Het grote geheim van de
ROEPING
DE GEESTELIJKE FAMILIE “HET WERK”
Nr. 23
1
HET GROTE GEHEIM VAN DE ROEPING
D
e eerste vraag in het Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk luidt als volgt: “Welk plan heeft God met de mens?” Het eerste deel van het antwoord is: “God die oneindig volmaakt en gelukkig is in zichzelf, heeft volgens een plan van zuivere goedheid in vrijheid de mens geschapen, om hem te laten delen in zijn eigen gelukzalig leven”. Met weinig woorden wordt hier de wonderbare roeping van iedere mens tot uitdrukking gebracht. God is overstromende Liefde. De Vader bemint de Zoon en de Zoon de Vader en de band van de liefde die hen verbindt is de heilige Geest. Uit loutere goedheid en in volledige vrijheid heeft God de mens geschapen om hem te laten delen in zijn eeuwige gelukzaligheid. Alle mensen die Hij in het leven roept wil Hij laten delen in zijn grenzeloze Liefde. Er zijn veel dingen die voor alle mensen hetzelfde zijn. Denken wij nog maar aan het lichaam met zijn ledematen en organen, aan de gemoedsstemmingen. Ieder mens heeft een eigen wil en verstand, hij heeft gevoelens en het vermogen zich dingen te herinneren. Naast deze gemeenschappelijke eigenschappen die alle mensen verbinden, zijn er tevens aanzienlijke verschillen: karakters van mensen zijn zeer verschillend, ook gaven, talenten en mogelijkheden, gezondheid en fysieke krachten. Zo zijn er eveneens op religieus gebied veel verschillen. In de brief aan de Efeziërs schrijft Paulus: “Aan ieder van ons is de genade geschonken naar de maat, die Christus heeft toegemeten” (Ef 4,7). De maat van de genade die God gebruikt, is verschillend; de opgave in de Kerk of de manier waarop elkeen zijn leven met Christus zal verwerkelijken is verschillend.
3
GOD KIEST MENSEN In het evangelie lezen wij dat veel mensen naar Jezus komen. Zij horen zijn boodschap en zijn onder de indruk van zijn woorden. Ze stellen vragen en velen onder hen zijn bereid hun leven te veranderen. Jezus gaat in op de noden van de mensen. Hij geneest zieken, wekt doden op, houdt maaltijd met vele mensen, ook met mensen aan de rand van de maatschappij en met zondaars. Van sommigen verlangt Hij dat ze alles verlaten, bij Hem blijven en hun hele leven met Hem delen. Daarmee is zeer duidelijk: Gods wegen met de mensen zijn verschillend. Voorafgaand aan Jezus Christus’ roep tot een bijzondere vriendschap en liefde voor Hem en tot een bepaalde opdracht, staat de uitverkiezing door God, zijn hemelse Vader. Dit is een groot en niet te verklaren mysterie. God hoeft zich niet te verantwoorden waarom Hij met sommige mensen bijzondere wegen wil gaan. Hij roept in alle tijden. Jonge mensen stellen zich soms de vraag: waarom roept Christus mij en niet iemand anders? Zijn de anderen daarvoor niet meer geschikt dan ik? Er zijn ouders die vaststellen dat één van hun kinderen grotere aandacht schenkt aan gebed en geloof terwijl toch alle kinderen dezelfde opvoeding en hetzelfde voorbeeld hebben gekregen. Dikwijls zijn jonge mensen gefascineerd door God hoewel zij van thuis uit en in hun omgeving zonder het geloof zijn opgegroeid. Sommige mensen schudden het hoofd als jonge volwassenen die de mogelijkheid hebben carrière te maken of veel geld te verdienen, alles verlaten en intreden in een klooster. Sommige mensen denken zelfs dat ze gehersenspoeld zijn of zich in een abnormaal enthousiasme of in een religieuze trancetoestand bevinden. Aan de oorsprong
4
van deze weg naar God van een bepaalde persoon staat een Goddelijke uitverkiezing. Voor velen is deze niet te begrijpen. GOD DOET EEN BEROEP OP ONZE VRIJHEID Een uitverkiezing door God is geen toevallige gedachte van God die Hij kan veranderen of die de mens zou kunnen veranderen. Een uitverkiezing door God komt voort uit de oneindige diepte van zijn eeuwige goedheid en wijsheid en moet daarom zeer ernstig genomen worden. God geeft ons geen lijst met verschillende levensmogelijkheden en levensopdrachten in de hand daarbij zeggend: “Lees dit eens en kies er iets uit”! Op het ogenblik dat Hij ons in het leven roept, heeft Hij reeds een wijs plan over ons leven, tot in de kleinste details. Hij doet ons geen toevallige voorstellen. Hij biedt ons één levensweg aan die wij in vrijheid kunnen aanvaarden. Hij sluit onze vrijheid niet uit. God is de eerste en de enige die onze vrijheid totaal respecteert. Het behoort tot zijn God-zijn dat Hij precies heeft bepaald wat Hij met ons en voor ons wil. Daarbij respecteert Hij nog onze vrijheid. Ja, het maakt deel uit van zijn grootheid dat Hij met ons verder gaat, ook als wij omwegen, zijwegen of verkeerde wegen inslaan. Hij zoekt ons steeds op en tracht ons terug op de juiste weg te brengen. Hij geeft ons de mogelijkheid neen te zeggen en laat ons toch merken dat ons geluk er slechts in bestaat onze wil in overeenstemming te brengen met zijn Wil. Moeder Julia, de stichteres van de Geestelijke Familie “Het Werk” zegt: “Gods uitnodigend licht dwingt de mens niet. Hij wil dat we Hem in vrijheid en liefde dienen.” JEZUS CHRISTUS ROEPT MENSEN Jezus Christus kwam in de wereld om de wil van zijn Vader te volbrengen en om zijn werken te volbrengen. Reeds in het Oude Testa-
5
ment zijn er bijzondere uitverkiezingen en roepingen: Abraham, Mozes, David, de profeten enz. Deze goddelijke roep, op een weg die anders is dan die van vele anderen, zet zich verder in het nieuw Testament. Hoewel het dikwijls voorkwam dat jonge mannen aan de rabbi vroegen of ze in hun school mochten komen, was het bij Jezus anders. Hij wachtte niet op aanvragen. Het evangelie vermeldt zelfs dat Jezus een man, die bij Hem wilde blijven, naar huis stuurde (vgl. Lc 8,38). Jezus kiest zelf de mensen en roept hen: “Kom en volg mij” (Mt 9,9). Hij vraagt niet of de persoon dit wil. Hij geeft geen reden. Hij doet geen voorstel. Hij zegt alleen: indien je wil, kom dan. De evangelist Marcus schrijft over de roeping van de apostelen: “Hij stelde er twaalf aan om Hem te vergezellen en door Hem uitgezonden te worden om te prediken” (Mc 3,14). Jezus roept diegenen die Hij wil en van wie Hij weet dat de Vader ze geroepen heeft. DE ENGERE NAVOLGING VAN JEZUS Waartoe roept God, waartoe roept Jezus Christus? Er zijn twee zaken: allereerst roept God mensen om Hem van heel dichtbij te volgen, in een innige vriendschap met Hem, in een vertrouwelijke omgang met Hem. Deze mensen ervaren van binnen een verlangen naar meer gebed. Ze voelen zich aangetrokken door alles wat God en het geloof betreft. Jezus ‘eist’ deze bijzondere nabijheid en innige vriendschap niet op van buiten af. Hij legt het als een verlangen in het hart van diegenen die door de Vader uitgekozenen zijn. Dit verlangen is er soms al van jongs af aan. Er zijn zusters die reeds als kind bij de eerste H. Communie overweldigd waren door een droom eenmaal in het klooster te kunnen intreden. Vele priesters waren ooit misdienaar en dachten er toen reeds aan priester te worden. Het eerste doel van de uitverkiezing door God bestaat in de roep en in de uitnodiging Hem geheel en al toe te behoren en een intensief leven met Hem te leiden. Het fascinerende en aangrijpende van deze navolging 6
van Christus in engere zin bestaat erin totaal in te treden in de liefdesgemeenschap en vriendschap met Hem. Dit verlangen naar de Liefde van Christus is zo sterk dat het zelfs door de ideaalste partner of het meest boeiende werk niet kan bevredigd worden, maar enkel en alleen door Jezus Christus. Moeder Julia getuigde eens :
Mijn vreugde is God zelf, de driemaal Heilige. Mijn vreugde is zijn Leven dat mij vervult. Mijn vreugde is zijn Wil die mij roept. Mijn vreugde is zijn Kracht die mij leidt. Mijn vreugde is zijn Hart waarin ik mag wonen.
Het tweede doel bestaat erin zich door God te laten zenden en in zijn dienst te staan. Enerzijds is deze speciale roeping in dienst van de Heer, die men een ‘geestelijke roeping’ noemt, heel persoonlijk. Ze omvat de hele mens, zijn vrijheid en zijn hele leven. Ze bestaat uit een diep verenigingsleven met Christus. Anderzijds staat ze in dienst van de mensen. God wil de hele mensheid redden zoals wij meermaals lezen in de bijbel vooral in het Nieuwe Testament. De oogst is groot. Vele mensen zijn van God afgedwaald. Zij kennen Hem niet. Zij leven zonder Hem in onwetendheid, in de onvoldaanheid van een wereldlijk leven, in schuld en in zonde. God interesseert hen niet of ze hebben angst van Hem. Maar God interesseert zich wel voor de mensen. Hij wil hun geluk en vervulling schenken. Om deze grote oogst binnen te halen, heeft de Heer arbeiders nodig. Hij heeft mensen nodig die de groei van Gods Rijk tot doel van hun leven maken. Iedere gedoopte moet zijn deel in deze grote oogst bijdragen. Ouders moeten hun kinderen in geloof opvoeden, jongeren en volwassenen moeten een uitnodigend en krachtig getuigenis geven van hun 7
geloof. Er is echter toch nog een rangschikking. Van sommigen - eigenlijk zijn het er niet zo weinigen - verlangt God dat de eigenlijke inhoud van hun leven de geloofsgroei bij vele mensen wordt. Daarom doen zij afstand van het stichten van een familie of van andere mooie opdrachten in het leven om zich uitsluitend daarvoor in te zetten. Dit gebeurt in een priesterlijke of missionaire dienst, in onderwijs, in verborgen maar zo waardevol contemplatief leven, in dienst aan de armste en in vele andere vormen van totale overgave aan God. De personen die uitgekozen zijn door de Vader en geroepen zijn door de Zoon krijgen een gave en een opgave. De gave van de roeping is de innige liefdesgemeenschap met Hem. De opgave bestaat erin zich totaal voor de opbouw van de Kerk in te zetten. Men kan het vergelijken met het huwelijk: echtgenoten houden van elkaar en hun liefde wordt vruchtbaar in de kinderen. Gedoopte mensen die een geestelijke roeping in zich dragen, hebben de Heer van ganser harte lief en maken deze liefde vruchtbaar in het apostolaat en in het verwekken van nieuw geloofsleven in hun geestelijke zonen en dochters. HET GEESTELIJK VADER- EN MOEDERSCHAP De geestelijke roeping, dit is de innige navolging van Jezus Christus in de kracht van de heilige Geest, is een zeer vruchtbaar leven. De mens is echt gelukkig als hij nieuw leven kan geven. Wie enkel aan zichzelf denkt en aan zijn eigen geluk, wie zijn tijd, zijn krachten, zijn mogelijkheden enkel voor zichzelf opeist, gaat aan het leven voorbij. Dat zegt Jezus ons zeer duidelijk: “Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden.” (Mt 16,25). Het geluk van de mens is afhankelijk van de maat waarmee hij geeft en liefheeft. Wie een geestelijke roeping ontvangt, 8
is geroepen tot een ongehuwd leven omwille van het koninkrijk van God. Zij hebben geen eigen kinderen maar krijgen geestelijke kinderen. Het leven in volmaakte kuisheid heeft een zeer positief doel: het verwekt nieuw geloofsleven. Priesters, zusters, godgewijde broeders, eremieten, godgewijde vrouwen, missionarissen en monniken zorgen ervoor dat Jezus Christus in de harten van vele mensen wordt geboren, dat zij groeien in geloof en in de liefde tot Jezus, dat zij luisteren naar Gods woord door het getuigenis van de Waarheid en de overgave aan zijn heilige Wil. Afstand doen van het huwelijk is geen afstand doen van de liefde, integendeel! Mensen die tot de engere navolging van Christus geroepen zijn moeten leermeesters zijn van de liefde van God en van de naastenliefde. Het moeten mensen van liefde, geestelijke vaders en moeders zijn. Daarom heeft men terecht de zalige Moeder Teresa van Calcutta met ‘Moeder’ aangesproken, ook al had zij geen kinderen ter wereld gebracht. Daarom spreekt men de priester in de verschillende talen aan als Vader, Father, Pater, Père, Padre enz. Het geestelijk vader- en moederschap schenkt vervulling net zoals het natuurlijk vader- en moederschap. HOE ERKEN IK EEN ROEPING? Met deze vraag zijn vele jongeren en ook (jonge) volwassenen bezig. Het meest voorkomende, belangrijkste en zekerste teken voor een geestelijke roeping bestaat er eenvoudig in dat deze gedachte aan roeping opkomt in het hart en in het denken. De gedachte om priester of zuster te worden is soms al aanwezig in de kindertijd. Enerzijds fascineert deze gedachte en anderzijds beangstigt deze gedachte: “Bedoelt de Heer mij? Roept de Heer mij?” Bijna iedereen die zo’n gedachte bij zichzelf opmerkt, probeert zich op de één of andere manier te verzetten. Men probeert ze te vergeten of weg te denken. 9
Maar ze komen steeds terug. De gedachte aan een roeping of beter de uitnodiging van God om zich totaal aan Hem te geven, ervaart de geroepene in de ogenblikken van stilte en gebed. Daarom vluchten sommigen voor een bezinnende sfeer omdat op deze stille momenten de gedachten, die als onaangenaam worden ervaren, weer terug zouden komen. Zij zijn dan zoals Jonas die voor de opdracht van de Heer vluchtte. De gedachte aan een geestelijke roeping komt ook naar boven bij het lezen van heiligenlevens of in de ontmoeting met mensen die een godgewijd leven leiden. De gedachte komt op als men zich bewust wordt: daar hebben ze mij eigenlijk nodig! God kent de momenten waar Hij door de heilige Geest zijn uitverkiezing aan de geroepene bekend maakt . Wie steeds opnieuw in zijn hart op de gedachte komt dat hij zich helemaal aan God moet geven, moet deze gedachte zeer ernstig nemen. Het is eigenlijk méér dan een gedachte, het is een innerlijke onrust. Deze onrust komt voort van de heilige Geest. Men kan de heilige Geest als de ‘goddelijke onruststoker’ beschuldigen, die de door God uitverkorenen innerlijk aantrekt, lokt, wakker maakt, oproept en aanraakt opdat de uitverkiezing zou aanvaard worden. Maar de heilige Geest gaat niet over onze vrijheid. Men zou zelfs kunnen zeggen dat de mens zich hier kan laten gelden tegen God, ook al kan de mens zich maar schijnbaar tegenover God als de sterkste laten gelden. De ‘overwinning’ van de mens is dat hij Gods wil aanvaardt. Wie zich van de wijze en liefdevolle wil van God laat overweldigen, is geen verliezer maar neemt deel aan de overwinning van Christus over zijn eigen wil. Als Christus in ons heerst dan zijn wij waarlijk vrij. Met deze innerlijke vrijheid, die uit het aanvaarden van Gods wil voortkomt, krijgt de mens dan ook innerlijke vrede. Dan toont de heilige Geest zich als de ‘vredestichter’, als Diegene die ons het geschenk van een onwankelbare innerlijke vrede geeft.
10
GERAAKT VAN BINNEN, GEROEPEN VAN BUITENAF De apostel Johannes heeft die uitnodigende en verlokkende Liefde van Christus heel diep ervaren. Als oude man herinnert hij zich nog dat Jezus tot hem en Andreas zei: “Kom en zie” (Joh 1,39). Hij wist zelfs nog het uur: “Het was omtrent het tiende uur” (Joh 1,39). Volgens onze tijdsberekening, in tegenstelling tot de Joodse, was dit vier uur in de namiddag. Hier wordt duidelijk: roeping is een innerlijk gebeuren. Men kan roeping beschouwen als de ontmoeting van de zachte, vervullende en aangrijpende Liefde van Christus met onze ziel. Deze unieke, persoonlijke ontmoeting kan men haast niet in woorden uitdrukken. Maar het zijn wel onvergetelijke en onuitwisbare ervaringen en indrukken. Ze zijn het liefdesaanbod van God waarin Hij onze vrijheid, ons jawoord en onze overgave vraagt. Ze behoren tot de diepste geheimen van de ziel. Roeping is niet enkel een innerlijke gebeurtenis. Het is ook een uiterlijke roep. Een jongeman vertelde eens dat hij op korte tijd verschillende keren de vraag te horen kreeg of hij er ooit aan gedacht had priester te worden. In het Godsvolk en vooral bij diepgelovige mensen ontdekt men soms een zuiver oordeel over wie een geestelijke roeping in zich draagt. Deze mensen stellen dan de vraag: “heb je er ooit al aan gedacht priester te worden of godgewijde? Denk er eens over na!” Gods wil openbaart zich zelden in verschijningen, visioenen of andere buitengewone dingen. God is veel eenvoudiger. Hij is nuchter en realistisch. Wij mogen zijn eenvoudige en ongekunstelde wegen en werken niet moeilijk maken of in twijfel trekken. Roeping veronderstelt een roep van binnen en van buitenaf. Dat kunnen velen die de roepstem van de Heer gevolgd zijn bevestigen: personen, omstandigheden, een boek of een film, een ontmoeting of
11
een gesprek, een bedevaart en ja zelfs een moeilijkheid of een nederlaag kunnen als een teken zijn waarin God tot die persoon gesproken heeft. Christus roept mensen door mensen. Christus verleent zijn stem aan mensen zodat Hij door hun mond kan spreken, troosten, verkondigen, vermanen en uitnodigen. 2000 jaar geleden toen Hij als zichtbare mens onder de mensen leefde, heeft Hij er enkelen geroepen met zijn stem, met zijn mond, met zijn blik, met een geste. In het evangelie lezen we: “Toen Hij eens langs het meer van Galilea liep, zag Hij Simon en de broer van Simon, Andreas, terwijl zij bezig waren het net uit te werpen in het meer; zij waren namelijk vissers. Jezus sprak tot hen: “Kom, volg Mij; Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.” (Mc 1,16). Wat Jezus toen deed, wil Hij vandaag door ons doen. Met zekerheid hebben priesters en godgewijde mannen en vrouwen hier een bijzondere verantwoordelijkheid: het uitnodigen en het roepen van Jezus verder zetten door hun woord en hun voorbeeldig leven. Er zijn nog andere tekens waaraan men een roeping kan erkennen: de vreugde en het verlangen om zich voor de Kerk en de medemensen in te zetten, de interesse voor liturgische diensten, voor religieuze evenementen, het verlangen naar stilte, de liefde voor de Kerk enz. Gods meedelen van zijn uitverkiezing is echter niet zo ondubbelzinnig dat men niet meer neen kan zeggen of geen twijfel meer ervaart. Hij geeft ons tekens en aanwijzingen te geven. Hij laat ervaringen en belevenissen toe die bijblijven en ons doen zoeken en worstelen. Maar Hij geeft ieder zoveel tekens als hij nodig heeft. Hij voert ook ieder mens langs een andere weg. Roepingsgeschiedenissen zijn zeer spannende verhalen, dikwijls vol humor, soms dramatisch, soms heel normaal, soms buitengewoon, maar altijd treffend. Het zijn verhalen
12
waardoor de vele manieren van werken en de zo verschillende omgang van God met de mensen, bekend worden. WANNEER ERKENT DE MENS ZIJN ROEPING? Mattheus verhaalt ons in de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard dat de eigenaar van de wijngaard de arbeiders in het eerste, derde, zesde, negende en elfde uur heeft aangeworven (vgl. Mt 20, 1-16). Zo gaat het ook in het leven van de geroepene. De ene ervaart zijn roeping zeer vroeg, de andere op een later tijdstip. Bij de ene volgt alles schijnbaar een normale levensloop van de kleuterschool naar de lagere school en het middelbaar onderwijs en dan het naar het priesterseminarie of het klooster. Anderen raken eerst verliefd en geven later die vriendschap op om zich helemaal aan Christus te geven. Er zijn geroepenen die uit een gelovig gezin komen en anderen hebben van God bijna nooit gehoord. God roept zelfs mensen die langs omwegen, zijwegen, dwaalwegen of zondige wegen gegaan zijn tot het priesterschap of het godgewijde leven. Ook dat is een deel van de onbeantwoorde vragen waarom God die wegen toelaat en toch roept, waarom de ene vlug tot zekerheid komt en de andere jarenlang worstelt. God heeft geen schema dat voor iedereen gelijk is. Daarom is het van kapitaal belang om nooit te vergelijken. Elke roepingsweg en elke levensweg is uniek en niet voor herhaling vatbaar. HOE KRIJGT MEN ZEKERHEID? Niemand kan of mag zonder innerlijke duidelijkheid en zekerheid beslissen een geestelijke roeping te volgen. Het is onverantwoord in een moment van geestelijke enthousiasme een zo belangrijke levens-
13
beslissing te treffen. Enthousiasme alleen is nog geen roeping. Gevoelens en enthousiasme komen en gaan. De roep van de Heer toont zich echter ook dan als men geen intense gevoelens heeft. Hoe groeit nu die zekerheid? Dit vraagt een beetje tijd. De mens moet leren luisteren, met zijn innerlijk oor open voor Gods stem die hij in het woord van God en in zijn geweten verneemt. Men moet antwoorden in het gebed, in de stille momenten van aanbidding en meditatie. De rozenkrans, het brevier (bv. elke dag de laudes, de vespers of het avondgebed), het regelmatig opzoeken van het tabernakel of de aanbidding zijn wegen om duidelijkheid te verkrijgen. Een goede raad: zoek de nabijheid van Jezus Christus op en Hij zal je stap voor stap de nodige duidelijkheid geven. Zoek dikwijls zijn nabijheid. De meest intieme nabijheid, ja de echte vereniging met Hem gebeurt in de sacramenten. De biecht, het sacrament van de boete reinigt ons van onze zonden die ons door God worden vergeven. Hoe vaker we biechten en hoe geloviger we dit sacrament ontvangen, hoe meer en hoe beter het licht van de heilige Geest kan doordringen in ons denken en in ons geweten. De deelname aan de heilige Mis, niet alleen op zondag, voedt tevens onze vriendschap met God. Eén van de tekens van een geestelijke roeping drukt zich uit in het verlangen om de heilige Eucharistie dikwijls mee te vieren en de heilige Communie veelvuldig te ontvangen. Een grote hulp voor belangrijke beslissingen is de geestelijke begeleiding. Eerder is reeds gezegd dat God mensen roept door mensen. Daar kan men aan toevoegen: God begeleidt mensen door mensen. Een goede geestelijke begeleiding is van grote waarde voor ons leven met Christus en geeft zekerheid. Een Afrikaans spreekwoord zegt:
14
“Het woord dat je helpt, kan je niet zelf uitspreken.” De betekenis van geestelijke begeleiding geeft Jezus indirect aan met de volgende woorden: “Waarom ziet ge de splinter in het oog van uw broeder, maar niet de balk in eigen ogen?” (Mt 7,3). Zo zegt Hij dat wat anderen betreft, je heel duidelijk ziet maar dat wat jezelf betreft, je blinde vlekken hebt. Wij hebben allemaal blinde vlekken voor wat onze fouten betreft. Wij zien soms zo onduidelijk onze gaven en mogelijkheden, onze overdrijvingen of ons minimaliseren. Om onszelf juist te beoordelen en de juiste weg te vinden hebben wij hulp van anderen nodig. Dat is de opgave van geestelijke begeleiders. Zekerheid verkrijgt men door vele kleine stappen. De weg naar zekerheid is te vergelijken met een bergtocht in een donkere nacht. Een kleine zaklamp volstaat dan. De zaklamp belicht niet de hele weg maar net genoeg om twee of drie stappen te zetten. Als ik die stappen zet dan krijg ik weer licht voor de vierde, vijfde en zesde stap. Dikwijls weten we in het leven niet wat we morgen of volgende week, volgende maand of volgend jaar te beslissen hebben. We weten echter wel wat we ‘hier, nu en vandaag’ te doen hebben. Als we dat dan doen, krijgen we licht en inzicht voor morgen, overmorgen en later. Het is stap voor stap dat Hij zijn weg met ons toont. Op bepaalde momenten van het leven toont Hij ons de hoofdrichting, bijvoorbeeld de weg van het huwelijk of de weg van een geestelijke roeping. Elke dag toont Hij ons de volgende stap en het volgende mozaïeksteentje in het grote mozaïek van zijn levensplan met ons. Wie zich zo inzet en probeert te doen wat hij in het ‘hier, nu en vandaag’ als zijn plicht en opdracht ziet, die zal God niet in de steek laten. Hij leidt zonder dat de persoon het zich steeds bewust is. Grote plannen verwerkelijken zich door vele kleine daden, het eigenlijke jawoord is mogelijk door vele kleine jawoorden. Men kan dus op de vraag, hoe kom ik tot zekerheid in mijn roeping, antwoorden met
15
enkele woorden uit een gelijkenis van Jezus: “Zijn meester sprak tot hem: Uitstekend goede en trouwe dienaar, over weinig waart ge trouw over veel zal ik u aanstellen. Ga binnen in de vreugde van uw heer” (Mt 25,21). Wie in kleine dingen trouw is ontvangt licht en duidelijkheid in grote dingen. DE STRIJD Er is niemand, en er zou ook niemand mogen zijn, die voor het godgewijde, priesterlijke of missionaire leven kiest, zonder eerst een strijd te hebben geleverd. Mattheus, Marcus en Lucas verhalen ons over een jonge man die zich tot de Meester richt en vraagt: “Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?” (Mt 19,16). Deze vraag wijst op een ernstige, gelovige, jonge man. Hij denkt aan het eeuwige leven en weet dat het niet automatisch verkregen wordt. Jezus verwijst hem naar de geboden van God en de jonge man zegt: “Dat heb ik allemaal onderhouden.” (Mt 19,20). Nu stelt hij een tweede vraag: “Wat ontbreekt me nog?” Met deze vraag opent hij zijn hart. Hij is nog niet tevreden en verlangt méér te geven en te doen. Dat is typisch voor een geestelijke roeping: het verlangen naar een ´méér´, de wens om niet enkel een goed leven te leiden, een doorsnee christelijk leven maar om daarboven uit te stijgen. Die jonge man is onrustig. Jezus begrijpt hem dadelijk en antwoordt: “Wilt ge volmaakt zijn, ga dan naar huis, verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen; zo zult ge een schat in de hemel bezitten. En kom dan terug om Mij te volgen.” (Mt 19,21). Jezus roept hem op tot volmaaktheid. Hij roept hem niet voor een religieuze topprestatie maar voor de volmaakte liefde. Hij wil niet alleen een beroep doen op zijn daden maar op geheel zijn hart. Hij roept hem tot een levensen liefdesgemeenschap met Hem. Wil hij dit bereiken dan verlangt de Heer ook dat hij afstand neemt van zijn bezittingen. Hij moet zich helemaal losmaken van zijn materiële goederen om vrij te worden 16
voor iets anders, voor iets nieuws namelijk, voor de persoon van Jezus Christus. Er moet zich een ruil voltrekken: niet materiële goederen maar Christus, niet ikzelf maar de ander, een goddelijk Ander, een Ander in zijn volheid. De evangelist Markus geeft ons nog een belangrijk detail. Hij zegt: “Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak: ‘één ding ontbreekt u; ga verkopen wat ge bezit…’ ” (Mc 10,21). De roeping tot navolging komt uit de Liefde van Jezus’ hart. En deze Liefde kan men slechts beantwoorden met een totale overgave. Mensen die zich in deze strijd bevinden, hebben het er soms moeilijk mee dat Jezus uit Liefde zo’n eisen kan stellen en zo’n onthechting verlangt. Maar wie daarop ingaat en daar telkens opnieuw op ingaat komt door ervaring tot het inzicht: iedere uitnodigende vraag van Jezus is een bewijs van zijn Liefde. Zijn eisen worden niet meer gezien als een moeilijkheid, in de mate dat we de weg van de zelfverloochening durven gaan en we bevrijd worden van de last van de eigenliefde en groeien in liefde. De jonge man kon zijn bezittingen niet achterlaten. Mattheus schrijft: “Maar toen de jonge man deze raad hoorde, ging hij ontdaan heen, omdat hij vele goederen bezat.” (Mt 19,22). Markus schrijft : “Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen, omdat hij vele goederen bezat.” (Mc 10,22). Hij ging niet alleen droevig weg, maar hij bleef ook treurig. Een onbevredigd verlangen bleef in zijn hart achter. Deze passage uit het evangelie leert ons duidelijk dat er geen engere navolging van Christus bestaat zonder het afstand doen, zonder het offer. Het ‘neen’ van de jonge man was zeker ook pijnlijk voor het Hart van de Verlosser. Jezus heeft vele malen het jawoord van mensen gehoord. Daartoe behoren de apostelen die Hij geroepen heeft, 17
de vissers aan het meer van Galilea, de tollenaar Mattheus en de andere apostelen. Ieder van hen was bereid alles te verlaten. Wat hebben ze verlaten? Zij verlieten hun familie, hun beroep, hun thuis. Zij namen afstand van hun levensgewoonten en traden binnen in een nieuwe manier van leven. Deze nieuwe thuis was Jezus en de nieuwe familie die zich rond Hem vormde, was de gemeenschap met Jezus. Een geestelijke roeping is veel meer dan een nieuw beroep. Zij is levensgemeenschap met Christus. Elke jongere die geroepen is, moet zich van iets onthechten. Dat is bij iedereen verschillend. Wat kan Jezus zoal vragen? Afzien van het leven zo uit te bouwen zoals men het zelf graag zou willen. Afstand nemen van de eigen familie waar men is opgegroeid, ook al is het geen absolute scheiding. Afstand nemen van vrienden en bekenden. Afzien van een carrière, succes, aanzien of andere waarden die in zich niet slecht zijn maar niet verenigbaar met de engere navolging van Christus. Niet weinigen moeten ook afstand doen van bepaalde gedachten over zichzelf. Sommigen worstelen met de vraag: ben ik waardig zo een weg te gaan? Daarop kan men antwoorden: niemand is daartoe waardig. Men wordt niet geroepen als beloning voor een goed en heilig leven. Men wordt geroepen om op de weg van de volmaaktheid vooruit te gaan en anderen mee te nemen. Als de Heer roept, mag men zich niet verschuilen achter een ‘onwaardigheid’ dat een oordeel over zichzelf is. Anderen zeggen: ben ik daartoe bekwaam? Daarop kan men antwoorden: Jezus weet wie Hij roept. Hij geeft hulp en kracht om de roeping te leven die Hij gedacht heeft. Er zijn vele geroepenen die hun eigen mogelijkheden ver hebben overtroffen. wat ze vroeger niet hadden gedacht over zichzelf. Wie in geloof op God vertrouwt, overschrijdt zijn eigen grenzen. Er zijn zovele 18
mensen die de volheid van het leven niet bereiken omdat ze grenzen stellen voor zichzelf. Iedere mens heeft grenzen, zei Moeder Julia eens, maar meestal zijn het niet die die men zelf maakt. Het is pas na een tijdje dat men zijn ware grenzen ontdekt en de tot dan toe ongekende mogelijkheden. In de roepingsstrijd worstelt de geroepene met zichzelf en met God. Hij gaat als het ware door een storm. Velen komen in de bekoring de beslissing op te schuiven. Anderen stellen vast dat het verlangen naar een partner evenzeer aanwezig is als het verlangen alleen voor Christus te leven. Dat is geen tegenstrijdigheid. Als men geen goede echtgenote of goede echtgenoot, een liefdevolle vader of moeder kan zijn, kan men ook geen goede priester, broeder of godgewijde zijn. Er zijn vele priesters en godgewijden die in hun jeugd de aantrekking en de schoonheid van de liefde tussen een man en een vrouw hebben ervaren of zelfs verloofd waren. God kan zo’n ervaringen toelaten om zo bewuster een keuze te kunnen maken. Een laatste uitvlucht vooraleer men het grote jawoord geeft, is de bekoring om een goed werk te doen in plaats van zich totaal te geven. Ieder mens moet goed doen en door goede daden het Rijk van God mee opbouwen. Maar aan hen die geroepen zijn zegt God: “Ik wil niet alleen je daden, Ik wil jou.” Ik meen dat het Theresia van Avila was die ooit zei dat we God niet het tweederangs moeten geven maar het eerste en het beste. Er zijn soms mensen die zich de vraag stellen: moet ik dan in het klooster gaan om goed te doen? Natuurlijk niet! Het godgewijde leven is niet primair gericht op het doen van goede werken maar in de eerste plaats op het toebehoren aan Christus. En dat wil de Heer van enkelen: Hij wil hun hart veroveren. Het kan natuurlijk een offer betekenen om iets goeds, ja zelfs om een apostolaatswerk achter te laten en zich helemaal aan de Heer te geven.
19
Een roepingsstrijd kan moeizaam zijn en vraagt dikwijls het uiterste. Het is heel verschillend. Bij de ene is het heftig en kort, bij de ander neemt het meer tijd in beslag. Op de één of andere manier zijn er dikwijls anderen bij betrokken: ouders die niet bereid zijn om hun kind zo’n weg te laten gaan, of vrienden die proberen de gedachte uit het hoofd te praten. Er kan ook een zekere angst zijn: hoe gaan de anderen reageren? Wat, als ik mij vergis? In deze wirwar van vragen en onduidelijkheid is veel geduld, veel gebed en een goede geestelijke begeleiding nodig. Bovengenoemde ervaringen drukken de strijd uit tussen Gods genade en de menselijke vrijheid. Velen hebben deze strijd meegemaakt en hebben uiteindelijk goede beslissingen gekomen. HET OGENBLIK VAN DE BESLISSING Na een tijd van strijd en zoeken, van bidden en vragen komt het ogenblik van de beslissing. Een beslissing rijpt meestal zoals de appel aan een boom. Plukt men de appel te vroeg dan moet men hem er af trekken. Hij smaakt zuur. Dat is een te vlugge beslissing. Tegelijkertijd is er het gevaar om de beslissing steeds maar uit te stellen. Dat kunnen we vergelijken met de appel die niet geoogst wordt. Er komen wormen in en hij verrot. Door de beslissing steeds op te schuiven wordt het niet gemakkelijker. Men wordt angstiger, aarzelend, zwakker. Als men de appel plukt als hij rijp is, dan komt hij zonder veel problemen vanzelf los van de tak. Iemand die verschillende redenen heeft om Christus na te volgen en die van God tekens ontvangen heeft, die moet een moedige beslissing nemen. Er zijn ogenblikken in het leven waarop we met overtuiging een beslissing moeten nemen en alles in Gods weegschaal moeten werpen. Hij kan ons niet ontgoochelen, net zo min als wij Hem kunnen ontgoochelen. Ik ontmoette eens een oude missiezuster 20
die na vele jaren haar familie thuis opzocht. Al pratende vroeg ze mij: “Wat gaat u nu doen?” Ik zei dat ik mijn medebroeder Anton, die priester is, ging bezoeken. Ze vertelde dan spontaan: “Ik heb zoveel te danken aan deze oude priester, ik was in een roepingsstrijd en worstelde met God, ik werd heen en weer geslingerd. Ik sprak met deze, toen nog jonge, priester. Hij luisterde en zei dan: “Bernadette, spring!” Ik ben gesprongen en heb ‘ja’ gezegd, vrijwillig en vol vreugde heb ik ‘ja’ gezegd. De sombere wolken van twijfel en onzekerheid waren weg. De zon is gaan schijnen, zekerheid kwam in mijn hart. Ik heb nooit spijt gehad van mijn beslissing.” De laatste zekerheid komt niet vóór de beslissing maar wel na de beslissing. Vóór de beslissing geeft God ons tekens die de richting aangeven en wijzen naar het doel. Zo kan de beslissing geen denkproces zijn, geen logische gevolgtrekking van aaneensluitende feiten maar het moet een sprong in het geloof zijn om alles achter te laten en zich helemaal toe te vertrouwen aan God. God wil zien dat wij geloven en vertrouwen. Een juiste beslissing is een geschenk. God geeft deze geschenken maar wij moeten meewerken. Hij wil dat we ze voorbereiden en Hij wil dat we op een bepaald moment de aarzeling en twijfel overwinnen en zeggen: nu doe ik de stap. Nu ga ik naar het priesterseminarie, nu ga ik naar het klooster en spreek ik open met de verantwoordelijke zuster. Natuurlijk kan iemand na langere tijd van zoeken tot de vaststelling komen: dit is niet mijn weg. Mijn weg is de weg van het huwelijk of een andere weg. Dan moet men die weg vol vertrouwen gaan. De juistheid van een beslissing toont zich in het feit dat er een innerlijke vrede in het hart komt die blijvend is. Wie met de wil van God leeft, leeft steeds in vrede.
21
MARIA, ONS GROTE VOORBEELD EN ONZE HULP Het mooiste antwoord op de roeping en uitverkiezing van God dat ooit iemand gegeven heeft, is diegene die bestemd was om Moeder van de Verlosser te worden. Maria, de maagd uit Nazareth, sprak in het volle bewustzijn en in ongeschonden vrijheid en liefde: “Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord.” (Lc 1,38). Moeder Julia die het geheim van de roeping zo diep begrepen heeft en waarvan ik vele gedachten heb overgenomen zei eens: “Wees bereid zoals Maria, zodat God in en door u zijn beloften kan volbrengen”. P. Peter Willi FSO
[email protected]
22
Brochures van de geestelijke Familie “Het Werk” 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
Erken, christen, uw waardigheid Paulus en de Kerk Leven met de eucharistische Heer Het geschenk van de zegen Verlossing van zelfmedelijden Hoe kan ik mijn kind helpen om de juiste levensweg te vinden? Over christelijke vergeving De echte christelijke naastenliefde Christelijke volmaaktheid en menselijk perfectionisme De heiligheid en de wonden van de Kerk Opvoeden tot liefde Zalig de zuiveren van hart Wordt andere mensen met een nieuwe visie De wederzijdse aanvulling – een levensnoodzakelijk principe van het kerkelijk leven Hoe gaan christenen met elkaar om? De christelijke hoop Meditaties over het gebed “Maria, Zetel der Wijsheid” De interreligieuze dialoog Wegen naar de innerlijke vrede Hoe werkt God? Geloven met Moeder Julia Het mysterie van plaatsvervanging – onze zending als christen in de wereld Het grote geheim van de Roeping Het priestercelibaat
23
© 2015 De Geestelijke Familie “Het Werk” www.hetwerk-fso.org Huize Het Korenveld Wilmenweg 1A NL-6447 AW Merkelbeek Moeder Julia-huis Moerput 7 B-8940 Geluwe Huize Damascus Place de Villers-St. Amand 2 B-7812 Villers-Notre-Dame
Brochures van de geestelijke Familie « Het Werk » - Nr. 23 24