HET LANDSCHAP VAN DE KEMPEN
I. Inleiding ontstaan van het landschap : ---> tal van processen ---> voor begrijpen is inzicht nodig in het geheel drie belangrijke facetten : --->
de ondergrond - het substraat = produkt van gebeurtenissen in het verleden ---> begrip geologische tijd
--->
de landschapsvormende processen - de oppervlakte = verantwoordelijk voor de reliëfvormen = bepaald door een beperkt aantal belangrijke factoren : - klimaat - weer : temperatuur en neerslag; verwering; erosie en sedimentatie - processen in de aardkorst : gebergtevorming en breuken - substraat : erosiegevoeligheid (klei, zand, kalksteen; zandsteen; graniet...) - tijd
--->
het leven op aarde onder de vorm van plant, dier en mens = een belangrijke landschapsbeïnvloedende factor.
II. de voornaamste ingrediënten voor de Kempen 1. De geologie : 20 miljoen jaar geschiedenis De geologische geschiedenis van de reliëfbepalende afzettingen in Kempen is "jong" geologische indeling : - Paleozoïcum : > 245 miljoen jaar - Mesozoïcum : 245 - 65 miljoen jaar - Cenozoïcum : < 65 miljoen jaar --> het Cenozoïcum :
- Tertiair : 65 - 2 miljoen jaar - Kwartair : < 2 miljoen jaar
De geologische geschiedenis van België is zeer oud; ook in de Kempense ondergrond oude gesteenten (vb. steenkoollagen; dinantiaan-kalksteen in Loenhout) maar : deze beïnvloeden het reliëf niet. fase 1 : de zee trekt zich langzaam terug (20 miljoen tot 2 miljoen jaar geleden) waarneming : rivierlopen in Midden-België aantonen : regressie naar het noordoosten gevolg : erosie in zuiden, sedimentatie in de terugtrekkende zee welke sedimenten : ---> zand en klei
--> kleiafzettingen :
klei van Boom : zeer dik pakket (ca 30 miljoen jaar terug) klei van Oevel : dunne laag kleien van de Kempen (ca 2-1 miljoen jaar)
--> zandafzettingen :
zand van Diest
kenmerk:
zand van Kasterlee zand van Poederlee zand van Antwerpen - kwartsrijk (verklaring) - glauconiethoudend (Fe-Mg-K-silicaat slaat neer in zout water; lost terug op en geeft ijzerkorsten)
uit welke rivieren : rivieren van Midden-België --> relatie met Maas in oosten --> in het oosten van de Kempen een ander sediment kenmerken : wit kwartszand (zand van Mol, plioceen (1-5 miljoen jaar en kwartair) bron : Moezel-Maas delta; aanvoer vanuit lage Ardennen-Vogezen warm klimaat; sterke verwering; uitloging lignietlaag : extra uitloging en ophouden van ijzer (wit zand onder "sprietlaag") later (Kwartair) : Rijndelta (Lommels zand) dus :
- mariene afzettingen in westen - rivierafzettingen in oosten - mariene afzettingen van Diestiaan --> zandbanken - kleien van de Kempen --> waddenzee met delta in O (vgl. met huidige Rijndelta en Waddenzee)
fase 2 : een lange tijd van erosie breekt aan : het Kwartair (2 miljoen jaar tot 10.000 jaar geleden) waarneming :
- rivierlopen veranderen (Netebekken) - ontstaan van waterscheiding in noorden en oosten.
verklaring voor erosie: --> -->
de ijstijden : opeenvolging van warme en koude perioden (nooit ijs, wel koude) reliëfomkering : - Vlaamse Vallei : diepe zeegeul vanaf westen; wordt uitgeschuurd in voorlaatste ijstijd, opgevuld in laatste; tapt alle rivieren aan, waarvan later alleen het oude Denderdal (nu Schelde-doorbraak) terug geactiveerd wordt - verschil in sediment (fijn zand; klei; grof zand) - zandbanken worden zandsteenheuvels
hoe belangrijk was deze erosie ? Heist-op-den-Berg : 40 m; Kempense heuvelrug: 30 m; Beerse: 30 m; Netevallei: 15 m --> ruim 15 m is het landschap verlaagd. 2.
Het landschap in een definitieve vorm tijdens de laatste ijstijd : sneeuw, wind en water boetseren het reliëf. (100.000 jaar tot 10.000 jaar geleden)
kenmerken van een ijstijd - klimaat : afkoeling --> subpolair - ijskap groeit en zeespiegel daalt - in Kempen : vegetatie verschraalt --> boomloos - windrichting draait naar N.
in de ijstijd onderscheiden we twee fasen : a.
erosie : door daling watertafel, schrale vegetatie, sneeuwsmelt in lente valleien
--> uitdiepen --> afvlakken reliëf
b.
accumulatie : - rivieren "verstikken" in eigen puin dat komt van interfluvia - windwerking wordt belangrijk ---> dekzand ---> loessleem = nieuwe sedimenten van elders gevolg :
windwerking is over ganse oppervlakte : microreliëf op interfluvia
Het systeem van zand in N en leem in Z is te eenvoudig!! ---> relatie zand en bron : alluviale vlaktes ---> loess verder van bron : als vegetatie dan bewaard. c. het laatglaciaal (15.000 - 10.000 BP) kenmerken : - de grote koude is voorbij; de ijskap in Europa smelt geleidelijk af - de wind draait naar het ZW - na korte een klimaatsverbetering met dennenbossen, maar het wordt plots terug koud (Jonge Dryas) - watertafel staat nog laag --> insnijding rivieren (vooral in Alleröd) - verstuivingen : zand uit alluviale vlaktes wordt op interfluvia als duinen afgezet voorbeelden : Kalmthoutse Heide; Netevallei (Geel-Bel); heuvelrug HerentalsKasterlee gevolg : een warrig duinreliëf op de vlakke interfluvia met lage ruggen en deflatiekommen (duinpannes) 3. Het Holoceen : het landschap fossiliseert (10.000 jaar geleden tot nu) kenmerken van het Holoceen : - klimaatsverbetering : afsmelten van ijskap - het bos komt terug : dennen - gemengd loofwoud - het grondwater stijgt --> valleien en duinpannes vervenen --> laagveen en hoogveenvorming vangt aan - bodemvorming : ijzerpodzol bedekt het ganse landschap
4. De mens koloniseert het landschap van jagers tot middeleeuwse landbouwers eerste belangrijke kolonisatie = Romeins Merovingers --> rustperiode maar Middeleeuwen : belangrijke kolonisatie cfr. ontwikkelingslanden : ontbossing : hout voor bouw, verwarming, rooien bos voor landbouw (roofbouw, brandcultuur)
zandgrond is onvruchtbaar --> vlug uitgeput --> verdere ontbossing--> gevolg : rond ca. 1.000 is het bos nagenoeg verdwenen. tekst uit ca 1055 van de hand van kloosterling van de abdij van Sint-Truiden : "... in Taxandria ligt Campania, bestaande uit ver uitgestrekte vlakten, die door de hitte van de zon verschroeid zijn en helemaal ongeschikt voor enig menselijk ondernemen. De streek is vol holen en schuilplaatsen van struikrovers die met hun ver dragend en scherp zicht over de kale vlakten, de vreemde reizigers zeer gemakkelijk in het oog krijgen..." --> de Kempen was toen nagenoeg volledig ontbost, met uitzondering van enkele jachtwaranden (vb. Grooten Hout Bos) Maar : Kempense zandgrond = arme grond Middeleeuwen nog geen kunstmest in leemstreek : drieslagstelsel in Kempen : grotere braakperiode nog onvoldoende --> andere bemestingstechnieken ---> potstal het potstalsysteem :
- heideplaggen worden gemengd met dierlijk mest - mest wordt op akkers gevoerd gevolg : heide werd onderdeel van economisch systeem landschappelijke gevolgen : 1. 2.
Heide geeft heel zure humus --> afbraak van ijzerpodzol tot humus-ijzerpodzol met ijzerkorst -> ontstaan van vennen Heide biedt minder bescherming dan bos: --> middeleeuwse verstuivingen --> historische duinen : landduinen
3.
Relatief grote behoefte aan heide t.o.v. akkerland --> verspreide woonkernen tussen uitgestrekte heidevlakten
4.
Heideplaggen bevatten ook zand --> ophoging akkerland tot esgronden (dikke zwarte humuslaag tot 1m dik --> oude akkergebieden liggen hoger dan omgeving)
Het heidelandschap is door de Kempense middeleeuwse mens gevormd en in stand gehouden. Omwille van de intense reliëfverschillen biedt het sterke vegetatieverschillen en een rijke fauna en flora. Bovendien stonden rond de akkerperceeltjes en weilanden vaak houtkanten met een drieledige functie : vee binnen- of buiten houden; sprokkelhout verzorgen; winderosie tegen gaan. de alluviale vlakten en hoogveengebieden Het veen in de alluviale vlakten en in de uitgestrekte depressies op de interfluvia wordt ontgonnen. Hierin hadden de kloosters vaak een belangrijke rol vb. Essen-Kalmthout : Tongerlo Hulshout : de heren de Merode Heel beperkte ijzerertsontginning
sedert de Belgische onafhankelijkheid Herbebossingsprojecten van Oostenrijkers en Fransen hebben slechts een beperkt succes; aangewezen boom is de den (reden : lokale weerstand). wet van 25 maart 1847 op woeste gronden - afgekondigd na hongerwinters
- ontstaan van grootgrondbezit en massale bebossing met dennen reden : houtproductie; cijnskiesrecht - algehele bebossing duurt ca. 100 jaar. gevolg : - totale verandering van uitzicht Kempens landschap --> den, een boom die reeds 8.000 jaar afwezig was, komt terug. - met den doet ook populier zijn intrede (in vochtige delen) de Kempense kanalen leiden de industrialisatie in doel :
- verbinding Luik met Antwerpen (los van Nederland) - vloeibeemden en wateringen ter ontginning van de Kempen (Lommel/ Mol) : grasland, populieren - lokalisatie voor industrie op basis van eigen grondstoffen (klei, wit zand) en non ferro.
gevolg : ontstaan van industriële cités in de heide. de twintigste eeuw 1. een grootschalige landbouwontginning doel :
- verhogen landbouwoppervlakte - verhogen rendement methode : - drainage (uitdiepen en rechttrekken rivieren en grachten (Antwerpse Kempen is een nat gebied) - grondverbetering (egalisatie; diepploegen; aanvoer van afval uit steden) - ruilverkaveling (Zegge) nu bio-industrie; sterke homogenisering in culturen 2. grootschalige industrialisatie met uitbouw van nieuwe industrieterreinen en transportinfrastructuur 3. grootschalige woninguitbreiding --> lintbebouwing (van oudsher langgerekte dorpskernen langs alluviale vlakten gevolg : op 100 jaar is het landschap volledig van aanschijn veranderd Roger Haest