1
Na gevoerde gesprekken met diverse mensen en ook vaste bezoekers van deze Pauluskerk, blijkt dat er maar bedroevend weinig zijn die iets weten over de symboliek al dan niet verborgen in deze kerk. Na deze ontdekking en aandrang van een aantal collega ambtsdragers is het plan geboren om een verhaal op te zetten dat er toe bij zal dragen dat deze symboliek voor een ieder meer toegankelijk zal zijn naar ik hoop. Het bekijken van de kerk en de kennismaking met de symboliek is niet meer mogelijk, want de Pauluskerk is inmiddels afgebroken. Om alles te kunnen vertellen is bijna een boekwerk nodig, ik beperk me dus tot de hoofdlijnen. Zo rond het jaar 1956 kreeg de architect Barend van Veen van het toenmalige College van Gecommitteerden tot de Zaken der Hervormde Gemeente te Rotterdam de opdracht tot het ontwerpen van een nieuwe kerk. Deze zeer inspirerende en bevlogen architect heeft hieraan op uitstekende wijze voldaan. Gesteund door zijn geloof in de Opgestane Heer en ook met de inspirerende steun door studie van de inmiddels in 1988 overleden prof. Friedrich Weinreb, de grote kenner van de bronnen van het oude joodse weten. Maar wat bewoog Barend van Veen bij het ontwerpen van de Pauluskerk? Hij heeft deze bewogenheid als symboliek, min of meer verborgen achter een soort van schutting. Wij mensen doen dat ook wel eens, bijvoorbeeld, door het plaatsen van een soort Gamma- schutting of een volgroeide heg op de scheiding van je achtertuin, met de bedoeling je voor de buren of pasanten te verbergen bij het zonnebaden of om andere nog denkbare redenen. Barend van Veen heeft dat ook gedaan, maar dat komt straks. Nu wij toch binnen deze kerk zijn begin ik eerst met de muur. De muur waarvoor in het ontwerp de Avondmaalstafel, de kansel en de doopvont geplaatst zouden moeten worden als delen voor de liturgie, de eredienst. Die muur veronderstelt dan de achterzijde van een tent, vier staande betonnen kolommen ondersteunen het doorgebogen dak ofwel (tentdak).
Het gehele centrum voor de liturgie wordt dus een tent, in de vertaling: tabernakel, als symbool van Gods aanwezigheid te midden van zijn volk. In de beroemde zinsnede gevat die begint met de woorden: “Ja, het Woord is vlees geworden!” en er wordt vervolgens gezegd dat het Woord onder ons zijn tent is komen opslaan. De tent der getuigenis, de tent der samenkomst voor de gemeente die op weg is.
2 Wie via de voordeuren de kerkruimte dan zou binnengaan, ziet voor zich, aan het einde van een dalend pad die grote grijze barricade. Een onherroepelijk einde waartegen men letterlijk dood- loopt. De ervaring leert dat een dergelijk groot grauw vlak, als achtergrond van ons blikveld, een beangstigende uitwerking gaat krijgen als men daar werkeloos naar zit te staren. Er zijn veel mensen die dan evenwichtsstoornissen of een leeg gevoel krijgen en zelfs in zeer bijzondere gevallen flauw dreigen te vallen. Want een dergelijke wand geeft namelijk geen houvast (geen informatie). Die wand is dodelijk, ---dodelijk vervelend. Dit wetende reserveerde Barend van Veen die muur voor een “kunstwerk”. Eerst dacht hij aan een wandschildering en aan een groot ruw kruis of een citaat uit de Bijbel. Maar dergelijke clichés worden veelvuldig toegepast en hebben evengoed iets vervelends. Nee, het moest een duidelijker boodschap hebben, het moest iets oproepen dat de dodelijke wand tot leven zou kunnen wekken, iets opgewektst. Het grote geluk was nu, dat hij in die dagen met de kunstenaar Ger van Iersel bevriend raakte die hem daarvoor de oplossing zou gaan schenken.
En zo werd dan “het venster” geboren, het juiste antwoord op “de muur”, op dat onherroepelijke einde, op de dood. Een venster zou het worden op het LEVEN in al zijn feestelijke kleuren. Barend van Veen en Ger van Iersel vonden samen die “doorbraak”. En zo ontstond, als vanzelf, het symbool voor het paasmysterie, het feest van het doorbrekende licht, van de verlosser en de bevrijding uit de verstarrende eenzijdigheid van de dood. In dat gat in de muur, dat kunstwerk in glas en beton openbaart zich “de Gehangene”, die door Zijn offer de gespleten wereld van de mens weer tot eenheid brengen wil. Nu iets over de drempel. Wie let er nog op hoe je een gebouw binnen gaat? Iedereen wil toch zo gauw mogelijk “ter plekke” zijn om dan weer snel en gemakkelijk die plaats te verlaten. Zo kan het gebeuren dat bouwkunst ergens in conflict komt met een bouwkunde die comfort najaagt. Een vormgever kan een bepaalde “boodschap” belangrijker vinden dan wat de technicus voorstaat. En zo liggen dan daar in het ingangsportaal van de kerk die vier zwarte treden als een barrière. Een drempel die men nemen moet. Vier volkomen overbodige hindernissen. Overbodig want zij hadden evengoed de kerkvloer lager kunnen aanleggen, vooral ten gerieven van gehandicapten, die nu een zijuitgang moeten kiezen. Er is dan ook wel gemopperd over die drempel, maar het zal direct wel duidelijk worden, ze liggen daar om iets te vertellen. Hun verhaal luid onder meer: “Houd je pas in, ·want hier komt iets waardevols”. Maar er is iets met die drempel, met die toegang tot de kerkruimte nog iets aan de hand. Gewoonlijk zie je die drempel niet, vanuit de buitenwereld.
3 Acht schuttingachtige deuren straatdeuren beschermden aanvankelijk het zicht op deze ingang. Dat is niet zomaar. Het was namelijk opzet om “de drempel” te verbergen en op deze manier te “heiligen”, d.w.z. bijzonder te maken. Van die deuren resten nog de vier voornaamste. En zo is eigenlijk het gehele z.g. sacrale deel van het Pauluskerkcomplex omhuld door een inleidend, op de vier deuren na, open gebied, een profaan gedeelte dat letterlijk openstaat naar de stad. De glazen wand maakt bovendien een uitnodigend gebaar doordat die, van de straat af gezien, wat terugwijkt. En het is goed dat er in die wand nu ook een glazen deur gekomen is die mee uitnodigt om binnen te gaan om elkaar te ontmoeten. We naderen nu de hoeders van de drempel.
Nog even iets over die vier dwaze treden. Waarom iets in een ontwerp zo moet zijn, en niet anders. Waarom hier geen drie stappen omhoog? De drieslag geeft de indruk, dat het af is. We hebben het dan over “drie- eenheid” en nooit over een “vier- eenheid”. Een, twee drie in Gods- Naam, …het is klaar. Vanouds verbond men aan de vier, aan het vierkant, het begrip strijd. Waarom dan toch die vierde hier? Juist omdat het hier, op de drempel naar een andere wereld, om strijd gaat en om oriëntatie. Dit lijkt een omstreden onderwerp, nl. iets wat op kabbalistiek lijkt. De symboliek van het getal. Getallen daar kun je mee rekenen maar, maar je kunt er ook mee vertellen. Dat wordt in de Bijbel regelmatig gedaan. Voor ons moderne mensen is de zin daarvan volkomen verloren gegaan. Maar het is zeker dat de notie over de diepere betekenis van de getallen in het onbewuste van veel mensen zorgvuldig is bewaard gebleven. Als nu de intuïtieve waarde van de getallen een realiteit is, dan brengt elk getal, elke verhouding en elk ritme, zijn zeer speciale ervaring en emotie mee. Als dat zo is, dan heeft de vormgever van onze omgeving de plicht daarmee rekening te houden. Een vierde stap, een vierde trede, heeft iets radicaals. Je stapt dan uit een zekerheid in een ongewisse realiteit, in een soort vierde dimensie. Hier is die vierde trede dan ook anders dan de drie voorgaande, ze breidt zich uit tot een vierkant, de basis van de holle kubus die het voorportaal van de kerk vormt. Ze loopt uit tot aan de beide deuren die het portaal scheidt van de kerkruimte. De vierde is “het einde”…het gevreesde…Dat einde is een paradoxale ervaring. Want een einde kan ook weer een begin worden. Over die paradox vertellen overigens de twee deuren ons meer. Paulus en Petrus zijn daarop door Ger van Iersel uitgebeeld in hout intarsia. Ze nemen de plaats in van dat men oudstijd drempel of dorpelwachters noemde.
4 De Chirups als dorpelwachters
Deze hadden tot taak de mensen af te schrikken en tegelijkertijd waren ze fascinerend. Ze drukten iets uit over de hel en de hemel, ze hadden soms vissenstaarten en vleugels, stierenlijven en arendskoppen. Ook kwam het voor dat ze van boven engel waren en onder beest.
In het oude Assyrië stonden bij de ingang van de tempels de Kirubi of Cherubim als ‘schatbewakers’ en in China werd die taak vervuld door draken en griffioenen. Iets van die Cherubs hebben ze nog. Is Petrus niet geworden tot de bewaker van de hemelpoort? En draagt Paulus volgens de traditie niet het zwaard? Toch is er iets essentieels veranderd sinds Pasen en Pinksteren. Het dierlijke en het engelachtige is menselijk geworden. Op deze grens waar deze wachters staan, zijn die wezens uit de diepte opgestegen en uit de hoogte neergedaald… En hier zijn het dan Paulus en Petrus die aan de poort staan met hun attributen, het zwaard en de sleutel. De wezens, de “dieren” zijn menselijk geworden en hebben een boodschap ontvangen, het WOORD. Die schat mogen ze, aan wie horen wil, overdragen. Nu heeft het onbestemde een stem gekregen, het ongehoorde heeft een oor geopend en is geopenbaard. De verlammende vrees bij het zien van de grens, bij het staan aan de poort waar het aardse leven eindigt. Het gelaat van deze drempelhoeders is niet te vinden. Want ze dragen het WOORD dat verlossing brengt en waarvoor ze de marteldood trotseerden. “Dood! Waar is uw prikkel, hel, waar is uw overwinning” zo schreef Paulus ( 1 Kor. 15: 55). Paulus draagt het zwaard van het WOORD en Petrus de sleutel tot het WOORD. Ze zijn beiden ook dragers van het WOORD dat in hen leeft. Sinds Jezus Christus weten we dat het flikkerende zwaard van de Cherubs, op de grens van de hof van Eden, in Zijn hand is gelegd. En dat zwaard opent de weg naar het nieuwe leven. Hij heeft gezegd dat Hij gekomen is om dat zwaard te brengen (Math: 10:34). Het zwaard in Paulus hand is een teken van zijn martelaarsschap maar het is vooral ook het symbool van het WOORD dat onderscheid, dat de leugen en de illusie van de waarheid en de realiteit, scheidt. Het is het scherpe zwaard dat in al datgene snijdt wat met ongerechtigheid en liefdeloosheid te maken heeft. In Openbaring 1: 16 lezen we “uit Zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard” en in Openbaring 2:16, “Ik zal strijd tegen hen voeren met het zwaard van mijn mond.” De sleutel die Petrus draagt wordt gewoonlijk geduid als een sleutel van de hemelpoort. Hij past op de deur die naar de bevrijding voert. Ook deze sleutel heeft te maken met het verlossende WOORD, waarna Johannes de evangelist zegt: dat het in den beginne bij God was. Het is die sleutel die wetgeleerden verduisterd hebben en het heeft er veel van dat sommige van onze theologen daar ook veel aan gezondigd hebben.
5 Want er staat in: Lucas11: 52, “Wee u wetgeleerden, want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen, zelf zijt gij niet binnen gegaan en hen, die trachten binnen te gaan, hebt gij tegengehouden.” De kern van die ‘kennis’ is de liefde, zoals we weten. Die kennis wordt ook gnosis genoemd. Dat is een fel omstreden begrip want voor de rede is het een onduidelijke zaak. Maar zonder die liefdevolle kennis kom je nooit binnen in het mysterie van ”de weg de Waarheid en het Leven”, de goddelijke liefde. Daar moet je je voor openen en zonder die openheid blijf je ook blind voor de taal die de Pauluskerk wil spreken. Je kunt deze kerk ook zonder sleutel binnengaan, zonder kennis van het WOORD. Het mag duidelijk zijn dat je dan niet echt binnenkomt. We kunnen geen inzicht krijgen in de Weg naar verlossing buiten de kennis van en de ontmoeting met het WOORD.
De laatste letter van het Hebreeuwse alfabet de Taw, neket sla tem ת het kruis en met de getalswaarde 400 (100 maal 4). En zoals we nu weten, 4 is de drempel die we over moeten om echt binnen te komen.
De vierde letter van het Hebreeuwse alfabet is toevallig de dalet ד met als symbool “de deur”.
Maar nu de Kwintessence
In de het verhaal hiervoor waren we genaderd tot de drempel en daarmee tot het einde gekomen van het voorportaal. Die ruimte heeft, door haar kubesachtige beslotenheid, iets van een voorhuis. Dit overdenkende komt de tweede letter van het Hebreeuwse alfabet in zicht, De beet, בdie het huis’ wordt genoemd. Daarvan wordt gezegd dat het deze wereld voorstelt waaruit al onze belevingen, verhalen en vormen voortkomen. Het zal geen toeval zijn dat het scheppingsverhaal van onze wereld begint met deze tweede letter ‘het huis’ en niet met de eerste. Die letter beet ב, dat huis, dat voorhuis waarmee, extra groot geschreven, het boek Genesis begint: In het begin… De vorm van die letter heeft ons al iets te vertellen. Haar kubusvorm is aan één kant open. Het is dus een open huis en wel in de richting van de daarop volgende letters, woorden en verhalen.
6 Je kunt er ook een open mond in zien met een boven en een onderlip, een hemel (verhemelte) en een tong die de woorden proeft en vorm geeft (“vlees” laat worden). Zonder die twee kan het woord niet gerealiseerd worden in de ruimte. De beet verbeeldt in zijn vorm al, wat de consequentie zal zijn van de scheppingsdaad: de polariteit. “De schepping begint met de tweeheid” zo schijnt de bijbel op beeldende en dichterlijke wijze te willen vertellen. En dan volgt inderdaad het verhaal van scheidingen tussen boven en onder, licht en donker, mannelijk en vrouwelijk, en zo meer. En zo zien en horen we hoe een wereld eerst ontstaan kan wanneer er tegenstellingen mogelijk zijn. Dat verhaal komt dus voort uit die grote beginletter, dat voorhuis dat deze wereld is waarin we leven, een wereld vol spanning, tegenspraak en duisternis, een donkerte waarin het Evangelie licht heeft willen brengen. Het voorhuis van de Pauluskerk, met zijn nacht zwarte vloer en wanden heeft op de twee ingangsdeuren na dat licht: twee maal twee lichtbundels begeleiden de beide apostelen, de drempelhoeders en ze willen ons voorlichten op het pad naar de “kwintessence”. Het werkelijke verhaal.
Bij deze deur (en), bij de dalet ד, de vier begint het pas echt. De dalet דis het begin van het kwadraat.
De gimel ג,de kameel Nu is de derde letter de gimel ג, de kameel genaamd. En die kan ons, als wij daar toe bereid zijn, het huis uitdragen de drempel over. Ik meen dat wij de gimel mogen associëren met de “drift”, maar evenzeer met “gedrevenheid” of geroepen worden, met het “Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop” (Openb. 3:10). Als het goed is draagt hij ons dus het huis uit, over de drempel en door onze woestijn. Want zo ziet de bijbel onze aardse levensweg, als een woestijntocht. De woestijn is het spanningsveld dat door polariteiten wordt opgewekt, een veld waar de spanning hoog op kan lopen. Zo is er het verlangen naar het beloofde land en het heimwee naar de vleespotten van Egypte, het verlangen naar de verlossing, het vaderhuis, en het heimwee naar de moederschoot, de verslavende roes. Dat is het oude verhaal waar ieder zichzelf in kan terugvinden.
7 Dalet ד, Ook de dalet ד, de vier is meer dan zomaar een deur. Het is een cruciaal moment in ons leven. Of het nu om de keuze gaat: over de drempel gaan of terugkeren in slavernij, of om “opnieuw geboren worden”, om een sterven of om een geboorte, een vlucht of een verhuizing, het gaat altijd om het opgeven van zekerheden. En om dat te kunnen is vertrouwen (geloof) nodig. Alleen dat vertrouwen kan ons verlossen van de drempelvrees. Drempelvrees is in feite doodsangst en levensangst (faalangst) in één. Kortom, we vrezen het “einde”. taw H ת Het einde van het alfabet is de letter taw תen die wordt het kruis genoemd en heeft de getalwaarde 400. Daar zit weer die drempel, die vier in. Nu heeft het kruis twee balken en dus vier eindpunten. Maar in het midden bevindt zich een vijfde punt, de kwintessence of de navel. Dat is het punt van de verlossing van onze doodsangst, voor de vrees voor het verlies van ons ik dat we als as willen vertrouwen, waar de wereld op draait.
Als we van deze fictie bevrijd zijn, als we het kruis, de werkelijkheid durven opnemen, krijgen we uitzicht op onze toekomst en inzicht in onszelf. Zo krijgen we dus twee vensters. Dan gaan ook de twee deuren open. Wat we dan zien is de kwintessence van de Pauluskerk: het venster. taw en H gimel )leemak ed( ג Maar ook het tweede venster ligt dan voor ons. Dat is de doopvont. In het water, dat eigenlijk altijd in het bekken zou moeten zijn, weerspiegelt zich het venster, zoals de zon zich spiegelt in de maan. Nu is de vijfde letter de taw ( תonze letter H) en die wordt het venster genoemd… De doopvont is de navel, het punt waar de Pauluskerk om draait, Daarheen wil de gimel ( גde kameel) in ons, ons heendragen.
De weg naar het water. Als de deuren naar het voorportaal open gaan dan ligt daar voor ons een afdalende weg die rechtstreeks naar de doopvont voert. Als het ware naar de oever van de Jordaan. Dit pad loopt niet in het midden maar wat excentrisch door het bankenblok. Het zou niet gepast zijn om een volmaakte symmetrie te suggereren in een (Christelijke) gemeenschap die “op weg” is. Immers, ons geloof is iets dynamisch en, als het goed is, is een kerkgebouw geen evenwichtig eindpunt, geen hemel op aarde.
8 De Doopvont
En daar dan voor ons staat het bekken met het doopwater. Een vont, rond en alzijdig, symmetrisch als een punt en een cirkel. Als een navel in het lichaam van de kerk. Persoonlijk verkeer ik in de vreugdevolle en dankbare positie dat ik drie kleinkinderen heb: Lianne, Julia en Elvira die in deze Pauluskerk het teken van de doop hebben mogen ontvangen.
Een moederlijk symbool dus. Water heeft iets dubbelzinnigs. Het voorziet in de allereerste levenbehoefte. Het kan dan ook een symbool zijn voor “leven” – levenswater – vruchtwater – Maar water kan ook “de dood” betekenen, je kunt er in ondergaan en verdrinken. Zo werd de Jordaan, de rivier waarin Joden gedoopt (gereinigd) werden, wel gezien als doods- rivier. Het is een diepe gedachte dat je door de dood gereinigd wordt van je onzuiverheden, je zonden. In dit licht kunnen we ook het woord van Jezus zien: “ wie zijn leven behouden wil, die zal het verliezen”. Het ware Leven gaat dwars door de dood. Daarom staat hier de doop als een onontkoombaar moment of obstakel vóór de Avondmaalstafel, een uit graniet gehouwen, niet te verplaatsen monument, omgeven door een paar gevaarlijke treden, die ons nog verder omlaag voeren. Dat die treden ook als gevaarlijk werden ondervonden heeft geleid tot het incidenteel bedekken van dit “gat” naar de veilige begane grond. Dat is jammer, want zo vervalt iets van de notie over het gevaar dat het Christelijk geloof met zich meebrengt, namelijk het op je nemen van het kruis, de kruisiging van je persona, je onwaarachtig masker, in navolging van Jezus. En aan de andere kant de waarschuwing voor de “val”, de verlokking van de terugkeer in de moederschoot, d.w.z. het willen opgeven van je verantwoordelijkheid, het zich een roes willen drinken aan de tijd, de uitzichtloze verdrinkingsdood… Gelukkig is er nu een goede oplossing gevonden, waarmee min of meer bij toeval iets van de symboliek van het kruis zichtbaar is geworden. Immers een (wegneembare) omrastering heeft vier openingen, alsof er een kruis over deze cirkelvorm is gelegd . dalet ד
In het voorgaande beeld zagen we dat de vierde letter van het Hebreeuws alfabet, de dalet ( דde deur) al iets te maken had met een gevarenzone, een moeilijke overgang. En nu krijgen we met de vier te doen op een hoger niveau, het getal veertig.
9
De mem. Dat is de getalswaarde van de dertiende letter, de mem ()ם De mem wordt “vertaald” met “water”, dat steeds voortvloeiende en ongrijpbare mysterie van ons aards bestaan. De tijd van ons leven vloeit weg door onze vingers; “niets is hier blijvend” ; elk moment sterft zodra het verschenen is. Velen hebben dan ook het gevoel te verdrinken in die stroom, om te komen in een eindeloze informatievloed, een ware zondvloed. Veertig, is het getal van de “beproeving”. Zo trekken de Joden veertig jaren door de woestijn, wordt Jezus veertig dagen in de woestijn verzocht, enz. Het is dan het geloof, het vertrouwen in de liefde van de VADER, dat ons redden kan. Wie dat vertrouwen niet bezit, wil de weg niet volgen en gaat terug naar de vleespotten van Egypte, naar de welvaartstaat. En dat komt eigenlijk neer op een terug willen naar de moederschoot, een verkopen van je ziel aan de duivel. Maar dat betekend ook, een zich laten verleiden om met ijzeren logica, met de techniek van stenen brood te maken en zich de macht over de natuur toe te eigenen om in die machtroes te vergeten dat we sterfelijk zijn. Het is die eeuwige vicieuze cirkelgang van de tijd die vorm kreeg in de omcirkeling van het doopbekken. Het is het kruis dat die cirkel openbreekt, doorkruist. Het kruisoffer verlost ons uit de ban van de tijd, van het gif van de slang. Dat kunnen we ook hier zien, namelijk in de weerspiegeling van de Gekruisigde van het venster, in het doopwater. Rond, alzijdig- symmetrisch is de doopvont, als een eindpunt. Maar ook als een nieuw begin, als de cirkel doorgebroken wordt en we verlost zijn van de eeuwige wederkeer. Want door de doop worden we gereinigd en voorbereid tot het Heilig Avondmaal waar het ‘brood’ gebroken wordt. De Tafel.
En zo staat dan ook hier de tafel klaar als we de doop zijn gepasseerd en het kruis van ons aardse leven hebben aangenomen. Het was de opzet dat op deze tafel (een houten “plank” die op twee zware stenen rust) een geopende Statenbijbel zou liggen, geflankeerd door twee drie- armige kandelaars. Het geopende Woord, het Testament voor iedereen bereikbaar. Dat leek aanvankelijk een haalbare zaak.
De kandelaars liet de architect speciaal voor deze tafel smeden. De bedoeling was om daarin de kaarsen zoveel mogelijk te laten branden. Dat bleek natuurlijk al vlug een illusie, evenals een altijd met water gevuld doopvont. De twee maal drie armen roepen herinneringen op aan de Joodse menora, de zevenarmige kandelaar waaraan dus hier, de middelste zevende vlam ontbreekt. In plaats daarvan, hoort het Evangelie te liggen. Want dat is het Licht dat de zes “kaarsen” van het leven kan aansteken. Die “zevende vlam” is de boom des levens. Op die plaats moet men zich de herrezen Heiland denken, die zijn leven geeft voor ons.
10 Het is de bedienaar van het Woord die hier op deze plek, plaatsvervangend staat en hoog boven hem zien we zijn beeld, zegenend verrijzen in het venster.
De Duif En dan geheel omhoog de duif van de Heilige Geest, waarin men zonder veel moeite weer de vorm van de doopvont zal herkennen. In deze figuur wordt de kop gevormd door een driehoek en de staart door een gedeformeerd vierkant. Daarin mogen we het Verbond zien tussen geest en materie (3 en 4, dat resulteert in 7). Het is het neshama, (de goddelijke ziel) en de nefesh, (de dierlijke ziel) met daartussen de roeach (geest of adem) die zweeft op de wind.
De vleugels van de duif van het venster kregen de vorm van het doopbekken, van de schoot, van het “vat” (Maria) met het bittere doodswater dat door de Roeach, Gods adem, tot “wijn” wordt (op de avondmaalstafel). En dan gaan de vlammen neerdalen, gaan de kaarsen branden door de uitstorting van de Heilige Geest. Dan zijn we aan de zevende dag voorbij en is het volbracht. Het Roosvenster
En nu dan het kunstwerk in glas en beton, het roosvenster. We zien de “Mensenzoon”, de meest beproefde uitgebeeld als de heler van een gebroken wereld, onze wereld, mijn wereld. We zien hoe Hij door de acceptatie van het kruis onder met boven verbindt en zo onze wereld tot een EENheid terugbrengt.
Zien we nu de doopvont als een beker vol bitter water, dan kunnen we bij het beschouwen van de voorstelling ook zeggen dat Hij die beker gedronken heeft en zo de opstanding, de wedergeboorte heeft mogelijk gemaakt. Want is deze gebroken cirkel, onze wereld, niet een beker vol dodelijk bitter water? Verder zien we in dit roosvenster hoe deze wereld feitelijk een wereld is vol kleurige scherven, vonken van een gebroken wit hemels licht. Het is een gave om die goddelijke vonken te herkennen in de duisternis van ons bestaan; om ze vooral ook te zien in de ander en ze te wekken, in plaats van te oordelen. Het venster wil ons de vreugde verkondigen van de achtste dag, van de dag die eigenlijk niet kan bestaan, we kennen er maar zeven. Die vreugde van Pasen. Dat heeft Ger van Iersel willen weergeven met dit venster. De vreugde van het weten dat er een doorbraak is in de starre muur van het einde. Dat er altijd weer een nieuw begin mogelijk is en dat de breuk tussen de Schepper en het schepsel in principe geheeld is en dat wij alleen maar vertrouwen moeten opbrengen om dat te ervaren. Alleen in dat vertrouwen kunnen we de vonken zien in de harten van onze naasten.
11 We kunnen het ronde venster ook zien als een gebroken vat, een gescheurd doopvont. Het hoofd van Christus vormt het midden van waaruit de wereld telkens weer geschapen en de mens herboren kan worden. Die vogel in het venster verbeeldt dan ook tegelijkertijd dat verheerlijkte doopbekken, die moederschoot waarin het mannelijke zich in liefde verbindt met het vrouwelijke, het vuur (de driehoekige kop van de vogel) met het water. Die vogelkop verwijst naar de vlam van de uitstorting van de Heilige Geest, van Pinksteren en dus naar de 50e dag na Pasen als de Geest vaardig geworden is. Daarom staat in de Pauluskerk de doopvont op een zuil, een voetstuk en wanneer het gevuld is spiegelt het water die vogel, dat licht, dat vuur van de goddelijke liefde. De Pauluskerk en orgel De Pauluskerk is vooral gedacht als een ruimte voor hen die in de schaduw leven, voor diegenen die er geen gat meer in zien. Voor hen is dit venster. Maar zonder het “verklarende Woord” blijft het beeld dat het venster geeft, de emotie in de lucht hangen. Daarom staat hier die hoge preekstoel. Maar de Pauluskerk was niet bedoeld als preekkerk. De opdracht was allereerst, het maken van een ruimte voor de liturgie Dat betekende dat er een goede zingakoestiek zou moeten zijn en een voortreffelijk orgel en ook dat was aanwezig. Ik hoop nu dat deze toelichtingen iets van de zin van de symboliek en vormen in de Pauluskerk verklaard hebben, hoewel ik mij kan voorstellen dat deze poging tot verheldering ook verwarring brengen kan, maar elke tocht naar het licht gaat via verwarring, gaat door de schaduwen…
De kerk is officieel geopend en in gebruik genomen op zondag 5 juni 1960 en november 2007 is het slopen van de kerk gestart.
Jan van Lieburg 18 oktober 2006