‘ Het integreren van de Techniek Torens binnen de methodes Natuur en Handvaardigheid’ Voor de groepen 3 t/m 5
Opdrachtgever Ton van Malsen, Directeur Theresiaschool Auteur: Tommy van Esch, LIO-stagiair Mei 2010, Berlicum 1
Inhoudsopgave: Inleiding
bladzijde 3
Plan van aanpak
bladzijde 4
Theoretisch kader techniek • Techniek in het basisonderwijs • Competenties in de techniek • Kerndoelen natuur en techniek • Techniek in relatie tot de belevingswereld van kinderen • Techniek in vier hoofdthema’s • Starten met techniek • Meervoudige intelligentie in de techniek • Techniek in groep 3 t/m 5
bladzijde 6 bladzijde 6 bladzijde 7 bladzijde 9 bladzijde 12 bladzijde 13 bladzijde 15 bladzijde 15 bladzijde 16
De Techniek Torens • De Techniek Torens in het algemeen • De lessen van de Techniek Torens (gr. 3 t/m 5) • Overzicht lesomschrijvingen Techniek Torens
bladzijde 17 bladzijde 17 bladzijde 18 bladzijde 19
Methode Natuur en Techniek: Naut
bladzijde 21
Methode Handvaardigheid: Uit de kunst
bladzijde 25
Analyse vragenlijsten leerkrachten groep 3,4 & 5
bladzijde 33
Observatie les Techniek Torens groep 6
bladzijde 34
Integratieschema’s Techniek Torens binnen de methodes
bladzijde 35
De lessen met de Techniek Torens in de praktijk
bladzijde 41
Lessuggesties groep 3 t/m 5:
bladzijde 42
Conclusie onderzoek
bladzijde 44
Literatuurlijst
bladzijde 46
Bijlage I: vragenlijsten leerkrachten
2
Inleiding: Techniek is één van de leer- en vormingsgebieden in het basisonderwijs. Gemiddeld is er op de basisscholen in de hoogste drie leerjaren naar schatting zo’n half uur per week voor beschikbaar. Allerlei instanties organiseren tegenwoordig activiteiten en onderwijsleermiddelen gericht op het bevorderen van techniek in het onderwijs. De slogan voor techniek in het basisonderwijs is dan ook: ‘Techniek is overal om je heen’ Techniek heeft op een basisschool vaak een ondergeschikte rol en wordt door leerkrachten beschouwd als te moeilijk of er is geen tijd voor. Ook is er voor het werken met techniek vaak een hele organisatie nodig en kost het veel ruimte en materiaal. In een klas van 30 kinderen wordt het geven van techniek dan ook niet de hoogste prioriteit gegeven. De motivatie van de leerkrachten is ook nog niet optimaal, omdat vaak ook de interesse en kennis ontbreekt. De nadruk ligt voornamelijk op andere vakken zoals taal en rekenen. De Theresiaschool heeft ter bevordering van techniek in het basisonderwijs de Techniek Torens aangeschaft voor de hele school. Deze Torens worden zo nu en dan gebruikt, maar er zit nog geen vaste regelmaat in. De Techniek Torens worden vaak als losse onderdelen gezien die niet veel met het huidig schoolprogramma te maken hebben. De opdracht die ik van de Theresiaschool heb gekregen is dan ook een doorgaande lijn techniek ontwerpen waarbij de Techniek Torens geïntegreerd worden in de bestaande natuur- en handvaardigheidmethode voor de groepen 3 t/m 5. De vakken Natuur en Handvaardigheid komen het meest overeen met techniek en de techniekkisten zouden hieraan gekoppeld kunnen worden. Er moet dus gekeken worden welke lessen van de methodes gecombineerd kunnen worden met de techniekkisten van de Techniek Torens. Wanneer dit is gebeurd hebben de leerkrachten van groep 3 t/m 5 een overzicht waarin de techniek torens zijn geïntegreerd bij deze twee methodes. De Techniek Torens worden zo een vast onderdeel binnen het bestaand programma en worden niet meer als losse kisten beschouwd.
3
Plan van aanpak: Hoofddoel: Een doorgaande lijn ontwerpen van technieklessen geïntegreerd in de bestaande natuur- en handvaardigheidmethode. Subdoelen: 1. Een kader maken voor de integratie van de techniektorens binnen de methode natuur en handvaardigheid. 2. Illustratie van het techniek kader met behulp van lessuggesties. 3. Het team wordt nauw betrokken bij het SOP; leerkrachten, management, specialisten. Subdoel 1: Een kader maken voor de integratie van de techniektorens binnen de methode natuur en handvaardigheid. 1.1 De uitgangspunten van de techniekonderdelen en techniektorens en relevante onderwijskundige uitgangspunten (theoretisch kader) 1.2 Screening van de methodes Natuur en Handvaardigheid. 1.3 Lesoverzicht; welke lessen worden verrijkt met techniek 1.4 Toevoeging op de bestaande handleiding bij de combinatielessen. Activiteiten: - Techniektorens bekijken en materiaal analyseren. - Overleg met Sopbegeleider Cees. - Methodes natuur en Handvaardigheid analyseren. - Techniektorens en methodes aan elkaar koppelen. - Relevante literatuur over techniek op de basisschool zoeken. - Leerkrachten interviewen over techniek in de onderbouw. - Observatie van een techniekles Subdoel 2: Illustratie van het techniek kader met behulp van lessuggesties. 2.1 Het maken van een planning en onderzoeksplan, een onderzoeksvraag voor praktijkgericht onderzoek. 2.2 De ervaringen van leerkrachten over de lessen 2.3 De ervaringen van kinderen over de lessen 2.4 onderzoeksverslag van de integratie van de techniek in de praktijk Activiteiten: - Een aantal goede lesvoorbereidingen maken waarin techniek is geïntegreerd binnen de methodes. - Reflecties op de lessen van leerkrachten, kinderen en een zelfreflectie. - Conclusies trekken in een onderzoeksverslag en verbeteringen aanbrengen.
4
Subdoel 3: Het team wordt nauw betrokken bij het SOP. 3.1 Tussentijdse terugkoppeling aan het team over de vorderingen 3.2 Presentatie aan het team 3.3 Beleidsadvies geven aan de directie 3.4 SOP rapportage Activiteiten: - Onderzoeksrapportage maken met plan en aanbevelingen voor de school. - Presentatie maken voor het team met resultaten - Beschrijving van het proces, leerpunten
5
Theoretisch kader Techniek: De slogan voor techniek in het basisonderwijs is: ‘techniek is overal om je heen’ Er zijn voor techniek op de basisschool honderden leuke lesideeën en opdrachten. Tot nu toe heeft het grote aantal publicaties over techniek nauwelijks geleid tot structurele invoering van techniekonderwijs in de basisscholen. Veel scholen doen er zelfs zo goed als niets aan en vinden techniek niet van belang. De vraag wat in het kader van techniek de moeite waard is om te leren, kan alleen beantwoord worden aan de hand van criteria, zodat uit de overstelpende veelheid aan lesideeën en opdrachten een verantwoorde keuze gemaakt kan worden. Hier gelden de criteria die altijd gelden voor goed onderwijs aan kinderen: • •
• •
•
Het onderwijs moet voor kinderen uitdagend zijn en moet het aansluiten bij hun belevingswereld. De leerstof behoort steeds in dienst te staan van het wekken van belangstelling, het vergroten van nieuwsgierigheid, van kennis en van de vaardigheid om met die kennis iets te doen: verantwoorde beslissingen te nemen, dingen te maken. In het techniekonderwijs zijn opdrachten nodig die kennis, creativiteit en vermogen tot samenwerking en enthousiasme van kinderen bevorderen. Techniek toegankelijk en overzichtelijk te maken. Het gaat hier om het zoeken naar ordeningskaders, naar een samenhang, waarbinnen de veelheid van technische zaken die in onze cultuur zijn aan te treffen, gepresenteerd kan worden. Tot slot moet techniekonderwijs goed geïntegreerd kunnen worden in de schoolorganisatie. Het gaat hier om de randvoorwaarden waarbinnen het onderwijs gegeven wordt. Het gaat hier om kennis en ervaring van leerkrachten, beschikbare materialen en gereedschappen, ruimtes, de leerstof moet in te passen zijn in het programma (BV techniek integreren binnen natuur of handvaardigheid)
In de uitgangspunten van techniek wat beschreven staat in de kerndoelen is vast te stellen dat het bij techniek draait om de competentie tot ontwerpen, maken, gebruiken, analyseren en beoordelen van producten.
Techniek in het basisonderwijs: Tot voor kort zagen overheid en bedrijfsleven techniek nog vooral als iets wat op zijn vroegst pas in het vervolgonderwijs van belang is. Tegenwoordig vinden velen dat je er niet vroeg genoeg mee kunt beginnen. Op de basisschool wordt niet gedaan of techniek iets geheel nieuws is, het moet aansluiten bij de techniek waarmee het kind al vanaf zijn geboorte mee in aanraking komt. De aandacht voor techniek betekent op de basisschool een accentuering, verbreding en verdieping, passend bij de ervaringen en ontwikkeling van het kind. Het ministerie van Onderwijs, technische bedrijfstakken en de vakbeweging hebben gezamenlijk de ambitie uitgesproken om techniek een structurele plek te geven in het basisonderwijs. Dit op basis van twee motieven. Ten eerste is techniek bij uitstek een middel om een eigentijdse, aantrekkelijke en motiverende leeromgeving voor kinderen te creëren. Ten tweede is het belangrijk dat kinderen een realistisch beeld krijgen wat de betekenis van techniek en technologie is voor de maatschappij, 6
zodat een eventuele keuze voor techniek in het voortgezet onderwijs een interessante en volwaardige optie wordt.
Een aantal argumenten waarom de aandacht voor techniek op de basisschool zo belangrijk is: -
-
-
Kinderen groeien op in een wereld voor techniek, ze spelen en leven erin. Mensen worden steeds afhankelijker van techniek. Het is daarom van belang dat het onderwijs kinderen bewuster in contact brengt met alle aspecten van techniek. Op basis daarvan ontwikkelen kinderen een breed en realistisch beeld van de techniek in hun wereld. Kinderen zijn van jongs af aan al geïnteresseerd in het hoe en waarom van de dingen om hen heen. Ze zijn gevoelig voor techniek. Het is daarmee een taak voor het onderwijs om kinderen hierin geïnteresseerd te houden en deze motivatie optimaal te benutten om verdieping en verbreding te bereiken. Techniek is een middel om een rijke, moderne en aantrekkelijke leeromgeving in te richten. Het imago van techniek kan een positieve wending krijgen. Kinderen gaan op hun twaalfde naar het vervolgonderwijs en de keuze voor het vervolgonderwijs is een belangrijke stap in de ontwikkeling. De keuze is meestal bepaald door de schoolprestaties. Wanneer er veel aan techniek wordt gedaan en de ouders daarbij actief betrokken worden, wordt de interesse voor technische beroepen groter.
Techniek biedt niet alleen kansen om vanuit de vakken het onderwijs rijker en betekenisvoller te maken. Het past eveneens bij moderne opvattingen over leren, zoals het ervaringsgerichte onderwijs of het probleemgeoriënteerde leren. Het biedt daarbij veel mogelijkheden om samenwerkend te leren en om beter in te spelen op verschillen tussen de leerling bijvoorbeeld wat betreft intelligentie of leerstijl. Onderwijs heeft een taak om kinderen voor te bereiden op het participeren in de wereld van techniek. Techniek in het basisonderwijs betreft: - Het technische proces van ontwerpen, maken en gebruiken. - De grote variatie aan technische producten als resultaat van het proces. - De manier waarop de technische onderdelen in een of meer systemen samenwerken. - De relatie met technische principes . - De samenhang van techniek met maatschappelijke aspecten.
Competenties in de techniek: In onze wereld, waar technische producten overal om ons heen zijn, begint onze kennismaking met techniek meestal niet met het logische begin: ontwerpen, maar met het gebruiken en analyseren van producten. Vragen als: waar dient dit product voor, hoe moet het gebruikt worden, hoe zit het in elkaar en waarom is het zo gemaakt, zijn elementaire technische vragen. Het op deze wijze bevragen en analyseren van een voorwerp is op twee manieren nuttig. Ten eerste gunt het analyseren van een voorwerp ons een blik op het vernuft van de ontwerper en op de feitelijke constructie. Dit kan een bron zijn van kennis.
7
Ten tweede levert het gebruik en de analyse van een product kennis op over de sterke en zwakke punten, waardoor ideeën kunnen ontstaan om het product te verbeteren. Op dit punt gekomen gaat het weer in de richting van ontwerpen en maken. De bezigheden: ontwerpen en maken en gebruiken en analyseren en de kennis die daarbij betrokken is, vormen de kern van techniek in het basisonderwijs. Volgens de Duitse filosoof Helmuth Plessner (1892-1985) ontstaan menselijke competenties vanuit de excentrische positionaliteit van de mens. Dat wil zeggen dat de mens niet alleen lichaam, geest en deel van een samenleving is, maar dat hij zich tegelijkertijd ook van deze positie bewust is en dus in staat is als het ware van buitenaf tegen zichzelf (en de wereld) aan te kijken. Dit vermogen tot reflectie stelt hem in staat om zijn doen en laten en zijn omgeving te leren kennen, onder kritiek te stellen en te veranderen. Deze excentrische positionaliteit is als het ware de motor van het menselijke bestaan: dat wil zeggen dat de mens kennend, handelend en reflecterend zijn wereld vorm geeft. Deze visie van Plessner stelt ons in staat om techniek als een proces van ontwerpen, maken, gebruiken en analyseren te zien als een aspect van het menselijk handelen in algemene zin. Kennis en creativiteit worden vooral ingezet bij het ontwerpen van een product. Handelend maken mensen producten en reflectie treedt steeds daar op waar mensen even afstand nemen van hun werk en het proces van ontwerpen en maken van een product analyseren en beoordelen. Reflectie kan betrekking hebben op het technische product zelf, zoals op de gebruikte materialen en gereedschappen, werkwijzen en toegepaste technische principes, maar ook op de gebruikerscontext waarbinnen de producten en werkwijzen functioneren. Vaak zijn hier waarden in het geding die tegenstrijdig zijn. Zo kan bijvoorbeeld het gebruik van bepaalde materialen en werkwijzen economisch wenselijk zijn, omdat dit efficiënt en effectief is, maar dit kan tegelijkertijd vanuit het oogpunt van duurzame ontwikkeling en milieu onwenselijk zijn. Techniek is zo beschouwd verweven met bijna alle aspecten van de samenleving. We onderscheiden twee soorten competenties voor techniek in het basisonderwijs: • Competenties gericht op producten en werkwijzen op zichzelf beschouwd • Techniek gericht op product en werkwijzen in relatie tot de samenleving. Bij het ontwerpen en maken op zich gaat het om het kiezen van geschikte materialen, hulpmiddelen, natuurkundige en technische principes en het adequaat toepassen hiervan. Bij het ontwerpen en maken van producten in relatie tot samenlevingsaspecten komen randvoorwaarden aan de orde, zoals de functionaliteit voor de doelgroep, de prijs-kwaliteitverhouding veiligheid en duurzaamheid, waarmee in het ontwerp rekening gehouden moet worden. Bij gebruiken en analyseren wordt steeds een voorliggend resultaat onderzocht door het kritisch te bekijken. Dit resultaat kan een ontwerp zijn, een halfproduct, een eindproduct of een gebruikservaring met een product. Analyse kan zowel plaatsvinden in een tussenstadium als in een eindfase. Op elk moment van het traject ‘ontwerpen en maken’ kan overgestapt worden op ‘gebruiken en analyseren’ en omgekeerd. Bij het bekijken van een resultaat gaat het enerzijds dus om technische vragen: hoe zit het in elkaar, welke materialen zijn gebruikt, welke technische principes? Anderzijds gaat het om vragen over het maatschappelijke belang van het product waarbij politieke, economische en milieuwaarden in het geding zijn.
8
Kerndoelen Natuur & Techniek (Oriëntatie op Jezelf en de Wereld): Kerndoel 40: De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. Kerndoel 41: De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. Kerndoel 42: De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. Kerndoel 43: De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind. Kerndoel 44: De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. Kerndoel 45: De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. Kerndoel 46: De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon, seizoenen en dag en nacht veroorzaakt.
Leerlijnen bij de kerndoelen op techniek gericht (kerndoel 42, 44 en 45): Kerndoel 42: De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. Bij dit kerndoel ontwikkelen kinderen inzicht in eigenschappen van materialen zoals, metaal en kunststof en hoe gedragen voorwerpen zich die van verschillende materialen zijn gemaakt. Bijvoorbeeld blijft voorwerp het drijven of is het magnetisch. Ook ervaringen met licht en geluid vallen onder dit kerndoel, zoals schaduw en toonhoogtes. Leerlijnen groep 3 & 4: Bij licht: • De kinderen ervaren dat door het plaatsen van niet-lichtdoorlatende voorwerpen voor een lichtbron schaduw ontstaat. • Ze ervaren dat door het verplaatsen van de lichtbron de schaduw zich verplaatst en een andere vorm aanneemt.
9
•
Ze maken met hun handen of voorwerpen schaduwfiguren op een wand.
Bij geluid: • De kinderen zoeken uit waar de hoge en de lage tonen zitten op een muziekinstrument en bespreken en ordenen dat met elkaar. • Ze bespelen en luisteren naar verschillende muziekinstrumenten en bespreken de verschillende klanken. • Ze maken geluid met zelfgemaakte muziekinstrumenten en praten met elkaar over verschillen in geluid (hoog/laag, hard/zacht). Bij kracht: • De kinderen ervaren en praten over de aantrekkende en afstotende kracht van magneten. Bij magnetisme: • De kinderen onderzoeken aan welke voorwerpen in hun lokaal een magneet wel of niet plakt. • Ze vertellen in kleine groepen onder leiding van de leraar de uitkomsten aan elkaar. • Ze gebruiken bij het vertellen de begrippen magneet, magnetisme en magnetisch. Bij temperatuur: • De kinderen warmen voorwerpen op met hun handen, koelen ze af in een (koude) omgeving en praten over deze veranderingen. • Ze praten over de temperatuurservaring binnenshuis en buitenshuis, of van het eigen lichaam. Leerlijnen groep 5&6: Bij licht: • De kinderen onderzoeken met een lamp en spiegels het doorlaten en terugkaatsen van licht. • Ze zoeken naar verschillende lichtbronnen. Bij geluid: • De kinderen bouwen eenvoudige slaginstrumenten. • Ze ervaren dat geluid afkomstig is van een trillende bron, en dat de trilling de toonhoogte en luidheid bepaalt. • Ze gaan op zoek naar de bronnen van verschillende muziekinstrumenten en stemgeluid. Bij elektriciteit: • De kinderen zetten met een batterij, elektriciteitsdraadjes en een lampje of een geluidssensor een stroomcircuit in elkaar, zodanig dat er een lampje gaat branden of geluid klinkt. Bij kracht: • De kinderen doen verschillende proefjes en ervaren dat lucht niet niets is. Het kan kracht uitoefenen. • Ze onderzoeken enkele manieren waarop luchtdruk de mens helpt. Bij magnetisme: • De kinderen onderzoeken en benoemen welke materialen wel of niet magnetisch zijn. 10
• •
Ze werken met kompassen en ervaren dat magneten een noord- en zuidpool hebben. Ze onderzoeken de aarde als magneet.
Bij temperatuur: • De kinderen onderzoeken enkele warmtebronnen en ervaren dat kou de afwezigheid van warmte is. • Ze meten temperatuur en praten samen over de schaal van Celsius. • Ze gaan op zoek naar andere vloeistoffen die koken (verdampen), bevriezen (stollen) etc. Kerndoel 44: De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. Bij dit kerndoel onderzoeken leerlingen producten uit hun eigen leefwereld die behoren tot de gebieden constructies, transport, communicatie en productie. De leerlijnen zijn onderverdeeld in materialen en gereedschappen, technische inzichten, producten. Leerlijnen groep 3 & 4: • o.a. stoffen, leer, drukinkt, elektriciteitsdraad • naaimachine, boormachine, lasapparaat, citruspers • profielen, driehoeksconstructie • pin/gat, genaaid, nietje • snaar, tandwiel, hefboom, ketting • elektriciteit, hout • klimrek, schooltas, skelter, hijskraan, appelsap • kleur, materiaal, vorm, substantie van bv. M&M's • schooltas met een of meerdere vakken? Leerlijnen groep 5 & 6: • beton, polyester • graafmachine, schuurpapier, vijl, soldeerbout • profielen, driehoeksconstructie • soldeertin, dop met schroefdraad • sturingsmechanisme • olie, gas en zon • piramide, brug, molens, (school)gebouw, fiets, auto • rollerskates, tandpasta &-tube • fiets, onderzeeër
Kerndoel 45: De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. De leerlingen gaan onderzoeken welke verbindingen, constructies, overbrenging, energiebron, materialen en gereedschappen geschikt zijn om een goed werkend product te maken. De leerlijnen zijn onderverdeeld in producten, materialen, gereedschappen en technische inzichten. 11
Leerlijnen groep 3 & 4: • huis, brug • boot, auto voor knuffel, helikopter • kerstkransjes • pictogrammen • Kapla, K'nex en Lego • kranten, stroken papier, satéstokjes, lollystokjes, meel, boter, wattenstaafjes, piepschuim • nietapparaat, mixer, deegvormpjes • stapelen, in-verband-leggen, stabiliteit, evenwicht, stevigheid, driehoeksconstructie • nietjes • katrol met touw (ophijsen, takelen, hijskraan, gewicht van klok, pakhuis, takelwagen) • elektriciteit Leerlijnen groep 5 & 6: • middeleeuwse stad, kasteel, vlieger • brandweerauto, fietszitje voor knuffel • tandpasta • wegwijzers • handleiding zelfbouwpakket • karton, triplex, lampjes, koperdraad, elastiek • hamer, figuurzaag • Lego techniek, houtlijm, spijkers • tandwielen, ketting, snaar (fiets, wekker, wind- en watermolen) • batterij, zonnecel
Techniek in relatie tot de leef- en belevingswereld van kinderen: Techniek kan ook gezien worden in relatie tot de leef- en belevingswereld van kinderen. Kinderen kiezen voor hun spontane technische verkenningen alles wat zich in hun leefwereld als aantrekkelijk aandient. Zelf ontwerpen en maken van producten is een natuurlijke bezigheid van kinderen. Het is voor hun gevoel van eigenwaarde belangrijk dat ze zelf iets kunnen maken. Ook dingen onderzoeken door ze uit elkaar te halen en zo mogelijk weer in elkaar te zetten doen ze spontaan. Wie kinderen in hun doen en laten observeert, merkt al snel dat ze een voorkeur hebben voor voorwerpen, waarmee ze kunnen spelen en experimenteren. Bootjes, voertuigen, hutten en vliegers bijvoorbeeld lenen zich hiertoe uitstekend. Ze experimenteren met de zwaartekracht, ze zoeken uit hoe dingen zich gedragen in water, lucht en op de grond, hoe dingen in elkaar zitten, of ze uit elkaar te halen zijn, enzovoort. Ook onderzoeken kinderen hoe dingen aanvoelen, of hoe het is om in een hut of tent te kruipen. Ze willen dingen ervaren en er mee experimenteren, ze verfraaien, verbeteren en uitbreiden. Dat kan met zelfgemaakte dingen vaak ook beter dan met kant en klaar gekochte producten. Het onderwijs kan goed aansluiten bij het spontane kindergedrag door onderwerpen te kiezen die raakvlakken hebben met de kinderwereld, maar die tevens geschikt zijn om de belangrijke technische competenties te oefenen. De school kan echter niet altijd wachten op wat zich spontaan aandient. Van de school wordt verwacht dat ze kinderen uitdaagt door hen aantrekkelijke onderwerpen aan te bieden. Daarom moet de school nadenken over onderwerpen die geschikt zijn voor haar leerlingen. Techniek vindt plaats op tal van gebieden in de samenleving. Vanuit de wereld van volwassenen geredeneerd laten deze gebieden zich op verschillende manieren 12
ordenen in sectoren. Het technisch onderwijs is verdeeld in een aantal beroepssectoren, zoals houtbewerking, metaalbewerking, elektrotechniek en autotechniek. Deze weg is voor het kiezen van onderwerpen voor basisschoolkinderen minder geschikt, want bij techniek in het basisonderwijs gaat het niet om een voorbereidende beroepsopleiding, maar om algemene vorming. Er moet dus worden uitgegaan van de leef- en belevingswereld van kinderen.
Techniek in vier hoofdthema’s: De techniek in het basisonderwijs wordt verdeeld in vier hoofdthema’s: • • • •
Constructie Transport Communicatie Productie
Constructie (bouwen en wonen): Kinderen zien volwassenen bouwen en ze spelen zelf over bouwen en wonen. Ze bouwen hutten en tenten, waar ze in passen en bouwen met speelgoed en knutselmateriaal poppenhuizen en andere bouwwerken. Kinderen wonen en gebruiken in huis allerlei gebruiksvoorwerpen en voorzieningen. Bouwen en wonen is voor kinderen daarom een rijke leeromgeving. Constructie: - Structuren die de mens ontwikkelt voor zijn omgeving in te richten. - Constructies die te maken hebben met infrastructuur, wonen, werken, recreëren. - Bij een constructie staan aspecten als stevigheid, stabiliteit en sterkte centraal. - Twee type constructies: statische constructies (geen beweging toelaten) en dynamische constructies (wel beweging toelaten) Een voorbeeld van een statische constructie is een gebouw of brug en een voorbeeld van een dynamische constructie is een scharnierende deur)
Transport: Kinderen hebben vanaf de kinderwagen te maken met transport. Hun lust tot bewegen leidt tot steppen, fietsen, skelteren en varen in bootjes. Alle kinderen imiteren en experimenteren in hun spel de wereld van volwassenen: met voertuigen, (raceauto’s, vrachtauto’s, bussen, bootjes, vliegtuigen, ruimtevaartuigen enzovoort). Kinderen beproeven mogelijkheden en ontdekken grenzen: hoe snel kan het, hoe sterk is het enz. Transport is daardoor voor de basisschool kinderen een uitstekende leeromgeving. Transport: - Bij transport gaat het om vervoer van mensen, goederen, energie etc. Er wordt vaak de volgende indeling gebruikt: o Transport over land o Transport via het water o Transport door de lucht o Transport in de ruimte o Transport van mensen, goederen of materialen via geleidingssystemen (lift) o Transport van energie via leidingen (elektriciteitskabels) 13
-
Transport biedt veel mogelijkheden om actief technische activiteiten te ondernemen met betrekking tot overbrenging van beweging.
Communicatie: Kinderen communiceren vanaf hun geboorte met hun omgeving. Technische hulpmiddelen zijn hierbij vooral telefoon, radio, televisie, computer, tape- en cassetterecorder, foto-, film-, of videoapparatuur. Deze hulpmiddelen leren kinderen kennen door ze te gebruiken. Ze leren knoppen benoemen en bedienen. Aardige technische aspecten bij communicatie zijn ook elementaire nonverbale toepassingen. Hoorbare of zichtbare signalen, zoals verkeerslichten, alarmsystemen, klokken, claxons, verkeersborden en plaatjes, geven informatie door. Ook muziek is een non-verbaal communicatiemiddel. Het maken van eenvoudige muziekinstrumenten en het analyseren en of vervaardigen van een elektrisch alarmsysteem past binnen dit thema. Communicatie: - Communiceren is het overbrengen van gegevens van de ene plek naar de andere. - Communicatie verloopt vooral via elektronica en ethersignalen. - Het via computers besturen van apparaten is ook communicatie - Communiceren is een aspect waar veel technische aspecten bij komen kijken.
Productie: Productie heeft te maken met het produceren van goederen in de industrie. Er worden apparaten gebruikt om van grondstoffen kant-en-klare producten te maken. Voor de werking van deze apparaten is energie nodig. Veelal zetten de apparaten energie om in beweging. Over de logistieke en sociale kanten van productie worden basisschoolkinderen ingelicht bij het vak aardrijkskunde, zodat ze begrijpen hoe de producten uit hun leefwereld vervaardigd worden. Hoe moderne krachtbronnen en productiemachines technisch werken, is voor basisschoolkinderen vaak ingewikkeld, maar soms wel zichtbaar te maken door bijvoorbeeld een excursie naar een productiehal. In het ontwerpen en maken van de kinderwereld past ook ambachtelijke productie en nijverheid. Wat dit laatste betreft is het voor kinderen interessant om te zien hoe met behulp van molens, water- en windkracht werden omgezet in beweging om allerlei productieprocessen te vergemakkelijken. Ook kunnen kinderen eventueel met een speelgoedstoommachine en een elektromotor experimenteren, maar in de sfeer van analyseren, ontwerpen en maken wordt het voor basisschoolleerlingen al snel te ingewikkeld. Ditzelfde geldt voor productiemachines: bijvoorbeeld het analyseren van productiemachines in de huishouding, zoals een koffiezetapparaat, een elektrische mixer, een boormachine.
Productie: - Bij productie gaat het om het omzetten van ruwe materialen in producten. - Producten worden via geautomatiseerde productielijnen gefabriceerd. Mensen zijn slechts betrokken bij deelprocessen. - Bij het maken van producten speelt techniek een belangrijke rol.
14
Starten met techniek: Starten met techniek betekent dat je simpelweg een uitdaging moet durven aangaan. Al doende ontdek je als leerkracht, net zoals de kinderen, de techniek in de praktijk. Je ervaart dat techniek minder ingewikkeld is dan je denkt en het toepassen van techniek in de onderwijspraktijk boeiend en motiverend is. Als je als leerkracht aandacht wilt besteden aan techniek in het onderwijs, moet je er gewoon mee beginnen, ook als je denkt ‘ techniek is niets voor mij’. Leerkrachten die dit zeggen hebben weinig affiniteit met de technische aspecten van het leven. Techniek wordt vaak in verband gebracht met wiskunde, natuurkunde en scheikunde, met werken in een fabriek of het sleutelen aan motoren. Vaak hebben ze er zelf geen positieve ervaringen me opgedaan en zijn ze er weinig bekend mee. Leerkrachten hebben voor het werken met kinderen gekozen en niet voor een technische opleiding. Vaak weten leerkrachten niet precies wat techniek in het basisonderwijs inhoudt en zien niet in dat techniek juist wel bij hun opleiding en capaciteiten behoort. De taak van onderwijs is kinderen goed voor te bereiden op een passende rol in de toekomstige samenleving. De moderne toepassen van techniek in het onderwijs uit de weg gaan. Dit is ten onrechte, want je hoeft lang niet samenleving kan alleen nog bestaan omdat er een enorme hoeveelheid techniek is. Je gebruikt techniek zonder erbij na te denken. Zoals met de trein of bus naar school of een blikje drinken halen uit de automaat. Techniek is overal om ons heen, omdat mensen behoeften hebben of bepaalde problemen willen oplossen. Wil een leerkracht in het basisonderwijs kunnen omgaan met techniek, moet deze ook zelf ervaren in de praktijk wat techniek is. Net als de kinderen door zelf te ontdekken en activiteiten uit te voeren, waardoor je kennis en vaardigheden verwerft. Een ander excuus om niet aan techniek te beginnen is door te zeggen dat je twee linker handen hebt. Hierdoor kunnen leerkrachten het altijd bij alle techniekonderdelen zelf heel handig te zijn met materiaal en gereedschap. Bovendien gaat het bij techniek vooral om het doen, uitproberen, maken en ervaren.
Meervoudige intelligentie in techniek: In de meervoudige intelligentie theorie onderscheidt Howard Gardner acht verschillende intelligenties. Gardner maakt duidelijk dat de intelligentie bepaald wordt door de mate waarin de persoon aangetrokken is tot bepaalde inhouden en bepaalde prikkels. Intelligentie: Verbaal-linguïstisch Logisch-mathematisch Visueel-ruimtelijk Muzikaal-ritmisch Lichamelijk-kinestetisch Naturalistisch Interpersoonlijk Intrapersoonlijk
Vaardigheden: Luisteren, spreken, lezen, schrijven Probleem oplossen, redeneren, logica Richtingsgevoel, schilderen, beeldhouwen, inrichten Componeren, optreden, herkennen en waarderen van muziek Dansen, vangen, springen, gooien, bewegen met precisie Groene vingers, dieren onderscheiden, herkennen en analyseren Organiseren en leiden, relaties, conflicten oplossen, goed teamlid Zelfkennis, zelfsturend, zichzelf onder controle
15
Het huidige onderwijs accentueert vooral de verbaal-linguïstische en de logisch-mathematische intelligentie, door het reken- en taalonderwijs. Daardoor worden andere vakken beschouwd als vakken waar je minder intelligent voor hoeft te zijn. Maar volgens de meervoudige intelligentie zijn er meerdere manieren om knap te zijn. Je ziet in de praktijk kinderen die sterk op ‘doen’ gericht zijn (lichamelijk-kinestetisch) en ‘ technische’ oplossingen laten zien voor visueel-ruimtelijke problemen. In de techniek worden andere intelligenties verwacht van kinderen en ieder heeft dus zijn eigen kwaliteiten. Kinderen die minder goed zijn in rekenen en taal kunnen op andere vlakken uitblinken en een gevoel van competentie ontwikkelen.
Techniek in groep 3 t/m 5: Kinderen vanaf 7/8 jaar richten zich bewuster op het leren. Ze willen echt leren lezen en leren schrijven. Het spel heeft voor deze leeftijdsgroep nog een belangrijke functie. Ze zijn met het spel gerichter en bewuster bezig, vaak met een doel en een systematische aanpak. In de onderbouw wordt meer beroep gedaan op diverse intelligenties, in de middenbouw komen de verbaal-linguïstische en logisch-mathematische benadering meer naar voren. Het is om deze reden dat meer aandacht voor techniek (leren door doen) in de middenbouw een verrijking van de ontwikkeling van het kind is. De leerlingen verwerven dan steeds nieuwe kennis en reconstrueren al bestaande voorkennis. De kinderen vragen op deze leeftijd vaak naar het hoe en waarom van zaken. Je kunt deze kinderen al op een concrete wijze in contact brengen met abstracte begrippen als ‘energie’ . Kinderen van groep 3,4 en 5 hebben weinig inzicht in techniek van vroeger en nu. Met foto’s en ander materiaal kun je oude techniek en nieuwe techniek al goed laten onderzoeken. Het vragen naar exacte werkingsverschillen van bijvoorbeeld een propeller is voor deze leeftijdsgroep nog niet aan de orde. Voor deze groep zijn er veel interessante en ideeën om techniek te maken, ontwerpen en gebruiken. Wanneer we aan voorgevormde materialen denken zijn er o.a. in de Techniek Torens veel technische principes te ontdekken zoals mechanische overbrengingen, constructies, energie etc. Daarnaast zijn er veel mogelijkheden met eenvoudige materialen technische principes praktisch uit te proberen. Het maken van producten betekent tevens dat geleerd wordt te werken met gereedschap. Bij deze activiteiten leren kinderen als vanzelf het benoemen van gereedschappen en materialen. De kinderen van de middenbouw zijn al een stuk verder in hun taalontwikkeling dan de onderbouw, maar ze hebben voor het verklaren en duiden van verschijnselen nog maar een beperkte woordenschat tot hun beschikking. Veel verklaringen zullen ze nog proberen te geven door dingen voor te doen of te laten zien.
Integratie techniekonderwijs binnen het huidige schoolprogramma: De eenvoudigste manier om te starten met techniekonderwijs in de school is het laten uitwerken van wat praktische opdrachten bij vakken waar dit het meest voor de hand ligt. Handvaardigheid en textiele werkvormen staan altijd in het teken van ontwerpen en maken. Ook bij natuuronderwijs (met name bij natuurkunde) ligt het voor de hand om met techniek aan de slag te gaan. Het lesprogramma voor techniek hoeft niet omvangrijk te zijn om voldoende aandacht te kunnen besteden aan de kennisinhouden en competenties. Er zijn voldoende mogelijkheden om de integratie van techniek in het meer traditionele lesprogramma van de school goed te laten verlopen. Voor de maatschappelijke implicaties van techniek zijn de vakken aardrijkskunde en geschiedenis meer van toepassing. Bij geschiedenis wordt vooral de ontwikkeling van techniek zichtbaar en bij aardrijkskunde de functie. 16
De Techniek Torens:
De Techniek Torens in het algemeen: De Techniek Torens is een totaal lesconcept voor techniek in het basisonderwijs dat alle kerndoelen dekt. De Techniek Torens bestaat uit drie opbergmeubels in de vorm van kasteeltorens waarin de leskisten en lesmap overzichtelijk zijn opgeborgen: -
Een Onderbouw Toren (groep 1-2, blauw en groen) Een Middenbouw Toren (groep 3-5, geel en paars) Een Bovenbouw Toren (groep 6-8, rood en roze)
Er zitten voor iedere groep 10 technieklessen in voor een lesduur van ongeveer 1 uur per les. Er is sprake van een doorlopende leerlijn op de onderwerpen die in de kerndoelen omschreven staan: constructie, transport, communicatie, productie. Daarbij zijn ook chemie, elektrotechniek, duurzame energie, klimaat, licht en temperatuur vertegenwoordigd. De Techniek Torens vormen ook een basis om belangrijke leergebiedoverstijgende kerndoelen vorm te geven zoals: • Ervaringsgericht leren; veel doen en werken met de handen. • Werken volgens een plan; ontwerpen, oplossingen zoeken, conclusies trekken. • Gebruik van strategieën; proefondervindelijk leren, ontdekken en onderzoeken, gerichte vragen stellen, diverse informatiebronnen. • Sociaal gedrag en werkhouding; werken in een groepje, onderling overleg, taakverdeling. • Zelfbeeld; zelfvertrouwen opbouwen bij het vinden van technische oplossingen, eigen ideeën beargumenteren, zelfstandig werken, zelf iets kunnen ontwerpen. • Maatschappelijke relevantie; een link leggen naar de maatschappelijke toepassing van techniek. • Meervoudige intelligentie; Een manier om kinderen die beter met hun handen kunnen werken een gevoel van competentie te geven in de groep en voor zichzelf, kinderen die juist beter met het hoofd zijn, te laten oefenen om met hun handen dingen te realiseren.
17
De lessen van de Techniek Torens (Middenbouw Toren groep 3-5): De kerndoelen van Techniek: Constructie, Transport, Communicatie, Productie komen allen naar voren binnen de Techniek Torens. De lessen zijn verdeeld in de domeinen doen (A) en bekijken (B). Overige technische leergebieden zijn energie, elektrotechniek (EN), Chemie (CH) en Metaal (MT). Groep 3: Lesnr. Naam: 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
Spannend stapelen! Een huisje metselen Tandwielen in de keukenla Allerlei batterijen Een wiebelend bootje Touw versterken Op rolletjes Zeepjes maken De koorddanser Waar komt de wind vandaan?
Groep 4 Lesnr. Naam: 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Een zwaaikaart! K’nexen Grijp-graag Hoe snel is een machine? Vlotten race! Mep je naam Een spannend hoorspel Maak een eigen flipperkast Vliegen en zweven Een gevlochten en stevig hutje
Groep 5 Lesnr. Naam: 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10
Stevige vormen Hoe sterk is een krant? Een Hapapparaat Een geheime brief Maak een stroomkring Ik ruik het zwembad! Spring in ‘t veld Figuurzagen Maak je eigen kompas Lucht en water
Thema:
Domein:
Constr. Constr.
B A A/B, MT B, EN A A A/B A, CH A/B A/B, EN
Transp. Com. Constr. Constr. Constr.
Transp.
Constr. Constr.
Transp.
Transp.
Prod. Prod.
Thema: Constr. Constr. Constr. Constr.
Constr. Constr. Constr.
Domein: Transp. Transp. Transp. Transp. Transp.
Transp. Transp.
Com. Com. Com. Com.
Prod. Prod. Prod.
A A A B, EN A A, MT A/B, EN A, MT A/B A
Thema:
Domein:
Constr. Constr. Constr.
A A A A, CH A/B, EN B, CH/EN A, MT A A B
Transp. Com. Com.
Constr. Constr. Constr.
18
Transp. Transp. Transp. Transp.
Prod. Prod. Prod. Prod.
Aantal lln: 3 2 3 4 4 4 4 4 4 4
Aantal lln: 4 4 4 4 4 4 4 2 4 2
Aant. lln: 4 4 2 4 2 4 4 2 2 2
Overzicht met beknopte lesomschrijvingen van de Techniek Torens: Groep 3: Naam: 3.1 Spannend Stapelen! 3.2 Een huisje metselen 3.3 Tandwielen in de keukenla
3.4 Allerlei batterijen
3.5 Een wiebelend bootje
3.6 Touw versterken
3.7 Op rolletjes 3.8 Zeepjes maken 3.9 De koorddanser
3.10 Waar komt de wind vandaan?
Lesomschrijving: Kinderen leren spelenderwijs over stabiliteit en draagkracht van open constructies met het spel Jenga. Twee kinderen maken een ontwerp van een huisje met deur en raam en daarna gaan ze het huisje metselen. Twee kinderen bekijken het keukengerei in de leskist en bespreken samen van elk voorwerp waar ze hefbomen en tandwielen zien en bouwen een handmixer van Lego Dacta. De verschillende batterijen worden bekeken. Ze leren over de plus en minpolen en laten een lampje branden. Ook wordt aandacht besteed aan het weggooien van lege batterijen. Een groepje kinderen gaat aan de slag met verschillende bootjes en bekijken hoe een stabiel bootje geladen kan worden en welke aspecten bij het stabiliseren een rol spelen. De kinderen bekijken verschillende soorten touwen en dan gaan ze zelf een touw vervaardigen om er een hengels voor een tas van te maken. Ze experimenteren in deze les met weerstand en het opheffen daarvan door wielen en kogellagers. In een groepje van 4 kinderen worden zeepjes gemaakt; smelten, mengen en roeren, in mal gieten, uitharden. De kinderen knippen 2 poppetjes uit en ze zodanig verzwaren dat ze in balans blijven hangen op een koord. Er wordt zo ervaring opgedaan met zwaartekracht en balans. De kinderen krijgen een uitleg over de verplaatsing van lucht van warme naar koude lucht. Ze maken een windvaan en gaan buiten kijken uit welke richting de wind komt.
Groep 4: Naam: 4.1 Een zwaaikaart!
4.2 K’nexen 4.3 Grijp-graag
4.4 Hoe snel is een machine?
4.5 Vlotten race!
4.6 Mep je naam
Lesomschrijving Ieder kind maakt een halffabrikaat voor uiteindelijk 4 zwaaikaarten. Deze zijn samengesteld uit onderdelen die ieder kind heeft aangeleverd en bevatten een schaarmechanisme. Twee kinderen bouwen samen een ambulance van K’nex met behulp van bouwplaten. Twee kinderen werken met Lego Dacta en 2 kinderen met bouten en moeren. Ze maken allebei een schaarmechanisme en vergelijken de verschillen en overeenkomsten. Ieder kind krijgt een eigen taak en ze ervaren de verschillen in productiviteit van machinale en handmatige handelingen. Tijdmeting met stopwatch en zandloper. Er wordt een vlot gebouwd met de aanwezige materialen met een zeil erop. Als ze klaar zien kijken welk vlot het beste werkt op water. Ieder kind maakt een ontwerp voor een metalen naamkaartje. Ze 19
4.7 Een spannend hoorspel
4.8 Maak een eigen flipperkast
4.9 Vliegen en zweven
4.10 Een gevlochten en stevig hutje
werken met slagletters en kinderhamers. In een groepje bekijken de kinderen een cassetterecorder en proberen de knoppen uit. Ze nemen een hoorspel op, op een cassettebandje. Kinderen ontwerpen een flipperkast. Ze maken een elastieken hefboomwerking en een katapultmechanisme. Ze timmeren hun eigen flipperkast met obstakels in elkaar. In deze les volgen de kinderen de lesbladen en doen proefjes met de werking van een vliegtuigvleugel. Ook maken ze een parachute en een eenvoudige helikopter. De kinderen maken eerst een ontwerp en vervolgens maken ze met wol en tempex een hutje.
Groep 5: Naam: 5.1 Stevige vormen
5.2 Hoe sterk is een krant?
5.3 Een hapapparaat
5.4 Een geheime brief
5.5 Maak een stroomkring
5.6 Ik ruik het zwembad!
5.7 Spring in ’t veld
5.8 Figuurzagen 5.9 Maak je eigen kompas 5.10 Lucht en water
Lesomschrijving: Met papier, plak en plakband maken kinderen enkele stevige basisvormen, waarmee ze een bouwwerk kunnen maken. Ze maken kennis met bijvoorbeeld u-profielen en vormvaste driehoeksverbindingen. Kinderen maken in het basismateriaal voor een krantenbouwwerk. Door kranten op te rollen en met driehoeksverbindingen aan elkaar te zetten, kunnen kinderen vervolgens samen een hoog bouwwerk bouwen. Met metalen constructiemateriaal bouwen 2 kinderen een graafmachine na van een bouwplaat. Ze maken ieder een paar onderdelen die later bij elkaar gevoegd worden. Met citroenzuur en een kroontjespen schrijven kinderen een geheime brief. Ze maken zelf een enveloppe en wisselen de brieven aan elkaar uit. Thuis worden ze door de ouders gestreken waardoor oxidatie optreedt en de letters leesbaar worden. Kinderen doorlopen samen de lesbrieven en leren zo over de stroomkring, schakelaars, serieschakeling, parallelschakeling en het laten draaien van een motortje met schroef. Kinderen maken water eerst vies, waarna ze het vieze water filteren. Daarna doen ze zout in het water en doen een elektrolyse proef. Ze ruiken het chloor dat met de chemische reactie vrijkomt. Kinderen maken een bewegend speelgoedje. Daarbij moeten ze meten en boren, elkaar assisteren, knippen en kleuren. Het speeltje bevat een schaarmechanisme en elastieken kracht. In deze les maken de kinderen een speelgoedje waarvoor ze moeten figuurzagen, schuren, verlijmen en knopen. Magneten les. Ze krijgen uitleg over de eigenschappen van magneten. Tenslotte maken de kinderen zelf een kompas. Kinderen doen samen allerlei proeven met spuitjes, slangetjes, ventielen en kraantjes. Ze maken kennis met hydraulica.
20
Methode Natuur en Techniek: Naut
De methode Naut: De methode Naut voor Natuur & Techniek maakt kinderen enthousiast voor de levende en nietlevende natuur. Ook is er aandacht voor Techniek in de methode. Techniek is alles wat door mensen gemaakt is, vaak vanuit de wens oplossingen te creëren voor problemen. In de methode wordt bekeken hoe je techniek in kunt zetten en wat dit met de natuur te maken heeft. Groep 3 & 4 werken met de methode Brandaan, Meander en Naut. Dit is een wereldoriëntatiepakket waarin de vakken geïntegreerd aan bod komen en er dus geen afzonderlijke vakgebieden zijn. Spelend leren is een uitgangspunt voor deze groepen. Groep 5 heeft met Naut wel een aparte methode voor Natuur & Techniek. Hierbij wordt gewerkt met een lesboek en een werkboek met een vaste opbouw per thema.
Groep 3
Groep 4
Groep 5
Thema’s per jaar
3
5
5
Lessen per jaar
9
15
25
toetslessen
nee
nee
ja
Tjdsduur per les
35 minuten
35 minuten
50 minuten
Doelstellingen groep 3 & 4: De methode Naut, Meander en Brandaan heeft voor iedere groep een eigen doelstelling geformuleerd om beter te kunnen aansluiten bij de leerontwikkeling van kinderen van deze leeftijd.
Doelstelling groep 3: De kleuters komen vanuit groep 2 in een meer schoolse situatie terecht met de focus op leren lezen en rekenen. De doelstelling is kinderen tot verwondering te brengen: wie ben ik en waar heb ik in mijn directe omgeving mee te maken? Groep 4: De kinderen kunnen hier al lezen en ontwikkelen zich vrij snel. De doelstelling is kinderen te laten kennismaken met een wereld direct buiten hun eigen ‘ ik’. Het draait nu om: een iets grotere wereld en meer op sociale interacties en relaties. Ook wordt er nieuwsgierigheid gekweekt, kinderen laten nadenken, beseffen en het uitnodigen tot vragen stellen.
21
Doeboek Naut, Meander en Brandaan groep 3 & 4: In het doeboek komen de kerndoelen voor wereldoriëntatie voor groep 3 en 4 spelenderwijs aan de orde. De inhoud voldoet aan de kerndoelen van deze twee groepen. Steeds komen de drie kennisgebieden geschiedenis, aardrijkskunde en natuur & techniek, geïntegreerd en in een combinatie van leren en spelen naar voren. De methode bestaat uit 8 thema’s. Hieronder een overzicht van deze thema’s met een omschrijving van de belangrijkste onderwerpen: Thema: Thema 1: Opruimen Thema 2: Vieren Thema 3: Winkelen Thema 4: Varen Thema 5: Speuren Thema 6: Graven Thema 7: Klimmen Thema 8: Kamperen
Omschrijving: Opruimen, afval scheiden, oude en nieuwe uitvoeringen van spullen, wel of geen rommel. Diverse feestdagen, attributen bij feesten, kalender, kenmerken van verschillende feesten, feesten in andere culturen. Boodschappen doen, houdbaarheid artikelen, waar vind je iets?, relatie product en prijs, wat komt van plant en dier, herkomst producten Wind, windrichting, drijven en zinken, kaartsymbolen lezen, functies van water, zeedieren en zoetwaterdieren. Het bos in de herfst. Bosdieren, sporen, verschillende boomsoorten, bosvogels, paddenstoelen en schimmels, leeftijd van bomen. Alles onder de grond; plantendelen, bodemdieren, oude munten, voedselketen mol en worm, relatie tussen dingen uit verleden en heden. Hoogtes. Hoe ziet Nederland er van boven uit, wat zijn de hoogste punten, omtrek Nederland, hoogtes vergelijken, toonhoogtes. Kamperen in de nacht. Nachtdieren, nachtogen, maan en sterren, vorm van een tent, relatie tussen materiaal van een gebouw en de functie/omgeving.
De eerste drie thema’s komen aan de orde in de tweede helft van groep 3. In groep 4 staan de overige vijf thema’ s op het programma. Didactiek: Elk thema bestaat uit drie lessen. Les 1: introductie op het thema. De kinderen luisteren naar een verhaal of bekijken een praatplaat. Naar aanleiding hiervan wordt er met de kinderen klassikaal over het onderwerp en over hun eigen ervaringen gesproken. Les 2 en 3: de verdere verwerking en uitwerking van de inhoud aan de hand van leer- en doeopdrachten. De kinderen kunnen dit zelfstandig of na een korte instructie doen. Bij elk thema zijn extra lessuggesties gegeven voor o.a. de vakgebieden rekenen, handvaardigheid, spel. Er zijn weinig tot geen lessuggesties omtrent techniek te vinden.
22
Methode Naut groep 5: In groep 5 komen de volgende thema’s aan de orde. Hieronder een overzicht van deze thema’s en bijbehorende lessen:
Thema: Thema 1: De wereld om je heen
Lessen: Les 1 Allemaal natuur Les 2 Allemaal dieren Les 3 Kleine wezens
Thema 2: Planten en dieren
Les 1 De groene wereld Les 2 De dierenwereld Les 3 Samenwonen
Thema 3: Voeding en je lichaam
Les 1 Van boerderij tot supermarkt Les 2 je bent gemaakt van eten Les 3 Vleeseters en planteneters
Thema 4: Techniek om je heen
Les 1 Wat is techniek? Les 2 De fiets van Omar Les 3 De fiets: hoe werkt hij?
Thema 5: Weer en klimaat
Les 1 Het weer Les 2 Seizoenen Les 3 Het klimaat
Beknopte Lesomschrijving: Levende natuur en levenloze natuur. Planten en dieren. Kenmerken van dieren; zoogdieren, vogels, vissen, reptielen, amfibieën. Kleine dieren zonder botten of die geen dier of plant zijn; insecten, spinnen, bacteriën. Kenmerken van een plant. Ze hebben licht, water, lucht nodig om te leven. Planteneters en vleeseters, schutkleur, gedrag van dieren. Planten en dieren hebben elkaar nodig. Eigen leefomgeving, dier past bij de omgeving. Bijna alles wat je eet komt uit de natuur. Boerderij en fabriek. Eten uit andere landen. Eten om te groeien en voor energie. Je lichaam haalt bouw- en brandstof uit eten. Lichaam van dieren is aangepast op voedsel. Verschillen bij vleeseters en planteneters. Techniek is overal. Door mensen gemaakt, probleem/oplossing. Kenmerken van een fiets. Voortgekomen ui de techniek. Dingen waarbij aan gedacht is bij het maken van een goede fiets. Temperatuur, neerslag, wind. Het weer voorspellen. De kenmerken van de 4 seizoenen: lente, zomer, herfst, winter. Verschillende soorten klimaten bij bepaalde gebieden. Nederland heeft zeeklimaat.
Didactiek: Elk thema bestaat uit vier lessen. Elke les heeft een vaste opbouw van oriëntatie, verwerving, verwerking en context. Hierin gaan beleven, nadenken, oplossingen bedenken en toepassen schuil. Door deze opbouw wennen leerlingen aan de aanpak van het vak en krijgen ze een leerstrategie voor de toekomst aangereikt. Het is een eerste stap op weg naar zelfstandig leren. Basisles 1: Dit is een themaopening waarin de kinderen enthousiast worden gemaakt voor het onderwerp. Er wordt aandacht besteed aan de begrippen die in elk thema voorkomen. In les 2&3 worden andere onderwerpen besproken die met het thema te maken hebben volgens dezelfde opbouw. 23
In les 4 wordt de stof van de vorige lessen herhaald en wordt verdieping en verrijking van het thema aangeboden. Bakkaarten bij de methode: In groep 5 zijn bakkaarten ontwikkeld die als toevoeging op het thema gebruikt kunnen worden en verder voortborduren op het thema. Deze bakkaarten leggen een relatie met de andere raakvlakken: aardrijkskunde of geschiedenis, maar niet met de techniek. Er wordt rekening gehouden met de verschillende leerstijlen van kinderen, er zijn kaarten waarbij je moet onderzoeken, bouwen, tekenen, een liedje maken. De opdrachten kunnen alleen of in groepsverband worden uitgevoerd.
24
Methode Handvaardigheid: Uit de kunst
Opbouw methode uit de kunst: Uit de kunst is een methode voor tekenen en handvaardigheid voor groep 1 t/m 8 in het basisonderwijs. Voor elk leerjaar is een groepsboek en een ideeënboek ontwikkeld. Kerndoelen: De methode voldoet aan de eisen die vanuit de kerndoelen aan de beeldende vakken tekenen en handvaardigheid gesteld worden. Alle in de kerndoelen genoemde doelen komen in de methode aan de orde. Tevens komen bepaalde aspecten van Techniek aan de orde. Kerndoel 54: De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. Bij het onderdeel beeldende vorming van dit kerndoel gaat het erom dat kinderen leren dat ze hun gevoelens en ervaringen kunnen uitdrukken in beeldend werk, maar ook dat ze met beelden kunnen communiceren. Beeldende werkstukken ontstaan wanneer betekenis, beeldaspecten en materiaal op elkaar worden afgestemd. Dat betekent dat kinderen aan de slag gaan met onderwerpen en thema's in een betekenisvolle context. Ze worden geïnspireerd in een situatie die hen aanzet tot creatief vormgeven. Om hun ideeën vorm te geven leren ze de beeldende mogelijkheden van diverse materialen en technieken te onderzoeken aan de hand van de beeldaspecten ruimte, kleur, vorm, textuur en compositie. De leerlijn wordt uitgewerkt in de onderdelen: Betekenis - Beeldaspecten - Materiaal/techniek. Deze onderdelen worden in een beeldende activiteit steeds in samenhang aangeboden. Een leerling die beeldend vormgeeft, stemt in het werkproces betekenis, beeldaspecten en materiaal op elkaar af. Hij denkt na over het onderwerp, experimenteert met de mogelijkheden van materiaal en beeldaspecten en zoekt naar een oplossing die past bij zijn idee over het onderwerp. Groep 3-4: • De kinderen maken beeldende werkstukken op basis van waarneming, beleving en ervaring, bijvoorbeeld een verhaal dat wordt verteld, afbeeldingen en voorwerpen die worden getoond. • Ze verzamelen beeldmateriaal dat aansluit bij het onderwerp, bijvoorbeeld familiefoto’s en ze vergelijken dit beeldmateriaal. • Ze bekijken en bespreken karakteristieke details van de voorwerpen en afbeeldingen, bijvoorbeeld waaraan je de verschillende familieleden kunt herkennen. • • • •
De kinderen experimenteren gericht met materiaal/techniek en gebruiken dit in hun werkstukken, bijvoorbeeld: ze maken foto's van verschillende familie opstellingen; ze maken een 'familie' van klei en onderzoeken hoe je de ledematen van een kleifiguur door middel van uitknijpen en versmeren van klei kan vastzetten aan de romp; ze onderzoeken hoe dik de plakkaatverf moet zijn om de achtergrond te schilderen. 25
•
De kinderen verkennen en onderzoeken binnen de context van het onderwerp de mogelijkheden van beeldaspecten (ruimte, kleur, vorm, textuur en compositie), bijvoorbeeld: o ze gebruiken een grondlijn in hun tekeningen (ruimte) o ze schuiven met figuren over het vlak en maken verschillende composities o ze werken met kleurcontrasten en kleuraccenten in hun familieportret o ze gebruiken in hun werk afdrukken van verschillende materialen (textuur) o ze versieren hun werk met randen en motieven.
Groep 5-6: • De kinderen oriënteren zich op de beeldende mogelijkheden van een onderwerp, bijvoorbeeld de functie en de vorm van potten. • Ze bekijken en bespreken beeldmateriaal over het gekozen onderwerp. • Ze bedenken wat ze willen laten zien in hun werkstuk. • Ze maken schetsjes en ontwerpen voor bijvoorbeeld potten waarin iets bewaard kan worden. • Ze bespreken hun ideeën met elkaar en met de leraar. • De kinderen onderzoeken de beeldende mogelijkheden van materialen, bijvoorbeeld een pot van ringen van klei maken. •
De kinderen verkennen en onderzoeken de mogelijkheden van beeldaspecten (ruimte, kleur, vorm, textuur en compositie) in de context van het onderwerp, bijvoorbeeld: o ze onderzoeken de mogelijkheden om een holle gesloten vorm van klei te maken als basis voor een pot. o ze letten bij het boetseren van een dier op de verhoudingen van de lichaamsvormen. o ze versieren hun pot met textuur en motieven.
•
Ze werken volgens een bepaalde procedure of volgorde, bijvoorbeeld: o ze maken schetsjes met conté en houtskool. o ze knippen hun schetsje uit en plakken het op een ondergrond. o ze boetseren holle basisvorm. o ze maken van deze vorm een karakteristieke pot. o ze brengen versiering aan op hun pot.
Opzet en Thema’s: De methode bestaat uit verschillende thema’s. Er is gekozen voor acht wereldoriënterende thema’s die aansluiten bij de directe leefwereld van kinderen. Deze thema’s staan in elk leerjaar centraal. In het groepsboek is voor elk thema een les uitgewerkt. In het ideeënboek worden de acht hoofdthema’s uitgewerkt in twee lessen handvaardigheid en 2 lessen tekenen. Verder worden er aanvullende lessuggesties gegeven. In het Ideeënboek worden ook verschillende technieken en materialen besproken die in het betreffende leerjaar van belang zijn, zoals potloodtechnieken, plaktechniek, ecoline en krijt.
26
De thema’s: De 8 thema’s die in elk leerjaar terugkomen zijn: • • • • • • • •
Mensen Eten Letters & tekens De natuur Dieren Reizen Spelen Wonen
Ook zijn er lessen ontworpen die passen binnen de seizoenen en bij feestdagen.
Handvaardigheidlessen groep 3: H1: Mensen 1.3 Siempie Sloddervos
Materiaal/Techniek textiel, krijt, ecoline, knippen, kleuren, wol
Opdracht Het maken van een sloddervos met verschillende materialen.
1.4 Dit ben jij!
Houten stokjes, lucifers, kurken, schaar, lijm
Een beeldje maken van jezelf van houtstokjes/kurken
H2: Eten 2.3 Duimpotje
Materiaal/Techniek Klei, boetseerhoutje, glazuur/plakkaatverf, kwast
Opdracht Een kommetje of potje maken van klei om uit te eten of te drinken.
2.4 Aquariumbordje
Kartonnen bordje, vliegerpapier, schaar, lijm
Een bord versieren met vissen en waterplanten om van te eten, een aquariumbordje.
H3: Letters & Tekens 3.3 De lettersnoeper
Materiaal/Techniek
Opdracht
Wc-rolletje, karton, papier, verf, vorkjes, stokjes
Het maken van een figuur die als hij honger heeft alle letters weg snoept. Hoe ziet hij eruit?
3.4 Letterstoel
IJsstokjes, kurk, lijm
Een stoel maken die op een letter lijkt.
27
H4: De Natuur 4.3 Lapland
Materiaal/Techniek Stukjes stof, schaar, lijm, karton
4.4 Treurwilg
Wc-rolletje, papier, karton, gekleurde draden, lijm.
H5: Dieren 5.3 het verstopte dier
Materiaal/Techniek Kosteloos materiaal, papier, kurken, touw etc.
5.4 Een lief vogeltje
Witte katoen, textielverf, draden, kwasten
H6: Reizen 6.3 Op de camping
Materiaal/Techniek Karton, gekleurd papier, doosjes, kurken, touw, stiften
Opdracht In groepjes een eigen camping maken van papier en karton.
6.4 De mooiste auto
Doosjes, verf, wc-rolletjes, lijm, kurken
Een auto ontwerpen en maken.
H7: Spelen 7.3 Vogeltje Fladdervlug
Materiaal/Techniek Handschoen, vilt, gekleurd papier, lijm.
7.4 Het leukste speeltoestel
Stuk karton, stroken gekleurd karton, lijm.
Opdracht Een vogel maken van een handschoen, waarbij je zelf de bewegingen kan bepalen. Hoe ziet jou leukste speeltoestel er uit? Ontwerp een eigen speeltoestel.
H8: Wonen 8.3 Luciferstad
Materiaal/Techniek Luciferhoutjes zonder kop, verf, stevig karton, kwasten.
Opdracht Huizen maken van lucifers met felle kleuren.
8.4 Droompaleis
Een plaat klei, spatels, gips
Een droompaleis maken waar je graag zou willen wonen met klei.
Opdracht Hoe ziet lapland er uit, van lapjes? Maak van allemaal lapjes stof een landschap. Een treurwilg maken, een grote kromme boom.
Opdracht Sommige dieren zitten goed verstopt. Hoe zouden die dieren eruit zien? Een verstopt dier maken. Zelf een vogel maken op stof.
28
Handvaardigheidlessen groep 4: H1: Mensen 1.3 Die valt op!
Materiaal/Techniek Wc-rolletje, papier marche, Verf, kwast
Opdracht Sommige mensen vallen erg op. Het maken van een kop die erg opvalt.
1.4 portret in zilver
Zwart papier, aluminiumfolie, lijm, schaar
Een portret maken dat er deftig uitziet van zilver.
H2: Eten 2.3 Een lekkere vlaaipunt
Materiaal/Techniek Klei, spatel, verf, kwast Lak
Opdracht Zelf een eigen vlaai maken, maar dan van klei.
2.4 Een mooie fruitschaal
Afbeeldingen van fruit, klei, verf, lak, kwast (of van papier marche)
Een mooie fruitschaal maken met allerlei verschillende soorten fruit.
H3: Letters & Tekens 3.3 Een bijzondere letter
Materiaal/Techniek
Opdracht
Klei, spatel, verf, kwast, glazuur
Een letter maken die er net iets anders uitziet dan normaal, bijvoorbeeld de M van MC Donalds.
3.4 Letterweefsel
Gaas, draden en touw, naald, schaar, stroken stof
Letters of namen van je beste vrienden of familie op eens tuk gaas weven.
H4: De Natuur 4.3 Langensliertenplant
Materiaal/Techniek Draden/stof in allerlei kleuren, een stukje stof, lijm
Opdracht Waar zou een langenslierplant op lijken? Ontwerp er zelf een.
4.4 Natuurvondst
Gips, zandsteen, Vijl of mesje, verf, vernis, kwast
Wel eens een stukje steen of hout gevonden in een mooie vorm? Zelf een mooie natuurvondst maken.
H5: Dieren 5.3 De bolbuikvogel
Materiaal/Techniek Bal piepschuim, karton, versiermateriaal, veren, lijm
Opdracht Een bolbuikvogel heeft een dikke buik en kleine vleugels, hij kan niet vliegen. Maak een bolbuikvogel.
5.4 Een langhaarhond
Wc-rolletjes, borduurstramien, wollen draden, naald, kralen
Het maken van een hond met lange haren. 29
H6: Reizen 6.3 Stadsgezicht
Materiaal/Techniek Platen van stadsgezichten, stevig karton, verf, kwasten, lijm
6.4 Sportvliegtuigje
Wc-rolletjes, kartonnen koker, stokjes, kosteloos materiaal om te versieren, karton, lijm.
H7: Spelen 7.3 een pop om op te hangen
Materiaal/Techniek Oude kranten, stof, vilt, draden, garen, naald, touw, schaar
Opdracht Sierpoppen maken die je in de kamer kunt ophangen.
7.4 Speelpaleis
Kartonnen doos, kosteloos materiaal (touw, doppen, stof etc.) verf, lijm, kwast
In groepjes een speelpaleis maken met speeltoestellen die nog niet bestaan.
H8: Wonen 8.3 Zandkasteel
Materiaal/Techniek Tekenpapier, potloden, fijn zand of gekleurd zand, lijm, bakje met lepel
Opdracht Een zandkasteel maken, maar dan op papier.
8.4 Balkonnetjes
Karton, gekleurd karton, schaar, lijm.
In een flat kun je vanaf het balkon ver kijken. Het maken van een flat met veel balkonnetjes. Als alle balkons klaar zijn maken we een klassenflat.
30
Opdracht Niet elke stad is hetzelfde en elke stad heeft een eigen stadsgezicht. Maak samen in een groepje jullie eigen stadsgezicht. Je ziet ze wel eens in de lucht, een sportvliegtuigje. Hoe zou dat zijn? We gaan er zelf een ontwerpen.
Handvaardigheidlessen groep 5: H1: Mensen 1.3 Een bijzondere hanger
Materiaal/Techniek Draad, naald, kralen, knopen, blaadjes, kurken
Opdracht Het maken van een ketting met een bijzondere hanger.
1.4 Kleding versieren
T-shirt, lapjes stof, kralen, schaar, naald, garen
Een oud kledingstuk mooi en bijzonder maken
H2: Eten 2.3 Een overkokende pot
Materiaal/Techniek Klei, spatels, over, verf
Opdracht Een pot maken met tovervloeistof van een kluizenaar dat overkookt.
2.4 Versierde eierdoos
Eierdoos, verf, ecoline, versierspullen
Een eierdoos versieren met een persoonlijk tintje, die je kunt hergebruiken.
H3: Letters & Tekens 3.3 monogramstempel
Materiaal/Techniek
Opdracht
Carbonpapier, blokje hout, inkt, inktroller, fietsband.
Een stempel maken met je eigen naam met een plaatje dat bij jou past.
3.4 Je eigen tas
Tas van katoen, borduurzijde, naald en draad
Zelf een tas ontwerpen met jou naam en logo.
H4: De Natuur 4.3 Een proeftuin met bloemen
Materiaal/Techniek Piepschuim, watten, stof, verf, stiften
Opdracht Een proeftuin maken met allerlei nieuwe soorten bloemen die je zelf hebt verzonnen.
4.4 De verbrande boom
Kleuren stof, touw,gaas, hooi, schaar
Een verbrande boom maken die over is gebleven na een bosbrand.
H5: Dieren 5.3 Zwinzwaddevogels
Materiaal/Techniek Gekleurd papier, touw, lucifers, lijm
Opdracht Zwinzwaddevogels zijn allemaal anders. Je gaat er zelf een ontwerpen.
5.4 De inktvis
Sok, kralen, knopen, ijzerdraad, stof, vilt
Een oude sok veranderen in een inktvis. 31
H6: Reizen 6.3 Een auto
Materiaal/Techniek Karton, kartonstroken, folie, plastic.]
Opdracht Een doorsnede maken van een auto, waar alles van binnen te zien is.
6.4 Een schoen
Karton, stof, gekleurd karton, veter, touw.
Zelf een schoen ontwerpen die in de mode kan komen.
H7: Spelen 7.3 Een vlot
Materiaal/Techniek IJsstokjes, lucifers, touw, watten, verf
Opdracht Een vlot maken met mast, zeil en vlag.
7.4 Een vingerpopje
Klei, lapjes stof, watten, naald en draad
Een pop maken die kan bewegen met behulp van je vingers.
H8: Wonen 8.3 Een mooi opbergdoosje
Materiaal/Techniek Kartonnen doosjes, papier, stof, versiermateriaal
Opdracht Een vrolijk opbergdoosje maken, waar je kleine spulletjes in kunt opbergen als sieraden.
8.4 Een troon
Karton, lapjes stof, gekleurd papier, versiermateriaal
Het maken van een troon, waar je op wilt zitten als jij koning (in) bent.
32
Analyse vragenlijsten leerkrachten groep 3,4 & 5: Voor het onderzoek is het van belang de mening van de leerkrachten van groep 3,4 en 5 te weten te komen over techniekonderwijs en het werken met de techniek torens. Ik heb dan ook een vragenlijst opgesteld en aan de hand van gerichte vragen o.a. de mening van de leerkrachten over techniek en de integratie van techniek binnen de methodes proberen vast te stellen. De volgende vragen heb ik de leerkrachten gesteld: • • • • • •
Vindt u techniek belangrijk in de klas? Wanneer maakt u in de klas gebruik van de Techniek Torens? Zou u dit vaker willen doen? Hoe vinden de kinderen het om met de Techniek Torens te werken? Aan welke eisen moeten de lessen voldoen waar de Techniek Torens worden ingepast? Hoe zou de koppeling tussen de Techniek Torens en de methodes van natuur en handvaardigheid er uit moeten komen te zien in de praktijk? Algemene opmerkingen/suggesties:
De antwoorden van de leerkrachten heb ik per groep geanalyseerd en ik heb de antwoorden van de leerkrachten over het onderwerp samengevat: Groep 3: De leerkrachten van groep 3 vinden techniek allemaal belangrijk in de klas. Ze maken incidenteel gebruik van de Techniek Torens, ongeveer 1x per maand. De techniekkist wordt dan ingezet in de hoekenrondes, een circuitvorm waarbij ook andere opdrachten aan bod komen, zoals handvaardigheid. De leerkrachten van groep 3 vinden dat de kinderen het werken met de Techniek Torens erg leuk vinden en ze zijn erg enthousiast. De eisen die aan de lessen met de Techniek Torens moeten voldoen zijn vooral dat de kinderen er zelfstandig mee aan het werk kunnen en dat het praktisch moet passen binnen het thema. De koppeling tussen techniek en de methodes handvaardigheid en natuur moet worden gezocht in een schema dat je per methodeles kunt zien welke techniek kist hier bij past. Ook techniek kisten koppelen aan thema’s vinden de leerkrachten van groep 3 fijn. Een opmerking die 2 leerkrachten hebben gemaakt is dat kinderen in groep 3 de kaarten vaak niet kunnen lezen en er is dan ook begeleiding voor nodig. Groep 4: De leerkrachten van groep 4 vinden techniek niet echt belangrijk in de klas of niet het belangrijkst. Ze hebben dit jaar nog niet gewerkt met de Techniek Torens. De kinderen vinden het echter welk leuk om te doen. De eisen waaraan de lessen met de Techniek Torens moeten voldoen zijn dat de kinderen zelfstandig aan het werk kunnen, dat er genoeg materiaal is en dat het op het thema moet aansluiten. De leerkrachten hebben geen idee hoe de koppeling tussen techniek en natuur/handvaardigheid gemaakt kan worden. Wel wordt gezegd dat het moet aansluiten bij het thema. Groep 5: De leerkrachten van groep 5 vinden techniek over het algemeen wel belangrijk, maar niet te veel. De kinderen werken nu om de 14 dagen met de Techniek Torens. Dit heb ik ook met mijn stageklas groep 6 gehad. De hoeveelheid is goed, het zou alleen beter moeten aansluiten bij de methodes. De kinderen vinden het geweldig om met de Techniek Torens te werken. Ze moeten wel hulp hebben met de instructiebladen. Twee ouders helpen daarom vaak mee.
33
De eisen waar de techniek lessen aan moeten voldoen is dat ze moeten aansluiten bij de methodes en de kinderen zelfstandig, zonder te veel hulp, aan het werk kunnen. Ook de materialen moeten niet te ingewikkeld zijn en het moet niet te veel tijd in beslag nemen. Volgend jaar is er geen aparte techniek les meer. De koppeling tussen techniek en natuur/handvaardigheid zou gezocht moeten worden in techniekproefjes aansluitend bij de methode, kisten die bij de methode passen sorteren.
Observatie les Techniek Torens groep 6:
Ik heb tijdens mijn stageperiode in groep 6 een aantal lessen met de Techniek Torens gewerkt en heb zelf ook twee techniek lessen gegeven. Deze ervaringen wil ik meenemen in het onderzoek naar de integratie van de Techniek Torens in de middenbouw. Techniekonderwijs in groep 6: • Vooraf werden de materialen uit de Techniek Torens voor groep 6 klaar gezet in de aula. • Groep 6 werd verdeeld in 6 groepjes van 5 kinderen, die vast kwamen te staan voor de komende techniek lessen. Elke 2 weken ging de klas op dinsdagmorgen van 10:45-12:00 werken met de Techniek Torens. Ieder groepje werkte met de materialen van 1 techniek kist. Ze moesten de beschrijving lezen en de opdracht uitvoeren. Dit varieerde van een briefhouder maken van technisch lego tot een fietsband plakken. • De techniek lessen zijn een circuitvorm. De volgende techniekles krijgt het groepje een andere techniek kist, zodat ze op het einde met alle kisten gewerkt hadden. • Er was ook hulp van de kinderen van twee ouders, de leerkracht en de stagiaire. Er was voor de kinderen dus voldoende begeleiding. • De kinderen zijn enthousiast over het werken met de kisten. Ze leren om samen te werken en een probleem op te lossen. Ook maken ze kennis met werkbeschrijvingen en de koppeling tussen theorie en praktijk. Verbeterpunten: • Een aandachtspunt is de materialen in de kisten. Deze waren vaak niet compleet of verouderd, zoals het spel muizenval. • Ook de tijd die voor de Techniek Torens was ingeroosterd was te ruim. Meestal waren de kinderen allemaal om 11:30 al helemaal klaar met hun leskist. Er moeten dus klaaropdrachten komen. Nu werd gekozen om de kinderen eerder naar de klas te sturen en ze zelfstandig aan het werk te zetten. • Er is veel begeleiding nodig, zoals bij een fietsband plakken en voor het samenwerken in een groepje. • Jongens en meisjes hebben niet dezelfde interesse in Techniek. Ik vind de opzet dat de kinderen elke twee weken aandacht besteden aan de techniek Torens overwegend positief omdat er aandacht aan wordt besteed, het wordt echter wel als los onderdeel gezien. Er wordt in circuitvorm mee gewerkt en de kinderen werken samen aan een opdracht. Dit zou voor de onderbouw eveneens een uitkomst kunnen bieden. De Theresiaschool wil hier volgend schooljaar niet mee verder gaan en wil de Techniek Torens integreren binnen de bestaande methodes van natuur en handvaardigheid.
34
Integratieschema’s Techniek Torens binnen de methodes: Integratie Techniek Torens in de methode Naut en Uit de kunst voor groep 3: Techniekkist 3.1 Spannend stapelen!
Koppeling: Naut Thema 7: klimmen
Koppeling: Uit de kunst H7: spelen
Koppeling tussen techniek torens en methode(s): Constructiespel, hoogte van het spel
3.2 Een huisje metselen
Thema 8: kamperen
H8: wonen
Een huisje maken om in te wonen, vakantiehuisje
3.3 Tandwielen in de keukenla
Thema 3: winkelen
3.4 Allerlei batterijen
Thema 1: opruimen
H4: natuur
Afval scheiden, natuur vervuilen
3.5 Een wiebelend bootje
Thema 4: varen (gr.4)
H6: reizen
Een bootje maken om te gaan reizen/varen over zee
3.6 Touw versterken
Thema 3: winkelen
3.7 Op rolletjes
Keukengerei uit de winkel
Een tas maken om te winkelen H4: natuur
Natuurlijke weerstand
3.8 Zeepjes maken
Thema 3: winkelen
Een zeepje maken dat in de winkel wordt verkocht
3.9 De koorddanser
Thema 7: klimmen (gr.4)
H1: mensen
Een koorddanser maken die in evenwicht is.
3.10 Waar komt de wind vandaan?
Thema 4: varen (gr.4)
H4: natuur
De wind uit de natuur, varen door de wind.
*Naut in combinatie met Techniek Torens onderbouw: • thema 2: vieren techniekkist 1.7 ‘ Een mooie kaart standaard’ • thema 3: winkelen techniekkist 2.6 ‘ samen boekjes maken’ & techniekkist 2.7 ‘ badzout maken voor mama’
35
Integratie Techniek Torens in de methode Naut en Uit de kunst voor groep 4:
Techniekkist 4.1 Een zwaaikaart!
Koppeling: Naut
Koppeling: Uit de kunst H1: mensen
4.2 K’nexen
H7: spelen
4.3 Grijp-graag
H1: mensen
Koppeling tussen techniek torens en methode(s): Een groepje kinderen maakt een schaarmechanisme. Mensen gebruiken scharen. Een constructiemateriaal waarbij kinderen met het gemaakte werk kunnen spelen. Er wordt een schaar gemaakt van constructiemateriaal die gebruikt wordt door mensen.
4.4 Hoe snel is een machine? 4.5 Vlotten race!
Thema 4: varen
4.6 Mep je naam 4.7 Een spannend hoorspel
H6: reizen H3: Letters & tekens
*Thema 5: speuren *Thema 8: kamperen
4.8 Maak een eigen flipperkast
H5: Dieren
Hoorspel in de nacht, tijdens kamperen, met dierengeluiden Een flipperkastspel maken en daarna mee spelen.
H7: spelen
4.9 Vliegen en zweven
Thema 7: klimmen
H6: reizen
4.10 Een gevlochten en stevig hutje
*Thema 5: speuren *Thema 8: kamperen
H8: wonen
Een vlot is om op te blijven drijven en je kunt er een tocht mee maken. Je naam in metaal maken.
Land van bovenaf gezien, reizen met het vliegtuig in de lucht. Een hutje in het bos om te kamperen, tijdelijk te wonen.
*Naut in combinatie met Techniek Torens onderbouw: • thema 4: varen techniekkist 2.3 ‘ dansen op het water’ • thema 8: kamperen techniekkist 2.2 ‘ maak een tentje voor popje’
36
Integratie Techniek Torens in de methode Naut en Uit de kunst voor groep 5:
Techniekkist 5.1 Stevige vormen
Koppeling: Naut Thema 4: techniek om je heen (les 1)
5.2 Hoe sterk is een krant?
5.3 Een Hapapparaat
5.4 Een geheime brief
*Thema 6: graven (gr.4) *Thema 4: techniek om je heen (les 1) Thema 1: de wereld om je heen (les 1)
Koppeling: Uit de kunst H8: wonen
Koppeling tussen techniek torens en methode(s): Techniek en verschillende verbindingen om een bouwwerk te maken.
H3: letters en tekens
Kranten worden gemaakt van bomen en er staan artikelen in. Graven met een graafmachine, een technische uitvinding.
H3: letters en tekens
Een brief met citroenzuur d.m.v. oxidatie (natuurlijk proces)de letters en tekens tevoorschijn halen.
5.5 Maak een stroomkring
Thema 4: techniek om je heen (les 1)
5.6 Ik ruik het zwembad!
Thema 1: de wereld om je heen (les 1)
H4: natuur
Vies water uit de natuur zuiveren.
5.7 Spring in ’t veld
Thema 4: techniek om je heen (les 2)
H7: spelen
Een bewegend speelgoedje of fiets maken met technische mechanismes.
H7: spelen
Hout om te figuurzagen komt van bomen uit de natuur. Een speelgoedje uitzagen om mee te spelen. Een kompas maken om de (wind)richting te bepalen waar naartoe te reizen.
5.8 Figuurzagen
Een stroomkring maken, elektriciteit is techniek.
5.9 Maak je eigen kompas
Thema 5: Weer en klimaat
H6: reizen
5.10 Lucht en water
Thema 1: de wereld om je heen (les 1)
H4: natuur
Proefjes met lucht en water. 37
Integratie Techniek Torens groep 3 vanuit het perspectief van de methode Naut: Naut: Thema 1: opruimen
Techniekkist: 3.4 Allerlei batterijen
Thema 2: vieren
1.7 Een mooie kaart standaard
Thema 3: winkelen
3.3 Tandwielen in de keukenla 3.6 Touw versterken 3.8 Zeepjes maken 2.6 samen boekjes maken 2.7 badzout maken voor mama 3.5 Een wiebelend bootje 3.10 Waar komt de wind vandaan?
Thema 4: varen (gr 4)
Thema 5: Speuren (gr 4) Thema 6: graven (gr 4) Thema 7: klimmen (gr 4) Thema 8: kamperen (gr 4)
Uit de kunst: H4: natuur
Koppeling tussen techniek torens en methode(s): Afval scheiden, natuur vervuilen Een kaartstandaard voor een verjaardagskaart maken -
H6: reizen H4: natuur
-
Keukengerei uit de winkel Een tas maken om te winkelen Een zeepje maken wordt verkocht in winkel Boekjes maken voor in de winkel Zout maken wat je in de winkel koopt Een bootje maken om te gaan reizen/varen over zee Wind uit de natuur
3.1 Spannend stapelen! 3.9 De koorddanser 3.2 Een huisje metselen
H1: mensen H8: wonen
- Constructiespel over hoogtes - Een koorddanser maken die in evenwicht is Een huisje maken om in te wonen, vakantiehuisje
3.7 Op rolletjes
H4: natuur
Natuurlijke weerstand
38
Integratie Techniek Torens groep 4 vanuit het perspectief van de methode Naut: Naut: Thema 4: varen
Techniekkist: 4.5 Vlotten race! 2.3 Dansen op het water
Uit de kunst: H6: Reizen
Thema 5: Speuren
4.7 Een spannend hoorspel 4.10 Een gevlochten en stevig hutje
H5: Dieren
Thema 6: graven
5.3 Een happaraat (gr 5)
Thema 7: klimmen
4.9 Vliegen en zweven
H6: Reizen
Thema 8: kamperen
4.7 Een spannend hoorspel 4.10 Een gevlochten en stevig hoorspel 2.2 maak een tentje vooreen popje 4.1 Een zwaaikaart
H5: Dieren H8: Wonen
4.2 K’nexen
H7: Spelen
4.3 Grijp-graag
H1: mensen
Koppeling tussen techniek torens en methode(s): - Een vlot om op te varen en een tocht mee te maken. - Wat blijft drijven en gaat zinken - Hoorspel in de nacht met dierengeluiden - Een hutje maken om in te kamperen
Graven met een zelfgemaakte graafmachine Land van bovenaf gezien, reizen met vliegtuig in de lucht. -
H1: Mensen
Een hoorspel tijdens het kamperen Een hutje om te kamperen Een tentje maken
Een groepje kinderen maakt een schaarmechanisme dat mensen gebruiken. Een constructiemateriaal waarbij kinderen met het werk kunnen spelen Een schaar maken die door mensen gebruikt wordt.
39
Integratie Techniek Torens groep 5 vanuit het perspectief van de methode Naut: Naut: Thema 1: De wereld om je heen Thema 2: Planten en dieren Thema 3: Voeding en je lichaam Thema 4: Techniek om je heen
Thema 5: Weer en klimaat
Techniekkist: 5.6 Ik ruik het zwembad! 5. 10 Lucht en water
Uit de kunst: H4: natuur H4: natuur
Koppeling tussen techniek torens en methode(s): - Vies water vanuit de natuur zuiveren - Proefjes met lucht en water
5.1 Stevige vormen 5.3 Een hapapparaat 5.5 Maak een stroomkring 5.7 Spring in ’t veld 5.9 Maak je eigen kompas
H8: Wonen
- Techniek voor het maken van een bouwwerk - Een technische uitvinding, graafmachine - Een elektrische stroomkring maken - Een bewegend speeltje maken Een kompas om de (wind)richting te bepalen. En om mee te reizen.
5.2 Hoe sterk is een krant? 5.4 Een geheime brief 5.8 Figuurzagen
H3: Letter en Tekens
H7: Spelen H6: Reizen
H7: Spelen
Een speelgoedje uitzagen
*Bij Naut thema 2 planten en dieren zou leskist 5.2 ‘ hoe sterk is een krant’ en 5.8 ‘ figuurzagen’ gecombineerd kunnen worden. Een krant en hout om te figuurzagen komt van bomen uit de natuur.
40
De lessen met de Techniek Torens in de praktijk: Er zijn verschillende manieren om de Techniek Torens te integreren binnen de methodes voor natuur en handvaardigheid. In de integratieschema’s staat per groep de koppeling tussen de Techniek Torens en Naut en Uit de kunst. Deze koppeling is gemaakt door de onderwerpen of individuele lessen van de methodes Naut en Uit de kunst te combineren met de onderwerpen van de Techniek Torens . Uit onderzoek is gebleken dat 90% van de scholen zelfstandig de Techniek Torens in hun schoolprogramma introduceert en 10% dit met behulp van een schoolbegeleidingsdienst. De Techniek Torens kun je op verschillende manieren in de praktijk brengen: De Techniekkist combineren met de les Naut of Uit de kunst. In het integratieschema staat hoe je deze twee kunt koppelen: o De techniekkist kan ingezet worden als instructiemateriaal voor het thema. o De gehele klas werkt aan de techniekkist, als er voldoende tijd is. (werkbladen kopiëren) o Een klassikale les waarbij de techniekkist mondeling wordt besproken door de leerkracht met de kinderen of waarbij een groepje wordt uitgekozen de handelingen voor te doen voor de klas. o De techniekkist kan als beloning worden gebruikt voor kinderen die goed mee doen. o De techniekkist kan gebruikt worden als klaaropdracht. o Een groepje kinderen met de techniekkist laten werken en een korte spreekbeurt laten geven over hun bevindingen die bij het thema passen. o De kist is een week in de klas en de leerkracht laat in groepjes alle kinderen gedurende deze week met de leskist werken. Hoekenwerk in groep 3. De leerlingen worden na een instructie van de leerkracht in groepjes aan het werk gezet. Wanneer het hoekenwerk een bepaald thema heeft, kun je een techniekkist inzetten. De leerkracht stuurt de kinderen aan. Het circuitmodel in de klas. Er worden een aantal activiteiten in de klas gegeven rondom een bepaald thema. Hier wordt dan in circuitvorm mee gewerkt, de leerkracht kan een techniekkist inpassen in het circuit. De Techniek Torens inzetten tijdens zelfstandig werken, waarbij samenwerking van belang is. Externe vakmensen vanuit de techniek vragen voor uitleg en toelichting van hun beroep, zoals elektricien, timmerman. De link maken met technische beroepen, zodat de kinderen in de praktijk kunnen zien wat je met techniek kunt worden en doen.
41
Lessuggesties groep 3 t/m 5: Ik heb voor elke groep twee lessuggesties gemaakt waarbij de Techniek Torens gekoppeld zijn aan de methode Naut en Uit de kunst. De koppeling is terug te vinden in het integratieschema. Sommige lessen waren beter te koppelen dan andere lessen, omdat de onderwerpen duidelijk overeen kwamen. Ik heb dan ook niet alle techniekkisten kunnen combineren met de methodes, want het moet wel in de praktijk zijn toe te passen. Voorbeelden lessuggesties groep 3: Groep 3 Naut: In het integratieschema kun je vinden dat je Naut ‘ thema 1: opruimen’ en de leskist ‘ 3.4 Allerlei batterijen’ kunt combineren in een les. Het thema opruimen gaat over opruimen, afval scheiden, oude en nieuwe uitvoeringen van spullen, wel of geen rommel. De leskist Allerlei batterijen gaat over verschillende batterijen en de functie van plus en minpolen. Ook wordt er aandacht besteed aan het weggooien van lege batterijen. Als lessuggestie zou de leerkracht een klassikale instructie kunnen geven over het scheiden van afval en het belang daarvan, zoals papier, glas en plastic. Ook kun je als onderdeel de lege batterijen noemen waarom deze apart moeten worden gescheiden. Je kunt de batterijen laten zien en er dan verder op ingaan wat de plus en minpool betekent. Na de instructie kunnen de kinderen zelfstandig aan het werk in een klein groepje met de techniekkist.
Groep 3 Uit de kunst: In het integratieschema kun je vinden dat je ‘ Uit de kunst Hoofdstuk 8 wonen’ en de leskist ‘ 3.2 Een huisje metselen’ kunt combineren in een les. Het handvaardigheidthema is wonen, het maken van een luciferstad of droompaleis. De leskist gaat over het ontwerpen van een huisje met deur en raam en deze daarna in tweetallen in elkaar metselen. Deze twee onderwerpen sluiten goed bij elkaar aan en zijn dan ook goed te combineren. Je zou bijvoorbeeld het verschil in materiaal kunnen benoemen als leerkracht en de verschillende technieken die gebruikt worden bij het maken van een huis. Kinderen die goed aan het werk zijn of eerder klaar zijn kunnen dan in tweetallen aan de leskist gaan werken en hun resultaat aan de groep laten zien. Ook kun je deze twee werkjes in het hoekenwerk inzetten rondom dit thema.
Voorbeelden lessuggesties groep 4: Groep 4 Naut: In het integratieschema kun je vinden dat je Naut ‘ thema 4: varen’ en de leskist ‘ 4.5 Vlotten race’ kunt combineren in een les. Het thema varen gaat over wind, drijven en zinken, functies van water en zeedieren. Bij de vlotten race wordt een vlot gebouwd met zeil en als het klaar is wordt gekeken of het vlot goed blijft drijven en het beste werkt op water. Deze onderwerpen sluiten goed aan op elkaar en als leerkracht is het leuk om deze te gaan combineren in een les. Als lessuggestie kun je bijvoorbeeld het drijven en zinken behandelen en wat daar voor nodig is tijdens de natuurles. Dit kun je koppelen aan een boot en aan een vlot en de materialen hoe het blijft drijven. In een groepje van 4 kinderen kun je de kinderen in tweetallen een vlot laten maken en dan een wedstrijd houden welk vlot het beste werkt. 42
Groep 4 Uit de kunst: In het integratieschema kun je vinden dat je ‘ Uit de kunst Hoofdstuk 3 Letters en Tekens’ en de leskist ‘ 4.6 Mep je naam’ kunt combineren in een les. De handvaardigheidles gaat over letters en tekens, het maken van een bijzondere letter met klei of het maken van letterweefsel op een stuk gaas van je eigen naam. De leskist gaat over het ontwerpen van een eigen naamkaartje van metaal d.m.v. slagletters. Deze twee onderwerpen gaan goed met elkaar samen. Je kunt dit onderdeel zelfs voor de gehele klas doen, wanneer je extra metaal kan krijgen. Ook kun je een circuit maken waarbij verschillende opdrachten aanwezig zijn om je eigen naam te maken met verschillende materialen. Ook het werken in kleine groepjes sluit goed aan bij deze les. Het ene groepje maakt een metalen naamkaartje, een ander groepje van letterweefsel en weer een ander groepje van klei.
Voorbeelden lessuggesties groep 5: Groep 5 Naut: In groep 5 is bij de methode Naut ‘ thema 4: techniek om je heen’ geheel gericht op techniek. Hier sluiten de onderwerpen van enkele leskisten dus goed bij aan. Dit is ook terug te vinden in het integratieschema. De leskist die ik voor dit thema combineer met Naut als lessuggestie is ‘ 5.5 het maken van een stroomkring’. Wanneer we het hebben over techniek is het maken van stroom , elektriciteit typisch een voorbeeld van techniek. Techniek is overal, dus ook bij het verkrijgen van elektriciteit. De kinderen ervaren zelf het maken van een stroomkring, verschillende schakelingen en het draaien van een motortje met schroef. Dit in een groepje kinderen. Dit thema van Naut is ook ideaal om als techniekcircuit in te zetten. Je kunt de 4 techniekkisten die binnen dit thema passen in de klas zetten en de kinderen hier in groepjes aan laten werken na het maken van de opdrachten van het thema zelf.
Groep 5 uit de Kunst: In het integratieschema kun je vinden dat je ‘ Uit de kunst Hoofdstuk 6: Reizen’ en de leskist ‘5.9 Maak je eigen kompas’ kunt combineren in een les. Deze onderwerpen sluiten goed bij elkaar aan, omdat je met een kompas de richting kan bepalen waar je naartoe wilt reizen. In de handvaardigheidlessen wordt een auto en een schoen gemaakt. De leerkracht kan dus bespreken waar deze auto en schoen naartoe gaat en dat je de richting kan bepalen met een kompas en of je nog de goede richting uitgaat. De leerkracht kan zelf ook een kompas meenemen en de werking ervan uitleggen. De kinderen kunnen dan in een groepje zelf een eigen kompas maken en zo de richting van hun eigen reis bepalen.
Techniek is goed te integreren binnen de methodes voor Natuur en Handvaardigheid. Sommige lessen hebben een goed draagvlak voor de techniekkisten en bij andere lessen moet je wat verder doordenken om een technieklink met de kisten te kunnen vinden. Ik heb enkele voorbeeldlessen gemaakt om de leerkrachten op weg te helpen. Het blijft natuurlijk van belang dat de leerkrachten zelf gaan werken met het integratieschema en dat ze zelf gemotiveerd zijn om met de techniek kisten te gaan werken.
43
Conclusie onderzoek: Tijdens dit onderzoek ben ik me bewust geworden dat er nog steeds weinig aandacht wordt besteed aan techniek in het basisonderwijs en dat terwijl er zo veel technische beroepen zijn. Techniek wordt vaak overgeslagen in de klas en dit heeft verschillende oorzaken. Bijvoorbeeld op school is er weinig technisch materiaal aanwezig, de motivatie, kennis en interesse van de leerkracht ontbreekt, techniek is tijdrovend en vergt een hele organisatie met alle materialen. Ook op de lerarenopleiding zelf, de Pabo, wordt er weinig aandacht besteed aan Techniek. Er wordt vrijwel geen aanbod in gegeven en dat is zonde, omdat heel veel kinderen later een technisch beroep kiezen. De kinderen moeten worden voorbereid op het middelbaar onderwijs en wanneer op de basisschool kinderen niet in aanraking zijn gekomen met techniek of hierin gestimuleerd worden, zijn kinderen niet goed voorbereid op deze tak van de maatschappij. Kinderen hebben verschillende intelligenties. Sommige kinderen zijn bijvoorbeeld verbaal sterk of zijn goed in vakken als rekenen en taal. Andere kinderen moeten het van hun inzicht hebben in de techniek en hun vaardigheden om bijvoorbeeld een motortje in elkaar te zetten, de zogenaamde doe-kinderen. Kinderen die niet zo sterk zijn in de reguliere vakken, maar andere intelligenties bezitten worden vaak ondergewaardeerd door de samenleving, terwijl dit juist niet zo hoort te zijn. Ieder kind heeft zijn eigen kwaliteiten en bezit zijn eigen competenties. De Theresiaschool wil iets veranderen aan het techniekonderwijs en hebben daarom de Techniek Torens aangeschaft waar de kinderen in aanraking kunnen komen met techniek. Dit vind ik een positieve ontwikkeling. In mijn stage in groep 6 heb ik zelf gezien en ervaren wat deze Techniek Torens inhielden en wat de mogelijkheden ervan zijn. Voor elke groep zijn er tien leskisten met daarin lesbrieven en materiaal. Een groepje kinderen voert de opdracht uit en zijn zo intensief met techniek en samenwerking bezig. Het was nu zo dat de kinderen van mijn stageklas groep 6 in de aula eens in de twee weken met de Techniek Torens aan het werk gingen in circuitvorm. Techniek werd zo als los onderdeel gezien. Ik vond deze opzet niet verkeerd omdat zo alles techniekkisten aan bod kwamen en iedereen tegelijk met de techniekkisten bezig kon zijn. Het is echter aan te raden om de Techniek Torens binnen het huidig schoolprogramma in te passen, zodat ze worden geïntegreerd in de methodes en de kinderen kunnen zien dat techniek niet alleen op zich staat. Ook kun je techniek zo combineren met andere vakgebieden. Deze opzet wilde de Theresiaschool dan ook invoeren en de opdracht voor mijn schoolontwikkelproject is dan ook om de Techniek Torens te integreren binnen de methodes voor Natuur en Handvaardigheid voor de groepen 3 t/m 5. De eerste stap was het maken van een plan van aanpak voor het onderzoek waarbij de hoofdvraag en doelen werden bepaald. Daarna heb ik een theoretisch kader gemaakt over techniek in het basisonderwijs en daarbij verschillende literatuur geraadpleegd die ik van belang vond voor het onderzoek. Ook het analyseren van de methode Naut en Uit de kunst was van belang. Ik had zo een precies overzicht welke onderwerpen en lessen werden behandeld voor de groepen 3 t/m 5. Dit moest ik weten om de koppeling te kunnen maken tussen de methodes en de Techniek Torens. Ook heb ik alle leskisten van de Techniek Torens bekeken en de onderwerpen van de kisten genoteerd. De volgende stap was het maken van vragenlijsten voor de leerkrachten van groep 3 t/m 5. Ik wilde erachter komen wat de leerkrachten vonden van techniek in de klas en wat de beginsituatie was. Verder konden de leerkrachten aangeven waar de technieklessen aan moesten voldoen. De antwoorden heb ik geanalyseerd en in het onderzoek verwerkt. Ik heb ook een observatie gedaan van een techniekles die ik zelf heb gegeven in groep 6 en daarbij de positieve punten en verbeterpunten beschreven. 44
Nu ik deze informatie allemaal verzameld had kon ik gaan beginnen met de koppeling tussen de methodes en Techniek Torens. Ik heb gekozen om per groep een schema te maken waarin in een oogopslag te zien is welke leskist bij de methodes past. Ik heb de schema’s gemaakt vanuit het perspectief van de leskisten en vanuit het perspectief van de methode Naut. De leerkrachten krijgen per groep elk een geplastificeerd schema met op de voorkant de koppeling vanuit Naut en op de achterkant de koppeling van de Techniek Torens. Het is zo een duidelijk en toegankelijk overzicht. Bij het koppelen van de leskisten met de methodes heb ik gekeken naar de onderwerpen die aan de orde kwamen en of er overeenkomsten waren. Sommige leskisten hadden een duidelijke overeenkomst met de methodes en bij anderen was deze overeenkomst minder snel zichtbaar. Ik heb geprobeerd om alleen de leskisten te combineren waarbij je ook duidelijk de link kunt zien, dit betekent dat een paar leskisten niet bij de methodes aansluiten. Deze kun je op andere manieren inzetten, bijvoorbeeld bij het zelfstandig werken of hoekenwerk zonder bepaald thema. Nadat de integratieschema’s voor de leerkrachten klaar waren heb ik beschreven hoe de geïntegreerde lessen in de praktijk uit te voeren zijn. Dit moet vaak gebeuren in kleine groepjes, omdat er in een leskist vaak voor een bepaald aantal personen materiaal in zit. De leerkracht kan de kist centraal stellen tijdens de instructie of de kinderen de leskist als beloning laten maken in een groepje. Ook kun je bijvoorbeeld de kist een hele week in de klas hebben, zodat alle kinderen met de leskist kunnen werken. Tot slot heb ik voor elke groep twee lessuggesties gemaakt waarbij de techniekkist gekoppeld is aan de methode Naut en aan de methode Uit de kunst. Dit is voor de leerkrachten een beginopzet hoe ze de combinatielessen in de praktijk vorm kunnen gaan geven. Ik heb door het uitvoeren van dit onderzoek veel geleerd rondom techniek op de basisschool en ik vind dat de Theresiaschool een goede stap heeft gezet om techniek meer onder de aandacht te brengen van de kinderen door het werken met de Techniek Torens. Het belangrijkste aspect is misschien nog wel de bereidheid van de leerkrachten om met de techniekkisten te gaan werken. Wanneer de leerkracht zelf gemotiveerd en enthousiast is, heeft dit een positief effect op zowel het team als de kinderen. Bovenal vinden de kinderen zelf het werken met de Techniek Torens erg leuk en dit wordt door de leerkrachten ook zelf bevestigd. Het is ook aan te raden om mensen uit het werkveld van de techniek naar school te laten komen en iets te laten vertellen over hun beroep, zodat techniek concreet wordt gemaakt bij de kinderen. De materialen in de leskisten dienen ook regelmatig te moeten worden gecontroleerd, zodat de opdrachten goed kunnen worden uitgevoerd. Ik hoop dat de Theresiaschool met mijn onderzoek een volgende stap in de goede richting kan zetten om de techniek binnen het huidig schoolprogramma in te passen en dat er ook daadwerkelijk met de integratieschema’s gewerkt gaat worden in de toekomst. Techniek is een belangrijke factor in de maatschappij en op de basisschool moet er dan ook voldoende aandacht en tijd aan worden besteed in het belang van de toekomst van de kinderen.
45
Literatuurlijst:
Bouwmeester, T. & Hugen, P. (1995) Techniek in het primair onderwijs, zoals het kan. SLO, Enschede Doornekamp, G. (1997) Zo doe je techniek in de basisschool. SLO, Enschede Meijling, V. (2007) Techniek Torens veroveren klaslokalen. JSW, 91, 12-13 Schimmel, J. & Thijsen, J. & Wagenaar, H. (2002) Techniek voor de basisschool, CITO groep. Slangen, L. (2005) Techniek: leren door doen. HB Uitgevers, Baarn Vos, E. & Rooij, H. de (2002) Techniek en betrokkenheid. KPC, ’s-Hertogenbosch
46