‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding’ Willem Wilmink
bron Willem Wilmink, ‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding.’ In: Project jeugdliteratuur, aflevering 1.0.11. Tjeenk Willink / Noorduijn, Culemborg 1976, p. 2-8
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/wilm003kind02_01/colofon.htm
© 2004 dbnl / erven Willem Wilmink
2
Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding Willem Wilmink
Inleiding Een bekend gedicht van Rie Cramer begint als volgt:
Jokkentje Anneliesje heeft gejokt om een tweede koekje! Anneliesje zit beschaamd in een donker hoekje. O, wat tikt die nare klok: ‘Jokkebrok, Jokkebrok, Jokkebrok!’ 1
Het probleem komt goed. Anneliesje bekent ‘aan Moeders oor alles van dat koekje,’ en nu kan de klok tikken: ‘Zóó is 't goed, Zóó is 't goed, Zóó is 't goed.’ Het is bijna te keutelig voor woorden, en dát van een vrouw die volgens een haar bewonderende biografe ‘te avontuurlijk en te onafhankelijk (was) om zoals haar “moesjes” een beetje kwijnend op een sofa te zitten.’ 2 Het buiten alle realiteit staande werk van Rie Cramer is evenwel een begrijpelijke reactie op een al te moralistische 19de eeuw, waarin een ‘klein, klein jokkentje’ meegroeit met de leugenaar en een leven lang berouw veroorzaakt 3, en waarin grotere ondeugendheden navenant grotere gevolgen hebben: denk aan Max und Moritz, aan de gruwelijke drama's in Der Struwwelpeter, of aan Pinocchio, die in de eerste versie, de feuilleton-versie, geen jongetje wordt, maar met instemming van de schrijver wordt opgehangen aan een zeer hoge boom. En zie ook dit vers, vrij naar het Engels, van C.P.E. ROBIDÉ VAN DER A>: Jan durfde 't onlangs roekloos wagen, Den stier van Krelisbuur te plagen, En dien met zijne zweep te slaan: Maar, ach!, dat kwam hem duur te staan! De stier werd woedend door 't tergen, En wierp, eer hij zich kon verbergen, Den knaap, misvormd door wond bij wond, Geheel te pletter op den grond. 4
RIE CRAMER
Van oud en nieuw moralisme Het idee achter het werk van Rie Cramer c.s. is, dat de kinderen verre moeten worden gehouden van de boze wereld en zijn problemen. Het is hetzelfde idee dat mensen van mijn generatie dagenlang deed gissen of de ruzie tussen onze ouders nu over
Willem Wilmink, ‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding’
was of niet. We mogen het als achterhaald beschouwen, en blij zijn met de moesjes van onze dagen, die in werkgroepen de betrokkenheid van het kinderboek op de realiteit claimen. 5 Hun moralisme lijkt over de moraal van de 19de-eeuwse chauvinisten heen terug te grijpen naar iemand als de zo vaak verguisde MR. HIERONYMUS VAN AL-
Willem Wilmink, ‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding’
3 PHEN,
die immers ook vrijelijk met de kinderen sprak over alles wat er in de wereld omging, inclusief de dood: Mijn lieve kinders, schrikt tog niet, Wanneer gij dode menschen ziet; Zoudt gij voor lijken beven? Kom hier: deez bleke koude man, Die voelen, zien, noch hooren kan, Houdt nu niet op te leven. 6
Dit is de eerste strofe van Het lijk, een gedicht dat van huppelende muziek voorzien werd door een componist met de toepasselijke naam GRAF. ELDERS. In Claartje bij de schilderij van hare overledene moeder, horen we minder de stem van de ik dan die van de bedroefde vader: Wanneer ik neêrgezeten Bedaard het beeld aanschouwe Van mijne lieve moeder, Dan rollen mij de tranen Gestadig langs de wangen. Dat lief en lagchend wezen, Waar godvrugt en opregtheid Bevalligheid en blijdschap Zo klaar op is te lezen, Doet mij dan bitter schreien, Om dat ik haar moet missen; Ik - nog geen negen jaren. 7
Dit doet moderner aan, helaas, dan wat Van Alphen de kinderen over zijn huwelijk in de mond legt: Vader heeft met onze moeder altoos vergenoegd en blij, o Hoe lieven zij elkander, nimmer knorren zij als wij. 8
Bij Van Alphen, hoe naïef hij ons ook aandoet hier en daar, stond een kinderliefde voorop die de kinderen niet wilde afsluiten van de wereld, ze niet in het ongewisse wilde laten. Ook in onze tijd is dat in veel kinderboeken het geval. Er zijn daarnaast echter heel wat probleemboeken waarin niet het kind centraal staat, maar de gedachte aan een alternatieve maatschappij. Bij een indeling in thema's zoals de werkgroep-Eindhoven die maakt (thema bestaansminimum, thema uitbuiting en onderdrukking, thema onvolledige gezinnen, etc.) valt dit verschil in doelstelling onder tafel. 9 Verder kan men op een dergelijke manier van indelen aanmerken dat de ernst des levens er te veel de nadruk door krijgt, dat het wat (de thematiek) het hoe (de manier waarop die thematiek is verwerkt) te veel naar de achtergrond dringt, en dat te weinig wordt benadrukt of de gecategoriseerde boeken al dan niet een oplossing bieden voor de problemen die ze aan de orde stellen. Op de drie punten ‘ernst des levens’, ‘wat of hoe’, ‘oplossing of niet’ zal ik nader ingaan.
Willem Wilmink, ‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding’
Drie punten De ernst des levens Men kan zich afvragen of onderwerpen als bestaansminimum, uitbuiting en onderdrukking, milieuvervuiling, onvolledige gezinnen, echtscheiding, en nog veel meer, niet een wat ál te koude douche zijn na de zonnekindertjes van Rie Cramer. Men bedenke dat kinderen zich zonder alcohol en nicotine door het leven moeten slepen, en dat ze toch óok recht hebben op wat ontspanning en geborgenheid. Of, in de woorden van LEA DASBERG: De vraag is echter of zij (bedoeld is Tonne Cox, als representante van de werkgroep-Eindhoven) gelijk heeft dat een kind uit een gebroken gezin of van
Willem Wilmink, ‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding’
4 een ongehuwde moeder of van arme ouders zo'n boek nodig heeft of zelfs maar zou willen om zich mee te identificeren. Een invalide kind wil, als het na alle fysiotherapie eens eindelijk aan een uurtje lezen toe is, wel wat anders dan Beugeljong. 10 Het lijkt er overigens op dat de werkgroep-Eindhoven dit zelf wel inziet, want ze voegt aan haar indeling een lijst toe van ‘boeken die niet onder een van de vorige categorieën vallen, maar die we ook erg goed vinden.’ Zelf zijn ze zo dogmatisch niet, maar je kunt nog altijd je hart vasthouden voor hun navolgers.
Wat of hoe Hoe anders een zelfde thema door verschillende auteurs kan worden behandeld, is makkelijk aantoonbaar. Ik neem daarvoor drie boeken waarin huwelijksproblemen aan de orde komen: Wim van WIM HOFMAN 11, een boek dat autobiografisch aandoet en dit jaar werd bekroond met een zilveren griffel en met de Nienke van Hichtum-prijs; Waarom praten ze niet gewoon van ANNE OTTEN 12; en Drie verschrikkelijke dagen van Guus Kuijer 13. Eerst een citaat uit elk boek, in de volgorde waarin ze genoemd zijn: 14 Zijn moeder kwam de kamer in. Ze had zich opgetut. Haren gekamd en los en ze droeg de gele broek waar Wim zo'n hekel aan had. Je kon haar onderbroekje zien zitten. Ze had geen schoenen aan en ze had haar teennagels rood gemaakt. Het was net alsof ze haar tenen lelijk had gestoten: dikke druppels bloed. ‘Je moet een andere broek aantrekken’, zei ze. ‘Die zwembroek die je aanhebt is nog nat en zit vol zand. Zo komt alles onder het zand te zitten. Ik heb geen zin de hele dag te lopen stofzuigen.’ (...) ‘Heb je mijn sigaretten soms gezien?’ vroeg zijn moeder. ‘Hoe kun je nu eten en roken tegelijk?’ vroeg Wim. Op een laag tafeltje voor hem lag een pakje sigaretten. Hij gooide het naar zijn moeder. Ook gooide hij nog een aansteker. Het pakje sigaretten ving ze wel, maar de aansteker vloog een eind weg. Het ding gleed meters over het nylon tapijt. ‘Nou, kan dat niets anders?’ zei zijn moeder. ‘O ja, veel en veel harder’, zei Wim. Er werd niet veel meer gezegd. Toen ze klaar waren, hielp Alfred met het afruimen van de tafel en daarna volgde hij zijn moeder naar de keuken om te helpen bij het afdrogen. Zijn vader kwam in de deuropening staan. ‘Je maakt een oud wijf van die jongen’, zei hij. ‘Kom, laat je moeder die afwas doen. Wij gaan eens even in de tuin kijken.’ Alfred keek vragend naar mamma. Ze knikte. Hij legde de theedoek neer en liep achter pappa aan naar buiten. 't Was zonnig weer, maar fris. Pappa keek de tuin rond.
Willem Wilmink, ‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding’
‘He, een nieuwe paal’, zei hij. ‘Waarom? Die oude was toch nog goed.’ ‘Nee, die was vermolmd, hij viel vanzelf om.’ ‘Waren er dan geen oude latten meer? Wie heeft dat ding neergezet?’ ‘De timmerman van hiertegenover.’
Willem Wilmink, ‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding’
5 ‘En wat kost dat wel niet?’ ‘Dat weten we nog niet, dat horen we nog.’ ‘Een rekening. Zijn jullie gek? En ik moet die zeker betalen. Mij niet gezien. Ik betaal niks. Had maar gewacht totdat ik er was, ik had zo wat in elkaar geflanst.’ ‘Je bent er toch nooit’, zei Alfred. ‘Ik ben er nou toch ook?’ Pappa schudde aan de nieuwe paal. ‘Een rekening’, mompelde hij, ‘ik moet nodig van dit zootje af.’ ‘Doe dan, roep hem dan’, riep de vrouw. ‘Goed.’ Jos legde een hand op de hoorn. ‘Pa!’ schreeuwde hij. ‘Pa! Telefoon.’ Hij bromde wat onverstaanbaars terug. ‘Ik moet zeggen dat ie er niet is’, zei hij in de hoorn. ‘Nou, zeg maar dat ik hem on-middel-lijk moet spreken’, bitste de vrouw. Jos zuchtte. ‘Pa, je moet echt komen hoor’, zei hij. Hij keek tien seconden lang op zijn horloge. ‘Het spijt me’, zei hij toen. ‘Hij wil niet komen.’ Er klonk een sissend geluid door de hoorn. ‘Zeg maar dat ie barsten kan’, snauwde de vrouw en met een venijnige klik werd de verbinding verbroken. Jos grinnikte gemeen. Hij hoopte dat ie aanzienlijke schade had aangericht. ‘Dat staat je netjes, pa’, mompelde hij, ‘zo'n aardige juffrouw afpoeieren. En dan de manier waaróp!’ Dit laatste fragment lijkt me het minst problematische van de drie: Kuijers Drie verschrikkelijke dagen is met nadruk niet als kinderboek maar als jeugdboek gepresenteerd, en het kunstje dat de uithuizige vader geflikt wordt, lijkt me daarom best op zijn plaats. Wim is wél een kinderboek, maar het rapport van een kinderjury laat zien wat er kan gebeuren als je dat boek plompverloren aan kinderen in handen geeft: ‘Wim’ van Wim Hofman had volgens de kinderjury beter nooit geschreven kunnen worden. Een stem uit de jury: ‘Nou, we kunnen gerust wel begrijpen, dat grote mensen van zo'n boek houden. Maar wij vinden het verschrikkelijk saai. Wij houden van spannende boeken.’ 15 Wim is een boek dat bij het lezen enige begeleiding vereist. Voor kinderen, en waarschijnlijk ook voor veel begeleiders van kinderjury's. Anne Otten ten slotte vind ik ongeloofwaardig. Een vader die tegenover zijn zoontje zijn huwelijksverleden als ‘dit zootje’ bestempelt, kom nou. Zelfs mannen die afwassen vrouwenwerk vinden, zijn zo niet, mevrouw Otten.
Oplossing of niet? Is er nu in deze boeken zicht op een oplossing, of niet? Otten doet een poging om de vader gaandeweg wat meer reliëf te geven en hem acceptabeler te maken voor zijn zoon en de lezers, maar ze blijft in die poging steken. Hofman besluit zijn boek
Willem Wilmink, ‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding’
met een vleug van hoop in de persoon van vaders nieuwe vriendin: een ‘happy end’ dat na alle bittere eenzaamheid volkomen uit de toon valt. In Drie verschrikkelijke dagen komt een algehele verzoening tot stand, maar daartoe zijn teveel dramatische gebeurtenissen in een te kort tijdsbestek nodig geweest.
Willem Wilmink, ‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding’
6 Een oplossing die een kind uit een gebroken gezin naar zichzelf toe zou kunnen vertalen, biedt geen van de drie boeken. 16 Hoe zou zo'n oplossing er overigens uit moeten zien? Niet als in Dubbele Lotje van ERICH KÄSTNER, waarin de kinderen hun ouders weer bij elkaar brengen. Zoiets is in onze dagen te mooi om waar te zijn. Wel zou men kunnen laten zien hoe een kind met de nieuwe onherroepelijke situatie kan leren leven, maar ik moet de kinderboekenauteur nog tegenkomen die dat waar kan maken.
Realiteit Kinderboeken mogen de realiteit geen geweld aandoen, maar ze mogen ook niet ontmoedigend zijn. Als het menselijke leven er uitsluitend in wordt beschreven als een woestenij van kapotte relaties temidden van bespoten landschappen en vergiftigde wateren, dan schieten ze tekort. Welke boeken doen de realiteit dan wél geweld aan? Mijns inziens Dubbele Lotje en al die andere boeken waarin de zaken mooier worden voorgesteld dan ze zijn. Of ook die werken waarin pure geschiedvervalsing wordt gepleegd, zoals De scheepsjongen van Bontekoe van JOHAN FABRICIUS, dat de hand licht met het barre scheepsjournaal dat er de bron van is. En vergelijkbare boeken, die tot diep in de twintigste eeuw het Gouden-Eeuwchauvinisme van Potgieter en de zijnen onder de kinderen hebben gebracht. In pedagogische kringen duikt steeds weer de al door Maria Montessori gekoesterde gedachte op dat ook sprookjes (of zelfs fantasieën en dagdromen in het algemeen) de realiteit geweld aandoen. Maar die zijn geen valse realiteit: ze zijn een realiteit naast de onze. De overeenkomsten tussen de gefantaseerde en de echte wereld zijn soms verrassend groot, en menig sprookjesschrijver is erin geslaagd in zijn droomwereld vooruit te lopen op inzichten die later als echt gewaarmerkt werden. Zo schreef H.C. 17 ANDERSEN in 1861, ver voor de Freudiaanse tijden, het sprookje De sneeuwman. De sneeuwman had gelukkig moeten zijn, ‘maar hij wás niet gelukkig; hij had kachelverlangen.’ Een oude kettinghond waarschuwt hem: ‘Hij is precies het tegenovergestelde van jou! Pikzwart is hij!’ Maar tegen neurotische partnerkeuze en tegen destructiedrift helpt waarschuwen zelden, en voor een verklaring van sneeuwmans gedrag gaat de kettinghond, geheel volgens de psychoanalytische regels, terug naar het prenatale stadium: de jongens hebben de sneeuwman gemaakt met een kachelpook als staketsel. Vandaar de onrust die in hem rakelde, en vandaar het kachelverlangen. Helaas wordt dit alles pas vastgesteld nadat de patiënt is versmolten. Ook in The Wizard of Oz van L. FRANK BAUM (1900) is de sprookjesschrijver de tijd vooruit. Het boek gaat over vier gefrustreerde figuren: een meisje zonder thuis, een vogelverschrikker zonder verstand, een blikken houthakker zonder hart, en een leeuw zonder moed. Gezamenlijk ondernemen ze een tocht naar een tovenaar die hun moet geven wat ze ontberen. Nu trapt de houthakker onderweg op een torretje, en zijn commentaar is onthullend voor wat er in iemand om moet gaan wiens geweten niet normaal functioneert:
Willem Wilmink, ‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding’
‘This will serve me a lesson’, said he,
Willem Wilmink, ‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding’
7 ‘to look where I step. For if I should kill another bug or beetle I should surely cry again, and crying rusts my jaws so that I cannot speak.’ Thereafter he walked very carefully, with his eyes on the road, and when he saw a tiny ant toiling by he would step over it, so as not to harm it. The Tin Woodman knew very well he had no heart, and therefore he took great care never to be cruel or unkind to anything. ‘You people with hearts’, he said, ‘have something to guide you, and need never do wrong; but I have no heart, and so I must be very careful. When Oz gives me a heart, of course, I needn't mind so much.’ 18 Hier valt overigens tussen de regels door te lezen dat de houthakker al aan de beterende hand is, hetgeen fraai vooruitloopt op de ontknoping van het verhaal.
Besluit Moet een kinderboekenschrijver zijn lezertjes toerusten voor de maatschappij, zoals Van Alphen, of ze ervan afhouden, zoals Rie Cramer, of ze bijbrengen dat er een andere maatschappij moet komen, zoals de Rode Vrouwen? Moet hij meegaan in de fantasieën en dagdromen van kinderen, of hen waarschuwen dat ze hun tijd verdoen aan veel te mooie dingen? Moet hij überhaupt naar pedagogen en critici luisteren? Men heeft nogal eens geprobeerd deze kwesties op te lossen door te zeggen: ‘Laat de kinderen zelf beslissen over hun lektuur.’ Dat lijkt verstandiger dan het is, want dan kiezen kinderen wél, om gouden-griffelwinnaar HENK BARNARD te citeren, elke dag uitsluitend patat-mét als leesvoer. Ouderen moeten voor wat extravoeding zorgen. Ik citeer ANNIE SCHMIDT: Het kind dat opgroeit met Afke's tiental, met Winnie de Poeh, met Andersen, zo'n kind krijgt een bepaald soort vitamines; het krijgt een beschermende bijvoeding. Natuurlijk hebben ook deze boeken niet een directe, een onmiddellijk nawijsbare uitwerking. Maar de vitamines werken op lange termijn. 19 Zolang de literatuurwetenschap nog geen uitspraak kan doen over wat een goed boek is en wat niet (hoe lang duurt dat nog?), zolang moeten we ook in de kinderboekenwereld maar op onze intuïtie blijven hopen. En hoe meer mensen zich druk maken over de materie en elkaar tegenspreken, hoe beter.
Eindnoten: 1 Uit: Rie Cramer, Liedjes bij prentjes, met muziek van Nelly van der Linden van Snelrewaard Boudewijns, Utrecht, 1913. 2 Jacqueline Burgers in ‘Het Parool’, 24-9-'77.
Willem Wilmink, ‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding’
3 Heye, J.P.: Een klein jokkentje, in: Al de kinderliederen van J.P. Heye, Amsterdam, 1861. Dit en enkele andere gegevens met betrekking tot kinderliedjes zijn ontleend aan het Verslag van de werkgroep-kinderlied, CML 6, 1976/'77. 4 Geciteerd naar Lea Dasberg, Grootbrengen door kleinhouden als historisch verschijnsel, Boom, Meppel, 1975, p. 61. 5 Er zijn nogal wat van die werkgroepen, bijvoorbeeld: bij Man Vrouw Maatschappij (met als publikatie het Plus-min-boek), bij de Rode Vrouwen van de Partij van de Arbeid, en voorts de hierna met werkgroep-Eindhoven aan te duiden Werkgroep Kinderen Jeugdlectuur van Annemoon Bosma, Tonne Cox, e.a., die twee brochures Het kinderboek vanuit een andere hoek het licht deed zien. 6 Alphen, Mr. Hieronymus van: Kleine gedichten voor kinderen, Facsimile, naar de druk van 1821, Kruseman, Den Haag, 1973, p. 93. (fragment) 7 idem, p. 77. (fragment) 8 Uit het gedicht ‘Het goede voorbeeld’. idem, p. 51. 9 De kritiek die Lea Dasberg heeft op Bob Dixon, Catching Them Young, is wat onderstaand citaat betreft, regelrecht van toepassing op de werkgroep-Eindhoven:
Daar waar het boekenbeeld van de maatschappij niet strookt met het reële beeld van de maatschappij doet Dixon duidelijke pedagogische uitspraken: hij wil dat het kind een waarachtig beeld gepresenteerd krijgt van de wereld waarin het leeft. Maar het blijft onuitgesproken of hij dat nu wil ter wille van het kind, ter wille van de harmonische uitgroei van zijn karakter en vaardigheden, ter wille van een later opgewassen zijn tegen de teleurstellingen van het volwassen leven. Of dat hij dat wenst ter wille van de maatschappij, ter wille van het vormen van zodanige mensen dat de maatschappij van morgen een betere kan worden dan die van vandaag. Dat zijn toch wel twee essentieel andere doelstellingen.
10 11 12 13 14 15 16
(Lea Dasberg, Gaat het nu om kritiek op het kinderboek of om kritiek op de maatschappij? In: ‘Vrij Nederland’, 29-10-'77.) Dasberg (zie noot 4), p. 70. Hofman, W.: Wim, Bussum, 1976, Van Holkema en Warendorf/Unieboek. Otten, A.: Waarom praten ze niet gewoon, Amsterdam, 1977, Ploegsma. Kuijer, G.: Drie verschrikkelijke dagen, Amsterdam, 1976, Querido. Hofman, p. 12, 13. Otten, p. 64, 65. Kuijer, p. 27. Dobbelsteen, Rob van den: ‘Meneer Dubbelboer verdient de echte Gouden Griffel’, in: ‘Het Parool’, PS, 29-10-'77). Afgaande op O.W. Goeman zouden we kunnen zeggen dat Drie verschrikkelijke dagen, aangezien het geen kinderboek maar een jeugdboek is, zo'n oplossing minder nodig heeft dan de andere twee boeken:
Hier ligt wellicht een markering van de grens tussen kinder- en jeugdliteratuur. Boeken voor kinderen kunnen nog niet zonder een goede afloop, omdat jonge kinderen in emotioneel moeilijke situaties nog niet volledig op zichzelf teruggeworpen mogen worden. De laatste stap naar volwassenheid betekent ook een oefenfase in het omgaan met situaties waarin dit wel het geval zal zijn. (O.W. Goeman, Ontwikkelingspsychologische aspecten van kinder- en jeugdliteratuur, in: Project Jeugdliteratuur, 1.0.0.3., p. 13. 17 Geciteerd uit: Sprookjes van H.C. Andersen, Kosmos, Amsterdam/Antwerpen, 1975, p. 225, 226. 18 Baum, L. Frank: The Wizard of Oz, Avon Boos, New York, 1967, p. 59. 19 Schmidt, Annie M.G.. Voer voor kinderen (eerdere titel: ‘Van schuitje varen tot Van Schendel’), in: Over jeugdliteratuur, reader, ed. Karin Ottenhoff en Frans Peeters, Instituut voor
Willem Wilmink, ‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding’
Neerlandistiek, Amsterdam, Sectie Nederlands van de Katholieke Universiteit te Nijmegen, 1974, p. 9.
Willem Wilmink, ‘Het kinderboek van elfenland tot echtscheiding’