Het Honourstraject binnen de Opleiding Geschiedenis Universiteit Leiden
Roel Konijnendijk Jeroen Touwen
2
Het Honourstraject binnen de Opleiding Geschiedenis Universiteit Leiden
Roel Konijnendijk (BA Geschiedenis, voormalig Honoursstudent Instituut voor Geschiedenis, Universiteit Leiden) Jeroen Touwen (Instituut voor Geschiedenis, Universiteit Leiden)
November 2008
3
Mededeling nr. 91 Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden Universiteit Utrecht i.s.m. het Landelijke Plusnetwerk voor Academische Honoursprogramma’s
Voor contact e-mail:
[email protected] Instituut voor Geschiedenis Postbus 9515, 2300 RA Leiden Tel. (0031)(0)71-527 2720/2651 Internet: http://www.hum.leidenuniv.nl/geschiedenis/ Gratis downloadable: http://www.ivlos.uu.nl/adviesentraining/aanboduniversite/etala gehogeronde/34863main.html
Eindredactie Mededelingenreeks A. Pilot en P.J. van Eijl (IVLOS, UU)
4
Voorwoord Dit rapport geeft een beschrijving van het honourstraject binnen de opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden. het rapport beschrijft de situatie in 2007 en is gemaakt als onderdeel van een onderzoek naar ‘Talentontwikkeling in Honoursprogramma’s en de meerwaarde die dat oplevert’. Deze beschrijving had als doel duidelijker te maken welke aspecten van het Honourstraject bijdragen aan de ontwikkeling van de talenten van de deelnemende studenten. Over het gehele project is een eindrapport verschenen (Van Eijl, Wolfensberger, Schreve-Brinkman & Pilot, 2007) waarin de inzichten opgedaan in de deelonderzoeken gebundeld zijn. Op basis daarvan zijn aanbevelingen gedaan op het gebied van talentontwikkeling. In het eindrapport worden ook nog drie andere voorbeelden van Nederlandse honoursprogramma’s beschreven en wordt nader geanalyseerd wat deze programma’s bijdragen aan talentontwikkeling van de deelnemende honoursstudenten. Deze vier voorbeelden zijn alle al langer bestaande honoursprogramma’s in het wetenschappelijk onderwijs waar vijf tot tien jaar ervaring mee is opgedaan (Scager, 2008; Konijnendijk & Touwen, 2008; Scager, 2008; Wolfensberger, 2008). Daarnaast is een inventarisatie uitgevoerd bij het HBO en zijn de daar bestaande honoursprogramma’s in kaart gebracht (Groothengel & Van Eijl, 2008). Het betreft in het HBO veelal net gestarte honoursprogramma’s. Om enige indruk te krijgen van het functioneren van deze programma’s zijn aanvullende interviews hierbij uitgevoerd. Ook zijn interviews met sleutelfiguren vanuit de werkvelden van afgestudeerden uitgevoerd die hun visie geven op talentontwikkeling en de rol van honoursprogramma's hierbij (Schreve-Brinkman, 2008). Ook zijn Amerikaanse site visitors van honoursprogramma’s geënquêteerd en geïnterviewd (Van Eijl, Wolfensberger & Pilot, 2008a en b). Site visitors zijn onderwijsinspecteurs die door de National Collegiate Honors Council (NCHC), de organisatie van betrokkenen bij honoursprogramma’s in de Verenigde Staten worden getraind. Ze evalueren op aanvraag een honoursprogramma van een universiteit en brengen advies uit ter verbetering ervan. De meeste van deze site visitors hebben jarenlange ervaring met het visiteren van honoursprogramma’s en zijn als directeur of als docent werkzaam in een honoursprogramma. Het project is een samenwerkingsproject waarbij door de Universiteiten Utrecht (penvoerder), Leiden en Amsterdam (UvA) is samengewerkt met het landelijk Plusnetwerk. Een wetenschappelijke stuurgroep ziet toe op de uitvoering van het project. Hierin hebben zitting prof. dr. A. Pilot (voorzitter, IVLOS, Universiteit Utrecht), prof. dr. H.W. van den Doel (Geschiedenis, Universiteit Leiden en voorzitter van het Plusnetwerk), prof. dr. R. van der Vaart (Geowetenschappen, Universiteit Utrecht) en prof. dr. A. Schram (Bètawetenschappen, Universiteit van Amsterdam). Onder auspiciën van de Commissie Ruim Baan voor Talent is dit project gesubsidieerd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
5
Inhoudsopgave VOORWOORD ......................................................................................................................................5 1. INLEIDING ........................................................................................................................................7 2. KORTE BESCHRIJVING VAN HET TRAJECT..........................................................................7 2.1. SELECTIE......................................................................................................................................7 2.2. ONDERWIJSVORMEN EN WERKGROEPGROOTTE .........................................................................8 2.3. SCHEMATISCHE OPBOUW VAN HET HONOURSTRAJECT ..............................................................8 2.3.1 Het BA Honourstraject....................................................................................................8 2.3.2 Masteropleidingen .........................................................................................................10 3. MISSIE EN DOELEN VAN HET HONOURSPROGRAMMA ..................................................11 4. TOELATING TOT HET HONOURSPROGRAMMA EN BESCHRIJVING VAN DE DOELGROEP ......................................................................................................................................12 5. PROGRAMMAOPZET...................................................................................................................12 6. PROGRAMMAINHOUD ................................................................................................................13 7. HONOURSDOCENTEN, HONOURSSTUDENTEN EN INTERACTIE ..................................14 8. BEOORDELING..............................................................................................................................15 9. UITSTROOM EN ALUMNI ...........................................................................................................15 10. EVALUATIE ..................................................................................................................................16 11. CONCLUSIE: ENKELE EVALUERENDE OPMERKINGEN ................................................17 LITERATUUR .....................................................................................................................................19 BIJLAGE 1. AANTAL DEELNEMERS IN HET HONOURSPROGRAMMA.............................20 BIJLAGE 2. PROGRAMMA BA HONOURS CLASS 2006-2007 ..................................................21 BIJLAGE 3. BEKNOPTE LITERATUURLIJST VAN DE BA HONOURS CLASS ...................22 BIJLAGE 4. VOORBEELD BA HONOURS CLASS: GESELECTEERDE STELLINGEN EN VRAGEN VOOR HET COLLEGE MET PROF. DR. C. BAYLY EN DR. T. HARPER IN CAMBRIDGE, 24-02-2006 ..................................................................................................................25 BIJLAGE 5. DANKWOORD VAN BA HONOURS CLASS-DEELNEMER JAN-JACOB BLUSSÉ, TER AFSLUITING VAN HET COLLEGE, 23-06-2006.................................................30 OVERZICHT VAN DE IVLOS-MEDEDELINGENREEKS ..........................................................32
6
1. Inleiding Het Honourstraject in Leiden kent een lange geschiedenis. De succesvolle Honours Class ‘Het Crayenborgh College’, die reeds sinds 1994 jaarlijks wordt georganiseerd, is in 2005/2006 met subsidie van het Leidse College van Bestuur uitgebreid met een BA Honours Class en in 2006/2007, in het kader van de experimenten voor ‘Ruim baan voor talent’, met een BA Honours Tutorial en BA Honours Research Seminar. Ook is er voor getalenteerde studenten het Europaeum MA-programma ‘Leiden-Oxford-Paris MA-programme in European History’. De lange ervaring met en het grote aanbod van Honoursprogrammaonderdelen maakt het Instituut voor Geschiedenis dan ook bij uitstek geschikt als onderzoeksgebied naar talentontwikkeling in Honoursprogramma’s. Inhoud van dit deelonderzoek is een korte beschrijving van het Honourstraject (of programma), zoals dat in de Opleiding Geschiedenis van de Universiteit Leiden wordt aangeboden, en een evaluatie daarvan op de ontwikkeling van talent.
2. Korte beschrijving van het traject 2.1. Selectie Bij aanvang van het tweede bachelorjaar wordt uit een totaal van ca. 200 eerstejaars een groep van maximaal 20 studenten (16 in 2005, 15 in 2006) geselecteerd die kunnen deelnemen aan het Honoursprogramma. De selectie van de studenten is een proces dat voor een belangrijk deel plaatsvindt in het kader van het uitgebreide systeem van studiebegeleiding in de propedeuse, dat samenhangt met de verstrekking van het bindend studieadvies. Binnen dit systeem hebben tutor-docenten gedurende de propedeuse intensief contact met hun studenten, waarbij zij goed op de hoogte raken van hun talenten en interesses. Het tijdens het eerste jaar aangelegde individuele dossier vormt, samen met de studieresultaten, de basis van de selectie, waarbij motivatie, belangstelling en prestaties leidende criteria zijn. Het Instituut voor Geschiedenis biedt deze getalenteerde studenten door middel van het Honoursprogramma de gelegenheid zich nadrukkelijk te bekwamen als wetenschappelijk onderzoeker, zodat zij later in de internationale wetenschappelijke wereld kunnen functioneren. Op basis van hun dossier maakt de examencommissie een eerste selectie van de studenten die worden uitgenodigd naar een plaats in het Honoursprogramma te solliciteren. Uitgenodigd worden die studenten die de propedeuse binnen één jaar en met goede resultaten (minimaal een 7,5) hebben afgerond (dit zijn circa 20-25 studenten). De sollicitaties vormen de basis voor de definitieve selectie door de examencommissie. Voor de onderdelen van het Honoursprogramma in het derde bachelorjaar en het masterjaar (respectievelijk het Crayenborgh College en het Europaeum MAprogramma) gelden afzonderlijke selectieprocedures. Ook hierbij vindt selectie plaats door afzonderlijke commissies op basis van motivatie, belangstelling en studieprestaties. Voor elk van de mogelijkheden dienen studenten te solliciteren, waarbij het uiteraard een pre is indien zij eerder met succes een onderdeel van het Honoursprogramma hebben gevolgd, hoewel dit geen vereiste is. Motivatie en belangstelling volgen vooral uit de sollicitatiebrief, terwijl met betrekking tot de studieprestaties als regel een gemiddelde van 8,0 wordt gehanteerd. Dit vereiste gemiddelde – hoger dan de norm voor de tweedejaars BA Honours Class – reflecteert de oplopende moeilijkheidsgraad en daarmee de hogere vereisten voor latere fasen van het Honourstraject. Voor het Crayenborgh College bestaat een
7
afzonderlijke toelatingscommissie, voor het Europaeum MA-programma fungeren de reguliere toelatingscommissies voor de MA-opleidingen.
2.2. Onderwijsvormen en werkgroepgrootte Studenten werken binnen het Honoursprogramma in kleine groepen en worden onder betrokken en enthousiasmerende begeleiding uitgedaagd gezamenlijk een grote hoeveelheid werk te verzetten op verschillende niveaus. Hierbij staat voorop dat de studenten functioneren als ‘zelflerende teams’, waarin zij gezamenlijk en interactief historische problemen benaderen of onderzoeken (voor meer details over de vorm, zie paragraaf 2.3 en hoofdstuk 5). Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het ontwikkelen van een wetenschappelijke en intellectuele voorhoede door bij studenten te appelleren aan doorzettingsvermogen en academisch leiderschap – het zelf kunnen organiseren en voorbereiden van samenkomsten, het zelf benaderen van academische grootheden om met hen van gedachten te wisselen enzovoorts. Gezien de beperkte instroom zullen de verschillende colleges in het Honourstraject elk niet meer dan 20 deelnemers kennen, doorgaans minder. Het Crayenborgh College heeft een maximale instroom van 12 studenten, het Europaeum MA-programma van 15 studenten. De BA Honours Tutorials vinden op individuele basis en in kleine groepjes plaats. Het aantal studenten dat aan een BA Honours Research Seminar kan deelnemen, is beperkt tot 5. Deze vijf studenten worden geacht in den vreemde als team onderzoek te verrichten op basis van primair bronnenmateriaal. Het aantal contacturen in het Honoursprogramma is substantieel hoger dan in het reguliere programma. Zo duren de sessies van de BA Honours Class en het Crayenborgh College vier uur (tegen twee uur in een reguliere collegereeks) en hebben de sessies van de BA Honours Research Seminars een dagelijks karakter, hetgeen in de reguliere opleiding onbekend is. Ter vergelijking: een regulier BA werkcollege heeft 26 contacturen (13x2), de BA Honours Class 9x4 + 10x2 = 56 contacturen. Het Crayenborgh College heeft 12x4 + 8 = 56 contacturen.
2.3. Schematische opbouw van het Honourstraject 2.3.1 Het BA Honourstraject I. BA Honours Class (20 ECTS; het programma van dit college is toegevoegd als bijlage 2.) - In 2005/2006 met subsidie van het Leidse College van Bestuur; in 2006/2007 in het kader van ‘Ruim baan voor Talent’. - In tweede studiejaar (in de propedeuse is geen Honours-onderdeel). - Extra literatuur ten opzichte van reguliere colleges. - Honoursdocenten worden gerekruteerd uit de reguliere staf en van buiten. - Toetsing: participatie, optreden als discussieleider, presentatie van paper. Het thema van de BA Honours Class is met nadruk actueel, interdisciplinair en niet-Eurocentrisch; dit jaar gaat het in dit college net als vorig jaar over ‘Het Westen en de Wereld’, een onderwerp dat zowel economisch, politiek, religieus als cultureel relevant is. De onderwerpkeuze dient om nieuwe vragen en thema’s onder de aandacht van studenten te brengen en hen aan te moedigen om over de grenzen van hun vak heen te kijken. De werkvorm is een intensief werkcollege dat door de studenten met een aanzienlijke hoeveelheid literatuur voorbereid dient te worden. Zij leveren aan de hand van de gelezen literatuur vragen en stellingen in, die met uitgenodigde specialisten van binnen en buiten de universiteit besproken en bediscussieerd worden. In 2005/2006 is de Honours Class een dag naar Cambridge gereisd om aldaar met de befaamde historicus prof. dr. Chris Bayly (Cambridge University) een soortgelijke sessie te houden
8
(stellingen voor deze samenkomst zijn te vinden in bijlage 4). In 2006/2007 is prof. dr. Michael Adas (Rutgers University, New Jersey) uitgenodigd om een week lang in Leiden een intensief werkcollege te geven voor de Honours Class, met dagelijkse bijeenkomsten. Een dergelijke aanpak bestaat niet binnen het reguliere programma van de opleiding. De studenten sluiten de Honours Class af door het schrijven van een uitvoerig werkstuk. II. BA -
Honours Tutorial (10 ECTS, waarvan 6 ects extra-curriculair) In 2006/2007 in het kader van ‘Ruim baan voor talent’. In derde studiejaar. Inleiding op de thema’s van de onderzoekszwaartepunten uit de MAopleiding. - Individueel en in kleine werkgroep. - Extra literatuur ten opzichte van reguliere colleges. - Bestuderen en bespreken van ‘klassieke’ teksten. - Tutor-docent begeleidt studenten (deze docent is tevens organisator van de BA Honours Class (I)). - Discussie met de onderzoekscoördinatoren uit de MA-staf. - Specifieke begeleiding en ontwikkeling van schrijfvaardigheid met betrekking tot historisch onderzoek. - Toetsing: participatie en paper. - Vanaf 2007/2008 geheel extracurriculair. Het BA Honours Tutorial dient om studenten uit het Honoursprogramma (dat wil zeggen: voormalige deelnemers aan de BA Honours Class in het tweede studiejaar) te introduceren in de verschillende MA-specialisaties die door het Instituut voor Geschiedenis worden aangeboden. Van belang is dat studenten bewust worden van verschillende methoden en benaderingswijzen en hier ook op leren reflecteren. Hiertoe worden werkcolleges georganiseerd waarin de discussie met specialisten van de verschillende MA-opleidingen wordt aangegaan. Daarnaast vormt het Tutorial een cursus waarin bepaalde essentiële vaardigheden van de studenten (het verwerken van informatie en het schrijven van artikelen van allerlei aard) aangescherpt worden. Studenten krijgen hiertoe individuele opdrachten, die zowel door de tutor als door medestudenten worden becommentarieerd. Kwalificaties van de tutor-docent zijn: hij/zij is didactisch begaafd en tevens een getalenteerd wetenschappelijk onderzoeker (sleutelwoorden: goed in vak, enthousiast, goede docent, vriendelijk en toegankelijk). III. BA Honours Research Seminar (30 ECTS, gedeeltelijk extra-curriculair) - In Wenen en Jakarta. In 2006/2007 in het kader van de experimenten voor ‘Ruim baan voor talent’. - In derde studiejaar. - Toetsing: BA-scriptie van participanten volgt uit het BA Honours Research Seminar. Het BA Honours Research Seminar wordt eerst gedurende twee weken dagelijks gehouden, waarbij de bestudering van de historiografie en het formuleren van individuele onderzoeksvragen centraal staan. De tweede helft van het seminar staat in het teken van het opzetten van het eigenlijke onderzoek, waarbij de werking van het archief nader wordt belicht. Studenten bereiden zich door middel van literatuur op de bijeenkomsten voor en participeren actief in de seminars. Na het eigenlijke seminar vervolgen de studenten zelfstandig hun onderzoek, ondersteunen en stimuleren zij elkaar als team, en schrijven zij vervolgens individueel hun werkstuk. Het eindresultaat van dit seminar in het buitenland is de BA-eindwerkstuk (20 ECTS) van de betrokken student. IV. Honours Class ‘Het Crayenborgh College’ (15 ECTS, extra-curriculair) - Reeds sinds 1994 georganiseerd.
9
Toegankelijk voor derdejaars BA-studenten en MA-studenten Geschiedenis. - Collegereeks met uitgenodigde, wereldwijd befaamde experts uit verschillende tijdvakken rondom een overkoepelend thema - Uitvoerige literatuurstudie van publicaties van de betreffende onderzoekers - Intensieve participatie in discussies - Toetsing: participatie, organiseren voorbereidingsbijeenkomsten, optreden als discussieleider, essay. Twaalf zorgvuldig geselecteerde studenten genieten tijdens dit College intensief onderwijs en bestuderen met behulp van een uitgebreide literatuurlijst en vanuit een veelheid van invalshoeken een bepaald thema. Hierbij dagen twaalf binnenen buitenlandse topdocenten vanuit verschillende disciplines de studenten uit om historische problemen vanuit verschillende wetenschappelijke invalshoeken te benaderen. Studenten bereiden deze bijeenkomsten voor in door henzelf georganiseerde werkgroepen. Het college wordt afgesloten met een seminar aan een buitenlandse universitaire instelling, waaraan naast de Leidse studenten ook lokale graduate-studenten deelnemen. Het Crayenborgh College is reeds vereerd met de aanwezigheid van wereldwijd vermaarde historici als Eric Hobsbawm (Londen), Benedict Anderson (Cornell), J.H. Elliott (Oxford), David S. Landes (Harvard), Geoffrey Parker (Yale), Felipe Fernández-Armesto (Tufts), Anthony Grafton (Princeton), Michael Adas (Rutgers), Alan Brinkley (Columbia), Jack A. Goldstone (University of California at Davis), Wolfgang Schluchter (Universität Erfurt), Richard Overy (King's College London), John L. Gaddis (Yale), Fritz Stern (Columbia) en David Fieldhouse (Cambridge). -
2.3.2 Masteropleidingen Als vervolg op het BA Honourstraject zijn er drie typen Geschiedenis-MAopleidingen in Leiden. Naast de reguliere éénjarige MA History biedt het Instituut voor Geschiedenis namelijk ook twee MA-opleidingen aan die speciaal geschikt zijn voor de betere en ambitieuzere student. I. Europaeum MA-programma ‘Leiden-Oxford-Paris MA-programme in European History’ (80 ECTS, gedeeltelijk extra-curriculair) - Jaarlijks georganiseerd als samenwerkingsproject tussen Leiden, Parijs en Oxford. - Programma vormt een volledige MA-opleiding. - Seminars in drie landen. - Toetsing: participatie, literatuurpapers per vak, MA-scriptie, final examination. Het Europaeum Honours MA-programma bestaat uit drie trimesters in achtereenvolgens Leiden, Parijs en Oxford. In Leiden worden drie intensieve seminars gehouden gericht op de geschiedenis van staat en natie in Europa, historische methodologie en een thema naar keuze. In Parijs worden wederom drie seminars gehouden. In Oxford wordt vervolgens één seminar gehouden en schrijven de studenten hun scriptie. Ter ondersteuning van dit laatste worden tutorials georganiseerd. Het programma beslaat door zijn intensieve karakter uiteindelijk 20 ECTS meer dan een regulier MA-programma. II. Toelating tot de Leidse tweejarige MPhil-opleiding die voorbereidt op een promotieonderzoek (eventueel in combinatie met participatie in IV, ‘het Crayenborgh College’). - De Leidse MPhil-opleiding (Master of Philosophy) heeft in tegenstelling tot de reguliere MA een cursusduur van twee jaar. - Er vindt een toelatingsselectie plaats. - De (Engelstalige) MPhil is speciaal bedoeld voor de betere student die overweegt te gaan promoveren.
10
-
Binnen de MPhil is ruimte voor buitenlands studieverblijf en een omvangrijke MA-thesis die de basis vormt voor een proefschrift. In Leiden zijn er vijf specialisatie-trajecten in de MPhil: * Ancient History * Medieval and Early Modern European History * History of Migrants and Cities in a Changing World * History of European Expansion and Globalisation * History of Political Culture and National Identities
3. Missie en doelen van het Honoursprogramma Met de ontwikkeling van het Honoursprogramma wil het Instituut voor Geschiedenis recht doen aan de individuele vaardigheden en interesses van getalenteerde studenten, zodat zij zich kunnen ontwikkelen tot wetenschappers die met succes in een internationale context kunnen opereren of zodat zij optimaal voorbereid zijn om hun talenten in de maatschappij verder tot ontplooiing te brengen. Het ontdekken en ontwikkelen van talent is een centrale waarde in het strategisch beleid van de Leidse universiteit. Alle onderdelen van het Honoursprogramma zijn gericht op het actief bezig zijn met de stof, het schrijven van essays, het voorbereiden van presentaties, het oplossen van problemen, et cetera. De onderdelen worden verzorgd door topwetenschappers uit binnen- en buitenland. In het Honoursprogramma wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan het vermogen tot redeneren, meningsvorming en communicatie in woord, geschrift en gedrag. Ook wordt op intensieve wijze een academisch denk- en werkniveau ontwikkeld, dat studenten uiteindelijk in staat moet stellen aan het front van de wetenschap te functioneren. Academisch leiderschap is niet alleen een voorwaarde voor het presteren in toponderzoek op internationaal niveau, het levert ook een essentiële bijdrage aan maatschappelijke ontplooiing buiten de wetenschap. Zoals uit de korte beschrijvingen hierboven al blijkt, zijn alle onderdelen van het Honoursprogramma op verschillende manieren breder, dieper, meer internationaal gericht en meer activerend voor studenten dan het reguliere programma. In de BA Honours Class (getiteld ‘Het Westen en de Wereld’) wordt een breed onderwerp binnen het vakgebied met lokale en internationale academici bestudeerd, waarbij de onderwerpkeuze nadrukkelijk nietEurocentrisch en interdisciplinair is. In het Crayenborgh College staat contact met belangrijke wetenschappers uit verschillende disciplines centraal. In het Crayenborgh College van 2006 over ‘Migratie en Demografie’ bijvoorbeeld traden naast historici van verschillende tijdvakken een medicus, een socioloog en een demograaf op, waarbij studenten iedere keer werden gedwongen zich te verdiepen in een nieuwe benaderingswijze. Hier wijkt het Honoursprogramma duidelijk af van het reguliere programma, waarin in de regel sprake is van één docent die uitsluitend via literatuur studenten kan laten kennismaken met andere disciplinaire benaderingen van problemen. In het Europaeum MA-programma zijn aanpassingsvermogen en internationaliteit van studenten vanzelfsprekend het belangrijkst – eisen die aan reguliere studenten in veel mindere mate gesteld worden. Vergeleken met de doelstelling van de reguliere BA-opleiding Geschiedenis biedt het BA Honoursprogramma de basis voor het volgen van een topmasteropleiding in de geschiedenis, heeft de deelnemende student een diepgravender inzicht in de kernbegrippen, de methodiek en de methodologie van de geschiedwetenschap verworven, naast de vaardigheden een internationaal onderzoeksproject op te kunnen zetten en uit te voeren, onderzoeksresultaten
11
voor een internationaal forum uiteen te zetten, actief deel te nemen aan een internationale discussie en op uitstekende wijze sociaal-communicatief te kunnen optreden in werk- en overlegsituaties. Vergeleken met de eindtermen van de reguliere MA-opleiding Geschiedenis moeten studenten die met succes het Europaeum MA-programma afronden ook over een gedegen kennis beschikken van de historiografische tradities en ontwikkelingen in Groot-Brittannië en Frankrijk en inzicht hebben in de maatschappelijke relevantie van het vakgebied in deze landen, en over de vaardigheid beschikken een internationaal onderzoeksproject op te zetten en uit te voeren.
4. Toelating tot het Honoursprogramma en beschrijving van de doelgroep Het selectieproces voor de verschillende delen van het Honoursprogramma is hierboven al belicht. Aan de hand van bekende resultaten, interesses en motivatie van studenten besluiten toelatingscommissies of zij al of niet worden toegelaten tot het programma; motivatie blijkt daarbij vooral uit de sollicitatie die de studenten zelf moeten schrijven, terwijl hun kwaliteiten onder andere aan hun studieresultaten kunnen worden afgelezen. Men is daarbij op zoek naar een extra getalenteerde en gemotiveerde groep studenten, die bovengemiddelde inzet en prestaties tonen. Deze zoektocht leidt telkens tot een redelijk representatieve selectie uit het geheel van de studenten van de Opleiding Geschiedenis. Deelname aan verschillende, opeenvolgende delen van het Honoursprogramma wordt met succes gestimuleerd, wat blijkt uit het feit dat 10 van de 16 studenten uit de BA Honours Class van 2005-2006 hebben gesolliciteerd naar het Crayenborgh College van 2006-2007, waar slechts 12 plaatsen te bezetten zijn. Zeven van deze sollicitanten zijn inmiddels toegelaten. Toch houdt de Leidse universiteit het Honourstraject op elk mogelijk instroommoment open voor studenten die het gewenste niveau van motivatie en prestatie laten zien; er is geen sprake van een gesloten “zuil” waar slechts in het tweede studiejaar instroom voor bestaat. Over de mogelijkheid tot deelname aan het BA Honours Research Seminar en het Crayenborgh College worden studenten in het betreffende jaar dan ook allemaal, direct per mail en via nieuwsbrieven, ingelicht. Het succes van het Honourstraject in de BA-fase wordt bevestigd door de veelvuldige keuze van uitdagende MAopleidingen van zeer hoog niveau door ex-deelnemers aan het Crayenborgh College. Zie voor de aantallen studenten in het Honoursprogramma de tabel in bijlage 1.
5. Programmaopzet Welke programmakenmerken heeft het Honoursprogramma en in welke mate hebben die geleid tot activiteiten van studenten richting talentontwikkeling? De opzet van het Honoursprogramma biedt zeer veel mogelijkheden tot persoonlijke ontplooiing en uitdaging. De colleges zijn extra uitdagend en hebben een intensiever karakter dan de reguliere colleges. Er is sprake van een duidelijke leerlijn waarin ruimte is voor de ontwikkeling van het individuele talent van de student. Dit is te zien in de eerder beschreven opeenvolgende onderdelen van het
12
traject, maar ook in de vorm van de delen. Studenten krijgen in kleine groepen en in aanwezigheid van academische grootheden de mogelijkheid om stellingen van medestudenten te bediscussiëren, maar zij dienen ook individueel producten af te leveren (essays, presentaties) die door tutors en leden van de staf beoordeeld worden. De BA Honours Tutorial is volledig gericht op de bewustwording en ontwikkeling van de eigen interesses en vaardigheden van de deelnemers. Er zit wel degelijk progressie in de moeilijkheidsgraad van het Honoursprogramma, ondanks het feit dat elk nieuw niveau nog steeds in principe voor alle studenten toegankelijk is. Het Crayenborgh College volgt chronologisch op de BA Honours Class en het BA Honours Tutorial, en vereist dus de bestudering van een grotere hoeveelheid literatuur over complexere problemen, die worden besproken met docenten van internationaal kaliber. Belangrijk is echter ook dat studenten (alsook docenten, voor zover de betrokken academici aan de Leidse universiteit werkzaam zijn) van het Honoursprogramma tevens functioneren in het reguliere onderwijs, zodat zij als inspirerend voorbeeld voor hun collega-studenten kunnen blijven functioneren. De onderdelen van het Honoursprogramma zijn niet bedoeld om de bovenlaag van het reguliere programma af te romen, maar juist om actieve deelnemers aan dat programma een meerwaarde te bieden en studenten te inspireren. Het Honoursprogramma streeft vooral differentiatie na, maar altijd als deel van of toevoeging aan de reguliere opleiding.
6. Programmainhoud Welke aspecten of kenmerken van de inhoud van het Honourstraject hebben welk effect op de ontwikkeling van talenten van studenten? Inhoudelijk vormt het Honoursprogramma zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin een verdieping en verzwaring van de opleiding. De hoeveelheid te bestuderen literatuur is groter, de problemen zijn complexer en het onderzoek is omvangrijker dan wat geldt voor reguliere colleges met formeel hetzelfde aantal studiepunten. Bovendien is interdisciplinariteit een van de hoofdkenmerken van het traject. Voor elk van de onderdelen van het programma geldt dat meer literatuur moet worden bestudeerd, maar het gaat niet alleen om meer; in de meeste gevallen bestaat de extra stof uit werken van groot (recent) historiografisch belang, zoals The Birth of the Modern World van Chris Bayly, of uit producten van aanpalende disciplines, die in de reguliere opleiding gemist worden. Deel van het BA Honours Tutorial is het bestuderen van de echte klassiekers van de geschiedschrijving; in de BA Honours Class en het Crayenborgh College wordt veelal moderne en baanbrekende literatuur onder de loep genomen. Als voorbeeld is de beknopte literatuurlijst van de BA Honours Class toegevoegd (zie bijlage 3). Het BA Honours Research Seminar geeft studenten de directe beschikking over het primaire bronnenmateriaal van beroemde en belangrijke nationale archieven. Naast de bestudering van literatuur vraagt het Honoursprogramma van de studenten een actieve participatie in colleges (discussie leiden en discussie voeren), organisatorische vaardigheden, vaardigheid in het verwerken van informatie tot essays, werkstukken, scripties en presentaties, en bovendien (waar internationale docenten bij het onderwijs betrokken zijn) een hoog niveau van taalvaardigheid. Voor dit alles wordt van de student een grote eigen verantwoordelijkheid en inzet gevraagd.
13
De hoofdkenmerken van (onderdelen van) het Honoursprogramma in de tabel hieronder dragen sterk bij aan specifieke talentontwikkeling. De nummering in Romeinse cijfers verwijst naar de opsomming in paragraaf 2.3 onder het kopje “Het BA Honourstraject”. I. BA Honours Class II. BA Honours Tutorial III. BA Honours Research Seminar IV. Honours Class ‘Het Crayenborgh College’ Kenmerken Zelfstandig bestuderen van complexe stof en werken van grote reikwijdte (I, II, III, IV) Onderlinge discussie in de groep van Honoursstudenten (I, II, IV) en discussie met academische kopstukken (I, IV) Sessies organiseren, discussies voorzitten en als gespreksleider optreden (I, IV) Internationale (aspecten van) studieonderdelen (I, III, IV) Werkstukken schrijven tijdens of ter afronding van de cursus (I, II, IV) Opzet en planning van zelfstandig archiefonderzoek (III)
Talenten Inzicht ontwikkelen, doorzettingsvermogen kweken, geprikkeld worden door de intellectuele uitdaging en die uitdaging aangaan Inschatten en waarderen van de eigen competenties, tot uitdrukking brengen van abstracte inzichten, aanscherpen van argumentaties in debatten van hoog niveau Academisch leiderschap, ontwikkeling van sociale vaardigheden in een context die gericht is op academische verdieping Taalvaardigheid, oriëntatie op het internationale onderzoeksveld Systematische en heldere weergave van de opgedane inzichten op een hoog niveau Onderzoeksdiscipline, zelfstandig onderzoeksactiviteiten plannen
7. Honoursdocenten, Honoursstudenten en interactie In hoeverre werken kenmerken van Honoursdocenten en hun interactie met de Honoursstudenten door in de talentwikkeling? Welke andere vormen van interactie zijn relevant voor talentontwikkeling? Interactie tussen docenten en studenten en de vorming van een academic community is in het Leidse Honoursprogramma zeer belangrijk. In het totale Honoursprogramma werken uitsluitend docenten die kunnen fungeren als intellectuele gids en rolmodel bij de academische vorming. Binnen het BA Honoursprogramma doceren Leidse hoogleraren die hun sporen in het academische onderwijs hebben verdiend en gelden als in hun diverse vakgebieden leidende wetenschappers. Hun aanwezigheid en houding werkt stimulerend en enthousiasmerend op studenten, terwijl ook voor docenten de interactie met Honoursstudenten als verrijkend wordt ervaren. Het Crayenborgh College is bijzonder sterk op dit gebied. In dit College worden immers zowel BA- als MA-studenten toegelaten; dit versterkt de vorming van een academic community en stimuleert de BA-studenten een uitdagende MA-opleiding te kiezen. Bovendien is het in het Crayenborgh College de traditie om, na een
14
intensief college in de ochtend, samen met de gastdocent te gaan lunchen – direct en zelfs informeel contact met academische grootheden gaat dus nadrukkelijk verder dan slechts de lesuren. Hetzelfde gold voor de BA Honours Class in Cambridge in 2006. In het BA Honours Tutorial is de begeleiding door de tutor-docent individueel en persoonlijk. Het gaat hierbij onverkort om de ontwikkeling van talenten op het gebied van informatieverwerking en schrijfvaardigheid. Zelfs daar echter is er veel mogelijkheid tot peer review door en discussie met medestudenten, zoals ook in de BA Honours Class en het Crayenborgh College het geval is. De mogelijkheid te discussiëren, niet alleen met specialisten maar ook met andere, gemotiveerde en geïnformeerde studenten, wordt door de deelnemers grote waarde toegedicht.
8. Beoordeling Welke aspecten van de beoordeling hebben in het Honoursprogramma een relatie met talentontwikkeling? De beoordeling van studenten in het Honoursprogramma bestaat telkens uit een deel participatie, wat meer behelst dan slechts aanwezigheid, en een deel productie, waarbij het meestal gaat om een werkstuk of scriptie. De beoordelaars zijn docenten of leden van de staf. Binnen het Honoursprogramma is het niveau dat van studenten gevraagd wordt hoger dan in het reguliere programma, waardoor de gemiddelde resultaten ervan niet aanmerkelijk hoger zijn dan die van andere vakken; het effect van het programma uit zich echter in het grote aantal uitdagende keuzes die studenten maken in de rest van hun opleiding, alsook in hun latere levensloop (waarover later meer). Het programma kenmerkt zich door onderwerpen die over het algemeen actueel en relevant zijn, waardoor ook de producten van de verschillende colleges zeker zo gezien kunnen worden. Het belangrijkste voorbeeld daarvan is de bundeling van de eindwerkstukken van het Crayenborgh College van 2004-2005 in een publicatie over Europa en de Islam. Dit is een directe bijdrage van de Leidse Honoursstudenten aan een lopend maatschappelijk debat.
9. Uitstroom en Alumni Wat zegt de uitstroom van het programma over de ontwikkelde talenten? Blijkt uit de studie/werkloopbaan van alumni iets van de impuls die het Honoursprogramma hen gegeven heeft voor de ontwikkeling van hun talenten? Uitstroomgegevens over meerdere jaren bestaan vooralsnog alleen voor het Crayenborgh College; toch is ook hieraan veel af te lezen wat betreft de motivatie van studenten in het Honoursprogramma en het effect van dat programma op hun loopbaan. Ten eerste is uitval binnen het Crayenborgh College volstrekt onbekend. Alle dertien afgesloten jaren van dit College kenden 100% participatie tot aan de uitreiking van de certificaten. Ten tweede geldt onder studenten die met succes hebben deelgenomen in het Crayenborgh College een hoger afstudeerpercentage. Ten derde zijn vele voorbeelden bekend van Crayenborghalumni die, mede dankzij de Honours Class, op goede posten terecht zijn
15
gekomen; zo zijn er een rechter, schrijvers (o.a. Sanderijn Cels), AIO’s en universitair docenten, ondernemers, beleidsmedewerkers en een wethouder (F. M. van As, ChristenUnie, Leiden) onder hen te vinden. Sommigen behaalden hun Ph.D.’s aan gerenomeerde Amerikaanse universiteiten als Yale en Princeton. Belangrijker nog dan de maatschappelijke functies waarin zij zijn beland, zijn de positieve evaluaties van deze ex-deelnemers aan de Honours Class over de bijdrage die dit studieonderdeel heeft geleverd voor hun opleiding. Het Honourstraject maakt studenten bewust van hun mogelijkheden en talenten en ontwikkelt deze. Dit kan leiden tot deelname aan de onderzoeksmaster MPhil als eerste fase van een promotietraject, maar kan ook voorbereiden op een maatschappelijke loopbaan.
10. Evaluatie Zoals bij elk college aan de Universiteit Leiden worden de deelnemende studenten na afloop verzocht hun onderdeel van het Honoursprogramma te evalueren. In het geval van de BA Honours Class en het BA Honours Tutorial is dit meestal persoonlijk en openlijk, waarbij een discussie ontstaat tussen studenten over de waarde en de zwakke punten van het college. Het oordeel van de studenten is bij deze nog zeer jonge programmaonderdelen direct van invloed op de toekomstige vorm en inhoud van de colleges. Kinderziekten zoals te korte sessies en te weinig ruimte voor discussie, zijn naar aanleiding van het commentaar van studenten bestreden. Over het algemeen zijn zowel studenten als docenten echter zeer positief over het Honoursprogramma. Is er bij de evaluatie van het Honoursprogramma aandacht voor (bevordering van) talentontwikkeling? Bij de interne evaluatie van het Honourstraject door het Instituut voor Geschiedenis wordt vooral aandacht besteed aan de mate waarin zelfstandig en kritisch nadenken door de cursusonderdelen is bevorderd, alsook de mate waarin de opzet van het Honourstraject specifieke talentontwikkeling (zoals academisch leiderschap en kritische zelfreflectie) heeft gestimuleerd (zie ook het schema in hoofdstuk 6).
16
11. Conclusie: enkele evaluerende opmerkingen Over het geheel gezien is het Leidse Honoursprogramma van grote waarde omdat binnen dit programma een getalenteerde groep studenten, die zich kenmerkt door hoge studieprestaties én betrokkenheid bij de studie, wordt geprikkeld om tot nog hogere studieprestaties en grotere motivatie te komen. Het succes van het programma blijkt onder andere uit de tevredenheid en het onverdeeld enthousiasme van deelnemende studenten én van de participerende staf, maar ook uit de keuzes die studenten maken in het vervolg van hun studie, uit de afronding van die studie en uit de carrière van alumni. Over de vorm en de inhoud, de verdieping en verbreding, die het Honoursprogramma aan studenten biedt, zijn de deelnemers zeer te spreken. Dit wordt goed geïllustreerd door het dankwoord dat Jan-Jacob Blussé in naam van zijn medestudenten uitsprak ter afsluiting van de BA Honours Class 2005-2006 (zie bijlage 5). Tegelijkertijd zijn betrokken docenten en specialisten over het algemeen blij verrast door het niveau van voorbereiding, participatie en diepgang die Honoursstudenten in de colleges aan de dag leggen. Deze waardering wordt misschien wel het beste verwoord door de rector van het Netherlands Institute for Advanced Studies en hoogleraar Middeleeuwse Geschiedenis, prof.dr. W.P. Blockmans in zijn evaluatie van de BA Honours Class.
“De BA Honours Class is voor mij in 2005-6 en 2006-7 een bijzonder stimulerende en hoopgevende ervaring geweest omdat mij daarin is duidelijk geworden hoeveel beter studenten presteren indien hun duidelijke eisen gesteld worden en daar ook overeenkomstige erkenning tegenover staat. In beide jaren bleken uitstekende studenten bereid meer te doen dan normaal van hun jaargenoten wordt verwacht. Allen voldeden zij aan de gestelde lectuurverplichting, schreven zij daarover doordachte commentaren en bleken zij tijdens de colleges uitstekend in staat om ook in de discussie argumenten te formuleren op diverse niveaus van abstractie. Ik hoop dat deze formule op een grotere schaal zal worden voortgezet.” Prof. Dr. W. P. Blockmans
Van beide zijden wordt het Honoursprogramma dus een duidelijke meerwaarde toegedicht ten opzichte van het reguliere onderwijs; voor zowel medestudenten als docenten is het hoge niveau van de deelnemende studenten bovendien merkbaar. Natuurlijk zijn er nog enkele zwakke punten die verbetering behoeven. Zo zijn er enige problemen geweest met de studiepunten-toekenning van de BA Honours Class, en bestond er enige onduidelijkheid over de inhoud en studielast van het BA Honours Tutorial. Het betreft hier echter vooral kinderziekten van een nog niet volledig uitgekristalliseerd BA Honoursprogramma. Het al meer dan een decennium oude Crayenborgh College kent dit soort problemen inmiddels niet meer. Dit geeft goede hoop voor de toekomst van het Leidse Honoursprogramma. De meerwaarde van het Honoursprogramma schuilt voor alles in de belangrijke bijdrage die wordt geleverd aan de ontwikkeling van talenten van bovengemiddeld presterende en bovengemiddeld gemotiveerde studenten. De belangrijkste talentontwikkeling vindt plaats op het gebied van de eerder genoemde vijf sectoren: - Inzicht en doorzettingsvermogen, gestimuleerd door het bieden van een intellectuele uitdaging
17
-
Inschatting van de eigen vaardigheden en kennis en uitdrukking van eigen inzichten en ideeën in discussies Academisch leiderschap en sociale vaardigheden binnen een academische context Taalvaardigheid en internationale oriëntatie Onderzoeksvaardigheden en onderzoeksdiscipline.
18
Literatuur De rapporten project ‘Talentontwikkeling in Honoursprogramma’s en de meerwaarde die dat oplevert’ zijn downloadable via: http://www.ivlos.uu.nl/adviesentraining/aanboduniversite/etalagehogeronde/348 63main.html Eijl, P.J. van, Wolfensberger, M.V.C., Schreve-Brinkman E.J. & Pilot A. (2007). Honours, tool for promoting excellence. Mededeling 82, IVLOS, Universiteit Utrecht, 131 blz. Eijl, P.J. van, Wolfensberger M.V.C. & Pilot, A. (2008a). Talentontwikkeling bij Amerikaanse honoursprogramma’s en Honours Colleges. Ervaringen van Amerikaanse site visitors van de National Collegiate Honors Council. Mededeling 83, IVLOS, Universiteit Utrecht. Eijl, P.J. van, Wolfensberger M.V.C. & Pilot, A. (2008b). Sterke en zwakke kanten uit de praktijk van Honoursprogramma’s in de VS. Ervaringen van Amerikaanse site visitors van de National Collegiate Honors Council. Mededeling 84, IVLOS, Universiteit Utrecht. Greef, L. de & Silva, Y. (2008). Casusbeschrijving interdisciplinaire honoursmodule Meesters van het Wantrouwen. Darwin, Marx, Nietzsche, Freud en Einstein over wetenschap en kritiek. IVLOS, Mededeling 90, Universiteit Utrecht. Groothengel, C. & Eijl, P.J. van (2008). Honoursprogramma’s in het HBO, inventarisatie 2007 (deel I) met een nadere verkenning (deel II). Mededeling 85, IVLOS, Universiteit Utrecht, 39 blz. Schreve-Brinkman, E.J. (2008). Honoursprogramma’s en talentontwikkeling. Interviews in het veld met potentiële afnemers en opleiders van afgestudeerde honours-studenten en informatie uit geschreven media, adviesrapporten en OCW berichten. IVLOS, Mededeling 88, Universiteit Utrecht. Sweijen, S. & M. Wolfensberger (2008) Het Honours Programma biedt meerwaarde! Verkennend onderzoek naar de honours alumni van de opleiding Sociale Geografie en Planologie te Universiteit Utrecht. Mededeling 86, IVLOS, Universiteit Utrecht Wolfensberger, M.V.C. (2008). Honours programma Geowetenschappen, een casusbeschrijving over talentontwikkeling door een honours programma en de meerwaarde ervan. IVLOS, Mededeling 87, Universiteit Utrecht.
19
Bijlage 1. Aantal deelnemers in het Honoursprogramma Tabel 1. Deelnamegegevens BA Honours Class 2005/2006 Instroom in Uitval in jaar 1 BA Honours 1ste half jaar Class (sep-feb) 2005/2006 16 0 2006/2007 15 0 Tabel 2. Deelnamegegevens BA Honours Tutorial Instroom in BA Uitval in jaar 1 Honours 1ste half jaar (sep-feb) Tutorial 2005/2006 Nvt 2006/2007 8 0
Uitval in jaar 1 2de half jaar (mrt-aug) 3 nvt
Uitval in jaar 1 2de half jaar (mrt-aug)
Tabel 3. Deelnamegegevens BA Honours Research Seminars in Jakarta en Wenen Instroom in Uitval in jaar 1 BA Honours 2de half jaar Research (mrt-aug) Seminars 2005/2006 Nvt 2006/2007 5 (Jakarta) Tabel 4. Deelnamegegevens Honours Class ‘Het Crayenborgh College’ Instroom in ‘Het Uitval in 2de half Thema jaar (mrt-aug) Crayenborgh College’ 1993/1994 12 0 Naties en Nationalisme 1994/1995 12 0 Het Wonder van Europa 1995/1996 12 0 De Val van Imperia 1996/1997 12 0 Religie en Macht 1997/1998 12 0 Oost en West 1998/1999 12 0 Revoluties en Omwentelingen 1999/2000 12 0 Steden en Metropolen 2000/2001 11 0 Oorlog en Vrede 2001/2002 12 0 Historische Personen en Biografieën 2002/2003 10 0 Misdaad en Straf 2003/2004 11 0 Alliances and Leagues of Nations 2004/2005 13 0 Europe and Islam 2005/2006 12 0 Demografie en Migratie 2006/2007 12 0 Human Agency and the Natural Environment within the Context of Global History
20
Bijlage 2. Programma BA Honours Class 2006-2007 Honours Class Het Westen en de wereld Universiteit Leiden, 20062006-2007. 20 ECTS. Coördinator: dr. P.G.C. Dassen. Thema’s en sprekers: •
29 sept. Dr. P.G.C. Dassen. Inleiding op het thema; tevens aandacht voor de centrale vraag in het werk van Max Weber: de vermeende uniciteit van het Westen.
•
3 nov. Prof. dr. L. de Ligt. De economie van de Klassieke Oudheid vanuit vergelijkend diachroon perspectief
•
27 nov. Prof. dr. W. Blockmans. De westerse Middeleeuwen vanuit wereldhistorischvergelijkend perspectief (o.a. de relatie met de islamitische wereld).
•
15 dec. Dr. P.H.H. Vries. The Rise of the West, 1500-1800, vooral in economisch perspectief; m.n. vgl. met China.
•
2 febr. Prof. dr. E.J. Zürcher. Turkije en het Westen.
•
23 febr. Prof. dr. H.W. van den Doel. Het einde van het Westen? Over de hechtheid van het Atlantisch bondgenootschap.
•
Week van 12 maart-16 maart: Prof. dr. M. Adas (Rutgers University): dagelijks intensieve Honours Class. Thema: de ideologie van de westerse dominantie.
•
30 maart. Prof. dr. H. te Velde. De Grondwet en de Nederlandse identiteit.
•
20 april. Prof. dr. L. Lucassen. Migratie vanuit wereldhistorisch perspectief.
•
11 mei. Prof. dr. L. Buskens. Het Westen en de islamitische wereld aan het begin van de 21ste eeuw.
21
Bijlage 3. Beknopte literatuurlijst van de BA Honours Class Adas, M., Machines as the Measure of Men. Science, Technology, and Ideologies of Western Dominance (Ithaca & London 1989) Adas, M. ed, Islamic and European Expansion. The Forging of a Global Order (Philadelphia PA,1993) Adas, M., Dominance by Design. Technological Imperatives and America’s Civilizing Mission (Cambridge MA, 2006) Adshead, S.A.M., China in World History (London 2000) Ali, T., The clash of fundamentalisms. Crusades, jihads and modernity (London etc. 2002) Bayly, C.A., The Birth of the Modern World, 1780-1914. Global connections and comparisons (Oxford 2004) Bose, S., South Asia and world capitalism (Oxford 1990) Buruma, I & A. Margalit, Occidentalism: A short history of anti-Westernism (London 2004) Cannadine, D., Ornamentalism. How the British saw their Empire (New York etc 2001) Christian, D., Maps of Time: An Introduction to Big History (Berkeley etc. 2004) Diamond, J., Guns, germs, and steel. A short history of everybody for the last 13,000 years (New York 1998) Doel, H..W. van den, Europa en het Westen (Amsterdam 2004) Duus, P., Modern Japan (Boston 1998) Ferguson, N., The Cash Nexus: Money and Power in the Modern World, 1700-2000 (London 2001) Frank, A.G., ReOrient: Global Economy in the Asian Age (Berkeley etc. 1998) Fukuyama, F., ‘The end of history?’, The National Interest 16 (Summer 1989) 3-18. Fukuyama, F., America at the Crossroads. Democracy, Power and the Neoconservative Legacy (New Haven & London 2006) Goldstone, J.A., ‘The rise of the West – or not? A revision to socio-economic history’,
Sociological Theory 18 (2000) 157-194
22
Hsü, I.C.Y, The Rise of modern China (Oxford 2000; 6th ed.) Huntington, S., The clash of civilisations and the remaking of world order (New York 1996) Jones, E., The European miracle: Environments, economies and geopolitics in the history of Europe and Asia (Cambridge 1987) Kurlansky, M., Salt. A world history (London 2002) Landes, D., The wealth and poverty of nations. Why some are so rich and some are so poor (New York 1998) Lieberman, V., Strange Parallels: Southeast Asia in Global Context, c. 800-1830. (Cambridge and New York 2003) Marks, R.B., The Origins of the Modern World. A Global and Ecological Narrative (Lanham etc. 2002) Mazlish, B. & A. Iriye, The global history reader (2004) McCarthy, J., The Ottoman Turks: An introductory history to 1923 (London & New York 1997) McClellan, J.E. & H. Dorn, Science and Technology in world history (Baltimore 1999) McNeill, W.H., The Rise of the West: The history of the human community (Chicago 1963) McNeill, J.R., and W.H. McNeill, The Human Web: A Bird’s Eye View of Human History (New York 2003) Mintz, S., Sweetness and power. The place of sugar in modern history (Harmondsworth etc. 1985) Murphey, R., The outsiders: the Western experience in India and China (Ann Arbor 1997) O’Brien, P.K., ‘Intercontinental trade and the development of the Third World since the industrial revolution’, Journal of World History 8 (1997) 75-134 Osterhammel, J., China und die Weltgesellschaft vom 18. Jahrhundert bis in unsere Zeit (München 1989) Osterhammel, J. & N. Petersson, Geschichte der Globalisierung. Dimensionen, Prozesse, Epochen (2003) Pomeranz, K. & S. Topik, The world that trade created: society, culture and the world economy, 1400-the present (Armonk, NY etc. 1999)
23
Pomeranz, K., The Great Divergence: Europe, China, and the Making of the Modern World Economy (Princeton 2000) Scruton, R., The West and the Rest. Globalisation and the terrorist threat (London 2002) Spier, F., The Structure of Big History: From the Big Bang Until Today. (Amsterdam: Amsterdam University Press, 1996)
Theoretische Geschiedenis 25 (1998), themanummer: “Het Westen: een geval apart?” Vries, P.H.H., ‘Governing growth: A Comparative Analysis of the Role of the State in the Rise of the West’, Journal of World History 13 (2002) 67-138 Vries, P.H.H., Via Peking back to Manchester: Britain, the Industrial Revolution, and China (Leiden 2003) Waites, B., Europe and the Third World. From Colonisation to Decolonisation, c. 15001998 (Houndmills etc. 1999) Weber, M., ‘Vorbemerkung’, Gesammelte Aufsätze zur Religionssoziologie, Bd. I (Tübingen 1920) 1-16 Zürcher, E.J., Turkey: a modern history (London 1993)
24
Bijlage 4. Voorbeeld BA Honours Class: geselecteerde stellingen en vragen voor het college met prof. dr. C. Bayly en dr. T. Harper in Cambridge, 24-02-2006 C. A. Bayly, The birth of the modern world, 17801780-1914 (Oxford 2004) Willem Ankersmit The book argues against Western exceptionalism as claimed in books like the “Wealth and poverty of nations” by David Landes. The fact remains that Europe and north America were going to dominate the world , despite all sorts of developments taking place in the non western World in the 18th and 19th century as well. These developments seem to me of little significance compared to developments in the west (except Japan). JanJan-Jacob Blussé Nationalism was in the time of the New Imperialism a source of might for the Great Powers. Today, however, the exclusive nature of nationalism means that many people with crucial knowledge and skills are excluded from the body politic. Perhaps it is the realization of this strength of a multi-cultural society that has led to the re-appreciation of the multi-ethnic and multi-national empires at the turn of the nineteenth century. Arab nationalism split into a secular and Islamic branch, with the first more actively seeking their answers to modernity in the West. Their failure, however, led to a reaction by the pan-Islamic nationalists who created an Occidentalism, placing religious fervor directly opposite to the supposed Western materialistic values. The results of this split are still obvious today (the Danish cartoon riots) and show that significant barriers have been created that have hampered the spread of Modernity in the Middle-East. Ben de Liema Europe had an advantage on other parts of the world because of it’s variety of nationstates which made competition between them essential. Would this make the nation-state the ideal form of rule? Did the competition that European states had with each other really gave them the advantage on other non-European states, particularly China? Teus Mejan In the second chapter it is argued that, apart from Pomeranz’ economic conditions, others should be mentioned. The ‘popular’ economical conditions are said to be ‘coal and colonies’. But do these two conditions really make the difference? Prof. dr. P.H.H. Vries held a lecture for this Honours Class in which he stated that coal and colonies were not the most important factors. This in part because of the fact that mister Pomeranz seems to underestimate the importance of inventions. Moreover, the New World was not a very good market to sell to, Vries stated in his review. How could we put this in context of The birth of the modern world?
25
Lisette Schouten Is there a connection between population growth, and the development of the nation state and empires of religion? Can we say that the new nation state or 'religion-empire' functioned as an substitute for the older rural communities of earlier times? Roel Konijnendijk The book seems to argue that the Rise of the West during the 19th century came about in part through Western use of old, existing connections and networks to spread the new systems of wealth and power. But did the West not also render some connections obsolete, create new connections and generally bend the networks of the world to its will? Accepting the multi-centred outlook of the world even in the late 19th century, was not this world tied together by connections the West consciously or unconsciously made and dominated? Iva Peša The book’s title is ‘The birth of the modern world’, but in the final chapter you stress that the period between 1890 and 1914 was the real period of rapid change. Why didn’t change accelerate earlier? Was the change in the period of 1890-1914 significantly different from the changes before that time? Or did it build upon the structures depicted in your book? Laurens Pantjes In the chapter about revolutions you explain the impacts of the American revolution and the France revolution on the Asian world. Your example on the France revolution is that it has an impact on Haitï which will be one of the causes that the France empire will stop to grow (it’s military defeat here will cost France a lot of its resources). My question: The other examples are also “feedback” that Europe gets from its own revolutions. Are there any ideas/thoughts that came originally from the Asian world and are not just as a further development of Europe’s own ideas? Maaike de Pauw The standardisation, unification and centralisation of justice was the important achievement (on the long run) that the new nation states in all their forms had created and maintained. Anabel van Gelder In our Honours Class we have been discussing the possibility of industrialisation in China in the period that industrialisation in Britain started. Do you think it is possible that China would have industrialized in that period? Of course China did not industrialize but was the China of 1800 economically so comparable with Europe that industrialization could have occurred? Annika Ockhorst If all historians are, with or without knowing it themselves, world historians and events all over the world are, and for a long time have been, interconnected, does this make world history the only sensible approach to the practice of history in the future? In the light of this interconnectedness of events, of what use can national and regional studies still be: do they still have value as independent forms of historical practice, or do they
26
merely form a part of world history, providing the necessary small-scale information to put global events in large-scale perspective? Despite the fact that C.A. Bayly in The birth of the modern world points out that there is not just one prime motor of change and that historical development is not just structured by economical events, but that one should take political, cultural and social events into account equally, one can still wonder if there really isn’t a dominant or critical force. Of course one should look at the combination of different forces of change, but do they really all play an equally large part, or do some effect the course of events more than others. And if so, shouldn’t these particular forces be described more thoroughly than the others? Jacques de Jong Would you agree that the ‘imperial record’ of quite a few EU member states, as shown in The Birth of the Modern World, is such that some restraint in condemning candidate members for their misdoings in the past would be reasonable? Pieter Slaman The major part of this book is a description of the effects of technological innovations; the new ways of communication and transport made the growing connections around the world possible and indirectly caused most of the phenomena described in the book. Roel Meesterburrie The industrial revolution was an important process in the history of the modern world. According to The birth of the modern world the socio-economic roots that changed things on a global scale are to be found in three processes. The rise and decline of the “industrious revolutions” across the world; the effects of the “great domestication”; and the expansion of seaborne commerce. But how important was the European/English scientific tradition, that was far more dynamic in the field of energy related research, in this process of global change? Gijsbert Leertouwer The intellectual endeavour of eighteenth century European philosophers lead to revolutionary acts of thought outside Europe. The example of the Indian reformer Raja Ram Mohun Roy is astonishing. Still the question remains why Europeans did always lead and “the rest” did follow. Why was the European social and religious context more favourable for revolutionary thought?
C. A. A. Bayly and T. Harper, Forgotten armies, the fall of British Asia, 19411941-1945 (Londen 2004) Willem Ankersmit The book is highly critical of British colonial society in South East Asia. Twenty years ago Dr de Jong in the Netherlands wrote in a similar way about the Dutch colonial society in Indonesia during World War II .This created an uproar. Dutch public opinion turned against him. How was the reaction of the British public on Forgotten Armies?
27
JanJan-Jacob Blussé The repression of organizations of colonials by the civil administration in the colonies and the repression of the martial spirit by the military authorities meant that the colonial societies were completely unready for any disaster, natural of military. The rigid society the British fostered in their colonies destroyed the dynamic for self-correction of the societies, so no margin for error or disaster was left. The British had to take complete control of any larger operations because no indigenous organization could perform the task. This would prove to be too big a burden for the colonial administration in the war years, and was sign of how tenuous the hold of the British on society was. Was most of the conflict after the war tit-for-tat retaliation for the atrocities and crimes committed in the conflict, or could ethnic and inter-community conflict also have arisen without a major war? Teus Mejan In his book ‘A history of the British Isles’, Jeremy Black made a comparison between Cornwallis’s surrender of Yorktown in 1781 and the British surrender of Singapore on the 15th of February 1942. To what extent does ‘Forgotten Armies’ subscribe to this thesis? How much and what influence could the disasters at Midway and the Coral Sea have had on the Japanese policy toward Burma and Malaya? How could these armies have been forgotten, especially the ones that served the Allied cause so well? Was there anything the British could have done to remain their Empire or was it already lost before political and military crisis in the 1940’s? Had colonialism or imperialism a future after the 1930’s? Maaike de Pauw Churchill’s involvement with the colonial politics had a negative effect on the war in Asia. Annabel van Gelder Most leaders of liberation movements in Asian were Asian people who were educated by the imperialists in European fashion. And most were well know with the principle of self determination of people and the principles of the French revolution. Do you think that if the imperialists would not have educated these people that the nationalist movements in the Asian countries would have developed and gained support in their home countries? And do you think that it makes a difference toward the Europeans that people fighting against them used there own theories to justify their fight for freedom? Jacques Jacques de Jong
Forgotten Armies describes scorched earth policies practised all over the crescent in 1941/1942, often with devastating consequences for the local people left behind. Is there any evidence that the damage inflicted upon the enemy was weighed against the harm
28
done to the civil population? Had the War Cabinet formulated policies and given instructions how to bring about scorched earth in British Asia? Pieter Slaman Britain could have known the strength of Japan and it's own weakness. In the face of nationalistic forces in India and Burma and the rising of Japan, Britain should have retreated from South-East Asia all together. Roel Meesterburrie How concerned were the British intelligence services, prior tot the outbreak of the Second World War, with the aggressive politics of the Japanese in comparison to the nationalistic sentiments of different ethnic groups in the Great Crescent? Put another way, which problems had the priority?
29
Bijlage 5. Dankwoord van BA Honours Class-deelnemer JanJacob Blussé, ter afsluiting van het college, 23-06-2006 As a scholar of history I am often confronted with people who say historians do little more than spend their time burrowing in archives, trying to delve into the past in search of small facts. These kind of encounters appear to be such a common problem to all would-be historians, that Leiden university makes us spend a considerable amount of time and effort reading books and attending classes on such subjects as historiography and the philosophy of sciences, arming us with difficult terms, preferably in German, to help us woo our audiences and defend ourselves against these accusations. This way we can prove to our conversation partners that history really is an academic study, and not just the exercise of the mind and memory for victims of some kind of an obsessive-compulsivedisorder they make it out to be. The academic value of history was proven to me more convincingly during the past year in this class, than in any other class I have attended so far. The subject of our study, “The West and the World” could not have been more in line with the rapid developments we are witnessing in the world today. Although the title of the first thing we read, “The end of history”, the famous paper by Francis Fukuyama, did not seem to bide well for our future as historians, current events have proven that we are not quite finished yet. In debating this piece we found immediately that paradoxes, conflicts and ideologies are still rife in today’s world, and old, seemingly final answers to questions weren’t nearly as definitive as they once seemed. For instance, how to explain the different paths of development the Europe and China of the 18th century have followed since then, when both societies were in many ways equally advanced? In other words, how to explain the great divergence that took place, and gave the tiny continent of Europe such an extraordinary and disproportional role in world affairs? In search of the answer to this question we learned to re-appreciate terms as Industrial Revolution, which to members of our industrialized societies has a far more monolithic meaning than it does in the field of history. We became far more critical of our sources and ourselves as Westerners and the notions we have been imbued with over time. Many subjects concerning the rise of the West and the spread and development of modernity were touched upon. We started out by exhaustively analyzing Max Weber’s ideas on the Protestant work ethic as the explanation for the development of modern capitalism – which provided us with several new impressive German terms - and went on to find the roots of many modern phenomena, such as urbanization, in classical times and the Middle Ages. As Europe sailed out across the seas on voyages of discovery its intellectual and worldly poverty compared to the civilizations it met was surprising to many of us. The seeds of the West’s later achievements still had to be sown. The story of the advanced Islamic cultures in the Middle East that transmitted inventions from India and China to Europe brought us to the contemporary tale of Turkey’s EU admission process. A study of the development of the Dutch constitution, mass migrations in the 19th century and a wider view on the transatlantic relationship between Europe and the United States showed that many events that are hailed by media and politicians as groundbreaking have had their precedents in the past. These examples all clearly show the strong link the study of history has with current affairs. After being predicted for almost a century, the rise of Asia, after some
30
procrastination, is now finally happening. Especially China elicits powerful and emotional responses from political and economic commentators who often arrive at rash conclusions in their articles, without taking notice of the bigger picture or the long histories that have led up to these events. In our classes we had the time and room to discuss these subjects and think of the role a historian has and should play in the public debate. I’m sure that the shape of our debates has made each of us more confident and ready to play this role later on in our careers. The classes and the debates would have been impossible without the expertise and the dedication of the professors who were so kind to introduce us into their specific areas of expertise. In the spirit of the saying, “If Mohammed won't go to the mountain, the mountain must come to Mohammed”, on one occasion our whole group packed up and set out for a visit to Cambridge to visit the British professor Christopher Bayly. His recent work has earned him an almost religious following, and I think I can speak for all of us when I say that speaking with him for a full day was one of the most enlightening and enjoyable moments this year. In telling his story of the Birth of the Modern World he taught us that with the expansion of the West it met other forces that started to push back, and that many of the things we take for granted have been influenced greatly by encounters with other civilizations on other continents. Insights such as these are great rewards for our efforts. To me, the answer to the question of what made the West excel, is that independent thought was and still is highly valued and stimulated. By giving me the opportunity to study subjects I might have passed up otherwise, this class inspired me to start looking for answers in new places, and be critical of what I find on my path. It motivated me to keep working hard and find more important lessons such as that – and, of course, more tangible things such as this diploma. Its influence will surely be noticeable in my work and that of my classmates for many years to come. Thank you.
31
Overzicht van de IVLOS-Mededelingenreeks Num mer Nr. 91 Nr. 90
Nr. 89 Nr. 88
Nr. 87
Nr. 86
Nr. 85 Nr. 84
Nr. 83
Nr. 82
Titel
Auteurs
Datum
Het Honourstraject binnen de Opleiding Geschiedenis Universiteit Leiden Casusbeschrijving Interdisciplinaire Honoursmodule, Meesters van het Wantrouwen. Darwin, Marx, Nietzsche, Freud en Einstein over wetenschap en kritiek Casusbeschrijving Honoursprogramma University College Utrecht Honoursprogramma’s en Talentontwikkeling. Welke betekenis hechten maatschappelijk stakeholders aan talentontwikkeling? Honours programma Geowetenschappen, een casusbeschrijving over talentontwikkeling door een Honours Programma en de meerwaarde ervan Het Honours Programma biedt meerwaarde! Verkennend onderzoek naar de honours alumni van de opleiding Sociale Geografie en Planologie te Universiteit Utrecht Honoursprogramma’s in het HBO. Inventarisatie 2007 (deel I) met een nadere verkenning (deel II) Sterke en zwakke kanten uit de praktijk van Honoursprogramma’s in de VS. Ervaringen van Amerikaanse site visitors van de National Collegiate Honors Council Talentontwikkeling bij Amerikaanse honoursprogramma’s en Honours Colleges. Site visitors van de National Collegiate Honors Council over Talentontwikkeling Honours, tool for promoting excellence (Tweede, licht herziene druk)
R. Konijnendijk en J. Touwen L. de Greef en Y. Silva
Nov. ‘08
K. Scager
Nov. ‘ 08
E.J. Schreve-Brinkman
Nov. ‘ 08
M.V.C. Wolfensberger
Nov. 08
S. Sweijen en M. Wolfensberger
Sept. ‘08
C. Groothengel en P.J. van Eijl
Feb. ‘08
P.J. van Eijl, M. Wolfensberger en A. Pilot
Nov. ‘08
P.J. van Eijl, M. Wolfensberger en A. Pilot
Nov ‘08
Jan. ‘08
Nov. ‘08
Nr. 81
Het doorlichten van een bachelorcurriculum Op academische vaardigheden
Nr. 80 nr. 79
Interne Kwaliteitszorg
P.J. van Eijl, M. Wolfensberger, E. Schreve-Brinkman en A. Pilot J.J. Harts, A.de Vocht, L. Paul, F. Toppen. C. van der Blonk, P.J. van Eijl Wes Holleman
Deeltijddidactiek in wording, een onderzoek bij de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid van de UU
Pierre van Eijl (IVLOS) April ‘05 en Jan Klanderman (Rechtsgeleerdheid UU)
Okt’ 05
Juni ‘05
32
nr. 78 nr. 77 nr. 76
nr. 75
nr. 74 nr. 73 nr. 72
Wederzijds commitment: studiecontracten in het Utrechtse onderwijsmodel Honoursprogramma’s in Nederland: resultaten van een landelijke inventarisatie in 2004 Interne kwaliteitszorg in twee onderwijsinstituten van de Universiteit Utrecht (dubbelnr.) 76-1, 76-2, 76-3, 76-4 Een model met peer feedback en ‘blended learning’ voor schrijfonderwijs bij Engels: effectief maar ook voldoende? Honours Programmes, Sources of Innovation in Higher Education: a perspective from the Netherlands Het onderzoeksportfolio van de bacheloropleiding Scheikunde, Universiteit Utrecht (2002/2003) Van practicumproef naar de wereld van onderzoek: Project Natuurkundig Onderzoek
nr. 71 nr. 70 nr. 69
Loopbaanontwikkeling met portfolioondersteuning: Faculteit Letteren (UU) Een opstel over academische vorming met portfolio-ondersteuning Plusprogramma’s als proeftuin
nr. 68 nr. 67 nr. 66 nr. 65 nr. 64 nr. 63
Werken met curriculumfuncties
nr. 62
Beter schrijven door feedback van medestudenten (dubbelnr.) Lijnen in het curriculum van de bachelorfase: twee voorbeelden Het onderwijsprofiel van het University College Utrecht Curriculumfuncties in discussie (dubbelnr.) Ontwikkeling van algemene academische vaardigheden in de bachelorfase: ervaringen uit twee proeftuinen binnen de UU Over curriculumfuncties
Wes Holleman
Feb.’05
P.J. van Eijl. M.V.C. Wolfensberger, P.J. van Tilborgh, A. Pilot Herre Talsma, Rudolf de Boer, Wes Holleman
Feb. ‘05
Aug.‘04
R. Supheert, R. Kager, dec.’03 W. Bruins, P. van Eijl, S. Wils en W. Admiraal M.V.C. Wolfensberger, P.J. van Eijl, A. Pilot
Nov.’03
Egbert Mulder & Wes Holleman
Nov.’03
W.B. Westerveld, J.N.H. Nov.’03 van Hoof, P.M. HuismanKleinherenbrink, K.M.R. van der Stam, S.A.M. Wils, P.J. van Eijl Wes Holleman Okt. ‘03 Wes Holleman
Mei ‘03
P.J. van Eijl, M.V.C. Wolfensberger, M. Cadée, S. Siesling, E.J. Schreven-Brinkman, W.M. Beer, G. Faber en A. Pilot P. van Eijl, A. Pilot & H. Grunefeld B.A.M. van den Berg
Mrt. ’03
Heinze Oost & Stephan Ramaekers Wes Holleman & Martin Cadée W. Holleman, P. van Eijl, S. Ramaekers Marike WeltjePoldervaart, Martin Cadée, Wes Holleman
Dec. ’01
W. Holleman, P. van Eijl, A. Pilot, S.
Dec. ’99
Mrt. ’02 Dec. ‘01
Aug. ‘01 Dec. ’99 Mrt. ’01
33
Ramaekers nr. 61
Gevraagd: academicus (m/v)
nr. 60
Naar een interpretatie van ‘academische vorming’
nr. 59 nr. 58 nr. 57
Van VWO naar WO: aansluitprocessen en –problemen in de propedeuse (dubbelnr.) Onderwijsorganisatie en Curriculumontwikkeling Oriëntatie op ‘Honors Programs’, een literatuurstudie
nr. 56
De Keuzegids Hoger Onderwijs: inhoudsanalyse en evaluatie
W. Holleman, H. Oost, J. Milius, I. van den Berg, W. Admiraal H.A. Oost, J.W. Holleman, B.A.M. van den Berg, B. Thoolen, J.J. Milius R. Taconis & J.W. Holleman
Jan.’99
P.J. van Eijl
Jan.’98
M.J.M. Groot Zevert, P.J. van Eijl en F.J.M. Keesen J.W. Holleman & P. Ket
Sep.’97
Sep.’98
Juni’98
Sep.‘97
Sommige Mededelingen kunnen gratis gedownload worden op het volgende webadres: http://www.ivlos.uu.nl/adviesentraining/aanboduniversite/etalagehogeronde/348 63main.html Voor het bestellen van een IVLOS-Mededeling (€ 5,- (dubbelnummers € 8,-) + € 2,50 administratiekosten bij TPG-verzending) kunt u contact opnemen met IVLOS, Heidelberglaan 8, Utrecht, telefoon 030-2534472, e-mail:
[email protected]
34