Gemeente van onze Heer Jezus Christus, gasten, luisteraars thuis, Even heerlijk een wandelingetje maken in de herfstzon. Brammetje kan inmiddels aardig lopen. Het kereltje – hoe trots kunnen vaders en moeders ernaar kijken – dreutelt een beetje voor de muziek uit. Hij vindt een stok. Hij struikelt een paar keer. Niet hard, het is best vermakelijk. Maar opeens is daar die hond. Eindje verder op. Geen eigenaar te zien. Je ziet hem een ogenblik kijken naar Brammetje. Dan, als een raket, schiet hij op je kind af. Wat ga je doen? Laat je het allemaal gebeuren, of stort je je ervoor? Het is dit voorbeeld dat Maarten Luther – de grote reformator uit de 16e eeuw - gebruikt om de brief van Paulus aan de Galaten te omschrijven. Het kind – dat zijn de christenen in Galatië. Jonge kerken door Paulus gesticht nog niet zo lang geleden. En nu is er gevaar dat hen bedreigt: lieden die het evangelie willen verdraaien. Paulus kan maar één ding doen: hij gooit zich ertussen, dit kan hij niet laten gebeuren. Hij schrijft deze brief. De toon is fel, emotioneel, hartstochtelijk. Maar het gaat ook ergens over, het hart van evangelie is in het geding. Zes zondagen zullen we bezig zijn met dit vlammende betoog, hopelijk tot opbouw en zegen. Nou moeten we er een beetje inkomen met elkaar. De preek vanmorgen heeft een inleidend karakter. We gaan kijken naar 3 dingen die vragen kunnen oproepen bij ons: 1. In de eerste plaats wil ik nog iets meer zeggen over de achtergronden bij deze brief: waar ligt Galatië, wanneer heeft Paulus de kerk daar gesticht, in welk jaar heeft hij de brief geschreven? 2. In de tweede plaats willen we onderzoeken waarom Paulus zo op zijn strepen gaat staan als het gaat om zijn rol naar de gemeente toe. Het komt bijna arrogant over: hij is de apostel en de gelovigen moeten gewoon naar hem luisteren. Waarom zóuden we naar hem luisteren? 3. In de derde plaats – aangenomen dat we wíllen luisteren naar hem -: wat is precies de reden waarom hij zo’n vurig pleidooi houdt om het evangelie het evangelie te laten en er niet van alles bij te halen? Eerst iets over de achtergronden bij de brief. Paulus richt zich tot de kerk van Galatië, maar waar lag dat precies?
1
Het lag in Klein-Azië, het tegenwoordige Turkije, een beetje in het midden van het land. Daarbij moet onderscheiden worden tussen een Noord- en Zuid-Galatië. Hier heb je een kaartje *
Noord-Galatië was het gebied waar ooit migranten van Keltische oorsprong waren neergestreken. In die zin is er niets nieuws onder de zon, altijd al hebben hele groepen mensen zich verplaatst om een nieuw leven op te bouwen. Dat had plaatsgevonden zo rond 230 v. Chr. Ze waren gaan wonen in het Frygische gebied, rondom Ancyra, het huidige Ankara. Maar er was ook een Zuid-Galatië in de dagen van Paulus. Dat was het grotere gebied, de provincie Galatië. Je kunt het een beetje vergelijken met Groningen. Hè, je hebt de gemeente Groningen, met de stad Groningen als centrum, én je hebt het grote geheel, de províncie Groningen. Als we het over Groningen hebben, welke van de twee bedoelen dan? Oftewel: heeft Paulus zich tot de oorspronkelijke Galaten (de Kelten) gericht in zijn brief, of heeft hij het grotere geheel, de provincie op het oog gehad? We weten het niet. Er zijn prima argumenten voor het één, en er zijn prima argumenten voor het ándere. In de leeswijzer – kun je hier meer over vinden. De meest aangehangen opvatting is dat Paulus zich in zijn brief richt tot de províncie Galatië.
2
Dat betekent dat de brief aan meerdere kerken geadresseerd is, in elk geval aan Ikonium, Lystra en Derbe, allemaal plaatsen die Paulus tijdens zijn 1ste zendingsreis had aangedaan. En dát kan dan betekenen dat de afval van het ware evangelie een uitgebreid verschijnsel begon te worden, de ene kerk in de regio stak de andere aan. En dát kan dan weer extra verklaren waarom de toon van Paulus zo heftig en geëmotioneerd is. Hij ziet de hond op zijn kind afrennen en kan maar één ding doen: zich ertussen werpen, via deze brief. Als we uitgaan van deze Zuid-Galatië theorie, dan zitten we op een zeer vroege datering, vermoedelijk zo ergens tussen het jaar 48 en 50. Onze tweede vraag vandaag: waarom vindt Paulus het nodig om zijn rol als apostel zo te benadrukken naar die gemeenten in Ikonium, Lystre en Derbe en wie weet nog meer kerken in die regio? Ja, hij zit altijd met zijn verleden. Vroeger, voor hij tot bekering kwam, had hij de christenen verdrukt en vervolgd. Altijd waren er mensen die zich afvroegen of híj wel de man kon zijn waarmee Christus zijn kerk wil bouwen. Paulus beseft dat hij altijd met deze erfenis zal moeten leven. Maar tegelijkertijd kan hij getuigen van de overweldigende manier waarop Jezus, zijn Heer, hem tegemoet getreden is. En niet alleen hij, maar ook de mensen die daar toen bij waren. De meesten van jullie zullen het verhaal kennen. Maar voor degenen die even niet zo goed weten waar ik het over heb, zal ik het kort vertellen. Paulus – hij heette toen nog Saulus – was weer eens op weg om de christenen te grazen te nemen. Dit keer in Damascus, de hoofdstad van Syrië. Maar onderweg gebeurde er iets wat zijn leven voorgoed zou veranderen. We kunnen dat lezen in Handelingen 9: Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald door een licht uit de hemel. 4Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je mij?’ 5Hij vroeg: ‘Wie bent u, Heer?’ Het antwoord was: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt. 6Maar sta nu op en ga de stad in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen.’ 7De mannen die met Saulus meereisden, stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand. 8Saulus kwam overeind, en hoewel hij zijn ogen open had, kon hij niets zien. Zijn metgezellen pakten hem bij de hand en brachten hem naar Damascus. 9Drie dagen lang bleef hij blind en at en dronk hij niet. Dat bedoelt Paulus in de brief aan de Galaten, hoofdstuk 1 : 15-16 (we hebben het Hans daarstraks horen voorlezen) als hij zegt: Maar toen besloot God, die mij al vóór mijn geboorte had uitgekozen en die mij door zijn genade heeft geroepen, 16zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik hem aan de heidenen zou verkondigen. Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die zich een beetje ergeren aan Paulus’ woorden. 3
Dat hij een knecht, een gezondene, een apostel van de Heer is, en dat de Galaten daarom naar hem moeten luisteren. Bescheidenheid lijkt niet Paulus’ sterkste kant te zijn. Maar het punt is dat er ontzaggelijk veel op het spel stond. De mensen, in die kerken van Ikonium, Lystre en Derbe (en wie weet hoeveel kerken nog meer in Zuid-Galatië) werden sterk beïnvloed door judaïsten. Vermoedelijk waren er ook nog andere krachten werkzaam - daar komen we later in de reeks nog wel een keer op -, maar de grootste onruststokers zijn judaïsten. Dat waren mensen met een joodse achtergrond die christenen geworden waren, vermoedelijk afkomstig uit Jeruzalem. Dat was natuurlijk fantastisch dat ze christenen geworden waren. Maar, zij hingen een christendom aan waarbij ze vast wilden houden aan de wet van Mozes. Zij vonden dat het christelijke geloof samen moest gaan met: je houden aan de besnijdenis (Gal. 5 : 2; 6 : 12-13), je houden aan bepaalde dagen en feesten (4 : 10) en je houden aan de joodse spijswetten. Tim Keller zegt in zijn boek: deze mensen hadden een CHRISTUS + NOG WAT geloof. En dat is waarom Paulus zo ongerust is. Hij zegt: ik heb jullie destijds het evangelie gebracht, jullie zijn tot geloof gekomen, jullie zijn als het ware mijn kinderen, maar nu luister je naar deze valse leraars, nu luister je naar een evangelie dat geen evangelie is maar een terugvallen in slavernij, je laat je weer onder de wet stellen. Paulus zegt – geëmotioneerd –: Jezus heeft mij zelf ontmoet. Hij heeft zich aan mij geopenbaard. Op die weg naar Damascus. Na 3 dagen blindheid werd ik weer ziende. Ik ben toen afgereisd naar Arabië, dat was het gebied ten oosten en zuiden van Palestina. Pas drie jaar later ben ik naar Jeruzalem gegaan, naar de moedergemeente daar, daar heb ik de grote apostelen Petrus en Jacobus ontmoet, maar toen had ik mij het evangelie al helemaal eigen gemaakt, Jezus zelf heeft mij, door zijn Geest, onderwezen, toen ik de broeders in Jeruzalem ontmoette en toen er een zekere test plaatsvond, hebben allen met vreugde geconstateerd dat ik een ware apostel van de Heer ben. Daarom, in naam van Jezus, en in de lijn met het getuigenis van de andere apostelen, zeg ik jullie: blijf bij het evangelie dat ik jullie destijds gebracht heb. En daarmee zitten we al midden in de derde vraag: wat is nu precies Paulus’ boodschap in Galaten 1, wat is het belang om de gelovigen daar zo vurig toe te spreken? Eigenlijk kan het antwoord heel kort zijn. Hij zegt: Laat de vrijheid in Christus je niet afpakken, want daarmee komt je redding in gevaar. Je hoeft je niet aan de joodse wetten te houden. Die wetten zijn niet meer nodig omdat Jezus de wet tot in de puntjes gehouden heeft. Een mens kan de wet nooit volmaakt houden, maar Jezus deed het voor de mensen. Doordat Jezus zijn taak op aarde helemaal volbracht heeft, zijn wij allen, die in Christus geloven, VRIJ van de wet. Het evangelie is niet: het evangelie + nóg wat. 4
Ook in onze tijd kunnen we zomaar in een plus pakket terechtkomen. En dan gaat het in ons geval niet om teruggaan naar de joodse wet, maar om andere invloeden die het evangelie van Gods vrije genade onder druk zetten of zelfs kunnen overwoekeren. Tim Keller geeft in zijn boek 3 voorbeelden, en die werkt hij ook uit. Ik stip ze slechts kort aan, maar ik denk dat het heel goed en verrijkend is om daar verder over na te denken. 1. Er zijn kerken zegt hij – en die vind je met name in de evangelische hoek (hier zou ik een kanttekening willen maken omdat evangelisch in Amerika niet per se hetzelfde is als in Nederland) -, maar goed, hij zegt: er zijn kerken waar erg de nadruk wordt gelegd op de mate van je geloof, geloof je wel genoeg? Daar ligt inderdaad een gevaar. Voor je het weet, gaat het om ONS geloof in Christus en niet om ons geloof in CHRISTUS. We worden gered uit genade door het geloof. Dat is wat de Bijbel zegt. Dus dat kan ook een klein geloof zijn, of een aangevochten geloof, of een beginnend geloof. Denk aan die man in de evangeliën die roept: ik geloof Heer, kom mijn ongeloof te hulp! 2. Er zijn kerken – deze zou je vrijzinnig kunnen noemen – waar gezegd wordt: het maakt allemaal niet zo uit wat je geloof, als je maar een integer en liefhebbend mens bent. Dat is linke soep. Het past namelijk helemaal in ons straatje: wie wil er niet open zijn naar allerlei andere godsdiensten, overtuigingen, dat maakt je populair en geliefd. Maar het evangelie is niet naar de mens. We zijn zondige mensen die Gods genade nodig hebben voor hun redding. In Handelingen 4 staat: er is maar één naam onder de hemel gegeven waardoor wij behouden worden en dat is Christus, onze Heer (Hand. 4 : 11-12). 3. Er zijn kerken die extreem veel eisen van hun leden. Je zou ze wettisch kunnen noemen. Men hecht aan allerlei regeltjes. Vormen die niet ontleend zijn aan de Bijbel, maar die mensen bedacht hebben. Psalmen op de classis moeten op hele noten gezongen worden. Pas als je twee keer op een zondag naar de kerk gaat, ben je een goed gelovige. Drie richtingen die voor de kerk van vandaag een bedreiging vormen. Alle drie bieden ze een plus pakket: Gods genade + nog iets extra’s van ons. Ze vormen een driekoppige, monsterlijke hond die op Brammetje, het kind, afstormt. Laten we het gebeuren, of werpen we ons ertussen: handen af van het evangelie! Ik eindig met de woorden van Paulus in 1 Kor. 15. Dan zien we dat hij zo arrogant niet wás!
5
1Broeders en zusters, ik herinner u aan het evangelie dat ik u verkondigd heb, dat u ook hebt aangenomen, dat uw fundament is 2en uw redding, als u tenminste vasthoudt aan de boodschap die ik u verkondigd heb. Anders bent u tevergeefs tot geloof gekomen. 3Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, 4dat hij is begraven en op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat, 5en dat hij is verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf leerlingen. 6Daarna is hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er enkelen gestorven zijn, maar de meesten nu nog leven. 7Vervolgens is hij aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen. 8Pas op het laatst is hij ook aan mij verschenen, aan het misbaksel dat ik was. 9Want ik ben de minste van de apostelen, ik ben de naam apostel niet waard omdat ik Gods gemeente heb vervolgd. 10Alleen dankzij zijn genade ben ik wat ik ben. Gods genade voor zondige, gehavende mensen. Daar gaat het om. Een plus pakket is niet nodig. Laten we de vrijheid, die we in Christus ontvangen, vieren en bezingen. Hem, onze dienaar, onze vriend, onze broer, zij alle lof en alle dank, nu en eeuwig! Amen * De ‘vlek’ rondom Ankara is Noord-Galatië; het grotere geheel is Zuid-Galatië
6