Het effect van progressieve ontspanningstherapie, autogene ontspanningstherapie en ademtherapie bij verschillende patiëntengroepen E.E. Bour, L.C. Hogeterp, R.L. Kok, W.N. Snel
Samenvatting Achtergrond Adem- en ontspanningstherapie is bij een grote patiëntenpopulatie toe te passen. Vanuit de particuliere praktijk is er vraag naar een indeling welke vorm van ontspanningstherapie het meeste effect heeft bij verschillende patiëntengroepen. Doel Het doel van deze studie is te onderzoeken welke vorm van ontspanningtherapie het meeste effect heeft bij verschillende patiëntengroepen. Methode Er is gezocht op de volgende databases: Medline, Cochrane Library, Pubmed, PiCarta en Scholar Google. Hierbij is voornamelijk gezocht op systematic reviews en RCT’s. In totaal zijn 29 artikelen gelezen en beoordeeld aan de hand van de criterialijsten van Cochrane. Resultaten Van de 29 artikelen zijn er 18 als bruikbaar beoordeeld. Vijf artikelen waren twijfelachtig. Deze resultaten zijn wel meegenomen maar er wordt rekening gehouden met de matige kwaliteit van het onderzoek. Zes artikelen zijn afgekeurd omdat deze onvoldoende valide en toepasbaar waren. Uit de 23 artikelen die zijn meegenomen zijn 42 conclusies getrokken. 53,3 procent hiervan was van goede kwaliteit. De overige 46,7 procent was van matige kwaliteit. Conclusie Gezien de vele discussiepunten tijdens dit literatuuronderzoek, is het moeilijk om conclusies te trekken. Wel zouden aan de hand van deze literatuurstudie de volgende uitspraken kunnen worden gedaan: • Bij spanningsproblemen zou autogene ontspanningstherapie en ademtherapie het meest effectief zijn. • Bij psychische problemen kan voor zowel progressieve ontspanningstherapie, autogene ontspanningstherapie en ademtherapie gekozen worden. • Bij functionele problemen kan volgens deze studie beter voor een andere interventie gekozen worden dan progressieve ontspanningstherapie, autogene ontspanningstherapie en ademtherapie. • Bij spanningsklachten met een specifieke somatische oorzaak zou progressieve therapie het meest effectief zijn. Sleutelwoorden Progressieve ontspanningstherapie, autogene ontspanningstherapie, ademtherapie.
1
Introductie De laatste jaren richt de gezondheidszorg zich steeds meer op de patiënt in zijn geheel. Wat betreft fysiotherapie vindt er een verschuiving plaats van het werken op voornamelijk stoornis niveau, naar het werken volgens het meerdimensionaal belastingbelastbaarheids-model (MDBB-model) (Hagenaars e.a , 1996). Het MDBBmodel gaat er vanuit dat klachten van de patiënt niet alleen somatisch te verklaren zijn, maar hebben ook te maken hebben met cognities, emoties, gedrag en omgevingsfactoren. De relatie tussen het psychisch functioneren en het hebben of herstellen van lichamelijke klachten komt meer en meer naar voren. Bij een groot scala van gezondheidsproblemen speelt deze relatie een belangrijke rol. Je kunt denken aan spanningsklachten die ontstaan door problemen op participatieniveau. Bijvoorbeeld bij hoge werkdruk, huwelijksproblemen of bij overlijden van een familielid. Spanningsklachten kunnen ook ontstaan door problemen op stoornis niveau. Bijvoorbeeld bij status na een hartoperatie. Uit eerder onderzoek is gebleken dat adem- en ontspanningstherapie (AOT) bij onder andere hartpatiënten (Dixhoorn J van, 2005), reuma patiënten (Doemges D, 2005) en chronische rugpatiënten (Mehling WE, 2005) een gunstig effect kan hebben. Een duidelijke indeling van welke therapieën het meest effectief zijn bij verschillende patiëntencategorieën is niet gevonden. Aangezien hier vraag naar is vanuit de particuliere praktijk is dit een reden om een literatuurstudie te doen, die dient als rode draad voor het ontwikkelen van een protocol adem- en ontspanningstherapie. In de onderstaande alinea’s wordt kort toegelicht wat onder de verschillende therapieën wordt verstaan. Progressieve ontspanningstherapie Progressieve ontspanningstherapie is een systematische methode van aan- en ontspannen van spiergroepen. De grondlegger is Jacobson (1929) en de methode is verder ontwikkeld door Bernstein en Borkovec in 1973 (Bernstein D, 1973). Tijdens deze interventie worden 16 spiergroepen aan- en ontspannen waaronder de dominante en niet dominante hand en onderarm, dominante en niet dominante biceps, voorhoofd, wangen, neus, kaak, nek en keel, borst met schouders en bovenrug, buikspieren, dominante en niet dominante bovenbeen, dominante en niet dominante kuit en dominante en niet dominante voet. De patiënt wordt gevraagd zich te focussen op de spieren. De concentratie moet gericht worden op de spanning. Deze wordt vijf tot zeven seconden vastgehouden. Vervolgens moet de spanning worden losgelaten en wordt gevraagd aan de patiënt om zich te focussen op het gevoel van warmte en ontspanning. De ontspanning duurt ongeveer 30 seconden. Het doel van progressieve ontspanning is spanning weg te nemen in het lichaam, psychisch en mentaal. Autogene ontspanningstherapie De Duitse psychiater, Johannes Schultz (1932) is de grondlegger van autogene ontspanningstherapie. Deze methode is verder ontwikkeld door Luthe (1969). Het woord autogeen betekent hierbij ‘het zelf oefenen te ontspannen’. De basis van de autogene training bestaat uit zes oefeningen waarbij de patiënt zich in
2
een rustige ruimte bevindt met gedimd licht. De patiënt sluit zijn ogen en focust zich op het gevoel van zwaarte en warmte in de extremiteiten. De concentratie wordt verplaatst naar het hartritme. Daarna naar het vertragen van de ademhaling. De patiënt voelt warmte in de buik en verkoeling in het hoofd. Aan de hand van deze vorm van ontspanningstherapie kan de patiënt snel stress, bezorgdheid en/of angst verminderen. (Benson H, 2000) Ademtherapie Bij deze therapie is niet één standaard methode zoals bij bovenstaande therapieën staat beschreven. Bij veel van de therapieën wordt de nadruk gelegd op ritmische ademhaling, buikademhaling of pursed-lip breathing (Ritz T, Roth WT, 2003). Het doel van deze literatuurstudie was om te onderbouwen welke westerse adem- en ontspanningstherapieën, die in de particuliere praktijk toepasbaar zijn, het meest effectief zijn voor verschillende patiënten groepen, gecategoriseerd volgens de indeling van J. van Dixhoorn (Dixhoorn J van, 2001). Deze vier patiëntengroepen zijn spanningsgerelateerde problemen, psychische problemen, functionele problemen van houding, adem, stem en beweging en spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak. In de methode staat verder beschreven welke patiënten in deze indeling thuis horen. De onderzoeksvraag luidt als volgt: welke vorm van ontspanningstherapie (progressieve ontspanningstherapie, autogene ontspanningstherapie en ademtherapie), is/zijn het meest effectief voor de vier verschillende patiëntengroepen? De hypothese is dat bij de vier verschillende patiëntengroepen één of twee ontspanningstherapieën het meest effectief zullen blijken.
Methode Voor de literatuurstudie is gebruik gemaakt van gepubliceerde RCT’s en systematic reviews over westerse adem- en ontspanningstherapieën, die in de particuliere praktijk toepasbaar zijn, en de hierbij behorende patiëntengroepen gecategoriseerd volgens de indeling van J. van Dixhoorn (Dixhoorn J van, 2001). De volgende databases zijn gebruikt: Medline, Cochrane Library, Pubmed, PiCarta, Scholar Google. De artikelen mochten niet ouder zijn dan tien jaar (bruikbaar tot 1997). De volgende zoektermen zijn gebruikt: Ilse Middendorf, Jacobson, Schultz, progressive, breathing therapy, autogenic training, relax(ation) therapy, relaxation techniques, stress management, physiotherapy/physical therapy, psychosomatic/ psychophysiologic, destressing, hyperventilation, respiration/inhalation, chronic low back, neck and shoulder, depression, anxiety, tension, burn-out, fatique, headache, asthma, panic disorder, heart- or coronary disease, fibromyalgia, sleep disorders, insomnia, osteoarthritis. Referenties van de gevonden literatuur zijn ook gebruikt om aan bruikbare literatuur te komen. De vier onderzoekers hebben onafhankelijk van elkaar gezocht op bovenstaande databases.
3
In- en exclusiecriteria Artikelen werden geïncludeerd wanneer: - De patiënten moeten passen binnen de indeling die hieronder vermeld staat. - De patiënten zijn 18 jaar of ouder. - De adem- en ontspanningstherapie (AOT) is gericht op individuele behandeling. - De AOT moet in de particuliere praktijk toepasbaar zijn. - De AOT mag in combinatie met andere interventies onderzocht zijn. Echter de AOT moet in de titel of in de conclusie voorkomen. - De AOT is een vorm van westerse ontspanningstherapie. - Het artikel is in het Engels of Nederlands gepubliceerd. - De patiënten hebben geen verstandelijke handicap - De interventie heeft niet primaire preventie als doel. Indeling van patiëntencategorieën De patiënten moesten in de gehanteerde indeling geplaatst kunnen worden. Er is gekozen voor de indeling van J. van Dixhoorn (Dixhoorn J van, 2001) waarin vier categorieën van gezondheidsproblemen voorkomen waarbij adem- en ontspanningstherapie (AOT) geïndiceerd kan zijn: • Spanningsproblemen zonder somatische oorzaak: zoals hyperventilatieklachten en gespannenheid, maar ook vermoeidheid, hoofdpijn, slaapproblemen, burn-out. • Psychische problemen: vooral bij angst, maar ook depressie, fobieën, paniek, traumaverwerking. • Functionele problemen van houding, adem, stem en beweging: zoals rug- en nekklachten en ademproblemen, maar ook scoliose, verbetering rompbalans, chronische pijn, RSI, whiplash, stemproblemen. • Spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak: klachten bij hart- en longpatiënten, maar ook bij mensen met neurologische of inwendige orgaan problemen. Beoordeling Wanneer een RCT of systematic review aan de in- en exclusiecriteria voldeed, is deze beoordeeld aan de hand van de Cochrane criterialijst RCT (beoordeling RCT), systematic review (beoordeling SR van RCT’s). De onderzoekers hebben de criterialijst aangepast waardoor deze beter aansluit op de onderzoeksvraag. De aanpassingen worden beschreven in de discussiepunten. Een artikel was bruikbaar wanneer er in de criterialijst, een voldoende of twijfelachtig werd beantwoord op de vraag of de resultaten van het onderzoek valide en toepasbaar zijn. Bij het beoordelen van de systematic reviews worden acht vragen gesteld voordat deze vraag gesteld wordt. Wanneer geen of één van vraag met een vraagteken, nee of een min werd beantwoord was de systematic review voldoende. Wanneer twee tot vijf vragen met een vraagteken, nee of een min werd beantwoord was het artikel twijfelachtig. Wanneer vijf of meer vragen met een vraagteken, nee of een min werd beantwoord was het artikel onvoldoende. Bij het beoordelen van de RCT’s worden zeven vragen gesteld voordat de vraag wordt gesteld of de resultaten van het onderzoek valide en toepasbaar zijn. Wanneer geen of één
4
vraag met een vraagteken, nee of een min werd beantwoord was het artikel voldoende. Wanneer twee tot vier vragen met een vraagteken, nee of een min werd beantwoord was het artikel twijfelachtig. Wanneer vier of meer vragen met een vraagteken, nee of een min werd beantwoord was het artikel onvoldoende. Elk artikel werd door twee onderzoekers onafhankelijk van elkaar beoordeeld. Bij verschillende uitkomsten werd een derde onderzoeker ingeschakeld. Deze gaf de doorslaggevende stem om het artikel wel of niet mee te nemen in het onderzoek.
5
Resultaten Gelezen artikelen In totaal zijn er door de werkgroep 29 artikelen gelezen en beoordeeld op bruikbaarheid (zie hoofdstuk gebruikte literatuur). Hiervan zijn er 12 RCT’s (Arntz, 2003; Dimeo, 2004; Dixhoorn, 1997; Gay, 2002; Han, 1996; Jiang-na, 2004; Kanji, 2006; Molassiotis, 2002; Stapleton, 2006; Viens, 2003; Viljanen, 2003; Yu, 2007), 12 systematic reviews en/of meta-analyses (Basotti, 1997; Conrad, 2007; Dixhoorn, 2005; Huntley, 2002; Jacobs, 2001; Kanji, 2002; Kanji, 2006; Kwekkeboom, 2006; Meuret, 2003; Ostelo, 2005; Ritz, 2003; Stetter, 2002), 1 Clinical controlled trial (Scheufele, 2000), 2 Experimenteel onderzoek (Castel, 2007; Tatrow, 2003), 1 Case-control (Juhasz, 2007), en 1 Controlled pilot studie (McGrady, 2003). Hiervan zijn 18 artikelen voldoende valide en toepasbaar, 5 artikelen twijfelachtig valide en toepasbaar en 6 artikelen onvoldoende valide en toepasbaar. In tabel 1 staat de beoordeelde literatuur ingedeeld op interventie en patiëntengroep. Hierin is aan de hand van de kleuren af te lezen wat de kwaliteit van de artikelen is. De volgende artikelen zijn niet in de tabel genoemd, omdat zij niet goed in te delen zijn in de verschillende categorieën (Jacobs, 2001; Juhasz, 2007; Stapleton, 2006; Tatrow, 2003). Deze artikelen zijn dan ook niet valide en toepasbaar. Tabel 1: bruikbaarheid artikelen Progressieve OT 4,18, 23, 25, 27 Spanningsproblemen zonder somatische oorzaak 1, 4, 18, 25, 27 Psychische problemen 3, 17, 21, 28 Functionele problemen van houding, adem, stem en beweging Spanningsproblemen 2, 5, 6, 7, 8, 10, 17, 20, 29 met specifieke somatische oorzaak
Autogene OT 14, 15, 16, 18, 25
Ademtherapie 9, 12, 19
14, 18, 25
9, 12, 19
3, 17, 25, 28
3, 17
7, 10, 17, 25
7, 17, 22
Groen: literatuur voldoende valide en toepasbaar Oranje: literatuur twijfelachtig valide en toepasbaar Rood: literatuur onvoldoende valide en toepasbaar De systematic reviews en/of meta-analyses staan dik gedrukt en onderstreept weergeven in tabel 1. De cijfers in de tabel refereren naar de gebruikte literatuurlijst.
6
Samenvattingen artikelen In de tabellen 2, 3, 4 en 5 zijn de bruikbare artikelen samengevat. De tabellen zijn ingedeeld per patiëntencategorie met de hierbij behorende artikelen. Hierin is onderscheid gemaakt in ‘systematic reviews en/of meta-analyses’ en ‘RCT’s en overige artikelen’. Verder is er een onderscheid gemaakt in de effectiviteit van de therapie en de kwaliteit van het onderzoek. Dit is als volgt ingedeeld: II: therapie effectief, onderzoek van goede kwaliteit I: therapie effectief, onderzoek matige kwaliteit II: therapie matig effectief, onderzoek van goede kwaliteit I: therapie matig effectief, onderzoek van matige kwaliteit II: therapie niet effectief, onderzoek van goede kwaliteit I: therapie niet effectief, onderzoek van matige kwaliteit tabel 2: Samenvattingen artikelen over spanningsproblemen zonder somatische oorzaak systematic review (SR) en/of meta-analyses(MA) Interventies Controle interventie II: Therapie effectief, onderzoek goede kwaliteit Autogene training Progressieve therapie, Stetter hypnose, biofeedback, 2002 geen therapie, alleen medicatie
Patiënten groepen
Aantal artikelen
Omschrijving onderzoek en conclusies
Patiënten met hoofdpijnklachten, met hartziektes, fibromyalgie, angst, depressie, alcohol verslaving, slaaploosheid, a-specifieke pijnklachten en met de ziekte van Renaud
73
Autogene training is effectief tegen angststoornissen, depressies en slaapstoornissen. Andere ontspanningstherapieën zoals progressieve ontspanningstherapie, hypnose en biofeedback, zijn even effectief als autogene training op onderzochte patiënten. Matig tot groot effect op a-specifieke therapeutische effecten vooral psychologische klachten.
7
Interventies
Controle interventie
Patiënten groepen
Aantal artikelen
Omschrijving onderzoek en conclusies
Conrad 2007
Progressieve ontspanningstherapie
Geen behandeling, standaard behandeling, placebo behandeling
Angststoornissen, gespannenheid, stress en slapeloosheid
Veel verschillende reviews en studies
Meuret 2003
Adem therapie: buikademhaling en ademhalingen verlangzamen
Verschillende controle interventies: Informeren, andere therapieën
Patiënten met paniekstoornis (waardoor hyperventilatieklachten ontstaan) of met straatvrees
9
Progressieve ontspanningstherapie is effectiever dan de controlegroep (bij 63% van de studies). Bij 8 vd 10 studies zijn symptomen van gespannenheid en stress afgenomen (Grawe, 2001). Er is ook bewijs dat progressieve OT effectief is bij stress, gespannenheid en slapeloosheid (Hyman, 1989). In zes van de negen studies die er gedaan zijn is de uitkomst positief. Hierbij zorgt de ademtherapie ervoor dat de ademhaling omlaag gaat en mensen meer controle krijgen over hun angst.
Mensen met stress en angst
8
Patiënten met chronische spanningshoofdpijn
7
I: Therapie matige effectief, onderzoek matige kwaliteit Autogene OT progressieve ontspanning, Kanji elektrostimulatie of 2000 hypnose
Kanji 2006
Autogene OT
Cognitieve copingskills, een vorm van biofeedback, hypnose, wachtlijst
Er is geen consistent bewijs (studies van lage kwaliteit) dat autogene ontspanningstherapie in alle studies beter dan geen therapie. Autogene ontspanningstherapie blijkt dus effectief bij het reduceren van angst en stress. Er is geen consistent bewijs (studies van lage kwaliteit) om te suggereren dat AT beter is dan andere interventies voor preventie van chronische spanningshoofdpijn of verschillend dan andere vormen van ontspanningstherapie. Het blijkt minder goed te helpen dan biofeedback. Wel is er effect aangetoond in vergelijking met wachtlijst.
8
RCT’s en andere artikelen Soort artikel
Interventies/ controle interventie
Patiënten groepen
II: Therapie effectief, onderzoek goede kwaliteit RCT Ademtherapie: Patiënten met Jiang-na buikademhaling medisch HAN en verlangzamen onverklaarbare (2004) van de benauwdheid./ ademhaling/ controle: astma, zelfde therapie COPD, (andere pt groep) longkanker etc. RCT Autogene OT/ Studenten Kanji N lach therapie verpleegkunde (2006) tussen de 19 en 49 jaar die te kampen hebben met stress I: Therapie effectief, onderzoek matige kwaliteit RCT Progressieve OT/ Chronische Viens M Gedragsmatige slapeloosheid en (2003) therapie problemen met inslapen
Aantal patiënten interventie / controle interventie
Lengte behandeling
Follow -up duur
Omschrijving onderzoek en conclusies
N: 360 I: 111 C: 249
19 maanden
niet
Het schijnt dat ademtherapie beter helpt tegen de angst dan tegen de hyperventilatie, het geeft de patiënt het gevoel van controle over de aandoening. Of een patiënt volledig hersteld na ademtherapie is niet zeker.
N: 93 I 1: I 2: C:
8 weken lang, 1 keer per week een sessie van 20 minuten
11 mnd
De resultaten wijzen uit dat angst was vermindert in de groep die AT kreeg, direct na de behandelingen. Ook was in deze groep de bloeddruk en hartslagfrequentie meer vermindert dan in de andere groepen. AT heeft in ieder geval op korte termijn effect voor het verminderen van stress bij studenten verpleegkunde.
N: 20 I 1: 10 I 2: 10 C: geen
1e sessie 1 uur, vervolgens 9 weken, 2 keer per dag zelf oefenen
11 wkn
Progressieve ontspanningstherapie heeft een gunstig effect op het sneller in slaap kunnen vallen, verbeteren van de kwaliteit van het slapen, vermindering van bezorgdheid/piekeren (=anxiety) en depressie.
9
Soort artikel
Interventies/ controle interventie
Patiënten groepen
EMG, Therminal Patiënten met een reflex biofeedback, syncope autogene OT, progressieve OT en symtoomspecifieke behandeling/ geen van deze therapieën (medicatie) I: Therapie matig effectief, onderzoek matige kwaliteit CCT Progressieve OT/ 67 mannen Scheufele Klassieke werden in een PM (2000) muziek, stilte, stressituatie aandachtsgebracht training (spanningsgerela -teerd)
McGrady AV (2003)
Controll ed pilot study
Aantal patiënten interventie / controle interventie
Lengte behandeling
Follow -up duur
Omschrijving onderzoek en conclusies
N: 22 I: 12 C: 10
OT: 2x per dag, 15 min.
Niet
De ontspanningstherapie verminderd depressie, angststoornis, spierspanning en hoofdpijn.
N: 67 I 1: 15 I 2: 15 I 3: 16 I 4: 15
15-min progressieve OT op tape met 10 spiergroepen
niet
Alle vier de groepen hadden dezelfde uitkomsten bij aandacht, vermindering van psychologisch arousel en hartslag. Progressieve ontspanningstherapie, resulteerde in het grootste effect op gedrag en zelf gerapporteerde mate van ontspanning, voorgesteld dat gebruikte cognitieve cues bij stress management technieken bijdragen aan ontspanning.
10
tabel 3: Samenvattingen artikelen over psychische problemen systematic review (SR) en/of meta-analysis (MA) Interventies Controle interventie
Patiënten groepen
Aantal artikelen
Omschrijving onderzoek en conclusies
II: Therapie effectief, onderzoek van goede kwaliteit Progressieve Geen behandeling, Conrad ontspanningstherapie standaard behandeling, 2007 placebo behandeling.
patiënten met paniek aanvallen en met angststoornissen
Veel verschillende reviews en studies
Recente studies wijzen uit dat ontspanningstherapie kan werken bij angststoornissen zoals paniek aanvallen en gegeneraliseerde angststoornissen. Het ontspannen van spieren lijdt tot minder spanning en angst in de psyche van de patiënt, niet alleen in het ontspannen van een bepaalde spiergroep. Autogene training is effectief tegen angststoornissen, depressies en slaapstoornissen. Andere ontspanningstherapieën zoals progressieve ontspanningstherapie, hypnose en biofeedback, zijn even effectief als autogene training op onderzochte patiënten. Matig tot groot effect op a-specifieke therapeutische effecten vooral psychologische klachten.
Stetter 2002
Autogene training
Progressieve therapie, hypnose, biofeedback, geen therapie, alleen medicatie
Patiënten met hoofdpijnklachten, met hartziektes, fibromyalgie, angst, depressie, alcohol verslaving, slaaploosheid, a-specifieke pijnklachten en met de ziekte van Renaud
73
Meuret 2003
Adem therapie: buikademhaling en ademhalingen verlangzamen
Verschillende controle interventies: Informeren, andere therapieën
Patiënten met paniekstoornis (waardoor hyperventilatieklachten ontstaan) of met straatvrees
9
In zes van de negen studies die er gedaan zijn is de uitkomst positief. Hierbij zorgt de ademtherapie ervoor dat de ademhaling omlaag gaat en mensen meer controle krijgen over hun angst.
11
Interventies
Controle interventie
I: Therapie matig effectief, onderzoek van matige kwaliteit Autogene OT progressieve ontspanning, Kanji elektrostimulatie of 2000 hypnose
Patiënten groepen
Aantal artikelen
Omschrijving onderzoek en conclusies
Mensen met stress en angst
8
Er is geen consistent bewijs (studies van lage kwaliteit) dat autogene ontspanningstherapie in alle studies beter dan geen therapie. Autogene ontspanningstherapie blijkt dus effectief bij het reduceren van angst en stress.
RCT’s en andere artikelen Soort artikel
Interventies/ controle interventie
Patiënten groepen
II: Therapie effectief, onderzoek van goede kwaliteit RCT Ademtherapie: Patiënten met Jiang-na buikademhaling medisch HAN en verlangzamen onverklaarbare (2004) van de benauwdheid./ ademhaling/ controle: astma, zelfde therapie COPD, (andere pt groep) longkanker etc.
Arntz A (2003)
RCT
Progressieve OT (applied relaxation (AR)) / cognitieve therapie (CT)
Patiënten met generalized anxiety disorders (GAD)/ algemene angststoornissen
Aantal patiënten interventie / controle interventie
Lengte behandeling
Follow -up duur
Omschrijving onderzoek en conclusies
N: 360 I: 111 C: 249
19 maanden
niet
Het schijnt dat ademtherapie beter helpt tegen de angst dan tegen de hyperventilatie, het geeft de patiënt het gevoel van controle over de aandoening. Of een patiënt volledig hersteld na ademtherapie is niet zeker.
N: 45 I 1: 20 I 2: 25 C: geen
12 weken, 1 keer per week, sessies van 1 uur.
Na 1 mnd & na 6 mnd
Allebei de therapieën zijn effectief voor GAD. Na 1 maand follow-up, leek AR het beter te doen dan CT, maar CT liep in na 6 maanden.
12
Soort artikel
Interventies/ controle interventie
Patiënten groepen
I: Therapie effectief, onderzoek matige kwaliteit RCT Progressieve OT/ Chronische Viens M Gedragsmatige slapeloosheid en (2003) therapie problemen met inslapen
McGrady AV (2003)
Controll ed pilot study
EMG, Therminal biofeedback, autogene OT, progressieve OT en symtoomspecifieke behandeling/ geen van deze therapieën (medicatie)
Patiënten met een reflex syncope
Aantal patiënten interventie / controle interventie
Lengte behandeling
Follow -up duur
Omschrijving onderzoek en conclusies
N: 20 I 1: 10 I 2: 10 C: geen
1e sessie 1 uur, vervolgens 9 weken, 2 keer per dag zelf oefenen
11 wkn
Progressieve ontspanningstherapie heeft een gunstig effect op het sneller in slaap kunnen vallen, verbeteren van de kwaliteit van het slapen, vermindering van bezorgdheid/piekeren (=anxiety) en depressie.
N: 22 I: 12 C: 10
OT: 2x per dag, 15 min.
Niet
De ontspanningstherapie verminderd depressie, angststoornis, spierspanning en hoofdpijn.
13
tabel 4: Samenvattingen artikelen over functionele problemen van houding, adem, stem en beweging systematic review (SR) en/of meta-analysis(MA) Interventies Controle interventie I: Therapie effectief, onderzoek matige kwaliteit Respondente behandeling: Wachtlijst, cognitieve Ostelo Reduceren van musculaire behandeling en operante 2005 behandeling spanning. EMG biofeedback, progressieve training en toepassingsontspanning worden frequent gebruikt
I: Therapie effectief, onderzoek goede kwaliteit Autogene training Progressieve therapie, Stetter hypnose, biofeedback, 2002 geen therapie, alleen medicatie
Patiënten groepen
Aantal artikelen
Omschrijving onderzoek en conclusies
Patiënten met chronische a-specifieke lage rugklachten Chronische lage rugklachten waren gedefinieerd als rugklachten die meer dan 12 weken aanwezig waren. Specifieke lage rugklachten, als infectie, metastases, osteoporose, reumatoïde artritis of fracturen werden geëxcludeerd
20
Gecombineerde respondent-cognitieve therapie en progressieve therapie zijn effectiever dan de wachtlijst controlegroep op korte termijn pijnvermindering. Het bewijs voor positief effect van progressieve ontspanning is alleen gebaseerd op 2 studies, waarvan niet 1 van hoge kwaliteit. Hoewel het bewijs voor gecombineerde respondent-cognitieve therapie is gebaseerd op 4 studies, was er maar 1 van hoge kwaliteit.
Patiënten met hoofdpijnklachten, met hartziektes, fibromyalgie, angst, depressie, alcohol verslaving, slaaploosheid, a-specifieke pijnklachten en met de ziekte van Renaud
73
Autogene training is effectief tegen angststoornissen, depressies en slaapstoornissen. Andere ontspanningstherapieën zoals progressieve ontspanningstherapie, hypnose en biofeedback, zijn even effectief als autogene training op onderzochte patiënten. Matig tot groot effect op a-specifieke therapeutische effecten vooral psychologische klachten.
14
RCT’s en andere artikelen Soort artikel
Interventies/ controle interventie
Patiënten groepen
II: Therapie matig effectief, onderzoek matige kwaliteit Experi I 1: Hypnose met Fibromyalgie Castel A patiënten mental visualisatie(2007) study ontspanning I 2: Hypnose met inbeelding pijnlijke plekken te verzachten I 3:Ontspannings therapie. Progressieve, autogene en ademtherapie/ vergelijking met elkaar II: Therapie niet effectief, onderzoek goede kwaliteit RCT Dynamische Vrouwen met Viljanen spierkrachtoefeni een kantoorbaan M (2003) ngen en OT/ die chronische aGeen interventie specifieke maar normale nekklachten dagelijkse hebben activiteiten blijven uitvoeren
Aantal patiënten interventie / controle interventie
Lengte behandeling
Follow -up duur
Omschrijving onderzoek en conclusies
N: 45 I: 45 C: 45
Alle interventies 20 min. De lengte van de totale studie staat niet vermeld
Niet
Hypnose met inbeelding van pijn verzachting heeft meer effect dan hypnose met visualisatie-ontspanning Het effect van hypnose met visualisatie-ontspanning is niet groter dan ontspanningstherapie.
N: 393 I 1: 128 I 2: 135 C: 130
12 weken lang, 3 keer per week sessies van 30 minuten
12 mnd
Er waren geen significante verschillen te vinden tussen de drie groepen. Het belangrijkste meetinstrument was de VAS schaal voor pijn in de nek. Verder werden ook onder andere bewegingsbeperking, beperkingen voor het werk, spierlengte en depressie gemeten. Zowel ontspanningstherapie als oefentherapie hebben geen effect op nekpijn bij vrouwen met een kantoorbaan, ten opzichte van geen therapie.
15
tabel 5: Samenvattingen artikelen over spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak systematic review (SR) en/of meta-analysis(MA) Interventies Controle interventie II: Therapie effectief, onderzoek goede kwaliteit Progressieve OT, Voorlichting, Dixhoorn autogene OT, gezondheidsvoorlichting, van 2005 ademtherapie, maar ook oefentherapie, standaard biofeedback, zorg & combinaties gecontroleerde cue hiervan ontspanning, diepe ademhaling, hypnose
I: Therapie matig effectief, onderzoek van matige kwaliteit Autogene training Progressieve therapie, Stetter hypnose, biofeedback, 2002 geen therapie, alleen medicatie
Patiënten groepen
Aantal artikelen
Omschrijving onderzoek en conclusies
Hartpatiënten, hypertensie zonder klinische ischemie werd geëxcludeerd
27
Intensieve ontspanningstherapie verbetert het herstel van hartpatiënten en heeft een belangrijke toevoeging aan hartrevalidatieprogramma’s die bestaan uit inspanningstraining en psychoeducatie. Er wordt beschreven in het artikel dat het beste is dat iedere patiënt er voor zichzelf achter moet komen welke ontspanningstherapie bij hem/haar past.
Patiënten met hoofdpijnklachten, met hartziektes, fibromyalgie, angst, depressie, alcohol verslaving, slaaploosheid, a-specifieke pijnklachten en met de ziekte van Renaud
73
Autogene training is effectief tegen angststoornissen, depressies en slaapstoornissen. Andere ontspanningstherapieën zoals progressieve ontspanningstherapie, hypnose en biofeedback, zijn even effectief als autogene training op onderzochte patiënten. Matig tot groot effect op a-specifieke therapeutische effecten vooral psychologische klachten.
16
Interventies
Controle interventie
Variërende uitkomsten voor verschillende therapieën Bij Progressieve Kwekkebo Progressieve ontspanningstherapie: ontspanningstherapie, om 2006 Geen therapie, stil liggen, Autogene ontspanningstherapie en therapeutische aanraking en (voet)massage (Ritmische) Adem Bij Autogene therapie, Kaak ontspanning, ontspanningstherapie: oefentherapie passieve ontspanning, (Ritmische) Bij Quick relaxation technique, stretch-based Ademtherapie: relaxation informeren Ademtherapie -Fysieke training Ritz 2003 -buikademhaling -Wachtlijst -pursed lip breathing -Ook geen controlegroep -hulpademhalingsspier -placebo middel training -geen instructie; niet-wijziging van contingente feedback adempatroon -hypoventilatie training -wijziging van CO2 vs. astma voorlichting, levels -ontspanning, -neus ademhaling -buikademhaling -ademtraining gecombineerd met andere interventies
Huntley 2002
Progressieve OT, autogene OT, gedragsmatige aanpak met spierontspanning, hypnose, biofeedback, meditatie
In negen van de 15 artikelen was een controle groep aanwezig. Dit was geen interventie of een wachtlijst
Patiënten groepen
Aantal artikelen
Omschrijving onderzoek en conclusies
Volwassen patiënten met, per studie, verschillende soorten pijn klachten: Arthritis, reuma, menstruatie pijn, reflex sympathetic dystrophy syndrome, postoperatie pijn, na operatie van total hip of total knee of na buik operatie
15
Door het kleine aantal opgehaalde referenties, studies zijn astmatische patiënten van alle leeftijden geincludeerd
47
Acute of chronische astma. Sommige onderzoeken waren met kinderen
15
Progressieve ontspanningstherapie is zinvol bij spanningsproblemen met specifiek somatische oorzaak (arthritis pijn). Voor autogene ontspanningstherapie en adem therapie is te weinig of geen bewijs voor het effect op Functionele problemen van houding, adem, stem en beweging of voor het effect op Spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak. Er zijn negatieve effecten gevonden voor COPD. Theoretische analyse en observaties suggereren positieve effecten van pursed-lip breathing en neus ademhaling, maar klinisch bewijs is gebrekkig. Verandering van adempatronen alleen heeft geen significant voordeel. Er is gelimiteerd bewijs dat hypoventilatie nuttig is bij het reduceren van het gebruik van medicatie (vooral B- adrenergic inhaler gebruik). Ademtraining lijkt geen substantieel effect te hebben op parameters van de basale long functie. Er is (gering) bewijs dat progressieve training een positief effect kan hebben op de longfunctie bij patiënten met astma. Voor de overige therapieën was geen bewijs.
17
RCT’s en andere artikelen Soort artikel
Interventies/ controle interventie
Patiënten groepen
II: Therapie effectief, onderzoek goede kwaliteit RCT InspanningsPatiënten na Dixhoorn hartinfarct oefeningen + J van Ademtherapie/ (1997) inspanningsoefeningen Progressieve OT/ Patiënten die een Dimeo FC RCT Aerobe training operatie hebben (2004) ondergaan wegens longkanker of tumoren in het maag-darm systeem
Gay MC (2002)
RCT
Progressieve OT/ hypnose
Pijnklachten wegens artrose aan heup en/of knie
Aantal patiënten interventie / controle interventie
Lengte behandeling
Follow -up duur
Omschrijving onderzoek en conclusies
N: 156 I: 76 C: 80
6 weken lang, 1 keer per week een sessie van 1 uur 3 weken lang, 3 keer per week, sessies van 45 minuten. De aërobe groep trainde 5 keer per week 8 weken lang, 1 keer per week een sessie van 30 minuten
5 jr
Op lange termijn is het beloop na een hartinfarct naar alle waarschijnlijkheid gunstiger wanneer AOT wordt toegevoegd aan de hartrevalidatie. De extra kosten worden gecompenseerd door afname van het aantal heropname wegens cardiale problemen. Progressieve ontspanningstherapie volgens Jacobson heeft een positief effect op de vermoeidheid bij mensen met kanker na een operatie.
NC: 72 I 1: 35 I 2: 34 C: geen
N: 36 I 1: 13 I 2: 13 C: 10
Niet
6 mnd
Beide therapieën zijn effectief in het reduceren van pijnklachten bij patiënten met artrose. In dit onderzoek komt echter naar voren dat de hypnose sneller effect heeft en dat het meer effect heeft op lange termijn.
18
Soort artikel
Interventies/ controle interventie
Patiënten groepen
Progressieve OT Patiënten met borstkanker die en de chemotherapie gebruikelijke medicijnen tegen ondergaan misselijkheid/ Gewone gesprekken en de gebruikelijke medicijnen tegen misselijkheid I: Therapie effectief, onderzoek matige kwaliteit RCT Progressieve OT/ Oudere Chinese Yu DSF aandacht placebo patiënten met (2007) hartklachten (> 60 jaar)
Molassiotis RCT A (2002)
Aantal patiënten interventie / controle interventie
Lengte behandeling
Follow -up duur
Omschrijving onderzoek en conclusies
N: 71 I: 38 C: 33
gedurende 5 dagen achter elkaar(6 sessies totaal) Elke sessie 25 minuten
Niet
Tot de 4e dag na de chemotherapie is progressieve ontspanningstherapie zinvol tegen misselijkheid en overgeven.
N: 121 I 1: 59 I 2: 62
14 weken, 2 keer 1 uur sessie week na ontslag ziekenhuis en 2 keer dagelijks oefenen m.b.v. tape
14 weken
Progressieve ontspanningstherapie lijkt te helpen bij hart patiënten als niet farmaceutisch hulpmiddel.
19
Effectiviteit en kwaliteit In tabel 6 zijn de conclusies uit de beoordeelde artikelen samengevat. Uit de 23 artikelen die zijn meegenomen zijn 45 conclusies getrokken, die in tabel 6 af te lezen zijn. 53,3 procent hiervan was van goede kwaliteit. De overige 46,7 procent was van matige kwaliteit. In de legenda onder de tabel is af te lezen hoe de tabel geïnterpreteerd moet worden. Tabel 6: conclusies uit artikelen Progressieve OT II: gespannenheid, Spanningsproblemen zonder stress en somatische oorzaak slapeloosheid4 II:slaapstoornissen25 I : spierspanning, hoofdpijn, vermoeidheid18 I : slaapproblemen27 I: gespannenheid23 II: angststoornissen Psychische problemen en paniekaanvallen4 II: angststoornissen, depressie25 II: algemene angst stoornissen1 I : depressie, angststoornis, bewustzijn verlies18 I : angst, depressie27 Functionele I: chronische lage problemen van rugklachten21 II: fibromyalgie3 houding, adem, II: chronische astem en beweging specifieke nekklachten28 II: hartpatiënten7 SpanningsII: vermoeidheid problemen met (kanker post OK)5 specifieke somatische oorzaak II: artrose8 II: misselijkheid & overgeven na chemotherapie bij borstkanker20 I: pijn (artrose)17 I: hartklachten29 I : astma10
Autogene OT II:slaapstoornissen25 II: stress/angst16 I : spierspanning, hoofdpijn, vermoeidheid18 I: stress14 I: chronische spanningshoofdpijn15 II: angststoornissen, depressie25 I : depressie, angststoornis, bewustzijn verlies18 I: angst14
Ademtherapie II: hyperventilatie19 II: hyperventilatie12
II: fibromyalgie3 I: a-specifieke pijnklachten25 II: chronische aspecifieke nekklachten28 II: hartpatiënten7, I: pijn postoperatief17 I: ziekte van Renau, hartziektes25 I: astma10
II: fibromyalgie3
II: paniek- en angstaanvallen19 II: angst12
II: hartpatiënten7 II: hartinfarct6 I: astma22 I: pijn total hip/knee17 I: COPD22
20
II: therapie effectief, onderzoek van goede kwaliteit I: therapie effectief, onderzoek matige kwaliteit II: therapie matig effectief, onderzoek van goede kwaliteit I: therapie matig effectief, onderzoek van matige kwaliteit II: therapie niet effectief, onderzoek van goede kwaliteit I: therapie niet effectief, onderzoek van matige kwaliteit De systematic reviews en/of meta-analyses staan dik gedrukt in tabel 6. De cijfers in de tabel refereren naar de gebruikte literatuurlijst. In de volgende hoofdstukken wordt dieper ingegaan op de afzonderlijke onderzoeken. In de onderstaande informatie is te lezen hoe de resultaten uit de tabellen 1, 2, 3, 4, 5 en 6 geïnterpreteerd moeten worden. Dit is per patiëntencategorie beschreven. Spanningsproblemen zonder somatische oorzaak Over spanningsgerelateerde problemen zijn vier systematic reviews, zes RCT’s en andere artikelen beoordeeld. Er is gekeken naar hoeveel artikelen beoordeeld waren in de systematic reviews en hoeveel patiënten er meegenomen zijn in de RCT’s. Bij spanningsgerelateerde klachten kwam naar voren dat progressieve ontspanningstherapie effectief is bij gespannenheid, stress en slapeloosheid. De onderzoeken in de systematic review waren van goede kwaliteit (Conrad, 2006). Hierin kwam naar voren dat progressieve ontspanningstherapie effectief is (bij 63% van de studies). Bij 8 van de 10 studies zijn symptomen van gespannenheid en stress afgenomen (Grawe, 2001). Uit ander onderzoek is bewijs dat progressieve OT effectief is bij stress, gespannenheid en slapeloosheid (Hyman, 1989). Verder bleek autogene training effectief bij slaapstoornissen (Stetter, 2002). Uit deze review kwam wel naar voren dat progressieve ontspanningstherapie, hypnose en biofeedback even effectief waren. In een ander RCT (Viens, 2003) waarvan de effectiviteit hoog was, maar de kwaliteit matig, kwam naar voren dat progressieve ontspanningstherapie een gunstig effect heeft op het sneller in slaap kunnen vallen en het verbeteren van de kwaliteit van slapen. Uit een systematic review (Meuret, 2003) en een RCT (Jiang-na, 2004) blijkt dat ademtherapie erg effectief is bij hyperventilatieklachten. In zes van de negen studies die er gedaan zijn in deze review is er een positieve uitkomst, de ademhaling gaat omlaag en men krijgt meer controle over de klacht (Meuret, 2003). Uit de RCT komt naar voren dat de ademtherapie beter helpt voor de angst dan voor de hyperventilatie. Het is zo dat als men geen angst meer heeft ook minder hyperventileert (Jiang-na, 2004). Voor spierspanning, hoofdpijn en vermoeidheid blijkt zowel progressieve als autogene ontspanningstherapie erg effectief. Het onderzoek wat hiernaar gedaan is bleek echter van matige kwaliteit (McGrady, 2003). Bij chronische spanningshoofdpijn en stress kan autogene training gegeven worden, maar hier is matige effectiviteit gevonden (Kanji, 2000 en Kanji, 2006). De kwaliteit van deze onderzoeken was wel goed. Gespannenheid kan behandeld worden met progressieve ontspanningstherapie. Hier is een onderzoek naar gedaan van goede kwaliteit, alleen de effectiviteit was matig (Scheufele, 2000).
21
Psychische problemen Er zijn met betrekking tot psychische problemen vier systematic reviews beoordeeld en vier andere artikelen. Er is gekeken naar hoeveel artikelen beoordeeld waren in de systematic reviews en hoeveel patiënten er meegenomen zijn in de RCT’s. Bij angststoornissen en paniekaanvallen is progressieve ontspanningstherapie een erg effectieve behandeling (Conrad, 2007 en Stetter, 2002). Het ontspannen van de spieren leidt tot minder spanning en angst in de psyche van de patiënt, niet alleen in het ontspannen van bepaalde spiergroepen. Ademtherapie blijkt erg effectief bij paniek- en angstaanvallen (Meuret, 2003). Patiënten krijgen meer controle over hun angst op het moment dat ze zelf hun ademhaling omlaag kunnen brengen. Progressieve ontspanningtherapie en ademtherapie helpt goed bij angststoornissen (Jiang-na, 2004 en Arntz, 2003). Uit een controlled pilot study bleek dat depressie, angststoornissen en bewustzijnsverlies goed te behandelen zijn met progressieve en autogene ontspanningstherapie (McGrady, 2003). Deze pilot study bleek matig van kwaliteit. Uit onderzoek bleek dat autogene ontspanningstherapie bij deze patiëntengroep niet beter bewezen dan andere therapieën, maar wel effectief blijkt te zijn (Kanji, 2000). Functionele problemen van houding, adem, stem en beweging Er zijn met betrekking tot functionele problemen twee systematic reviews en twee RCT’s beoordeeld. Gekeken is naar hoeveel artikelen beoordeeld waren in de systematic reviews en hoeveel patiënten er meegenomen zijn in de RCT’s. Er is een systematic review waarin word gezegd dat progressieve ontspanningstherapie effectief is bij chronische lage rugklachten, maar deze onderzoeken zijn van matige kwaliteit (Ostelo, 2005).Gecombineerde respondent-cognitieve therapie en progressieve therapie zijn effectiever dan de wachtlijst controlegroep op korte termijn pijnvermindering. Het bewijs voor positief effect van progressieve ontspanning is alleen gebaseerd op 2 studies (Stuckey, 1986 en Turner, 1982), waarvan niet 1 van hoge kwaliteit. Hoewel het bewijs voor gecombineerde respondent-cognitieve therapie is gebaseerd op 4 studies (Newton-John, 1995; Turner, 1982; Turner, 1988; Turner, 1993), was er maar 1 van hoge kwaliteit. Er is experimental study die onderzoek doet naar fibromyalgie met progressieve-, autogene ontspanningstherapie en ademtherapie (Castel, 2007). Dit onderzoek is van goede kwaliteit, maar met matige effectiviteit. Hier komt ook naar voren dat het effect van hypnose met visualisatie-ontspanning niet groter is dan ontspanningstherapie. Er is ook een systematic review beoordeeld over a-specifieke pijnklachten met als behandeling autogene ontspanningstherapie (Stetter, 2002). Het waren onderzoeken van goede kwaliteit, het effect bleek alleen matig. In een kwalitatief goede studie, is geen effect gevonden dat pijn in de nek bij de progressieve ontspanningstherapie en autogene ontspanningstherapie wordt verminderd (Viljanen, 2003). Zowel ontspanningstherapie als oefentherapie hebben geen effect op nekpijn bij vrouwen met een kantoorbaan, ten opzichte van geen therapie.
22
Spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak Bij de spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak zijn vijf systematic reviews beoordeeld en vijf RCT’s. Er is gekeken naar hoeveel artikelen beoordeeld waren in de systematic reviews en hoeveel patiënten er meegenomen zijn in de RCT’s. Hartpatiënten hebben baat bij progressieve ontspanningstherapie, autogene therapie en ademtherapie( Dixhoorn, 2005). Intensieve ontspanningstherapie bevorderd het herstel van hartpatiënten en heeft een belangrijke toevoeging aan hartrevalidatieprogramma’s die bestaan uit inspanningstraining en psycho-educatie. In dit artikel wordt beschreven dat het beste is dat iedere patiënt er voor zichzelf achter moet komen welke ontspanningstherapie bij hem/haar past. Matige effectiviteit werd gevonden voor autogene ontspanningstherapie bij hartziektes en de ziekte van Renau (Stetter, 2002). Er is een systematic review beoordeeld waarin heel verschillende resultaten naar voren kwamen bij verschillende soorten pijn (Kwekkeboom, 2006). Zo komt bij (artrose) pijn naar voren dat het effect van progressieve ontspanningstherapie goed is, deze onderzoeken zijn van matige kwaliteit.(Eckers Pack, 1997; Stenström, 1997) Bij postoperatieve pijn komt naar voren dat autogene ontspanningstherapie effectief is, de onderzoeken zijn van matige kwaliteit. Er is ook onderzocht in deze review of ademtherapie zin had bij pijn na een operatie van een totale heup of knie. Dit bleek niet het geval te zijn, het onderzoek is van matige kwaliteit. Bij onderzoek naar ademtherapie bij astma en COPD (Ritz, 2003) zijn negatieve effecten gevonden voor COPD. Theoretische analyse en observaties suggereren positieve effecten van pursed-lip breathing en neus ademhaling, maar klinisch bewijs is gebrekkig. Verandering van adempatronen alleen heeft geen significant voordeel. Er is gelimiteerd bewijs dat hypoventilatie nuttig is bij het reduceren van het gebruik van medicatie (vooral Betaadrenergic inhaler gebruik). Ademtraining lijkt geen substantieel effect te hebben op parameters van de basale long functie. Bij astma is het matig effectief en bij COPD blijkt het geen effect te hebben. Volgens ander onderzoek blijkt autogene ontspanningstherapie geen effect te hebben bij astma (Huntley, 2002), het onderzoek is matig van kwaliteit. Volgens Dixhoorn (1997) is op lange termijn het beloop na een hartinfarct naar alle waarschijnlijkheid gunstiger wanneer AOT wordt toegevoegd aan de hartrevalidatie. De extra kosten worden gecompenseerd door afname van het aantal heropnames wegens cardiale problemen. Dit was een RCT van goede kwaliteit (Dixhoorn, 1997). Progressieve ontspanningstherapie volgens Jacobson heeft een positief effect op de vermoeidheid bij mensen met kanker na een operatie (Dimeo, 2004). Progressieve ontspanningstherapie en hypnose zijn beide effectief in het reduceren van pijnklachten bij patiënten met artrose. In dit onderzoek komt echter naar voren dat hypnose sneller effect heeft en dat het meer effect heeft op lange termijn. Dit is een RCT van goede kwaliteit (McGay, 2002). Tot de 4e dag na de chemotherapie is progressieve ontspanningstherapie zinvol tegen misselijkheid en overgeven. Dit is onderzocht in een RCT van goede kwaliteit (Molassiotis, 2002). Progressieve ontspanningstherapie lijkt te helpen bij hart patiënten als niet farmaceutisch hulpmiddel. De RCT is van matige kwaliteit, maar de therapie blijkt effectief volgens het onderzoek ( Yu DTF, 2007)
23
Discussie Bij het zoeken naar literatuur waren een aantal artikelen niet volledig te verkrijgen via de databases. Ook via de universiteiten van Amsterdam, Nijmegen en Twente was het niet mogelijk. Alleen Engelse en Nederlandse literatuur is gelezen omdat de onderzoekers niet over de capaciteiten beschikken om in andere talen te lezen. Eén van de inclusiecriteria was dat de artikelen niet ouder mochten zijn dan tien jaar. Er zijn wel artikelen gevonden die ouder dan tien jaar waren, waarvan wordt verwacht dat deze wel goed bruikbaar zouden zijn. Deze zijn echter niet meegenomen. Een ander inclusiecriterium was dat de patiënten in het artikel 18 jaar of ouder moesten zijn, terwijl er juist opvallend veel artikelen werden gevonden waarbij het effect van ontspanningstherapie bij kinderen werd beschreven. Hier zal een andere literatuurstudie voor opgezet moeten worden. Een aantal inclusiecriteria moesten in de loop van de studie worden aangepast, omdat er niet voldoende artikelen gevonden werden toen er alleen op de namen van de grondleggers van de therapieën werd gezocht. Zodoende zijn de namen veranderd in de volgende termen: progressieve therapie, autogene therapie en adem therapie. Om het beste bewijs te krijgen zijn ook andere westerse ontspanningstherapieën meegenomen. Wat betreft de ademtherapie zijn er veel artikelen te vinden die niet bruikbaar zijn voor het beantwoorden van de vraagstelling, aangezien de ademtherapie vaak met een ander doel wordt gebruikt dan voor ontspanning. Het was in eerste instantie de bedoeling om enkel systematic reviews of RCT’s te includeren. Dit is niet gelukt aangezien er ook meta-analyses, een clinical controlled trial, experimenteel onderzoek, case-control en controlled pilot studies beoordeeld zijn. De reden hiervoor is een tekort aan bruikbare systematic reviews en RCT’s waardoor deze inclusiecriteria versoepeld moest worden. De criterialijst voor het beoordelen van de literatuur moet ook als kanttekening genoemd worden. Deze lijst is aangepast waardoor deze voor de onderzoeksvraag het beste toepasbaar is. Een vraag uit de lijst is of de patiënten geblindeerd zijn. Deze vraag is niet van toepassing omdat blindering bij het ondergaan van een adem- of ontspanningstherapie niet mogelijk is. In veel van de artikelen werd dit ook als discussiepunt aangegeven. Hetzelfde geldt voor de vraag of de behandelaars geblindeerd zijn. Deze twee vragen zijn uit de originele criterialijst gehaald. Wanneer een vraag uit de criterialijst met een vraagteken of negatief beantwoord werd is geen contact opgenomen met de auteurs om hier meer informatie over te krijgen. De overzichtelijke indeling van de patiëntencategorieën had ook nadelen. In de artikelen wordt deze indeling niet gehanteerd. Daarom was het soms moeilijk te bepalen in welke categorie een bepaald ziektebeeld past. Bijvoorbeeld kankerpatiënten die werden behandeld voor misselijkheid en overgeven na chemotherapie (Molassiotis, 2002). Het is niet duidelijk of die misselijkheid door de chemotherapie of door angst of bezorgdheid ontstaat. Met andere woorden, valt dit onder psychisch, somatisch of beide? Of patiënten met astma die te kampen hebben met benauwdheidklachten. Ook hier kun je de vraag stellen of dit te verklaren is door de somatische oorzaak of dat de benauwdheid verergerd wordt door spanningsklachten. Bij het trekken van conclusies is de indeling erg breed. Ook is er geen onderzoek over alle patiëntengroepen die binnen de indeling van J. van Dixhoorn vallen. Er bestaat zo het gevaar om de patiënten over één kam te scheren. Als dit wel gedaan zou zijn zouden er andere resultaten gevonden kunnen worden. Daarom is onderaan de discussie per patiënten categorie dieper ingegaan op de onderzoeken op zich. Verder kwam het ook voor dat verschillende ontspanningstechnieken gecombineerd werden. In dat geval is het moeilijk te bepalen welke ontspanningstherapie voor een bepaald effect 24
verantwoordelijk is. In enkele artikelen werd de ontspanningstherapie samen met een andere interventie gegeven, bijvoorbeeld gedragstherapie of oefentherapie (Kanji, 2006 en Ostelo, 2005). Ook in dit geval is het moeilijk te bepalen welke interventie voor welk effect verantwoordelijk is. Sommige onderzoeken waren uitgevoerd met niet westerse patiënten, bijvoorbeeld met Chinezen (Jiang-na, 2004 en Yu, 2007). Aangezien er veel cultuurverschillen zijn, staat het ter discussie of deze resultaten voldoende valide en toepasbaar zijn op de westerse patiënt. Door de grote verscheidenheid van patiënten groepen verschillen de onderzoeken onderling sterk, waardoor er sprake is van klinische heterogeniteit. Om deze reden is er een indeling gemaakt in subgroepen. Hierdoor kon pooling toegepast worden. De subgroepen zijn hieronder beschreven. Hierin worden de afwegingen beschreven die gemaakt zijn om tot een eindconclusie te komen. Ook worden de afwegingen beschreven over de afzonderlijke conclusies, welke therapie het meest effectief is bij kleinere patiëntengroepen binnen de vier categorieën, die in de resultaten zijn beschreven. Spanningsproblemen zonder somatische oorzaak Het is opvallend dat de meeste studies naar spanningsproblemen zonder somatische oorzaak grotendeels gericht zijn op autogene en progressieve ontspanningstherapie. De verwachting was dat er meer onderzoek gedaan zou zijn naar ademtherapie. Er zijn twee onderzoeken over ademtherapie meegenomen, deze gingen over hyperventilatie (Meuret, 2003 en Jiang-na, 2004). Hierdoor kan je niet concluderen dat ademtherapie over het algemeen bij alle spanningsgerelateerde klachten effectief is. Wel zijn deze resultaten in de uiteindelijke conclusie meegenomen, omdat deze onderzoeken van goede kwaliteit waren. In de resultaten komt naar voren dat progressieve en autogene training effectief is bij gespannenheid en stress. Hoewel voor beide klachten meer en beter bewijs is voor het positieve effect van progressieve ontspanningstherapie. In een systematic review komt naar voren dat autogene training effectief is, maar dat progressieve ontspanningstherapie beter is (Kanji, 2000). Omdat dit een systematic review is, wordt dit resultaat extra zwaar meegewogen. Als er naar de conclusies gekeken wordt van slaapstoornissen, zijn er meer onderzoeken gedaan naar de effectiviteit van progressieve ontspanningstherapie dan naar de effecten van autogene ontspanningstherapie. Wel zijn allebei de therapieën effectief gebleken. Deze resultaten wegen zwaar mee, omdat dit uit twee systematic reviews blijkt (Conrad 2007 en Stetter 2002). En omdat de onderzoeken erin van goede kwaliteit zijn. Over slaapstoornissen en ademtherapie zijn geen onderzoeken gevonden. Autogene training blijkt bij chronische spanningshoofdpijn matig effectief te zijn (Kanji, 2006), maar voor gewone hoofdpijn is onderzoek gevonden met bewijs van effectiviteit (McGrady, 2003). Dit onderzoek was van matige kwaliteit. Hieruit blijkt dat er nog veel onderzoek gedaan moet worden naar hoofdpijn en adem- en ontspanningstherapie. Alle drie de therapieën blijken effectief te zijn voor spanningsgerelateerde klachten zonder somatische oorzaak. Wel is er variatie van effectiviteit te zien binnen de kleinere patiënten groepen binnen deze patiëntencategorie. Psychische problemen Over de behandeling van psychische problemen is er van de ontspanningstherapieën het meest onderzoek gedaan naar de behandeling met progressieve therapie. Er is minder onderzoek gedaan naar autogene ontspanningstherapie en naar ademtherapie. Deze onderzoeken waren wel, net als onderzoeken over progressieve ontspanningstherapie, van goede kwaliteit. Hierdoor worden al deze onderzoeken meegenomen naar de eindconclusie.
25
Uit alle onderzoeken bleken de drie therapieën effectief bij psychische problemen. Er is één onderzoek dat bewijs heeft dat autogene ontspanningstherapie maar matig effectief is (Kanji, 2000), maar dit onderzoek is van matige kwaliteit. Omdat er zes conclusies uit andere onderzoeken, die wel duidelijk positief effect hebben en allen van goede kwaliteit zijn, wordt er minder waarde aan het onderzoek van Kanji (2000) gehecht. Als er gekeken wordt naar de effectiviteit van de ontspanningstherapieën bij afzonderlijke patiëntengroepen binnen de psychische problemen categorie. Worden de volgende afwegingen gemaakt. Er is bewijs dat progressieve en autogene therapie effectief is bij depressie (McGrady, 2003; Stetter, 2002; Viens, 2003). Echter is voor progressieve OT meer bewijs gevonden. Dit wil niet zeggen dat progressieve ontspanningstherapie dan ook effectiever is. Wel kan progressieve ontspanningstherapie zwaarder gewogen worden in deze conclusie. Depressie is niet onderzocht met ademtherapie. Het is dus moeilijk een conclusie te trekken hierover. Want ook dit zegt niet dat ademtherapie niet effectief is. Hier zou meer onderzoek naar gedaan moeten worden. Alledrie de therapieën zijn effectief bij angststoornissen, deze onderzoeken zijn van goede kwaliteit (Arntz, 2003; Conrad, 2007; Jiang-na, 2004; Meuret, 2003; Stetter, 2002). Maar ook hier is meer bewijs gevonden voor positieve effectiviteit van progressieve OT. Voor autogene ontspanningstherapie is tegenstrijdig effect gevonden, er is één onderzoek dat bewijs heeft dat autogene ontspanningstherapie maar matig effectief is (Kanji 2000). Maar dit onderzoek is van matige kwaliteit. Deze wordt niet zwaar meegewogen in deze conclusie omdat de meerderheid van onderzoeken positief effect bewijzen. Ze zijn wel van goede kwaliteit. Progressieve ontspanningstherapie en ademtherapie blijkt effectief bij paniekaanvallen (Conrad, 2007; Meuret, 2003). Bij het onderzoek naar ademtherapie wordt vooral het effect van de therapie op patiënten met hyperventilatie bewezen (Meuret 2003). Hieruit kan worden geconcludeerd dat de adem therapie ook effectief is voor mensen met paniek aanvallen en angst, omdat hyperventilatieklachten in dit onderzoek ontstonden uit paniek en angst. De onderzoeken naar progressieve ontspanningstherapie waren wel éénduidig over paniekaanvallen. Deze zijn daardoor ook meegenomen. De effectiviteit van autogene ontspanningstherapie bij paniekaanvallen is nog niet in een onderzoek beschreven. Dit zegt niet dat autogene ontspanningstherapie niet effectief is voor paniekaanvallen, maar wordt hierdoor niet met deze conclusie meegenomen. Alledrie de therapieën effectief zijn voor spanningsgerelateerde klachten zonder somatische oorzaak. Wel is er variatie van effectiviteit te zien binnen de kleinere patiënten groepen binnen deze patiëntencategorie. Functionele problemen van houding, adem, stem en beweging De onderzoeken over functionele problemen zijn allen van goede kwaliteit. Er is één onderzoek van matige kwaliteit. Dit onderzoek beschrijft dat progressieve ontspanningstherapie een positief effect heeft op chronische lage rugklachten (Ostelo 2005). Deze conclusie wordt niet meegenomen, enerzijds omdat maar één onderzoek dit zegt anderzijds omdat het onderzoek van matige kwaliteit is. Hierover zou meer onderzoek gedaan moeten worden. Bij fibromyalgie is onderzoek gedaan naar alledrie de therapieën. De onderzoeken waren van goede kwaliteit, waarbij matig effect is gevonden (Castel 2007). Wel moet meegenomen worden dat dit het enige bewijs is. Ook hier moet dus nog meer onderzoek naar gedaan worden. Door de goede kwaliteit van het onderzoek, kan deze conclusie wel licht meegenomen worden. Er is weinig effect bewezen voor progressieve of autogene therapie bij chronische aspecifieke nekklachten, dit blijkt uit kwalitatief goed onderzoek (Viljanen, 2003). Opvallend
26
is wel dat er bij a-specifieke pijnklachten wel een matig effect gevonden is bij autogene training, wat in een systematic review naar voren komt en dus zwaarder weegt en meegenomen moet worden in de conclusie (Stetter, 2002). Ook opvallend is dat bij chronische lage rugklachten en progressieve therapie wel een goede effectiviteit is gevonden. Er is veel tegenstrijdig effect gevonden bij de verschillende functionele problemen van houding, adem, stem en beweging. Hieruit blijkt dat de beschreven interventies niet voldoende effectief zijn op functionele problemen. Wel moet meegenomen worden dat er nog meer functionele problemen zijn, waar geen onderzoek over is. Dit betekent niet dat bij alle functionele problemen adem- en ontspanningstherapie niet effectief is. Voor functionele problemen is geen positief effect gevonden voor de drie verschillende vormen van adem- en ontspanningstherapie. Spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak Bij spanningsproblemen valt op dat er voornamelijk onderzoek gedaan is naar progressieve therapie (Dimeo, 2004; Dixhoorn, 2005; Gay, 2002; Huntley, 2002; Kwekkeboom, 2006; Malassiotis, 2002; Yu, 2007). Ook valt op dat voor alle drie de therapieën onderzoeken zijn gedaan waarvan positief effect is aangetoond. Dit geldt bij autogene ontspanningstherapie en bij ademtherapie voornamelijk voor hartpatiënten (Dixhoorn 1997 en Dixhoorn 2005). Omdat deze conclusie onder één patiëntengroep valt, kan niet gezegd worden dat de therapieën ook bij andere patiënten met spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak effectief zijn. Daarom worden deze twee therapieën niet meegenomen in de eindconclusie. Ook omdat er meer bewijs van effectiviteit is voor progressieve ontspanningstherapie. Voor de verschillende spanningsproblemen zijn dus tegenstrijdige effecten gevonden. Hartpatiënten hebben veel baat bij alle drie de vormen van ontspanningstherapieën. Wel vermelden de onderzoeken hierover dat iedere patiënt er het beste voor zichzelf achter moet komen welke ontspanningstherapie bij hem/haar past (Dixhoorn 2005). In een andere review komt naar voren dat autogene ontspanningstherapie bij hartziektes matig effectief is (Stetter, 2002). In deze review komen veel variërende uitspraken hierover naar voren. Autogene training is wel effectief voor hartpatiënten als het gaat om vermindering van angst, maar niet het effect heeft van vermindering van bloeddruk (Polácková, 1982). De verschijdenheid van het gemeten effect maakt dit onderzoek matig effectief. Dit onderzoek is van matige kwaliteit, daarom zal dit resultaat minder zwaar meewegen. Opvallend in deze patiëntencategorie is dat pijnklachten bij artrose met als interventie progressieve OT, effectief is. Maar er is geen effect gevonden voor ademtherapie bij pijnklachten postoperatief na een total hip of total knee. Pijn postoperatief met als therapie autogene training blijkt wel effectief te zijn, hoewel hier geen consistent bewijs voor is (Stetter, 2002). Er is lange tijd aangenomen dat ademtherapie bij astma bruikbaar was, daarom is het verrassend hoe weinig er over de effectiviteit bekend is (Ritz, 2003). Bij astma en COPD is weinig effect voor ademtherapie. Dit is opvallend aangezien dit aandoeningen zijn aan de luchtwegen. Er was hier meer resultaat verwacht. Bij COPD zijn zelfs negatieve effecten gevonden bij ademtherapie (Ritz, 2003). Uit onderzoek naar progressieve ontspanningstherapie bij astma patiënten blijkt deze therapie matig effectief te zijn (Huntley, 2002). Voor vermoeidheid bij postoperatieve kankerpatiënten bleek progressieve ontspanningstherapie effectief (Dimeo, 2004). Het discussie punt is dat dit onderzoek bij postoperatieve kankerpatiënten was en dat dus niet gesteld kan worden dat dit bij vermoeidheid over het algemeen een positief effect zal hebben. Ook is goed resultaat gevonden bij misselijkheid na chemotherapie bij borstkanker en progressieve ontspanningstherapie. De vraag blijft dan of het bij andere vormen van kanker ook effectief
27
zal zijn. Hier zal verder onderzoek naar gedaan moeten worden. Het meeste bewijs is voor het positieve effect van progressieve ontspanningstherapie voor patiënten met spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak. Uit deze discussie blijkt dat er geen eenduidige conclusie getrokken kan worden over welke vorm van ontspanningstherapie het meest effect heeft bij patiënten met spanningsgerelateerde problemen. Daarnaast zal er nog uitgebreider onderzoek gedaan moeten worden naar de patiëntengroepen binnen de verschillende patiëntencategorieën, zodat er meer bewijs is voor de effecten van de adem- en ontspanningstherapieën bij spanningsgerelateerde problemen.
28
Referenties Arntz A. Cognitive therapy versus applied relaxation as treatment of generalized anxiety disorder. Behaviour Research and Therapy, 2003;41(6):633-646. Bassoti G, Whitehead WE. Biofeedback, relaxation training, and cognitive behaviour modification as treatments for lower functional gastrointestinal disorders. Q J Med, 1997;90:545-550. Benson H, Klipper NZ. The relaxation response: Updated and expanded. New York: Harper Collins, 2000. Beoordeling van de kwalteit van een systematische review van RCT’s http://145.117.214.42/DCC/Downloads/SR-RCT-kort.pdf Beoordeling van de kwaliteit van een Randomised Controlled Trail (RCT) http://145.117.214.42/DCC/Downloads/RCT-kort.pdf Bernstein D, Borkovec T. Progressive relaxation: A manual for the helping professions. Champaign, IL: Research Press, 1973. Castel A, Pérez M, Sala J, Padrol A, Rull M. Effect of hypnotic suggestion on fibromyalgic pain: Comparison between hypnosis and relaxation. European Jounal of Pain, 2007;11(4):463-368. Conrad A, Roth WT. Muscle relaxation therapy for anxiety disorders: it works but how? Journal of Anxiety Disorders 2007;21(3):243-264. Dimeo FC, Thomas F, Raabe-Menssen C, Pröpper F, Mathias M. Effect of aerobic exercise and relaxtation training on fatigue and physical performance of cancer patients after surgery. A randomised controlled trail. Supportive Care in Cancer, 2004;12(11) 774-9. Dixhoorn J van. Gunstige effecten van adem- en ontspanningsinstructie in de hartrevalidatie: een gerandomiseerd follow-up onderzoek gedurende 5 jaar. Ned. Tijdschrift Geneeskunde, 1997;141(11):530-4. Dixhoorn J van, Instructies en formulieren, 2e druk, Maarssen : Elsevier gezondheidszorg, 2001. Dixhoorn J van, White A. Relaxation therapy for rehabilitation and prevention in ischaemic heart disease: a systematic review and meta-analysis. European Journal of Cardiovascular Prevention and Rehabilitation, 2005;12(3):193-202. Doemges D. Groepssessies ontspanning en inspanning bij reuma patiënten. Door deze oefeningen voel ik mij energieker. In Beweging, maandblad van de reumapatiëntenbond, 2005;2:14-15.
29
Eckes Peck SD. The effectiveness of therapeutic touch for decreasing pain in elders with degenerative arthritis. Journal of holistic nursing, 1997;15,176-198. Gay MC, Philippot P, Luminet O. Differential effectiveness of psychological interventions for reducing osteoarthritis pain: a comparison of Erickson hypnosis and Jacobson relaxation. European Journal of Pain, 2002;6:1-16. Grawe K, Donati R, Bernauer F, Psychotherapie im wandel: Von der Konfession zur Profession (5th ed.), Hogrefe, Göttingen, 2001 Han JN, Stegen K, Valck C de, Clément J, Woestijne KP van de. Influence of breathing therapy on complaints, anxienty and breathing pattern in patients with hyperventilation syndrome and anxienty disorders. Journal of Psychosomatic Research, 1996;41(5):481-493. Hagenaars LHA, Bernards ATM, Oostendorp RAB Over de Kunst van Hulpverlenen, NPI, Amersfoort, 2003 Huntley A, White AR, Ernst E. Relaxation therapies for asthma: a systematic review. Thorax, 2002;57:127-131. Hyman RB, Feldman HR, Harris RB, Levin RF, Malloy GB, The effects of relaxation training on clinical symptoms: a meta-analysis, Nursing Research 1989;38(4):216-220. Jacobs GD. Clinical Applications of the Relaxation Response and Mind-Body Interventions. The Journal of Alternative and Complementary Medicine, 2001;7(1):93-101. Jiang-na HAN, Yuan-jue ZHU, Shun-wei LI, Dong-mei LUO, Zheng HU, Diest I van, Peuter S de, Woestijne KP van de, Bergh O van den. Medically unexplained dyspnea: psychophysiological characteristics and role of breathing therapy. Chinese Medical Journal, 2004;117(1):6-13. Juhasz G, zsombok T, Gonda X, Nagyne N, Modosne E, Bagdy. Effects of autogenic training on nitroglycerin- induced headaches. Headache, 2007;47(3):371-383. Kanji N, Ernst E. Autogenic training for stress and anxiety: a systematic review. Complementary Therapies in Medicine 2000;8:106-110. Kanji N, White AR, Ernst A. Autogenic training for tension type headaches: a systematic review of controlled trials. Complementary Therapies in Medicine, 2006;14(2):144-150. Kanji N, White A, Ernst E. Issues and innovations in nursing education. Autogenic training to reduce anxiety in nursing students: randomized controlled trail. Journal of advanced Nursing, 2006;53(6):729-735. Kwekkeboom KL, Gretarsdottir E. Systematic Review of Relaxation Interventions for Pain. Journal of Nursing Scholarship, 2006;38(3):269-277. McGrady AV, Kern-Buell C, Bush E, Devonshire R, Claggett AL, Grubb BP. BiofeedbackAssisted Relaxation Therapy in Neurocardiogenic Syncope: A pilot Study. Applied Psychophysiology and Biofeedback, 2003;28(3):183-192.
30
Mehling WE, Hamel KA, Acree M, Byl N, Hecht FM. Randomized controlled trial of breath therapy for patients with chronic low-back pain. Alternative Therapies, 2005;2(4):44-52. Meuret AE, Wilhelm FH, Ritz T, Roth WT. Breathing Training for Treating Panic Disorders: Useful Intervention or Impediment? Behavior Modification, 2003;27(5):731-754. Molassiotis A, Yung HP, Yam, BMC, Chan FYS, Mok TSK. The effectiveness of progressive muscle relaxation training in managing chemotherapy- induced nausea and vomiting in Chinese breast cancer patients: a randomised controlled trial. Supportive Care in Cancer 2002;10(3):237-46. Newton-JohnTR, Spence SH, Schotte D. Cognitive behavioural group treatment and an alternative non-psychological treatment for chronic low back pain. Pain 1992; 48:339-47. Ostelo RWJG, van Tulder MW, Vlaeyen JWS, Linton SJ, Morley SJ, Assendelft WJJ. Behavioural treatment for chronic low-back pain. Cochrane Database of Systematic Reviews 2005, Issue 1. Art. No.: CD002014. DOI: 10.1002/14651858.CD002014.pub2. Polácková J, Bocková E, Sedivec V. Autogenic training: Appliciation in seconary prevention of myocardial infarction. Activitas nervosa superior, 1982; 24(4),178-180. Ritz T, Roth WT. Behavioral Interventions in Asthma: Breathing Training. Behavior Modification, 2003;27:710. Scheufele PM. Effects of Progressive Relaxation and Classical Music on Measurements of Attention, Relaxation, and Stress Responses. Journal of Behavioral Medicine, 2000;23(2):207-228. Stapleton JA, Taylor S, Asmundson GJG. Effects of Three PTSD Treatments on Anger and Guilt: Exposure Therapy, Eye Movement Desensitization and Reprocessing, and Relaxation Training. Journal of Traumatic Stress, 2006;19(1):19-28. Stenström CH, Arge B, Sundbom A. Home exercise and compliance in inflammatory rheumatic diseases: a prospective clinical trail. The journal of reumatology, 1997;24,470-475 Stetter F, Kupper S. Autogenic training: A meta-analysis of clinical outcome studies. Applied Psychophysiology and Biofeedback, 2002;27(1):45-98. Tatrow K, Blachard EB, Silverman DJ. Posttraumatic Headache: An Exploratory Treatment Study. Applied Psychophysiology and Biofeedback, 2003;28(4):267-278. Turner JA, Chapman CR. Psysiological interventions for chronic pain: a critical review. I. Relaxation training and biofeedback. Pain 1982;12:1-21. Links Turner JA, Chapman CR. Psysiological interventions for chronic pain: a critical review. II. Relaxation training and biofeedback. Pain 1982;12.:23-46. Links Turner JA. Educational and behavioral interventions for backpain and primary care. Spine 1996; 21: 2851-9. Links
31
Viens M, Koninck J de, Mercier P, St-Onge M, Lorrain D. Trait anxiety and sleep-onset insomnia. Evaluation of treatment using anxiety management training. Journal of Psychosomatic Research, 2003;54(1):31-37. Viljanen M, Malmivaara A, Uitti J, Rinne M, Palmroos P, Laippala P. Effectiveness of dynamic muscle training, relaxation training, or ordinary activity for chronic neck pain: randomised controlled trail. BJM 2003;327. Yu DSF, Lee DTF, Woo J. Effects of relaxation therapy on psychologic distress and symptom status in older Chinese patients with heart failure. Journal of Psychosomatic Research 2007;62(4):427-437.
32
Gebruikte literatuur De cijfers corresponderen met de cijfers in de tabellen 1 en 6. 1. Arntz A. Cognitive therapy versus applied relaxation as treatment of generalized anxiety disorder. Behaviour Research and Therapy, 2003;41(6):633-646. 2. Bassoti G, Whitehead WE. Biofeedback, relaxation training, and cognitive behaviour modification as treatments for lower functional gastrointestinal disorders. Q J Med, 1997;90:545-550. 3. Castel A, Pérez M, Sala J, Padrol A, Rull M. Effect of hypnotic suggestion on fibromyalgic pain: Comparison between hypnosis and relaxation. European Jounal of Pain, 2007;11(4):463-368. 4. Conrad A, Roth WT. Muscle relaxation therapy for anxiety disorders: it works but how? Journal of Anxiety Disorders 2007;21(3):243-264. 5. Dimeo FC, Thomas F, Raabe-Menssen C, Pröpper F, Mathias M. Effect of aerobic exercise and relaxtation training on fatigue and physical performance of cancer patients after surgery. A randomised controlled trail. Supportive Care in Cancer, 2004;12(11) 774-9. 6. Dixhoorn J van. Gunstige effecten van adem- en ontspanningsinstructie in de hartrevalidatie: een gerandomiseerd follow-up onderzoek gedurende 5 jaar. Ned. Tijdschrift Geneeskunde, 1997;141(11):530-4. 7. Dixhoorn J van, White A. Relaxation therapy for rehabilitation and prevention in ischaemic heart disease: a systematic review and meta-analysis. European Journal of Cardiovascular Prevention and Rehabilitation, 2005;12(3):193-202. 8. Gay MC, Philippot P, Luminet O. Differential effectiveness of psychological interventions for reducing osteoarthritis pain: a comparison of Erickson hypnosis and Jacobson relaxation. European Journal of Pain, 2002;6:1-16. 9. Han JN, Stegen K, Valck C de, Clément J, Woestijne KP van de. Influence of breathing therapy on complaints, anxienty and breathing pattern in patients with hyperventilation syndrome and anxienty disorders. Journal of Psychosomatic Research, 1996;41(5):481-493. 10. Huntley A, White AR, Ernst E. Relaxation therapies for asthma: a systematic review. Thorax, 2002;57:127-131. 11. Jacobs GD. Clinical Applications of the Relaxation Response and Mind-Body Interventions. The Journal of Alternative and Complementary Medicine, 2001;7(1):93-101. 12. Jiang-na HAN, Yuan-jue ZHU, Shun-wei LI, Dong-mei LUO, Zheng HU, Diest I van, Peuter S de, Woestijne KP van de, Bergh O van den. Medically unexplained dyspnea: psychophysiological characteristics and role of breathing therapy. Chinese Medical Journal, 2004;117(1):6-13. 13. Juhasz G, zsombok T, Gonda X, Nagyne N, Modosne E, Bagdy. Effects of autogenic training on nitroglycerin- induced headaches. Headache, 2007;47(3):371-383. 14. Kanji N, Ernst E. Autogenic training for stress and anxiety: a systematic review. Complementary Therapies in Medicine 2000;8:106-110. 15. Kanji N, White AR, Ernst A. Autogenic training for tension type headaches: a systematic review of controlled trials. Complementary Therapies in Medicine, 2006;14(2):144-150. 16. Kanji N, White A, Ernst E. Issues and innovations in nursing education. Autogenic training to reduce anxiety in nursing students: randomized controlled trail. Journal of advanced Nursing, 2006;53(6):729-735.
33
17. Kwekkeboom KL, Gretarsdottir E. Systematic Review of Relaxation Interventions for Pain. Journal of Nursing Scholarship, 2006;38(3):269-277. 18. McGrady AV, Kern-Buell C, Bush E, Devonshire R, Claggett AL, Grubb BP. Biofeedback-Assisted Relaxation Therapy in Neurocardiogenic Syncope: A pilot Study. Applied Psychophysiology and Biofeedback, 2003;28(3):183-192. 19. Meuret AE, Wilhelm FH, Ritz T, Roth WT. Breathing Training for Treating Panic Disorders: Useful Intervention or Impediment? Behavior Modification, 2003;27(5):731-754. 20. Molassiotis A, Yung HP, Yam, BMC, Chan FYS, Mok TSK. The effectiveness of progressive muscle relaxation training in managing chemotherapy- induced nausea and vomiting in Chinese breast cancer patients: a randomised controlled trial. Supportive Care in Cancer 2002;10(3):237-46. 21. Ostelo RWJG, van Tulder MW, Vlaeyen JWS, Linton SJ, Morley SJ, Assendelft WJJ. Behavioural treatment for chronic low-back pain. Cochrane Database of Systematic Reviews 2005, Issue 1. Art. No.: CD002014. DOI: 10.1002/14651858.CD002014.pub2. 22. Ritz T, Roth WT. Behavioral Interventions in Asthma: Breathing Training. Behavior Modification, 2003;27:710. 23. Scheufele PM. Effects of Progressive Relaxation and Classical Music on Measurements of Attention, Relaxation, and Stress Responses. Journal of Behavioral Medicine, 2000; 23(2):207-228. 24. Stapleton JA, Taylor S, Asmundson GJG. Effects of Three PTSD Treatments on Anger and Guilt: Exposure Therapy, Eye Movement Desensitization and Reprocessing, and Relaxation Training. Journal of Traumatic Stress, 2006;19(1):19-28. 25. Stetter F, Kupper S. Autogenic training: A meta-analysis of clinical outcome studies. Applied Psychophysiology and Biofeedback, 2002;27(1):45-98. 26. Tatrow K, Blachard EB, Silverman DJ. Posttraumatic Headache: An Exploratory Treatment Study. Applied Psychophysiology and Biofeedback, 2003;28(4):267-278. 27. Viens M, Koninck J de, Mercier P, St-Onge M, Lorrain D. Trait anxiety and sleeponset insomnia. Evaluation of treatment using anxiety management training. Journal of Psychosomatic Research, 2003;54(1):31-37. 28. Viljanen M, Malmivaara A, Uitti J, Rinne M, Palmroos P, Laippala P. Effectiveness of dynamic muscle training, relaxation training, or ordinary activity for chronic neck pain: randomised controlled trail. BJM 2003;327 29. Yu DSF, Lee DTF, Woo J. Effects of relaxation therapy on psychologic distress and symptom status in older Chinese patients with heart failure. Journal of Psychosomatic Research 2007;62(4):427-437.
34