens is af te lezen dat ongeveer de helft van de jongeren bekend waren met de reden waarom zij bij ons op school geplaats werden. Voor de andere helft was niet alles duidelijk. Het was het hen niet altijd duidelijk wat de rebound(loods) nu precies inhield. De taak voor de school is om vooral in het begin meer te informeren. Een verduidelijking van de inhoud van de rebound(loods) en bespreken wat bij de leerling als probleemgedrag wordt ervaren door de school van herkomst.
31
Het is voor een jongere niet leuk vanuit het regulier onderwijs (tijdelijk) naar een school voor cluster 4 voorziening te moeten. De meeste leerlingen ervaren dit als vervelend. De eerste kennismaking tijdens de intake is dan ook van grote waarde. De meeste leerlingen
32
waren hier tevreden over. Het aantal contactmomenten wordt ook als positief bestempeld. Meerendeel van de leerlingen geeft aan dat ze over het algemeen het contact met de begeleiders op het Schip als prettig hebben ervaren. Al zeiden wel enkele dat de begeleiding soms teveel zeurde, zich veel bemoeit met andermans zaken en soms verkeerde conclusies trekt uit het gedrag van de jongere.
33
Minder tevreden waren de jongeren over het contact dat hun eigen school met hun onderhouden heeft. De leerling blijft ingeschreven op zijn eigen school en valt ook onder verantwoordelijkheid van de school van herkomst. Het onderhouden van een goed contact is aan te bevelen. De kans is namelijk groot dat de leerling na de loodsperiode terug komt.
34
Een onderzoeksvraag van ons was of het raadzaam is om rebound(loods)-leerlingen tussen de reguliere leerlingen te plaatsen, zoals op dit moment gedaan wordt. Of dat het misschien een optie is om een aparte rebound(loods)klas te starten. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat rebound(loods)-leerlingen veel contact hebben met reguliere leerlingen op school. Zij ervaren dit contact over het algemeen als prettig. Opvallend is wel dat de loodsleerlingen of uitgesproken positief of juist zeer negatief zijn over het contact met medeleerlingen.
35
36
Een kleine groep had liever in een aparte Loodsklas gezeten, gescheiden van de reguliere leerlingen. Het meerendeel daarintegen vond het contact met reguliere leerlingen goed. Dit geeft deels antwoord op de vraag of wij als school een aparte rebound(loods) klas op moeten zetten. Voor de leerlingen hoeft het niet per se. Er schuilt een kleine misvatting in deze uitspraak want een deel van de leerlingen is uiteindelijk regulier leerling bij ons geworden omdat het probleemgedrag dusdanig van aard was dat een periode van gemiddeld 13 weken niet voldoende was om aan het gedrag te werken. De vraag is dus in hoevere het probleemgedrag van de loodsleerling versterkt is of in stand gehouden door de omgang met reguliere leerlingen. Het is goed te begrijpen dat Loodsleerlingen bepaald gedrag gaan vertonen om “aardig” gevonden te worden door de groep. Het moeten missen van eigen klasgenoten wordt trouwens ook als een minder positief punt van de rebound(loods) periode aangegeven.
37
De meest rebound(loods)-leerlingen bij ons op school waren afkomstig van het VMBO. De rebound(loods)-leerlingen waren minder tevreden over de mogelijkheden die hun werden geboden om hun studie op peil te houden. Als reden gaven zij o.a aan dat de boeken van hun betreffende leerjaar niet aanwezig waren. Dit is onderhand opgelost door dat Loodsleerlingen tegenwoordig allemaal verplicht worden om hun eigen boeken mee te nemen. Daarnaast gaven enkele leerlingen aan dat zij niet konden om gaan met de eigen verantwoordelijkheid die hun werd geboden om de studie bij te houden. Zij hadden liever gezien dat er een studierooster door het Schip voor hen opgesteld werd. Ook miste enkele leerlingen de klassikale lessen zoals gegeven op het regulier. Slechts in enkele gevallen werd de studiebegeleiding vanuit het Schip qua niveau als onvoldoende ervaren. De meeste leerlingen die zijn teruggegaan naar de school van herkomst hebben hetzelfde niveau kunnen behouden. Wel ervaarden zij in het begin een kleine achterstand op hun groep. Hierin is de groep die, vanuit de rebound(loods), leerling is geworden niet meegenomen. Deze leerlingen zijn uiteindelijk, na enkele maanden of een schooljaar, geschakeld naar verschillende onderwijsvormen. In 32 % van deze gevallen is er uiteindelijk sprake van een functioneren op hoger niveau. Probleemgedrag van leerlingen was in sommige gevallen deels te verklaren door overvraging en het functioneren op een te hoog niveau. Over het algemeen heeft de Loodsperiode voor leerlingen een positief effect gehad op zowel de schoolsituatie, thuissituatie en vrije tijd. Bijna in alle gevallen zijn de problemen in de thuissituatie en vrije tijd, zoals eerder aangegeven, verholpen of verbeterd.
38
Als positieve punten van de Rebound(loods) worden gegeven: -
Vergroten van zelfvertrouwen
-
Inzicht krijgen in oorzaak en gevolg
-
Kampen
-
Vertrouwen herwinnen in volwassenen
-
Manier van omgaan van de begeleiding met de leerlingen
-
Hulp bij het oplossen van problemen ook buiten school (thuis, vrije tijd)
-
Zelfinzicht gekregen
Als mindere positieve punten van de Rebound(loods) worden gegeven: -
Plotselinge overgang van grote naar kleine setting
-
Onvoldoende begeleiding en ondersteuning bij de studie
-
Zeuren van de begeleiding
-
Worden te weinig kansen geboden
-
Moeten missen van klasgenoten
Als laatste vroegen we de leerlingen een cijfer te geven voor de werkwijze van het Schip, de begeleiding en de school(sfeer, activiteiten etc). Als gemiddelde werden de volgende cijfers toegekent: Cijfer voor de werkwijze: 7,3 Cijfer voor de school: 7,2 Cijfer voor de begeleiding: 7,8
39
13 Conclusie en aanbevelingen Leerlingen komen in een reboundvoorziening terecht vanwege gedragsproblemen, die er voor gezorgd hebben dat ze op hun school van herkomst niet meer te handhaven waren. Het is dan ook van belang dat ze tijdens hun verblijf in de rebound leren hun gedrag te veranderen, zodat ze bij hun terugkeer in het regulier onderwijs niet opnieuw in de problemen komen. Een adequaat aanbod dat zich richt op de sociaal-emotionele ontwikkeling is vanuit dat perspectief zeer belangrijk. Om er voor te zorgen dat leerlingen tijdens hun reboundperiode geen stagnatie oplopen in hun cognitieve ontwikkeling en eventueel aanwezige achterstanden wegwerken, is het nodig dat rebounds ook op dit terrein een adequaat aanbod kunnen verzorgen. Dat aanbod moet goed aansluiten bij het aanbod van de school van herkomst. Oud-loodsleerlingen van het Schip zijn over het algemeen tevreden over de periode die zij op het Schip hebben doorgebracht. Zij hebben het niet als vervelend ervaren om tussen reguliere leerlingen van de school les te krijgen. Het merendeel vindt het prima wanneer er een aparte loodsklas zou komen maar vindt dit niet per sé nodig. Omdat de enquête grotendeels anoniem is ingevuld, is het niet te beoordelen uit welke regio de positieve of minder positieve beoordelingen afkomstig waren. Leerlingen zijn tevreden over de intakefase aan het begin van de loodsperiode. De inhoud van de loods is hun over het algemeen duidelijk en de begeleiding vanuit het Schip wordt als prettig ervaren. De reden waarom ze aangemeld zijn is voor sommigen soms onduidelijk. Leerlingen die vanuit de Loods zijn terug gegaan naar de school van herkomst hebben bijna allemaal in hun eigen klas kunnen terugstromen. Anderen zijn eerst leerling geworden en vervolgens geschakeld naar een meer passende vorm van onderwijs(ROC etc.). In enkele gevallen zijn leerlingen teruggezet naar een lager niveau. Uit het onderzoek is gekomen dat de grootste onvrede bij leerlingen ligt bij het op peil houden van de studie. Vooral leerlingen uit het schooljaar 2006/ 2007 geven aan dat zij vaak niet de beschikking hadden over de juiste boeken, opdrachten of dat zij niet in staat werden gesteld om alle proefwerken mee te draaien. Meer dan de helft van de geënquêteerden was dan ook ontevreden over het contact dat de school van herkomst met hun gehouden heeft. Leerlingen gaven aan de ondersteuning te hebben gemist. De school van herkomst moet zich er van bewust zijn dat zij, ten tijde van de rebound(loods)periode, verantwoordelijk blijven voor de studiebegeleiding van de leerling. De leerling blijft ook bij hen als leerling ingeschreven staan. Daarnaast moet er altijd de mogelijkheid zijn voor de leerling om terug te keren naar de school van herkomst. De rebound(loods) mag niet als middel gebruikt worden om leerlingen met voorbaat in het cluster 4-onderwijs te krijgen. Het is bedoeld als observatieperiode waaruit een advies volgt. Dit kan plaatsing in cluster 4 zijn, maar ook met enkele goede adviezen en handvatten terugplaatsing binnen het regulier onderwijs. Scholen van herkomst vergeten, wellicht, regelmatig dat er een grote kans bestaat dat de leerling over enkele weken weer op de stoep staat. Tegenwoordig verloopt het studietraject op het Schip veel effectiever. Dat wordt ook door de “recentere” loodsleerlingen aangegeven. Het Schip moet oog blijven houden voor het didactische gedeelte. Uit het onderzoek is ook naar voren gekomen dat het probleemgedrag van de leerling bijna in alle gevallen is verbeterd. Leerlingen geven als reden aan dat zij inzicht hebben gekregen in hun eigen gedrag of dat er een stukje hulpverlening is ingezet waardoor zaken nu beter lopen.
40
14 Literatuurlijst
•
van Veen. D en Wienke. (2005) Handreiking Reboundvoorzieningen in het voortgezet onderwijs
•
Kuijvenhoven, T.D. (2007). Reboundvoorzieningen in het voortgezet onderwijs. Een analyse van de maatregel en de uitwerking ervan in de praktijk. Rotterdam: Erasmus Universiteit.
•
Messing, C., Kuijvenhoven, T., & Veen, D. van (2006). Praktijkvoorbeelden. Reboundvoorzieningen in het voortgezet onderwijs. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.
•
Messing, C., Veen, D. van, & Wienke, D. (2004). Evaluatierapport Time outvoorzieningen in het voortgezet onderwijs in Amsterdam. Utrecht: NIZW/LCOJ.
•
Messing, C., Wienke, D., & Veen, D. van (2006). TOV: van opvang- naar reboundvoorziening? Een evaluatieonderzoek van de Tijdelijke Opvang Voortijdige schoolverlaters te Utrecht. Utrecht: NIZW/LCOJ.
•
Veen, D. van, Steenhoven, P. van der, & Kuijvenhoven, T. (2007). Reboundvoorzieningen voortgezet onderwijs. Onderzoeksbevindingen en analyse van programma’s (LCOJ-Monitor 2006). Utrecht: NJI
•
Veen, D. van, Steenhoven, P. van der, & Kuijvenhoven, T. (2008). Reboundvoorzieningen voortgezet onderwijs. Onderzoeksbevindingen en analyse van programma’s (LCOJ-Monitor 2007). Utrecht: NJI
Artikelen: • •
Rebound: pedagogisch sterk, cognitief soms zwak, Besturenraad, voorburg, 2009 Douma, L. (2006). Ontdooien bij de rebound. Naar school gaan moet weer leuk worden. Onderwijsblad, 4, februari 2006
•
OCW (2004). Plan van aanpak Veiligheid in het onderwijs en de opvang van risicoleerlingen. Den Haag: SDU (Tweede Kamerstuk 29240, nr. 5, vergaderjaar 2003-2004)
•
OCW (2006). Regeling regionaal zorgbudget, subsidie regionale verwijzingscommissies voortgezet onderwijs 2006 en reboundvoorzieningen. Staatscourant, 29 maart 2006, nr. 63, p. 23.
41
15 bijlage 1: Loods-formulieren
Naam school:
Groep:
Locatie:
Niveau/ richting:
Adres:
mentor
Postcode en plaats
Contactpersoon binnen school:
e-mail:
Telefoon:
Naam van de jongere: ___________________________ Geslacht: ________
Geboortedatum: _____________
Nationaliteit: _________________ Etniciteit: _______________
Reden van aanmelding voor het LOODS- project:
AKKOORDVERKLARING: Naam school: Naam: Handtekening:
De ouders/verzorgers verklaren akkoord te gaan met het opvragen, registreren en verstrekken van gegevens betreffende hun zoon/dochter, (onderzoeks)gegevens van
42
instellingen, projecten, artsen en overlegorganen, ten behoeve van het traject van hun zoon/dochter: AKKOORDVERKLARING: Naam ouders:
Naam jongere:
Handtekening:
Handtekening:
43
Aanmelder:
Instantie:
Datum: niet/ onbekend
Kent de jongere:
Naam van de jongere: ___________________________ Geslacht: ________
goed/ enigszins/
Geboortedatum: _____________
Nationaliteit: _________________ Etniciteit: _______________
Verblijfplaats van de jongeren bij aanmelding:
Onderwerp Welke onderwijsvorm wordt er nu gevolgd Is er sprake van schoolverzuim?
Hoe is de omgang met de begeleiding?
Hoe is de omgang met leeftijdgenoten ?
Hoe is de houding ten opzichte van de taken?
Toelichting
Aard van de problematiek
Geen proble em
Problem Zeer atisch problem atisch
Geen proble em
Problem Zeer atisch problem atisch
Geen proble em
Problem Zeer atisch problem atisch
Geen proble em
Problem Zeer problem atisch atisch
Geen proble
Zeer problem Problem atisch atisch
44
em
Hoe zijn de schoolresultate n? Geen proble em
Zijn er uitslagen van DLE?/ en andere tests en wat is globaal het beeld?
Problem Zeer problem atisch atisch
Is er sprake van onderwijs achterstand?
Geen proble em
Problem Zeer atisch problem atisch
Welke ondersteuning is er geweest binnen de school met welk resultaat?
Geen proble em
Problem Zeer atisch problem atisch
Hoe is het met de motivatie en de werkhouding?
Geen proble em
Problem Zeer atisch problem atisch
Welke indruk bestaat er over de sociaal emotionele ontwikkeling?
Geen proble em
Problem Zeer atisch problem atisch
Wat zijn de kwaliteiten van de jongere?
Geen proble em
Problem Zeer atisch problem atisch
Geen proble em
Problem Zeer atisch problem atisch
AANVULLENDE INFORMATIE Thuis/ gezinssituatie
45
Vrije tijdbesteding
Geen proble em
Problem Zeer atisch problem atisch
Contacten Hulpverlening? Wie/ wat / wanneer
Geen proble em
Problem Zeer atisch problem atisch
Contacten politie?
Geen proble em
Problem Zeer atisch problem atisch
Drugsproblema tiek?
Geen proble em
Problem Zeer atisch problem atisch
Wat is het perspectief/ hulpvraag van de jongere? Wat is het perspectief van de ouders/ verzorgers ten aanzien van de problematiek?
46
NAAM:...................................................... ...…........
AANMELDINGSDATUM:........................……. .............
VOORNAMEN:................................……...... ...............
PLAATSINGSDATUM: ...................……......................
ROEPNAAM:......................................……... ................
INSCHRIJFDATUM: .........................……...................
GEB. DATUM:.......................................……........ ........
UITSCHRIJFDATUM: ............................……...............
GESLACHT:............................................... ……........... GEB,PLAATS:..........................………........... ............... GEB,LAND: ........................................……................. NAT:............................ ETN:.................…….............. PASPOORT: J/N LAND:..................……...…............ ADRES: .........................................................….... ..... POSTCODE:..........................................….. ..............
VESTIGING : ....…………..................…….................
NAAM VADER: .............................Nat:…..…...Etn:…. NAAM MOEDER: ...…....…............Nat:…….....Etn:.... BROERS/ZUS: .........................................….............. ADRES: .............................................................… .... POSTCODE: ......................................…................... WOONPLAATS: ......................................….............. TELEFOON: ..................................................….........
WOONPLAATS:.......................................…
47
..............
OUDERS GESCHEIDEN: JA(Jaar:……………) / NEE
TELEFOON: .........................................….................
OUDERS OVERLEDEN: JA / NEE: ........….......………
HUISARTS: ..........................................….....…...........
WIE:……………..……………
ZIEKTEVERZ: ......................................……................
WANNEER:..…………………
INSCHRIJFNR: .......................................….............. WA VERZ:...........................................…......... ......... O.T.S.: ............. VOOGD:................................…... INFORM. BEHEERGR WEL/NIET VAN TOEPASSING:.........................................
R.B.A.Inschrijfnummer: ..................…….................... Kontaktpersoon: ................................…................... Sofi nummer: ...................................……................... schoolloopbaan: .............................….....................
48
naam:
geb datum:
Datum gesprek:
Aangemeld door: ___________ Deze kent de jongere: Komt van:
Schoolloopbaan:
reden voor aanmelding volgens de jongere: Omgang met leerkrachten: Omgang met leeftijdgenoten: Omgang met de taken: Andere informatie: schoolprestaties en schoolmotivatie: interesse: Thuissituatie volgens de jongere: Woont met:
soort woning:
welke wijk:
Relatie met opvoeders: Relatie met broers/zussen: Regels en afspraken: Streng of weinig regels: Veel thuis of veel “buiten”: vrije tijd:/ dagbesteding/ vrienden/ hobby’s dagbesteding: hobby’s: vrienden: waar zie je je vrienden:
lid van vereniging:
medisch: Hulpverleningsgeschiedenis volgens de jongere.
politie/justitie: verslaving: cultuur/religie: Waar wil de jongere aan werken tijdens het project:
49
Ondergetekende, Naam: Geboortedatum: Verklaart akkoord te gaan met het traject in het kader van het LOODS project. Hij/zij gaat akkoord met de voorwaarden die in dit contract gesteld worden.
Ingangsdatum traject: Trajectduur: 8 tot 13 weken. Evaluatiedatum traject:
Traject doelen:
Waar wil de jongere aan werken tijdens het traject
Waar werkt het Schip aan: De jongere wordt in het traject geplaatst op een van de units van het Schip. Het Schip verzorgt onderwijs gedurende de periode volgens de systematiek van planmatige gedragsbeinvloeding. De uitvoerders van dit trajectcontract dragen zorg voor aan het trajectdoel gekoppelde rapportage. Deze rapportage kan bestaan uit observatieverslagen, evt onderzoeksrapportage, evaluatierapportage, trajectplanning, eindrapportage. Eventueel kan zorggedragen worden voor trajectrapportage richting indivatiestelling Regionale expertisecentrum Oost Nederland cluster 4.
Handtekening School:
Handtekening jongere:
Handtekening LOODS project: 50
naam: datum intake:
geb.datum: start Loods traject:_________________
Informatie Intake Aanwezig:
vragen Psycholoog
vragen voor het huisbezoek
vragen voor instellingen en overleg
Observatievragen voor de school
51
Naam : ProjectPeriode: PERSOONLIJKE
geboortedatum:……………………… mentor: PROBLEMA TIEK
Zelfbeeld evenwicht acting out rustig vrolijk flexibel weerbaar gezinssituati e verslaving vrije tijd hygiene gezondheid huisvesting structuur
TAAKGERICHT concentratie doorzetten zelfvertrouw en interesse netheid tempo werkhouding
52
zelfstandighe id initiatief tonen systematisch werken OMGANG MET BEGELEIDING praten met de begeleiding houding t.o.v. kritiek houding t.o.v. complimenten houding t.o.v. straf opkomen voor zichzelf conflicten uitpraten afspraken maken houden aan afspraken initiatief tonen provoceren ontwijkend gedrag zich afzijdig houden OMGANG MET LEEFTIJDGENOTEN komt voor zichzelf op durft te beslissen kan samenwerken/sp elen
53
kan tegen verlies kan delen is eerlijk sociaal voelend omgaan met kritiek incasseringsverm ogen vrienden maken weerbaarheid provoceren/ruzie zoeken Aanzetten voor de komende periode.
ONTWIKKELINGSVERLOOPLIJN:
UITSTROOMWENS:
54
Naam:
mentor:
Datum: beginsituatie
persoonlijke problematiek omgaan met leeftijdgenoten Omgaan met begeleiders taakgerichtheid didaktisch/ cognitief doelstelling Vergroting sociale competenties didaktisch cognitief
plan van aanpak persoonlijke problematiek omgaan met leeftijdgenoten omgaan met begeleiders taakgerichtheid didaktisch/ cognitief
55
bijzondere gebeurtenissen
56
Naam: Periode:
Datum: Mentor:
Formulering traject doelen.
Trajectverloop.
theorie vordering praktijk vordering Trajectadvies komende periode
bijzonderheden
ontwikkelingsverlooplijn:
uitstroomverwachting:
57
naam: __________________________
geb.datum: ______________________
Ingeschreven in LOODS project: ________________ Vestiging: _______________
Beschrijving algemene indruk
Beschrijving omgaan met begeleiding
Beschrijving omgaan met leeftijdgenoten
Beschrijving taakgerichtheid
aandacht en begeleidingsadvies bij terugplaatsing.
58
Naam van de jongere: Geslacht:_
_
_ Nationaliteit: _
onderwerp
geboortedatum:_ _ Etniciteit: _
Beschrijving
_ _
Mate
van
problee m
Arbeid Wel of geen werk? arbeidsgeschiede nis los/vast werk ambulante handel motivatie mogelijkheden
Problematis Zeer weinig problemat problemat ch isch isch
Scholing Welke scholing? Schoolverzuim? Onderwijsachters tand? Ondersteunings inzet geweest? Besproken in de vangnetten? Motivatie
Problematis Zeer weinig problemat problemat ch isch isch
Vrije tijd Sport? Lid van een club? Gedrag in de buurt. Hobbies?
Weinig Problematis Zeer problemat ch problemat isch isch
59
Thuis, of op straat Thuis/ gezinssituatie Woont thuis of op zichzelf Gezinsbeschrijvin g. Opvoedingsgesch iede Nis. Hulpverlenings -geschiedenis Is er hulpverlening? Wie wat wanneer? Met welk resultaat. Indicatie/diagnos e
Weinig Problematis Zeer problemat ch problemat isch isch
Problematis Zeer Weinig problemat problemat ch isch isch
Contacten Politie/ justitie
Weinig Problematis Zeer problemat ch problemat isch isch
voorgeschiedenis Halt/ detentie/ jeugd reclassering/ Verslavings Problematiek Drugs/drank/gok ken Hulpverlening?
Problematis Zeer Weinig problemat problemat ch isch isch
Financien Schulden/ inkomen.
Problematis Zeer weinig problemat problemat ch isch isch
60
Sociale Omgeving
Problematis Zeer weinig problemat problemat ch isch isch
Gezondheid Problematis Zeer weinig problemat problemat ch isch isch
61
Naam: Vestiging:
instelling
geboortedatum: ingevuld door:
Naam contactpersoon
Bemoeienis vanaf
Afgesloten ja/nee
Naam contactpersoon
Bemoeienis vanaf
Afgesloten ja/nee
Naam contactpersoon
Bemoeienis vanaf
Afgesloten ja/nee
Naam: Adres Tel: Fax: e-mail: Toelichting:
instelling
Naam: Adres Tel: Fax: e-mail: Toelichting: instelling
Naam: Adres Tel: Fax: e-mail: Toelichting:
62
instelling
Naam contactpersoon
Bemoeienis vanaf
Afgesloten ja/nee
Naam: Adres Tel: Fax: e-mail: Toelichting:
63
De ontwikkelingsverlooplijn is de belangrijkste leidraad van het planmatig handelen binnen het LOODS-project. In samenvatting komt het neer op: Het kan zijn dat het trajectduur tekort is voor een gewogen oordeel over de ontwikkelingsverlooplijn van de jongere. De niveauaanduiding moet gezien worden als een indicatie. Niveau betekent 0 Jongere is niet in beeld. Hij spijbelt structureel. Hij wijst elke vorm van begeleiding vooralsnog af. Wil geen aanbod, zeer complexe, meervoudige problematiek 1 Jongere is in beeld. Komt onregelmatig. Is vaak te laat of gaat eerder weg. Houdt programma niet vol. Kan slecht omgaan met regels en afspraken. Complexe en/of gestapelde problematiek. 2
Jongere komt regelmatig. Is wel vaak te laat. Heeft moeite met basale regels en afspraken. Wil activiteiten doen, maar kan geen gestructureerd aanbod aan. Problematiek groter dan alleen schoolproblematiek.
3
Jongere komt in principe volgens afspraak. Kan en wil activiteiten doen. Heeft moeite met volhouden. Gaat niet altijd correct om met regels en afspraken. Problematiek groter dan schoolproblemen. Jongere heeft een vast plek met een programma. Is in staat om zich te houden aan de regels en afspraken. Handhaaft zich in een beschermde setting. Heeft moeite met plannen op langere termijn. Kan afhaken op motivatie, maar probeert dat goed te regelen. Problematiek is in beeld en op traject. Jongere heeft een vaste plek met een vast programma. Houdt zich langduriger aan de gemaakte afspraken. Problematiek is in beeld en is op traject en niet sterk interfererend voor de schoolsituatie. Jongere heeft een uitstroom traject waarbij duidelijk de eigen verantwoordelijkheid is afgebakend. Uitstroom is bekend en in traject gezet. Jongere is schakelbaar richting een (in principe) reguliere setting
4
5
6 7 8
Jongere zo snel mogelijk schakelen naar een reguliere setting
Consequentie aanbod Melden bij leerplicht/ RMC en inbrengen in het WeB. Kleine setting met een integraal, leervoorwaardelijk programma-aanbod. Veel individuele aandacht. Kleine setting met een individueel, integraal programma. In sommige gevallen leervoorwaardelijk. Kleine setting met programma aanbod. Veel aandacht in niet te grote groepen Het onderwijsprogramma heeft naast de gedragscomponent een didactische component. Begeleiding kan op groepsniveau. Programma heeft een schakelkarakter Begeleiding op afstand
Unit Geen unit van het Schip
Proces bewaken. Op afstand begeleiden
Reguliere voorziening
Ambulante begeleiding.
Reguliere voorziening
Reguliere voorziening
64
16 Bijlage 2: Begeleidende brief en de enquête
Beste, Ergens in de afgelopen twee schooljaren heb jij in de rebound(loods) gezeten op Het Schip. Nu willen we de rebound graag evalueren aan de hand van een tevredenheidonderzoek. De resultaten van dit onderzoek zullen gebruikt worden om eventuele veranderingen aan te brengen in het programma. Tevens worden de gegevens van dit onderzoek anoniem verwerkt. De volgende onderwerpen zullen in de vragenlijst aan bod komen, namelijk: Persoonsgegevens; Aanmelding; Intake; Begeleiding en ondersteuning; Medeleerlingen; Onderwijs Algemeen We willen graag je mening weten over wat je vindt van de periode die jij bij ons in de rebound(loods) door gebracht hebt. Daarom vragen we je onderstaande vragenlijst in te vullen en daarna in te leveren bij de informatiebalie van jouw school. Het is de bedoeling dat je bij iedere vraag een antwoord aankruist. Bij sommige vragen zijn meerdere antwoorden mogelijk. Daarnaast zou het heel fijn zijn wanneer je de open vragen zo duidelijk mogelijk invult. De vragenlijst bestaat uit 25 vragen en zal ongeveer 15 minuten in beslag nemen. De vragenlijst dient uiterlijk vóór 1 juni 2009 terug te zijn. Bij vragen en/of opmerkingen kun je altijd contact met mij opnemen. Alvast heel hartelijk dank voor je medewerking! Met vriendelijke groet, Tjardy Zenderink VSO Het Schip, De Sluis 0541-531939
65
Vragenlijst voor Leerlingen (niet verplicht)Naam:………………………………………….
Persoonsgegevens 1. Ik ben een:
jongen
meisje
2. Leeftijd:……………………
Aanmelding 3. Wat was volgens jou de reden dat je voor de Loods aangemeld bent?
ongewenst taalgebruik tegen schoolpersoneel
(dreigen met) fysiek geweld tegen schoolpersoneel
ruzie met medeleerlingen
aanhoudend storend gedrag in de les
overlast in de omgeving van de school
schoolverzuim
huiswerk niet of niet op tijd af
problemen thuis
andere reden(en): …………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 4. Waren er naast school ook problemen thuis of vrije tijd?
ja (ga verder naar vraag 5)
nee (ga verder naar vraag 6) 5. Welke problemen waren er thuis of in je vrije tijd? ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. 6. Was het jou vanaf het begin duidelijk waarom je voor de Loods aangemeld bent?
Onvoldoende
Matig
Voldoende
66
Goed
Zeer goed 7. Was het jou vanaf het begin duidelijk wat de Loods precies inhield?
Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Zeer goed Intake 8. Hoe heb je het eerste bezoek aan Het Schip, tijdens de intake, ervaren?
slecht
matig
voldoende
goed
zeer goed 9. Wat vond je er van dat je tijdelijk naar Het Schip moest?
heel erg vervelend
vervelend
maakt mij niets uit
leuk
heel leuk
Begeleiding en ondersteuning 10. Ben je tevreden over het aantal contactmomenten dat je gehad hebt met je traject begeleider(mentor) op Het Schip? Dit vond ik:
Te weinig
Weinig
Voldoende
Veel
Te veel 11. Ben je tevreden over het contact dat met jou gehouden is door je eigen school(mentor etc.) Dit vond ik:
Te weinig
Weinig
Voldoende
Veel
Te veel 12. Hoe heb je het contact met de begeleiders/ leraren van Het Schip ervaren? Wat vond je prettig en wat vond je minder prettig? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………..
67
Medeleerlingen 13. In hoeverre had je contact met niet loods leerlingen van Het Schip op school, tijdens pauze etc?
Niet
Soms
vaak
zeer vaak
14. Heb je het contact met medeleerlingen ervaren?
heel erg vervelend
vervelend
maakt mij niets uit
leuk
heel leuk 15. Zou je wat kunnen vertellen over jou contact/ ervaringen met medeleerlingen? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. 16. Had je het prettige gevonden wanneer je in een klas met alleen Loodsleerlingen had gezeten i.p.v. tussen de reguliere leerlingen?
ja
maakt mij niet uit
nee Onderwijs 17. Waar kwam je vandaan voor dat je bij ons in de Loods kwam? Klas:……………………..
Niveau:…………………
Richting:…………………….
18. Ben je tevreden over de manier waarop je de studie hebt kunnen bijhouden?
Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Zeer goed 19. Zijn er dingen die jij ten aanzien van het studieprogramma graag anders zou zien? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………..
68
……………………………………………………………………………………………………….. 20. Waar ben je na je Loods periode naar toe uit gestroomd? School:………………….... Klas:………………………..
Niveau:…………………
Richting:…………………….
21. Heb je achterstand ervaren in je studie na (terug)schakeling na je Loods periode?
Nee
Ja, namelijk………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………..
Algemeen 22. In hoeverre zijn de problemen die er waren bij aanmelding voor de Loods nog aanwezig?
Niet
Wel, welke? (denk aan school, thuis, vrije tijd etc): …………………………………… ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. 23. Wat vind je de positieve punten van je Loods periode : ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. 24. Wat vind je de minder positieve punten van je Loods periode: ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………….
69
25. Als je het totaalbeeld zou moeten beoordelen, dus de werkwijze, de school(sfeer, activiteiten etc), adviezen die je zijn meegegeven en begeleiding op Het Schip, welk cijfer zou je dan geven van 1 t/m 10? Cijfer voor de werkwijze:……………. Cijfer voor de school:………………. Cijfer voor de begeleiding:…………. Toelichting………………………………………………………………………………………….. ……….………………………………………………………………………………………………. Zou je nog een klein stukje kunnen schrijven dat samenvat hoe jij de Loods op Het Schip hebt ervaren:………………………………………………………………........................................ …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
Heel hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijst!
70