zondag 8 februari Een lang gekoesterde wens gaat vandaag in vervulling: we gaan naar Egypte. Als veertienjarig meisje raakte ik al gefascineerd door de meeslepende verhalen van Michels, mijn geschiedenisleraar op de HBS. In zijn lessen kwam de tijd van de farao’s tot leven. Vooral de zo jonggestorven Toetanchamon sprak sterk tot mijn verbeelding, evenals de piramiden – zo mysterieus en onverklaarbaar. Morgen zal ik ze met eigen ogen zien. Een beetje rillerig stap ik even voor negen uur in de auto en ik ben blij dat we niet met de trein gaan, wat aanvankelijk wel de bedoeling was. Maar door werkzaamheden aan het spoor zouden we langs een omweg met drie keer overstappen naar Schiphol moeten reizen. Dat was ons toch een beetje te gortig en dus heeft Jan een plaats geboekt op de P3 voor lang parkeren op Schiphol. Gelukkig maar want de temperatuur is onder het vriespunt en dat is niet echt aangenaam met een zomerjack aan. In Caïro is het nu 27 graden en de verwachting is dat de temperatuur de komende dagen nog zal stijgen. Even na elf uur sta ik bij de halte van de pendelbus te bibberen terwijl Jan de auto weg zet. Een kwartier later staan we in de vertrekhal, waar de balie van Epypt Air nog gesloten is. Dan eerst maar wat drinken, een broodje eten en mensen kijken. De tijd vliegt voorbij en om half één zijn we ingeboekt door een vriendelijke Egyptenaar die ons een plaats aan het raam geeft. Het vliegtuig naar Caïro zit grotendeels vol met Egyptenaren die op familiebezoek gaan. Grote plastic tassen van C&A en H&M worden in de handbagage meegenomen. Eén man sjouwt met de grote takkenbos met verlichting – die rond Kerst bij Blokker te koop was. En dat alles wordt rustig glimlachend door de Egyptische stewardess in de vakken boven de stoelen geduwd. Geen eenvoudig karweitje om alles een plek te geven maar geduldig wordt er net zo lang geschoven tot het past. De vlucht verloopt perfect. Onze eerste kennismaking met Egypte is het uitzicht op de groene Nijldelta en een door het landschap meanderende Nijl. Maar vooral heel veel zand. Op het vliegveld worden we opgewacht door Ahmed, een vriendelijke Egyptische jongeman. Hij brengt ons naar de douane waar we een visum moeten halen. We hebben in het vliegtuig een boekje gekregen met tips en advertenties waar ook twee formuliertjes voor het aanvragen van een visum in zaten. We hebben op één daarvan onze gegevens ingevuld. De man achter het loket gooit zonder iets te zeggen theatraal het papier op de grond en wijst ons onverbiddelijk terug. We hebben het verkeerde formulier ingevuld en dat is zo te zien in zijn ogen de grootste stommiteit die iemand kan begaan. Na het invullen van het juiste formulier krijgen we een soort postzegel in ons paspoort geplakt, het visum. Als iedereen de douane is gepasseerd maken we kennis met onze gids, Willy. We volgen haar naar de bus. Nou ja, bus zou ik het niet willen noemen maar busje is ook geen goede omschrijving. Het zit er tussenin, een “in between” om het in goed Nederlands te zeggen. Tot mijn stomme verbazing schuift de chauffeur een laddertje tegen de zijkant van de bus en even later worden onze koffers bovenop het dak gehesen. Ons reisgezelschap is niet groot. Zeventien personen tel ik. Mijn eerste indruk van Caïro is complete chaos. De straten zijn vol, overvol met heel veel auto’s die een verschrikkelijk lawaai maken. Luid claxonerend worden we links en rechts ingehaald. Volgens mij zijn er hier geen verkeersregels. Het lijkt wel alsof het recht van de hardst toeterende automobilist geldt. En van veiligheid hebben ze ook nog nooit gehoord. De auto’s zitten volgepropt met vrouwen, de kinderen gewoon op schoot. In de open laadbak van een klein vrachtwagentje zie
1
ik een paar opgeschoten jongens zitten tussen de kisten met groenten en we passeren zelfs een man op een ezeltje die stoïcijns in dit drukke verkeer zijn weg gaat. Het Piramisa hotel is een gigantisch groot hotel en dat is ook de suite (ja een heuse suite!) die we krijgen. We staan stomverbaasd als Jan de deur open heeft gedaan. We zien een woonkamer met een comfortabele zithoek, een dressoir en een grote ronde tafel met drie stoelen eromheen. Het enige wat aan een hotelkamer doet denken is de grote witte koelkast die naast de televisie staat. Door een tweede deur kom je in een halletje met daaraan gelegen twee badkamers en twee slaapkamers. Op iedere slaapkamer staat, net als in de woonkamer, een televisietoestel. “Dat moet ik morgen filmen” zegt Jan. Een half uurtje later gaan we opgefrist het hotel verkennen. Willy heeft gezegd dat er ook een wisselkantoortje is en Jan gaat wat euro’s wisselen voor Egyptische ponden. Behalve het wisselkantoortje is er nog veel meer. Zelfs een compleet Casino. Verder een groot restaurant waar je à la carte kunt eten – niet bij de prijs inbegrepen – een Italiaans restaurant en er tegenover een open bar. Daar zitten twee reisgenoten achter een groot glas bier en wij hebben ook wel zin in een drankje. We maken kennis en onder het genot van een Egyptisch biertje en een glas witte wijn zitten we gezellig een uurtje te praten. maandag 9 februari Het ontbijt in de gigantische ontbijtzaal van het hotel is werkelijk voortreffelijk. Ik laad mijn bord vol met lekkere dingen: lauwwarme tomatensalade, gebakken ei met paprikareepjes en gesmolten kaas. Heerlijk! We vertrekken vroeg en na een enerverende busrit door de ochtendspits van Caïro bereiken we heelhuids het Egyptisch Museum. Onderweg heeft Willy vertelt dat er in Caïro – ElKahira – meer dan zestien miljoen mensen wonen en dat er iedere dag zo’n vier miljoen de stad inkomen om er te werken. En dat levert natuurlijk een enorme verkeersdrukte op. Ik weet echt niet wat ik zie. Volgepropte auto’s en bussen. Er staan zelfs mensen op de treeplanken. Willy loodst ons door een aantal zalen van het museum en vertelt uitgebreid over de dingen die daar te zien zijn. Volgens haar is het vandaag helemaal niet druk. Dan wil ik het hier wel eens zien als het wel druk is. We zien de beelden van koning Djoser – de term farao is in de tijd voor 1500 v.Chr. zelden gebruikt. Hij is degene die de eerste piramide liet bouwen. We zien het geschilderde hoofd van Hatsjepsoet, de enige vrouwelijke farao en ook granieten sfinxen. We zien mooie sarcofagen met prachtige versieringen. We zien heel, heel veel en Willy vertelt honderduit. Ze is niet te stuiten. We krijgen echt een fantastisch mooie rondleiding. Geweldig! Dan komen we bij de Toetanchamon-zalen en ik val helemaal stil bij het zien van al die pracht. Het is onvoorstelbaar dat dit duizenden jaren geleden is gemaakt. Twee levensgrote houten beelden “bewaken” de ingang. Ze stellen de Ka van Toetanchamon voor, dat kun je zien aan de zwarte gezichten. De Ka is de geestelijke dubbelganger, de vitale kracht en beschermgeest. De oude Egyptenaren dachten dat als iemand stierf de Ka van de overledene het lichaam tijdelijk verliet. Na de begrafenisceremonie zou de Ka in het gemummificeerde lichaam terugkeren, waardoor het zijn levenskracht terug kreeg. Alle voorwerpen, klein of groot, zijn zeer zorgvuldig afgewerkt en gemaakt van prachtige materialen. Zoals de troon, belegd met goud, zilver en edelstenen. Je kunt zien dat de tijd waarin Toetanchamon leefde een tijd van hoge kunstzinnige creativiteit in Egypte was.
2
Even verderop staat een prachtig beeld van Anoebis, de god van de balseming. Hij bracht de zielen van de gestorvenen naar Osiris, de god van de onderwereld. Anoebis was ook de bewaker van de graftomben. In het graf van Toetanchamon blokkeerde dit beeld de doorgang tussen de graftempel en de schatkamer. Tussen het grafmeubilair staat ook de canopenschrijn met vier afbeeldingen van de godin Selkis. Canopen zijn grafvazen waarin de verwijderde organen van de mummie werden bewaard. Ze werden naast de sarcofaag met de mummie in het graf geplaatst. In het oude Egypte werd de dood beschouwd als het begin van een nieuw leven. Daarom stelden de Egyptenaren alles in het werk om het lichaam van de dode te bewaren voor hereniging met de ziel in het hiernamaals. Ook kreeg de dode voedsel en spullen mee die hij nodig had om op zijn reis naar het hiernamaals in leven te blijven. Dan sta ik oog in oog met “Het Masker”. Het is een ontroerend en werkelijk schitterend kunstwerk van goud, lapis lazuli, kwarts en turkoois, dit masker van de kind-farao Toetanchamon. Hij erfde als jongetje van negen de kroon en hij stierf jong – amper achttien jaar oud. Ik zie in het masker, ondanks de goddelijke en koninklijke symbolen en versieringen die het draagt, het gezicht van een kwetsbare jongen. Misschien komt dit wel omdat ik het verhaal van deze farao zo aangrijpend vind. Hij erfde weliswaar de kroon maar zijn erfgoed was een land dat materieel en spiritueel was uitgeput omdat zijn vader het traditionele godendom had verwaarloosd. Wat zal hij gemanipuleerd zijn door de Amon-priesters en de hele hofkliek. Hij heeft niet voor niets zijn naam veranderd – oorspronkelijk luidde die Toetanchaton omdat zijn vader Achnaton het veelgodendom had afgezworen en de god Aton tot enige god van heel Egypte verklaard. We kunnen op ons gemak alles bekijken. Zoals de middelste en de binnenste sarcofaag waarin de mummie lag. De een is van verguld hout met halfedelstenen en de ander is van massief goud. Als we bij de vitrines met de prachtige sieraden staan komt er groep Belgische dames binnen die luidkeels verkondigen dat ze nog nooit “zulke schone kettinkskes” hebben gezien. Na een heerlijke lunch in een groot restaurant aan de oever van de Nijl baant onze chauffeur Ahmed zich stoïcijns een weg door de enorme verkeerschaos. Vanmiddag gaan we naar de Citadel van Saladin. Deze citadel werd in de 12e eeuw gebouwd door de islamitisch bevelhebber Salah ad-Din, ook bekend als Saladin. Het was in eerste opzet een klein dorp waarbinnen de Sultan, zijn familie, naaste medewerkers en bedienden konden wonen. De Mamelukken breidden de Citadel uit door er grote, sprookjesachtige paleizen te bouwen. De Mamelukken waren de oorspronkelijke slavenmilitairen (mamluk is het Arabische woord voor slaaf) die door de kaliefs in Bagdad sinds de 9e eeuw werden gerekruteerd uit nietmoslimfamilies in Turkije, Oost-Europa, Centraal Azië en de Kaukasus. Door niet-moslims in te zetten werd het islamitisch verbod op gevechten tussen Moslims onderling omzeild. Hun diensten werden beloond met macht en uiteindelijk met vrijheid. Mits ze moslim werden. Veel Mamelukken klommen op tot hoge posities binnen het rijk. Het is een kolossaal bouwwerk, deze citadel. Als we aan komen rijden doet het me denken
3
aan een groot middeleeuws fort. Het torent hoog boven Caïro uit en het uitzicht over de stad en de woestijn moet geweldig zijn. Helaas begint de lucht te betrekken en wordt het uitzicht snel minder. Jammer! In de Mohammed Ali Moskee is het een gezellige drukte. Moeders zitten op de grond met elkaar te praten terwijl heel jonge kinderen op schoot zitten of om hen heen kruipen. De grotere kinderen doen spelletjes en rennen rond. Iedereen is opgewekt en vrolijk. Het is een hele grote moskee en ik vind dat hij veel lijkt op de Blauwe Moskee die we in Istanbul hebben gezien. Dat idee blijkt juist te zijn want Willy vertelt dat Mohammed Ali, de man die in het begin van de negentiende eeuw meer dan veertig jaar over Egypte heerste, was geïnspireerd door de Blauwe Moskee en daarom liet hij hier in de Citadel deze gigantische moskee bouwen. Toen Mohammed Ali aan de macht kwam was Egypte een onbelangrijke provincie van het Osmaanse Rijk. Hij bouwde een uitgebreide infrastructuur op; wegen werden aangelegd en kanalen gegraven. Verder zorgde hij voor een sterk leger en stimuleerde hij de landbouw. Kortom, hij legde de basis voor het hedendaagse Egypte. Maar Mohammed Ali had wel heel wat bloed aan zijn handen. Want de Mamelukken vormden nog altijd een machtige groep en dus een bedreiging voor zijn heerschappij. Hij elimineerde die bedreiging door de belangrijkste emirs uit te nodigen voor een banket waarna hij ze op de terugreis liet vermoorden. Meer dan vijfhonderd kopstukken van de Mamelukken werden zo om het leven gebracht. Daarna liet hij alle Mamelukse bouwwerken in de Citadel slopen. Alleen de moskee van anNasr Mohammed is overgebleven omdat die als stal in gebruik was. We nemen een kijkje op de binnenhof van dit gebouw dat stamt uit het midden van de 14e eeuw. Bij de bouw werd materiaal gebruikt van andere – oudere – gebouwen. Zo is de zuilengang in de binnenhof gebouwd van zuilen en kapitelen afkomstig uit Faraonische, Romeinse en Byzantijnse gebouwen. Willy wijst ons op een paar blokken in de muur waarop oude Egyptische afbeeldingen van gazellen, nijlpaarden en figuren gebeeldhouwd zijn – duidelijke getuigen van het feit dat de stenen gehaald zijn uit de ruines van Memphis, de Oudegyptische stad waar we morgen naar toe gaan. Een uurtje later dwalen we door de Khan al Kahlili, de oosterse bazaar, waar gouden, zilveren en koperen sieraden glinsteren in grotachtige winkeltjes. Ook veel souvenirs De winkeliers zijn erg opdringerig. Zo erg zelfs dat ik niet eens meer stil blijf staan om iets te bekijken. En dat is jammer, want het leuke van een bazaar of, zoals in Marokko de medina, is het snuffelen tussen al die exotische dingen. Ik maak een paar foto’s vanaf veilige afstand en dan zie ik door de zoeker van mijn toestel een winkeltje met hele leuke dingen. Ik verman me en stap erop af. Tot mijn verbazing is de jongeman erg aardig en helemaal niet opdringerig. Ik wil een scarabee, een mestkever kopen. Ik wist al wel dat de scarabee in het oude Egypte een heilig dier was maar Willy heeft uitgelegd waarom. De naam van deze mestkeversoort was Chepri en dat heeft dezelfde medeklinkers als het werkwoord voor scheppen. De kever maakt met zijn pootjes een balletje, ongeveer vijf centimeter groot, dat hij voor zich uitduwt. In dat balletje wordt een eitje gelegd waarna het de grond in gaat. Na verloop van tijd komt de larve te voorschijn en begint het leven opnieuw. De Egyptenaren hadden een sterk geloof in het leven na de dood en de scarabee deed precies wat ze geloofden: hij werd geboren uit de dood. Ook werd de scarabee gezien als de kracht achter de dagelijkse cyclus van de zon. Ik bekijk de scarabees waarmee de verkoper aan komt dragen. Ik kan geen keuze maken maar
4
dan zie ik opeens één waar ik helemaal weg van ben. Hij is wel duurder dan de anderen maar Jan zegt dat hij wel wat van de prijs zal afdingen. Ik voel me altijd ongemakkelijk bij zulke onderhandelingen want voor ons is de prijs eigenlijk maar een schijntje. En dat gevoel krijg ik helemaal als de jongen met een theatraal gebaar tegen mij zegt: “He wants to cut my throat!” Jan komt tot een overeenkomst, de scarabee wordt ingepakt en als we naar buiten lopen krijg ik een kleine, zwarte scarabee in de hand gedrukt met de woorden: “You are a kind woman, you have a nice smile. It’s for luck. It will bring you luck.” Ik ben er beduusd van. Dit keer is het geen dollemansrit door Caïro; het verkeer zit goed vast en het duurt meer dan een uur voordat we bij ons hotel terug zijn. Hoe verzin je het! In Egypte bij de Italiaan eten! Dat doen wij dus. Deze twee dagen in Caïro is de warme maaltijd tussen de middag bij de reis inbegrepen. ’s Avonds moeten we zelf ergens gaan eten. Omdat we moe zijn en het al donker is hebben we geen zin het hotel uit te gaan. Dus komen we bij het Italiaanse restaurantje terecht. En daar hebben we toch lekker gegeten en gezellig gepraat met een aantal reisgenoten. Weer is het laat als we in bed stappen. dinsdag 10 februari Het is helaas zoals Intellicast vorige week heeft voorspeld: er staat een harde wind maar de zon schijnt. We zijn op weg naar Sakkara maar we zullen een tussenstop maken in Mit Rahina, een klein dorp op de plek waar vroeger Memphis lag. Van Memphis zelf, eens de belangrijkste stad van het Oude Rijk, is niets terug te vinden. De schitterende tempels en paleizen werden geplunderd door vreemde overheersers, te beginnen bij de Romeinen. Omdat de stad gebouwd was van tichelstenen – in de zon gedroogd Nijlslib – is alles vervallen en de eeuwenlang jaarlijks terugkerende overstromingen van de Nijl hebben het bedekt met een dikke laag vruchtbare modder. Palmbosjes en uitgestrekte akkers liggen nu op de ruïnes van de ooit zo imposante stad. Memphis is gesticht door farao Menes na de vereniging van Opper-Egypte en Neder-Egypte. Het was een strategisch gunstige plek bij de punt van de Nijldelta, op de grens van Opper- en Neder-Egypte. Het weinige dat van Memphis werd opgegraven is te zien in een klein openluchtmuseum en daar stopt onze bus. De ingang wordt bewaakt door zwaarbewapende militairen en ook op het terrein zelf staan er verschillende verdekt opgesteld. Het geeft me een vreemd, ongemakkelijk en onbehaaglijk gevoel. We bekijken het kolossale beeld van Ramses II dat niet rechtop staat maar onder een soort afdak ligt. Hoewel een deel van de kroon en de benen ontbreken zie je hoe kundig de steenhouwers uit die tijd waren. Het maakt veel indruk op me en ik wil er een foto van maken. Ineens duikt er een Egyptenaar op uit het niets en hij gaat breeduit naast het beeld staan. Willy heeft ons hiervoor gewaarschuwd. Als je dan een foto maakt verlangen ze geld, vaak schandalig veel geld. Dat doe ik dus mooi niet! Later maak ik van bovenaf alsnog mijn foto. In de tuin staat nog een aantal beelden van Ramses II en er ligt een sfinx, het grootste beeld dat ooit van albast werd gemaakt. Een kleine twee kilometer verderop bezoeken we Sakkara, de Necropolis van Memphis. Sakkara is vernoemd naar Sakaris, de god en beschermer van deze dodenstad. We gaan eerst naar het graf van Mereroeka, de schoonzoon en vizier van farao Teti. Het is een enorm complex van maar liefst drieëndertig vertrekken. In het graf mogen geen foto’s gemaakt worden en dat is jammer, want het is er heel erg mooi. De wanden van de diverse kamers zijn versierd met reliëfs, die verrassend goed bewaard zijn gebleven. De schitterende
5
muurschilderingen beelden allerlei taferelen uit het leven van Mereroeka en zijn gezin uit. Op één daarvan is de vizier op jacht in een moeras te midden van vogels, vissen en nijlpaarden, op een ander worden belastingontduikers – die waren er toen ook al – gestraft. Het hoogtepunt vind ik toch wel het levensgrote beeld van Mereroeka die door een schijndeur het vertrek binnen lijkt te lopen. Willy geeft ons weer uitgebreid uitleg: “De Egyptische hiërogliefen zijn pictogrammen – afbeeldingen die de plaats innemen van tekst. Ze werden alleen geschreven door ambtenaren die een lange en zware opleiding hiervoor kregen. Het was niet alleen bedoeld voor de communicatie maar het had ook een spirituele functie. Men geloofde dat wat men opschreef ook op magische wijze tot leven gewekt kon worden of dat men door het weghakken van iemands naam men zijn bestaan kon ontnemen…” Wat hebben we toch weer geboft met zo’n geweldige gids. Als we weer buitenkomen is de storm aangewakkerd en zwiept het zand omhoog. Bij de piramide van Djoser aangekomen striemt het zand in mijn gezicht. Dat doet best wel zeer. Jan zet zijn capuchon op maar die van mij ligt thuis in de kast. Ik zet mijn zonnebril op om mijn ogen te beschermen en als ik een mannetje zie die “Arafat” hoofddoeken verkoopt vraag ik Jan te gaan onderhandelen. Even later loop ik zwaar gesluierd door een gang met enorme pilaren naar de getrapte piramide van koning Djoser, het oudste stenen monument uit de geschiedenis. Het graf is rond 2700 v. Chr. gebouwd door Imhotep, de hoofdarchitect van de farao. Uit waardering voor zijn werk werd hij door de farao gelijkgesteld met een god. Waarschijnlijk was het in eerste instantie niet zijn bedoeling een piramide te bouwen want het ziet uit alsof er een aantal klassieke mastaba’s op elkaar gestapeld zijn. Een mastaba is een laag, doosvormig stenen graf, zoals dat in die tijd in gebruik was. De trappen van de piramide geven de weg aan waarlangs de farao het dodenrijk binnen zou gaan. Hiermee werd de piramidevorm het symbool van de samenkomst van de overleden farao met de zonnegod Re. We rijden terug naar Caïro voor de lunch. Jammer genoeg kunnen we vanwege de storm niet in de prachtige tuin eten maar zitten we binnen in het vrij sombere restaurant. We krijgen kip van het spit met twee balletjes gehakt. Vreemde combinatie maar het is wel lekker. De frites zijn goed gebakken en de diverse groenten erbij zijn heel smakelijk. Vooral de gepureerde aubergine is een verrassing. Daarna vertrekken we naar Gizeh, naar de beroemde piramide van Cheops. Ruim 2,5 miljoen kalkstenen blokken zijn gebruikt voor dit immense bouwwerk vertelt Willy onderweg. De bouw van een piramide moet een enorm project zijn geweest omdat er nog geen machines waren zoals wij die nu kennen. Het is mysterieus en onverklaarbaar, de piramiden blijven zorgen voor verbazingwekkende dingen die aan het licht worden gebracht. Hoe zijn de gigantische blokken steen op elkaar gezet en wie werkten allemaal aan de bouw? Op die laatste vraag verschillen de meningen. In films zijn het altijd ploeterende slaven die worden toegeschreeuwd en geslagen met zwepen, maar uit recente opgravingen is gebleken dat boeren bij de bouw betrokken werden in de tijd dat de Nijl buiten de oevers trad en ze het land niet konden bewerken. Een paar jaar geleden zijn op het plateau van Gizeh de resten van een complete stad voor bouwlieden gevonden. Daaruit concludeerde men dat de werkers goed gehuisvest waren en uit de resten van de keukens bleek dat ze goede voeding kregen. Op het plateau van Gizeh staan drie piramiden. Van klein naar groot of beter gezegd; van
6
kleinzoon tot grootvader. Het grootste bouwwerk is de Piramide van Cheops, ofwel de Grote Piramide. Het gewicht van deze grote piramide is berekend op 6,3 miljard kilo! De middelste is de piramide van farao Chefren, de zoon van Cheops. Deze piramide was tot 1853 grotendeels begraven onder het woestijnzand. De derde piramide is die van Mycerinus, de kleinzoon. De piramiden waren oorspronkelijk bedekt met een gladde kalksteenlaag en de Grote Piramide had aan de top een mengsel van goud, zilver en andere metalen. Dat moet indrukwekkend geglansd hebben in de felle woestijnzon. Alleen bij de Piramide van Chefren zie je nog een stukje van de kalksteenlaag. We hebben geluk: er zijn nog kaartjes om de Piramide van Cheops in te gaan. Er is een dagelijkse limiet aan het aantal bezoekers. We klimmen een stukje tegen de piramide op om de ingang te bereiken en lopen daarna eerst door de grote galerij die vermoedelijk gebruikt is als helling voor de grote blokken die de doorgang afsloten. Als we verder omhoog klimmen wordt het gangetje smal en op sommige plekken moeten we gebukt lopen. Als we in de Koningskamer komen – voor mijn gevoel in het topje van de piramide – staat er alleen een sarcofaag zonder deksel. De kamer is waarschijnlijk 600 jaar na de bouw al leeggeroofd, nu dus zo’n dikke 4000 jaar geleden. Ondanks de storm besluiten we het rondje om de grote piramide te lopen. Wat een imponerend bouwwerk en ik voel me heel nietig naast die enorme stenen blokken. Iedereen is op tijd terug bij de bus en op weg naar de Sfinx maken we een stop om de piramiden te fotograferen. Jammer dat het zand nog steeds door de lucht zwiept. Ik ben benieuwd of de foto’s gelukt zijn. We moeten door de Daltempel lopen om bij de Sfinx te komen. Willy blijft bij een put stilstaan en we krijgen hier uitgebreid uitleg. “De Daltempel diende als poort voor de Piramide van Chefren waarmee hij verbonden was door een lange, verhoogde weg. In de tijd dat de piramiden gebouwd werden kwam het water van de Nijl tijdens de jaarlijkse overstroming tot aan het Plateau van Gizeh en daarom stond de tempel op een soort kade. De Sfinx die achter de tempel ligt houdt hier al jaar en dag de wacht. Het beeld heeft het lichaam van een liggende leeuw en het gezicht van Chefren, bedekt met de Koninklijke hoofddoek. De klauwen van de Sfinx reiken ver het zand in. Dit fabelachtige wezen stelt aan de ene kant “kracht” (het leeuwenlichaam) en aan de andere kant “intelligentie” (het mensenhoofd) voor. De Sfinx is uitgehakt uit een rots en archeologen dateren hem op 2500 jaar v.Chr. Misschien is de aantrekkingskracht van deze Sfinx zo groot vanwege de vele raadsels rondom dit kolossale meesterwerk. Niemand weet precies wanneer en waarom de Sfinx gemaakt is. Is hij gebouwd in opdracht van farao Chefren? Of is de Sfinx veel ouder en is hij ver voor de eerste Egyptische beschaving gebouwd?“
7
Dan is het zo ver: De Sfinx. Ik sta oog in oog met dit enorme, raadselachtige beeld en op dat moment neemt de storm wat af en wordt de lucht ietwat helderder. Een teken? Het is in ieder geval voor mij een geweldige belevenis. Vijftig jaar geleden al gefascineerd door de verhalen over de piramides en de Sfinx en vandaag zie ik alles met eigen ogen. Ik geniet. Willy zegt dat we door de zandstorm de foeilelijke huizen die er in de buurt staan gelukkig niet in beeld krijgen. Daarna wacht ons de verkeerschaos van het Caïro. En weer verbazen we ons. In het hotel nemen we eerst een douche om al het zand van ons af te spoelen. De Arafat sjaal gaat de koffer in. Kan één van de kleinzoons volgend jaar wel gebruiken met Carnaval. Als ik onze spullen in de koffers heb gepakt gaan we een hapje eten. We maken het niet zo laat want de wekker loopt al om half twee af omdat we om half drie naar het vliegveld gebracht worden. woensdag 11 februari Het is kwart over één als ik slaapdronken uit bed stap en om twee uur zitten we in de eetzaal waar we lekkere sterke koffie krijgen. Daar kikker je van op, zo in het holst van de nacht. Dan worden er papieren draagtasjes uitgedeeld waarin ons “meeneem ontbijt” zit. Als kinderen snuffelen we nieuwsgierig wat er in zit. We rijden door een donker Caïro waar het ongekend rustig is. In de vertrekhal van het vliegveld zijn de toeristen te herkennen aan de papieren draagtasjes met ontbijt. Op deze binnenlandse vlucht worden geen maaltijden geserveerd. Achmed heeft ons al ingecheckt dus we hoeven niet in de rij te staan. Toch heeft dit groepsinchecken een nadeel zien we als we de tickets krijgen: we zitten niet naast elkaar. Er ontstaat een levendige ruilhandel in vliegtuigstoelen en zo komen Jan en ik uiteindelijk toch naast elkaar te zitten. Het programma is gewijzigd. Oorspronkelijk waren er vandaag twee mogelijkheden: of in Aswan doorvliegen naar de tempel van Aboe Simbel (kosten € 240,--) of met de bus naar de Hoge Dam en daarna met een bootje naar de Philaetempel (kosten bij de reis inbegrepen). De tempel van Aboe Simbel heeft Willy nu voor morgenvroeg gepland. Niet met het vliegtuig maar met de bus. Dat kost dan € 80,--. Dat is te doen en we besluiten ons hiervoor op te geven. Maar als we horen dat de bus ’s nachts om half vier vertrekt moeten we er nog eens over denken. De vlucht naar Aswan verloopt voorspoedig. We kunnen pas tegen lunchtijd op de boot terecht en daarom rijden we eerst naar de Hoge Dam, even buiten Aswan. Het is een technisch hoogstandje dat gebouwd is met steun van Rusland. Er is elf jaar aan gewerkt en het vier kilometer lange gevaarte bevat achttien keer zoveel materiaal als de grote piramide van Cheops. Willy is werkelijk een wandelende encyclopedie. We hebben vanaf de dam een schitterend uitzicht over het enorme Nasser stuwmeer en zien
8
de immense elektriciteitscentrale in het noorden zien liggen. De dam levert elektriciteit voor heel Egypte en met het water uit het meer wordt land bevloeid dat miljoenen mensen in OostAfrika voedt. Het gigantische stuwmeer strekt zich uit tot diep in Soedan en is een van de grootste kunstmatig aangelegde meren in de wereld. Door de aanleg van de dam en het stuwmeer zijn veel mensen aan de hongersnood ontsnapt. Maar het beteugelen van de Nijl kent wel een prijs: het vruchtbare slib dat na de overstromingen in de Nijldelta werd afgezet blijft nu in het meer achter, zodat de boeren kunstmest moeten gebruiken. Omdat de Nijloevers niet meer door het slib worden versterkt bestaat er gevaar dat ze gaan afkalven. Een van de antieke tempels die na de bouw van de Hoge Dam verplaatst zijn is de Isistempel op het eiland Philae. Bij de bouw van de Aswandam kwamen de tempels al onder water te staan. Na de aanleg van de Hoge Dam werden ze verplaatst naar het eiland Agilika. Wij zullen er met een bootje naar toe varen en als de bus ons afzet bij de aanlegsteiger moeten we ons eerst een weg banen door de menigte verkopers. Ze versperren je gewoon de doorgang. “Als ze me normaal lieten rondkijken” zeg ik, “Zou ik best wel iets van ze kopen.” We naderen het tempelcomplex en het is een plaatje om te zien. Werkelijk schitterend met een strakblauwe lucht erboven en beschenen door de stralen van de nog milde ochtendzon. Op het eiland Philae vond de godin Isis volgens de legende het hart van haar man Osiris. Osiris was uit jaloezie vermoord door zijn broer Seth, die daarna het lichaam in veertien stukken sneed en de lichaamsdelen over heel Egypte verspreidde. Isis trok jarenlang rond op zoek naar de stoffelijke resten van haar echtgenoot. Toen ze alle stukken terug had gevonden kon ze het tot één geheel mummificeren. De Ptolemeëen bouwden hier de tempel ter ere van Isis, net als op alle andere plekken waar zij resten van haar man zou hebben gevonden tempels zijn gebouwd. De Romeinen hebben later de poort van Hadrianus en de nooit voltooide kleine zuilentempel, de kiosk van Trajanus aan het complex toegevoegd. Isis was één van de belangrijkste godinnen van de Oudheid en ze werd nog vereerd lang nadat het christelijk geloof zijn intrede had gedaan. Ze werd vaak afgebeeld als de Moedergodin met Horus, haar zoontje, op schoot. Deze beelden zijn in de middeleeuwen door de kunstenaars als voorbeeld gebruikt voor het christelijke motief van de Madonna met Kind. In Egypte bleef de eredienst van Isis bestaan tot 552 na Chr., toen liet keizer Justinianus de tempel sluiten. Na de sluiting van de Isistempel gebruikte de op het eiland levende Koptische gemeenschap een deel van het complex als kerk. Het is een prachtige tempel, deze Isistempel. Hij bestaat uit drie delen: een grote voorhof, een zuilenhal en achterin de mammisi of geboortehuis, waarin eens per jaar de geboorte van een zoon van een god en een godin werd gevierd. Hier bestaat de mammisi uit drie kamers omgeven door een zuilenportiek. De afgebeelde scènes houden verband met de geboorte en opvoeding van de hemelgod Horus. En ook hier weet Willy ons heel veel te vertellen. Om half elf zitten we in het zonnetje te genieten met een lekkere cappuccino voordat we terugvaren naar het vasteland waar de bus wacht om ons naar de granietgroeven uit de oudheid te brengen. In de groeven vlakbij Aswan haalden de farao’s het graniet voor hun tempels, beelden en sarcofagen. Heel bijzonder is de onvoltooide obelisk uit de 15e eeuw v. Chr. Met zijn tweeënveertig meter lengte en ruim vier meter breedte zou deze de grootste uit één stuk gehouwen obelisk zijn geweest. Hij was al aan drie zijden uitgehakt toen er een breuk in het graniet werd ontdekt. Hij werd in de groeve achtergelaten en zo hebben archeologen kunnen reconstrueren hoe men te werk ging bij het uithakken van zo’n gevaarte.
9
We worden eerst naar een zaaltje gebracht waar een filmpje ons duidelijk moet maken hoe dat uithakken in zijn werk ging. Er is duidelijk iets mis met de film; beelden lopen door elkaar en het geluid is vervormd. Daarom neemt onze multifunctionele gids Willy het maar over en ze vertelt ons hoe het hier in de oudheid in zijn werk ging. Daarna wandelen we omhoog en bekijken deze gigantische obelisk. Dan is het tijd voor onze boot die een heel eind buiten het centrum van Aswan afgemeerd ligt. Als we over de loopplank de boot binnenstappen kijken we in de lounge onze ogen uit: wat een luxe!!! En de hut die we hebben kun je geen echt geen hut noemen. Het is een luxueuze hotelkamer. We krijgen een half uur de tijd om ons op te frissen. Half twee worden we in de eetzaal verwacht voor de lunch en daarna staat een boottochtje met een felucca op het programma. De lunch is voortreffelijk Een culinair hoogstandje. Dat belooft alle goeds voor de komende dagen. Klokslag drie uur staan we op de kade waar een motorbootje aanlegt. “We zouden toch met een zeilboot gaan?” Dat gaan we inderdaad maar de motorboot brengt ons een kilometer stroomafwaarts waar we overstappen op de felucca – een Egyptische zeilboot met typische zeilen. Deze boten werden al gebouwd in de tijd van de farao’s. De boot vaart naar het eiland van Kitchener. Voor iedereen die van tuinieren houdt is dit een klein paradijs. Het is eigenlijk één grote botanische tuin, aangelegd door Britse generaal Horatio Kitchener. Hij kreeg het eiland cadeau tegen het einde van de 19e eeuw na succesvolle campagnes die het Egyptische leger onder zijn leiding voerde tegen Soedan. Kitchener ging op het eiland wonen en leefde zich uit in zijn grote hobby: tuinieren. We wandelen onder de hoge vijgenbomen, dadelpalmen, kokospalmen en nog veel meer soorten bomen. Het is er heerlijk koel en de moeheid valt van ons af. We zijn immers al van vannacht half twee op de been dus is het logisch dat de rek er een beetje uit is. Maar hier, in deze prachtige tuin kikker ik weer helemaal op. Op een terras, hoog boven de Nijl, drinken we een kopje thee. Beneden is het een drukte van belang: de een na de andere boot komt aan of vertrekt. Als ik een boot zie met luid zingende mensen erop zeg ik tegen Jan dat ik dat verschrikkelijk vind. Maar ja, Engelse toeristen, want dat zijn het, gedragen zich wel vaker vreemd, vooral als ze gedronken hebben. Nog geen half uur later zingen ook wij op onze boot en ik maak het zelfs nog bonter door er ook nog een dansje bij te maken. Wat is het geval? De stuurman zingt een lied. Het is een eeuwenoud Nubisch gebruik. Hij improviseert de tekst ter plekke naar aanleiding van wat hij ziet of wie bij hem aan boord zijn. Hij eindigt ieder couplet met: “O – aléré “ waarop dan alle opvarenden zingen: “Aya – eh – aléré” – “Als dat zou kunnen.” En ik zing uit volle borst mee. donderdag 12 februari Ik ben diep in mijn hart nu toch wel blij dat we ons niet hebben opgegeven voor de excursie naar de rotstempels van Aboe Simbel. Het was vanmorgen best wel moeilijk wakker worden en voor ons doen waren we laat op: acht uur. We ontbijten op ons gemak en genieten van de lekkere dingen die het ontbijtbuffet ons biedt. Na het ontbijt informeren we bij de receptionist naar een taxistandplaats en hij stuurt een jongen met ons mee de kade op om een taxi aan te houden. Even later zitten we in de taxi bij een heel donkere chauffeur die ons vertelt dat hij een Egyptische Nubiër is. Hij praat honderduit en wijst ons onderweg allerlei bezienswaardigheden. Bij het Nubisch Museum aangekomen stelt hij voor te wachten maar wij willen ook nog naar de Koptische Kathedraal die op een steenworp afstand van het
10
museum ligt. Jan spreekt af dat de man ons daar om half twaalf ophaalt. Als hij wil betalen hoeft dat nog niet, dat komt straks wel. “You pay later.” Wat een vertrouwen!!! Het is een fraai gebouw waarin het Nubisch Museum is gehuisvest. We wandelen eerst door de tuin van waaruit we een mooi uitzicht hebben op de Koptische Kathedraal. In het museum worden de historie en beschaving van dit, in de oudheid door Egypte geknechte volk getoond. Een groot deel van het oorspronkelijke leefgebied van de Nubiërs ging verloren bij de aanleg van de Hoge Dam en het Nassermeer. Met steun van Unesco is dit museum gebouwd en het toont het leven in Nubië van de oudste bewoning tot heden. We dwalen door de ruime zalen en bewonderen de vele mooie dingen. Zoals een houten soldatenleger dat gevonden is in een graf uit het Middenrijk. Je hebt geen gids nodig want overal zijn bordjes met informatie. Er staan twee grote zwarte paarden – opgezet – met prachtige zadels en tuigen. Jammer dat ik hier geen foto van kan maken, het is te donker en er mag niet geflitst worden. Er staan torso’s van Nubische heersers en ik vind dat hun gezichten een zachtaardige uitstraling hebben. Natuurlijk ontbreekt een metershoog beeld van Ramses II niet. Ook de taferelen uit het dagelijks leven – zoals een dorpsschooltje met levensechte figuren – zijn de moeite van het bekijken waard. In de Koptische Kathedraal komt een jongeman naar ons toe die aanbiedt ons rond te leiden. Huiverig geworden door de ervaringen bij de piramiden wijzen wij zijn voorstel af. De kathedraal heeft een onderkerk en een bovenkerk vertelt hij ons toch nog voor hij weggaat. De onderkerk is vrij sober maar de bovenkerk heeft een Iconostase, net zoals wij die op Kreta in de Grieks-orthodoxe kerken hebben gezien. Toch zijn we snel uitgekeken, de buitenkant is indrukwekkender dan het interieur. Omdat het nog geen tijd is voor onze taxi lopen we de weg af naar beneden en gaan op een bankje aan de oever van de Nijl zitten kijken naar alle bedrijvigheid op het water. Klokslag half twaalf rijdt onze taxi voor en worden we keurig bij de boot afgezet. Letterlijk en figuurlijk want onze betrouwbare taxichauffeur verlangt twintig pond meer dan vanmorgen was afgesproken. Klokslag één uur zet de boot zich langzaam in beweging en terwijl wij genieten van onze lunch glijdt het landschap langzaam aan ons voorbij. Later op het zonnedek komen we tot de conclusie dat dit toch wel een heel erg luxe onderdeel van onze reis is: heerlijk eten en lekker ontspannen in een ligstoel genieten van de zon en van alles wat we om ons heen zien. Tegen vijf uur bereiken we Kom Ombo. De boot legt aan en Willy neemt ons mee om de tempel te bekijken. De paar mensen die vannacht met haar mee zijn geweest zijn naar Aboe Simbel vallen bijna om van vermoeidheid maar Willy oogt zo fit als een hoentje en ze raakt ook dit keer niet uitverteld. De Grieks-Romeinse Kom Ombo tempel is heel bijzonder. Het is namelijk een dubbeltempel,
11
volledig symmetrisch. Er zijn twee toegangen, twee zuilenhallen en twee heiligdommen. Die ongewone opzet heeft te maken met het feit dat de tempel aan twee goden is gewijd: links aan de valkgod Horus en rechts aan de plaatselijke krokodilgod Sobek. Willy wijst ons weer op allerlei dingen die wijzelf niet ontdekt zouden hebben. Zoals de nilometer, een bouwwerk om het waterpeil van de Nijl op te meten waarna de jaarlijkse belasting werd vastgesteld. Hoe meer water de oevers overstroomde, hoe meer vruchtbare slib en hoe groter de oogst. Naast de tempel staat de kapel voor Hathor,de moedergodin. Moeder van de moeders en moeder van de goden. In deze kapel zien we krokodillenmummies, gevonden in een heuse krokodillennecropolis. Vanavond is het de Egyptische avond aan boord. Er is een uitgebreid buffet met allerlei Egyptische lekkernijen. We smullen! Dan schiet ik in de lach. Er is een groep Amerikanen aan boord en die komen allemaal verkleed als Egyptenaren de eetzaal binnen: de mannen gehuld in lange gewaden met de typische hoofddoek. De vrouwen wanen zich allemaal Cleopatra compleet met kralenmutsje. De meeste zijn wel heel erg omvangrijk Cleopatra. Hoogtepunt van deze avond zal straks in de bar een optreden zijn van de bemanning. Zij zullen zingen en muziek maken, vertelt de jonge ober die ons bedient. Maar als we later een kijkje nemen in de bar krijgen we het benauwd van al die polonaise dansende Arafats en Cleopatra’s. Wij gaan liever nog even aan dek om te genieten van de sterrenhemel. De boot zal bijna de hele nacht doorvaren zodat we morgenvroeg in Edfu voordat het warm wordt de tempel van Horus kunnen bekijken. vrijdag 13 februari Om zes uur staan we op en na een kop koffie in de bar – de eetzaal is zo vroeg nog niet open – rijden we met een busje naar de tempel van Horus. Het is er rustig, zo vroeg in de morgen. De kraampjes zijn nog dicht en er loopt maar één groep toeristen voor ons op het terrein. We krijgen ook vanmorgen weer les in de oude Egyptische geschiedenis. Willy zou een uitstekend docent zijn, vinden wij. Ze zou het vak geschiedenis in het Nederlandse onderwijs weer op kaart kunnen zetten met haar kennis en enthousiasme. De Horustempel in Edfu is gebouwd in de Ptolemaeïsche tijd, de Griekse periode. Alexander de Grote had Egypte veroverd en na zijn dood riep zijn vroegere lijfwacht Ptolemaeus zich uit tot farao. Zijn opvolgers droegen allemaal de naam Ptolemaeus, vandaar de naam van die periode van de geschiedenis. Cleopatra VII, dè Cleopatra, was de laatste in de rij van deze hellenistische farao’s. Ze was erg ambitieus, maar het rijk was al lang een satellietstaat van Rome geworden. Ze trouwde eerst met Julius Caesar en later met Marcus Aurelius. De afloop van het verhaal is bekend: Cleopatra en Marcus Aurelius pleegden zelfmoord nadat ze de beslissende nederlaag in Actium hadden geleden waarmee Egypte een Romeinse provincie werd. De Tempel van Horus heeft bijna tweeduizend jaar onder het zand gelegen. Daarom is hij uitzonderlijk gaaf gebleven. We komen bij de indrukwekkende pyloon, de toegangspoort, met links en rechts een muur met daarop prachtige reliëfs van Horus en andere goden. Aan de voet staan twee geweldige beelden van de valkgod. We lopen door de pyloon en komen in de voorhof. In de tempel zelf zijn er twee zuilenzalen en het allerheiligste, waar een granieten altaar staat. Rond het allerheiligste zijn nog verschillende magazijnen. Buiten de tempel staat de geboortekapel. Verder dan de zuilengalerij mocht het gewone volk niet komen, al het andere was alleen toegankelijk voor de priesters en de farao. In het allerheiligste kwamen alleen de hogepriesters en de farao.
12
De beroemdste ceremonie hier was het grote Opetfeest. Tijdens deze ceremonie bezocht (het beeld van) Hathor haar echtgenoot, (het beeld van) Horus. De processie werd gevolgd door een feestende menigte. Bij aankomst werd er dan geofferd aan de goden. Terug op de boot krijgen we een heerlijk ontbijt voorgeschoteld. Als dat zo doorgaat groeien we nog dicht. Dan gaat de tocht verder, richting Esna waar we door de sluizen zullen gaan. Vanmorgen mogen we een kijkje nemen in de stuurhut. De kapitein zit aan het roer. Het is een oudere, zeer waardige man in het traditionele gewaad met een doek als een soort tulband om zijn hoofd gedrapeerd. Hij zit op een gewone houten stoel met armleuningen zoals wij die vroeger bij ons thuis hadden bij de eetkamertafel. Alleen heeft deze stoel hoge poten. De dagen zijn voorbij gevlogen. Na de lunch ga ik onze koffers inpakken. Vannacht zullen we nog wel op de boot slapen maar morgenavond zijn we in Luxor, in het Ibis hotel. Morgennacht gaan we met een binnenlandse lijnvlucht terug naar Caïro om daar over te stappen in het vliegtuig naar Schiphol. Maar eerst nog even genieten van de luxe van het zonnedek. Iedere middag wordt daar om vier uur de thee geserveerd met allerlei lekkere zoete koekjes erbij. Langzaam glijdt het landschap aan ons voorbij. Ineens veer ik overeind: niet te geloven. Er zit een vrouw gehurkt de afwas te doen. In dit vieze Nijlwater! Ongelooflijk. Jan zegt dat hij gisteren gezien heeft dat iemand een bekertje water opschepte en het leegdronk. Zouden ze daar nu echt niet ziek van worden? Ik durf uit angst voor de “vloek van de farao”, een hevige vorm van diarree, niet eens mijn tandenborstel af te spoelen met water uit de kraan.. In Esna legt de boot aan. Er is een groep Fransen aan boord die hier de tempel gaat bezoeken. Ondanks dit onverwachte oponthoud zullen we toch vandaag nog naar de tempel van Luxor gaan, zoals in het programma staat, omdat het anders morgen een te zware dag zou worden. Zeker gezien de temperatuur die verwacht wordt: vijfendertig graden! Het is jammer genoeg al donker als we bij de tempel van Luxor aankomen. Toch heeft het ook wel iets. De verlichting accentueert de enormiteit van dit complex, het geeft er een mystieke sfeer aan. Het tempelcomplex ligt middenin het centrum van de stad Luxor. De tempel is – evenals die van Horus in Edfu – zo gaaf gebleven omdat hij eeuwenlang onder het slib en het zand is bedolven geweest. Er is zelfs een compleet dorp bovenop gebouwd. Toen de tempel herontdekt werd moest het dorp worden afgebroken. Alleen de moskee uit de 13e eeuw is blijven staan. En dat geeft een heel vreemd effect: als je in de tempelhof staat zie je hoog boven je een moskee. Daaraan kun je zien onder hoeveel zand de tempel begraven lag. Willy wijst hoopvol op de scheur die in een van de muren van de moskee te zien is. Want ze vindt het een ontsiering van het tempelcomplex, deze moskee.
13
Een indrukwekkende laan van sfinxen voert naar de toegangspoort. Vroeger verbond deze laan de tempel van Luxor met de tempel van Karnak, twee kilometer verderop. De gigantische pyloon wordt geflankeerd door twee enorme kolossen van Ramses en een obelisk van roze graniet. Oorspronkelijk waren het er twee maar de andere obelisk staat in Parijs, op de Place de la Concorde. Een cadeautje voor het Franse volk; in het begin van de 19e eeuw geschonken door de Egyptisch heerser Mohammed Ali. We lopen door de enorme zuilengang en komen bij het oudste gebouw van het complex: een tempel voor de barken oftewel zonneboten, de heilige boten van de goden. Het is gebouwd ten tijde van de vrouwelijke farao Hatsjepsoet, een naam waar ik iedere keer mijn tong over breek. En ik ben niet de enige. Later, in de 13e eeuw v.Chr. werd er een tempel omheen gebouwd. Hier werd het jaarlijkse Opetfeest gevierd op 17 juli bij het begin van de jaarlijkse overstroming van de Nijl en tevens het begin van het Egyptische nieuwjaar. Tijdens dit negentien dagen durende feest werd het beeld van de god Amon van Karnak naar Luxor gebracht in een zonneboot om zijn vrouw – de godin Moet – te bezoeken die hem, eveneens per zonneboot, tegemoet reisde. Terug aan boord wacht ons weer een voortreffelijk diner – helaas het laatste aan boord – en als we aan ons toetje toe zijn gaat de deur van de keuken open en komen de koks al zingend de eetzaal binnen. De obers gaan erbij staan en samen zingen ze een soort afscheidslied, terwijl ze de tamboerijnen laten rinkelen. zaterdag 14 februari We gaan heel vroeg van boord. Niet alleen vanwege het drukke programma maar ook omdat het vandaag een bloedhete dag belooft te worden. Omdat het Dal van de Koningen en het Dal van de Koninginnen in de woestijn liggen is het zaak daar vroeg in de ochtend te zijn. De toegang tot het dal van de Koningen leidt over een kilometers lange geasfalteerde weg, die het oude pad uit de tijd van de fa farao’s volgt. Boven het Dal der Koningen rijst “de hoorn” op, een natuurlijke rotspiramide. De vorm van deze rots was vermoedelijk één van de redenen waarom de eerste farao’s van de 18de dynastie deze door de woestijnzon verzengende plaats voor hun eeuwige rustplaatsen kozen. Ook het feit dat door zijn ligging de toegang tot dit dal moeilijk was heeft een rol gespeeld. Verder had het een symbolische betekenis: zoals de zon hier iedere avond in het westen onderging en de volgende morgen als herboren weer opkwam in het oosten, zo zouden ook de koningen herrijzen uit hun graf. De bus stopt op een grote parkeerplaats en we gaan met het toeristentreintje verder het dal in. In de Vallei van de Koningen is het al behoorlijk druk hoewel het amper acht uur is. Met ons entreekaartje kunnen we drie graven bezoeken, je kunt zelf kiezen welke. Voor het graf van Toetanchamon moet een apart kaartje gekocht worden. In Caïro, in het museum, hebben we de prachtige voorwerpen die hij meegekregen heeft in zijn graf kunnen bewonderen. Ik wil ook graag zijn mummie zien. Jan hoeft niet zo nodig. Ik koop een kaartje en hang mijn fototoestel om zijn nek. Er mogen geen camera’s mee de graven in heeft Willy gezegd. Je moet ze bij de ingang afgeven en dan is het nog maar de vraag of je je eigen toestel terugkrijgt want er zijn geen ontvangstbewijzen. Langzaam loop ik met de stroom mensen mee naar beneden en ik verbaas me dat al die voorwerpen, beelden en sieraden die we in Caïro hebben bewonderd uit deze twee vrij kleine kamers zijn gekomen. De mummie van Toetanchamon ligt op een rustbank achter een glazen wand. Er ligt een dekentje over zijn lichaam – alleen zijn hoofd en voeten zijn te zien. Het ontroert me, wat was het maar een klein mannetje. In de sarcofaagkamer zijn de muren
14
schitterend versierd en in het midden staat de sarcofaag waarvan de hoeken versierd zijn met afbeeldingen van beschermgodinnen. Alle graven hier in het dal zijn genummerd, in volgorde van ontdekking. Het graf van Toet heeft nummer 62. Nummer 1, het graf van Ramses VII, is al in de Romeinse tijd ontdekt. Willy raadt ons aan het graf van Ramses I, nummer 16, te bezoeken. Het is weliswaar klein maar de muren zijn prachtig beschilderd. Zij blijft buiten staan met onze fototoestellen en camera’s onder haar hoede. Als we het graf inlopen en de prachtige muurschilderingen bekijken zie ik het nut van het fotografeerverbod in. Niet alleen vanwege het flitslicht dat slecht is voor deze eeuwenoude afbeeldingen maar ook om stagnatie te voorkomen. Want het is hier ontzettend druk en we schuifelen voetje voor voetje door de smalle gang. De ruimte is zo smal dat als iemand even stilstaat de hele rij mensen achter hem ook niet verder kan. Voor mij loopt een jonge Egyptische vrouw met een klein kind op de arm. Zij en haar man zijn in de rij wachtenden buiten al voorgedrongen met een houding van “wie doet ons wat”. Bijna had ik er iets van gezegd. Nu maken ze het nog bonter: de man gaat vrouw en zoon fotograferen met de hiërogliefen op de achtergrond, dan nog een foto voor de tombe en hij maakt geen aanstalten door te lopen. Als Jan hem erop wijst dat het verboden is in de graven te fotograferen, steekt de man zijn tong uit en gaat gewoon door. Wat een mentaliteit! Maar hij wordt gestraft: één van de bewakers heeft gezien dat hij foto’s maakte en nu moet hij zijn camera afgeven en de bewaker haalt geroutineerd de chip eruit. Ik heb echt leedvermaak. Als Willy het verhaal hoort vraagt ze Jan de man aan te wijzen als hij naar buiten komt. Even later zien we haar woedend tegen de man te keer gaan en hij weet geen weerwoord. Wij verstaan er niets van. Als ze uitgeraasd is druipt de man af. Willy vertelt dat ze gezegd heeft dat ze zich schaamt voor de manier waarop hij haar gasten behandeld heeft. Wat die nu wel niet moeten denken van de Egyptenaren. Dat het een schande is! We bewonderen in het graf van Ramses VI het prachtige plafond en de muren die beschilderd zijn met afbeeldingen uit het Poortenboek. Tenslotte gaan we nog naar het graf van Ramses IV. Alles is even mooi en indrukwekkend, hoewel in het graf van Ramses IV toeristen in de Romeinse tijd teksten op de muur hebben achtergelaten. Dat heeft toch altijd in de mens gezeten: een spoor achterlaten. Tegenwoordig gaat dat niet met Griekse tekens maar met graffiti of met hanenpoten geschreven teksten als: Frans en Mia waren hier… In het graf van Ramses IX, dat we als laatste bezoeken, vind ik het plafond van de sarcofaagkamer heel erg mooi. Het toont de godin Noet, de hemelgodin, omringd door heilige barken vol sterren. De Egyptenaren dachten dat Noet iedere avond de zon inslikte om hem ’s morgens uit haar schoot weer te baren. We puffen uit en drinken thee op een terras bij de ingang van het dal. Dan gaat de tocht verder naar de dodentempel van Hatsjepsoet. Het is best wel een zwaar programma vandaag en dat met deze warmte. Ons hele gezelschap is wat moeilijk in beweging te krijgen. Het is overweldigend. Tegen de achtergrond van de bergen verheft zich – een andere omschrijving zou afbreuk doen aan de grootsheid – de Dodentempel die Hatsjepsoet voor zichzelf en voor haar vader Thoetmoses I liet bouwen. Indrukwekkend! Groots! Prachtig! De temperatuur loopt nu snel op in dit woestijndal. Maar we laten ons weer meeslepen door het enthousiasme van Willy die ons het verhaal van de goddelijke geboorte van deze vrouwelijke
15
farao vertelt. Amon heeft in de vorm van Thoetmoses I haar verwekt bij de mooiste en verstandigste vrouw van het rijk. Deze vrouw werd door een boodschapper van Amon van haar wonderbaarlijke zwangerschap op de hoogte gebracht. Deze mythe was de legitimatie voor Hatsjepsoet’s koningschap: ze was ook van goddelijke afkomst. Ons volgende doel is de Vallei van de Koninginnen. Onderweg bezoeken we eerst nog een werkplaats waar ze prachtige dingen van albast maken: vazen, lampenkappen, beeldjes, kralen. Best wel leuk om te zien hoe dat nog traditioneel gemaakt wordt. Er komt geen machine aan te pas. De eigenlijke werkplaats gaan we niet in, de demonstratie is buiten onder een groot afdak. Het is een familiebedrijfje maar hoe groot die familie is weet ik niet. Natuurlijk is er ook een winkeltje maar de mensen hier zijn niet opdringerig. De vazen zijn apart maar de stijl past niet in onze woonkamer. Wel koop ik een Horusbeeldje van wit albast. Verderop staan de kolossen van Memnon. Waar eens de ingang was van één van de grootste dodentempels van Thebe staan nu nog deze twee enorme beelden. Van de tempel zelf is niets overgebleven, die werd in de oudheid al hergebruikt om zijn materialen. De jaarlijkse overstromingen van de Nijl deden de rest. Maar de kolossen, die de goddelijke farao moesten voorstellen hebben de tand des tijds redelijk doorstaan. Bij de aardbeving van 27 v.Chr. werd het bovenlichaam van één kolos beschadigd. Vanaf die tijd maakte hij bij zonsopgang vreemde geluiden. De Kolossen van Memnon danken hun naam aan de fantasie van Griekse en Romeinse schrijvers die er verhalen en gedichten over schreven. Volgens hen stelden de beelden Memnon voor, de zoon van Aurora, de godin van de dageraad, en een Ethiopische koning. Hij werd in de Trojaanse oorlog door Achilles vermoord. Aurora was zo verdrietig om zijn dood dat ze Zeus vroeg haar mensenzoon eenmaal per dag tot leven te wekken wanneer ze aan de oostelijke horizon verscheen. Bij het zien van zijn moeder als de opkomende ochtendzon zong Memnon en huilde hij bittere tranen In de Oudheid kwamen de toeristen 's morgens bij zonsopgang voor het lied van Memnon. Maar na de restauratie, tweehonderd jaar na de aardbeving, is het lied nooit meer gehoord De wetenschappelijke verklaring is eenvoudig. ’s Nachts koelt het in de woestijn flink af en als ‘s morgens de zon de temperatuur snel doet oplopen kwam er lucht en vocht uit de spleten en holten van het beschadigde beeld. Dit zorgde voor het huilen en zingen. Bij de Vallei van de Koninginnen aangekomen valt de hitte op ons als we de bus uitstappen. We moeten een heel stuk omhoog lopen en dat mat behoorlijk af. Er is een afdak met daaronder tafels en een paar banken en daar puffen we uit voordat we het graf van prins Amon, één van de zonen van Ramses II, binnengaan. Willy vertelt wat we dadelijk binnen zullen gaan zien. Aan de overkant is het graf van koningin Nefertari, de favoriete vrouw van Ramses II. Het is gerestaureerd en het moet werkelijk fantastisch zijn. Helaas wordt het bezoekersaantal laag gehouden i.v.m. de vochtigheidsgraad. Bovendien kost een kaartje een klein kapitaal. Ook nu weer blijft Willy buiten waken over onze bezittingen terwijl wij omhoog lopen naar de ingang van het graf. Het is een aandoenlijk tafereel wat we op de wanden in heldere kleuren geschilderd zien. Ramses begeleidt zijn zoon naar de ingang van het Dodenrijk. Hier moet hij zijn geliefde zoon en troonopvolger uit handen geven nadat hij hem aan de goden heeft voorgesteld. Daarna is het tijd voor de lunch. We gaan daarvoor naar de andere oever van de Nijl. De overtocht maken we met een klein, ietwat shabby bootje dat van de eigenaar de naam Omar
16
Sharif heeft gekregen. Dat is toch die knappe filmster die het hart van menig vrouw sneller doet kloppen? Bij dit bootje klopt mijn hart wel sneller maar niet vanwege zijn schoonheid. In het restaurant is het heerlijk koel. Een verademing na de woestijnhitte. De lunch is goed, alleen de bediening is minder. Als Jan afrekent krijgt hij tien pond te weinig terug. De ober doet net of zijn neus bloedt als Jan hem hierover aanspreekt maar dan ben je bij Jan aan het verkeerde adres. Er moet nog één programmapunt afgewerkt worden. Ik zeg met opzet moeten want het is nu wel heel erg heet geworden. De airco in de bus werkt gelukkig goed maar als wij bij het imposante tempelcomplex van Karnak zijn aangekomen is alle lusteloosheid op slag verdwenen. Karnak was meer een paleis dan een tempel en de eerste toeristen in Egypte, de Grieken en de Romeinen, beschouwden de ruines als koningspaleizen. Hier in Karnak werd Amon gevoed, bewierookt en gezalfd. Van daaruit bracht hij bezoeken aan andere goden in hun tempels. Farao na farao zette zijn stempel op de belangrijkste tempel van het land. Twintig eeuwen lang werd er aan dit enorme complex gewerkt: gebouwd, verbouwd, weggebroken en weer opnieuw gebouwd. De reusachtige muur die er omheen staat geeft het tempelterrein aan en dat laat zien hoe ontzaglijk groot het geweest is.. We lopen tussen een lange, dubbele rij van sfinxen met ramskoppen door. Dit is het begin van de imposante processieweg naar de tempel van Luxor. Hier hebben duizenden jaren geleden de Egyptenaren gelopen tijdens de processies naar de tempel van Luxor. Het stuk processieweg dat in Luxor ligt heeft gisteravond niet zo’n indruk op me gemaakt. Hier voel ik wel de sfeer. Voor de ingang van de Grote Zuilenhal staat een imposant granieten beeld van Ramses II. Een van zijn dochters zit aan zijn voeten. Als we even later in de Grote Zuilenhal staan voel ik me, zoals vaker op deze reis, heel nietig. Weer worden we meegesleept door het enthousiasme van Willy en we luisteren vol aandacht naar haar verhalen. We komen bij het Heilige Meer, waar vroeger de priesters de trappen naar het water afdaalden om zich ritueel te reinigen. Dit meer symboliseerde het oerwater Noen, waaruit de wereld werd geschapen. Bij het meer staat een grote scarabee van roze graniet. De legende zegt dat als je zeven keer om de scarabee loopt, je een wens mag doen. En wie loopt er even later zeven keer om de Heilige Scarabee? Juist! Ik! Het Ibis hotel waar we de laatste nacht van ons verblijf in Egypte zullen doorbrengen is nog groter dan het Piramisa hotel in Caïro. We hebben een kamer met balkon en uitzicht op de Nijl. We ploffen neer op de stoeltjes op het koele balkon en ik zeg een beetje spijtig tegen Jan
17
dat het voorbij is. Een uurtje later lopen we door de grote hal van het hotel naar de tuin. Aan de rand van de tuin die terrasvormig is aangelegd zijn ook winkeltjes. We maken onze laatste Egyptische ponden op en kopen een schabloon liniaal met hiërogliefen. Leuk voor de kleinzoons Wouter en Mats als ze van de zomer weer samen komen logeren. Kunnen ze hun eigen cartouche maken. Zullen ze leuk vinden. In de eetzaal zijn een aantal vierpersoons tafeltjes voor onze groep gereserveerd. Niet echt gezellig op de laatste avond van de reis en dus vragen we of ze aan elkaar geschoven mogen worden. Het is een gigantisch grote zaal en we denken met weemoed aan de kleine gezellige eetzaal met de ronde tafels aan boord van de Medea. Aan het einde van de maaltijd spreekt Jan Willy toe en hij bedankt haar voor de geweldige manier waarop ze ons de afgelopen dagen heeft gegidst. Dat is Jan wel toevertrouwd en regelmatig klinkt er een bulderende gelach. Hij geeft Willy de goedgevulde envelop die vanmiddag in de bus is rondgegaan. Want iedereen is het erover eens: Willy is een geweldige gids, met een onverwoestbaar humeur en heel, heel veel kennis van Egypte. Na het eten verdwijnt iedereen naar de hotelkamer. Natafelen is er vanavond niet bij. We zijn allemaal moe. zondag 15 februari Om half vier loopt de wekker af en om kwart over vier gaan we ontbijten. Willy heeft ons gisteravond gezegd dat toen ze om ontbijtpakketjes vroeg de chef zei dat hij ervoor zou zorgen dat wij in de eetzaal kunnen ontbijten voor we vertrekken. Ze heeft het wel weer voor elkaar, onze geweldige reisleidster. Buiten onze groep is er nog niemand op dit onzalig vroege uur aanwezig voor het ontbijt. De koffie is goed en de broodjes zijn versgebakken. Ik neem een portie scrumbled eggs. Thuis maak ik dat nooit maar op reis is het een ontbijtlekkernij. En met een paar glaasjes versgeperst sap kan ik er voor de rest van de dag weer tegen. Het vliegveld in Luxor is klein maar het spant de kroon wat controles betreft. Wij moeten door vier verschillende poortjes om gescand te worden en daarna worden we nog een keer gecontroleerd voordat we de bus in mogen die ons naar het vliegtuig brengt. Wat schetst onze verbazing als we onderaan de vliegtuigtrap nog een controle moeten ondergaan. Onze groep is als eerste aan boord en dan kan de stoelendans beginnen. We zitten achterin het vliegtuig en we zijn, net als woensdag, bij de gezamenlijke incheck weer door elkaar gehusseld. Willy gaat ook mee op deze vlucht. Ze woont in Caïro en vanavond krijgt ze een nieuwe lichting SRCreizigers. Kan ze nog net thuis een wasje draaien voor ze de mensen van het vliegveld moet halen. Net als iedereen naar tevredenheid van zitplaats is gewisseld rijdt de pendelbus weer voor en even later stroomt het vliegtuig vol met Egyptenaren. De vlucht verloopt voorspoedig en op Schiphol nemen we afscheid van onze medereizigers. Het is bitter koud als we de aankomsthal uitkomen en we zijn blij dat onze auto op P3 staat. Ik moet er niet aan denken met deze kou – het is rond het vriespunt – nu op de trein te moeten staan wachten. Gisteren liepen we nog in de woestijn en was het bijna veertig graden. Onze thermostaat maakt overuren. Het was een prachtige reis – vermoeiend, dat wel maar het was grandioos. Zoveel gezien, zoveel gehoord en zo lekker gegeten. En … we zijn gelukkig aan de “Vloek van de Farao” ontsnapt. Janny van der Laan-Jongsma
18
19