EUROPESE HOGESCHOOL BRUSSEL
EINDVERHANDELING CAMPUS ECONOMISCHE HOGESCHOOL • STORMSTRAAT 2 • 1000 BRUSSEL • TEL: 02-210 12 11 • FAX: 02-217 64 64
Onderwijsgroep Economie & Management Studiegebied Handelswetenschappen & Bedrijfskunde
Het eEurope initiatief van de Europese Unie Een evaluatie van de vooropgestelde prioriteiten
Eindwerk aangeboden door
Fréderique De Letter tot het behalen van de graad van Licentiaat Handelswetenschappen Afstudeerrichting: Informatica Management
Promotor: Prof. Dr. C. Doom
Academiejaar 2002 - 2003
The alternative for businesses is simple: embrace digital technologies or die. (Erkki Liikanen)
Woord vooraf De keuze voor het onderwerp in deze verhandeling steunde voornamelijk op mijn nieuwsgierigheid hoe de Europese Unie er in zou slagen om een dergelijk ambitieus en onnoemelijk complex project tot een goed einde te brengen. De diversiteit aan onderwerpen die aan bod kwam was daarnaast een motivatie om deze verhandeling aan te vatten daar ik persoonlijk sterk geïnteresseerd ben in het telecom aspect binnen een ruim kader. Omwille van het feit dat een dergelijke materie op een bepaald moment wat onoverzichtelijk kan gepercipieerd worden wil ik graag enkele personen en instanties danken voor hun medewerking om mij op bepaalde vlakken wat opheldering te brengen. Uiteraard wens ik ten eersten mijn promotor, Prof. Dr. C. Doom, te danken voor zijn deskundige begeleiding gedurende de periode waarin dit eindwerk tot stand gekomen is. Graag betuig ik tevens mijn dank aan de volgende organisaties die me bereidwillig diverse supplementaire uitleg verschaften met name de Europese Commissie meer bepaald het DirectoraatGeneraal Informatiemaatschappij en het OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling.
Fréderique De Letter, Kaprijke april 2003.
II
Inhoudsopgave Woord vooraf
Inhoudsopgave ..................................................................................................................................................III Literatuurlijst ................................................................................................................................................. VII Overzicht van de Bijlagen ..........................................................................................................................XXV Lijst van Figuren .......................................................................................................................................XXVII Lijst van Tabellen ...................................................................................................................................... XXIX Lijst van Afkortingen ................................................................................................................................ XXXI Inleiding................................................................................................................................................................ 1 DEEL I: DE CONTEXT VAN HET eEUROPE INITIATIEF Europa vs. de VSA: initiële toestand ................................................................................................... 3
I. 1
De digitale kloof tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten ........................................... 3 1.1 Investeringen in IT als een percentage van het BBP ........................................................... 3 1.2 Investering in IT per inwoner .............................................................................................. 5 1.3 Het cumulatieve verschil van de IT investeringen per inwoner .......................................... 6
2
Interne variaties binnen Europa................................................................................................... 6 2.1 Investeringen in IT per inwoner .......................................................................................... 7 2.2 Het aantal Pc’s per 100 inwoners ........................................................................................ 8
3
Was de VSA eind jaren ’90 in alle IT segmenten superieur tegenover Europa? ........................ 9
4
Hoe komt het dat Europa zo ver achter de VSA lag?................................................................ 10 4.1 Een gebrek aan ondernemersvermogen ............................................................................ 10 4.2 Taal en ruimtelijke factoren .............................................................................................. 13 4.3 Onvoldoende dynamiek en flexibiliteit op het vlak van economisch beleid en ingesteldheid.................................................................................................................................. 14 4.4 Te hoge telecommunicatiekosten ...................................................................................... 14
5
Liberalisering van de telecommunicatiesector ......................................................................... 14
II.
De geschiedenis en totstandkoming van het eEurope initiatief .................................................. 17
DEEL II: PRIORITEITEN VAN HET eEUROPE INITIATIEF I.
De prioriteiten van het eEurope initiatief ........................................................................................ 29 1
Inleiding ................................................................................................................................... 29
2
De Europese jeugd in het digitale tijdperk ............................................................................... 30
3
Goedkopere Internet toegang ................................................................................................... 31
4
Versnellen van e-commerce ..................................................................................................... 32
5
Snel Internet voor wetenschappers en studenten ...................................................................... 33
6
Smart Cards voor beveiligde elektronische toegang ................................................................ 34
7
Risicokapitaal voor hoogtechnologische KMO’s ..................................................................... 34
8
e-Deelname voor mindervalide personen ................................................................................. 35
9
e-Gezondheid ............................................................................................................................ 36
10
Intelligent transport .................................................................................................................. 37
11
e-Government ........................................................................................................................... 38
II.
Evaluatie van de prioriteiten van het eEurope initiatief .............................................................. 39
1
Inleiding .................................................................................................................................... 39
2
De Europese jeugd in het digitale tijdperk ................................................................................ 39 2.1 Inleiding ............................................................................................................................ 39 2.2 Alle scholen moeten toegang hebben tot het Internet en multimediabronnen (2001) ....... 39 2.3 Alle leraren én leerlingen moeten kunnen beschikken over ondersteunende diensten én beschikbaarheid van internet/multimedia in openbare centra, ook in minder begunstigde gebieden (2001)…………… ........................................................................................................................ 42 2.4 Leraren moeten voorzien zijn van de nodige apparatuur en goed bekend met het gebruik van internet/multimedia (2002) ..................................................................................................... 43 2.5 Leerlingen moeten toegang hebben tot internet/multimediabronnen in de klas (2002) .... 44 2.6 Alle leerlingen moeten volledig “digitaal gealfabetiseerd” zijn wanneer zij de school verlaten (2003) .............................................................................................................................. 45 2.7 Conclusie ........................................................................................................................... 46
3
Goedkopere Internet toegang .................................................................................................... 46 3.1 Inleiding ............................................................................................................................ 46 3.2 De verantwoordelijke exploitanten moeten een opgesplitst aansluitnet aanbieden (2000)46 3.3 De prijzen van huurlijnen moeten aanzienlijk zijn verlaagd (2000).................................. 48 3.4 Vergunningseisen moeten verlicht en vervangen zijn door algemene machtigingen (2000).. ...................................................................................……………………………………50 3.5 Toewijzing van frequenties voor draadloze multimediadiensten dient te hebben plaatsgevonden (2001) .................................................................................................................. 51 3.6 Is de doelstelling goedkoper Internet gerealiseerd? .......................................................... 52 3.7 Conclusie ........................................................................................................................... 53
4
Versnellen van e-commerce ...................................................................................................... 54 4.1 Inleiding ............................................................................................................................ 54 4.2 De nog benodigde op e-commerce betrekking hebbende richtlijnen moeten zijn goedgekeurd (2000)....................................................................................................................... 54 4.2.1 Auteursrecht ...................................................................................................................54 4.2.2 "Distance marketing" van financiële diensten................................................................54 4.2.3 e-Money ..........................................................................................................................55 4.2.4 Rechterlijke bevoegdheid................................................................................................55 4.2.5 e-commerce richtlijn.......................................................................................................55
4.3 Voorstellen voor wijzigingen van de wetgeving op het gebied van overheidsaankopen, om e-procurement mogelijk te maken (2000) ..................................................................................... 56 4.4 Realisatie van alternatieve mechanismen voor consumentenaangelegenheden en online geschillenbeslechting (2000)......................................................................................................... 57 4.5 Lancering campagne om de KMO’s te helpen “digitaal” te worden (2000) ..................... 58 4.6 Totstandkoming van een topniveau-domeinnaam voor Europa (.Eu) (2002) ................... 58 4.7 Impact van de doelstellingen op e-commerce ................................................................... 59 4.7.1 Het Business-to-Consumer gedeelte.............................................................................. 59 4.7.2 Het Business-to-Business gedeelte ................................................................................61 4.8 Conclusie ........................................................................................................................... 62 5
Snel Internet voor onderzoekers en studenten........................................................................... 63 5.1 Inleiding ............................................................................................................................ 63 5.2 De internetinfrastructuur voor onderzoekers en studenten moet zijn verbeterd (2000) .... 63 5.3 De toestand van de breedbandverbindingen in het onderwijs ........................................... 65 5.4 Conclusie ........................................................................................................................... 66
6
Smart Cards voor beveiligde elektronische toegang ................................................................. 66 6.1 Inleiding ............................................................................................................................ 66 6.2 Organisatie van een “Smart Card-Top” én overeenkomst gemeenschappelijke specificaties voor een algemene smartcard-infrastructuur (2000) ..................................................................... 66 6.3 Start invoering van algemeen overeengekomen specificaties (2001)................................ 67 6.4 Conclusie ........................................................................................................................... 68
7
Risico kapitaal voor hoogtechnologische KMO’s..................................................................... 69 7.1 Inleiding ............................................................................................................................ 69 7.2 Beleidsherziening om de samenhang tussen de bestaande instrumenten te verbeteren en te onderzoeken hoe zij efficiënter kunnen worden ingezet om startkapitaalinvesteringen te stimuleren (2000) ......................................................................................................................... 70 7.2.1 Fragmentatie van de markt ...........................................................................................70 7.2.2 Institutionele en regulerende barrières .........................................................................70 7.2.3 Taxatieregime ................................................................................................................70 7.2.4 Schaarste aan hightech KMO's .....................................................................................71 7.2.5 Gebrek aan menselijk kapitaal ...................................................................................... 71 7.2.6 Culturele belemmeringen ..............................................................................................71 7.3 Voorstellen voor nieuwe vormen voor het aantrekken van kapitaal (2000) ..................... 71 7.3.1 Overheidshulp voor risicokapitaalverschaffing ............................................................ 72 7.3.2 Het Europese Investeringsfonds .................................................................................... 72 7.3.3 "Innovation 2000"-initiatief ..........................................................................................72 7.3.4 Samenwerking tussen de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank ....... 72 7.3.5 Aandachtspunten verleggen bij toewijzing gemeenschapfondsen ................................. 72 7.4 Het niveau van de startkapitaalinvesteringen in de Europese Unie moet te minste verdrievoudigd zijn (2003)............................................................................................................ 73 7.5 Conclusie ........................................................................................................................... 74
8
e-Deelname voor de invaliden................................................................................................... 74 8.1 Inleiding ............................................................................................................................ 74 8.2 De wetgeving en de normalisatieprogramma's op het gebied van de informatiemaatschappij moeten in overeenstemming zijn met de principes van toegankelijkheid (2000) .......................................................................................................................................... 74 8.3 Openbare websites moeten qua vorm en inhoud voor mensen met een handicap toegankelijk zijn (2001)................................................................................................................. 76 8.4 Oprichting van een netwerk van kenniscentra dat een Europese opleidingsmodule "design for all" moet ontwikkelen voor de opleiding van ontwerpers en ingenieurs (2002) ..................... 77 8.5 Conclusie ........................................................................................................................... 78
9
e-Gezondheid ............................................................................................................................ 78 9.1 Inleiding ............................................................................................................................ 78
9.2 Identificatie beste praktijken van regionale gezondheidszorgnetwerken en vaststellen van prioriteiten voor medische online bibliotheken (2000) ................................................................. 79 9.3 Invoering prioriteiten op het gebied van de normalisatie van informatica in de gezondheidszorg (2000) ................................................................................................................ 79 9.4 Invoering van informaticahulpmiddelen zodoende dat burgers actief betrokken zijn bij de preventie en behandeling van ziekten (2003)................................................................................ 80 9.5 Het verbinden van professionals en beheerders uit de gezondheidszorg in een gezondheidstelematica-infrastructuur (2004)................................................................................ 81 9.6 De huidige toestand van e-gezondheid.............................................................................. 82 9.7 Conclusie ........................................................................................................................... 83 10
Intelligent transport ................................................................................................................... 84 10.1 Inleiding ............................................................................................................................ 84 10.2 Realisatie van pan-Europese bijstandsvoorzieningen waaronder 112 (2001) ................... 84 10.3 Voorziening actieve veiligheidsverbeterende systemen bij nieuwe auto’s in Europa (2002) ……………………………………………………………………………………………………85 10.4 Verkeers- en reisplanning informatiediensten moeten 50% van de grotere steden beslaan (2002)……………………………………………………………………………………………..87 10.5 De belangrijkste Europese netwerken moeten beschikken over congestie-informatie en – beheerssystemen (2002) ................................................................................................................ 87 10.6 De luchtvaartroutes dienen te beschikken over een infrastructuur waarmee de congestie kan worden verminderd (2004) ..................................................................................................... 88 10.7 Conclusie ........................................................................................................................... 90
11
e-Governemnt............................................................................................................................ 90 11.1 Inleiding ............................................................................................................................ 90 11.2 Eenvoudige toegang tot ten minste vier essentiële soorten van openbare gegevens in Europa (2000)................................................................................................................................ 90 11.3 Overleg en feeback via het Internet over de belangrijkste politieke initiatieven (2000)... 92 11.4 Huidig e-government niveau ............................................................................................. 93 11.5 Conclusie ........................................................................................................................... 95
III. Globale evaluatie eEurope initiatief .................................................................................................. 97
Algemeen besluit ............................................................................................................................................ 101 Bijlagen
Literatuurlijst Diversen: ANDRIES, M., ‘Versoepeling van het immigratiebeleid: braingain of braindrain?’, Internet, Wereldwijd, september 2001, (http://www.wereldwijd.be/archief/0109-025.htm), 10 februari 2003. Project Provinciale Hogeschool Limburg ANYTIME ANYWHERE LEARNING, (http://www.aal.be/6praktijk/hoger/phl/), 7 februari 2003. CELEX, Resolutie van de Raad over Galileo, Publicatieblad Nr. C 157 van 30/05/2001 blz. 0001 – 0003, 5 april 2001, (http://europe.eu.int/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexplus!prod!JO_RefPub&serie_jo=C&an_jo=2 001&nu_jo=157&pg_jo=1&lg=NL), 8 april 2003. CELEX, Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, Publicatieblad Nr. C 362 E van 18/12/2001 blz. 0251 – 0254, (http://europa.eu.int/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexplus!prod!CELEXnumdoc&lg=nl&numdoc= 52001PC0123), 8 april 2003. CEPT BELGIAN AMATEUR RADIO SOCIETY, (http://www.uba.be/html_nl/organismes/cept.html), 13 februari 2003. Brokerage BUZZWORDS.NL, (http://www.buzzwords.nl/buzzwords_high.htm), 8 november 2002. Career Space CAREER SPACE, (http://www.career-space.com/project_desc/index.htm), 10 februari 2003. CEN (European Committee for standardization), Enabling health on-line – The case for National and European actions for standards - Letter to the European health authorities, European parliament, European Commission and CEN/ISSS, 25 september 2000, 9 blz., (http://www.centc251.org/TCMeet/doclist/TCdoc00/N00-070rev.pdf), 1 maart 2003. ‘Consortium rond Belgen mag van Commissie EU-domeinnamen beheren’, internet, De Standaard Online, 22 maart 2003, (http://www.standaard.be/Archief/zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=DEXA22032003_091&tre fwoord=eu+domeinnaam), 31 maart 2003. Géant netwerk DANTE, (http://www.dante.net/geant/index.html), 22 februari 2003. TEN-155 DANTE, (http://www.dante.net/ten-155.html), 22 februari 2003. Internetproviders België DE LETTER, F., (
[email protected]), Vraag betreffende internet providers, e-mail aan SMEDTS, J., (
[email protected]), 20 januari 2003.
Kwaliteitscriteria medische websites DE LETTER, F., (
[email protected]), Request for information, e-mail aan WILSON, P., (
[email protected]), 1 april 2003. Online Dispute Resolution DE LETTER, F., (
[email protected]), request for info, e-mail aan WILIKENS, M., (
[email protected]), 14 februari 2003. VZW Toegankelijkheidsbureau DE LETTER, F., (
[email protected]), informatieaanvraag, e-mail aan FRANSSEN, K., (
[email protected]), 5 april 2003. DEUTSCHE BANK RESEARCH, Economics: Internet revolution and new economy, 22 mei 2000, 8 blz., (http://user.chollian.net/~gisul/database/00080503.pdf), 15 september 2002. DJANKOV, S. e.a., The Regulation Of Entry, Third Draft, juni 2001, 49 blz. (http://econ.worldbank.org/files/2379_wps2661.pdf), 16 september 2002. e-ACCESSIBILITY EXPERT GROUP, eEurope Action Plan 2002/eAccessibility: WAI contents guidelines for public Web sites in the EU, Final Progress Report, December 2002, 59 blz., (http://europa.eu.int/information_society/topics/citizens/accessibility/web/wai_2002/eaccess2002_repo rt_final/a_documents/ap2002-wai-rep3.doc), 26 februari 2003. Venture Capital netwerken EBAN (European Business Angels Network), (http://www.eban.org/whatseban.htm), 24 maart 2003. e-Confidence eCONFIDENCE FORUM, (http://econfidence.jrc.it/default/show.gx?Object.object_id=EC_FORUM0000000000000159), 13 februari 2003. Design for All EDeAN (European Design for All e-Accessibility Network), http://www.eaccessibility.org/design_for_all.htm, 26 februari 2003. European Design for All e-Accessibility Network (EDeAN) EDeAN (European Design for All e-Accessibility Network), http://www.e-accessibility.org/, 26 februari 2003. Nationaal Contact Centrum (NCC) België EDeAN (European Design for All e-Accessibility Network), http://www.eaccessibility.org/national_contact_centres.html, 26 februari 2003. PROMETEUS EDUWORKS CORPORATION, (http://www.eduworks.net/robby/papers/edmedia2000.html), 9 februari 2003. Business Angels EEBIC (Erasmus European Business and Innovation Center), (http://www.eebic.be/nl/news_pres_zijn.htm), 10 april 2003. eEUROPE SMART CARDS, eESC OSCIE Management Summary, maart 2003, 6 blz., (http://www.eeurope-smartcards.org/Home/Download/OSCIE_Management_Summary.pdf), 31 maart 2003.
eEurope Smart Cards – implementation eEUROPE SMART CARDS, (http://www.eeurope-smartcards.org/D1-Implementation.htm), 9 maart 2003. eEUROPE SMART CARDS; Media Fact Sheet: eEurope Smart Cards – An Overview, 6 blz., (http://www.eeurope-smartcards.org/Download/eESC_PressCorner/01_MP_0702.pdf), 31 maart 2003. Ontmoeting in Athene – Smart Card Charter eEUROPE SMART CARDS, (http://eeurope-smartcards.org/background_and_history.htm), 22 februari 2003. eEUROPE SMART CARDS, Press Release: eEurope Smart Card Charter supports eEpoch Smart Card deployment for secure digital identity and access to government services, 28 november 2002, 2 blz., (http://www.eeurope-smartcards.org/Download/11-1b_eEpoch_Press_Release.pdf), 31 maart 2003. eEUROPE SMART CARDS, Press Release: eEurope Smart Card Charter supports Netc@rds, a DG Information Society E-TEN Market Validation Project (Phase A) on the roll-out of Trans-European Health Care Access Facilities for Mobile Citizins, 15 november 2002, 2blz., (http://www.eeuropesmartcards.org/Download/Implementation/11-2b_Netcards_pr_September_2002.pdf), 31 maart 2003. Advanced Informatics in Medicine EHTO (European Health Telematics Observatory), (http://www.ehto.org/aim/volume1/3rd_fw3.html), 28 oktober 2002. Smart Card Top ePAYMENT SYSTEMS OBSERVATORY, (http://epso.jrc.es/newsletter/vol01/1-7.html), 22 februari 2003. World Wide Grid ESA (European Space Agency), (http://esagrid.esa.int/intro.html), 22 februari 2003. Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij EUR-LEX, (http://europa.eu.int/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexapi!prod!CELEXnumdoc&lg=nl&numdoc=3 2001L0029&model=guichett), 17 februari 2003. Ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk EUR-LEX, (http://europa.eu.int/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexapi!prod!CELEXnumdoc&lg=nl&numdoc=3 2000R2887&model=guichett), 12 februari 2003. EUROPEAN RADIOCUMMUNICATIONS COMMITTEE, ERC Decision of 1 June 1999 on the designation of the harmonised frequency band 40.5 to 43.5 GHz for the introduction of Multimedia Wireless Systems (MWS), including Multipoint Video Distribution Systems (MVDS), (ERC/DEC/(99)15), 1 juni 1999, 3 blz., (http://www.ero.dk/doc98/official/Word/DEC9915E.DOC), 13 februari 2003. EUROPEES PARLEMENT (Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport), Ontwerpadvies inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de machtiging voor elektronische communicatienetwerken en –diensten, voorlopige versie 2000/0188(COD), 22 november 2000, 9 blz., (http://www.europarl.eu.int/meetdocs/committees/cult/20001204/426256nl.doc), 13 februari 2003.
Europese Conventie EUROPESE CONVENTIE, (http://european-convention.eu.int/organisation.asp?lang=NL), 25 maart 2003. Delors White Paper EUROPESE UNIE, (http://europa.eu.int/en/record/white/c93700/ch0_1.html), 12 oktober 2002. Europese gemeenschap voor atoomenergie EUROPESE UNIE, (http://europa.eu.int/abc/doc/off/bull/nl/200201/p103132.htm), 2 november 2002. Risicokapitaal geïnvesteerd in Europa, 1992-2000 EVCA (The European Privaty Equity and Venture Capital Association), (http://www.evca.com/admin/attachments/tmpl_13_art_9_att_27.pdf), 17 september 2002. FEBIAC (Belgische federatie van de automobiel -en tweewielerindustrie), Veiligheid en infrastructuur, januari 2003, 16 blz., (http://www.febiac.be/documents_febiac/Promove2003/veiligheid_en_infrastructuur.pdf), 10 april 2003. FENIT (Vereniging ICT Nederland), Handel in de Virtuele Wereld: Een Voorstudie, maart 2001, 39 blz., (http://195.109.181.56/nict/pdf_files/paperehandel.pdf), 16 september 2002. HOBLEY, C, Just Numbers: Numbers on Internet Use, electronic commerce, IT and related figures for the European Community., European Commission’s Electronic Commerce Team, januari 2001, 66 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/ecommerce/documents/Just_numbers.pdf), 2 februari 2003. Wat is e-procurement IBM, (http://www-5.ibm.com/e-business/nl/opportunity/procurement/), 18 februari 2003. IDA (Interchange of Data between Administrations), IDA Work Programme 2001: Horizontal Actions and Measures, ISPO, 29 maart 2001, 66 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/ida/export/files/en/725.pdf), 18 februari 2003. Het aantal mobiele telefoongebruikers per 100 inwoners in 1999 INTERNATIONAL TELECOMMUNICATION UNION, (http://www.itu.int/ITUD/ict/statistics/at_glance/cellular99.pdf), 15 september 2002. ‘Internet: een opportuniteit die we met beide handen moeten grijpen’, internet, Monster Mid-Career, (http://midcareer.monster.be/articles/roadshow/roadshow1/index.asp), 18 februari 2003. Developing European Learning through Technology Advance INTERNET SOCIETY, (http://www.isoc.org/isoc/conferences/inet/00/cdproceedings/posters/036/), 28 oktober 2002. IST (Information Society Technologies), Appendex 1: Annex 1 – Structure of the research programmes of the fifth framework programme 1998-2002 (indirect actions) and their thematic priorities according to their workprogrammes, National Documentation Centre Greece, 16 februari 2001, 14 blz., (http://www.ekt.gr/ncpfp5/tools/annex_formsa1_en.pdf), 26 februari 2003. IST (Information Society Technolgoies), Appendex 1: Annex 1 – Structure of the research programmes of the fifth framework programme 1998-2002 (indirect actions) and their thematic priorities according to their workprogrammes, Università degli Studi di Milano, 15 december 2000, 14 blz., (http://ricerca.unimi.it/convint/vecchioconvint/Documenticomuni5PQ/annex1.pdf), 26 februari 2003.
Dublin Conferentie ISWORLD NET IRELAND, (http://mis.ucd.ie/iswirl/conference96.html), 19 oktober 2002. Online Dispute Resolution JRC (The Joint Research Centre), (http://dsa-isis.jrc.it/ODR.html), 13 februari 2003. Integrated Broadband Communications KTH (Department of Teleinformatics at the Royal Institute of Technology),(http://media.it.kth.se/SONAH/ANALYSYS/race/pl4/dissemin/plpubs/isdn-cnf.htm), 17 oktober 2002. Het Bangemann rapport MEDICI FRAMEWORK, (http://www.medicif.org/Dig_library/ECdocs/reports/Bangemann.htm), 12 oktober 2002. Verordening Brussel I MEETING.JUST.EE, (http://meeting.just.ee/topic3_1.php?menyy=t3), 17 februari 2003. OECD (Organisation for Economic Co-operation and Development), Consumer in the online marketplace: oecd workshop on the guidelines – one year later, 19 april 2001, 82 blz., (http://www.oecd.org/pdf/M00001000/M00001260.pdf), 20 februari 2003. PFEIL, A., Venture Capital: new ways of financing technology innovation, Human Development Report Office, December 2000, 23 blz., (http://hdr.undp.org/docs/publications/background_papers/venturecapital.doc), 25 februari 2003. IST-2000-1.1.4 Best Practice and Demonstration actions in Regional Healthcare Networks P.G. DEMIDOV YAROSLAVI STATE UNIVERSITY, (http://www.uniyar.ac.ru/projects/yarrin/114.htm), 26 februari 2003. PROMETEUS PROMETEUS, (http://prometeus.org/), 9 februari 2003. PROMETEUS, Prometeus: Memorandum of Understanding – A Partnership for a Common Approach tot the Production and Delivery of Learning Technologies, Content and Services, September 2001, 15 blz., (http://prometeus.org/docs/1MoU2001.pdf), 9 februari 2003. PUBLICATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Council Resolution of 8 October 2001 on ‘e-Inclusion’ – exploiting the opportunities of the information society for social inclusion, 2001/C 292/02, 18 oktober 2001, 3 blz., (http://europa.eu.int/comm/employment_social/knowledge_society/res_eincl_en.pdf), 26 februari 2003. PUBLICATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en –diensten (Universeledienstrichtlijn), 24 april 2002, 27 blz., (http://europa.eu.int/information_society/topics/telecoms/regulatory/new_rf/documents/l_1082002042 4nl00510077.pdf), 3 maart 2003. PUBLICATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (“richtlijn inzake elektronische handel”), 17 juli 2000, 15 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/ecommerce/legal/documents/2000_31ec/2000_31ec_nl.pdf), 18 februari 2003.
PUBLICATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Verordening (EG) Nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Billiet & Co, 16 januari 2001, 23 blz., (http://www.billietco.be/ned/pdf/NL%20jurisdiction.pdf), 17 februari 2003. RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Communication from the Commission to the European Parliament and the Council: State of progress of the Galileo programme, COM(2002) 518 final, Brussels, 24 september 2002, 36 blz., (http://register.consilium.eu.int/pdf/en/02/st12/12563en2.pdf), 25 maart 2003. RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een beschikking van het Europees Parlement en de Raad inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking), 2000/0187 (COD), Brussels, 12 oktober 2001, 18 blz., (http://europa.eu.int/information_society/topics/telecoms/radiospec/doc/pdf/radio_spectrum/council_p osition_20011016/nl.pdf), 13 februari 2003. SHEEHAN, J., OECD Science, Technology and Industry Outlook 2002, Worldbank - OECD Science & Technology Policy Division, Washington DC, November 2002, 48 blz., (http://www.worldbank.org/wbi/knowledgefordevelopment/ docs/BBL_Nov20.ppt), 31 maart 2003. SIBIS (Statistical Indicators Benchmarking the Information Society), SIBIS – Workpackage 4: eEurope Evaluation and Benchmarking Report 2001, 12 maart 2002, 107 blz., (http://www.sibiseu.org/sibis/files/D4.2-Final-DBC.pdf), 29 maart 2003. Ondersteuning e-procurement SIMAP, (http://simap.eu.int/NL/pub/src/welcome.htm), 19 februari 2003. IST2001 - I.1.3 Best practice and trials in e-Health SLOVAK UNIVERSITY OF TECHNOLOGY IN BRATISLAVA, (http://www.elf.stuba.sk/idealist/program_ist/2001/key_action_1.html), 26 februari 2003. SPAANS MINISTERIE VAN OPENBARE ADMINISTRATIES, Evolution of eGovernment in the European Union: Report commissioned by the Spanish Presidency of the Council of the European Union, Madrid, 25-26 april 2002, 71 blz., (http://www.map.es/csi/pdf/eGovEngl_definitivo.pdf), 25 maart 2003. SQUIRE SANDERS, Legal Study on Part II of the Local Loop: Sectorial Inquiry, Draft Final Version, februari 2002, 60 blz., (http://europa.eu.int/comm/competition/antitrust/others/sector_inquiries/local_loop/local_loop_unbund ling_inquiry.pdf), 12 februari 2003. TEIN TEIN (Trans Eurasia Information Network), (http://www.transeurasia.org/about/back_rati.asp), 22 februari 2003. TRAFFIC MESSAGE CHANNEL, (http://www.tmcforum.com/tmc/what_is.htm), 5 april 2003. HUBO, B., ‘Verkeersinfo op verzoek: In herfst kanaal foor filemelding’, internet, De Standaard Online, 13 juli 1999, (http://www.standaard.be/Archief/zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=dst9907130014&trefwoor d=RDS%2DTMC), 5 april 2003. Risicokapitaal geïnvesteerd in de Verenigde Staten, 1992-2000 VENTURE ECONOMICS, (http://www.ventureeconomics.com/vec/stats/2002q4/nation_us1.html), 17 september 2002.
Cyber Squatting VERMOERE, F., ‘Lieven Van Neste: ,,Wat ik doe, is niet immoreel'”: ,,Dit is geen cyber-squatting, maar cyber-investing''', internet, De Standaard Online, 30 juni 2000, (http://www.standaard.be/Archief/zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=DST30062000_062&tref woord=cyber+squatting), 31 maart 2003. Conformiteiten niveaus van WCAG 1.0 W3C (World Wide Web Consortium), (http://www.w3.org/TR/WAIWEBCONTENT/#Conformance), 26 februari 2003. Web Content Accessibility Guidelines 1.0 W3C (World Wide Web Consortium), (http://www.w3.org/TR/WAI-WEBCONTENT/), 26 februari 2003. Werkterrein Web Accessibility Initiative (WAI) W3C (World Wide Web Consortium), (http://www.w3.org/Talks/WAI-Intro/slide1-0.html), 26 februari 2003. World Wide Web Consortium (W3C) & Web Accessibility Initiative (WAI) W3C (World Wide Web Consortium), (http://www.w3.org/WAI/about.html), 26 februari 2003. WEBTASKFORCE, ‘Council adopts Directive on distance marketing of financial services’, internet, European Liberal Youth, 3 juli 2002, (http://www.lymec.org/article.php?sid=83), 17 februari 2003. Bevolkingsdichtheid 2001 WORLD BANK GROUP, (http://devdata.worldbank.org/external/dgcomp.asp?rmdk=110&smdk=500009&w=0), 17 september 2002.
Cordis: Advanced Communications Technology and Services CORDIS, (http://www.cordis.lu/infowin/acts/analysys/intro/chap1.htm), 28 oktober 2002. Dedicated Road Infrastructure for Vehicle Safety in Europe CORDIS, (http://www.cordis.lu/telematics/tap_transport/intro/benefits/history.htm), 28 oktober 2002. eLearning initiatief CORDIS, (http://www.cordis.lu/ist/cpt/elearning.htm), 7 februari 2003. ESPRIT CORDIS, (http://www2.cordis.lu/esprit/src/intro.htm), 18 oktober 2002. Géant netwerk CORDIS, (http://www.cordis.lu/ist/rn/geant.htm), 22 februari 2003. Géant onder het IST programma CORDIS, (http://www.cordis.lu/ist/rn/home.html), 22 februari 2003. Information Society Technologies CORDIS, (http://www.cordis.lu/ist/ist-fp5.html), 7 november 2002. Information Society Technologies CORDIS, (http://www.cordis.lu/ist/overv-1.htm#objective), 7 november 2002.
KMO en het 5de kaderprogramma CORDIS, (http://sme.cordis.lu/about/objectives.cfm#1), 19 februari 2003. Multimedia component van het 5de kaderprogramma CORDIS, (http://www.cordis.lu/ist/ka3/home.html), 7 februari 2003. Risico kapitaal, een communicatie van de commissie CORDIS, (http://www.cordis.lu/finance/src/risk.htm), 28 maart 2003. Vijfde kaderprogramma CORDIS, (http://www.cordis.lu/fp5/home.html), 2 november 2002. World Wide Grid CORDIS, (http://www.cordis.lu/ist/rn/grids.htm), 22 februari 2003.
European Telework Online: IT investment as % of GDP (1992-1999) EUROPEAN TELEWORK ONLINE, (http://www.eto.org.uk/eustats/graphs/percent92-99.jpg), 15 september 2002. IT Investment per Capita, 1992-1999 EUROPEAN TELEWORK ONLINE, (http://www.eto.org.uk/eustats/graphs/percapita92-99.jpg) 15 september 2002. IT investment per capita, 1999 EUROPEAN TELEWORK ONLINE, (http://www.eto.org.uk/eustats/graphs/percap99.jpg), 15 september 2002. IT investment per capita, cumulative 1992-1999 EUROPEAN TELEWORK ONLINE, (http://www.eto.org.uk/eustats/graphs/cumpercap92-99.jpg), 15 september 2002. Pc’s per 100 population 1999 EUROPEAN TELEWORK ONLINE, (http://www.eto.org.uk/eustats/graphs/pcs99.jpg), 15 september 2002.
Europese Commissie: 1. Web pagina’s: Your voice in Europe EUROPESE COMMISSIE, (http://europa.eu.int/yourvoice/index_en.htm), 4 april 2003. 2. Web rapporten: EUROPESE COMMISSIE, Green Paper on alternative dispute resolution in civil and commercial law, COM(2002) 196 final, Brussels, 19 april 2002, 36 blz., (http://europa.eu.int/eurlex/en/com/gpr/2002/com2002_0196en01.pdf), 13 februari 2003. EUROPESE COMMISSIE, Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Het MKB helpen om digitaal te gaan werken, COM(2001) 136 definitief, Brussels, 13 maart 2001, 18 blz., (http://europa.eu.int/eurlex/nl/com/cnc/2001/com2001_0136nl01.pdf), 19 februari 2003. EUROPESE COMMISSIE, Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: eLearning-actieplan – Het onderwijs van morgen uitdenken, COM(2001)172 definitief, Brussels, 28 maart 2001, 21 blz., (http://europa.eu.int/eur-lex/nl/com/cnc/2001/com2001_0172nl01.pdf), 10 februari 2003. De Europese Commissie – DG Belastingen en Douane-unie: VAT on electronic commerce EUROPESE COMMISSIE – DG BELASTINGEN EN DOUANE-UNIE, (http://europa.eu.int/comm/taxation_customs/taxation/ecommerce/vat_en.htm), 20 februari 2003. De Europese Commissie – DG Concurrentie: Liberalisering telecommunicatiesector EUROPESE COMMISSIE – DG CONCURRENTIE, (http://europa.eu.int/comm/competition/liberalization/overview/), 17 september 2002. De Europese Commissie – DG Energie en Vervoer: 1. Web pagina’s: Financial instruments for the implementation of the Single European Sky initiative EUROPESE COMMISSIE – DG ENERGIE EN VERVOER, (http://europe.eu.int/comm/transport/air/single_sky/financial_en.htm), 8 april 2003. Percentage of Flights Delayed duet o AFTM Regulations EUROPESE COMMISSIE – DG ENERGIE EN VERVOER, (http://europe.eu.int/comm/transport/air/single_sky/doc/key_figures/fly_delayed_en.pdf), 8 april 2003. The High Level Group for air traffic control EUROPESE COMMISSIE – DG ENERGIE EN VERVOER, (http://europe.eu.int/comm/transport/air/single_sky/hlg_en.htm), 8 april 2003.
2. Web rapporten: EUROPESE COMMISSIE – DG ENERGIE EN VERVOER, Commission Communication to the European Parliament and the Council on Galileo, Brussels, 22 november 2000, COM(2000) 750 Final, 53 blz. (http://europe.eu.int/comm/dgs/energy_transport/galileo/doc/gal_com_2000_750_en.pdf), 8 april 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG ENERGIE EN VERVOER, Communication from the Commission to the European Parliament and the Council: State of progress of the Galileo programme, COM(2002) 518 final), Official Journal of the European Communities, 15 oktober 2002, 21 blz., (http://europe.eu.int/comm/dgs/energy_transport/galileo/doc/com2002_518_en.pdf), 8 april 2003. De Europese Commissie: DG Gezondheids- en Consumentenbescherming: Health Forum EUROPESE COMMISSIE – DG GEZONDHEIDS- EN CONSUMENTENBESCHERMING, (http://europa.eu.int/comm/health/ph_overview/Health_forum/Health_forum_en.htm), 31 maart 2003. De Europese Commissie – DG Informatiemaatschappij: 1. Web pagina’s: @LIS EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/topics/international/latin/alis/doc/word/programa_ing.doc), 22 februari 2003. % Internet users who have purchased online, November 2001 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/testmichel/ca/ecom_users/index_e n.htm), 20 februari 2003. Benchmark goedkopere internetoegang EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/action_plan/cheap_fast_secure/cheap_fast/eu/targets _2001_2002/index_en.htm), 15 februari 2003. Credit Cards (% Internet users experiencing problems) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2000/safer/creditcard/credit_cards .gif), 22 oktober 2002. E-commerce - % Companies buying online, November 2001 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/testmichel/ca/ecom_purchases/ind ex_en.htm), 20 februari 2003. E-commerce - % Companies selling online, November 2001 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/testmichel/ca/ecom_sales/index_e n.htm), 20 februari 2003.
eEurope 2005 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/index_en.htm), 22 februari 2003. eGovernment – online availability of public services 2001-2 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2002/e_government/online_ps_01 _02/index_en.htm), 5 april 2003. eHealth conference EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/ehealth/index_en.htm), 1 april 2003. Electronic Health Record (HER) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/ehealth/whatisehealth/index_en.htm), 1 april 2003. EU domeinnaam EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/comm/information_society/policy/internet/index_en.htm), 19 februari 2003. Government Services Online (% of Internet users visiting egov sites, 2001-2) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIE MAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2002/e_government/intuse_egov_ 01_02/index_en.htm), 5 april 2003. Internet Access Prices Sept 2000-Aug 2001 (20 hours at off-peak rates) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2001/cheap_fast_safe/change_off. gif), 15 februari 2003. Internet Access Prices Sept 2000-Aug 2001 (40 hours at peak rates) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2001/cheap_fast_safe/change_pea k.gif), 15 februari 2003. Internet and Health (% Medical Practices connected to the Internet, June 2002) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2002/e_health/online_doctors/ind ex_en.htm), 1 maart 2003. Internet and Health (% practices who transfer patient identifiable data, June 2002) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2002/e_health/patient_data/index _en.htm), 1 maart 2003. Internet in schools (% of schools connected) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2002/e_learning/schools_connect ed/index_en.htm), 9 februari 2003. Internet in Schools (Number of Internet computers per 100 pupils) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2002/e_learning/online_pcs/index _en.htm), 10 februari 2003. Percentage of teachers who use the Internet for non-computing teaching on a weekly basis
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2001/people_skills_2001/compus e_all.gif), 10 februari 2003. Percentage scholen verbonden met het internet via ADSL EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2001/people_skills_2001/adsl.gif) , 22 februari 2003. Percentage scholen verbonden met het internet via kabel EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2001/people_skills_2001/cable_m odem.gif), 22 februari 2003. Pilootprojecten eHealth EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/ehealth/best_practices/ongoing_projects/index_en.ht m), 26 februari 2003. 2. Web rapporten: EUROPESE COMMISSIE - DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the Economic and Social Committee, and the Committee of Regions: eEurope 2002 – Accessibility of Public Web Sites and their Content, September 2001, 22 blz. ,(http://europe.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/communication_accessibility _en.doc), 4 april 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: eEurope 2005 An information society for all – An Action Plan to be presented in view of the Sevilla European Council, 21/22 June 2002, COM(2002) 263 final, Brussels, 28 mei 2002, 23 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/documents/eeurope2005/eeurope2005_ en.pdf), 15 februari 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Communication from the Commission to the Council, The European Parliament, the Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: Sixt Report on the Implementation of the Telecommunications Regulatory Package, COM (2000) 814, Brussels, 7 december 2000, 42 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/infosoc/telecompolicy/implrep6/com2000-814en.pdf), 12 februari 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Communication from the Commission to the Council, The European Parliament, the Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: Sixt Report on the Implementation of the Telecommunications Regulatory Package – Annex 1.7 Leased Lines, COM (2000) 814, Brussels, 7 december 2000, 15 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/infosoc/telecompolicy/implrep6/Leasedlines-en.pdf), 12 februari 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Communication from the Commission to the European Parliamant, the Council, the Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: Towards a new framework for Electronic Communications infrastructure and associated services: The 1999 Communications Review, COM (1999) 539, 75 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/infosoc/telecompolicy/review99/review99en.pdf), 13 november 2002.
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope An Information Society For All: Communication on a Commission Initiative for the Special European Council of Lisbon, 23 and 24 March 2000, maart 2000, 16 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/initiative_en.pdf), 1 november 2002. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope: Een informatiemaatschappij voor iedereen – Mededeling over een initiatief van de Commissie voor de buitengewone Europese Raad van Lissabon, op 23 en 24 maart 2000, COM 1999/687, december 1999, 16 blz., (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/dutch.pdf), 15 april 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Eight Report from the Commission on the Implementation of the Telecommunications Regulatory Package: European telecoms regulation and markets 2002, COM(2002) 695 final, Brussels, 3 December 2002, Annex 2 – Regulatory Data, 86 blz., (http://europa.eu.int/information_society/topics/telecoms/implementation/annual_report/8threport/final report/annex2.pdf), 15 februari 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eSafety: Final Report of the eSafety Working Group on Road Safety, november 2002, 55 blz., (http://europe.eu.int/information_society/programmes/esafety/doc/wg/esafety_wg_final_report_nov02 _final.pdf), 5 april 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Groenboek over de convergentie van de sectoren telecommunicatie, media en informatietechnologie en de implicaties daarvan voor de regelgeving: naar een aanpak voor de informatiemaatschappij, Brussel, 3 december 1997, 53 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/convergencegp/97623nl.pdf), 1 november 2002. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: eEurope-Benchmarkingverslag – eEurope 2002, COM(2002) 62 definitief, Brussels, 5 februari 2002, 21 blz., (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/news_library/new_documents/benchmarking/bench marking_nl.pdf), 14 april 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over De Informatiemaatschappij: van Korfoe naar Dublin: De nieuwe prioriteiten, augustus 1996, 3 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/docs/policy/docs/596dc0395/596dc0395_nl.doc), 19 oktober 2002. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Progress on eEurope Actions: Staff Paper, November 2000, 21 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/staffpaper_en.pdf), 7 februari 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Research on Integrated Safety Systems for Improving Road Safety in Europe: The Information Society Technologies (IST) programme 1998-2002, September 2002, 24 blz., (http://europe.eu.int/information_society/programmes/esafety/doc/brochure_en.pdf), 3 maart 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Technologieën van de informatiemaatschappij: Een programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie onder het vijfde kaderprogramma – Werkprogramma 2001, Cordis, 24 januari 2001, 103 blz., (ftp://ftp.cordis.lu/pub/ist/docs/b_wp_nl_200101.pdf), 7 februari 2003.
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Voorstel voor een richtlijn voor het Europees Parlement en de Raad inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en –diensten, COM(2000) 392 definitief, Brussel, 12 juli 2000, 49 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/infosoc/telecompolicy/review99/com2000-392nl.pdf), 3 maart 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van het “.EU”-topniveaudomein voor internet, COM(2000) 827 definitief, Brussels, 12 december 2000, 6 blz., (http://europa.eu.int/comm/information_society/policy/internet/pdf/com2000827_nl.pdf), 19 februari 2003. De Europese Commissie – DG Internet Markt: 1. Web pagina’s: Distance marketing EUROPESE COMMISSIE - DG INTERNE MARKT, (http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/finances/consumer/01-1325.htm), 17 februari 2003. E-commerce richtlijn EUROPESE COMMISSIE – DG INTERNE MARKT, (http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/ecommerce/2k-442.htm), 18 februari 2003. FIN-NET EUROPESE COMMISSIE – DG INTERNE MARKT, (http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/finances/consumer/adr.htm), 13 februari 2003. Opheffing belemmeringen e-procurement EUROPESE COMMISSIE – DG INTERNE MARKT, (http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/publproc/general/2k-461.htm), 18 februari 2003. 2. Web rapporten: EUROPESE COMMISSIE – DG INTERNE MARKT, Communication from the Commission to the Council and the European Parliament on implementation of the Risk Capital Action Plan (RCAP), COM(2001) 605 final, Brussels, 25 oktober 2001, 36 blz., (http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/finances/general/01-1490en.pdf), 28 maart 2003. De Europese Commissie – DG Milieu: 1. Web pagina’s: Campagne 112 van de Belgische overheid EUROPESE COMMISSIE – DG MILIEU, (http://europa.eu.int/comm/environment/civil/prote/cpactiv/cpact04l.htm), 3 maart 2003. Knowledge of the single European emergency call number 1-1-2 EUROPESE COMMISSIE – DG MILIEU, (http://europa.eu.int/comm/environment/civil/prote/112/112-knowledge_en.htm), 3 maart 2003. Noodnummer 112 EUROPESE COMMISSIE – DG MILIEU, (http://europa.eu.int/comm/environment/civil/112_en.htm), 3 maart 2003.
2. Web rapporten: EUROPESE COMMISSIE – DG MILIEU, State of Implementation of the single European emergency call number 1-1-2 (As of September 2001), Version 2.0, Brussels, 18 oktober 2001, (http://europa.eu.int/comm/environment/civil/pdfdocs/112surv-2001.pdf), 3 maart 2003. De Europese Commissie – DG Ondernemingen: 1. Web pagina’s: EC Whole Vehicle Type-Approval system EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERNEMINGEN, (http://europa.eu.int/comm/enterprise/automotive/pagesbackground/regulatoryframework.htm), 3 maart 2003. Go Digital EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERNEMINGEN, (http://europa.eu.int/comm/enterprise/ict/policy/godigital.htm), 19 februari 2003. The Business Environment Simplification Task Force (BEST) EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERNEMINGEN, (http://europa.eu.int/comm/enterprise/enterprise_policy/best/), 28 maart 2003. 2. Web rapporten: EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERNEMINGEN, Actieplan ter bevordering van het ondernemerschap en het concurrentievermogen, 29 april 1999,21 blz. , (http://europa.eu.int/comm/enterprise/enterprise_policy/best/doc/actionplan_nl.pdf), 28 maart 2003. De Europese Commissie – DG Onderwijs en Cultuur: 1. Web pagina’s: Een Europees programma om de cinema en de audiovisuele sector te ondersteunen EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERWIJS EN CULTUUR, (http://europa.eu.int/comm/avpolicy/media/media2_en.html), 17 oktober 2002. 2. Web rapporten: EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERWIJS EN CULTUUR, Mededeling van de Commissie: eLearning – Het onderwijs van morgen uitdenken, COM(2000) 318 definitief, Brussel, 25 mei 2000, (http://europa.eu.int/comm/education/elearning/comnl.pdf), 7 februari 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERWIJS EN CULTUUR, Socrates: Ruim baan voor het onderwijs – Comunautair actieprogramma op onderwijsgebied (2000-2006), 5 blz., (http://europa.eu.int/comm/education/socrates/shortnl.pdf), 9 februari 2003. De Europese Commissie – DG Onderzoek: 4de kaderprogramma EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERZOEK, (http://europa.eu.int/comm/research/fp4.html), 18 oktober 2002.
De Europese Commissie – DG Werkgelegenheid en Sociale Zaken: EUROPESE COMMISSIE – DG WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN, Building the European Information Society for us all: Final policy report of the high-level expert group, april 1997, 72 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/docs/topics/docs/hlge_final_en_97.rtf), 20 oktober 2002. EUROPESE COMMISSIE – DG WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN, Commission Staff Working Paper: e-Inclusion – The Information Society’s potential for social inclusion in Europe, SEC (2001) 1428, Brussels, 18 september 2001, 37 blz., (http://europa.eu.int/comm/employment_social/knowledge_society/eincl_en.pdf), 26 februari 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN, Commission Staff Working Paper: Financial Participation of employees in the European Union, SEC(2001)1308, 26 juli 2001, 13 blz., (http://europa.eu.int/comm/employment_social/news/2001/aug/sec_2001_1308_en.pdf), 28 maart 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG WERKGELEGENHEID EN SOCIAL ZAKEN, Green Paper: Living and Working in the Information Society: People First, COM(96) 389,22 juli 1996, 33 blz., (http://europa.eu.int/comm/employment_social/soc-dial/info_soc/green/green_en.pdf), 19 oktober 2002.
Europese Unie - Scadplus: BTW: Bijzondere regeling die van toepassing is op diensten die met elektronische middelen worden verricht EUROPESE UNIE - SCADPLUS, (http://europe.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l31044.htm), 20 februari 2003. Buitengewone Europese Raad van Lissabon (maart 2000) EUROPESE UNIE - SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/cha/c10241.htm), 25 februari 2003. Elektronische Communicatiediensten EUROPESE UNIE – SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l24216.htm), 13 november 2002. Luchtverkeersafhandeling: Congestie en crisissituaties in het Europese luchtverkeer EUROPESE UNIE - SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l24158.htm), 5 april 2003. Machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten EUROPESE UNIE - SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l24164.htm), 13 februari 2003. Regulatory framework for radio spectrum policy EUROPESE UNIE - SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/en/lvb/l24218a.htm), 13 februari 2003. Risicokapitaal: sleutel voor het scheppen van werkgelegenheid in de Europese Unie EUROPESE UNIE - SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l24195.htm), 25 februari 2003. Verkoop op afstand van financiële diensten EUROPESE UNIE - SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l32035.htm), 17 februari 2003.
Verordening Brussel I EUROPESE UNIE -SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l33054.htm), 17 februari 2003. Vijfde kaderprogramma EUROPESE UNIE – SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/i23001.htm), 2 november 2002.
ISPO (Information Society Promotion Office): 1. Web pagina’s: eMoney richtlijn ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/ecommerce/epolicy/200006.html#emoney), 17 februari 2003. EUMEDIS ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/eumedis/englishversion/i_welcome_en.html), 22 februari 2003. Geschiedenis van de Informatiemaatschappij ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/basics/i_history.html), 12 oktober 2002. High Level Group of Experts on Social and Societal Aspects of the Information Society (HLGE) ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/topics/i_hlge_mandate.html), 20 oktober 2002. Information Society Forum ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/policy/isf/), 19 oktober 2002. Ministeriële Conferentie Bonn 6-8 july 1997 ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/bonn/i_index.html), 22 oktober 2002. Promise ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/promotion/i_promise.html), 8 november 2002. The Information Market Policy ACTions programme ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/ecommerce/books/aecev2/annex_1.htm), 17 oktober 2002. 2. Web rapporten: ISPO (Information Society Promotion Office), Conclusions of G7 Summit “Information Society Conference”, 26 februari 1995, 15 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/docs/services/docs/1997/doc_95_2_en.doc), 18 oktober 2002. ISPO (Information Society Promotion Office), eEurope: An Information Society for All – Smart Cards for Secure Electronic Access, 11 april 2000, 8 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/docs/policy/docs/e_europe/smart_cards_.doc), 22 februari 2003.
ISPO (Information Society Promotion Office), Europe’s Way to the Information Society: An Action Plan, 7 mei 1999, 9 blz., (http://www.gencat.es/csi/pdf/eng/soc_info/basic/Pla_accio.pdf), 17 oktober 2002. ISPO (Information Society Promotion Office), The Information Society Conference – Concepts, Work programme and examples of public and private initiatives, 25-26 februari 1995, 6 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/docs/intcoop/g8/IS_conf_95_concepts.doc), 17 oktober 2002.
Overzicht van de Bijlagen Bijlage 1: De registratietijd en procedures voor startende ondernemingen, 1999 ...................................... 1 Bijlage 2: eESC Common Specifications for interoperable multi-application secure smart cards v2.0 Volume and part structure ................................................................................................................................... 5 Bijlage 3: Summary of WCAG 1.0 Conformance Evaluations of Web Sites nominated by the eAccessibility Expert Group................................................................................................................................. 9 Bijlage 4: State of implementation within the EU of the single European emergency call number - 112 13
Bijlage 5: Online diensten verschaft door de overheid in de lidstaten, oktober 2001 .............................. 15
XXV
XXVI
Lijst van Figuren Figuur 1: Investeringen in IT als percentage van het BBP (1992-1999) ................................................ 3 Figuur 2: Percentage van de globale investeringen in ICT voor het jaar 1999 ...................................... 4 Figuur 3: Investeringen in IT per Capita, 1992-1999 (€) ....................................................................... 5 Figuur 4: Investeringen in IT per Capita, cumulatief: 1992-1999 (€) .................................................... 6 Figuur 5: Investeringen in IT per Capita, 1999 (€) ................................................................................ 7 Figuur 6: Pc’s per 100 inwoners, 1999 ................................................................................................... 8 Figuur 7: De benodigde tijd voor een onderneming om van start te gaan in 1999 ............................... 11 Figuur 8: Risicokapitaal geïnvesteerd in Europa, 1992-2000 .............................................................. 12 Figuur 9: Risicokapitaal geïnvesteerd in de Verenigde Staten, 1992-2000 .......................................... 12 Figuur 10: Bevolkingsdichtheid in 2001 .............................................................................................. 13 Figuur 11: Kredietkaarten (% Internet gebruikers die problemen ondervinden) ................................. 23 Figuur 12: Internet in scholen (% van scholen verbonden met het internet) ........................................ 41 Figuur 13: Percentage leerkrachten die het Internet gebruiken om te doceren buiten informatica op wekelijkse basis – alle niveaus ..................................................................................................... 43 Figuur 14: Internet in scholen (aantal Internet Pc’s per 100 leerlingen) .............................................. 44 Figuur 15: Jaarlijkse huur voor een nationale 2 Mbit/s lijn, 2 km ........................................................ 48 Figuur 16: Jaarlijkse huur voor een nationale 2 Mbit/s lijn, 50 km ...................................................... 49 Figuur 17: Internet toegangsprijzen sept 2000-aug 2001 (20 uur in daluren) ..................................... 52 Figuur 18: Internet toegangsprijzen sept 2000-aug 2001 (40 uur in piekuren) .................................... 53 Figuur 19: % Internet gebruikers die ooit online aangekocht hebben, 2000 ........................................ 60 Figuur 20: % Internet gebruikers die ooit online aangekocht hebben, november 2001 ....................... 60 Figuur 21: e-commerce - % ondernemingen die online verkopen, november 2001 ............................ 61 Figuur 22: e-commerce - % ondernemingen die online aankopen, november 2001 ............................ 62 Figuur 23: Percentage scholen verbonden met het Internet via een breedbandconnectie, juni 2001 ... 65 Figuur 24: Risicokapitaal investering in ondernemingen als percentage van het BBP, 1998 .............. 69 Figuur 25: Start –en uitbreidingsfinanciering als percentage van het BBP, 1995-2001 ...................... 73 Figuur 26: Internet en gezondheid (% praktijken die identificeerbare data betreffende patiënten overmaken , juni 2002) ................................................................................................................. 82 Figuur 27: Internet en gezondheid (% medische praktijken verbonden met het Internet, juni 2002) .. 83 Figuur 28: Kennis van het uniforme Europese bijstandsnummer 1-1-2................................................ 85 Figuur 29: Percentage van vluchten met vertraging door AFTM reguleringen ................................... 89 Figuur 30: Aantal volledig elektronische openbare diensten aangeboden door de overheid, oktober 2001 .............................................................................................................................................. 91 Figuur 31: Percentage van elektronische openbare diensten aangeboden door de overheid, oktober 2001 .............................................................................................................................................. 92 Figuur 32: e-Government – online beschikbaarheid van openbare diensten 2001-2 ........................... 93 Figuur 33: Overheidsdiensten online (% Internet gebruikers die e-governement sites bezoeken, 20012) ................................................................................................................................................... 94
XXVII
XXVIII
Lijst van Tabellen Tabel 1: Het aantal mobiele telefoongebruikers per 100 inwoners in 1999 .......................................... 9 Tabel 2: Maximum bandbreedte beschikbaar bij Nationale Onderzoek Netwerken in de EU ............. 64
XXIX
XXX
Lijst van Afkortingen @LIS 3G ABS ACTS ADR AFTM AIM B2B B2C BBP BEST CELEX CEN CEPT DANTE DELTA DG DRIVE DVD EBAN EDeAN EEBIC eEPOCH eESC EHR EHTO EIB EIF ERC ESA ESP ESPRIT ETO EUMEDIS EURATOM EUR-LEX EVCA FEBIAC FENIT FIN-NET GALILEO GDP GÉANT GJU GPS
Alliantie voor de informatiemaatschappij Derde generatie Anti-lock Braking Systems Advanced Communications Technology and Services Alternative Dispute Resolution Air Traffic Flow Management Advanced Informatics in Medicine Business-to-Business Business-to-Consumer Bruto Binnenlands Product Business Environment Simplification Task Force CELEX verstrekt tegen betaling toegang tot een uitgebreid gamma van juridische instrumenten van de Instellingen en organen van de Europese Unie. European Committee for standardization Conférence Européenne des Postes et Télécommunications De organisatie die o.a. het Géant netwerk beheert Developing European Learning through Technology Advance Directoraat-Generaal Dedicated Road Infrastructure for Vehicle Safety in Europe Digital Versatile Disk European Business Angels Network European Design for All e-Accessibility Network Erasmus European Business and Innovation Center Een piloot project inzake Smart Cards betreffende het tot stand brengen van een elektronische identiteit. eEurope Smart Cards Electronic Health Record European Health Telematics Observatory Europese Investeringsbank Europese Investeringsfonds European Radiocommunications Committee European Space Agency Electronic Stability Programme European Commission's Information Technology Research Programme European Telework Online Euro-mediterrane informatiemaatschappij Europese gemeenschap voor atoomenergie Een portaal voor het recht van de Europese Unie. The European Privaty Equity and Venture Capital Association Belgische federatie van de automobiel -en tweewielerindustrie Vereniging ICT Nederland Buitengerechtelijke beslechting van grensoverschrijdende financiële geschillen Het toekomstige satellietnavigatiesysteem van de Europese Unie Gross Domestic Product Europees onderzoeksnetwerk met een capaciteit van 10 Gbps Galileo Joint Undertaking Global Positioning System
XXXI
GRID
HLGE HTML I2I IBC IDA IHELP IMPACT ISDN ISPO IST JRC KTH LAN LLU MEDIA II MVDS MWS NCC NETC@RDS NREN O&O ODR OECD OESO OSCIE P2P PKI PROMETEUS PROMISE R&D RCAP RDS RDS-TMC RTD SIBIS SIMAP SIS-kaart SMS SOCRATES TEIN TEN-155 TEN-ISDN TEN-T TMC UMTS
Een infrastructuur die het mogelijk maakt om geïntegreerd en gezamenlijk gebruik te maken van high-end computersystemen, netwerken, databases en wetenschappelijk apparatuur die eigendom zijn van en beheerd worden door een grote verscheidenheid aan organisaties. High Level Group of Experts Hyper Text Markup Language Innovation 2000 Initiative Integrated Broadband Communications Interchange of Data between Administrations Electronic Remote Assistance in the Operating Room Information Market and Policy Actions Integrated Services Digital Network Information Society Promotion Office Information Society Technologies Joint Research Centre Department of Teleinformatics at the Royal Institute of Technology Local Area Network Local Loop unbundeling Een programma ter bevordering van de ontwikkeling en de distributie van Europese audiovisuele werken. Multipoint Video Distribution Systems Multimedia Wireless Systems National Contact Centre Een piloot project inzake Smart Cards betreffende grensoverschrijdende gezondheidszorg. National Research and Education Network Onderzoek & Ontwikkeling Online Dispute Resolution Organisation for Economic Co-operation and Development Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling Open Smart Card Infrastructure for Europe Peer-to-peer Public Key Infrastructure Promoting Multimedia access to Education and Training in the European Society Promoting the Information Society in Europe Research & Development Risk Capital Action Plan Radio Data System Radio Data System Traffic Message Channel Research and Technological Development Statistical Indicators Benchmarking the Information Society Système d’Information pour les Marchés Publics Sociale identiteitskaart Short Message Service Samenwerkingsinitiatief tussen scholen, universiteiten en andere "kennisinstellingen" uit verschillende landen in Europa. Trans Eurasia Information Network Dit is de voorloper van Géant waarbij deze over een snelheid beschikte van 155 Mbps Trans-European Telecomunications Network-Integrated Services Digital Network Trans-Europees Netwerk voor Transport Traffic Message Channel Universal Mobile Telecommunications System
XXXII
VAT W3C WAI WCAG WIPO WRAPIN WVTA WWG
Value Added Tax World Wide Web Consortium Web Accessibility Initiative Web Content Accessibility Guidelines World Intellectual Property Organization World-wide online Reliable Advice to Patients and Individuals Whole Vehicle Type-Approval system World Wide Grid
XXXIII
XXXIV
Inleiding De informatiemaatschappij! Dit zou de ideale maatschappij moeten voorstellen in de toekomst en zodoende dient elke economie die zijn competitief voordeel wenst te versterken of in ieder geval te bewaren dit als doelstelling te beogen. Maar dit reeds in gang gezette proces stopt daar niet. De meest competitieve grootmacht in de toekomst is deze met een op kennis gebaseerde economie waarbij innovatie en dynamiek primordiaal binnen het lexicon staan. Deze innovatie en dynamiek vertalen zich automatisch in een grotere economische slagkracht van een land of continent in kwestie. eEurope is een “blits” initiatief van de Europese Unie om in de nabije toekomst een dergelijke informatiemaatschappij tot stand te brengen zodoende dat de competitiviteit en het innoverende vermogen van Europa drastisch zou verbeteren tegenover vergelijkbare economieën van dergelijke omvang. Het initiatief behoort zowel scheve situaties op tal van raakvlakken recht te trekken als vooruitstrevend te zijn. Het offensief van de Europese Unie zal zich vertalen in een aantal uitermate belangrijke prioriteitengebieden waaronder bepaalde doelstellingen geformuleerd worden waar Europa een tandje dient bij te steken of op meer lange termijn een meer toekomstgerichte visie wenst rond te realiseren om het verschil te maken met andere wereldmachten. Meer concreet zal het initiatief zich in verscheidene fasen onder de vorm van een rollend actie plan trachten te ontwikkelen en te evolueren. Onder elke fase of afgebakende periode tracht de Europese Unie een aantal specifieke elementen, die beoogd worden binnen het globale initiatief, te realiseren. Dit impliceert uiteraard dat in elke fase er zich een inhoudelijke evolutie voordoet in de prioriteitengebieden tegenover de vorige fase. Hierbij blijven de globale prioriteiten wel centraal staan. Ondertussen, eind 2002, is een dergelijke fase, onder de vorm van het eEurope 2002 Actie Plan, ten einde gelopen. Dit biedt uiteraard “de” mogelijkheid om het initiatief te evalueren en te confronteren met zijn oorspronkelijke doelstellingen. Het oorspronkelijke globale eEurope initiatief staat centraal in dit werk. Aan de hand van deze verhandeling zal getracht worden om op een objectieve wijze een analyse van de ondernomen acties van de Europese Unie, om de vooropgestelde mijlpalen betreffende de diverse prioriteiten te verwezenlijken, weer te geven. Hierbij zullen de prioriteiten en doelstellingen, zoals gedefinieerd door de Europese Commissie in december 19991, als vertrekpunt dienen. De evaluatie zal zich dus toespitsen over de periode 19992002 waarbij de literatuurstudie zich tot 15 april 2003 beperkt. De lezer zal meer dan waarschijnlijk in de verschillende componenten van dit werk soms het gevoel hebben dat de meest recente informatie die wordt aangevoerd onder de vorm van grafieken etc. toch al wat dateert. Dit omwille van het feit dat de publicaties en rapporten die betrekking hebben op de 1ste en voornamelijk 2de helft van 2002 veelal nog niet gepubliceerd zijn door bevoegde instanties waardoor dergelijk cijfermateriaal nog niet voor handen is.2
1
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope: Een informatiemaatschappij voor iedereen – Mededeling over een initiatief van de Commissie voor de buitengewone Europese Raad van Lissabon, op 23 en 24 maart 2000, COM 1999/687, december 1999, 16 blz., (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/dutch.pdf), 15 april 2003. 2 Recente publicaties statistieken DE LETTER, F., (
[email protected]), request for information, e-mail aan OECD DSTI CONTACT, (
[email protected]), 18 februari 2003.
1
Om op een constructieve en chronologische wijze tot een correcte analyse te komen ben ik te werk gegaan a.d.h.v. de hierna volgende aanpak. Het eerste deel zal zich voornamelijk focussen rond de historische context van het eEurope initiatief. Zo zal de initiële toestand van Europa bekeken en vergeleken worden tegenover de belangrijkste, huidige, economische rivaal zijnde de Verenigde Staten van Amerika. Na deze analyse zal de lezer via een chronologisch overzicht meer te weten komen over de belangrijkste politieke evenementen die bijgedragen hebben tot de totstandkoming van het eEurope initiatief. Het tweede deel zal de diverse prioriteiten van het initiatief toelichten. Deze bestaat uit drie overkoepelende hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk zal summier de diverse prioriteiten voorstellen en tevens hun respectievelijke doelstellingen en deadlines weergeven. In het tweede hoofdstuk worden de diverse prioriteiten ontleed en geanalyseerd om zo te kijken of de vooropgestelde doelstellingen allen gerealiseerd zijn. In het laatste hoofdstuk zal een meer globale evaluatie gebeuren van de diverse prioriteiten zodoende dat de onderlinge verbanden tot uiting komen. Hierbij zal tevens beklemtoond worden waar de Europese Unie zou moeten bijsturen zodoende dat alle globale doelstellingen die het initiatief beoogd ook gerealiseerd kunnen en zullen worden.
2
I. Europa vs. de VSA: initiële toestand Het kan uitermate zinvol zijn om, binnen de context van het eEurope initiatief, wat achtergrondinformatie te onderzoeken betreffende de oorspronkelijke toestand waarin Europa zich bevond tegenover zijn belangrijkste economische opponent met name de Verenigde Staten. Hierdoor krijgen we meer inzicht in de noodzakelijkheid van het initiatief ondernomen door de Europese Unie.
1 De digitale kloof tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten Een van de voornaamste intenties van de EU om het eEurope initiatief te lanceren was ongetwijfeld om de digitale kloof tussen Europa en de Verenigde Staten teniet te doen of in ieder geval sterk te doen verkleinen. Wanneer men naar verschillende parameters over de periode 1992-1999 kijkt kan men duidelijk zien dat een dergelijke actie zeker noodzakelijk was op dat moment. De volgende metrieken geven een beter inzicht hoe substantieel deze kloof wel was.
1.1 Investeringen in IT als een percentage van het BBP
Figuur 1: Investeringen in IT als percentage van het BBP (1992-1999) 3 Deze parameter laat ons toe om te kijken hoeveel gespendeerd wordt als percentage van het BBP aan informatie en communicatie technologieën. Initieel investeerde Europa aan 2/3de van wat de Verenigde Staten realiseerde, maar naar het einde toe bedroeg dit zelfs minder dan de helft. In het jaar ’98 leek er een vernauwing van de kloof tot stand te komen waarbij een niet denkbeeldige oorzaak hiervan zou kunnen zijn het feit dat de Amerikaanse economie veel sneller groeide dan de Europese waardoor het percentage, gespendeerd aan IT, natuurlijk lager kon liggen wanneer deze minder snel zou toenemen als de globale economische groei. 3
IT investment as % of GDP (1992-1999) EUROPEAN TELEWORK ONLINE, (http://www.eto.org.uk/eustats/graphs/percent92-99.jpg), 15 september 2002.
3
De volgende illustratie zal het niveau aan ICT investeringen voor het jaar ’99 weergeven voor Europa en andere economische wereldmachten.
ICT global market 1999 Sales, %
22,9
35,4
Rest of the world Europe (excl. Germany) Germany
10,8
6,5
24,4
Japan US
Figuur 2: Percentage van de globale investeringen in ICT voor het jaar 1999 4 Zoals men kan constateren was de Verenigde Staten de onbetwiste wereldleider op het betreffende moment; de investeringen van Europa, inclusief Duitsland, lagen een 5-tal procenten lager.
4
DEUTSCHE BANK RESEARCH, Economics: Internet revolution and new economy, 22 mei 2000, 8 blz. (http://user.chollian.net/~gisul/database/00080503.pdf), 15 september 2002, blz. 2.
4
1.2 Investering in IT per inwoner
Figuur 3: Investeringen in IT per Capita, 1992-1999 (€) 5 Aan de hand van deze parameter kunnen we bekijken hoeveel, in relatieve termen uitgedrukt, burgers van het continent in kwestie gebruik maken van ICT. Zo kunnen we constateren dat vanaf het jaar ’93 de Verenigde Staten meer dan het dubbele spendeerde van Europa waarbij dit verschil elk jaar nog toenam.
5
IT Investment per Capita 1992-1999 EUROPEAN TELEWORK ONLINE, (http://www.eto.org.uk/eustats/graphs/percapita92-99.jpg) 15 september 2002.
5
1.3 Het cumulatieve verschil van de IT investeringen per inwoner
Figuur 4: Investeringen in IT per Capita, cumulatief: 1992-1999 (€) 6 Het verschil tussen enerzijds de Verenigde Staten en anderzijds Europa komt hier nog meer tot uiting. Terwijl Europa in de periode 1992-1999 “slechts” ongeveer € 3000,- spendeerde per capita aan investeringen in informatie en communicatie technologieën ging de Verenigde Staten iets minder dan € 8000,- spenderen. Dit toont natuurlijk duidelijk aan dat Europa op ICT vlak dringend investeringen en inspanningen moest leveren om deze “digitale kloof” te vernauwen.
2 Interne variaties binnen Europa Wanneer we Europa naast de Verenigde Staten voorstellen en vergelijken heeft dit niet direct de werkelijke mogelijkheden van Europa op een correcte wijze weer. Daarvoor moeten we verder kijken naar de onderlinge verschillen tussen de diverse EU lidstaten. Dit wordt aangetoond door de volgende twee grafieken.
6
IT investment per capita, cumulative 1992-1999 EUROPEAN TELEWORK ONLINE, (http://www.eto.org.uk/eustats/graphs/cumpercap92-99.jpg), 15 september 2002.
6
2.1 Investeringen in IT per inwoner
Figuur 5: Investeringen in IT per Capita, 1999 (€) 7 Het meest in het oog springende beeld is natuurlijk het feit dat géén enkel land in de EU ook maar in de buurt kwam van de Verenigde Staten in 1999. Daarnaast kunnen we toch duidelijk zien dat de Scandinavische landen het voortouw namen binnen Europa op het vlak van het investeren in ICT. Zwitserland wordt niet op deze grafiek weergegeven daar het geen deel uitmaakt van de Europese Unie maar dit land scoorde minstens even goed als de Scandinavische landen. Het Verenigd Koninkrijk en Nederland vullen het lijstje aan maar op een beduidend lager niveau wel te verstaan dan bijvoorbeeld Zweden.
7
IT investment per capita 1999 EUROPEAN TELEWORK ONLINE, (http://www.eto.org.uk/eustats/graphs/percap99.jpg), 15 september 2002.
7
2.2 Het aantal Pc’s per 100 inwoners
Figuur 6: Pc’s per 100 inwoners, 1999 8 Op deze grafiek kan men het contrast tussen de EU in zijn geheel en de Verenigde Staten nog duidelijker zien op het vlak van het aantal Pc’s per 100 inwoners. Hoe hoger men op deze grafiek scoort hoe interessanter het natuurlijk is om nieuwe informatie en communicatie technologieën te gebruiken daar men een grotere doelgroep tot zijner beschikking heeft. Dit was dan ook een barrière voor Europa op het vlak van e-commerce, waardoor dit beduidend minder omzet genereerde tegenover de Verenigde Staten in die periode.
8
Pc’s per 100 population 1999 EUROPEAN TELEWORK ONLINE, (http://www.eto.org.uk/eustats/graphs/pcs99.jpg), 15 september 2002.
8
3 Was de VSA eind jaren ’90 in alle IT segmenten superieur tegenover Europa? Niettegenstaande de Verenigde Staten leider was op het vlak van ondermeer internetpenetratie had en heeft Europa nog een sterke troef in handen namelijk zijn overwicht bij de mobiele telefonie. Natuurlijk varieerde dit gegeven nog sterk bij de lidstaten onderling maar het gemiddelde was nog steeds hoger dan deze in de Verenigde Staten. Voornamelijk Finland, Noorwegen en Zweden, uiteraard weer de Scandinavische landen, namen het voortouw binnen Europa. De volgende tabel heeft een beter zicht op de situatie in 1999; Finland Zweden Denemarken Verenigd Koninkrijk Ierland Nederland België Luxemburg Duitsland Frankrijk Oostenrijk Portugal Spanje Griekenland Italië Europese Unie VSA
63,38% 58,29% 49,47% 45,69% 44,2% 42,52% 31,12% 48,01% 28,54% 36,56% 51,98% 46,73% 30,6% 36,74% 52,83% 44,44% 30,96%
Tabel 1: Het aantal mobiele telefoongebruikers per 100 inwoners in 1999 9
De Scandinavische landen stonden dus aan kop waarbij meer dan de helft van de inwoners gebruik maakte van mobiele telefonie. Het overgrote deel van de lidstaten circuleerde rond de 40 à 50 percent wat zeker niet slecht is daar dit nog steeds beduidend hoger was dan de Verenigde Staten. De zuiderse Europese landen zoals Griekenland en Spanje liepen traditioneel wat achter op dit vlak. Zowel Duitsland en België vielen opvallend wat uit de toon. Wanneer de Europese Unie deze positie zou kunnen handhaven kan dit natuurlijk enorme mogelijkheden bieden naar de toekomst toe, denken we maar aan m-commerce.10 Daarmee wordt bedoeld het aanbieden van zakelijke internettoepassingen en –diensten voor de mobiele telefoniegebruikers. Natuurlijk moet de technologie voor handen zijn om dergelijke handel een kans te geven. Daarnaast zal m-commerce met dezelfde kwalen en moeilijkheden te maken krijgen als ecommerce zoals ondermeer de beveiliging, een adequaat juridisch kader etc.
9
Het aantal mobiele telefoongebruikers per 100 inwoners in 1999 INTERNATIONAL TELECOMMUNICATION UNION, (http://www.itu.int/ITU-D/ict/statistics/at_glance/cellular99.pdf), 15 september 2002. 10 M-commerce FENIT (Vereniging ICT Nederland), Handel in de Virtuele Wereld: Een Voorstudie, maart 2001, 39 blz. (http://195.109.181.56/nict/pdf_files/paperehandel.pdf), 16 september 2002, blz. 7-8.
9
4 Hoe komt het dat Europa zo ver achter de VSA lag? 4.1 Een gebrek aan ondernemersvermogen 11 Europa heeft in tegenstelling tot de Verenigde Staten een minder uitgesproken ondernemerscultuur. Een eerste belangrijke oorzaak hiervan is de grote administratieve last om een eigen bedrijf of start-up uit de grond te stampen. Complexe reguleringen en lange registratietijden hebben vaak een terughoudend effect bij potentiële ondernemers in Europa. In bijlage 1 12 vind u een tabel met de lijst van procedures waaraan een start-up ondermeer moest aan voldoen in de periode ‘99. De tabel omvat ten eersten 5 variabelen of procedures waaraan start-ups moesten aan voldoen namelijk: - onderzoeksprocedures, - vereisten betreffende belastingen, - vereisten betreffende arbeid –en sociale zekerheid, - vereisten betreffende veiligheid en gezondheid, - milieugerelateerde vereisten. Op basis van deze procedures wordt in de tabel op een duidelijke manier voorgesteld wat de directe kosten en de benodigde tijd zijn met betrekking tot het voldoen aan deze procedures. De lijst wordt gerangschikt volgens de minst administratieve last en procedures wat sterke determinanten zijn voor het totale ondernemersvermogen van een land. Uit de tabel kunnen we direct afleiden dat de Verenigde Staten hoog op de lijst staat wat de stelling bevestigt dat Europa dringend iets aan zijn reguleringen moest wijzigen zodat potentiële ondernemers dezelfde kansen konden krijgen als in landen met een hoger stimulerende ondernemerscultuur. Opvallend hier wel is dat zowel Denemarken als Ierland voor de Verenigde Staten op de lijst voorkomen met elke 3 procedures. Maar dit getal moet wel wat afgezwakt worden doordat bijvoorbeeld in Ierland de benodigde tijd wel 16 werkdagen bedroeg terwijl dit voor de Verenigde Staten met één extra procedure slechts 4 werkdagen was. In het geval van Denemarken scoorde de Verenigde Staten beter op het vlak van directe kosten met betrekking tot die procedures. Wanneer men dus de variabele “directe kost plus de monetaire waarde van de tijd van de ondernemer”³ bekijkt wat dus een cumulatie is van de 2 variabelen scoorde de Verenigde Staten beduidend beter met een score van 0.0169 dan respectievelijk Denemarken met 0.1120 en Ierland met 0.1797. Bij de andere Europese landen kunnen we tevens enkele vaststellingen doen in het bijzonder dat traditioneel de Scandinavische landen zoals Finland en Zweden bij de betere binnen Europa behoorden (wat betreft de kost/tijd variabele). Daar tegenover scoorden de Zuiderse landen in Europa het minst goed op het vlak van administratieve lasten voor startende ondernemingen. Wanneer we bijvoorbeeld Griekenland bekijken in de tabel presteerde deze beduidend lager dan de Verenigde Staten met ondermeer een kost/tijd variabele van 0.7300.
11
DJANKOV, S. e.a., The Regulation Of Entry, Third Draft, juni 2001, 49 blz. (http://econ.worldbank.org/files/2379_wps2661.pdf), 16 september 2002, blz. 33-41. DEUTSCHE BANK RESEARCH, Economics: Internet revolution and new economy, 22 mei 2000, 8 blz. (http://user.chollian.net/~gisul/database/00080503.pdf), 15 september 2002, blz. 6. 12 Cf. Bijlage 1: De registratietijd en procedures voor startende ondernemingen, 1999
10
Het voornaamste criterium met betrekking tot het opstarten van een onderneming, namelijk de benodigde tijd, wordt in de volgende grafiek op een meer overzichtelijke wijze weergegeven. Alle leden van de Europese Unie zijn opgenomen (met uitzondering Luxemburg) en de Verenigde Staten.
76
42
31 33
24
36
4
SA
U
EL
I
E
P
A
D
F
B
L N
L
4
IR
U
K
3
K
37
16
13
D
82 62
53
S
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 FI N
aantal werkdagen
De benodigde tijd voor een onderneming om van start te gaan, 1999
Land Figuur 7: De benodigde tijd voor een onderneming om van start te gaan in 1999 13 Uit deze grafiek kan men makkelijk conclusies trekken; Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten scoorden zeer goed terwijl de zuiderse landen in het bijzonder Portugal, Spanje en Italië uitermate slecht presteerden. Een gebrek aan ondernemersvermogen wordt niet uitsluitend veroorzaakt door complexe procedures en administratieve lasten in de Europese Unie. Een tweede oorzaak hiervan is het gebrek aan aanbod van risicokapitaal wat natuurlijk uitermate belangrijk is, zeker bij startende ondernemingen in de ITsector. De volgende twee grafieken geven een overzichtelijk beeld van de investeringen in risicokapitaal over de periode 1992-2000 voor zowel Europa als de Verenigde Staten.
13
DJANKOV, S. e.a., The Regulation Of Entry, Third Draft, juni 2001, 49 blz. (http://econ.worldbank.org/files/2379_wps2661.pdf), 16 september 2002, blz. 33-41.
11
Risicokapitaal geïnvesteerd in Europa
Bedrag in miljoen Euro
40000
34968
35000 30000
25116
25000 20000
14461
15000 10000 5000
4701
1992
4115
5440
5546
6788
1993
1994
1995
1996
9655
0 1997
1998
1999
2000
Jaar
Figuur 8: Risicokapitaal geïnvesteerd in Europa, 1992-2000 14
Bedrag in miljoen Dollars
Risicokapitaal geïnvesteerd in de Verenigde Staten 120000
106556,5
100000 80000 55136
60000 40000 20000
21525,4 11598,215548,7 7683 3594,6 3876,3 4202,2
0 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 Jaar
Figuur 9: Risicokapitaal geïnvesteerd in de Verenigde Staten, 1992-2000 15 Laten we eerst ter vereenvoudiging veronderstellen dat één Amerikaanse Dollar gelijk is aan 1 Euro om zo de twee bovenstaande grafieken met elkaar te kunnen vergelijken. Dit zal geen beduidend effect hebben op de hierna volgende vaststellingen. Bij de eerste drie jaar van de twee grafieken, namelijk de periode 1992-1994, investeerde Europa initieel nog meer risicokapitaal dan de Verenigde Staten. Maar vanaf 1994 zien we bij de grafiek van de Verenigde Staten een duidelijke sterke stijgende trend die steeds groter werd. Europa kon duidelijk 14
risicokapitaal geïnvesteerd in Europa, 1992-2000 DEUTSCHE BANK RESEARCH, Economics: Internet revolution and new economy, 22 mei 2000, 8 blz. (http://user.chollian.net/~gisul/database/00080503.pdf), 15 september 2002, blz. 7. EVCA (The European Privaty Equity and Venture Capital Association), (http://www.evca.com/admin/attachments/tmpl_13_art_9_att_27.pdf), 17 september 2002. 15 Risicokapitaal geïnvesteerd in de Verenigde Staten, 1992-2000 EVCA (The European Privaty Equity and Venture Capital Association), (http://www.evca.com/admin/attachments/tmpl_13_art_9_att_27.pdf), 17 september 2002. VENTURE ECONOMICS, (http://www.ventureeconomics.com/vec/stats/2002q4/nation_us1.html), 17 september 2002.
12
dit tempo van verhoging van investeringen betreffende risicokapitaal niet aan. Niettemin Europa tevens een sterke procentuele groei kende vanaf 1995 was het risicokapitaal in absolute getallen veel minder dan de Verenigde Staten. Wanneer men het jaar 2000 vergelijkt tussen beide continenten is het absolute verschil niet minder dan 70 procent, wat natuurlijk gigantisch is. Dit verschil zal dus ook een grote impact hebben op het gebrek aan ondernemersvermogen daar, zeker in de IT-sector, gewoonweg veel minder geld aanwezig was voor startende ondernemingen waardoor veel potentiële ondernemers niet direct een kans kregen.
4.2 Taal en ruimtelijke factoren 16 Ook taalverscheidenheid binnen Europa is een factor waardoor deze laatste achterbleef op de Verenigde Staten op IT-vlak. De herkomst van het Internet en de “Personal Computer” vindt zijn oorsprong in het Engelstalige gedeelte van de wereld. Oorspronkelijk was dit natuurlijk een formidabel voordeel voor de Verenigde Staten waar intern géén taalbarrières aanwezig zijn. Dit in tegenstelling tot Europa waar meerdere talen courant gebruikt worden. Tegenwoordig zal deze factor nog weinig relevant zijn doordat het overgrote deel van beschikbare diensten en toepassingen op ITvlak in meerdere talen beschikbaar zijn. Naast het linguïstieke aspect kunnen we daarnaast ook het ruimtelijke aspect aanhalen. In landen waar men een lage bevolkingsdichtheid kent, zoals het geval is in de Verenigde Staten, heeft men omwille van de grotere afstanden meer behoefte aan een efficiëntere telecommunicatie. In de hierna volgende grafiek wordt de bevolkingsdichtheid voor het jaar 2001 weergegeven. Zowel de lidstaten van de Europese Unie als de Verenigde staten zijn er in opgenomen.
469,9
312,4 248
230,3
125,8
196,2 98 109,4 79
107,1 55,1
81,9
U SA
EL
I
E
P
A
F
D
30,7
N L BE
U K IR L
D K
17 21,5
S
500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 FI N
Bevolkigsdichtheid per km2
Bevolkingsdichtheid in 2001
Land Figuur 10: Bevolkingsdichtheid in 2001 17
16
DEUTSCHE BANK RESEARCH, Economics: Internet revolution and new economy, 22 mei 2000, 8 blz. (http://user.chollian.net/~gisul/database/00080503.pdf), 15 september 2002, blz. 7. 17 Bevolkingsdichtheid 2001 WORLD BANK GROUP, (http://devdata.worldbank.org/external/dgcomp.asp?rmdk=110&smdk=500009&w=0), 17 september 2002.
13
Aan de hand van deze twee factoren, namelijk het taalaspect en het ruimtelijke aspect, kunnen we ook deels verklaren hoe sommige Europese landen, voornamelijk de Scandinavische landen, sterk afwijken van het gemiddelde niveau binnen de Europese Unie. Wanneer we op de grafiek “Bevolkingsdichtheid in 2001” naar Finland en Zweden kijken zien we dat deze ook een bevolkingsdichtheid hebben die aan de lage kant is zoals tevens het geval is in de Verenigde Staten. “Deze landen met een lage bevolkingsdichtheid zijn meer vatbaar voor internationale beïnvloeding” stelt een rapport van de Deutsche Bank.18 Hierdoor kan het oorspronkelijk natuurlijk komen dat de Scandinavische landen meer in de buurt komen op IT-vlak van de Verenigde Staten dan andere lidstaten van de Europese Unie. Deze stelling zal waarschijnlijk wel kloppen voor de beginperiode van het Internet en dergelijke maar mag in ieder geval nu géén belemmering meer vormen van een eventuele achterstand van Europa ten opzichte van de Verenigde Staten.
4.3 Onvoldoende dynamiek en flexibiliteit op het vlak van economisch beleid en ingesteldheid In tegenstelling tot de Verenigde Staten houdt het beleid in Europa sterk rekening met de sociale bescherming van werknemers, dit om de tewerkstelling op een aanvaardbaar peil te brengen en te behouden. Niet alleen liggen de arbeidskosten in Europa hoog maar krijgt de werknemer in onze contreien voldoende, misschien meer dan noodzakelijk, adequate sociale bescherming zoals ondermeer werkloosheidsuitkeringen etc.
4.4 Te hoge telecommunicatiekosten Eén van de voornaamste problemen in Europa was natuurlijk de hoge telecommunicatiekost ten gevolge van nationale monopolies of een sterk gereguleerde markt. Deze situatie was tot midden jaren ’90 een voorkomend geval. Als gevolg van deze hoge kosten liep de Verenigde Staten steeds verder uit op zijn tegenstrever zijnde de EU. Europa besliste daarom om over te gaan tot de liberalisatie van ondermeer de telecommunicatiesector om door competitiviteit lagere telecommunicatiekosten te verkrijgen.
5 Liberalisering van de telecommunicatiesector 19 Het uitgangspunt van waar men moet vertrekken is dat bepaalde ondernemingen, zowel private als overheidsorganisaties, die diensten of goederen aanbieden voor algemeen economisch belang specifieke monopolie rechten mogen verkrijgen. Met algemeen economisch belang wordt bedoeld de voorziening van elementaire, noodzakelijke behoeften om te kunnen functioneren in de maatschappij ongeacht zijn sociale achtergrond zoals de voorziening van elektriciteit, spoorwegen etc. Maar daar moet natuurlijk een belangrijke voorwaarde aan gekoppeld worden namelijk dat deze monopoliepositie beperkt is tot deze elementaire voorzieningen van sociaal aard. Het wil dus niet automatisch zeggen dat een onderneming op alle diensten die het verricht een monopoliepositie verwerft doordat anders een normale gang van concurrentie wordt belemmerd. Het grote gevaar van monopoliesituaties is natuurlijk het feit dat de prijzen systematisch hoog kunnen gehouden worden waarbij weinig belang gehecht wordt aan innovatie daar men op de bestaande markt kan teren waardoor men een stabiele omzet verkrijgt. Potentiële toetreders tot de markt kunnen op verschillende manieren geweerd worden zoals ondermeer het opwerpen of het bestaan van barrières (vb. noodzakelijkheid aan zware investeringen vereist om actief te worden op de markt), strategische prijsdalingen zodat de concurrent na een periode gewoon uit de markt wordt gekegeld etc.
18
DEUTSCHE BANK RESEARCH, Economics: Internet revolution and new economy, 22 mei 2000, 8 blz. (http://user.chollian.net/~gisul/database/00080503.pdf), 15 september 2002, blz. 7. 19 Liberalisering telecommunicatiesector EUROPESE COMMISSIE – DG CONCURRENTIE, (http://europa.eu.int/comm/competition/liberalization/overview/), 17 september 2002.
14
Wanneer men spreekt over een liberalisering van de telecommunicatiesector kan men rond bepaalde problemen niet om. Een liberalisering ‘pur sang’ kan wel geïntroduceerd worden in deze markt maar meer dan waarschijnlijk zou deze weinig tot gevolg hebben. Dit omdat het noodzakelijk is om een onderscheid te maken tussen enerzijds de bestaande infrastructuur van de oud-monopolist en anderzijds het aanbieden van de telecommunicatiediensten. Het spreekt vanzelf dat bijvoorbeeld het vaste telefoonnetwerk met de vele kilometers aan kabels voor de oud-monopolist een ongelooflijk structureel voordeel oplevert. Wanneer men dan als bedrijf wil toetreden tot deze markt zou men tegen een enorme investering aankijken die waarschijnlijk niet een zodanig “gunstige” pay-back periode zou opleveren zodat winstvooruitzichten niet eens in de komende tien jaar of meer in het vocabularium van de onderneming zou komen te staan.
15
16
II. De geschiedenis en totstandkoming van het eEurope initiatief 20 In dit hoofdstuk zal op chronologische wijze een overzicht geschetst worden van de voornaamste evenementen en gebeurtenissen die het eEurope initiatief voorafgaan. Dit zal bijdragen tot een beter inzicht op het gebied van de problematiek die aangehaald werd door de Europese Unie en de verbetering ervan waardoor men bij het uiteindelijke eEurope initiatief een overkoepelend actieplan bekomt die deze tekortkomingen wenst op te lossen. Op de Europese Raad van Brussel in 1993 werd het rapport “Groei, competitiviteit en tewerkstelling: de uitdagingen en de te volgen koers voor het ingaan van de 21ste eeuw” voorgesteld door de Europese Commissie. De commissie deed dit in opdracht van de Europese Raad van Kopenhagen in juni van hetzelfde jaar. Het rapport moest, tengevolge van een analyse van de zwakheden van de Europese economie, een strategie op middellange termijn voorstellen op het vlak van groei, competitiviteit en tewerkstelling. De volgende zaken werden voorgesteld in deze “Delors white paper” om de Europese economie meer dynamiek en slagkracht te geven: - een gezonde economie, - een open economie, - een gedecentraliseerde economie, - een meer competitieve economie, - een economie gekenmerkt door solidariteit. Daarnaast werd vooral de nadruk gelegd op de creatie van banen door: - de investering in opleiding en training en nadruk op het “Life Long Learning” principe; - meer flexibiliteit werd verwacht van de arbeidsmarkt; - een gedecentraliseerde aanpak binnen de tewerkstellingsgebieden d.w.z. wanneer men bijvoorbeeld zelf op ondernemingsniveau de werkuren zou kunnen vaststellen en eventueel lager zou stellen dan deze op Europees niveau zouden meer banen behouden blijven en eventueel zelfs banen bij gecreëerd worden; - verminderen van de relatieve kost van niet-gekwalificeerde of semi-gekwalificeerde arbeid. Wanneer men de sociale bijdragen van deze lage inkomens zou verminderen zou dit een hogere werkgelegenheid tot gevolg kunnen hebben; - het onder handen nemen en onderzoeken van het tewerkstellingsbeleid; - rekening houden met nieuwe behoeften, daarmee wordt ondermeer bedoeld de toekomstige evolutie op het vlak van demografie.21 Naast de voorstelling van dit rapport werd op de Europese Raad van Brussel opdracht gegeven aan een expertisegroep om een rapport voor te bereiden betreffende de informatiemaatschappij en concrete implementatie maatregelen. (cf. het “Bangemann rapport”)
20
Geschiedenis van de Informatiemaatschappij ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/basics/i_history.html), 12 oktober 2002. 21 Delors White Paper EUROPESE UNIE, (http://europa.eu.int/en/record/white/c93700/ch0_1.html), 12 oktober 2002.
17
Het zogenaamde “Bangemann rapport”, met als titel “Europa en de globale informatiemaatschappij – aanbevelingen aan de Europese Raad”, werd voorgesteld op de Europese Raad van Korfoe in juni 1994. Enkele leden die ondermeer meewerkten aan dit rapport waren onder andere Carlo de Benedetti en Romano Prodi onder leiding van Martin Bangemann, oud vice-president van de Europese Commissie. Het rapport benadrukte voornamelijk de noodzaak aan maatregelen van de gemeenschap om de internationale competitiviteit van de Europese ondernemingen te behouden. Hier volgen enkele voorstellen geformuleerd door Bangemann en zijn kompanen. - De lidstaten werden aangeraden om het reeds gestarte proces van liberalisatie van de telecommunicatiesector te versnellen en daarmee samen monopoliesituaties te doen verdwijnen. - Een regulerende structuur moest opgericht worden die met de volgende zaken rekening zou houden namelijk bescherming van intellectuele eigendomsrechten, bescherming van de privacy, elektronische bescherming (encryptie-technieken) maar daarnaast ook juridische bescherming en beveiliging, etc. - Het rapport legde ook de nadruk op zowel de bestaande als de nieuwe netwerken waaronder ISDN, breedband netwerken, mobiele –en satelliet telecommunicatie. - Nadruk op zowel ondubbelzinnige en uniforme standaarden als een kritische massa zodat nieuwe technologieën zoals e-mail wijdverspreid gebruikt zouden kunnen worden. - Enkele toepassingen en initiatieven die het rapport daarnaast ondermeer vermeldde zijn telewerken, leren op afstand, luchtvaartcontrolesystemen etc. In hun rapport stelde de expertisegroep tevens voor dat de financiering van deze informatiemaatschappij zou moeten gebeuren door zowel de publieke sector als de vrije marktwerking.22 Op 19 juli 1994 presenteerde de Europese Commissie op verzoek van de Europese Raad van Korfoe een mededeling genaamd “Europa’s weg naar de informatiemaatschappij. Een actie plan”.23 Dit plan vormde een algemeen kader waarin de acties rond de verschillende velden van de informatiemaatschappij vastgelegd werden samengaande met een tijdstabel die 2 jaar overspande namelijk de periode 1994-1995. De vier voornaamste acties waarop dit plan gebaseerd was waren: 1. Een regulerend en wettelijk kader: Een belangrijk element hierbij was de volledige liberalisering van de infrastructuur van de telecommunicatiesector met als uiterste datum 1 januari 1998. Hierdoor zou een stimulerende competitieve omgeving tot stand komen. Natuurlijk moesten de reguleringen van de nationale overheden voldoende consistent en transparant zijn om concurrentienadelen te vermijden en een correct functionerende interne markt te verkrijgen. Daarnaast werden nog vele andere maatregelen voorzien op het vlak van o.a. standaardisatie, interconnectie en interoperabiliteit, tarief aanpassingen, intellectuele eigendomsrechten, elektronische beveiliging, privacy etc. 2. Trans-Europese netwerken, basisdiensten, toepassingen en inhoud: - Netwerken: enkele concrete acties die betrekking hadden op netwerken waren onder andere het TEN-ISDN voorstel, waarbij men een dergelijk netwerk beschikbaar wou hebben in alle lidstaten, en de IBC 24 onderzoeken. - Basisdiensten: door het beschikbaar worden van nieuwe communicatie middelen (cf. netwerken) zouden basisdiensten zoals e-mail en videoconferentie wijd verspreid voorzien kunnen worden.
22 Het Bangemann rapport MEDICI FRAMEWORK, (http://www.medicif.org/Dig_library/ECdocs/reports/Bangemann.htm), 12 oktober 2002. 23 ISPO (Information Society Promotion Office), Europe’s Way to the Information Society: An Action Plan, 7 mei 1999, 9 blz., (http://www.gencat.es/csi/pdf/eng/soc_info/basic/Pla_accio.pdf), 17 oktober 2002. 24 Integrated Broadband Communications: een synoniem is B-ISDN; daarmee wordt tevens bedoeld een netwerk met hoge snelheden KTH (Department of Teleinformatics at the Royal Institute of Technology),(http://media.it.kth.se/SONAH/ANALYSYS/race/pl4/dissemin/plpubs/isdn-cnf.htm), 17 oktober 2002.
18
-
-
Toepassingen: door gebruik te maken van bestaande technologieën moeten toepassingen in ons dagdagelijks leven geïntegreerd worden. Het Bangemann rapport bevatte tien prioriteiten gebieden op het vlak van dergelijke toepassingen in het bijzonder telewerken, leren op afstand, een netwerk van universiteiten en onderzoekscentra, telematica diensten voor KMO’s, wegverkeermanagement, luchtvaartcontrole, netwerken gezondheidszorg, Trans-Europees publiek administratieve netwerken, elektronische sensibilisering en stadsinformatie snelwegen. Inhoud: enkele concrete acties waren ondermeer het MEDIA II programma 25 en het IMPACT programma 26.
3. Sociale en culturele aspecten: deze actie bevatte voornamelijk het bekijken van de impact die de informatiemaatschappij zou hebben op zowel het private, professionele als publieke leven zodat de Europese Commissie voldoende inzicht zou krijgen welke relevante maatregelen geïmplementeerd zouden moeten worden. De informatiemaatschappij werd dus zo bekeken vanuit het standpunt van de mensen zelf zodat men beter aan de concrete, benodigde behoeften van de mensen zelf kon voldoen. Daarnaast werd grote nadruk gelegd op Europa’s diversiteit op het vlak van talen en cultuur. 4. Het promoten van de informatiemaatschappij: zowel de burger als de organisaties moesten voldoende ingelicht worden betreffende de risico’s en opportuniteiten van de informatiemaatschappij. Nadruk werd dus gelegd op het voldoende sensibiliseren van deze mensen.27 De financiering van dit actieplan, “Europa’s weg naar de informatiemaatschappij. Een Actie plan” gebeurde, naast alternatieve bronnen van de gemeenschap zoals structurele fondsen, voornamelijk door het “Fourth RTD Framework Programme” 28. Met een budget van iets meer dan 13 miljard ECU omvatte dit programma alle onderzoek –en technologische ontwikkelingsactiviteiten gedurende de periode 1994-1998. Het 4de kaderprogramma bouwde uiteraard verder op de vorige aansluitende periode van het 3de kaderprogramma. Het 4de kaderprogramma bevatte 3 specifieke programma’s, die direct gerelateerd waren met het versnellen van het van start gaan van de informatiemaatschappij, namelijk: - informatietechnologieën: vb. ESPRIT 29 programma; hier betrof het maatregelen en acties over het opnemen en gebruiken van nieuwe technologieën door de industrie; - telematische toepassingen: enkele concrete programma’s waren onder andere AIM 30, DRIVE 31 en DELTA 32; - geavanceerde communicatie technologieën en systemen of het ACTS programma 33; het betrof hier om onderzoeksinspanningen van de EU om de ontwikkeling van dergelijke communicatie infrastructuren en systemen te versnellen.34 25
d.w.z. een Europees programma om de cinema en de audiovisuele sector te ondersteunen EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERWIJS EN CULTUUR, (http://europa.eu.int/comm/avpolicy/media/media2_en.html), 17 oktober 2002. 26 The Information Market Policy ACTions programme; voor het stimuleren van de informatie leveranciers om meer gebruik te maken van de nieuwe technologische omgevingen. ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/ecommerce/books/aecev2/annex_1.htm), 17 oktober 2002. 27 ISPO (Information Society Promotion Office), The Information Society Conference – Concepts, Work programme and examples of public and private initiatives, 25-26 februari 1995, 6 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/docs/intcoop/g8/IS_conf_95_concepts.doc), 17 oktober 2002, blz. 1-4. 28 de 4 kaderprogramma EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERZOEK, (http://europa.eu.int/comm/research/fp4.html), 18 oktober 2002. 29 ESPRIT CORDIS, (http://www2.cordis.lu/esprit/src/intro.htm), 18 oktober 2002. 30 Advanced Informatics in Medicine EHTO (European Health Telematics Observatory), (http://www.ehto.org/aim/volume1/3rd_fw3.html), 28 oktober 2002. 31 Dedicated Road Infrastructure for Vehicle Safety in Europe CORDIS, (http://www.cordis.lu/telematics/tap_transport/intro/benefits/history.htm), 28 oktober 2002. 32 Developing European Learning through Technology Advance INTERNET SOCIETY, (http://www.isoc.org/isoc/conferences/inet/00/cdproceedings/posters/036/), 28 oktober 2002. 33 Advanced Communications Technology and Services
19
In december 1994 lanceerde de Europese Commissie ISPO; een soort interface of kanaal tussen de Commissie zelf en iedereen die in de verschillende deelgebieden van de informatiemaatschappij initiatieven neemt. Op 25 en 26 februari 1995 ontmoetten zowel de G7 leiders als leden van de Europese commissie elkaar in Brussel. Om de promotie van de informatiemaatschappij en zijn diverse onderdelen te stimuleren werd in de eindtekst 8 kernprincipes geformuleerd in het bijzonder: - het promoten van een dynamische competitiviteit; - het aanmoedigen van private investeringen; - het definiëren van een aanpasbaar regulerend kader voor de informatiemaatschappij; - het voorzien van open toegang tot netwerken; - het verzekeren van een universele voorziening en toegang tot diensten; - het promoten van gelijkheid aan opportuniteiten voor elke burger; - het promoten van zowel linguïstieke als culturele diversiteit op het gebied van de inhoud; - het beamen van de noodzaak aan wereldwijde samenwerking waarbij men extra nadruk legt op de minder ontwikkelde landen.35 Naaste deze 8 kernprincipes identificeerde de G7 tevens een 11-tal piloot projecten die betrekking hadden op verschillende gebieden namelijk: - de creatie van een elektronisch, globaal toegankelijke inventaris waarin dus informatie zou bijgehouden worden over nationale en internationale studies en projecten die relevant zijn voor het promoten en het ontwikkelen van de globale informatiemaatschappij; - globale interoperabiliteit voor breedband netwerken; - cultuur overschrijdende training en opleiding; - de aanleg van elektronische bibliotheken om zo een grote collectie aan kennis beschikbaar te maken voor het grote publiek via netwerken; - elektronische musea en galerijen om dergelijke collecties meer toegankelijker te maken voor het publiek; - het beheren van omgeving en natuurlijke middelen door informatie op te slaan in databanken die relevant zijn voor de omgeving/milieu; - globaal beheer van noodtoestanden door aan de hand van informatie meer kennis te vergaren uit diverse situaties; - globale toepassingen in verband met gezondheidszorg onder de vorm van vb. elektronische kaarten waarop medische informatie is opgeslagen van de patiënt; - het online vertegenwoordigd zijn van de overheid voor administratieve transacties met diverse andere partijen; - de creatie van een globale handelsplaats voor KMO’s; - maritieme informatie systemen voor o.a. het verbeteren van de bescherming van het milieu maar ook om te zorgen dat de competitiviteit van alle maritieme activiteiten niet in het gedrang komt.36 Deze projecten zouden, indien ze natuurlijk succesvol blijken te zijn, de potentiële mogelijkheden van de informatiemaatschappij kunnen toelichten waardoor meer navolging zou kunnen komen op het vlak van de verdere ontwikkeling van de informatiemaatschappij.
CORDIS, (http://www.cordis.lu/infowin/acts/analysys/intro/chap1.htm), 28 oktober 2002. 34 The Fourth Framework Programme EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERZOEK, (http://europa.eu.int/comm/research/fp4.html), 18 oktober 2002. 35 “G7 Ministrial Conference on the Information Society” ISPO (Information Society Promotion Office), Conclusions of G7 Summit “Information Society Conference”, 26 februari 1995, 15 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/docs/services/docs/1997/doc_95_2_en.doc), 18 oktober 2002, blz. 2. 36 Ibid. blz. 13-15.
20
In 1995 werd het “Information Society Forum” opgericht als een onafhankelijk, adviserend orgaan die de Europese Commissie bij de ontwikkeling van de informatiemaatschappij zou bijstaan. In dit forum zetelen 88 leden die diverse groeperingen en organisaties vertegenwoordigen om zo vanuit verschillende perspectieven bepaalde ontwikkelingen en mogelijkheden van de informatiemaatschappij te bekijken. Zij kunnen dus mogelijke prioriteiten, die dus deze partijen als relevant beschouwen, aankaarten bij de Europese Commissie. Enkele leden die deel uitmaken van dit “Information Society Forum” zijn ondermeer vertegenwoordigers van diverse universiteiten, van het Europees Parlement, consumentenorganisaties etc.37 In juli 1996 nam de Europese Commissie een “Green Paper” aan genaamd, “Living and Working in the Information Society: People First”. Zoals de titel reeds duidelijk laat blijken onderzocht deze “Green Paper” de mogelijke impact en consequenties van de informatiemaatschappij op het leven van de individuele mensen. Dit rapport probeerde ondermeer een antwoord, eventueel concrete maatregelen, te geven op 2 belangrijke implicaties van de informatiemaatschappij op onze huidige maatschappij .Ten eerste zou deze evolutie job creatie niet in de weg staan of in ieder geval geen banen doen laten verdwijnen. Daarnaast zou men zich tevens moeten afvragen of mensen wel in staat zouden zijn om een nieuwe wijze van werken zomaar aan te kunnen.Ten tweede moest men rekening houden met het feit dat technologische ontwikkelingen en innovatieve toepassingen niet goedkoop zouden zijn; wat natuurlijk impliceerde dat minder ontwikkelde landen voor een bijna onoverkomelijke barrière zouden komen te staan. Dit betekende uiteraard een verdere verwijding van de kloof tussen enerzijds de geïndustrialiseerde wereld en anderzijds de minder ontwikkelde gebieden.38 Een “people first” colloquium werd gehouden in september 1996 te Dublin, Ierland.39 De mededeling op 24 juli 1996 genaamd, “De Informatiemaatschappij: van Korfoe naar Dublin, de nieuwe prioriteiten”, sloeg op een bijgewerkt Actie Plan om zo een volgende fase op het vlak van de informatiemaatschappij in gang te zetten. Dit was de opvolger van het oorspronkelijke Actie Plan40. De vernieuwde prioriteiten die waren opgenomen in deze mededeling waren de volgende: - De verbetering van het bedrijfsklimaat: Deze actie bouwde dus verder op de eerste maatregel in het oorspronkelijke actie plan namelijk de volledige liberalisering van de telecommunicatiesector tegen 1 januari 1998. Dit om de competitiviteit en de slagkracht van de economie te verhogen. Dit impliceerde natuurlijk wel dat de nationale wetgevingen op het gebied van de informatiemaatschappij voldoende op elkaar afgestemd zouden moeten worden om oneerlijke praktijken te voorkomen. In de periode tussen de opeenvolging van de twee actie plannen werden reeds concrete maatregelen ondernomen en vooruitgang geboekt. Daarmee wordt ondermeer bedoeld de uitvoering van het “Fourth RTD Framework Programme” maar daarnaast ook de G7 ontmoeting in Brussel in 1995 waar stimulansen werden voorgesteld voor de informatiemaatschappij. - Het investeren in de toekomst: Continu onderzoek, vereist om de informatiemaatschappij verder te laten evolueren, om zodoende een stagnatie te voorkomen. Dit onderzoek moest dus een belangrijke rol spelen bij het 5de kaderprogramma voor de periode 1998-2002. - Een centrale plaats voor de mens: In het nieuwe bijgewerkte actie plan stond de mens nog steeds in het middelpunt net zoals de oorspronkelijke variant van het plan. Het beleid betreffende de informatiemaatschappij werd verder afgestemd op de behoeften van de mensen. Dit om ondermeer de consumentenbelangen te beschermen etc. 37 Information Society Forum ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/policy/isf/), 19 oktober 2002. 38 EUROPESE COMMISSIE – DG WERKGELEGENHEID EN SOCIAL ZAKEN, Green Paper: Living and Working in the Information Society: People First, COM(96) 389,22 juli 1996, 33 blz., (http://europa.eu.int/comm/employment_social/socdial/info_soc/green/green_en.pdf), 19 oktober 2002, blz. 3-5. 39 Dublin Conferentie ISWorld NET IRELAND, (http://mis.ucd.ie/iswirl/conference96.html), 19 oktober 2002. 40 Zie hoger, Deel I Hfdst. II, blz. 18.
21
- Het aannemen van de uitdaging van de globalisering: Wanneer men streeft naar een globale informatiemaatschappij zou men tevens rekening moeten houden met ontwikkelingslanden en ze daarenboven helpen om te integreren in deze nieuwe maatschappij.41 In navolging van het oorspronkelijke actie plan “Europa’s weg naar de informatiemaatschappij. Een actie plan” in 1994, werd tevens een expertisegroep, HLEG, opgericht in mei 1995 door de Europese Commissie om de sociale implicaties te onderzoeken die de informatiemaatschappij heeft op de mens en zijn omgeving. Deze groep bestond uit 14 leden onder voorzitterschap van Prof. L. Soete en had de volgende zes prioriteiten te onderzoeken: - de impact van de introductie van nieuwe informatie –en communicatie technologieën op de tewerkstelling met daarnaast ook de noodzakelijk voorwaarden voor een optimale tewerkstelling bij technologische vooruitgang; - de impact van nieuwe technologieën op de organisatie van het werk (vb. telewerken) en de mogelijke gevolgen voor de sociale wetgeving; - de gevolgen van de informatiemaatschappij op de samenhang van Europese regio’s en steden; - de mogelijkheden of opportuniteiten geboden door nieuwe technologieën voor de aanpassing van het onderwijssysteem naar de behoeften van de informatiemaatschappij; - de mogelijkheden of opportuniteiten geboden door nieuwe technologieën voor het verbeteren van het beheer van systemen met betrekking tot gezondheidszorg én de kwaliteit van de medische verzorging; - de mogelijkheden of opportuniteiten geboden door nieuwe technologieën voor het verbeteren van de situatie op de arbeidsmarkt.42 Dit rapport genaamd, “Building a European Information Society for us all”, werd in april 1997 afgerond door deze expertisegroep en werd door Dhr. Padraig Flynn, Europees Commissaris van tewerkstelling en sociale zaken, voorgesteld kort nadien. Welke maatregelen stelde de werkgroep in hun rapport voor zodat de informatiemaatschappij tevens rekening zou houden met zowel het economische als het sociale aspect? Enkele aandachtspunten en suggesties van het rapport waren o.a.: - het verhogen van sociale participatie; - het verhogen van de tewerkstellingsgroei in de informatiemaatschappij; - gezond leven in de informatiemaatschappij; -… De economische innovaties en veranderingen tengevolge van de nieuwe technologieën moesten dus hand in hand gaan met het sociale aspect met betrekking tot elke burger.43 Op 6 tot 8 juli 1997 vond er een conferentie plaats in Bonn, Duitsland, genaamd “Global Information Networks”. Naast ministers uit o.a. 29 Europese landen waren er tevens vertegenwoordigers aanwezig uit zowel de industrie als gebruikersorganisaties. Het doel van deze conferentie was voornamelijk de potentiële barrières te identificeren die het gebruik van wereldwijde informatie netwerken zouden kunnen in de weg staan. Sterke nadruk werd gelegd op zowel de beveiliging van data als het gebruik van cryptografie als vereisten voor de informatiemaatschappij.44 Wanneer informatie verzonden wordt via globale netwerken dient deze natuurlijk voldoende beveiligd te zijn om misbruiken te voorkomen; encryptie-technieken kunnen hier een belangrijke rol bij spelen. Een concreet onderdeel van de informatiemaatschappij, in het bijzonder e-commerce is hier sterk afhankelijk van. Zeker wat het B2C-gedeelte van deze online handel betreft. De kritische massa zal 41
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over De Informatiemaatschappij: van Korfoe naar Dublin: De nieuwe prioriteiten, augustus 1996, 3 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/docs/policy/docs/596dc0395/596dc0395_nl.doc), 19 oktober 2002, blz. 2-3. 42 High Level Group of Experts on Social and Societal Aspects of the Information Society (HLEF) ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/topics/i_hlge_mandate.html), 20 oktober 2002. 43 EUROPESE COMMISSIE – DG WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN, Building the European Information Society for us all: Final policy report of the high-level expert group, april 1997, 72 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/docs/topics/docs/hlge_final_en_97.rtf), 20 oktober 2002, blz. 11-12. 44 Ministeriële Conferentie Bonn 6-8 july 1997 ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/bonn/i_index.html), 22 oktober 2002.
22
enkel bereikt worden bij B2C handel wanneer er voldoende vertrouwen is in de verzending van delicate informatie zoals nummers van kredietkaarten etc. Praktijk heeft aangetoond dat misbruiken op het vlak van kredietkaarten inderdaad eerst moeten aangekaart worden vooraleer de consument over de streep kan getrokken worden om online zaken aan te kopen. De onderstaande grafiek illustreert dit.
Figuur 11: Kredietkaarten (% Internet gebruikers die problemen ondervinden) 45 Maatregelen met betrekking tot het verbeteren van dergelijke beveiliging zullen we ook later terugvinden in het eEurope initiatief onder de vorm van “Smart Cards” 46, waarbij dus met behulp van een “Smart Card Reader” diverse informatie kan gelezen worden van het elektronische geheugen van de slimme kaart zoals medische gegevens en rekeningsaldo’s.
45
Credit Cards (% Internet users experiencing problems) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2000/safer/creditcard/credit_cards.gif), 22 oktober 2002. 46 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope An Information Society For All: Communication on a Commission Initiative for the Special European Council of Lisbon, 23 and 24 March 2000, maart 2000, 16 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/initiative_en.pdf), 1 november 2002, blz. 11.
23
In december 1997, nam de Europese Commissie het groenboek genaamd, “De convergentie van de sectoren telecommunicatie, media en informatietechnologie en de implicaties daarvan voor de regelgeving” aan. Met convergentie wordt bedoeld dat communicatiediensten via verschillende “netwerken”, omwille van de technologische vooruitgang, nu kunnen overgebracht worden. Een concreet voorbeeld; informatiediensten die worden verspreid, naast de traditionele wijzen, via e-mail, SMS etc. In dit groenboek werd dus voornamelijk nagegaan wat de mogelijke implicaties zijn op de wetgeving en regulering van de sectoren telecommunicatie, media en informatietechnologie tengevolge van een dergelijke convergentie. Het regelgevingkader stond dus centraal in dit groenboek waarbij men bij de opstelling ervan zeker zou moeten rekening houden met onder meer de implicaties van de liberalisering van de telecommunicatiesector. Met deze convergentie werd niet zozeer de technologische mogelijkheden bedoeld maar de nieuwe ontwikkelingen die daaruit voortvloeien op het vlak van diensten en communicatie.47 In het rapport haalde men tevens de “ongebreidelde”, wereldwijde mogelijkheden aan van de nieuwe communicatiemiddelen meer bepaald het Internet.48 Natuurlijk zal dit verder leiden tot een grotere integratie van de wereldeconomie. Maar men mag deze integratie en mondialisering nu ook niet als te gemakkelijk voor stellen. Wanneer het groenboek de rol van de bedrijven toelicht waarbij deze, indien ze gebruik maken van het Internet onder de vorm van de ontwikkeling van een website, zich wereldwijd kunnen laten vertegenwoordigen wil dit niet noodzakelijk zeggen dat dit voordelig of beter gezegd rendabel is voor de onderneming zelf. De nieuwe mogelijkheden op het vlak van diensten en communicatie geven echter voornamelijk de consument een grotere keuze aan goederen en diensten. In 1998 ging het “Fifth Framework Programme”, die de prioriteiten van de Europese Unie op het vlak van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie activiteiten uitzet, van start. Naast deze deelgebieden bevatte het 5de kaderprogramma ook een gedeelte dat betrekking had op nucleaire onderzoeksactiviteiten dat afhangt van EURATOM 49, maar dit doet in deze context niet echt ter zake. De periode waarop dit programma betrekking had was 1998-2002 waarbij deze over een budget beschikte van om en bij € 14 miljard. Het 5de kaderprogramma bevatte 7 specifieke programma’s waarvan er vier thematische programma’s waren en waarbij de drie andere horizontale programma’s waren die als ondersteuning dienden van de thematische programma’s doordat ze voornamelijk betrekking hadden op algemene behoeften. De vier thematische programma’s waren: - kwaliteit van het bestaan en het beheer van de biologische hulpbronnen; - gebruikersvriendelijke informatiemaatschappij; - concurrerende en duurzame groei; - energie, milieu en duurzame ontwikkeling. De drie horizontale programma’s waren: - de internationale rol van het communautaire onderzoek bevestigen; - bevordering van innovatie, stimulering van de deelname van de KMO’s; - verbeteren van het menselijke onderzoekspotentieel. In tegenstelling tot de vorige kaderprogramma’s concentreerde het 5de programma zich meer rond sociaal-economische problemen waarmee de Europese Unie wordt geconfronteerd.50
47
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Groenboek over de convergentie van de sectoren telecommunicatie, media en informatietechnologie en de implicaties daarvan voor de regelgeving: naar een aanpak voor de informatiemaatschappij, Brussel, 3 december 1997, 53 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/convergencegp/97623nl.pdf), 1 november 2002, blz. 8-9. 48 Ibid. blz. 2-3. 49 Europese gemeenschap voor atoomenergie EUROPESE UNIE, (http://europa.eu.int/abc/doc/off/bull/nl/200201/p103132.htm), 2 november 2002. 50 Vijfde kaderprogramma CORDIS, (http://www.cordis.lu/fp5/home.html), 2 november 2002. EUROPESE UNIE – SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/i23001.htm), 2 november 2002.
24
Het IST programma, dat onder het 5de kaderprogramma valt, bouwde verder op de convergentie tussen communicatie, media en informatietechnologieën. Het primaire doel van dit programma is een gebruikersvriendelijke informatiemaatschappij te creëren.51 Daarnaast bevatte het IST programma vier intergerelateerde objectieven namelijk; - Het individu: aan de behoeften van het individu voldoen door het aanbieden van algemene betaalbare diensten van hoge kwaliteit. - De Europese bedrijven, werknemers en consumenten: het stimuleren tot innovatie en efficiënter zijn in het werk dat als basis dient voor een aanhoudende groei en waardetoevoegende tewerkstelling. Daarbij wordt tevens rekening gehouden met de kwaliteit van het leven. - Inhoudelijk gehalte op het vlak van multimedia: Europa’s potentieel proberen volledig te realiseren als leidinggevende macht. - De technologie zelf: de aandrijving van de ontwikkeling ervan, het verhogen van hun toepasbaarheid en zodoende het versnellen van hun gebruik en algemene aanvaarding binnen Europa. Daarnaast integreert en zette het IST programma enkele programma’s verder uit het 4de kaderprogramma uit de periode 1994-1998 namelijk ACTS, ESPRIT en telematische toepassingsprogramma’s.52 Op 30 maart 1998 werd het “Multiannual Community Programme”, met een periode van 1998-2002, aangenomen door de Europese Commissie. Het doel ervan was het stimuleren van de oprichting van de informatiemaatschappij in Europa, dit werd ook wel PROMISE genoemd. Het bevatte de volgende doelstellingen: - het verhogen van de publieke bewustwording van de mogelijke impact van de informatiemaatschappij en zijn daarmee samenhangende nieuwe toepassingen in Europa zodat de motivatie van de mensen om deel te nemen aan de informatiemaatschappij aangewakkerd wordt; - het optimaliseren van de socio-economische voordelen van de informatiemaatschappij in Europa. Een mogelijkheid hier is bijvoorbeeld de verbeterde link tussen enerzijds het nationale niveau en anderzijds het Europese niveau; - het verzwaren van Europa’s rol en zichtbaarheid op het vlak van de informatiemaatschappij op wereldniveau.53 In november 1998 veranderde het ISPO in beperkte mate van naam namelijk in plaats van “Information Society Project Office” werd het nu “Information Society Promotion Office”; een eerdere kleine nuance. De voornaamste activiteiten van dit initiatief zijn: - de constante voorziening van informatie diensten via zowel elektronische als traditionele media; - het ondernemen van promotionele acties en publieke gewaarwording ten aanzien van de informatiemaatschappij; - de inventarisatie van projecten en acties gerelateerd aan de informatiemaatschappij; - identificatie van de beste praktijken en de zogenaamde “brokerage” 54; - het promoten van het netwerken tussen de verschillende actoren van de Europese informatiemaatschappij; - ondersteuning van beoogde projecten in verband met de informatiemaatschappij en promotionele acties. Omwille van het feit dat de activiteiten die het ISPO voor ogen had geëvolueerd waren naar het meer promoten van de informatiemaatschappij heeft men dit op een ludieke wijze willen aantonen in de naam zelf. 51
Zie hoger, Deel I Hfdst. II, blz. 24. Information Society Technologies CORDIS, (http://www.cordis.lu/ist/ist-fp5.html), 7 november 2002. CORDIS, (http://www.cordis.lu/ist/overv-1.htm#objective), 7 november 2002. 53 Promise ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/promotion/i_promise.html), 8 november 2002. 54 Een deel van de nieuwe business-modellen die met de komst van e-business zijn ontstaan worden met de term “brokerage” aangeduid. “brokers” of makelaars brengen vraag en aanbod bij elkaar. Concrete voorbeelden zijn ondermeer B2B, B2C en C2C. BUZZWORDS.NL, (http://www.buzzwords.nl/buzzwords_high.htm), 8 november 2002. 52
25
In januari 1999 werd het groenboek genaamd “Public sector information: a key resource for Europe” aangenomen door de Europese Commissie. De centrale vraag in het rapport was hoe informatie verzameld door overheidsdepartementen en andere publieke organen gebruikt kon worden om voordeel op te leveren voor burgers en ondernemingen in Europa. Wanneer dergelijke informatie beschikbaar zou zijn zou dit diverse mogelijkheden kunnen bieden voor zowel burgers als ondernemingen.55 Een concreet voorbeeld, wanneer een student van plan zou zijn om zelfstandig in een andere lidstaat te gaan studeren zou het handig zijn indien er relevante informatie met betrekking tot administratieve zaken zoals sociale verzekering etc. beschikbaar zou zijn. Niet alleen voor individuen kan zoiets voordeel opleveren maar tevens de Europese ondernemingen kunnen hier een graantje meepikken. Wanneer informatie betreffende reguleringen en administratieve procedures op een gestructureerde wijze zou beschikbaar zijn, bijvoorbeeld onder de vorm van een portaal website, zou het voor ondernemingen waarschijnlijk interessanter zijn om te exporteren naar andere lidstaten binnen de Europese Unie. Terwijl wanneer deze informatie wel beschikbaar zou zijn, maar niet op een duidelijke wijze wordt overgebracht en daarmee een gebrek aan transparantie vertoont, zouden vele ondernemingen onvoldoende weet hebben van de meestal diverse en complexe reguleringen van de nationale overheden. Hierdoor zullen zij dan ook waarschijnlijk niet echt gemotiveerd zijn om te exporteren naar dergelijke landen. Het is tevens ook belangrijk dat de diverse lidstaten hun publieke informatie in diverse talen beschikbaar stellen of in ieder geval in een taal die universeel aanvaard wordt zoals het Engels. Wanneer bijvoorbeeld in Griekenland belangrijke administratieve procedures enkel in het Grieks beschikbaar zouden zijn kan dit een grote impact hebben op ondermeer de import vanuit andere lidstaten etc., maar dit kan misschien natuurlijk ook de bedoeling zijn van de nationale overheid als protectionistische maatregel om lokale bedrijven te bevoordelen. Op 15 september 1999 werd door het Europees Parlement Romano Prodi als commissie voorzitter benoemd samen met de nieuwe Europese Commissie. Hun mandaat loopt tot 22 januari 2005. Voor de DG’s van ondernemingen en de informatiemaatschappij werd als commissaris Erkki Liikanen benoemd. Een mededeling werd in 1999 voorgelegd aan diverse partijen, namelijk het Europees Parlement, de Raad van Europa, het Economische en Sociale Comité en het Comité van de regio’s. Dit rapport besprak recente ontwikkelingen op het vlak van elektronische communicatie diensten in de Europese Unie en voorzag tevens ook een aantal voorstellen met betrekking tot mogelijke toekomstige regulerende maatregelen die hierop van toepassing zouden kunnen zijn. Deze voorstellen hadden dus betrekking op een nieuw wetgevend kader voor communicatie infrastructuren en aanverwante diensten. Wijzigingen die voorgesteld werden hadden betrekking op meerdere zaken namelijk; - Vergunningen en machtigingen: de noodzaak om de administratieve belemmeringen voor markttoetreding te doen verkleinen om zo een concurrerende Europese markt te bekomen op het vlak van telecommunicatiediensten. - Toegang en interconnectie: interoperabiliteit is noodzakelijk opdat een concurrerende markt tot stand zou kunnen gebracht worden. Regulering betreffende toegang en interconnectie kunnen dit garanderen. - Beheer van het radiospectrum: omwille van de grote vraag naar radiospectrum voor diverse doeleinden waaronder telecommunicatie, omroep, openbare veiligheid etc. - Universele dienstverlening: van ondermeer spraaktelefonie, fax en toegang tot het Internet dat tegen een betaalbare prijs en een minimum aan kwaliteit beschikbaar zou kunnen zijn voor iedereen. - Reguleringen betreffende gegevensbescherming en privacy in de telecommunicatiesector die aangepast zouden zijn aan de technologische ontwikkelingen.56 55
Green paper on public sector information in the information society ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/docs/policy/docs/COM(98)585/index.html), 12 november 2002. 56 Elektronische Communicatiediensten EUROPESE UNIE – SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l24216.htm), 13 november 2002. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Communication from the Commission to the European Parliamant, the Council, the Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: Towards a new framework for Electronic Communications infrastructure and associated services: The 1999 Communications Review, COM (1999) 539, 75 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/infosoc/telecompolicy/review99/review99en.pdf), 13 november 2002, blz. 7-10.
26
Uiteindelijk werd op 8 december 1999 door de Europese Commissie het initiatief genaamd “eEurope An Information Society for All” gelanceerd met als hoofddoel de voordelen van de informatiemaatschappij binnen het bereik te brengen van elke Europeaan. Het initiatief concentreert zich voornamelijk rond tien initiatieven.57 Het eEurope initiatief werd voornamelijk geconsolideerd in het eerste semester van 1999 onder het voorzitterschap van Portugal in samenwerking met de Europese Commissie en de andere lidstaten van de Europese Unie. Het doel was om het eEurope initiatief te laten aannemen tijdens de buitengewone Europese Raad van Lissabon in maart 2000, wat ook gebeurt is. Bij het aanschouwen van het bovenstaande overzicht, dat de totstandkoming van het eEurope initiatief beschrijft, kunnen we vaststellen dat vele problemen die het initiatief wenst aan te pakken reeds vroeger door diverse instanties van de Europese Unie werden gesignaliseerd. Dit resulteerde ondermeer in diverse, eerder kleinere, actie plannen en talrijke aanbevelingsrapporten vanuit diverse perspectieven opgesteld. Deze acties en maatregelen werden niet perfect op elkaar afgestemd. Hiervoor tracht het eEurope initiatief een overkoepelende oplossing te bieden om via een voortschrijdend plan de diverse problemen en barrières te tackelen.
57
Zie verder, Deel II Hfdst. I.1, blz. 29.
27
28
I. De prioriteiten van het eEurope initiatief 1 Inleiding 58 De informatiemaatschappij creëert voortdurend nieuwe opportuniteiten voor zowel de maatschappij zelf als de ondernemingen. Zoals vroeger 59 aangetoond, moet Europa op dit vlak inspanningen leveren om dit nieuwe potentieel te gebruiken ter verbetering van ondermeer de concurrentiepositie tegenover de rest van de wereld (meer bepaald de VSA). In december 1999 lanceerde de Europese Commissie het “eEurope, An Information Society for All” initiatief om zo te proberen deze scheve situatie recht te zetten. Daarbij belichtte Romano Prodi, voorzitter van de Europese Commissie, zowel drie hoofddoelstellingen als tien prioriteit gebieden voor het totstandkomen van de informatiemaatschappij. De drie hoofddoelstellingen van het initiatief zijn: - elke burger, huishouden en school, elke onderneming en administratie online brengen en deze in het digitale tijdperk binnenleiden; - de creatie van een digitaal geletterd Europa, ondersteund door een ondernemersgerichte cultuur die bereid is om nieuwe ideeën verder te ontwikkelen en te financieren; - er moet worden verzekerd dat het gehele proces iedereen erbij betrekt (socially inclusive), consumentenvertrouwen opbouwt en de sociale cohesie versterkt. De tien prioriteiten gebieden waarrond het initiatief zich focust zijn: 1. De Europese jeugd in het digitale tijdperk: het brengen van het Internet en multimedia toepassingen naar de scholen zodat het onderwijssysteem zich aanpast aan het digitale tijdperk. 2. Goedkopere Internet toegang: verhogen van de concurrentie zodat de prijzen dalen en de keuze van de consument vergroot wordt. 3. Versnellen van e-commerce: het versnellen van de implementatie van de juridische structuur en het gebruik van e-procurement uitbreiden. Met e-procurement bedoeld men het aankopen van onderdelen en diensten over het Internet in een business-to-business omgeving. 4. Snel Internet voor onderzoekers en studenten: het verzekeren van breedband toegang tot het Internet dat voornamelijk belangrijk is voor onderzoek. 5. “Smart Cards” voor beveiligde elektronische toegang: vergemakkelijkt de oprichting van een competitieve pan-Europese infrastructuur voor het Internet (‘Public Key Infrastructure’ of ‘PKI’; dit is een infrastructuur die sleutels aan personen koppelt). 6. Risico kapitaal voor hoogtechnologische KMO’s: het ontwikkelen van innovatieve benaderingen om zo de beschikbaarheid aan risicokapitaal te maximaliseren voor dergelijke kleine –en middelgrote ondernemingen. 7. e-Deelname voor mindervalide personen: het verzekeren dat de ontwikkeling van de informatiemaatschappij rekening houdt met de behoeften van mindervalide personen maar tevens bijvoorbeeld met bejaarde personen. 8. e-Gezondheid: maximaliseren van het gebruik van netwerk en intelligente technologieën voor gezondheidscontrole, informatie toegang en gezondheidszorg. 9. Intelligent transport: veiliger, meer efficiënt transport door het gebruik van digitale technologieën. 10. e-Government: het verzekeren dat burgers gemakkelijk online toegang hebben tot overheidsinformatie, diensten en besluitvormingsprocedures. 58
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope An Information Society For All: Communication on a Commission Initiative for the Special European Council of Lisbon, 23 and 24 March 2000, maart 2000, 16 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/initiative_en.pdf), 1 november 2002, blz. 26. 59 Zie hoger, Deel I Hfdst. I blz. 3 e.v.
29
Hierna volgend wordt dieper ingegaan bij de diverse prioriteiten en worden hun vooropgestelde deadlines weergegeven die uiteraard indicatief zijn maar toch beoogd behaald te worden zodoende kunnen we in een volgend hoofdstuk de diverse zaken op een grondige wijze evalueren en benchmarken.
2 De Europese jeugd in het digitale tijdperk 60 Indien de Europese Unie wenst te komen tot een zogenaamde informatiemaatschappij is het uiteraard evident dat grote aandacht moet besteed worden aan de Europese jeugd doordat anders dit project gedoemd is te mislukken. De jeugd is nu eenmaal de toekomst waarop Europa later zal steunen. Deze prioriteit wenst het proces te versnellen om aan elke jonge Europeaan voldoende basiscompetentie mee te geven die noodzakelijk is in de maatschappij van morgen. Daaronder verstaat men drie hoofdgebieden namelijk: - het beheersen van het Internet en andere multimedia middelen; - deze nieuwe middelen gebruiken om nieuwe vaardigheden aan te leren; - het verkrijgen van kernbekwaamheden zoals het kunnen samenwerken, stimuleren van creativiteit, vergaren van multidisciplinaire kennis, zich kunnen aanpassen, interculturele communicatie en probleemoplossing. Uiteindelijk wenst men te komen naar een volledige digitale geletterdheid van de Europese student zodoende dat deze kan bijdragen tot de informatiemaatschappij. In het rapport van december 1999 betreffende het eEurope initiatief werd tevens benadrukt dat de onderwijsinhoud profijt moet halen uit Europa’s culturele en linguïstieke diversiteit en dit bovendien sterk moet benadrukken. Dit lijkt eerder contradictorisch met sommige onderdelen die het eEurope initiatief beoogd namelijk ondermeer e-commerce. Een pan-Europees e-commerce gegeven zal niet vlug gerealiseerd worden wanneer taalverschillen te pas en te onpas blijven opduiken. Dit deel van het initiatief, namelijk de Europese jeugd begeleiden in het digitale tijdperk, kan pas slagen natuurlijk wanneer zowel de publieke als de private sector de handen in elkaar slaan. Tevens hangt er ook veel van de onderwijzers en de school zelf af. Deze moeten voldoende betrokken worden om het initiatief een kans te geven. Wanneer men de, hierna volgende, vooropgestelde oorspronkelijke doelstellingen bekijkt kan men niet anders stellen dat Europa onvoldoende rekening gehouden heeft met de individuele initiële toestand van de diverse lidstaten. Wanneer men bijvoorbeeld breedbandaansluiting aan alle leerlingen wil aanbieden moet men rekening houden met welke infrastructuur reeds aanwezig is. Een voorbeeld hiervan is de vergelijking tussen Griekenland en Zweden. Het percentage inwoners dat toegang heeft tot het Internet op school bedoeg in Griekenland slechts 4% in 2000, dit in tegenstelling tot Zweden waar deze 15% bedoeg (Het gemiddelde in Europa bedraagt 9%).61 De inspanningen die Griekenland zou moeten leveren zullen dus veel zwaarder zijn dan sommige andere lidstaten. Het is dan ook niet opportuun te veronderstellen dat tegen eind 2002 alle leerlingen gebruik kunnen maken van een breedbandconnectie. Dit wanneer in het jaar 2000 niet eens iedereen over een analoge connectie of iets dergelijks beschikt om toegang te verkrijgen tot het Internet.
60
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope An Information Society For All: Communication on a Commission Initiative for the Special European Council of Lisbon, 23 and 24 March 2000, maart 2000, 16 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/initiative_en.pdf), 1 november 2002, blz.7. 61 HOBLEY, C, Just Numbers: Numbers on Internet Use, electronic commerce, IT and related figures for the European Community., European Commission’s Electronic Commerce Team, januari 2001, 66 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/ecommerce/documents/Just_numbers.pdf), 2 februari 2003, blz. 34-38 en blz. 53-56.
30
Vooropgestelde doelstellingen: Einde 2001: - Alle scholen moeten toegang hebben tot het Internet en andere multimedia middelen. - Ondersteunende diensten, inclusief op web gebaseerde informatie en onderwijs middelen, moeten beschikbaar zijn voor alle leerkrachten en leerlingen. - Toegang tot het Internet en multimedia middelen in openbare centra moet beschikbaar zijn voor alle adolescenten waarbij er géén onderscheid mag zijn met vb. minder begunstigde gebieden. Einde 2002: - Alle leerkrachten moeten individueel uitgerust en vaardig zijn in het gebruik van het Internet en multimedia middelen. - Alle leerlingen moeten toegang hebben tot breedband Internet en multimedia middelen in hun klaslokaal. Einde 2003: - Alle leerlingen moeten “digitaal geletterd” zijn bij het verlaten van de school.
3 Goedkopere Internet toegang 62 Vanaf 1 januari 1998 werd in Europa het monopolie op telecommunicatie infrastructuur en diensten doorbroken waardoor de markt dus geliberaliseerd werd. In de praktijk heeft men natuurlijk wel nog problemen op pan-Europees vlak. Zo is het nog steeds niet evident om als operator in alle lidstaten te opereren omwille van de diverse licentie voorwaarden en procedures die sterk kunnen afwijken. De positie van de incumbent operator, d.w.z. de operator die voorheen het monopolie had op het gebied, binnen deze context, van (nationale) telefoniediensten, heeft over het algemeen nog steeds een dominante positie in zijn lokale markt. Dit kunnen we dus ook duidelijk onderscheiden in België waarbij Belgacom nog steeds het overgrote marktaandeel in handen heeft.63 Deze problemen waren tevens het onderwerp van het “1999 Communications Review” waarbij de regulerende telecommunicatie structuur grondig werd herbekeken. Op basis van dit rapport wou de Europese Commissie de markten meer competitief maken door de introductie van een reeks juridische veranderingen en een progressieve vermindering van de regulering. Omwille van de dynamische markt kan men natuurlijk niet wachten tot deze maatregelen volledig geïmplementeerd zijn door de diverse lidstaten, daarom is het noodzakelijk dat de lidstaten op dat vlak zelf adequate maatregelen ondernemen om hun markt meer competitief te maken waardoor er een grotere keuze en lagere prijs tot stand kan komen voor de consument. Vooropgestelde doelstellingen: Einde 2000: - Incumbent operatoren moeten ongebundelde toegang verlenen tot de “local loop” zonder daarbij discriminerende voorwaarden op te leggen zodat alle operatoren innovatieve diensten kunnen aanbieden. - De tarieven voor huurlijnen moeten sterk gedaald zijn waaronder ook grensoverschrijdende huurlijnen. - Licentie voorwaarden voor communicatie diensten moeten verlicht zijn. Daarnaast moet men zoveel mogelijk trachten algemene machtigingen te verlenen in plaats van individuele licenties. 62
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope An Information Society For All: Communication on a Commission Initiative for the Special European Council of Lisbon, 23 and 24 March 2000, maart 2000, 16 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/initiative_en.pdf), 1 november 2002, blz. 8. 63 Navraag bij het BIPT (Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie) Heeft bevestigd dat Belgacom met grote voorsprong nog steeds de grootste speler is in België. DE LETTER, F., (
[email protected]), Vraag betreffende internet providers, e-mail aan SMEDTS, J., (
[email protected]), 20 januari 2003.
31
Einde 2001: - De verdeling van frequenties voor draadloze multimedia systemen dient gebeurt te zijn.
4 Versnellen van e-commerce 64 Op het vlak van e-commerce loopt Europa nog sterk achter op de Verenigde Staten, nochtans hebben ze beide een economie die quasi even groot is. Dit komt voornamelijk omwille van de vele belemmeringen die e-commerce in de weg staan in de EU. Het grootste probleem is dat er geen juridisch kader voor de interne markt voor handen is. Daardoor is er onvoldoende juridische bescherming voor problemen bij grensoverschrijdende diensten en staan zowel de online innovatie en het consumentenvertrouwen op een laag pitje. Dit initiatief wil deze belemmeringen dus wegwerpen om de kloof met andere economische grootmachten te dichten. Het uitgangspunt hierbij van Europa’s maatregelen is die van een beperkte regulering van e-commerce omwille van de voortdurende veranderingen. Meer nadruk zal worden gelegd worden op co-regulering of zelfregulering. Maar niet alle belemmeringen zal de Europese Unie zomaar kunnen elimineren. Het voornaamste voordeel van de snelle groei van e-commerce in de Verenigde Staten is het gevolg van een relatief homogene groep aan consumenten doordat deze in één enkele taal kunnen geholpen en bediend worden. In tegenstelling tot Europa zullen de Amerikaanse bedrijven vlugger opereren over de hele markt, terwijl Europa toch nog sterk gesegmenteerd blijft. Daarenboven wil Europa vooral aandacht schenken aan de KMO’s zodat deze de volledige Europese markt als de hunne zou beschouwen. Dit “statement” is voor bepaalde kleine ondernemingen ietwat contradictorisch met de voornaamste doelstellingen van een KMO in het bijzonder overleven, winst maken en een gezonde groei. Het is niet altijd evident dat de beste opportuniteiten en mogelijkheden voor Europese KMO’s ook in Europa zelf liggen. Een mogelijk voorbeeld hiervan kan ondermeer een Spaanse firma zijn die zijn producten aan Spaans sprekende consumenten aanbiedt. Wanneer deze laatste haar markt wenst uit te breiden zal deze zich voornamelijk concentreren op de Spaanstalige landen. Voor hen ligt het dus meer voor de hand om zaken te doen met Latijns-Amerika dan met bijvoorbeeld Nederland. Daarnaast mag eEurope niet generaliseren doordat voor bepaalde KMO’s natuurlijk e-commerce bepaalde oppotuniteiten kan bieden maar daartegenover zijn er tevens KMO’s voor wie e-commerce onvoldoende meerwaarde biedt om de geleverde inspanningen voor dit te verwezenlijken te rechtvaardigen. Vooropgestelde doelstellingen: Einde 2000: - De Raad en het Europese Parlement moeten ervoor gezord hebben dat de overblijvende e-commerce richtlijnen in orde geraakt zijn. - De Europese Commissie moet veranderingen voorgesteld hebben voor een EU’s juridisch kader zodat het gebruik van elektronische middelen in alle overheidsprocedures en transacties toegelaten is. Lidstaten moeten actief het gebruik van elektronische middelen aangemoedigd hebben bij het grote publiek. - De lidstaten en de Europese Commissie moeten online regelingen van geschillen en alternatieve procedures voor het verzoenen van consumenten gerealiseerd hebben. - De lidstaten en de Europese Commissie moeten een campagne gelanceerd hebben om KMO’s te helpen digitaal te gaan door het vereenvoudigen van de transfer aan technische knowhow, door opleidingen en een netwerk aan expertise centra. - De Europese Commissie moet de creatie van een “.eu” domein naam verwezenlijkt hebben om zo grensoverschrijdende e-commerce aan te moedigen binnen de EU. Daarbij wil ze ook die ondernemingen helpen die zich willen profileren als een Europese firma.
64
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope An Information Society For All: Communication on a Commission Initiative for the Special European Council of Lisbon, 23 and 24 March 2000, maart 2000, 16 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/initiative_en.pdf), 1 november 2002, blz. 9.
32
5 Snel Internet voor wetenschappers en studenten 65 Dit is een noodzaak wanneer men het volledige potentieel van digitale communicatie wil exploiteren. Pan-Europese samenwerkingsactiviteiten kunnen natuurlijk in het gedrang komen wanneer de individuele lidstaten niet over dezelfde capaciteiten qua Internet toegang etc. beschikken. Binnen Europa creëert dit dus variabele connectie snelheden waardoor niet alle wetenschappers en studenten dezelfde mogelijkheden hebben tegenover anderen. Met dit gegeven kan men dus ook bijvoorbeeld niet de mogelijkheden van interactieve netwerken toepassen waardoor men anders een totaal nieuwe benadering van leren en training zou verkrijgen waaronder: - e-Onderwijs: waarbij studenten dus toegang verkrijgen tot een hele reeks van academisch en wetenschappelijk materiaal en faciliteiten online. - e-Onderzoek: wanneer men toegang heeft tot een snelle Internet verbinding zal interactief onderzoek gestimuleerd worden en meer efficiënt verlopen. Wetenschappers kunnen zo hun data en materiaal onderling uitwisselen om zo nieuwe kennis te creëren en te vergaren. Om deze zaken in de praktijk te brengen benodigd men dus zowel een adequaat netwerk als de ontwikkeling van virtuele instituten en onderzoeksinstellingen. Het doel van de EU op dit vlak is dus om het volledige potentieel van het Internet beschikbaar te stellen voor de Europese onderwijs -en wetenschapsinstellingen. Daarbij moet men vooral de piste publiek/private samenwerking ten volle benutten. Vooropgestelde doelstellingen: Einde 2000: - De beschikbare Internet infrastructuur, meer bepaald de capaciteit en transmissie snelheid, voor Europese wetenschappers en studenten moet verhoogd zijn. Daarnaast moeten innovatieve diensten en toepassingen ontwikkeld zijn voor het doceren en onderzoek. Einde 2001: - Minstens één universiteit en één onderzoeksinstelling per land moet over een netwerk beschikken dat in staat is om multimedia communicatie te ondersteunen. Later moet dit verder uitgebreid worden naar alle universiteiten, onderzoeksinstellingen, hoger onderwijs instellingen en andere professionele trainingsinstellingen. - Alle Europese studenten moeten in staat zijn om toegang te verkrijgen tot online interactieve multimedia lezingen van een virtuele Europese campus van tenminste één universiteit of andere onderzoeksinstelling.
65
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope An Information Society For All: Communication on a Commission Initiative for the Special European Council of Lisbon, 23 and 24 March 2000, maart 2000, 16 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/initiative_en.pdf), 1 november 2002, blz. 10.
33
6 Smart Cards voor beveiligde elektronische toegang 66 Wanneer men spreekt over zogenaamde “Smart Cards” dan bedoelt men elektronische kaarten waarmee men dus toegang kan verkrijgen tot diverse diensten zoals gezondheidsgerelateerde diensten, elektronische betalingen, mobiel Internet, publiek transport, betaal televisie etc. Dergelijk kaarten bieden diverse mogelijkheden en opportuniteiten wanneer deze voldoende beveiligd, betaalbaar en overal werkbaar zijn. Om daarin te slagen heeft men ten eerste een “kritische massa” aan gebruikers nodig, en dit om een standaard te worden binnen Europa. Een vergelijkbaar feit zijn de zogenaamde DVD’s. Hier ook heeft men voldoende gebruikers nodig om deze als standaard te laten functioneren op het vlak van opslagmiddel, multimediatool etc. Naast deze “kritische massa” moeten zowel Europese leveranciers, diensten operatoren en overheden samenwerken om zo specificaties te definiëren op het vlak van mobiliteit, beveiliging, privacy en controle van de gebruiker. De medewerking van de industrie is vereist om zo een competitieve infrastructuur voor het Internet op te richten waarin er voldoende vertrouwen is (i.e. ‘Public Key Infrastrucutre’). Vooropgestelde doelstellingen: Einde 2000: - De Europese Commissie, onder het Portugese voorzitterschap, moet een “Smart Card”-top georganiseerd hebben in april 2000. Hoge vertegenwoordigers van de voornaamste sectoren moeten verder aangedrongen hebben op het gebied van het werk rond gemeenschappelijke specificaties en standaarden. Een tijdsschema moet overeengekomen zijn voor toekomstige acties. - Intersectorale overeenkomsten moeten bereikt zijn over gemeenschappelijke specificaties voor een algemene “Smart Card” infrastructuur. Einde 2001: - De implementatie van de overeengekomen gemeenschappelijke specificaties moet begonnen zijn om zo een open toegang tot basis betaaldiensten in diverse sectoren te kunnen verzekeren zoals vb. ecommerce, publieke telefoontoestellen etc. Einde 2002: - Het gebruik van de “Smart Cards” moet uitgebreid zijn met bijkomende toepassingen die extra beveiliging of mobiele toegang vereisen. Daaronder verstaan we ondermeer toegang tot medische data, intranetten etc.
7 Risicokapitaal voor hoogtechnologische KMO’s 67 Deze prioriteit komt er voornamelijk als reactie op de meer ondernemersgerichte cultuur in de Verenigde Staten. In het rapport van de Europese Commissie betreffende eEurope, december 1999, stelt men dat deze kapitaalvoorziening zich voornamelijk concentreert rond de hoogtechnologische sectoren. Na de dotcom-crisis, die voornamelijk de Verenigde Staten keihard heeft getroffen, hebben ICT-gerichte bedrijven wel degelijk ondermeer een goed onderbouwd business plan nodig om kans te maken iets aan financiële middelen te verkrijgen. Daardoor is het ook niet meer opportuun te veronderstellen dat hoogtechnologische start-up firma’s in de Verenigde Staten onbeperkt risicokapitaal kunnen bekomen tegenover Europa. 66
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope An Information Society For All: Communication on a Commission Initiative for the Special European Council of Lisbon, 23 and 24 March 2000, maart 2000, 16 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/initiative_en.pdf), 1 november 2002, blz. 11. 67 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope An Information Society For All: Communication on a Commission Initiative for the Special European Council of Lisbon, 23 and 24 March 2000, maart 2000, 16 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/initiative_en.pdf), 1 november 2002, blz. 12.
34
Het verschaffen van risicokapitaal als maatregel moet dus herbekeken worden binnen de actuele conjuncturele context waarin onze economie verkeert. Vroege financiering is wel degelijk noodzakelijk in deze e-conomie, waar dynamiek en transformatie van de markt centrale determinanten zijn, om competitief voordeel te verkrijgen. Daardoor is het noodzakelijk dat de interface tussen zowel de aanbieders van risicokapitaal als personen/bedrijven met innovatieve ideeën met commerciële mogelijkheden versterkt wordt. Vooropgestelde doelstellingen: Maart 2000: - De Europese Commissie moet een belangrijke beleidsherziening uitgevoerd hebben in samenwerking met de lidstaten om zo de coherentie van de beschikbare instrumenten te verbeteren waaronder bijvoorbeeld het 5de kaderprogramma voor O&O etc. Daarnaast moet duidelijk zijn hoe deze beter gebruikt kunnen worden om vroege financiering te stimuleren. Einde 2000: - De Europese Commissie moet, op basis van het voorafgaande rapport, diverse nieuwe vormen van kapitaalverschaffing voorgesteld hebben zoals publiek/private samenwerking gekoppeld met het herfocussen van bepaalde EU uitgaven (bijvoorbeeld introductie van “business angels” 68). Einde 2003: - De overblijvende obstakels voor de creatie van een volledig geïntegreerde pan-Europese risicokapitaalmarkt moeten verwijderd zijn. - De hoeveelheid en beschikbaarheid aan vroege financieringskapitaal in de EU zou minstens drie maal zoveel moeten zijn als het niveau eind 1999. Hierbij speelt de private sector een grote rol.
8 e-Deelname voor mindervalide personen 69 Via e-deelname probeert de EU dus de kloof tussen technologie en de mindervalide personen teniet te doen. Onder mindervalide personen zal men daarenboven niet alleen gehandicapten maar ook bijvoorbeeld bejaarde mensen onder beschouwen. Ontwikkelingen in digitale technologie kunnen diverse opportuniteiten bieden om verschillende obstakels zoals sociaal-economische, culturele, geografische etc. te overwinnen. De Europese industrie besteedt nog steeds te weinig aandacht aan producten die qua design ook geschikt zijn voor mindervalide personen. Het probleem situeert zich voornamelijk rond de diverse standaarden die gangbaar zijn in de verschillende lidstaten waarbij er geen uniform wettelijk kader bestaat. Nochtans wanneer men het principe “Universal Design” zou toepassen kan men mits een kleine extra kost een bijkomende doelgroep aanspreken. Daartoe wou de Europese Commissie zichzelf toewijden om zo te verzekeren dat standaarden voor producten en diensten rekening houden met mindervalide personen. Naast de compatibiliteit van de diverse technologieën moet men tevens rekening houden met het verbeteren van zowel het onderwijs als trainingsopportuniteiten om zo te verzekeren dat mindervalide personen volledig kunnen deelnemen in onze maatschappij.
68
“business angels” d.w.z. individuele, welgestelde (al dan niet ex-) ondernemers die jonge bedrijven risicokapitaal-plusadvies-en-contacten verschaffen, incubators d.w.z. initiatieven van overheden, universiteiten of andere instellingen die startups alle middelen bieden om het bedrijf van de grond te krijgen. Daaronder kan men verstaan kapitaal, huisvesting, management ondersteuning en contacten. EEBIC (Erasmus European Business and Innovation Center), (http://www.eebic.be/nl/news_pres_zijn.htm), 10 april 2003. 69 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope An Information Society For All: Communication on a Commission Initiative for the Special European Council of Lisbon, 23 and 24 March 2000, maart 2000, 16 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/initiative_en.pdf), 1 november 2002, blz. 13.
35
Vooropgestelde doelstellingen: Einde 2000: - De Europese Commissie en de diverse lidstaten moeten de relevante wetgeving en normen die te maken hebben met de informatiemaatschappij herbekeken hebben. Deze moeten overeenkomen met toegankelijkheidsprincipes en bovendien de standaardisatieprocessen versnellen. - De Europese Commissie moet een aanbeveling gedaan hebben tot de lidstaten om rekening te houden met de behoeften van mindervalide personen in de verschaffing van ICT producten en diensten. Einde 2001: - De Europese Commissie en de lidstaten moeten overeengekomen zijn om bij de ontwikkeling en inhoud van alle openbare web pagina’s deze laatste toegankelijk te maken voor mindervalide personen. Einde 2002: - De Europese Commissie moet de oprichting ondersteund hebben van een netwerk van centra van voortreffelijkheid (Network of Centres of Excellence). En dit één in minstens elke lidstaat waarbij deze zal voorzien in een training over “Design-for-all” voor ontwikkelaars en ingenieurs.
9 e-Gezondheid 70 De toekomstige voorziening van een kwaliteitsvolle en aangepaste gezondheidszorgdienst zal één van de moeilijkste uitdagingen worden voor de verschillende overheden. We staan heden ten dage voor een dubbel fenomeen. Ten eerste stijgt de ontwikkeling van de gezondheidszorg technologieën en behandelingen sterk, maar deze moeten dus wel nog geïmplementeerd worden indien deze efficiënt kunnen bijdragen tot de gezondheidszorg. Daarnaast kampen de meeste landen met een verouderende bevolking waardoor de investering voor de implementatie van nieuwe behandelingen etc. op de lange baan worden geschoven. De voornaamste doelstelling is dus de kosten binnen de perken te houden door efficiënter te gaan werken op het vlak van gezondheidszorg. Digitale technologieën kunnen eventueel bijdragen tot een verbeterde productiviteit van de gezondheidszorg waardoor er een kostendaling teweeg zou kunnen gebracht worden. Ook hier nog is de Europese markt sterk gefragmenteerd in de diverse markten qua gezondheid. Daardoor moet een één enkele markt gecreëerd worden op Europees niveau op basis van het “beste praktijk”-principe d.w.z. men neemt gewoon het systeem over dat het best functioneert in een bepaalde lidstaat of erbuiten mits eventueel enkele wijzigingen aan te brengen. Vooropgestelde doelstellingen: Einde 2000: - De beste praktijken op het vlak van netwerken, gezondheidsobservatie, controle van besmettelijke ziekten en de verbinding tussen diverse ziekenhuizen, laboratoria, apothekers, doktoren etc. moeten geïdentificeerd zijn. - De prioriteiten overeengekomen voor een aantal belangrijke pan-Europese medische online bibliotheken en gezondheidszorg expertise centra moeten operationeel zijn tegen het einde van 2004. - De prioriteiten in het veld van standaardisatie van de informatisering van gezondheidszorgdiensten moeten geïmplementeerd zijn.
70
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope An Information Society For All: Communication on a Commission Initiative for the Special European Council of Lisbon, 23 and 24 March 2000, maart 2000, 16 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/initiative_en.pdf), 1 november 2002, blz. 14.
36
Einde 2003: - Alle Europese burgers moeten de mogelijkheid hebben om een slimme elektronische kaart qua gezondheid te hebben om zo een beveiligde en confidentiële toegang te hebben tot hun informatie. Einde 2004: - Alle gezondheidsmanagers en professionelen moeten verbonden zijn tot een online toegankelijke gezondheidsinfrastructuur voor preventie, diagnose en behandeling van bepaalde aandoeningen.
10 Intelligent transport 71 Binnen Europa heeft men meer en meer problemen met de sterke toename op het vlak van transport. Het gaat hier ondermeer over verkeersongevallen op het Europese wegennet. Door het gebruik van digitale technologieën kan men dit probleem alleen maar proberen te verminderen daar het economische aspect het niet toelaat om echt ingrijpende veranderingen en maatregelen door te voeren. Meer concreet zal het bijvoorbeeld niet echt realiseerbaar zijn om zwaar vervoer op de primaire en secondaire autowegen slechts toe te laten binnen een bepaald tijdsframe. Daar tegenover staat natuurlijk dat de praktijk reeds heeft aangetoond dat men bijvoorbeeld met behulp van variabele signalisatieborden op autosnelwegen kettingbotsingen en dergelijke kan doen verminderen.72 Op het vlak van de luchtvaart zal het niet gemakkelijk zijn om een meer efficiënte manier te ontwikkelen om het verkeer veiliger te maken. Dit omwille van het hoge aantal vluchten waardoor het beschikbare luchtruim steeds kleiner wordt. Op Europees niveau zal de Europese Commissie relevante Gemeenschapsprogramma’s volledig moeten ondersteunen zoals ondermeer de ontwikkeling en implementatie van het zogenaamde Galileoproject (Global Navigation Satellite System). Deze zou de Europese tegenhanger moeten worden van het Amerikaanse GPS systeem. Vooropgestelde doelstellingen: Einde 2001: - Elke Europeaan die op doortocht is doorheen Europa moet overal toegang hebben tot meertalige ondersteuning, lokalisatie en een volledige georganiseerde voorziening aan hulpdiensten via het 112 nummer. Einde 2002: - Alle nieuwe voertuigen verkocht in Europa moeten voorzien zijn met meer efficiënte actieve veiligheidsverhogende systemen (vb. anti-carjackingsysteem e.d.). - De ondersteuning van geïnformatiseerde en gepersonaliseerde verkeer -en reisplanning diensten moet ondersteund zijn door minimum 50 procent van de middelgrote en grote steden in Europa. - Alle voornaamste Trans-Europese netwerken moeten gedekt zijn door systemen die verkeersongevallen en file-informatie en beheer kunnen aanbieden. Einde 2004: - Alle voornaamste luchtroutes moeten ondersteund zijn door infrastructuur die zich kan bevinden in zowel de lucht, grond als in de ruimte en die in staat is om files te verminderen tot een aanvaardbaar niveau met daarbij een verbeterde beveiliging. 71
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope An Information Society For All: Communication on a Commission Initiative for the Special European Council of Lisbon, 23 and 24 March 2000, maart 2000, 16 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/initiative_en.pdf), 1 november 2002, blz. 15. 72 Verkeersveiligheid FEBIAC (Belgische federatie van de automobiel -en tweewielerindustrie), Veiligheid en infrastructuur, januari 2003, 16 blz., (http://www.febiac.be/documents_febiac/Promove2003/veiligheid_en_infrastructuur.pdf), 10 april 2003, blz. 15.
37
11 e-Government 73 Volgens de Europese Commissie zal een verbeterde publieke informatie online het Internet meer relevant maken voor ons dagelijkse leven en zo het aantal Internet gebruikers sterk doen toenemen. Dit zou ook een verhoogde participatie teweeg brengen in de informatiemaatschappij. Dit lijkt eerder overdreven maar een grondige evaluatie in het volgende hoofdstuk kan hierover uitsluitsel brengen. Het potentieel van het Internet kan inderdaad wel helpen om ondermeer een zekere transparantie te verkrijgen van de diverse activiteiten en besluitvormingsprocessen van de EU instituten. De doelstelling van deze maatregel is in feite voornamelijk de toegankelijkheid tot publieke informatie te verbeteren door zowel het uitbreiden als het vereenvoudigen van Internet toegang. Eventueel kan dit nieuwe private diensten en dergelijke stimuleren gebaseerd op nieuwe databronnen die beschikbaar worden. Hierdoor zou het mogelijk zijn, maar misschien niet rendabel, als private onderneming waardetoevoegende diensten te ontwikkelen op basis van de informatie die door e-Government makkelijker zou beschikbaar zijn. Meer concreet kan bijvoorbeeld, indien e-Government voldoende ontwikkeld is binnen de Europese Unie, een onderneming gemotiveerd zijn om een bepaald nieuw segment uit te diepen die hierdoor ontstaan is. Deze onderneming zou ondermeer consultancy diensten kunnen aanbieden aan andere Europese bedrijven die zich wensen uit te breiden naar een andere lidstaat. Mogelijke voordelen die eventueel kunnen bekomen worden indien e-government een succesverhaal zou worden zijn onder andere: - overheidsdiensten komen dichter bij de burger; - overheidsuitgaven kunnen gereduceerd worden door een verminderde bureaucratie; - creatie van banen bij waardetoevoegende dienstenaanbieders; - een verbeterde Europese marktinformatie. Vooropgestelde doelstellingen: Einde 2000: - Lidstaten moeten eenvoudige toegang verzekerd hebben tot minstens 4 essentiële typen aan openbare data in Europa namelijk wettelijke en administratieve informatie, culturele informatie, informatie over het milieu en real-time informatie betreffende het verkeer en opstoppingen. - Lidstaten en de Europese Commissie moeten het gebruik van het Internet uitgebreid hebben om de raadpleging en de feedback betreffende belangrijke politieke initiatieven te verzekeren. Daarmee beoogt men niet alleen de wetgeving en dergelijke te publiceren op het web maar ook een zekere interactie te creëren met de burger. - Lidstaten en de Europese Commissie moeten de burgers een zekere interactie aangeboden hebben die toelaat om zowel informatie te ontvangen als data te verzenden. (vb. interactieve belastingsformulieren)
73
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eEurope An Information Society For All: Communication on a Commission Initiative for the Special European Council of Lisbon, 23 and 24 March 2000, maart 2000, 16 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/initiative_en.pdf), 1 november 2002, blz. 16.
38
II. Evaluatie van de prioriteiten van het eEurope initiatief 1 Inleiding In de hierna volgende onderdelen zal op basis van een grondige analyse bestudeerd worden of de vooropgestelde prioriteiten met hun relevante doelstellingen wel effectief gerealiseerd zijn. Bovendien dient men ook te kijken in hoeverre de deadlines 74 al dan niet gerespecteerd zijn geweest bij de uitvoering van de maatregelen in kwestie. Deze zullen voor het gemak van de lezer nog eens naast de verschillende doelstellingen staan. Dit is toch wel belangrijk daar de uitkomst ervan ondermeer zou kunnen vaststellen of de Europese Unie, in zijn complex geheel, voldoende dynamiek bezit om een dergelijk ambitieus initiatief in goede banen te leiden daar politieke organen niet altijd een goede naam hebben als het aankomt op flexibiliteit en efficiëntie. En dit laatste is een vereiste om de innoverende potentiële mogelijkheden van de informatiemaatschappij te kunnen realiseren.
2 De Europese jeugd in het digitale tijdperk 2.1 Inleiding Wanneer men wenst te komen tot een informatiemaatschappij, en een op kennis gebaseerde economie, dient Europa nu reeds voldoende te investeren in haar menselijk kapitaal. Het is dus noodzakelijk om de Europese jeugd te voorzien in die competenties die benodigd zijn in de toekomst. We zullen nu de diverse doelstellingen overlopen om te kijken hoe het in feite nu reeds gesteld is met de Europese jeugd en of er reeds voldoende inspanningen geleverd zijn om deze te begeleiden binnen de informatiemaatschappij en het digitale tijdperk.
2.2 Alle scholen moeten toegang hebben tot het Internet en multimediabronnen (2001) In een staf rapport genaamd “Progress on eEurope Actions” van november 2000 haalde men de volgende zaken aan op het vlak van vooruitgang: - een rapport genaamd “Het onderwijs van morgen: bevorderen van innovatie door middel van nieuwe technologieën” werd gepubliceerd waardoor de lidstaten een basis hadden om concrete acties te verrichten om de doelstelling, betreffende scholen die toegang moeten hebben tot het Internet en multimediabronnen, te verwezenlijken; - “eLearning for European youth in a digital age” 75 met als doel een kritische massa aan deelnemers te verkrijgen om e-Learning in het onderwijs te laten doen stijgen. Via dit onderzoek probeerde men een efficiënte oplossing voor te stellen zodat gebruikers zowel kunnen samenwerken met elkaar als digitale leerbronnen van hoge kwaliteit en infrastructuur kunnen delen op Europees niveau. Dit zal natuurlijk enkel in de praktijk kunnen gebracht worden indien breedbandnetwerken beschikbaar zijn voor deze gebruikers.76
74
Zie hoger, Deel II Hfdst. I, blz. 30-39. Het eLearning initiatief omvat meer dan enkel de Europese jeugd maar omvat tevens ook prioriteiten op het vlak snelle internettoegang voor onderzoekers en studenten. EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERWIJS EN CULTUUR, Mededeling van de Commissie: e-Learning – Het onderwijs van morgen uitdenken, COM(2000) 318 definitief, Brussel, 25 mei 2000, (http://europa.eu.int/comm/education/elearning/comnl.pdf), 7 februari 2003, blz. 3-9. CORDIS, (http://www.cordis.lu/ist/cpt/elearning.htm), 7 februari 2003. 76 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Progress on eEurope Actions: Staff Paper, November 2000, 21 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/staffpaper_en.pdf), 7 februari 2003, blz. 13-14. 75
39
De realisatie van de twee voorgaande initiatieven werd reeds deels opgenomen in de “Multimedia Content and Tools” sectie van het 5de IST kaderprogramma. Eén van de doelstellingen betreft ondermeer het stimuleren van levenslang leren met een focus op onderwijs en opleidingssystemen. Daarnaast zullen sommige lidstaten “structurele fondsen” gebruiken om de doelstelling in kwestie, namelijk alle scholen toegang te laten verkrijgen tot het Internet, te realiseren.77 Het laten toenemen van scholen die verbonden worden met onderzoeksnetwerken kreeg ook wat aandacht in het “IST werkprogramma 2001”. Men wou een voldoende aantal relevante actoren op Europees niveau bij elkaar brengen zodoende dat men over een kritische massa zou beschikken voor het ontwikkelen van vernieuwende ICT-systemen en diensten om zo het elektronisch leren te verbeteren in het onderwijs. De bedoeling was om een aantal projecten uit te voeren in het onderwijs waaronder het ondersteunen van real-time en interactieve samenwerking tussen de onderwijsinstellingen enerzijds en het lerende individu anderzijds. Men oppert tevens de mogelijkheid om gebruik te maken van draadloze technologieën zoals 3G-systemen.78 Natuurlijk is en blijft dit nu ook nog steeds toekomstmuziek waarbij de kosten voor dergelijk gebruik voor zowel operatoren als gebruikers te hoog zijn. Nochtans kunnen we ook in België reeds dergelijke initiatieven en pilootprojecten opmerken, weliswaar ongelofelijk geldverslindend maar interessant om weten. Zo is er recent in het verleden, schooljaar 2001-2002, een project van start gegaan met als context e-Learning, in de Provinciale Hogeschool Limburg.79 Zowel de eerstejaars als de docenten werden uitgerust met een portable PC voorzien van een draadloze LAN kaart. Dit e-Learning project biedt natuurlijk ongebreidelde mogelijkheden waarbij men kan gaan van eenvoudige interactie, zoals consultatie van websites en het gebruik van e-mail, tot meer innoverende mogelijkheden zoals een volledige docent/leerling-interactie op elektronisch niveau. Natuurlijk blijft de initiële investering, bij de Provinciale Hogeschool Limburg € 5 miljoen 80, zwaar doorwegen zodat dergelijk projecten niet kunnen gefinancierd worden zonder bijkomende geldbronnen. Uiteraard moeten deze mogelijkheden een toegevoegde waarde leveren voor de school in kwestie. Elektronische middelen gebruiken slechts om het idee dat deze ingezet kunnen worden in het onderwijs van morgen is onvoldoende; dit moet tevens educatief verantwoord zijn.
77
Multimedia component van het 5de kaderprogramma CORDIS, (http://www.cordis.lu/ist/ka3/home.html), 7 februari 2003. 78 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Technologieën van de informatiemaatschappij: Een programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie onder het vijfde kaderprogramma – Werkprogramma 2001, Cordis, 24 januari 2001, 103 blz., (ftp://ftp.cordis.lu/pub/ist/docs/b_wp_nl_200101.pdf), 7 februari 2003, blz. 70-71. 79 Project Provinciale Hogeschool Limburg ANYTIME ANYWHERE LEARNING, (http://www.aal.be/6praktijk/hoger/phl/), 7 februari 2003. 80 Ibid.
40
M.b.t de eerste doelstelling kunnen we reeds evalueren of deze geïmplementeerd werd voor de uiterlijke datum van eind 2001. De onderstaande grafiek heeft een overzicht van het percentage scholen verbonden met het Internet op twee momentopnames namelijk begin 2001 en begin 2002
Figuur 12: Internet in scholen (% van scholen verbonden met het internet) 81 Uit de grafiek blijkt duidelijk dat de meeste landen circuleren rond de 90 percent in maart 2002. Maar er zijn wel enkele uitzonderingen namelijk: - Griekenland: niet tegenstaande ze een sterke stijging kennen tegenover maart 2001 blijft het niveau laag tegenover de andere lidstaten van de Europese Unie. We kunnen hierbij met zekerheid stellen dat de Europese Unie onvoldoende rekening gehouden heeft met de interne verschillen bij de lidstaten onderling. Het is dan ook niet verwonderlijk dat voor Griekenland, die een ongelooflijke grote kloof had met de Scandinavische landen (het andere uiterste), de einddatum van 2001 onoverkomelijk was en daarenboven totaal onrealistisch vanwege de EU; - Luxemburg: bij dit land kunnen we een ongelooflijk sterke daling vaststellen op het vlak van het aantal scholen verbonden tot het Internet. Ondanks het feit dat over het algemeen het overgrote deel der landen hoge percentages scoort kan men onder de volgende twee vaststellingen niet onderuit namelijk dat men de voorgaande percentages ten eerste niet haalt op het einde van 2001 en ten tweede dat de percentages niet absoluut zijn d.w.z. de 100 percent grens is niet gehaald. Vanuit het standpunt van de EU zou men eventueel kunnen opmerken dat een 100 percent grens zelden of nooit in de praktijk kan gehaald worden maar Denemarken bewijst daarentegen dat dit wel kan.
81
Internet in schools (% of schools connected) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2002/e_learning/schools_connected/index_en.htm), 9 februari 2003.
41
2.3 Alle leraren én leerlingen moeten kunnen beschikken over ondersteunende diensten én beschikbaarheid van internet/multimedia in openbare centra, ook in minder begunstigde gebieden (2001) Deze doelstelling werd tevens behandeld onder het “IST 2001 Werkprogramma”. Niet alleen werd er rekening gehouden met ondersteunende diensten en educatieve bronnen voor zowel de leerkrachten, leerlingen als ouders maar ook met mensen die minder begunstigd zijn. Meer concreet bevatte het werkprogramma meerdere zaken relevant aan deze twee doelstellingen; - “Elektronisch leren voor de jeugd in Europa”: gebruik maken van digitaal meertalig leermateriaal, interculturele communicatie, digitale Europese kennisbronnen. - “Elektronisch leren in de toekomst”: onderzoek op lange termijn voorbij de huidige stand van zaken op het vlak van onderwijs, met ondermeer hoe operationele doelen kunnen bereikt worden in het onderwijs gebruik makend van ICT. - “Overbrugging van de expertisekloof in IT door ontwikkeling van opleidingsinfrastructuren”: activiteiten gericht op het opleiden van docenten, ondersteunende activiteiten gericht op samenwerking en versterken van synergie van de diverse opleidingen.82 Het SOCRATES-initiatief is een Europees samenwerkingsprogramma om de uitdagingen die op ons afkomen goed op te vangen voornamelijk het bevorderen van levenslang leren, het toegankelijk maken van het onderwijs voor iedereen; dus rekening houden met de minder begunstigde mensen in onze samenleving etc. e-Learning werd tevens als prioriteit voorzien in het programma. Een bijkomende opmerking betreffende het SOCRATES-initiatief; het steunt namelijk op de diversiteit van Europa en meer bepaald op de onderwijssystemen van de diverse landen. Volgens het initiatief is dit “een verrijking voor iedereen en vormt een vruchtbare basis voor vernieuwing en voor het streven naar meer kwaliteit”.83 Het is toch opmerkelijk hoe vlug iemand van mening kan veranderen zeker wat betreft de introductie van een uniform onderwijssysteem in Europa in de nabije toekomst. De Bologna-verklaring wenst het Bachelor/Master-systeem te introduceren in Europa als onderwijssysteem maar komt daardoor dan de zogenaamde verrijking, vernieuwing en streven naar kwaliteit niet in gevaar? In januari 2000 werd door de Europese Commissie een nieuwe dienst in het leven geroepen namelijk PROMETEUS. De missie van dit initiatief; het bevorderen van de multimediatoegang voor onderwijs en opleiding in de Europese maatschappij. Lidstaten die wensen deel uit te maken van PROMETEUS zijn verplicht het zogenaamde “Memorandum of Understanding” te ondertekenen. Daarin gaat men akkoord met de diverse doelstellingen van PROMETEUS waaronder het bevorderen van de ontwikkeling van Europese standaarden op het vlak van digitale multimedia inhoud en diensten wat opleiding en onderwijs betreft, het verbeteren van de samenwerking tussen de diverse partijen etc.84
82
IST 2001 Werkprogramma EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Technologieën van de informatiemaatschappij: Een programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie onder het vijfde kaderprogramma – Werkprogramma 2001, C/2001/136,Cordis ,24 januari 2001, 103 blz., (ftp://ftp.cordis.lu/pub/ist/docs/b_wp_nl_200101.pdf), 9 februari 2003, blz. 41, 70 & 83. 83 SOCRATES EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERWIJS EN CULTUUR, Socrates: Ruim baan voor het onderwijs – Comunautair actieprogramma op onderwijsgebied (2000-2006), 5 blz., (http://europa.eu.int/comm/education/socrates/shortnl.pdf), 9 februari 2003, blz. 1-2. 84 PROMETEUS EDUWORKS CORPORATION, (http://www.eduworks.net/robby/papers/edmedia2000.html), 9 februari 2003. PROMETEUS, (http://prometeus.org/), 9 februari 2003. PROMETEUS, Prometeus: Memorandum of Understanding – A Partnership for a Common Approach tot the Production and Delivery of Learning Technologies, Content and Services, September 2001, 15 blz., (http://prometeus.org/docs/1MoU2001.pdf), 9 februari 2003, blz. 5-6.
42
2.4 Leraren moeten voorzien zijn van de nodige apparatuur en goed bekend met het gebruik van internet/multimedia (2002) In het “e-Learning”-actieplan stelde men enkele gemeenschappelijke acties voor met betrekking tot opleiding.Ten eerste zou men trachten de nieuwe vaardigheden die betrekking hebben op e-Learning te identificeren. Deze nieuwe vaardigheden zouden dan beschouwd worden als basiscompetenties zoals ondermeer het kunnen gebruiken van vreemde talen etc. Hierbij zou tevens de vaardighedenkloof aangepakt worden door middel van de toegankelijkheid van opleidingen te verbeteren. Zeker in Europa is er een groot verschil tussen enerzijds het aanbod en anderzijds de vraag naar gekwalificeerd personeel op het gebied van informatietechnologieën. Het meest markante voorbeeld hiervan zal ongetwijfeld Duitsland zijn dat in 2000 het zogenaamde “green cards”-systeem 85 lanceerde onder het bewind van Bondskanselier Schröder. Men wou dus uit het buitenland, en dan voornamelijk India, een groot aantal ICT-specialisten aantrekken om zo het binnenlandse tekort op te vangen. Dit was noodzakelijk om de Duitse economische competitiviteit te behouden. Daarnaast werd ook gekeken naar de impact van deze nieuwe elektronische leermiddelen op leerkrachten. Het is dus niet voldoende om met dergelijke nieuwe technologieën te kunnen werken maar deze moeten tevens op een pedagogisch correcte manier aangewend worden in het onderwijs om er educatief voordeel uit te halen. De voorgestelde acties in het actieplan zijn gericht op zowel de identificatie van beste praktijken als voorstellen tot het verbeteren van het huidige opleidingsstelsel.86 In de hierna volgende grafiek kunnen we bekijken, voor de momentopname juni 2001, wat het percentage aan leerkrachten is die gebruik maken van het Internet voor educatieve doeleinden. Dit is één van de mogelijke indicatoren om te bepalen welke leerkrachten van dergelijke technologieën gebruik maken voor doeleinden anders dan strikt informatica lessen.
Figuur 13: Percentage leerkrachten die het Internet gebruiken om te doceren buiten informatica op wekelijkse basis – alle niveaus 87 85
ANDRIES, M., ‘Versoepeling van het immigratiebeleid: braingain of braindrain?’, internet, Wereldwijd, september 2001, (http://www.wereldwijd.be/archief/0109-025.htm), 10 februari 2003. 86 eLearning-actieplan EUROPESE COMMISSIE, Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: eLearning-actieplan – Het onderwijs van morgen uitdenken, COM(2001)172 definitief, Brussels, 28 maart 2001, 21 blz., (http://europa.eu.int/eurlex/nl/com/cnc/2001/com2001_0172nl01.pdf), 10 februari 2003, blz. 12-14. 87 Percentage of teachers who use the Internet for non-computing teaching on a weekly basis
43
Men moet rekening houden met het feit dat deze gegevens de 1ste helft van 2001 weerspiegelen maar men heeft toch een sterke indicatie dat de doelstelling tegen het einde van 2001 nooit zal bereikt worden. Men kan hier wederom niet om het gegeven dat de Scandinavische landen op dit vlak ook het voortouw namen tegenover het overgrote deel van de andere lidstaten. In tegenstelling tot de Noorse landen scoorden de Zuiderse tegenhangers ondermaats waarbij Griekenland direct in het oog springt. Toch kunnen we nu al concluderen dat de leerkrachten uit het overgrote deel van de lidstaten onvoldoende vaardig zijn om spontaan multimedia –en Internet mogelijkheden te gebruiken om er educatief voordeel uit te halen. Een dergelijke vaardigheid leert men tevens ook niet op 123; maar zal vooral voor de oudere leerkrachten een niet te onderschatten aanpassingsperiode vragen. De Europese Unie heeft duidelijk dit probleem niet onderkend bij het opstellen van de doelstellingen met bijhorende deadlines.
2.5 Leerlingen moeten toegang hebben tot internet/multimediabronnen in de klas (2002) De volgende grafiek heeft voor twee momentopnames, namelijk maart 2001 en 2002, het aantal computers weer per 100 leerlingen. Dit als indicator of leerlingen toegang hebben tot computer met internetverbinding zoals de doelstelling ondermeer definieert.
Figuur 14: Internet in scholen (aantal Internet Pc’s per 100 leerlingen) 88 Ook hier hanteren we de gegevens van maart 2002 om zicht te krijgen of de doelstelling tegen het einde van dat jaar zou gerealiseerd kunnen worden. Toch hierbij een opmerking namelijk het feit dat Luxemburg, net zoals bij het percentage scholen met internettoegang, in de periode maart 2001-maart 2002 enorm achteruitgaat op het vlak van het aantal computers per 100 leerlingen (20.8 Æ 7.1). EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2001/people_skills_2001/compuse_all.gif), 10 februari 2003. 88 Internet in Schools (Number of Internet computers per 100 pupils) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2002/e_learning/online_pcs/index_en.htm), 10 februari 2003.
44
Een uitschieter op dit gebied is overduidelijk Denemarken waar gemiddeld per 4 leerlingen een computer met internettoegang ter beschikking was op school, wat natuurlijk zeer hoog is zeker ten opzichte van de andere lidstaten. Het gemiddelde van 5.9% voor de Europese Unie in zijn geheel was daarintegen eerder onvoldoende. Wanneer men zich voorstelt dat voor 100 leerlingen slechts 6 computers met internetmogelijkheden beschikbaar zijn kan men toch niet verwachten dat alle leerlingen “digitaal gealfabetiseerd” zullen zijn wanneer ze de school verlaten. Dit is een klassiek voorbeeld van het zogenaamde “domino”-effect waarbij indien een bepaalde doelstelling niet bereikt wordt het moeilijk zal zijn om de volgende doelstellingen tot een goed eind te brengen.
2.6 Alle leerlingen moeten volledig “digitaal gealfabetiseerd” zijn wanneer zij de school verlaten (2003) In het “IST werkprogramma” heeft men tevens aandacht voor het “digitaal geletterd” zijn waarbij de nadruk gelegd wordt op het vergemakkelijken van het verwerven van die vaardigheden die rechtstreeks relevant zijn voor het digitale tijdperk dat ons te wachten staat. Wanneer men dan later in de arbeidsmarkt terechtkomt, zal men ook meer gewapend zijn om de bijkomende behoeften die werkgevers aan hun tewerkgestelde personeelsleden opleggen aan te kunnen zoals ondermeer het vermogen om zich snel aan te passen aan veranderende omstandigheden. Dit vereist natuurlijk een efficiënte samenwerking tussen zowel het bedrijfsleven als het onderwijs zodat de kloof tussen wat men kan en de vereisten die gesteld worden door de arbeidsmarkt niet onoverkomelijk worden.89 Daarnaast hecht het “e-Learning”-initiatief aan deze doelstelling ook belang. Het onderwijs en het bedrijfsleven zouden moeten samen werken om zo tot een betere overeenkomst en identificatie komen wat nu precies de “vereiste vaardigheden” zijn die ze benodigen.90 Een concrete uitloper van dit voorstel is het “career space”-project dat gefinancierd wordt door de Europese Commissie. Daarnaast heeft het project tevens een significant aantal gerenommeerde sponsors die er ook deel van uit maken zoals ondermeer IBM Europe, Intel, Nokia etc. Het doel van dit project is het tekort aan gekwalificeerd ICT personeel te doen dichten. Dit tracht men te realiseren in twee stappen namelijk: - het ontwikkelen van algemene vaardigheidsprofielen die relevant zijn voor specifieke betrekkingen in ICT. Naast de ontwikkeling van deze vaardigheden wil het consortium deze zo wijd mogelijk ter beschikking stellen via ondermeer hun website; - daarnaast wil het consortium ook samenwerken met diverse universiteiten en educatieve instellingen in Europa om zo de inhoud van de gedoceerde cursussen meer te laten aansluiten met de behoeften aan bepaalde vaardigheden van de markt.91
89 Elektronisch leren voor de jeugd in Europa EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Technologieën van de informatiemaatschappij: Een programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie onder het vijfde kaderprogramma – Werkprogramma 2001, C/2001/136,Cordis ,24 januari 2001, 103 blz., (ftp://ftp.cordis.lu/pub/ist/docs/b_wp_nl_200101.pdf), 10 februari 2003, blz. 70. 90 eLearning-actieplan EUROPESE COMMISSIE, Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: eLearning-actieplan – Het onderwijs van morgen uitdenken, COM(2001)172 definitief, Brussels, 28 maart 2001, 21 blz., (http://europa.eu.int/eurlex/nl/com/cnc/2001/com2001_0172nl01.pdf), 10 februari 2003, blz. 12-13. 91 Career Space CAREER SPACE, (http://www.career-space.com/project_desc/index.htm), 10 februari 2003.
45
2.7 Conclusie Binnen het eEurope initiatief werden meerdere voorstellen tot maatregelen gedaan om het uiteindelijke doel om alle Europese studenten na het verlaten van de school digitaal gealfabetiseerd te laten zijn te realiseren. Toch wordt er weinig rekening gehouden met de inhoud van de prioriteit zelf, je kunt deze laatste niet louter vertalen en meten via het aantal scholen dat verbonden is met het Internet. Het wil dus uiteraard niet zeggen dat indien een school verbonden is met het Internet dat een leerling effectief gebruik kan maken van een computer die over online mogelijkheden beschikt. Het is best mogelijk dat enkel de administratieve entiteiten van een school toegang hebben tot het Internet. Daarnaast kan men een soortgelijke conclusie doen qua educatieve doeleinden. Leerlingen en studenten die toegang hebben op school tot een computer met Internetaansluiting zullen deze niet noodzakelijkerwijze gebruiken om “kennis op te doen”, dit zal veeleer betrekking hebben op entertainment dan strikt educatieve informatie. Tevens moet worden opgemerkt dat het niet evident is dat leerkrachten, die overweg kunnen met het Internet en multimedia toepassingen, dit ook op een pedagogisch en educatief verantwoorde manier zullen gebruiken in het klaslokaal. We kunnen hier dan ook de vraag stellen of de vooropgestelde utopie om leerlingen digitaal geletterd te maken wel realistisch is binnen een korte tijdspanne. De Europese Unie zal dus zeker bijkomende maatregelen moeten nemen opdat anders deze prioriteit uitgehold wordt en als het ware als minder belangrijk overkomt indien men slechts met zowel beperkte als minder relevante indicatoren werkt om zo te analyseren of aan de respectievelijke doelstellingen is voldaan.
3 Goedkopere Internet toegang 3.1 Inleiding Deze doelstelling is uiteraard enorm belangrijk doordat vele andere prioriteiten binnen het eEurope initiatief toch wel sterk afhangen van de evolutie van de internettoegangsprijzen in de toekomst. Egovernment zal bijvoorbeeld nooit veel bijval kennen indien internetprijzen hoog staan genoteerd. Via de volgende doelstellingen proberen we te achterhalen hoe deze in het recente verleden al geëvolueerd zijn.
3.2 De verantwoordelijke exploitanten moeten een opgesplitst aansluitnet aanbieden (2000) Op 18 december 2000 kwam een verordening tot stand betreffende ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk of de zogenaamde LLU die van kracht werd vanaf januari 2001. Wat is nu eigenlijk dit aansluitnetwerk waarrond zoveel commotie te doen was? “De metalen aderparen in het vaste openbare telefoonnetwerk die het netwerkaansluitpunt in de ruimten van de klant verbinden met de hoofdverdeler of een gelijkwaardige voorziening” 92
In de geliberaliseerde telecommunicatiemarkt blijft dit één van de onderdelen waar de minste concurrentie bestaat omwille van het feit dat de exploitanten van dit aansluitnetwerk hun infrastructuur konden opzetten onder hun voormalige monopoliepositie. Slechts door de liberalisering van de telecommunicatiesector eind jaren ’90 kwam er een eind aan hun bevoorrechte positie, maar uiteraard hadden ze gedurende een lange periode voordien hun initiële investeringskosten terugverdiend. Dit zou natuurlijk een onnoemlijk groot nadeel betekenen voor nieuwe toetreders tot de markt. Een dergelijke onderneming zou niet alleen over een enorme achterban aan kapitaal moeten beschikken maar zou er bovendien een te lange economisch onrendabele tijd overdoen om een dergelijke infrastructuur op te zetten.
92
Local Loop unbundeling EUR-LEX, (http://europa.eu.int/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexapi!prod!CELEXnumdoc&lg=nl&numdoc=32000R2887&model=g uichett), 12 februari 2003.
46
Daarom stelde deze verordening een verplichting voor tot het ontbundelen van de toegang tot het aansluitnetwerk, maar enkel voor die exploitanten met een zogenaamde “aanmerkelijke macht” waardoor concurrentie zo goed als onmogelijk wordt indien men bij deze niet optreedt. Daarnaast werd er verondersteld dat de tarifering om toegang te verkrijgen tot het aansluitnetwerk op een nondiscriminerende wijze vastgelegd moest worden waarbij de geleverde faciliteiten door de exploitant van het netwerk op eenzelfde kwaliteitsvolle wijze geleverd zouden worden als deze hij zou doen bij zijn eigen dienstverlening. Daarbij moet natuurlijk het aanbod voldoende ontbundeld zijn zodat de afnemer slechts die onderdelen kan selecteren of aanvragen die hij nodig heeft waarbij de overtolligheden achterwege gelaten worden. Men moet hier wel aanhalen dat er een onderscheid bestaat tussen een volledige ontbundelde toegang en een gedeeltelijk ontbundelde toegang. Het is dus mogelijk voor nieuwe toetreders, die in feite niet echt geïnteresseerd zijn in de traditionele telefoon diensten, om enkel die zaken te ontbundelen in verband met datagerelateerde diensten zoals het aanbieden van breedbanddiensten. De traditionele telefoondiensten blijven dan aangeboden door de exploitant van het aansluitnet. Dit is een meer realistische veronderstelling en keuze voor nieuwe toetreders omwille van het feit dat het belang van dergelijke traditionele diensten in de toekomst qua belang zal afnemen. Voor de exploitant van het netwerk zal dit een stabiele omzet creëren; voor nieuwe toetreders echter zal de noodzakelijke toekomstige inspanning om een aanzienlijk, rendabel marktaandeel te verkrijgen te hoog zijn, zeker wanneer men rekening houdt met de toekomst ervan.93 Uit een onderzoek/enquête verricht in diverse landen kwamen diverse problemen in de praktijk aan het licht. De volgende zaken met betrekking tot de “local loop” werden door nieuwe toetreders ondermeer aangehaald: - discriminerende prijzen in vergelijking met andere concurrenten; - excessieve prijzen zonder rekening te houden met de economische waarde van die diensten; - “Predatory pricing” door de exploitant van het aansluitnet waarbij met behulp van lage prijzen concurrenten uit de markt worden geweerd; - banaal weigeren om de diensten te leveren; - onverantwoorde vertragingen; - discriminerende leveringsvoorwaarden waaronder het aanbieden van diensten aan inferieure kwaliteit; - het onrechtvaardig bundelen van diensten.94 De voorgaande problemen werden allen aangekaart in de verordening 95 van 18 december 2000, waarbij deze tengevolge van de regulering niet zouden mogen en kunnen voorkomen. Praktijk blijkt nog altijd anders uit te draaien dan theorie; maar de studie op zich moet natuurlijk met een korreltje zout genomen worden. Doordat de onderzoekers de diverse neo-toetreders vroegen welke problemen ze ondervonden in de praktijk is het niet echt onwaarschijnlijk dat de diverse operatoren de zaken wat opgeklopt hebben om zo de exploitant van het aansluitnet wat in een slecht daglicht te plaatsen. Niet denkbeeldig, maar de voorgaande problemen zullen natuurlijk wel een grond van waarheid hebben. Om daarom te zeggen dat de doelstelling, dat de verantwoordelijke exploitanten een opgesplitst aansluitnet moeten aanbieden, volledig een succes zou zijn direct vanaf 1 januari 2001 zou een te overhaaste conclusie zijn. Dergelijke probleemgevallen zullen steeds moeten nagegaan worden door de verantwoordelijke nationale regulerende instanties zodoende dat misbruiken in de toekomst worden voorkomen.
93
Ibid. SQUIRE SANDERS, Legal Study on Part II of the Local Loop: Sectorial Inquiry, Draft Final Version, februari 2002, 60 blz., (http://europa.eu.int/comm/competition/antitrust/others/sector_inquiries/local_loop/local_loop_unbundling_inquiry.pdf), 12 februari 2003, blz. 18-22. 95 Ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk EUR-LEX, (http://europa.eu.int/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexapi!prod!CELEXnumdoc&lg=nl&numdoc=32000R2887&model=g uichett), 12 februari 2003. 94
47
3.3 De prijzen van huurlijnen moeten aanzienlijk zijn verlaagd (2000) In december 2000 werd in Brussel het “6de rapport betreffende de implementatie van het regulerend telecommunicatie pakket” voorgesteld. Dit verslag omvatte de periode 1997-2000 waarbij de standaardtarieven van de huurlijnen afkomstig waren van de incumbent operatoren; dit zijn operatoren die veruit het grootste marktaandeel bezitten, meestal voortvloeiend uit een voormalige monopoliepositie voor de liberalisering een feit was. Verschillende tarieven kwamen in dit rapport aan bod waaronder zowel nationale en internationale huurlijnen en verschillen in capaciteit van deze lijnen.96 Hier volgend zullen we de tarieven bekijken voor nationale huurlijnen met een capaciteit van 2Mbit/s in de lidstaten van de Europese Unie daar dit toch noodzakelijk is als onderdeel om een goedkopere internettoegang te verkrijgen. In de onderstaande grafiek zien we de huurprijzen voor nationale lijnen over een afstand van 2 km. Een opmerking, voor de Verenigde Staten werden de tarieven genomen van de staten New York en Californië. Zoals in de grafiek vermeld staat zou in de periode 1997-2000 de prijzen met 18 percent gedaald zijn, wat redelijk is maar toch ook niet aanzienlijk zoals werd beoogd in de doelstelling. Ook hier kunnen we substantiële verschillen onderscheiden bij de diverse lidstaten onderling. Traditioneel scoorden de Scandinavische landen zeer goed terwijl de Zuiderse landen dan weer iets minder presteerden binnen Europa. Opvallend is toch het feit dat de prijzen zowel in Finland als in het Verenigd Koninkrijk gestegen waren; voor Finland bedroeg dit zelfs een verhoging van de tarieven met 76 percent. Op zich is dit natuurlijk niet dramatisch daar de prijzen reeds een stuk lager lagen dan het Europese niveau en nog steeds competitief bleven tegenover de Verenigde Staten hetzij wat minder bij het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast kan men ook geen vooruitgang maar een status quo opmerkingen bij zowel Nederland als Luxemburg, daarbij moet men zich de vraagstellen of deze twee landen in feite iets concreets ondernomen hebben gedurende deze periode om te zorgen dat de tarieven van huurlijnen toch enigszins een daling zouden vertonen. Als gevolg van hun stagnatie bengelen ze achteraan in het rijtje van lidstaten.
Figuur 15: Jaarlijkse huur voor een nationale 2 Mbit/s lijn, 2 km 97
96
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Communication from the Commission to the Council, The European Parliament, the Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: Sixt Report on the Implementation of the Telecommunications Regulatory Package, COM (2000) 814, Brussels, 7 december 2000, 42 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/infosoc/telecompolicy/implrep6/com2000-814en.pdf), 12 februari 2003, blz. 3-12 & blz. 31-33. 97 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Communication from the Commission to the Council, The European Parliament, the Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: Sixt Report on the Implementation of the Telecommunications Regulatory Package, COM (2000) 814, Brussels, Annex 1.7, 7 december 2000, 15 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/infosoc/telecompolicy/implrep6/Leasedlines-en.pdf), 12 februari 2003, blz. 4.
48
Wanneer men daarnaast het gemiddelde van Europa met Japan vergelijkt is er een enorm verschil van niet minder dan € 37400,- waar te nemen. Dit is echter niet zo verwonderlijk omwille van het hoge prijsniveau in Japan. De “kost van het leven” is nu eenmaal beduidend hoger in Japan dan in Europa waardoor prijzen als huurlijnen automatisch een veelvoud zijn van deze in onze contreien. De onderstaande grafiek geeft tevens een overzicht betreffende huurlijnen in de Europese Unie aan een capaciteit van 2 Mbit/s over de periode 1997-2000 maar nu over een afstand van 50 km. Hier kunnen we toch wel spreken over een aanzienlijke daling van de tarieven met name met 28 percent voor het gemiddelde van de EU.
Figuur 16: Jaarlijkse huur voor een nationale 2 Mbit/s lijn, 50 km 98 Over het algemeen kunnen we stellen dat er een verbetering is qua daling van de tarieven van huurlijnen in de Europese Unie, voor de periode beoogd onder de doelstelling, maar deze is niet altijd even significant. Wanneer men over een periode van vier jaar, daarbij rekening houdend met de liberalisering van de telecommunicatiesector, “slechts” een daling kent van 15 à 20 percent gemiddeld in bepaalde categorieën van huurlijnen kan men zich toch de vraag stellen of men echt zoveel tot stand gebracht heeft. Zeker wanneer men daarnaast rekening houdt met het onderlinge verschil tussen de lidstaten op de voorgaande grafieken Zo zullen de tarieven in enerzijds de Scandinavische landen en anderzijds voorbeeld Griekenland een groot verschil vertonen waardoor het gemiddelde percentage van de Europese Unie soms toch wel een vertekend beeld weergeeft. Naast deze toelichting kunnen we tevens vaststellen dat er een evenredigheid bestaat tussen de afstand van deze huurlijnen en de grootte van de tariefdalingen. Zo zal voor de beduidend grotere afstanden (50 en 200 km) de tariefdalingen een supplement hebben van gemiddeld 10 percent.
98
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Communication from the Commission to the Council, The European Parliament, the Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: Sixt Report on the Implementation of the Telecommunications Regulatory Package, COM (2000) 814, Brussels, Annex 1.7, 7 december 2000, 15 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/infosoc/telecompolicy/implrep6/Leasedlines-en.pdf), 12 februari 2003, blz. 4.
49
3.4 Vergunningseisen moeten verlicht en vervangen zijn door algemene machtigingen (2000) Reeds in april 1997 was er een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten; dit om de licentieprocedures te vereenvoudigen. Een algemene machtiging heeft dus het recht aan een onderneming om telecommunicatiediensten aan te bieden terwijl een individuele vergunning specifieke rechten en plichten definieert tegenover deze onderneming die gebruik wenst te maken van dit recht om dergelijke diensten aan te bieden. De richtlijn bevatte onder meer de “één-loket-procedure” waarbij het verkrijgen van individuele vergunningen, die betrekking hebben op meer dan één nationale regulerende instantie, voor ondernemingen zou worden vereenvoudigd door, zoals de naam het reeds zegt, op één plaats alle procedures en formaliteiten aan te bieden. 99 Op 12 juni 2000 werd door de commissie een voorstel ingediend ter vervanging van de voorgenoemde richtlijn betreffende de machtiging voor elektronische communicatienetwerken en –diensten. Het initiële probleem blijft steeds hetzelfde; omwille van de versnipperde structuur aan regelgevingen tussen de lidstaten onderling was het dus niet evident voor een onderneming om van vandaag op morgen zijn product of dienst op de volledige Europese markt aan te bieden (e-commerce buiten beschouwing gelaten). Wanneer men aan voorbeeld 15 reguleringen moet voldoen die qua striktheid sterk van elkaar verschillen betekent dit een barrière waardoor vele ondernemingen minder geneigd zijn om dit idee van een pan-Europese markt door te zetten. Een mogelijke verklaring van dergelijke afwijkende reguleringen door nationale instanties, niet alleen op het vlak van telecommunicatie, kan de bescherming zijn van de binnenlandse industrie via protectionistische maatregelen die natuurlijk wel voldoende verbloemd zijn om reacties op Europees of internationaal niveau te ontwijken. Dit is niet alleen nadelig voor het vormen van een pan-Europese markt maar kan ook gevolgen hebben op het vlak van de technologie zelf. Wanneer de diverse nationale telecommunicatieoperatoren onderzoek verrichten zonder rekening te houden met operatoren in andere Europese landen kan dit in het beste geval zijn dat men dubbel werk verricht, maar het is niet denkbeeldig dat men zo op lange termijn met verschillende standaarden komt te zitten waardoor we op dit gebied een op elkaar afgestemde interne markt moeilijk zullen kunnen realiseren. Een voorbeeld hiervan op nationaal vlak in België, dus dit is zeker het geval op Europees niveau, is het verschil tussen het operatorennetwerk van enerzijds Base en anderzijds Proximus. Terwijl Base enkel werkt met het GSM-1800-netwerk zal Proximus zowel de 900Mhz als 1800Mhz standaard gebruiken. Dit is natuurlijk knap vervelend wanneer je slechts over een GSM beschikt die enkel overweg kan met de 900-standaard. Base wordt automatisch dan uitgesloten als mogelijke provider. Om de Europese telecommunicatiemarkt niet al te veel te laten versnipperen stelde men daarom een vereenvoudiging voor van de nationale reguleringen en procedures zodat deze meer haalbaar zouden zijn voor de ondernemingen die zich meer Europees wensen te profileren. Enkele van deze voorgestelde maatregelen waren ondermeer de vervanging van individuele vergunningen door algemene machtigingen (overname van de richtlijn betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten), een vereenvoudiging van de procedures, een versterking van de interne markt etc. 100
99
Machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten EUROPESE UNIE - SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l24164.htm), 13 februari 2003. 100 Ibid.
50
Het Europees Parlement heeft daarna het voorstel van de Europese Commissie goedgekeurd mits enkele amendementen. Deze hadden voornamelijk betrekking op het feit dat er voldoende nadruk moest gelegd worden op de inhoudelijke aspecten van de informatiemaatschappij; zodoende moest vermeden worden dat reguleringen betreffende het verlenen van vergunningen en machtigingen niet een contradictorisch effect zouden hebben op de inhoud. Met een dergelijke inhoud wordt bedoeld de verspreiding van de semantische aspecten van de informatiemaatschappij voor het brede publiek zonder discriminerend te zijn. Het is dus noodzakelijk dat wanneer men dergelijke algemene machtigingen verleent rekening houdt met de aangeboden inhoud van de verkrijgers zodoende dat voldoende diversiteit en pluralisme beschikbaar is voor het grote publiek zonder daarmee bepaalde segmenten uit te sluiten. In de oorspronkelijke richtlijn werd daarmee wel voldoende rekening gehouden in tegenstelling tot het commissievoorstel. 101
3.5 Toewijzing van frequenties voor draadloze multimediadiensten dient te hebben plaatsgevonden (2001) Op 12 juli 2000 werd een voorstel gedaan door de Europese Commissie tot een beslissing door het Europees Parlement betreffende een regulerend kader voor het beleid omtrent radiospectrum om zo een op elkaar afgestemd en efficiënt gebruik te verkrijgen. Het was noodzakelijk om een coherent beleid te voeren omwille van de stijgende vraag voor het gebruik van het spectrum waardoor een schaarste aan frequenties niet denkbeeldig zou zijn.102 Vervolgens deden zich de volgende ontwikkelingen voor om tot een regelgevend kader te komen waaronder in oktober 2001 waarbij een gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld werd met als context de aanname door het Europees Parlement en de Raad van het voorstel van de Europese Commissie betreffende een regulerend kader voor het beleid van het radiospectrum. 103 Wat betreft de frequenties voor draadloze multimediadiensten hebben zich de volgende ontwikkelingen voorgedaan. Op 1 juni 1999 kwam er een besluit tot stand door het ERC betreffende onder meer de toewijzing van frequenties voor draadloze multimedia systemen. Daarin werd ondermeer beslist om de frequentieband van 40.5-43.5 GHz voor te behouden voor MWS.104 Deze beslissingen genomen door het ERC zouden daarna moeten geïmplementeerd worden door het CEPT; dit is een overkoepelende Europese instantie die tot doel heeft de reguleringen uit de verschillende landen te standaardiseren. 105 Wat betreft de concrete implementatie van het voorgaande kunnen we vaststellen uit een rapport van de Commissie, namelijk het “8th Report from the Commission on the Implementation of the Telecommunications Regulatory Package – European telecoms regulation and markets 2002”, dat alle lidstaten effectief het UMTS Besluit goedgekeurd en de 3G licenties toegekend hebben. Daarnaast hebben deze tevens reeds de frequenties op het gebied van 3G toegewezen in overeenstemming met de besluiten van het ERC. Deze laatste werden aanvaard als het resultaat van mandaten die gegeven werden aan het CEPT. 106 101
EUROPEES PARLEMENT (Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport), Ontwerpadvies inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de machtiging voor elektronische communicatienetwerken en –diensten, voorlopige versie 2000/0188(COD), 22 november 2000, 9 blz., (http://www.europarl.eu.int/meetdocs/committees/cult/20001204/426256nl.doc), 13 februari 2003, blz. 6-9. 102 Regulatory framework for radio spectrum policy EUROPESE UNIE - SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/en/lvb/l24218a.htm), 13 februari 2003. 103 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een beschikking van het Europees Parlement en de Raad inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking), 2000/0187 (COD), Brussels, 12 oktober 2001, 18 blz., (http://europa.eu.int/information_society/topics/telecoms/radiospec/doc/pdf/radio_spectrum/council_position_20011016/nl.p df), 13 februari 2003. 104 EUROPEAN RADIOCUMMUNICATIONS COMMITTEE, ERC Decision of 1 June 1999 on the designation of the harmonised frequency band 40.5 to 43.5 GHz for the introduction of Multimedia Wireless Systems (MWS), including Multipoint Video Distribution Systems (MVDS), (ERC/DEC/(99)15), 1 juni 1999, 3 blz., (http://www.ero.dk/doc98/official/Word/DEC9915E.DOC), 13 februari 2003, blz. 3. 105 CEPT BELGIAN AMATEUR RADIO SOCIETY, (http://www.uba.be/html_nl/organismes/cept.html), 13 februari 2003. 106 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Eight Report from the Commission on the Implementation of the Telecommunications Regulatory Package: European telecoms regulation and markets 2002,
51
3.6 Is de doelstelling goedkoper Internet gerealiseerd? Omwille van het feit dat consistente gegevens betreffende Internet toegangsprijzen vóór het jaar 2000, na diverse bronnen gecontacteerd te hebben, niet te vinden zijn zullen we de evolutie schetsen van de periode 2000–2001 doordat dit toch wel de tijdspanne van de vooropgestelde prioriteit is. De ontwikkeling op het vlak van breedbandconnecties wordt hier buiten beschouwing gelaten omwille van het feit dat dit een hoofdprioriteit is binnen het eEurope 2005 actieplan 107 waardoor de evaluatie ervan nog niet besproken zal worden.De onderstaande grafieken geven een duidelijk beeld van de initiële situatie van de Internet toegangsprijzen in de Europese Unie om zo de eventuele geboekte vooruitgang te kunnen toelichten. De eerste grafiek heeft de toegangsprijzen tot het Internet weer in de daluren voor een connectie van 20 uur.
Figuur 17: Internet toegangsprijzen sept 2000-aug 2001 (20 uur in daluren)
108
Wat bij deze voorgaande grafiek onmiddellijk opvalt, is dat bepaalde landen niet dalen gedurende de respectievelijke periode maar zelfs stijgen, weliswaar geen dramatische maar toch, op het vlak van connectieprijzen in de daluren. Het grootste positieve effect heeft zich voorgedaan in Portugal, dit in contrast met de prestaties in het algemeen op IT-vlak van de Zuiderse landen. Opmerkelijk hier ook is dat Finland substantieel beter presteerde dan de Verenigde Staten.
COM(2002) 695 final, Brussels, 3 December 2002, Annex 2 – Regulatory Data, 86 blz., (http://europa.eu.int/information_society/topics/telecoms/implementation/annual_report/8threport/finalreport/annex2.pdf), 15 februari 2003, blz. 18. 107 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: eEurope 2005 An information society for all – An Action Plan to be presented in view of the Sevilla European Council, 21/22 June 2002, COM(2002) 263 final, Brussels, 28 mei 2002, 23 blz., (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/news_library/documents/eeurope2005/eeurope2005_en.pdf), 15 februari 2003, blz. 3. 108 Internet Access Prices Sept 2000-Aug 2001 (20 hours at off-peak rates) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2001/cheap_fast_safe/change_off.gif), 15 februari 2003.
52
Een mogelijke verklaring voor het feit dat bij enkele landen de tarieven voor de daluren gestegen zijn zou kunnen zijn dat deze tariefstijging gecompenseerd zou worden door een daling van de tarieven in de piekuren; maar zoals we later zullen zien is dit niet altijd het geval. Toch kunnen we hier stellen dat over het algemeen een lichte verbetering merkbaar is in de Europese Unie, voor de betreffende periode, maar deze heeft toch nog een kloofje te overbruggen om op hetzelfde niveau te komen als de Verenigde Staten. De volgende grafiek geeft een overzicht van de Internet toegangsprijzen voor 2000-2001 voor een connectie van 40 uur.
Figuur 18: Internet toegangsprijzen sept 2000-aug 2001 (40 uur in piekuren) 109 Voortgaand op de vorige grafiek en deze grafiek in achting nemend is het dus niet zo dat de stijging van de tarieven in de daluren een compensatie zouden opleveren bij deze in de piekuren. Op het vlak van de piekuren is het nog meer duidelijk; bij ongeveer de helft van de landen stegen de tarieven op het gebied van internettoegang. Opmerkelijk hier is het “slechte” resultaat van België dat een tariefverhoging kende van om en beide 50 percent. Dit zal meer dan waarschijnlijk wel de tactiek geweest zijn van de Belgische operatoren, en deze in de andere lidstaten waar een dergelijke stijging tevens merkbaar is, om via een verhoging van de internetprijzen voor toegang via een analoge telefoonlijn, de uitgebreide potentiële markt aan te boren van de nieuwe generatie internet toegang in het bijzonder xDSL en kabel. Het is uiteraard in het voordeel van de operatoren om een dergelijke migratie in gang te zetten omwille van het winstpotentieel dat klaar ligt om geoogst te worden.
3.7 Conclusie Wanneer we het totale beeld bekijken voor de Europese Unie, op het vlak van de kostprijs van internettoegang moeten we besluiten dat de vooropgestelde prioriteit, met als finale datum voor de diverse doelstellingen eind 2001, om tot een goedkopere internettoegang te komen sterk aan het evolueren is. Wel is het zo dat ondermeer de Europese Unie in zijn benchmarking-gedeelte 110 van het
109
Internet Access Prices Sept 2000-Aug 2001 (40 hours at peak rates) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2001/cheap_fast_safe/change_peak.gif), 15 februari 2003. 110 Benchmark goedkopere internetoegang
53
eEurope initiatief stelt dat Europa op dit vlak een positieve trend vertoond, hierbij men zich afvragen of men de grafieken wel degelijk analyseert. Voor analoge internettoegang kan men zeker voor de piekuren een sterke stijging vaststellen bij meerdere lidstaten. Europa houdt hierbij onvoldoende rekening met de mogelijkheid dat de operatoren in deze landen de mensen wilden proberen aan te zetten om resoluut voor de nieuwe generatie toegang onder de vorm van xDSL en kabel te kiezen. Voor de landen waar een dergelijke stijging niet het geval was zal de conclusie van de Europese Unie wel opgaan maar dit zal tevens impliceren dat deze landen minder innoverend zijn dan de lidstaten waar een stijging waar te nemen viel.
4 Versnellen van e-commerce 4.1 Inleiding Een eventueel succesverhaal van e-commerce binnen Europa kan een enorme impact hebben op diverse raakvlakken, denken we maar aan een verhoogde economische groei die hieruit kan resulteren maar tevens kan dit implicaties hebben op de globale competitiviteitpositie van Europa tegenover andere econonomische grootmachten als de Verenigde Staten en Japan. Voor e-commerce in zijn geheel maatregelen voorstellen en ondernemen lijkt eerder weinig zinvol daar de diverse componenten ervan hun eigen specifieke problematiek ervaren die een barrière vormen tot een definitieve doorbraak binnen Europa. Zo zal ook de status en de vooruitgang tussen enerzijds B2B-handel en anderzijds B2C-handel sterk verschillen van elkaar. In de hierna volgende delen zal nagegaan worden of ecommerce binnen Europa reeds aan een opwaartse trend bezig is tengevolge van de resultaten van de vooropgestelde doelstellingen.
4.2 De nog benodigde op e-commerce betrekking hebbende richtlijnen moeten zijn goedgekeurd (2000) E-commerce heeft enkel kans om zich te ontwikkelen bij het grote publiek wanneer de wetgeving en regulering betreffende deze voldoende vastgelegd zijn. De EU moet daarom zijn uitstaande wetten op dat gebied zo vlug mogelijk ten uitvoer brengen. Om welke regulering gaat het hier concreet? 4.2.1 Auteursrecht 111 Begin 2001 werd er een richtlijn goedgekeurd betreffende de regulering van het auteurrecht. Daarmee bedoelt men ondermeer de rechtsbescherming van computerprogramma’s en databanken maar daarnaast omvat deze ook rechten op het gebied van intellectuele eigendom. Zowel reproductie, mededelingen door de auteur als distributie werden daarbij behandeld. 4.2.2 “Distance marketing” van financiële diensten Met “Distance marketing” wordt bedoeld het verkopen op afstand via het gebruik van telefoon, fax en Internet. 112 Reeds in 1998 werd een voorstel tot richtlijn gelanceerd betreffende een dergelijke verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten. Met behulp van deze richtlijn wou men diverse misbruiken voorkomen waaronder ongevraagde telefoongesprekken en e-mail, het zogenaamde “spamming”, het onvoldoende informatie ter beschikking stellen van de consument etc. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/action_plan/cheap_fast_secure/cheap_fast/eu/targets_2001_2002/index_en. htm), 15 februari 2003. 111 Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij EUR-LEX, (http://europa.eu.int/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexapi!prod!CELEXnumdoc&lg=nl&numdoc=32001L0029&model=g uichett), 17 februari 2003. 112 Distance marketing EUROPESE COMMISSIE - DG INTERNE MARKT, (http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/finances/consumer/011325.htm), 17 februari 2003.
54
Daarnaast wou men ook een soort “afkoel”-periode inbouwen die de consument toelaat zich terug te trekken uit het contract mits enkele uitzonderingen. 113 De uiteindelijk definitieve richtlijn werd maar finaal goedgekeurd in juni 2002 waarbij de implementatie nog twee jaar op zich zal laten wachten nadat het verschenen zal zijn in het “Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen”. Het zal dus nog wel even duren vooraleer deze regulering effectief zal kunnen toegepast worden in de praktijk. 114 4.2.3 e-Money 115 Met elektronisch geld wordt ondermeer bedoeld het gebruik van chipkaarten en geld opgeslagen in het geheugen van een computer. Op 16 juni 2000 aanvaardde de Europese Raad van Ministers de “emoney” richtlijn die als doel heeft een eenheidsmarkt betreffende de voorziening van elektronisch geld in de Europese Unie te realiseren. Vooral van deze regulering verwacht men significante positieve gevolgen voor de opname van e-commerce in Europa. 4.2.4 Rechterlijke bevoegdheid 116 In december 2000 heeft de Raad de “Verordening Brussel I” goedgekeurd. Dit laat burgers van lidstaten van de Europese Unie toe om gerechtelijke stappen te ondernemen tegen ondernemingen en dergelijke gelokaliseerd in een andere lidstaat van de EU. Deze regulering is van toepassing op alle lidstaten van de Europese Unie, uitgezonderd Denemarken, met daarbij nog IJsland, Noorwegen, Polen en Zwitserland. 4.2.5 e-commerce richtlijn Het is interessant om de algemene richtlijn betreffende e-commerce, die in juni 2000 werd goedgekeurd, eens van naderbij te bekijken. Deze richtlijn was onontbeerlijk om toch een zeker consumentenvertrouwen te kweken, zeker wat het B2C-gedeelte betreft dat het beduidend minder doet dan zijn broer B2B. Natuurlijk moet deze richtlijn geïmplementeerd worden, met als uiterste datum 18 maand na de goedkeuring, door de diverse lidstaten vooraleer deze enig effect kan vertonen binnen een redelijke termijn. De volgende elementen werden aangehaald in de richtlijn; - De richtlijn definieerde ondermeer de vestigingsplaats van de dienstverlener zodoende dat misleiding voorkomen kan worden zoals wanneer men zijn locatie vastlegt waar enkel een brievenbus voor eventuele correspondentie te vinden is. Zo probeerde men te verhinderen dat dergelijke ondernemingen aan controle en toezicht zouden kunnen ontsnappen doordat dan de lidstaat waar ze effectief gevestigd zijn dan wel bekend zou zijn in tegenstelling tot voordien. Een opmerking hierbij is dat ondernemingen, die voldoende “gemotiveerd” zijn om aan een dergelijke permanente vestigingsplaats te onsnappen, voldoende mogelijkheden hebben om via juridische constructies een oplossing te vinden voor deze zogenaamde probleemstelling. Naast de vestigingsplaats werd van de dienstenleveranciers met betrekking tot de informatiemaatschappij verwacht dat ze op een transparante wijze hun gegevens en activiteiten zouden kunnen voorleggen aan klanten en bevoegde overheidsinstanties. 113
Verkoop op afstand van financiële diensten EUROPESE UNIE - SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l32035.htm), 17 februari 2003. 114 WEBTASKFORCE, ‘Council adopts Directive on distance marketing of financial services’, internet, European Liberal Youth, 3 juli 2002, (http://www.lymec.org/article.php?sid=83), 17 februari 2003. 115 eMoney richtlijn ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/ecommerce/epolicy/2000-06.html#emoney), 17 februari 2003. 116 Verordening Brussel I EUROPESE UNIE -SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l33054.htm), 17 februari 2003. Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) Nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Billiet & Co, 16 januari 2001, 23 blz., (http://www.billietco.be/ned/pdf/NL%20jurisdiction.pdf), 17 februari 2003. MEETING.JUST.EE, (http://meeting.just.ee/topic3_1.php?menyy=t3), 17 februari 2003.
55
- Het afsluiten van online contracten werd tevens behandeld in de richtlijn. Lidstaten zullen dus verplicht worden om eventuele verboden of beperkingen met betrekking tot elektronische contracten teniet te doen. Daartegenover zou juridische bescherming verzekerd worden aan de consument, onder de vorm van informatievereisten, om fouten te voorkomen. - Een tussenpersoon, zoals een dienstverlener, zou niet aansprakelijk gesteld kunnen worden wanneer hij ondermeer slechts informatie “host” of opslaat en wanneer deze géén kennis heeft van onwettige activiteit, meer bepaald schadelijke informatie of inhoud.Wanneer hij daarover wel kennis heeft zou hij de schadelijke inhoud moeten verwijderen. Dit impliceert een belangrijke impact bij vele Internet providers wanneer deze richtlijn op nationaal niveau tevens geïmplementeerd wordt. In deze richtlijn wordt nadrukkelijk onderlijnd dat indien een dergelijke provider kennis heeft van schadelijk materiaal, dat op zijn server terug te vinden is, en daartegen niets onderneemt deze direct aansprakelijk gesteld kan worden. Met dit in gedachten is de kans niet denkbeeldig dat bepaalde Belgische operatoren, indien ze hiertegen niet reageren, wel eens tegen de lamp kunnen lopen omwille van hun oogluikend toestaan, dat soms gaat tot actieve ondersteuning, van schadelijke inhoud op hun server. Men weze gewaarschuwd! - Het gebruik van commerciële mededelingen, die op een elektronische wijze verspreid worden, zou aan meerdere voorwaarden moeten voldoen waaronder het feit dat ongevraagde commerciële mededelingen direct identificeerbaar moeten zijn door de bestemmeling. Het moet mogelijk zijn voor personen om zich te laten opnemen in een soort register zodat dienstverleners rekening houden dat deze mensen geen dergelijk ongevraagde mededelingen wensen te ontvangen, etc. - Het is noodzakelijk dat zogenaamde alternatieve, grensoverschrijdende online geschillenregelingen zouden opgericht worden zodoende dat een geschil dat volgt uit een online verkoop op een efficiënte en tegen een matige prijs kan worden opgelost zonder daarbij het gerecht erbij te betrekken. - De richtlijn stelde tevens dat het principe van de interne markt, namelijk de wederzijdse erkenning van nationale reguleringen, en het principe van het land van oorsprong moet toegepast worden op diensten die betrekking hebben op de informatiemaatschappij. Dit om te voorkomen dat dergelijke diensten aangeboden vanuit een andere lidstaat niet worden beperkt, rekening houdend met enkele uitzonderingen zoals het aanbieden van schadelijk inhoud.117
4.3 Voorstellen voor wijzigingen van de wetgeving op het gebied van overheidsaankopen, om e-procurement mogelijk te maken (2000) Onder “e-procurement” 118 wordt verstaan de in –en verkoop van goederen en diensten via het Internet in het business-to-business gedeelte van e-commerce. Men wil dus via een wijziging in regulering er voor zorgen dat overheden het potentieel van dergelijke handel, overheidsopdrachten via Internet, zouden leren gebruiken. Daarom werden er twee voorstellen tot richtlijnen voorgesteld door de Europese Commissie om juridische obstakels met betrekking tot “e-procurement” te verwijderen namelijk; - Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen, diensten en werken. - Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening en vervoer.
117
e-commerce richtlijn EUROPESE COMMISSIE – DG INTERNE MARKT, (http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/ecommerce/2k442.htm), 18 februari 2003. ‘Internet: een opportuniteit die we met beide handen moeten grijpen’, internet, Monster Mid-Career, (http://midcareer.monster.be/articles/roadshow/roadshow1/index.asp), 18 februari 2003. PUBLICATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (“richtlijn inzake elektronische handel”), 17 juli 2000, 15 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/ecommerce/legal/documents/2000_31ec/2000_31ec_nl.pdf), 18 februari 2003, blz. 8-15. 118 Wat is e-procurement IBM, (http://www-5.ibm.com/e-business/nl/opportunity/procurement/), 18 februari 2003.
56
Er werden twee categorieën aan wijzigingen voorgesteld in deze nieuwe voorstellen tot richtlijn namelijk het vereenvoudigen van de drie klassieke richtlijnen en wijzigingen in het juridische kader. Door het vereenvoudigen van de bestaande richtlijnen wou men bij de diverse partijen, die betrokken zijn bij overheidsopdrachten, meer transparantie creëren. De voorgestelde nieuwe richtlijnen van de Europese Commissie wilden dit aanpakken via de volgende maatregelen: - de drie bestaande richtlijnen zouden in één enkele coherente tekst gegoten moeten worden; - nieuwe wetsbepalingen zouden op een meer gebruiksvriendelijke manier moeten opgesteld worden, deze moeten de normale gang weerspiegelen van een toekenningsprocedure betreffende overheidsopdrachten; - de nieuwe structuur en wetsbepalingen moeten ontwikkeld worden om de gebruikers door alle fasen van de toekenningsprocedure te leiden; - de drempels die in de bestaande richtlijnen van toepassing waren op overheidsopdrachten zouden moeten vereenvoudigd worden en bovendien in euro’s uitgedrukt worden. Naast de vereenvoudiging van de richtlijnen moest men tevens rekening houden met fundamentele wijzigingen in onze maatschappij, dus de toekenningprocedures zouden moeten aangepast worden aan onze hedendaagse tijd. 119 Tevens werd er in het IDA werkprogramma 2001 een pilootproef betreffende “e-procurement” voorzien.120 Het is kenmerkend voor Europese bedrijven dat deze, omwille van de diverse reguleringen, vaker in interactie staan met overheidsadministraties. Wanneer men dan als overheid interactieve online diensten zou aanbieden zouden ondernemingen waarschijnlijk meer geneigd zijn om tevens zich online te laten vertegenwoordigen. Daarom heeft de Europese Commissie het SIMAP-project, bestaat reeds sinds 1997, in het leven geroepen dat als doel heeft via het gebruik van de nieuwe informatietechnologieën het systeem van overheidsopdrachten (public procurement) te verbeteren. Zo kunnen overheidsopdrachten elektronisch worden opgesteld en online worden gepubliceerd waarbij alle noodzakelijke informatie wordt aangeboden.121
4.4 Realisatie van alternatieve mechanismen voor consumentenaangelegenheden en online geschillenbeslechting (2000) Onder deze doelstelling werden er diverse initiatieven ondernomen zowel op het vlak van het consumentenvertrouwen als mogelijkheden om geschillen op te lossen. De Europese Commissie heeft “eConfidence” in het leven geroepen met als voornaamste doel de “beste praktijken” te identificeren op het vlak van het verbeteren van het vertrouwen tegenover de consument. Een van de belangrijkste componenten hierbij was het ontwikkelen van grensoverschrijdende ADR-systemen omwille van het feit dat transacties over het Internet meestal wel over meer dan één grondgebied zullen verlopen. Daarom werd ook een “eConfidence Forum” opgesteld om het debat aan de gang te houden betreffende deze alternatieve methoden om geschillen op te lossen. Het forum had als voornaamste doel om verschillende initiatieven te coördineren en het promoten van efficiënte methoden die, tegen lage kostprijs en zonder juridische acties, mogelijke problemen zouden oplossen die konden ontstaan bij ondernemingen en consumenten wanneer deze goederen of diensten zouden aanschaffen via het internet.122
119
Opheffing belemmeringen e-procurement EUROPESE COMMISSIE – DG INTERNE MARKT, (http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/publproc/general/2k461.htm), 18 februari 2003. 120 IDA (Interchange of Data between Administrations), IDA Work Programme 2001: Horizontal Actions and Measures, ISPO, 29 maart 2001, 66 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/ida/export/files/en/725.pdf), 18 februari 2003, blz. 30-31. 121 Ondersteuning e-procurement SIMAP, (http://simap.eu.int/NL/pub/src/welcome.htm), 19 februari 2003. 122 e-Confidence eCONFIDENCE FORUM, (http://econfidence.jrc.it/default/show.gx?Object.object_id=EC_FORUM0000000000000159), 13 februari 2003.
57
Op 1 februari 2001 heeft de Europese Commissie een klachtennetwerk voor financiële diensten gelanceerd dat buiten de rechtbank opereert. FIN-NET, want zo noemt het netwerk, is speciaal ontwikkeld voor het vergemakkelijken van oplossingen, betreffende consumentengeschillen waarbij deze buiten de rechtbank gehouden worden, tussen enerzijds de dienstverlener en anderzijds de consument waarbij deze elk zich in een andere lidstaat van de Europese Unie bevinden.123 Op het vlak van alternatieve mechanismen om geschillen op te lossen, ADR, heeft de Europese Unie wel wat vertraging opgelopen. Men onderkent het probleem wel dat de ontwikkeling van dergelijke methodes noodzakelijk is om ondermeer e-commerce te stimuleren maar een concrete pan-Europese toepassing in de praktijk laat voorlopig op zich wachten. De Europese Commissie presenteerde in 2002, met een zekere vertraging, een groenboek betreffende ADR in burgerlijk en commercieel recht.124 Een vroeg aangekondigde mededeling betreffende ODR 125 om grensoverschrijdende geschillen op te lossen lijkt ook wat naar de achtergrond verschoven te zijn.
4.5 Lancering campagne om de KMO’s te helpen “digitaal” te worden (2000) De communicatie “De KMO helpen om digitaal te gaan werken” van de Europese Commissie werd aanvaard op 13 maart 2001. Dit zogenaamde “GoDigital”-initiatief bevatte de volgende prioriteiten: - het identificeren van de voornaamste obstakels die KMO’s ondervinden wanneer deze zich engageren in het elektronisch zaken doen; - het voorstellen van specifieke acties om KMO’s te helpen digitaal te gaan, daarbij voortbouwend op bestaande politiek en initiatieven; - het verzekeren van voldoende consistentie tussen de verschillende beleidsnormen en initiatieven om KMO’s te ondersteunen om digitaal te gaan op meerdere niveaus zoals Europees, nationaal etc.; - rekening houden en leren uit praktische ervaring en daarbij diverse strategieën toetsen of ze voldoende efficiënt zijn voor KMO’s die digitaal wensen te gaan. 126 Daarnaast werden er tevens specifieke maatregelen voor KMO’s, die zich bezig houden met onderzoek, voorzien in het 5de kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling.127
4.6 Totstandkoming van een topniveau-domeinnaam voor Europa (.Eu) (2002) De creatie van een dergelijke Europese domein naam is noodzakelijk voor ondernemingen die zich meer Europees wensen te profileren. Daarom werden er een reeks stappen ondernomen om dit te realiseren. In december 2000 werd door de Europese Commissie een voorstel aanvaard betreffende een verordening van het Europees Parlement en de Raad voor de invoering van het “.Eu”topniveaudomein voor Internet. Hierin werd de creatie van een EU register aangehaald; dit register zou het orgaan worden dat verantwoordelijk zou zijn voor de organisatie, het bestuur en het beheer van de “.Eu”-topniveaudomein. Meer concreet wordt hiermee ondermeer bedoeld de toewijzing van de 123
FIN-NET EUROPESE COMMISSIE – DG INTERNE MARKT, (http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/finances/consumer/adr.htm), 13 februari 2003. 124 Green Paper ADR EUROPESE COMMISSIE, Green Paper on alternative dispute resolution in civil and commercial law, COM(2002) 196 final, Brussels, 19 april 2002, 36 blz., (http://europa.eu.int/eur-lex/en/com/gpr/2002/com2002_0196en01.pdf), 13 februari 2003, blz. 5. 125 Online Dispute Resolution JRC (The Joint Research Centre), (http://dsa-isis.jrc.it/ODR.html), 13 februari 2003. De LETTER, F., (
[email protected]), request for info, e-mail aan WILIKENS, M., (
[email protected]), 14 februari 2003. 126 Go Digital EUROPESE COMMISSIE, Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Het MKB helpen om digitaal te gaan werken, COM(2001) 136 definitief, Brussels, 13 maart 2001, 18 blz., (http://europa.eu.int/eur-lex/nl/com/cnc/2001/com2001_0136nl01.pdf), 19 februari 2003, blz.1. EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERNEMINGEN, (http://europa.eu.int/comm/enterprise/ict/policy/godigital.htm), 19 februari 2003. 127 KMO en het 5de kaderprogramma CORDIS, (http://sme.cordis.lu/about/objectives.cfm#1), 19 februari 2003.
58
domeinnamen. Het beheer van deze domeinnamen zal in samenwerking gebeuren met WIPO. In het voorstel werd ondermeer rekening gehouden met het zogenaamde “cyber-squatting”-principe.128 Hierbij gaat men louter voor speculatieve doeleinden een domeinnaam registreren om deze later door te verkopen aan een geïnteresseerde partij, wat in het verleden reeds meermaals voor ophef gezorgd heeft. Zo werd ondermeer voor de webstek “Business.com” € 7 miljoen betaald 129, wat natuurlijk binnen de Internet hype van eind de jaren ’90 niet echt verwonderlijk was. Gezond verstand kan men blijkbaar niet kopen. De Europese Commissie heeft recent zijn voorkeur uitgedrukt voor de Belgische vzw “Eurid” om de Europese domeinnamen te beheren.130 Wanneer deze keuze goedgekeurd wordt door de diverse lidstaten en het register orgaan van start kan gaan zal eindelijk, na toch wel een lange tijd van dralen, de Europees georiënteerde domeinnaam gerealiseerd kunnen worden.
4.7 Impact van de doelstellingen op e-commerce Het is belangrijk om eens na te gaan wat de algemene vooruitgang is op het gebied van e-commerce tengevolge van de diverse maatregelen die de Europese Unie ondernomen heeft. Zowel het B2C als het B2B gedeelte zal hierbij aan bod komen. 4.7.1 Het Business-to-Consumer gedeelte De volgende grafiek heeft het B2C-gedeelte weer van e-commerce voor het jaar 2000 als het percentage van Internet gebruikers die online aankopen verrichten. (Opm. Geen initiële cijfers beschikbaar voor Luxemburg)
128
.EU domeinnnaam EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/comm/information_society/policy/internet/index_en.htm), 19 februari 2003. EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van het “.EU”-topniveaudomein voor internet, COM(2000) 827 definitief, Brussels, 12 december 2000, 6 blz., (http://europa.eu.int/comm/information_society/policy/internet/pdf/com2000827_nl.pdf), 19 februari 2003, blz. 3-5. 129 Cyber Squatting VERMOERE, F., ‘Lieven Van Neste: ,,Wat ik doe, is niet immoreel'”: ,,Dit is geen cyber-squatting, maar cyber-investing''', internet, De Standaard Online, 30 juni 2000, (http://www.standaard.be/Archief/zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=DST30062000_062&trefwoord=cyber+squatting ), 31 maart 2003. 130 Status EU domeinnaam ‘Consortium rond Belgen mag van Commissie EU-domeinnamen beheren’, internet, De Standaard Online, 22 maart 2003, (http://www.standaard.be/Archief/zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=DEXA22032003_091&trefwoord=eu+domeinna am), 31 maart 2003.
59
Percentage
% Internet users who have purchased online, 2000 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
18
17
16 13
12
10
11
10 7
UK
D
S
L
IRL
DK
FIN
NL
F
B
11 7
7
I
E
EL
10
P
Country
Figuur 19: % Internet gebruikers die ooit online aangekocht hebben, 2000 131 Het gemiddelde van de Europese Unie bedroeg 11 % in het jaar 2000. Het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Denmarken scoorden als de betere binnen Europa terwijl Frankrijk, Italië en Spanje achterop liepen ten aanzien van het gemiddelde percentage. De volgende grafiek heeft de resultaten weer voor november 2001; zo kunnen we een tussentijdse evolutie schetsen om te kijken of Europa op dit vlak een vooruitgang geboekt heeft.
Figuur 20: % Internet gebruikers die ooit online aangekocht hebben, november 2001 132 131
OECD (Organisation for Economic Co-operation and Development), Consumer in the online marketplace: oecd workshop on the guidelines – one year later, 19 april 2001, 82 blz., (http://www.oecd.org/pdf/M00001000/M00001260.pdf), 20 februari 2003, blz. 51.
60
Na consultatie van de voorgaande grafiek kunnen we op het eerste zicht een meer dan positieve evolutie op het vlak van B2C e-commerce vaststellen. De Europese Unie zou er in geslaagd zijn om het algemene percentage met 25 percent te doen laten toenemen. Natuurlijk moet de bovenstaande indicator wel wat genuanceerd worden omwille van het feit dat “elke” Internet gebruiker die ooit eens iets online gekocht heeft opgenomen is in deze grafiek. Men kan dus deze vaststelling niet doortrekken door te zeggen dat bijvoorbeeld in België 21 percent van de Internet gebruikers regelmatig aankopen zal verrichten op het web. Het hogere percentage, tegenover het jaar 2000, wordt tevens sterk bepaald door het feit dat de internetpenetratie op het einde van 2001 nu eenmaal hoger zal zijn dan in het voorgaande jaar. Dit impliceert uiteraard dat meer mensen in contact zullen kommen met het gebruik van online aankopen. 4.7.2 Het Business-to-Business gedeelte De hierna volgende indicatoren, namelijk het percentage ondernemingen dan online aankopen of verkopen verricht, zullen een beter evaluatie instrument zijn dan deze onder het B2C-gedeelte. Zowel voor de online aankopen als de verkopen zal het gemiddelde percentage voor de Europese Unie 21.9 percent zijn, wat niet slecht is maar toch nog sterk voor verbetering vatbaar is. Traditioneel presteerden de zuiderse lidstaten wederom wat minder.
Figuur 21: e-commerce - % ondernemingen die online verkopen, november 2001 133
132
% Internet users who have purchased online, November 2001 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/testmichel/ca/ecom_users/index_en.htm), 20 februari 2003. 133 e-commerce - % Companies selling online, November 2001 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/testmichel/ca/ecom_sales/index_en.htm), 20 februari 2003.
61
Figuur 22: e-commerce - % ondernemingen die online aankopen, november 2001 134
4.8 Conclusie Het nieuwe denkkader voor e-commerce heeft nochtans zijn deadline gehaald, 2001, met uitzondering van een belangrijk onderdeel namelijk de regulering betreffende de BTW die van toepassing is. De Europese Unie was nog niet verder geraakt dan het formuleren van mogelijke voorstellen maar dit probleem is cruciaal om een goede werking van e-commerce te garanderen zodat geen concurrentienadelen ontstaan voor de Europese Unie ten voordele van derde landen. Zo zou een dienstverlener die buiten de EU opereert en gevestigd is geen BTW verschuldigd zijn op diensten die aan klanten binnen de EU worden geleverd. Dit veroorzaakt natuurlijk een aanzienlijk competitief nadeel voor de ondernemingen binnen de Europese Unie.135 Het bovenstaande probleem werd uiteindelijk op 7 maart 2002 aangepakt in een richtlijn en finaal goedgekeurd door de Raad. Aan de hand van dit besluit zullen leveranciers uit de Europese Unie niet langer meer verplicht zijn om BTW te vorderen wanneer deze zouden verkopen op markten buiten de EU. Wat voordien toch een sterk competitieve handicap betekende voor deze ondernemingen.136 Ten slotte kan men nog opmerken dat men onvoldoende vooruitgang gemaakt heeft op het vlak van de overkoepelende Europese domeinnaam waarbij te hopen valt of deze voor het einde van 2003 nog werkelijkheid zal worden.
134
e-commerce - % Companies buying online, November 2001 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/testmichel/ca/ecom_purchases/index_en.htm), 20 februari 2003. 135 BTW: Bijzondere regeling die van toepassing is op diensten die met elektronische middelen worden verricht EUROPESE UNIE - SCADPLUS, (http://europe.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l31044.htm), 20 februari 2003. 136 VAT on electronic commerce EUROPESE COMMISSIE – DG BELASTINGEN EN DOUANE-UNIE, (http://europa.eu.int/comm/taxation_customs/taxation/ecommerce/vat_en.htm), 20 februari 2003.
62
5 Snel Internet voor onderzoekers en studenten 5.1 Inleiding Via deze prioriteit wil de Europese Unie ervoor zorgen dat zowel studenten als onderzoekers voldoende middelen, qua infrastructuur, ter beschikking hebben om op een efficiënte wijze onderzoek te verrichten. Indien deze groep over een verbeterde connectie zou kunnen beschikken, qua capaciteit en snelheid, kan het netwerkgebeuren tussen de verschillende Europese universiteiten en onderzoeksinstellingen naar een hoger niveau getild worden. Daarmee wordt bedoeld dat het dan mogelijk zou kunnen worden om grote volumes aan data op een snelle manier rond te sturen, dit impliceert onder andere dat gigantische online bibliotheken kunnen gecreëerd worden die enorme aantallen aan data kunnen bevatten zodoende dat de kennismaatschappij een stukje dichterbij komt. Via de onderstaande doelstellingen zullen we nagaan of internettoegang voor studenten en onderzoekers er substantieel op verbeterd is.
5.2 De internetinfrastructuur voor onderzoekers en studenten moet zijn verbeterd (2000) Op 1 november 2000 is het GÉANT-project van start gegaan, operationeel vanaf 1 december 2001, met een vooropgestelde looptijd van 48 maanden. Het GÉANT-netwerk is een pan-Europees onderzoeksnetwerk, en opvolger van TEN-155 137, om wetenschappers en studenten in Europa gelijke kansen te bieden op het vlak van infrastructuur. De backbone, de connectie die een hoge snelheid en dataverkeer toelaat, van het GÉANT netwerk zou over een capaciteit van 10 Gbps beschikken wat natuurlijk wel wat is. In totaal werd € 80 miljoen voorzien om deze backbone, die de verschillende nationale onderzoek –en onderwijs netwerken met elkaar verbindt, te verbeteren qua capaciteit.138 Maar daarnaast werden er tevens supplementaire fondsen voorzien in het IST programma om dergelijke netwerken nog meer te ondersteunen en te verbeteren. Het programma concentreert zich, in het gedeelte betreffende onderzoeksnetwerken, rond twee zaken namelijk enerzijds de breedband interconnectie van de verschillende NRENs (GÉANT) inherent aan de hoofddoelstelling, een snellere internettoegang voor onderzoekers en studenten, en anderzijds de oprichting van geavanceerde Europese experimentele testbanken.139 Deze onderling verbonden netwerken zijn van ongelooflijk belang, vooral voor onderzoekers maar daarnaast tevens voor studenten. Wetenschappers zullen de mogelijkheid hebben om resultaten en opgedane kennis centraal op te slaan, onder de vorm van een database, die via alle netwerken kan bereikt worden waardoor mogelijke synergieën kunnen ontstaan op het vlak van de wetenschap. Natuurlijk zal een backbone met een “hoge” snelheid weinig effect hebben tenzij ook de nationale netwerken tevens verbeterd worden qua snelheid en capaciteit doordat anders “bottlenecks” optreden omwille van het feit dat bepaalde nationale netwerken de gevraagde capaciteit niet aankunnen. Zijn deze nationale netwerken in feite reeds verhoogd qua capaciteit?
137
TEN-155 DANTE, (http://www.dante.net/ten-155.html), 22 februari 2003. 138 Géant netwerk CORDIS, (http://www.cordis.lu/ist/rn/geant.htm), 22 februari 2003. DANTE, (http://www.dante.net/geant/index.html), 22 februari 2003. 139 Géant onder het IST programma CORDIS, (http://www.cordis.lu/ist/rn/home.html), 22 februari 2003.
63
Tabel 2: Maximum bandbreedte beschikbaar bij Nationale Onderzoek Netwerken in de EU 140 De bovenstaande tabel laat ons toe te zien hoe de capaciteit van de nationale onderzoeksnetwerken is geëvolueerd. In het merendeel der lidstaten is een duidelijke verbetering waarneembaar maar toch kunnen we constateren dat er zich nog grote verschillen qua vooruitgang voordoen. De lidstaten zullen uiteraard nog stevige inspanningen moeten leveren zodoende dat hun nationale netwerken geoptimaliseerd zijn voor toekomstige toenames van capaciteit die zich zullen voordoen op Europees niveau. Het ontwikkelen en het operationeel zijn van het GÉANT-netwerk heeft ook een impact op het bevorderen van de zogenaamde WWG technologie waarbij samenwerking tussen geografisch verspreide onderzoekinstellingen –en groeperingen zou verbeterd kunnen worden doordat deze de mogelijkheid zouden hebben om hun infrastructuur en informatie te delen met anderen. Het uiteindelijke doel en de implementatie in de praktijk zou er voor moeten zorgen dat een wijdverspreid computer netwerk, dat toegankelijk moet zijn via het Internet, voor de relevante groeperingen en instellingen tot stand komt. Dit kan natuurlijk niet operationeel zijn binnen een korte tijdspanne; daarvoor moet voornamelijk de nationale netwerken verder geoptimaliseerd worden zodat hun capaciteit niet te ver afwijkt van de backbone bandbreedte. Wanneer men over een dergelijke technologie spreekt in de praktijk zal men in dezelfde zin het gebruik van Gigabyte netwerken, Gigabytes aan computerkracht én zelfs Terrabytes aan geheugen als evident beschouwen ten einde een dergelijk globaal netwerk te kunnen realiseren. 141 In het 5de kader programma wordt tevens aandacht besteed aan deze GRID-technologieën en hun toepassingen. Daaronder wordt voornamelijk de nadruk gelegd op het bouwen van testbanken om zo een beter inzicht te krijgen op toepassingen van ware grootte en de problemen die daarmee gepaard gaan. Onderzoek betreffende GRID-technologie zal alleen maar aan belang toenemen binnen het daaropvolgende 6de kaderprogramma. Uiteraard heeft men behoefte aan fondsen om dergelijk geldverslindend onderzoek te financieren; tegenwoordig heeft het IST programma reeds € 46 miljoen toegekend aan deze ontwikkeling.142 140
Capaciteit nationale onderzoeksnetwerken SIBIS (Statistical Indicators Benchmarking the Information Society), SIBIS – Workpackage 4: eEurope Evaluation and Benchmarking Report 2001, 12 maart 2002, 107 blz., (http://www.sibis-eu.org/sibis/files/D4.2-Final-DBC.pdf), 29 maart 2003, blz.31. 141 World Wide Grid CORDIS, (http://www.cordis.lu/ist/rn/grids.htm), 22 februari 2003. ESA (European Space Agency), (http://esagrid.esa.int/intro.html), 22 februari 2003. 142 Grid technologie onder IST
64
Maar het gebruik van dergelijke onderling verbonden netwerken wordt niet beperkt tot het enkel verbinden van Europese wetenschappelijke instellingen. Via allerhande initiatieven probeert men Europa als een globaal verbindingspunt te profileren. Enkele voorbeelden van initiatieven die dit trachten te bewerkstelligen zijn ondermeer: - EUMEDIS 143: Het initiatief heeft als doel om via het Internet de euromediterrane onderzoeksinstellingen onderling te verbinden. Daarnaast wil het tevens pilootprojecten lanceren in meerdere prioriteitengebieden zoals netwerken rond gezondheidszorg, ICT aangewend voor onderwijs, etc. - TEIN 144: Om het uitwisselen van informatie en kennis tussen de twee continenten, namelijk Europa en Azië, te vergemakkelijken en te bevorderen. - @LIS 145: Een samenwerkingsinitiatief tussen enerzijds Europa en anderzijds Latijns-Amerika.
5.3 De toestand van de breedbandverbindingen in het onderwijs Nu volgend zullen we meer specifiek kijken wat de toestand is binnen de Europese scholen qua breedbandconnectie. Dit om te kijken of studenten reeds voldoende mogelijkheid hebben om met dergelijke connecties binnen het onderwijs te werken. Dit zal uiteraard ook een impact hebben op de digitale geletterdheid van de Europese jeugd. Percentage scholen verbonden met het internet via een breedbandconnectie, juni 2001
70
Percentage
60
17
50
1
40 30 10 0
51
46
20 14 4 B
DK
5 1
3 0
D
EL
1 7
3 5
E
F
25 14
0
8 3
0 3
1
IRL
I
L
NL
Kabel ADSL
7 18 4 7
7
2 2
A
P FIN S
6 5
UK EU
Land
Figuur 23: Percentage scholen verbonden met het Internet via een breedbandconnectie, juni 2001 146 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Technologieën van de informatiemaatschappij: Een programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie onder het vijfde kaderprogramma – Werkprogramma 2002, januari 2002, 68 blz., (ftp://ftp.cordis.lu/pub/ist/docs/b_wp_nl_200201.pdf), 22 februari 2003, blz. 38-39. 143 EUMEDIS ISPO (Information Society Promotion Office), (http://europa.eu.int/ISPO/eumedis/englishversion/i_welcome_en.html), 22 februari 2003. 144 TEIN TEIN (Trans Eurasia Information Network), (http://www.transeurasia.org/about/back_rati.asp), 22 februari 2003. 145 @LIS EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/topics/international/latin/alis/doc/word/programa_ing.doc), 22 februari 2003, blz.1. 146 Percentage scholen verbonden met het internet via ADSL EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2001/people_skills_2001/adsl.gif), 22 februari 2003. Percentage scholen verbonden met het internet via kabel
65
De voorgaande grafiek geeft, volgens de meest recente gegevens voor handen, het aantal ADSL en kabel connecties weer voor de scholen die beschikken over een breedbandaansluiting. Twee landen scoren hier zeer goed met name Denemarken en Finland. Bedroevend zijn de percentages van zowel Griekenland, Luxemburg, Portugal en zeker Ierland. Daarnaast bedraagt het gemiddelde voor de Europese Unie 11 percent wat niet al te hoog is. Zeker wat betreft het aantal breedbandaansluitingen in scholen zal de Europese Unie een tandje moeten bijsteken.
5.4 Conclusie Wat betreft het voorzien van een snellere internettoegang voor wetenschappers doet de Europese Unie wel degelijk zware inspanningen om dit ten uitvoer te brengen. Wanneer deze verbeterde backbone, qua capaciteit, op pan-Europees niveau gerealiseerd zal zijn zal dit enorme mogelijkheden bieden. Uiteraard zal dit project nog veel geld en tijd opslorpen. Een probleem ondermeer hier kan zijn dat de capaciteiten van de nationale netwerken onvoldoende op elkaar zullen afgestemd zijn wanneer het zover komt. De onderlinge snelheidsverschillen van de diverse nationale netwerken zijn nog substantieel. Wat betreft de verbetering van de internetconnectie voor studenten zal de Europese Unie bijkomend werk moeten leveren om dit te verbeteren. Dit is ze gelukkig dan ook van plan door breedbandtoegang als een belangrijk onderdeel te voorzien binnen het eEurope Actie Plan met als deadline 2005.147 Een dergelijke internettoegang ondersteunt namelijk rechtstreeks de eerste prioriteit van het eEurope initiatief namelijk “De Europese jeugd in het digitale tijdperk”.
6 Smart Cards voor beveiligde elektronische toegang 6.1 Inleiding Het gebruik van elektronische kaarten is reeds lange tijd ingeburgerd in onze maatschappij. Kijken we maar naar de elektronische bankkaart waarop onze financiële gegevens wordt bijgehouden of de sociale identiteitskaart (SIS-kaart) waarop persoonlijke gegevens betreffende de gezondheidszorg zijn opgeslagen. Maar het gebruik van die diverse elektronische kaarten zou efficiënter kunnen gebeuren in de toekomst. Het zou uiteraard makkelijker zijn indien met één enkele elektronische kaart een waaier aan diensten kan mee verricht worden. Deze kaart in kwestie zou dus over de intelligentie moeten beschikken om afhankelijk van een bepaald type kaartlezer de juiste functie te gebruiken. Een dergelijk toekomstperspectief oogt mooi maar wat heeft de Europese Unie reeds ondernomen om een stap dichter te komen bij de eventuele, uiteindelijke realisatie van dergelijke slimme kaarten. De volgende doelstellingen zullen hier dieper op in gaan.
6.2 Organisatie van een “Smart Card-Top” én overeenkomst gemeenschappelijke specificaties voor een algemene smartcard-infrastructuur (2000) Op 10 en 11 april 2000 werd in Lissabon, Portugal simultaan met de Ministeriële Conferentie over de informatie -en kennismaatschappij een “Smart Card Top”148 gehouden. Deze bijeenkomst resulteerde in het zogenaamde “Smart Card Charter” dat een gedetailleerd werkschema weergaf tot eind 2002. Dit bevatte de volgende aandachtspunten: - de beschikbaarheid van een kern aan gemeenschappelijke specificaties die betrekking hebben op interoperabiliteit en beveiliging tegen het einde van 2000; EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2001/people_skills_2001/cable_modem.gif), 22 februari 2003. 147 eEurope 2005 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/index_en.htm), 22 februari 2003. 148 Smart Card Top ePAYMENT SYSTEMS OBSERVATORY, (http://epso.jrc.es/newsletter/vol01/1-7.html), 22 februari 2003.
66
- efficiënte en adequate beveiliging voor alle elektronische transacties in Europa tegen het einde van 2002; - de mogelijkheid voor iedereen om smart card systemen te gebruiken tegen het einde van 2001; - toegang in de Europese Unie tot noodzakelijke diensten via op smartcards gebaseerde authentificatie tegen het einde van 2002; - de beschikbaarheid van beveiligde elektronische infrastructuren voor publieke toegang tot overheidsdiensten en voor overheidsaankopen tegen het einde van 2002.149 Kort na de ontmoeting in Lissabon werd in september 2000 een bijeenkomst georganiseerd in Athene, Griekenland, met de bedoeling te werken aan de implementatie van het voorgestelde “Smart Card Charter”.150 Als gevolg daarvan werden 12 werkgroepen opgericht, de zogenaamde “trailblazers”, die elk een eigen deelgebied voor hun rekening namen zoals ondermeer gezondheidszorg. Deze werkgroepen, gecoördineerd door een actiegroep, waren ook verantwoordelijk voor het opstellen van de “gemeenschappelijke vereisten/behoeften“.151 Hieruit resulterend kwam de “Open Smart Card Infrastructure for Europe” (OSCIE) tot stand dat reeds aan zijn twee versie toe is. OSCIE voorziet dus in de basisinformatie en gemeenschappelijke specificaties die benodigd zijn om de grootschalige ontplooiing en implementatie van slimme kaarten binnen e-diensten in Europa te doen versnellen. Men beoogt wel degelijk een “open” infrastructuur om interoperabiliteit te bekomen tussen verschillende bevolkingsgroepen en gemeenschappen. OSCIE, dat de gemeenschappelijke vereisten voorstelt met betrekking tot de algemene infrastructuur voor slimme kaarten, omvat 11 afzonderlijke volumes. Eén van deze onderdelen is o.a. de creatie van een globale structuur die de interoperabiliteit bewerkstelligd wat betreft identificatie, authentificatie en elektronische handtekeningen.152 Een meer gedetailleerd overzicht van deze componenten kan teruggevonden worden in bijlage 2.153
6.3 Start invoering van algemeen overeengekomen specificaties (2001) Wat betreft het implementatiegedeelte kan men twee initiatieven onderscheiden die in gang werden gezet met als doel de praktische kant te evalueren van deze intelligente kaarten namelijk enerzijds “eEpoch” en anderzijds “Netc@rds”.154 Het “eEpoch” initiatief, geïnitieerd door het “eEurope Smart Card Charter”, is pas van start gegaan op 1 november 2002 en zal zich voornamelijk concentreren rond e-Government gerelateerde zaken waaronder een pan-Europese publieke functie die toelaat aan de eigenaar om zichzelf te identificeren, echtverklaringen te doen en waarbij deze ook dienst kan doen als elektronische handtekening. Daarnaast wordt tevens de mogelijkheid onderzocht om op grote schaal kaarten met meerdere functionaliteiten te realiseren die kunnen gebruikt worden bij op Internet gebaseerde toepassingen. “eEpoch” is dus het eerste initiatief dat op grote schaal het “eEurope Smart Card” model zal proberen te implementeren en te realiseren. Het is de bedoeling dat “eEpoch” in de praktijk interoperabiliteit en digitale identificatiesystemen onder de vorm van slimme kaarten demonstreert door gebruik te maken van een aantal geselecteerde openbare web sites die als cases zullen fungeren zodoende dat een hogere graad van vertrouwen kan gegenereerd worden, indien natuurlijk de pilootprojecten een succes blijken 149
Smart Card Charter ISPO (Information Society Promotion Office), eEurope: An Information Society for All – Smart Cards for Secure Electronic Access, 11 april 2000, 8 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/docs/policy/docs/e_europe/smart_cards_.doc), 22 februari 2003, blz.3. 150 Ontmoeting in Athene – Smart Card Charter eEUROPE SMART CARDS, (http://eeurope-smartcards.org/background_and_history.htm), 22 februari 2003. 151 Trailblazers eEUROPE SMART CARDS; Media Fact Sheet: eEurope Smart Cards – An Overview, 6 blz., (http://www.eeuropesmartcards.org/Download/eESC_PressCorner/01_MP_0702.pdf), 31 maart 2003, blz. 1-3. 152 eEUROPE SMART CARDS, eESC OSCIE Management Summary, maart 2003, 6 blz., (http://www.eeuropesmartcards.org/Home/Download/OSCIE_Management_Summary.pdf), 31 maart 2003, blz. 1-3. 153 Cf. Bijlage 2 : eESC Common Specifications for interoperable multi-application secure smart cards v2.0 - Volume and part structure 154 eEurope Smart Cards – implementation eEUROPE SMART CARDS, (http://www.eeurope-smartcards.org/D1-Implementation.htm), 9 maart 2003.
67
te zijn, om zo de burger ertoe te bewegen in de nabije toekomst digitaal te interageren met zowel administratieve diensten op lokaal, nationaal en Europees niveau.155 Het “Netc@rds” initiatief, van start gegaan op 30 augustus 2002, is een pan-Europees project dat als voornaamste doel heeft interoperabiliteit te bekomen voor grensoverschrijdende terugbetalingen op het gebied van gezondheidszorg door gebruik te maken van een nieuwe generatie gezondheidskaarten die uiteraard over een verhoogde functionaliteit en intelligentie zouden moeten beschikken. Dit project kadert hierdoor tevens binnen de doelstellingen van het “eEurope Smart Card Charter” dat een grensoverschrijdend gebruik van slimme kaarten wenst te realiseren. Daarnaast tracht men ondermeer de mobiliteit van de Europeaan te stimuleren daar gezondheidszorg vaak een belemmerende of complexe factor is indien men zich buiten zijn moederland bevindt. De eerste fase van “Netc@rds”, over de periode 2002-2003, bestaat naast het opstellen van een “business plan”, waar de ideeën en doelstellingen van “Netc@rds” in zullen zijn opgenomen, voornamelijk uit het laten ratificeren van het vooropgestelde systeem door de markt in kwestie. Meer concreet zal men proberen om de twee meest gebruikte papieren formulieren op het gebied van gezondheidszorg in de Europese Unie te laten digitaliseren. Deze formulieren zijn ten eersten E111 wat aan toeristen wordt verleend die tijdelijk in het buitenland wensen te verblijven en ten tweeden E128 dat voornamelijk van toepassing is voor ondermeer studenten die een bepaalde periode in het buitenland wensen te studeren. In deze fase zal men dan ook maar werken met enkele lidstaten namelijk Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk en Griekenland. Gedurende de volgende fasen zal het project uitgebreid worden naar alle andere lidstaten van de Europese Unie.156 Deze twee initiatieven zullen uiteraard kunnen aantonen of de diverse functionaliteiten van de slimme kaarten en vooral hun praktische implementatie kunnen gerealiseerd worden in de toekomst. Wanneer men kijkt naar de scope van het “Netc@rds” initiatief, namelijk 2002-2010, zal dit uiteraard nog niet duidelijk zijn in de volgende jaren. Doordat deze twee projecten nog maar recent zijn opgestart kan men onmogelijk de impact beoordelen en het eventuele succes ervan. De toekomst zal hierover uitsluitsel brengen.
6.4 Conclusie Het gebruik van intelligente kaarten zou de efficiëntie inderdaad kunnen verhogen in de toekomst. Maar omwille van het feit dat de in dit hoofdstuk besproken initiatieven, die trachten via pilootprojecten bepaalde mogelijke functionaliteiten van dergelijke slimme kaarten te implementeren op een eerder kleinschalig niveau, nog niet ver genoegd gevorderd zijn om uitsluitsel te brengen zal uiteindelijk de toekomst maar raad kunnen brengen of dergelijke projecten geëxtrapoleerd kunnen worden tot een Europees niveau. Uiteraard zullen deze initiatieven bruikbare informatie opleveren en diverse problemen aanhalen die nadien op een consequente manier zullen moeten bestudeerd worden om zo tot een goed model te komen wat betreft Smart Cards.
155
eEUROPE SMART CARDS, Press Release: eEurope Smart Card Charter supports eEpoch Smart Card deployment for secure digital identity and access to government services, 28 november 2002, 2 blz., (http://www.eeuropesmartcards.org/Download/11-1b_eEpoch_Press_Release.pdf), 31 maart 2003, blz. 1-2. 156 eEUROPE SMART CARDS, Press Release: eEurope Smart Card Charter supports Netc@rds, a DG Information Society E-TEN Market Validation Project (Phase A) on the roll-out of Trans-European Health Care Access Facilities for Mobile Citizins, 15 november 2002, 2blz., (http://www.eeurope-smartcards.org/Download/Implementation/112b_Netcards_pr_September_2002.pdf), 31 maart 2003, blz. 1-2.
68
7 Risico kapitaal voor hoogtechnologische KMO’s 7.1 Inleiding Het is uiteraard evident dat de kloof op het vlak van risicokapitaalverschaffing zeker tegenover de Verenigde Staten zal moeten verkleind worden daar zowel het innoverend vermogen als de competitiviteit van de Europese Unie in het gedrang zal komen indien men hier onvoldoende adequate maatregelen tegen onderneemt. In maart 2000 kwam deze prioriteit, met name het stimuleren van het aanbod van risicokapitaal voor hoogtechnologische KMO’s, uitgebreid aan bod op de buitengewone Europese Raad van Lissabon. Een verdere integratie van de financiële markten, zeker nu de euro geïntroduceerd is, was noodzakelijk om voldoende risicokapitaal op te kunnen halen. 157 Dit werd verder benadrukt in de mededeling die de Europese Commissie in 1998 betreffende risicokapitaal had gepubliceerd.158 Een voldoende groot aanbod aan risicokapitaal zal automatisch impact hebben op het ondernemersvermogen van de Europese Unie. Inventieve en potentiële ondernemers zullen vlugger geneigd zijn hun ideeën ten uitvoer te brengen indien voldoende “business angels” en kapitaalmarkten bereid zijn geld te investeren in dergelijke start-ups. Het rapport toonde daarnaast tevens de voornaamste belemmeringen die een voldoende groot aanbod van risicokapitaal in de weg staan. Dergelijke obstakels zijn ondermeer ongunstige fiscale maatregelen ten aanzien van beleggingen in risicodragend kapitaal, het risico-avers zijn van de Europese belegger etc.159 De mededeling van de commissie kaderde in de context van toen, in het bijzonder de initiële situatie waarin Europa zich bevond en de daarmee samenhangende kloof met de Verenigde Staten. De onderstaande figuur toont dit aan.
Percentage of GDP
Venture Capital Investment in firms (% of GDP), 1998 0,18 0,16 0,14 0,12 0,1 0,08 0,06 0,04 0,02 0 B
DK
D
EL
E
F
IRL
I
L
NL
A
P
FIN
S
UK US
Country Figuur 24: Risicokapitaal investering in ondernemingen als percentage van het BBP, 1998 160 157
Buitengewone Europese Raad van Lissabon (maart 2000) EUROPESE UNIE - SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/cha/c10241.htm), 25 februari 2003. 158 Mededeling van de Commissie van 31 maart 1998 “Risicokapitaal: sleutel voor het scheppen van werkgelegenheid in de Europese Unie” EUROPESE UNIE - SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l24195.htm), 25 februari 2003. 159 Ibid. 160 PFEIL, A., Venture Capital: new ways of financing technology innovation, Human Development Report Office, December 2000, 23 blz., (http://hdr.undp.org/docs/publications/background_papers/venturecapital.doc), 25 februari 2003, blz. 11.
69
7.2 Beleidsherziening om de samenhang tussen de bestaande instrumenten te verbeteren en te onderzoeken hoe zij efficiënter kunnen worden ingezet om startkapitaalinvesteringen te stimuleren (2000) 161 Op 25 oktober 2001 werd door de Europese Commissie een mededeling gedaan over de implementatie van het zogenaamde “Risk Capital Action Plan”. Dit actie plan was in juni 1998 door de Europese Raad van Cardiff goedgekeurd en aanvaard om zo te komen tot een pan-Europese risicokapitaalmarkt ter bevordering van voornamelijk hightech start-ups .162 De diverse barrières die een uniforme risicokapitaalmarkt in de weg staan werden in dit rapport toegelicht waarbij tevens maatregelen werden voorgesteld om de effectieve implementatie van het actie plan niet in de weg te staan. De volgende zaken werden aangehaald in het rapport; 7.2.1 Fragmentatie van de markt Het is evident uiteraard dat wanneer men wenst te komen tot één globale risicokapitaalmarkt de lidstaten niet op nationaal niveau dienen te denken maar op supranationaal niveau oplossingen en mogelijkheden moeten voorstellen. De Europese Unie kan beslissen om bijvoorbeeld over te gaan tot een extrapolatie van een gedeelte of een volledige bestaande beste praktijk dat men selecteert uit de diverse nationale risicokapitaalmarkten of een combinatie ervan. 7.2.2 Institutionele en regulerende barrières Hier volgens reeds enkele maatregelen die ofwel nog enkel maar voorgesteld zijn ofwel reeds goedgekeurd zijn en concrete vorm aangenomen hebben; - Het verbeteren van de richtlijnen zodoende dat het vereenvoudigd wordt voor ondernemingen om kapitaal op te halen buiten de nationale grenzen. Ondernemingen zouden daardoor niet meer belemmerd worden door beperkingen op hun nationale markt om kapitaal aan te trekken. - De aanvaarding van regulering die institutionele beleggers toelaat om te investeren in risicokapitaal onder de vorm van investeringsfondsen. - Het vaststellen van bestaande vereisten ten overstaan van de financiële administratie. De introductie van pan-Europese minimum standaarden zou tevens de oprichting van een uniforme risicokapitaalmarkt bevorderen. - Herziening van de regulering betreffende insolvabiliteit en faillissement. - Herziening van het Europese patent systeem. 7.2.3 Taxatieregime Het voornaamste probleem op het gebied van het taxatieregime binnen de Europese Unie was het feit dat er geen consistent uniform systeem bestond maar 15 afzonderlijke taxatiesystemen waardoor de ontwikkeling van een pan-Europese risicokapitaalmarkt ook bemoeilijkt wordt. Hierdoor kunnen er zich dus diverse problemen voordoen zoals dubbele taxatie tengevolge van conflicterende nationale reguleringen. Maar daarnaast kunnen er zich tevens discriminatoire problemen tengevolge van protectionistische reguleringen voordoen etc. Om tot een pan-Europese kapitaalmarkt te komen kan men op dit gebied, taxatie, tevens diverse maatregelen nemen om dit proces te bevorderen. Denken we maar aan fiscale voordelen wanneer men in R&D investeert. In vele nationale reguleringen zal men een dergelijke stimulans reeds aanbieden aan ondernemingen. Ook op Europees niveau hecht men belang aan dergelijke impulsen zodoende dat het aanbod aan risicokapitaal exponentieel toeneemt.
161
EUROPESE COMMISSIE – DG INTERNE MARKT, Communication from the Commission to the Council and the European Parliament on implementation of the Risk Capital Action Plan (RCAP), COM(2001) 605 final, Brussels, 25 oktober 2001, 36 blz., (http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/finances/general/01-1490en.pdf), 28 maart 2003,blz. 822. 162 Risico kapitaal, een communicatie van de commissie CORDIS, (http://www.cordis.lu/finance/src/risk.htm), 28 maart 2003.
70
7.2.4 Schaarste aan hightech KMO’s Dit is een direct gevolg van het gebrek aan ondernemersvermogen dat binnen Europa meer significant aanwezig is dan bijvoorbeeld in de Verenigde Staten. Dit is uiteraard ook een belangrijke belemmering die nefaste gevolgen impliceert voor het succes van een uniforme risicokapitaalmarkt. Wanneer er onvoldoende vraag is naar dergelijk kapitaal vanuit innoverende start-ups zal het aanbod uiteraard minder grote proporties aannemen. Op 29 april 1999 werd het “actieplan ter bevordering van het ondernemerschap en het concurrentievermogen”, opgesteld door BEST163, bekrachtigd door de Raad van Industrie. Het actieplan zou zich voornamelijk focussen rond die aspecten die uitermate belangrijk zijn voor KMO’s; daaronder werd ondermeer verstaan nieuwe benaderingen op het gebied van onderwijs, opleiding etc. maar ook een betere toegang tot financiering.164 7.2.5 Gebrek aan menselijk kapitaal In juli 2001 lanceerde de Europese Commissie een consultatie betreffende de financiële participatie van werknemers in de Europese Unie. Men wou dus bekijken hoe men de efficiëntie en motivatie van menselijk kapitaal kon verbeteren.165 Hier komt financiële participatie aan de orde, daar een werknemer uiteraard beter gemotiveerd zal zijn indien hij kan deelnemen in de winst van de onderneming. 7.2.6 Culturele belemmeringen Omwille van het verschil in cultuur tussen enerzijds Europa en anderzijds de Verenigde Staten zal dit uiteraard gereflecteerd worden in ondermeer het ondernemersvermogen. Waarop dit tevens zijn impact heeft op de mogelijke totstandkoming van een pan-Europese risicokapitaalmarkt. We kunnen nu eenmaal niet ontkennen dat de Amerikanen nog meer “gebeten” zijn van het “vrije markt”-principe. Arbeidskrachten en personeel worden niet in dezelfde mate sociaal beschermd als het geval is in Europa waardoor deze mensen natuurlijk zo vlug mogelijk brood op de plank moeten krijgen. Men zal niet alleen meer “gemotiveerd” zijn om zelf iets op te starten, indien de economische situatie het niet toelaat om vlug werk te vinden, maar het is tevens geweten dat Amerikanen nu eenmaal meer werken ten opzichte van de Europeanen en dit vertaald zich uiteindelijk niet enkel naar de competitiviteit van de Verenigde Staten.
7.3 Voorstellen voor nieuwe vormen voor het aantrekken van kapitaal (2000) 166 De Europese Commissie had in zijn mededeling van oktober 2001, wat natuurlijk wel wat laat is ten opzichte van de vooropgestelde datum, betreffende de implementatie van het risicokapitaalactieplan tevens voorstellen gedaan om dergelijk kapitaal op te halen zodoende dat wederom het niveau ervan zou toenemen. De volgende zaken kwamen aan de orde in het rapport:
163
The Business Environment Simplification Task Force (BEST) EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERNEMINGEN, (http://europa.eu.int/comm/enterprise/enterprise_policy/best/), 28 maart 2003. 164 EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERNEMINGEN, Actieplan ter bevordering van het ondernemerschap en het concurrentievermogen, 29 april 1999,21 blz. , (http://europa.eu.int/comm/enterprise/enterprise_policy/best/doc/actionplan_nl.pdf), 28 maart 2003, blz. 6-20. 165 EUROPESE COMMISSIE – DG WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN, Commission Staff Working Paper: Financial Participation of employees in the European Union, SEC(2001)1308, 26 juli 2001, 13 blz., (http://europa.eu.int/comm/employment_social/news/2001/aug/sec_2001_1308_en.pdf), 28 maart 2003, blz. 3-6. 166 EUROPESE COMMISSIE – DG INTERNE MARKT, Communication from the Commission to the Council and the European Parliament on implementation of the Risk Capital Action Plan (RCAP), COM(2001) 605 final, Brussels, 25 oktober 2001, 36 blz., (http://europa.eu.int/comm/internal_market/en/finances/general/01-1490en.pdf), 28 maart 2003,blz. 17-20.
71
7.3.1 Overheidshulp voor risicokapitaalverschaffing De Europese Commissie heeft wat betreft overheidsfondsen ten behoeve van risicokapitaal ondermeer een mededeling opgesteld over deze kwestie genaamd “State Aid and Risk Capital”. Het is hierbij wel zo dat de Commissie sterk de nadruk heeft gelegd op het feit dat dergelijk overheidsoptreden enkel toegelaten zou zijn indien er zich tekortkomingen of verstoringen in de markt zouden voordoen, dus een ongelimiteerde en ongecontroleerde verschaffing van risicokapitaal is uit den boze. 7.3.2 Het Europese Investeringsfonds Het Europese Investeringsfonds (EIF) is, zoals u waarschijnlijk reeds vermoed, een onderdeel van de Europese Investeringsbank. Het EIF heeft de uitsluitende bevoegdheid gekregen, na de hervorming in juni 2000 van de Europese Investeringsbank, over de risicokapitaaloperaties waarmee bedoeld wordt de investeringen. Hiermee beoogde men een verbeterde efficiëntie te verkrijgen wat betreft risicokapitaalinvesteringen. De voornaamste rol van het EIF situeert zich rond de volgende vlakken namelijk het verbeteren van het concurrentievermogen van kleine ondernemingen, het ontwikkelen van knowhow op het vlak van risicokapitaal, het onderhouden en cultiveren van innovatie en technologie, groei bevorderen etc. en dit waarbij een toepasselijk rendement gegenereerd zou worden. Met behulp van de inspanningen van het Europese Investeringsfonds probeert men voornamelijk andere potentiële investeerders warm te maken om het voorbeeld van de EIF te volgen ongeacht de conjuncturele omstandigheden zodat het aanbod aan risicokapitaal niet te veel fluctueert en naar een hoger niveau evolueert. 7.3.3 “Innovation 2000”-initiatief Het “Innovation 2000”-initiatief, of kortweg “i2i”, werd gelanceerd in 2000 door de Europese Investeringsbank om tot een meer innovatieve en kennisgebaseerde economie te komen. Het “i2i” voorzag financiering voor ondermeer onderwijs en meer specifiek e-learning, informatie –en communicatie technologieën, onderzoek & ontwikkeling en het meer verspreiden van het innovatiegedachtegoed. 7.3.4 Samenwerking tussen de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank Om de complementariteit te verbeteren tussen enerzijds “i2i” en anderzijds het kaderprogramma betreffende onderzoek van de Europese unie hebben de EIB en de Europese Commissie op 7 juni 2001 een gezamenlijk memorandum betreffende onderzoek ondertekend. Het werd dus dan mogelijk en vergemakkelijkt voor de industrie om van de twee voorgaande initiatieven gezamenlijk gebruik te maken. 7.3.5 Aandachtspunten verleggen bij toewijzing gemeenschapfondsen Binnen de regionale ontwikkeling zou men meer aandacht moeten besteden aan risicokapitaalverschaffing en tevens associaties tussen de publieke en private sector. Deze financiering zou zich dan voornamelijk concentreren rond het stimuleren van start-ups, innovatieve ontwikkelingen etc. De Europese Commissie lijkt voldoende voorstellen en maatregelen genomen te hebben om in bijkomend risicokapitaal te voorzien. Indien deze voorgaande initiatieven goed geïmplementeerd zijn en worden en bovendien succes opleveren zal dit uiteraard een positieve impact hebben op het totale aanbod aan risicokapitaal. Maar dit zal eerder tot uiting komen op middellange termijn daar het niveau van financiering en investering in de eerste fase waarschijnlijk eerder beperkt zal zijn. De Europese Unie zal dus het niveau van deze initiatieven stelselmatig moeten opvoeren opdat de kloof qua risicokapitaalverschaffing tussen de EU en de Verenigde Staten ietwat vermindert.
72
7.4 Het niveau van de startkapitaalinvesteringen in de Europese Unie moet te minste verdrievoudigd zijn (2003) Aan de hand van de volgende figuur zullen we nagaan of er te minste een positieve evolutie merkbaar is voor de investeringen in risicokapitaal in de Europese Unie in kwestie. Dus hier zouden we het resultaat moeten zien van de inspanningen die werden geleverd onder de voorgaande doelstellingen van dit hoofdstuk. 1995
2000
2001
1.2 1.0 0.8 0.6 0.4 0.2
Un Ice ite lan d d St at Ca es n Un OE ada ite CD d K -1 Ne ing 9 th do er m l Eu S and s w ro pe ed e an n Un Eu ion ro Fr pe an Be ce lg iu Ire m lan Fi d nl G an er d Eu ma ro ny Z No one rw ay Ita l Sp y a P in Sw ortu itz ga er l la G nd re De ece nm a Au rk st ria Ja pa n
0.0
Figuur 25: Start –en uitbreidingsfinanciering als percentage van het BBP, 1995-2001 167 Zoals we uit de grafiek kunnen vaststellen is er, tussen de periode 2000 en 2001, een zware inzinking gebeurt op het vlak van startkapitaalinvesteringen bij het overgrote deel van de landen. Daar is een eenvoudige verklaring voor. In de loop van het jaar 2000 kwam er plot dus een einde aan de ICTzeepbel. Omwille van het feit dat de aandelen van de technologiegeoriënteerde bedrijven kelderden verloren dus vele beleggers hun al dan niet zuurverdiende centen. Uiteraard deelden de institutionele beleggers ook zwaar in de klappen. Omwille van deze gebeurtenis begon de markt natuurlijk argwanender te kijken ten overstaan van innovatieve start-ups, wat begrijpelijk is. Dit impliceert dat het niveau van risicokapitaalinvesteringen enorm achteruit ging doordat een ezel zich geen tweede keer aan dezelfde steen wenst te stoten. Dit wetende geeft de bovenstaande grafiek een wat vertekend beeld van de ondernomen maatregelen van de Europese Unie. Het is misschien eerder zinvol om het niveauverschil te bekijken tussen enerzijds het jaar 2000 en anderzijds het jaar 1995. Akkoord, de maatregelen zijn slechts ondernomen vanaf 1999, dus een volledig accuraat beeld kan hier ook niet geschetst worden als gevolg van ontbrekende gegevens. Toch kunnen we een duidelijke positieve evolutie, we kunnen zelfs spreken van een ware “jump”, waarnemen tussen de twee periodes. Meer dan waarschijnlijk hebben de voorgaande maatregelen en prioriteiten wel degelijk een impact gehad op het niveau van startkapitaalinvesteringen maar door de misplaatste euforie van de aandelenmarkten en dot.com bedrijven die slechts als lege doos fungeerden om financiële injecties te bekomen werd meer dan waarschijnlijk vele inspanningen teniet gedaan.
167 SHEEHAN, J., OECD Science, Technology and Industry Outlook 2002, Worldbank - OECD Science & Technology Policy Division, Washington DC, November 2002, 48 blz., (http://www.worldbank.org/wbi/knowledgefordevelopment/ docs/BBL_Nov20.ppt), 31 maart 2003, blz.13.
73
7.5 Conclusie Op basis van de voorgaande initiatieven die van start gingen vanaf 1999 zou de Europese Unie normaal wellicht een grote sprong voorwaarts gemaakt hebben op het vlak van risicokapitaalverschaffing. De crisis in de telecommunicatiesector heeft hieraan een abrupt einde gemaakt. Het niveau van dergelijke kapitaalverschaffing is zwaar gekelderd in 2001 maar zal nu waarschijnlijk zich op een iets hoger niveau bevinden daar de dotcom-crisis toch weer een tijdje geleden is. Men moet ten slotte toch wel de vraag stellen of deze prioriteit, dus meer risicokapitaal verschaffen, situerend in de context 1999-2000 net voor de beurscrash, wel opportuun was om voorop te stellen. Het is in feite eerder ironisch dat de Europese Unie via de voorgaande maatregelen meer kapitaal wenst laten te verschaffen terwijl ze zich beter zou bekommerd hebben over het feit of de enorme stijgingen van de telecom aandelen wel een juiste reflectie waren van de werkelijke situatie. De Europese Unie kan waarschijnlijk onbewust op een bepaald niveau meegeholpen hebben om de beurscrash, en daarmee samenhangende geldhoeveelheid, in zijn omvang te laten toenemen. Dit is natuurlijk wel makkelijk spreken maar ook in die tijd van euforie waren er wel degelijk analisten die waarschuwden voor het naderende gevaar.
8 e-Deelname voor de invaliden 8.1 Inleiding In de evolutie van Europa naar een informatie –en kennismaatschappij is het uiteraard noodzakelijk dat geen enkele bevolkingsgroep uitgesloten wordt. Alle raakvlakken van de informatiemaatschappij dienen op een dergelijke wijze georganiseerd te worden dat elke Europeaan dezelfde mogelijkheden bekomt om aan dit proces deel te nemen. Speciale aandacht zal dus ondermeer benodigd zijn voor o.a. mindervalide personen, bejaarden en sociale minderheden. De volgende doelstellingen trachten hieraan te werken om dit te verwezenlijken.
8.2 De wetgeving en de normalisatieprogramma's op het gebied van de informatiemaatschappij moeten in overeenstemming zijn met de principes van toegankelijkheid (2000) Om de informatiemaatschappij in overeenstemming te brengen met de principes op het gebied van toegankelijkheid, die primordiaal betrekking hebben op de sociaal zwakkeren in de maatschappij zoals mindervalide personen en bejaarden, werd door het “World Wide Web Consortium” het “Web Accessibility Initiative”168 in gang gezet. WAI zou op meerdere niveaus zijn werk toespitsen, deze zijn de volgende: - het verzekeren dat web technologieën toegankelijkheid ondersteunen; - het ontwikkelen van richtlijnen voor toegankelijkheid; - het verbeteren van instrumenten om web toegankelijkheid te evalueren en indien nodig te herstellen; - het ontwikkelen van materiaal voor onderwijs en dienstverlening; - coördinatie van onderzoek en ontwikkeling.169
168
World Wide Web Consortium (W3C) & Web Accessibility Initiative (WAI) W3C (World Wide Web Consortium), (http://www.w3.org/WAI/about.html), 26 februari 2003. 169 Werkterrein Web Accessibility Initiative (WAI) W3C (World Wide Web Consortium), (http://www.w3.org/Talks/WAI-Intro/slide1-0.html), 26 februari 2003.
74
Op 8 oktober 2001 werd door de Raad een resolutie goedgekeurd in verband met “e-inclusion” dat wou vermijden dat mensen uitgesloten zouden worden uit de informatiemaatschappij zoals mindervalide personen, bejaarden etc.170 Zeker deze laatste groep valt niet te onderschatten qua omvang daar deze nog steeds blijft stijgen. De gemiddelde levensverwachting is nu eenmaal sterk verbeterd tegenover vroeger daar de wetenschap ook niet stilgezeten heeft. Deze resolutie steunde op een werkdocument 171 van de Europese Commissie met samenwerking van ESDIS. Het was dus noodzakelijk in den beginne om een in adequate wetgeving te voorzien die e-inclusion in de hand zou werken. De Europese Commissie heeft hiervoor een mededeling172 opgesteld die betrekking had op de acties die zouden moeten ondernomen worden om de goedkeuring en vervolgens de implementatie van de richtlijnen betreffende toegankelijkheid van web sites in Europa te realiseren. Dit rapport werd door de Europese Commissie aanvaard in september 2001. Als reactie op deze mededeling werd door het Comité voor Industrie, Externe Handel, Onderzoek en Energie van het Europees Parlement een resolutie ontworpen dat door het Parlement werd goedgekeurd in juni 2002. Diverse aanbevelingen werden daarin voorgesteld waaronder natuurlijk de noodzaak van een snelle implementatie van de richtlijnen maar tevens opperde men de mogelijkheid om bijkomende controlemechanismen onder de vorm van spreekbuizen, waarlangs de Europese burger de mogelijkheid heeft om moeilijkheden die zij ondervinden met openbare web sites te melden, op te richten. Naast het Europees Parlement kwam er ook een reactie van zowel het Comité van de Regio’s als van het Economisch en Sociaal Comité die beiden hun advies en aanbevelingen kenbaar maakten. Hun bemerkingen betroffen voornamelijk de volgende zaken namelijk het feit dat er een sterke nadruk moest gelegd worden op het regionale en lokale aspect doordat dit niveau voor het overgrote deel aan administratieve diensten in staat die belangrijk zijn voor mindervalide personen en bejaarden. Het belang van de sociale impact, wanneer dit alles effectief in de praktijk zal gerealiseerd worden, werd tevens toegelicht daar het toch voor die groep belangrijke voordelen kan opleveren indien hun intrede tot de informatiemaatschappij niet belemmerd wordt. Als antwoord op de mededeling van de Commissie heeft de Raad een bijkomende resolutie aanvaard genaamd “eAccissibility of people with disabilities” op 3 december 2002. Daarin werd voornamelijk gehamerd op het feit dat meer coördinatie benodigd is tussen de verschillende onderdelen die betrekking hebben op eAccissibility zoals ondermeer het verbeteren van de toegankelijkheid tot web sites. Naast deze commentaren van de diverse Europese instellingen werd bovendien het jaar 2003 tot het Europees jaar verkozen voor mensen met een handicap. Deze periode, die ingezet werd onder het Griekse voorzitterschap, zal uiteindelijk sluiten onder het Italiaanse voorzitterschap van de Europese Unie. Het zal dus belangrijk worden om deze promotiecampagne met betrekking tot onder andere de toegankelijkheid tot websites zo goed mogelijk bekend te maken bij het grote publiek zodoende dat sensibilisering de mensen en organisaties kan aanzetten om effectief rekening te houden met de mindervalide personen in onze maatschappij. Deze campagne kan natuurlijk bijdragen om tot een volledige implementatie te komen op nationaal niveau maar wanneer men tevens deze richtlijnen wil doen laten gelden op lokaal en regionaal niveau zal dit uiteraard nog veel werk vergen.173
170
PUBLICATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Council Resolution of 8 October 2001 on ‘eInclusion’ – exploiting the opportunities of the information society for social inclusion, 2001/C 292/02, 18 oktober 2001, 3 blz., (http://europa.eu.int/comm/employment_social/knowledge_society/res_eincl_en.pdf), 26 februari 2003, blz. 1-3. 171 EUROPESE COMMISSIE – DG WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN, Commission Staff Working Paper: eInclusion – The Information Society’s potential for social inclusion in Europe, SEC (2001) 1428, Brussels, 18 september 2001, 37 blz., (http://europa.eu.int/comm/employment_social/knowledge_society/eincl_en.pdf), 26 februari 2003, blz. 1. 172 EUROPESE COMMISSIE - DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the Economic and Social Committee, and the Committee of Regions: eEurope 2002 – Accessibility of Public Web Sites and their Content, September 2001, 22 blz. ,(http://europe.eu.int/information_society/eeurope/news_library/pdf_files/communication_accessibility_en.doc), 4 april 2003. 173 e-ACCESSIBILITY EXPERT GROUP, eEurope Action Plan 2002/eAccessibility: WAI contents guidelines for public Web sites in the EU, Final Progress Report, December 2002, 59 blz., (http://europa.eu.int/information_society/topics/citizens/accessibility/web/wai_2002/eaccess2002_report_final/a_documents/ ap2002-wai-rep3.doc), 26 februari 2003, blz. 5-7.
75
8.3 Openbare websites moeten qua vorm en inhoud voor mensen met een handicap toegankelijk zijn (2001) De voorstellen en richtlijnen, die tot uiting komen via het “Web Accessibility Initiative”, zullen, wanneer goedgekeurd door de diverse lidstaten, tevens een grote impact hebben op andere deelgebieden van het eEurope initiatief zoals e-goverernment en e-learning zodoende dat elke burger de mogelijkheid geboden wordt om van de voorgaande diensten gebruik te maken. Het grote probleem uiteraard is het feit dat richtlijnen op zichzelf vrijwillig zijn. Het is daarom noodzakelijk dat de industrie nauw betrokken is en blijft bij dit proces zodoende dat ze overtuigd worden van de relevantie van de toegankelijkheidsproblematiek met betrekking tot web sites. Daarnaast is het tevens belangrijk dat de nationale overheden, via hun publieke web sites, een voorbeeldfunctie opnemen zodoende dat het voorgaande zo vlug mogelijk kan bereikt worden. Het ontwikkelen van richtlijnen voor toegankelijkheid is een meer dan belangrijke stap die tot uiting is gekomen in de “Web Content Accessibility Guidelines 1.0”. Deze richtlijnen zullen dus bepalen en aangeven hoe de inhoud van een web site meer toegankelijk kan worden gemaakt voor personen met een of andere handicap. Het is niet de bedoeling om via deze richtlijnen web ontwikkelaars en dergelijke te ontmoedigen om gebruik te maken van video en grafisch materiaal maar om hun duidelijk te maken hoe ze dit op een goede manier kunnen organiseren zonder de toegankelijkheid in gevaar te brengen. Enkele concrete voorstellen en bemerkingen die opgenomen zijn in het document van het “World Wide Web Consortium” zijn ondermeer het voorzien van alternatieven voor audio en visuele inhoud, het verzekeren dat de gebruiker de volledige controle heeft voor inhoud die onderhevig is aan een tijdsaspect, op een dergelijke wijze ontwerpen zodoende dat men niet afhankelijk is van bepaalde apparatuur etc.174 De “e-Accessibility Expert Group” heeft hier ten overstaan recent een steekproef gehouden onder de diverse lidstaten van de Europese Unie waarbij de geselecteerde portaalsites werden geëvalueerd op het vlak van conformiteit met de WCAG 1.0-richtlijnen. Om de uitmuntendheid van de diverse web sites te bekijken dient men op de hoogte te zijn van de verschillende niveaus van overeenkomsten die gedefinieerd zijn binnen de “Web Content Accessibility Guidelines 1.0”. Daarmee wordt bedoeld dat binnen de verschillende richtlijnen die opgesteld zijn prioriteiten niveaus aangebracht zijn van elementair gehalte tot volledige conformiteit met de vooropgestelde richtlijn. Deze niveaus zijn de volgende; - Niveau van overeenstemming “A”: mijlpalen met prioriteit 1 zijn voldaan. - Niveau van overeenstemming “Double-A”: mijlpalen met prioriteit 1 en 2 zijn voldaan. - Niveau van overeenstemming “”Triple-A”: mijlpalen met prioriteit 1, 2 en 3 zijn voldaan.175 Dus volgens deze niveaus heeft de expert groep de steekproeven geëvalueerd op hun mate van universele toegankelijkheid. De uiteindelijke resultaten van dit onderzoek waren toch niet echt bemoedigend gezien de periode waarop deze steekproef van toepassing was namelijk september en oktober 2002. Ten aanzien van het laagste niveau van overeenstemming waren er 11 van 17 onderzochte sites hiermee niet in orde hoewel er natuurlijk wel onderlinge verschillen waren in de mate dat deze verwijderd waren om dit label A te verkrijgen. Daarnaast was er geen enkele web site die volledig in overeenstemming was met het niveau AA. Enkele van de meest voorkomende conformiteitproblemen waren ondermeer pagina’s die niet bevestigden door bijvoorbeeld het voorkomen van fouten in de HTML code, het gebruik van formulieren zonder daarbij op expliciete wijze labels aan te associëren, etc. Hieruit kunnen we reeds vlug constateren dat de voorbeeldfunctie die nationale overheden toch op dit vlak hebben tekort schiet. Hierbij kan men toch wel de vraag stellen of de Europese Unie voldoende druk legt bij haar lidstaten om de implementatie voor de openbare websites effectief door te drukken. Het is misschien ook interessant om te bekijken hoe de lidstaten met de aanvaarding van de WAI-richtlijnen staan doordat wanneer men hiervoor nog niet ver gevorderd is de voorgaande tekortkoming aan conformiteit vlug kan verklaard worden. In bijlage 3 176 174
Web Content Accessibility Guidelines 1.0 W3C (World Wide Web Consortium), (http://www.w3.org/TR/WAI-WEBCONTENT/), 26 februari 2003. 175 Conformiteiten niveaus van WCAG 1.0 W3C (World Wide Web Consortium), (http://www.w3.org/TR/WAI-WEBCONTENT/#Conformance), 26 februari 2003. 176 Cf. Bijlage 3 : Summary of WCAG 1.0 Conformance Evaluations of Web Sites nominated by the e-Accessibility Expert Group
76
vinden we een overzicht van de diverse lidstaten van de Europese Unie en hun status qua aanvaarding op diverse niveaus op het tijdstip september/oktober 2002. Na raadpleging van deze tabellen kunnen we toch voorzichtig twee conclusies trekken namelijk enerzijds het feit dat aanvaarding van niveau AAA niet in alle lidstaten reeds opgenomen is in de richtlijnen en anderzijds de verschillen tussen federaal en lokaal niveau waarbij voor deze laatste zeker nog grote inspanningen zullen moeten geleverd worden.177
8.4 Oprichting van een netwerk van kenniscentra dat een Europese opleidingsmodule "design for all" moet ontwikkelen voor de opleiding van ontwerpers en ingenieurs (2002) Het toepassen van het “Design for All”-principe op alle raakvlakken, niet alleen gerelateerd aan de informatiemaatschappij, is een doelstelling die uiteindelijk tot stand dient te komen indien men sociale minderheden, mindervalide personen etc. niet wenst uit te sluiten uit onze steeds sneller wijzigende maatschappij. Het is daarom noodzakelijk om te kijken wat men nu precies verstaat onder dit principe. Binnen de informatiemaatschappij en doelstellingen beoogd binnen het eEurope initiatief verstaat men het volgende daaronder: - het ontwikkelen van technologieën, producten, diensten en toepassingen gerelateerd aan de informatiemaatschappij waarbij aangetoond werd dat deze voor het overgrote deel van potentiële gebruikers geschikt is zonder dat daarvoor wijzigingen moeten aan worden aangebracht; - het ontwikkelen van producten die makkelijk aanpasbaar zijn met betrekking tot verschillende doelgroepen aan gebruikers; - het ontwikkelen van producten die over een gestandaardiseerde interface beschikken waarbij deze bovendien in staat zijn om toegankelijk te zijn via gespecialiseerde toestellen op het gebied van gebruikersinteractie.178 Met betrekking tot deze maatregel, het oprichten van een netwerk van kenniscentra, werd in juli 2002 “EDeAN” opgericht met als voornaamste doel het benadrukken van het zogenaamde “Design for All”principe binnen de globale context van e-toegankelijkheid en dit dus te bevorderen. Het institutionele orgaan EDeAN vormt in feite een overkoepelende instantie van diverse Nationale Contact Centra (NCC) die zich hoofdzakelijk bezig houden met “Design for All” en e-toegankelijkheid. Daarenboven zijn deze tevens verantwoordelijk voor de nationale entiteiten van EDeAN, dus elke lidstaat zal dus over een dergelijk centrum beschikken. Dit Europese netwerk werd voornamelijk opgericht om de volgende zaken te realiseren; - het zorgen voor input voor een Europees studiepakket in “Design for All”; - de creatie van een forum voor alle zaken die “Design for All” aanbelangen; - het delen van ideeën via het organiseren van gezamenlijke activiteiten zoals conferenties.179
177
e-ACCESSIBILITY EXPERT GROUP, eEurope Action Plan 2002/eAccessibility: WAI contents guidelines for public Web sites in the EU, Final Progress Report, December 2002, 59 blz., (http://europa.eu.int/information_society/topics/citizens/accessibility/web/wai_2002/eaccess2002_report_final/a_documents/ ap2002-wai-rep3.doc), 26 februari 2003, blz. 52-59. 178 Design for All EDeAN (European Design for All e-Accessibility Network), http://www.e-accessibility.org/design_for_all.htm, 26 februari 2003. 179 European Design for All e-Accessibility Network (EDeAN) EDeAN (European Design for All e-Accessibility Network), http://www.e-accessibility.org/, 26 februari 2003.
77
We kunnen reeds constateren in de praktijk dat de Nationale Contact Centra reeds aanwezig zijn in de Europese Unie. Voor België zal dit de vzw “Toegankelijkheidsbureau” 180 zijn. Na consultatie van hun website, ter controle, kon echter geen informatie gevonden worden betreffende de toegankelijkheidsproblematiek voor de informatiemaatschappij en het “Design for All”-principe. Voor andere raakvlakken over toegankelijkheid zoals bijvoorbeeld vervoer en wonen was dit dan wel het geval. Het is dan ook niet opportuun van EDeAN om deze website naar voor te schuiven als het nationaal contactcentrum voor België. 181
8.5 Conclusie De introductie van de richtlijnen opgesteld door het “Web Accessibility Initiative” leveren een grote bijdrage om te zorgen dat minderheden niet uitgesloten worden bij de totstandkoming van de informatiemaatschappij. Toch moet er opgemerkt worden dat de implementatie van deze richtlijnen op nationaal niveau toch wat stroever verloop. Het zou misschien beter geweest zijn om de implementatie en aanvaarding van de richtlijnen op nationaal niveau in diverse fasen te laten verlopen. Zo zou tegen een eerste deadline alle openbare websites bijvoorbeeld aan het conformiteitniveau A moeten voldoen. Zo zou de implementatie van de richtlijnen bij de diverse lidstaten wat efficiënter en overzichtelijker verlopen wat nu niet echt het geval is. Daarnaast zal men tevens voldoende aandacht moeten schenken om deze richtlijnen ook te laten gelden op lokaal niveau.
9 eGezondheid 9.1 Inleiding Het aanbieden van online gezondheidsinformatie –en diensten zou in de toekomst meer efficiëntie binnen Europa kunnen opleveren. Zo is het ondermeer interessant en noodzakelijk om op een consequente wijze medische informatie op elektronische wijze ter beschikking te stellen van de Europese burger zodoende dat ondermeer preventieve maatregelen kunnen ondernomen worden door deze laatste tegen allerlei kwalen. Daarnaast zou een meer pan-Europese samenwerking tussen gezondheidsspecialisten, door ondermeer gebruik te maken van online medische bibliotheken, significante voordelen kunnen opleveren. Ook het beschikbaar stellen van medische dossiers buiten het land van herkomst van de patiënt is voor verbetering vatbaar en kan mogelijke complicaties bij heelkundige ingrepen in het buitenland voorkomen. Dit alles geeft het mogelijke potentieel en de richting weer naar waar de Europese Unie in de toekomst naar toe kan evolueren. De hierna volgende doelstellingen en maatregelen proberen dit stuk voor stuk te realiseren.
180
Nationaal Contact Centrum (NCC) België EDeAN (European Design for All e-Accessibility Network), http://www.e-accessibility.org/national_contact_centres.html, 26 februari 2003. 181 VZW Toegankelijkheidsbureau DE LETTER, F., (
[email protected]), informatieaanvraag, e-mail aan FRANSSEN, K., (
[email protected]), 5 april 2003.
78
9.2 Identificatie beste praktijken van regionale gezondheidszorgnetwerken en vaststellen van prioriteiten voor medische online bibliotheken (2000) Maatregelen en acties werden ondernomen bij het IST werkprogramma onder het 5de kaderprogramma. Op het vlak van e-gezondheid werd aandacht besteed in twee actielijnen. 182 De eerste actielijn, genaamd “Best Practice and Demonstration actions in Regional Healthcare Networks”, had als voornaamste doel het promoten van het gebruik van telematica gezondheidszorgnetwerken binnen Europa. Hierbij werd voornamelijk geconcentreerd rond het promoten van het gebruik van geïntegreerde, beveiligde zorgnetwerken om zo het beheer van het gezondheidszorgsysteem te verbeteren bij alle betrokken partners in kwestie. Meer concreet wou men dit bewerkstellingen via de identificatie van beste praktijken en grootschalige demonstraties. 183 De tweede actielijn, genaamd “Best practice and trials in e-Health “, had de bedoeling om het gebruik te stimuleren van informatie en communicatie technologieën bij zowel de aanbieders van gezondheidszorg als het regulerende orgaan dat verantwoordelijk is voor de gezondheidszorg. Dit om de initiatieven die genomen worden op het vlak van e-gezondheid, zowel op nationaal als op Europees niveau, te stimuleren. Met dergelijke initiatieven wordt ondermeer bedoeld het online aanbieden van medische informatie aan personen etc. Dit trachtte men opnieuw te realiseren door toepassing van twee zaken namelijk enerzijds het beoordelen en identificeren van de beste praktijken die betrekking hebben op online gezondheidstoepassingen en anderzijds proeven uitvoeren op het vlak van panEuropese gezondheidsinformatienetwerken.184 Deze twee actielijnen resulteerden bijgevolg in een groot aantal voorstellen voor gezondheidszorgnetwerken. Van deze voorstellen werden een aantal projecten, die reeds aan de gang zijn, geselecteerd. Enkele voorbeelden185 hiervan zijn ondermeer: - Electronic Remote Assistance in the Operating Room (IHELP), - World-wide online Reliable Advice to Patients and Individuals (WRAPIN).
9.3 Invoering prioriteiten op het gebied van de normalisatie van informatica in de gezondheidszorg (2000) In september 2000 werd door het CEN een rapport gepubliceerd over standaardisering op het vlak van informatica in de gezondheidszorg. Het doel van deze mededeling was om acties te ondernemen voor het ondersteunen van activiteiten in verband met standaardisatie van informatica op het vlak van gezondheidszorg. Interoperabiliteit kan alleen maar bereikt worden indien men zowel op Europees als op nationaal niveau gebruik maakt van dezelfde standaarden, dit niet alleen om een informatie infrastructuur op poten te zetten voor de gezondheidszorg maar dit is het geval voor elk supranationaal informatienetwerk. Uniforme standaarden ontbraken en daaraan wou het CEN dan ook iets aan doen. Het is noodzakelijk dat de diverse nationale inspanningen op het vlak van standaardisatie op elkaar afgestemd worden om te komen tot een Europees systeem waarbij tevens middelen niet overbodig
182
eGezondheid onder IST prgromma IST (Information Society Technolgoies), Appendex 1: Annex 1 – Structure of the research programmes of the fifth framework programme 1998-2002 (indirect actions) and their thematic priorities according to their workprogrammes, Università degli Studi di Milano, 15 december 2000, 14 blz., (http://ricerca.unimi.it/convint/vecchioconvint/Documenticomuni5PQ/annex1.pdf), 26 februari 2003, blz.5. IST (Information Society Technologies), Appendex 1: Annex 1 – Structure of the research programmes of the fifth framework programme 1998-2002 (indirect actions) and their thematic priorities according to their workprogrammes, National Documentation Centre Greece, 16 februari 2001, 14 blz., (http://www.ekt.gr/ncpfp5/tools/annex_formsa1_en.pdf), 26 februari 2003, blz.5. 183 IST-2000-1.1.4 Best Practice and Demonstration actions in Regional Healthcare Networks P.G. DEMIDOV YAROSLAVI STATE UNIVERSITY, (http://www.uniyar.ac.ru/projects/yarrin/114.htm), 26 februari 2003. 184 IST2001 - I.1.3 Best practice and trials in e-Health SLOVAK UNIVERSITY OF TECHNOLOGY IN BRATISLAVA, (http://www.elf.stuba.sk/idealist/program_ist/2001/key_action_1.html), 26 februari 2003. 185 Pilootprojecten eHealth EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europa.eu.int/information_society/eeurope/ehealth/best_practices/ongoing_projects/index_en.htm), 26 februari 2003.
79
worden verkwist omwille van het feit dat acties onvoldoende gecoördineerd zijn. Het rapport stelde dan ook verscheidene Europese maatregelen voor om dit te verwezenlijken; - Het verbeteren en publiceren van Europese standaarden gebaseerd op cumulatieve ervaring van reeds geïmplementeerde CEN prestandaarden van verschillende landen. De diverse standaarden die vroeger door het CEN zijn ontwikkeld waarbij landen telkens één van die standaarden op nationaal niveau implementeerden kunnen nu gebruikt worden om de beste praktijk te selecteren of indien nodig een combinatie van standaarden omvormen tot een enkel uniform systeem. - Uiteraard moet deze standaard voldoende afgestemd zijn om te kunnen omgaan met nieuwe ontwikkelingen op het vlak van de gezondheidszorg die nu reeds voorkomen in de praktijk zoals het gebruik van draadloze of mobiele communicatie om informatie ter zake te raadplegen. - Men moet tevens rekening houden met ontwikkelingen op lange termijn, daarmee wordt bedoeld dat standaarden niet alleen ten eersten aan de Europese behoeften moeten aan voldoen maar daarnaast tevens rekening moeten houden met simultane ontwikkelingen op internationaal niveau zodat in de toekomst de recent ontwikkelde Europese standaarden niet opnieuw moeten aangepast worden om conform te zijn met deze op wereldvlak. Daarenboven is het noodzakelijk dat er samenwerking en overleg zou zijn tussen enerzijds het standaardisatie instituut en anderzijds het bevoegde Directoraat-generaal Gezondheids-en Consumentenbescherming opdat de behoeften van de ene partij voldoende vertaald kunnen worden naar de uitwerking door de andere partij, namelijk het CEN.186 In wat vertaalt zich nu deze standaarden op het vlak van interoperabiliteit van gezondheidsnetwerken? Doordat de evolutie van Europa nu eenmaal tendeert naar een grensoverschrijdende, eengemaakte markt of continent op alle vlakken is het uiteraard noodzakelijk dat gegevens betreffende gezondheidszorg op Europees niveau beschikbaar zijn. Concreet kunnen we ons hier bijvoorbeeld voorstellen dat voor personen die omwille van hun beroepsbezigheden voortdurend door Europa bewegen het niet echt een overbodige luxe is indien hun medische geschiedenis toegankelijk is op Europees niveau. Nefaste neveneffecten van klinische behandelingen kunnen waarschijnlijk daardoor vermeden worden, denken we maar aan allergische reacties op bepaalde medicijnen. Een mogelijke (toekomstige) oplossing hiervoor kan het gebruik zijn van multifunctionele elektronische kaarten waarop ondermeer relevante informatie is opgeslagen met betrekking tot de medische toestand van een persoon. Wanneer nationale instanties verschillende standaarden, qua gebruik van dergelijke kaarten, toepassen valt de interoperabiliteit natuurlijk ook in het water. Uniforme standaarden zijn dus het begin van een efficiënte afstemming, op Europees en eventueel internationaal niveau, van de verschaffing van medische informatie.
9.4 Invoering van informaticahulpmiddelen zodoende dat burgers actief betrokken zijn bij de preventie en behandeling van ziekten (2003) De Europese Commissie zal op 22 en 23 mei 2003 een conferentie genaamd “eHealth 2003 High Level Conference” organiseren. Diverse groeperingen en organisaties zullen dan van de partij zijn zoals gebruikerorganisaties en ontwikkelaars van toepassingen gerelateerd aan e-gezondheid. Dus de mogelijkheden en toepassingen die ter beschikking van de gebruikers zouden komen te staan zullen tevens aan bod komen gedurende deze conferentie.187 Wanneer we aan het gebruik van informaticahulpmiddelen denken die burgers toelaat om zichzelf te informeren zodoende dat preventie van mogelijke kwalen meer kan verwezenlijkt worden zal het Internet als primair middel meer dan waarschijnlijk naar voren geschoven worden. Een dergelijke doelstelling, namelijk informaticahulpmiddelen aanwenden om de Europese burger te informeren en te sensibiliseren, zou op een redelijk eenvoudige manier kunnen gerealiseerd worden. Het is dus 186
CEN (European Committee for standardization), Enabling health on-line – The case for National and European actions for standards - Letter to the European health authorities, European parliament, European Commission and CEN/ISSS, 25 september 2000, 9 blz., (http://www.centc251.org/TCMeet/doclist/TCdoc00/N00-070rev.pdf), 1 maart 2003, blz. 1-3. 187 eHealth conference EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/ehealth/index_en.htm), 1 april 2003.
80
afwachten wat de conferentie oplevert en bovendien zouden de eventuele voorgestelde acties binnen een zo kort mogelijke tijdsspanne geïmplementeerd moeten worden. Een meest voor de hand liggend voorstel zou de creatie van een pan-Europese portaalsite zijn waar de burger over diverse kwalen en ziekten informatie kan inwinnen zoals de respectievelijk symptomen en waar een zekere interactie tevens mogelijk is. Natuurlijk zal deze website, in tegenstelling tot vele andere gezondheidsgerelateerde websites op het Internet, op een efficiënte wijze gecontroleerd moeten worden op de medische juistheid van de informatie die aangeboden zou worden en tevens de volledigheid ervan te waarborgen. Idealiter zou dit moeten georganiseerd en uitgevoerd worden door een afzonderlijk Europees orgaan dat voornamelijk fungeert als controle instantie voor zaken die de Europese Unie aanbelangt of, indien dit niet wenselijk is, de oprichting van een nieuw onderdeel binnen het Directoraat-generaal Gezondheids- en Consumentenbescherming. Betreffende deze problematiek heeft de Europese Commissie in november 2002 een mededeling gedaan over kwaliteitscriteria voor websites met medische informatie. Verschillende zaken werden hierbij aangesneden waaronder privacy en de bescherming van medische gegevens, actualisering van medische informatie, hulp bij het opzoeken van informatie etc.188 Het voorgaande is een eerste stap die de Europese Unie kan nemen om de burger op een correcte wijze te informeren over zijn gezondheid. Wanneer men een hogere graad van interactie wenst te bekomen zou het interessant zijn om, bijvoorbeeld als onderdeel van de portaalsite, een forum te lanceren waar burgers in contact kunnen komen met gezondheidsspecialisten en aanverwante pan-Europese organisaties. Dit laat een meer persoonlijk contact en vraagstelling toe vanuit het oogpunt van de burger zodoende dat deze op een consequente en efficiënte wijze een antwoord bekomt op zijn mogelijke probleemstelling. Een dergelijk gezondheidsportaal is nog niet verwezenlijkt door de Europese Unie maar acties worden ondernomen binnen het huidige “Public Health Programme” met looptijd 2003-2008 om dit te realiseren.189
9.5 Het verbinden van professionals en beheerders uit de gezondheidszorg in een gezondheidstelematica-infrastructuur (2004) Op de gezondheidsconferentie190 die dit jaar nog zal gehouden worden zou dit aspect tevens uitgebreid toegelicht worden. Een belangrijk concept bij deze doelstelling is het zogenaamde “Electronic Health Record”191 dat zou toelaten om medische dossiers beschikbaar te houden voor de zorgverschaffers bij de diverse medische disciplines en instituten. Dit impliceert uiteraard dat het voor deze zorgverstrekkers vergemakkelijkt wordt om over een patiënt elkaar te raadplegen om bijvoorbeeld een tweede medische diagnose of opinie te bekomen. Natuurlijk kunnen nog meer supplementaire mogelijkheden tot stand komen met de tijd zoals ondermeer het gebruik van elektronische voorschriften tussen de doktor in kwestie van de patiënt en de apotheker zodoende dat de communicatie tussen beide partijen meer geoptimaliseerd wordt. Een dergelijk netwerk tussen gezondheidsspecialisten zal uiteraard niet voor morgen zijn, daarvoor zal men eerst de diverse problemen moeten bekijken en concreet uitwerken zoals de beveiliging etc. Wanneer de Europese Unie dit wenst te verwezenlijken in elke lidstaat tegen de vooropgestelde datum kan deze wel voor een verrassing komen te staan. De praktijk staat nog steeds ver af van de vooropgestelde, theoretische, maatregelen die een politieke instantie wenst te realiseren. Dit dient dan ook op de conferentie in mei aan bod te komen waarbij een realistisch tijdskader opgesteld moet worden voor de diverse maatregelen die ondernomen zullen worden om een gezondheidsnetwerk op die schaal te realiseren binnen de Europese Unie. 188
Kwaliteitscriteria medische websites DE LETTER, F., (
[email protected]), Request for information, e-mail aan WILSON, P., (
[email protected]), 1 april 2003. 189 Health Forum EUROPESE COMMISSIE – DG GEZONDHEIDS- EN CONSUMENTENBESCHERMING, (http://europa.eu.int/comm/health/ph_overview/Health_forum/Health_forum_en.htm), 31 maart 2003. 190 eHealth conference EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/ehealth/index_en.htm), 1 april 2003. 191 Electronic Health Record (HER) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/ehealth/whatisehealth/index_en.htm), 1 april 2003.
81
9.6 De huidige toestand van e-gezondheid
Figuur 26: Internet en gezondheid (% praktijken die identificeerbare data betreffende patiënten overmaken , juni 2002) 192 De Europese Unie in zijn geheel scoort met een gemiddelde van 26,7% beduidend lager dan de koploper binnen de lidstaten namelijk Denemarken. Onderlinge discrepanties worden hier weer zichtbaar binnen de Europese Unie. Het is noodzakelijk dat het verschil tussen de landen onderling in ieder geval beperkt wordt daar dit de werking van medische instanties in bepaalde landen kan verstoren. Het is niet denkbeeldig om te veronderstellen dat medische praktijken of instellingen, die gewend zijn om medische informatie in verband met een patiënt te versturen naar een andere instelling, deze kan zich zowel in het binnenland als in het buitenland bevinden, deze informatie tevens ook aanvragen wanneer een buitenlandse patiënt in hun instelling verblijft. Wanneer het land van herkomst van deze patiënt, bijvoorbeeld Griekenland, niet voorzien is of niet gewoon is om dergelijke informatie op een elektronische wijze beschikbaar te stellen voor een andere instelling kan dit natuurlijk de werkwijze grondig over hoop halen van de medische instelling die de buitenlandse patiënt behandeld daar deze mogelijke complicaties vooraf moet onderzoeken waarvoor eventueel te weinig tijd is omwille van de ernst van de toestand van de patiënt. Het is tevens interessant om deze gegevens, het aantal praktijken die informatie van de patiënt verstuurd indien nodig, eens te bekijken met percentages van medische praktijken die de mogelijkheid hebben of in staat zijn om deze gegevens te versturen via elektronische weg. De volgende grafiek toont deze cijferpercentages.
192
Internet and Health (% practices who transfer patient identifiable data, June 2002) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2002/e_health/patient_data/index_en.htm), 1 maart 2003.
82
Figuur 27: Internet en gezondheid (% medische praktijken verbonden met het Internet, juni 2002) 193 Deze grafiek vertoont in ieder geval een ander beeld dan de voorgaande grafiek. Zoals we kunnen vaststellen ligt het niveau van het aantal praktijken dat aangesloten is tot het Internet hoog, tot zeer hoog. Men kan zich nu de vraag stellen waarom medici, die de mogelijkheid hebben om informatie door te sturen, dit niet doen. Het is dus noodzakelijk, indien men natuurlijk een uniforme voorziening wenst te scheppen op het vlak van medische informatie, om gezondheidsspecialisten zowel aan te moedigen als te stimuleren via allerhande maatregelen om gebruik te maken van een dergelijke mogelijkheid. Dit zal alleen maar positieve gevolgen met zich meebrengen zodat de veiligheid en gezondheidstoestand van de patiënten in kwestie alleen maar verbeteren en daarenboven primeren.
9.7 Conclusie Zoals de voorgaande onderdelen reeds aangetoond hebben zit er veel potentieel in het aanbieden op elektronische wijze van medische informatie. Dit zal niet alleen voordeel opleveren voor de diverse gezondheidsspecialisten –en instellingen maar ook de burger zal makkelijker informatie kunnen bekomen indien dergelijke gezondheidsnetwerken tot stand komen. Op het vlak van het aanbieden van informatie betreffende gezondheidsgerelateerde onderwerpen aan de burger werd reeds wat vooruitgang geboekt maar het beoogde interactieve forum blijft wat achterwege. Daarnaast zal de moeilijkste brok de realisatie van een pan-Europees gezondheidsnetwerk zijn die de diverse instellingen en specialisten met elkaar zal kunnen verbinden. Er zijn hiervoor nog te veel barrières en belemmeringen aanwezig die overwonnen dienen te worden waarbij sommige lidstaten er beter voor staan dan andere.
193
Internet and Health (% Medical Practices connected to the Internet, June 2002) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2002/e_health/online_doctors/index_en.htm), 1 maart 2003.
83
10 Intelligent transport 10.1 Inleiding Het transport binnen Europa, indien het nu weg –of luchttransport is, heeft nood aan een grondige herstructurering. De verkeersdrukte is ongelooflijk sterk toegenomen waardoor dit zich vertaalt in onder andere steeds langere files die zich ophopen op onze autosnelwegen en steeds langere wachttijden wanneer het aankomt op luchtvervoer. Een dergelijke problematiek moet op supranationaal niveau aangepakt worden zodoende dat ondermeer nieuwe technologieën op panEuropees vlak kunnen bijdragen tot een vermindering van wachttijden, files etc. De volgende doelstellingen en maatregelen trachten mogelijke scenario’s voor te stellen die Europa in de toekomst moet bevrijden van de hiervoor genoemde problemen.
10.2 Realisatie van pan-Europese bijstandsvoorzieningen waaronder 112 (2001) De bedoeling van de introductie van een dergelijk nummer was om alle Europese burgers een uniform noodnummer aan te bieden dat in alle lidstaten van de Europese Unie toegankelijk zou zijn waardoor dit uiteraard significante voordelen zou opleveren voor de grensoverschrijdende Europeaan.194 In juli 2000 werd door de Europese Commissie een voorstel tot een richtlijn gedaan op het gebied van universele dienstverlening. Een belangrijk onderdeel van dit rapport was het Europese nummer “112”. Dit nummer zou dan voor diverse doeleinden gebruikt kunnen worden door elke Europese burger zoals het bekomen van bepaalde inlichtingen alsook het verwittigen van hulpdiensten. In het voorstel werden tevens alle praktische problemen van een dergelijk overkoepelend Europees nummer aangekaart en verder uitgewerkt.195 De richtlijn werd uiteindelijk goedgekeurd en aanvaard in maart 2002.196 Hoe staat het nu in feite in de praktijk met dit Europees bijstandsnummer? Het Europese noodnummer 1-1-2 is reeds een bepaalde tijd operationeel in alle landen van de Europese Unie, zoals uit te maken valt uit een onderzoek verricht in september 2001.197 In bijlage 4 198 vind u een overzicht van deze landen en in welke talen de oproep kan beantwoord worden door de operator.
194
Noodnummer 112 EUROPESE COMMISSIE – DG MILIEU, (http://europa.eu.int/comm/environment/civil/112_en.htm), 3 maart 2003. 195 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Voorstel voor een richtlijn voor het Europees Parlement en de Raad inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en –diensten, COM(2000) 392 definitief, Brussel, 12 juli 2000, 49 blz., (http://europa.eu.int/ISPO/infosoc/telecompolicy/review99/com2000-392nl.pdf), 3 maart 2003, blz. 2-7. 196 PUBLICATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en –diensten (Universeledienstrichtlijn), 24 april 2002, 27 blz., (http://europa.eu.int/information_society/topics/telecoms/regulatory/new_rf/documents/l_10820020424nl00510077.pdf), 3 maart 2003, blz.1. 197 EUROPESE COMMISSIE – DG MILIEU, State of Implementation of the single European emergency call number 1-1-2 (As of September 2001), Version 2.0, Brussels, 18 oktober 2001, (http://europa.eu.int/comm/environment/civil/pdfdocs/112surv-2001.pdf), 3 maart 2003, blz. 3-4. 198 Cf. Bijlage 4: State of implementation within the EU of the single European emergency call number - 112
84
Niettemin kwam in de lente van 2000 aan het licht, door de “Eurobarometer” enquête van de Europese Commissie, dat weinig Europeanen op de hoogte waren van een dergelijke overkoepelend nummer. De onderstaande grafiek heeft een overzicht per lidstaat.199
Knowledge of the single European emergency call number 11-2
Percentage
100 80 60 40 20 0 EL IRL UK
B
I
F
A
D
E EU P NL DK FIN L
S
Country Figuur 28: Kennis van het uniforme Europese bijstandsnummer 1-1-2 Het is dus noodzakelijk om voor de landen, die onder een aanvaardbaar niveau zitten, nationale campagnes te organiseren zodat de burger bewust is van de mogelijkheid die voorhanden is wanneer hij in het buitenland vertoeft om gebruik te maken van het bijstandsnummer. Ook ons land, België, behoort tot deze groep die bewustmakingsmaatregelen zou moeten ondernemen. België heeft hiervoor een campagne gelanceerd met als looptijd 1 augustus 2001 tot 30 juni 2003. Als onderdeel hiervan werd hiervoor een website, met name http://www.112sos.be, als ondersteuning in het leven geroepen waarbij diverse vragen beantwoord worden met betrekking tot dit Europese noodnummer. Toch is het opvallend dat weinig van deze campagnes in de media aan bod komen, waardoor het aantal burgers dat van dit noodnummer op de hoogte is waarschijnlijk niet spectaculair toegenomen zal zijn.200
10.3 Voorziening actieve veiligheidsverbeterende systemen bij nieuwe auto’s in Europa (2002) Om een verhoogde veiligheid op de weg te bekomen is het noodzakelijk dat men gebruik maakt van de nieuwe technologieën die nu reeds tot onzer beschikking staan en deze aan te wenden in innoverende, intelligente oplossingen binnen de Europese voertuigen. Doordat vele ongevallen deels veroorzaakt worden door het voorvallen van een menselijke fout is het daardoor uitermate belangrijk om te bekijken hoe de wanverhouding tussen de menselijke vaardigheden en de complexiteit van de verkeerssituatie aangepakt kan worden. Naast een betere opleiding van de bestuurder en het verbeteren van de verkeersinfrastructuur kan dit probleem deels ook opgelost worden door de zogenaamde “Intelligent Integrated Road Safety Systems”. De huidige stand van technologie laat ons reeds toe om via het gebruik van ABS en ESP de bestuurder toe te laten de kans, dat deze de controle over zijn voertuig verliest, te doen verminderen. Tegenwoordig staat de volgende generatie aan technologie te 199
Knowledge of the single European emergency call number 1-1-2 EUROPESE COMMISSIE – DG MILIEU, (http://europa.eu.int/comm/environment/civil/prote/112/112knowledge_en.htm), 3 maart 2003. 200
Campagne 112 van de Belgische overheid EUROPESE COMMISSIE – DG MILIEU, (http://europa.eu.int/comm/environment/civil/prote/cpactiv/cpact04l.htm), 3 maart 2003.
85
popelen om zijn introductie te maken, denken we maar geavanceerde bijstandssystemen en actieve veiligheidssystemen voor de bestuurder. Deze zullen bovendien niet louter rekening houden met enkel de bestuurder en zijn voertuig maar ook de directe omgeving. Rekening houdend met het laatste kan men niet anders dan affirmeren dat het gebruik van dergelijke systemen, onder de vooropgestelde doelstelling, een uitermate grote impact kan betekenen op veiligheid en organisatie van het verkeer in de, hopelijk, nabije toekomst.201 Als onderdeel van het “Information Society Technologies” programma van de periode 1998-2002 werd een onderzoek verricht waarbij tevens veiligheidsverhogende systemen met betrekking tot nieuwe auto’s aan bod kwam. Het is dus de bedoeling dat nieuwe voertuigen moeten voldoen aan een reeks van technische voorwaarden, met betrekking tot veiligheid en CO2 emissies, vooraleer deze mogen aangeboden worden op de Europese markt. Dit proces wordt ook wel “EC Whole Vehicle Type-Approval” genoemd. Daarnaast moet Europa tevens rekening houden met technologische veranderingen en vooruitgang die een grote impact hebben op deze sector. Reguleringen die dergelijke nieuwigheden belemmeren moeten verdwijnen. 202 Het “WVTA”-proces is reeds van toepassing voor personenwagens en motorfietsen sinds respectievelijk 1998 en 1999. Deze voertuigen moeten dus eerst perfect in orde zijn met de relevante richtlijnen die betrekking hebben op de veiligheid en dergelijke om op de markt te kunnen worden verkocht.203 In een rapport opgesteld door de e-veiligheid werkgroep werden diverse actieve intelligente systemen voorgesteld die, wanneer ze uiteraard ingebouwd worden in het voertuig, sterk de veiligheid in het verkeer zouden kunnen doen toenemen. Concrete voorbeelden van dergelijke systemen zijn ondermeer systemen die de bestuurder waarschuwen indien er zich een botsing zal voordoen bijvoorbeeld veroorzaakt door een dichte mist. Daarnaast systemen die automatisch een veilige afstand bewaren met een voertuig ervoor en indien nodig zal deze de snelheid aanpassen. Het probleem van dergelijke systemen, indien ze reeds bestaan, is de te hoge kostprijs om deze voor een schappelijke prijs in alle wagens te installeren. Een ander probleem van dergelijke nieuwe technologieën is het feit dat een grootschalige implementatie ervan in de praktijk onnoemelijk complex is waarbij diverse raakvlakken bij komen kijken waaronder sociale, technologische en juridische aspecten.204 Wanneer de Europese Unie wenst te komen tot een dergelijke pan-Europese realisatie van een verkeersveiligheidssysteem zal dit uiteraard niet voor de eerst volgende jaren zijn. Concentratie rond technologieën die reeds bestaan en die tegen een schappelijke prijs grootschalig gefabriceerd kunnen worden moeten eerst in overeenstemming tussen de Europese overheden en de autofabrikanten standaard in de voertuigen opgenomen worden. Naast deze wetgevende maatregelen beseft Europa dat tevens marktinitiatieven noodzakelijk zijn om de auto’s van actieve veiligheidsverbeterende systemen te voorzien. Om dit te bewerkstelligen hebben zowel Europese, Japanse en Koreaanse autoconstructeurs er zich toe bewogen om vanuit hun eigen initiatief maatregelen te introduceren om de dodelijke ongevallen en deze met letsels bij voetgangers te verminderen.205
201
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eSafety: Final Report of the eSafety Working Group on Road Safety, november 2002, 55 blz., (http://europe.eu.int/information_society/programmes/esafety/doc/wg/esafety_wg_final_report_nov02_final.pdf), 5 april 2003, blz. 11. 202 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Research on Integrated Safety Systems for Improving Road Safety in Europe: The Information Society Technologies (IST) programme 1998-2002, September 2002, 24 blz., (http://europe.eu.int/information_society/programmes/esafety/doc/brochure_en.pdf), 3 maart 2003, blz. 9. 203 EC Whole Vehicle Type-Approval system EUROPESE COMMISSIE – DG ONDERNEMINGEN, (http://europa.eu.int/comm/enterprise/automotive/pagesbackground/regulatoryframework.htm), 3 maart 2003. 204 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eSafety: Final Report of the eSafety Working Group on Road Safety, november 2002, 55 blz., (http://europe.eu.int/information_society/programmes/esafety/doc/wg/esafety_wg_final_report_nov02_final.pdf), 5 april 2003, blz. 22-27. 205 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, eSafety: Final Report of the eSafety Working Group on Road Safety, november 2002, 55 blz., (http://europe.eu.int/information_society/programmes/esafety/doc/wg/esafety_wg_final_report_nov02_final.pdf), 5 april 2003, blz. 33.
86
10.4 Verkeers- en reisplanning informatiediensten moeten 50% van de grotere steden beslaan (2002) Indien de mogelijkheid ontstaat om real-time verkeersinformatie te verschaffen kan dit een enorme impact hebben op zowel de bestuurder als het verkeer in zijn geheel. Denken we maar concreet wanneer zich een ongeval voorgedaan heeft waardoor een bepaalde autoweg gedurende onbepaalde tijd onderbroken is. Indien de reiziger dit voldoende vroeg te weten komt kan deze een alternatieve route uitstippelen en zal globaal de kans op secondaire accidenten ten gevolge van het primaire ongeval dalen. In 1999 is het pan-Europese RDS-TMC (Radio Data System Traffic Message Channel) systeem in werking getreden. Dit verkeerskanaal is een specifieke toepassing voor het FM RDS systeem waarbij real-time verkeers –en weersinformatie wordt uitgezonden.Dit systeem biedt reeds uitgebreide mogelijkheden zoals het feit dat bijvoorbeeld de berichten kunnen gefilterd worden zodoende dat de bestuurder enkel de relevante informatie hoort die hij benodigd voor zijn reis onderweg. Maar indien men de juiste apparatuur heeft kan men hierin nog veel verder gaan. Zo kan een bestuurder, die beschikt voor een navigatiesysteem dat TMC ondersteunt, gebruik maken van dynamische route begeleiding. Hierdoor wordt het dus mogelijk, indien er zich een ongeval voorgedaan heeft op de huidige reisroute, dat het navigatiesysteem automatisch wanneer hij deze informatie ontvangt een alternatieve route selecteert voor de gebruiker zodoende dat deze quasi geen hinder ondervindt om zijn weg te vervolgen. Over het algemeen zal het slechts 30 seconden duren tussen het eerste bericht dat binnenkomt in het verkeersinformatiecentrum betreffende een ongeval dat zich voorgedaan heeft en het moment dat deze informatie de bestuurder bereikt.206
10.5 De belangrijkste Europese netwerken moeten beschikken over congestie-informatie en –beheerssystemen (2002) Op 22 november 2000 deed de Europese Commissie een mededeling aan het Europees Parlement en de Raad omtrent Galileo. In dit rapport bevestigde ondermeer de Commissie de mate van belangrijkheid die Galileo kan betekenen voor Europa, we hoeven daarvoor enkel te kijken naar het succesverhaal van het Amerikaanse GPS systeem. Niet alleen kan deze bijdragen tot de verdere ontwikkeling van de verschillende economieën van de lidstaten maar zal deze Europa in staat stellen om onafhankelijk te worden van de reeds bestaande systemen. Tevens kwam de oprichting van publiek/private partnerschappen aan bod die de drijvende kracht zouden zijn om dit project te realiseren maar dit vereist eerstvolgend een juridisch en financieel kader. Denken we hierbij ondermeer aan een managementstructuur voor het Galileo project waar de diverse partijen in zetelen.207 Op 5 april 2001 kwam er een resolutie tot stand door de Raad op het gebied van Galileo. De Raad ging hierbij met diverse maatregelen akkoord die de kernelementen bevatten voor het starten van de ontwikkelingsfase van het Galileo-project als volgende stap. Ze ging hier voornamelijk de voorstellen van de Commissie in haar mededeling confirmeren en wat meer concrete informatie toevoegen zoals het oprichten van een verantwoordelijke entiteit voor het beheer, de administratie en de financiële controle van het gehele project. Opnieuw werd hier de intense samenwerking benadrukt met ESA.208
206
Radio Data System Traffic Message Channel (RDS-TMC) TRAFFIC MESSAGE CHANNEL, (http://www.tmcforum.com/tmc/what_is.htm), 5 april 2003. HUBO, B., ‘Verkeersinfo op verzoek: In herfst kanaal foor filemelding’, internet, De Standaard Online, 13 juli 1999, (http://www.standaard.be/Archief/zoeken/DetailNew.asp?full=0&articleID=dst9907130014&trefwoord=RDS%2DTMC), 5 april 2003. 207 EUROPESE COMMISSIE – DG ENERGIE EN VERVOER, Commission Communication to the European Parliament and the Council on Galileo, Brussels, 22 november 2000, COM(2000) 750 Final, 53 blz. (http://europe.eu.int/comm/dgs/energy_transport/galileo/doc/gal_com_2000_750_en.pdf), 8 april 2003, blz. 3-4. 208 CELEX, Resolutie van de Raad over Galileo, Publicatieblad Nr. C 157 van 30/05/2001 blz. 0001 – 0003, 5 april 2001, (http://europe.eu.int/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexplus!prod!JO_RefPub&serie_jo=C&an_jo=2001&nu_jo=157&pg_j o=1&lg=NL), 8 april 2003.
87
Wat is de toestand nu in feite van dit eerder ambitieuze project genaamd Galileo? De oprichting van de “Galileo Joint Undertaking” (GJU) of de gezamenlijke onderneming Galileo werd aanvaard op 21 mei 2002. Het is duidelijk dat dit een uitermate belangrijk onderdeel zal vormen voor het project daar deze verantwoordelijk is voor het afronden van de ontwikkelingsfase van het programma. Doordat in de toekomst zowel de fase van de plaatsing als de commerciële exploitatie in handen zal komen van een private “onderneming” zal de GJU de uitermate belangrijke taak hebben om een dergelijk consortium aan te duiden onder degenen die zich hiervoor kandidaat zullen stellen. Uiteraard zal de keuze beïnvloedt worden door de inbreng van kapitaal in het programma door de toekomstige concessiehouder. In de praktijk echter zijn er vertragingen opgetreden om dit orgaan op te richten. Deze doen zich voor bij het ESA dat in staat voor het ontvangen van de financiële participaties van de lidstaten die wensen mee te werken aan het Galileo project. Wederom zijn er lidstaten die omwille van zowel nationale als internationale politieke redenen, veelal de status, als absolute nummer één wensen erkent te worden op het vlak van het verschaffen van financiële middelen binnen Galileo. De oprichting van de GJU zou er zo vlug mogelijk moeten komen zodat het plan om inschrijvingen aan te kondigen voor de ontwikkelingsfase kan goedgekeurd worden. In een voorgaande resolutie van de Raad werd ondermeer beslist om een orgaan op te richten dat zich zou bezig houden met beveiligingskwesties op het gebied van Galileo. De raad heeft deze beslissing nog steeds niet in de praktijk omgezet. Hieruit concluderend nam de Commissie dan maar het initiatief om diverse ontmoetingen te organiseren met experten ter zake. Uiteraard is het noodzakelijk dat dergelijk overleg in een zo’n vroeg mogelijk stadium van start gaat om in staat te zijn toekomstige veiligheidsproblemen tegen te gaan.209 De voorgaande paragraaf toont duidelijk aan dat de periode tussen enerzijds het goedkeuren van een beslissing om iets te ondernemen en effectief acties te ondernemen om dit uit te voeren dringend moet verminderd worden. Het blijven dralen betekend nefaste gevolgen bij diverse raakvlakken waardoor in extremis het volledige project kan gehypothekeerd worden.
10.6 De luchtvaartroutes dienen te beschikken over een infrastructuur waarmee de congestie kan worden verminderd (2004) Op 19 juli 1999 kwam er een resolutie tot stand van de Raad betreffende de situatie in verband met vertragingen in het luchtverkeer in Europa. Daarbij verzocht de Raad aan de Europese Commissie om een mededeling voor te bereiden over recente en lopende maatregelen ter beperking van de vertragingen en de congestie in het luchtruim en dit om de Raad in staat te stellen de impact van dergelijke acties te evalueren en indien nodig nieuwe initiatieven te ontwikkelen en van start doen laten gaan. Dergelijke maatregelen waren benodigd daar de bestaande luchtverkeerscontrolesystemen eind jaren ’90 niet echt in staat bleken te zijn om het luchtruim op een efficiënte wijze te beheren omwille van de hoge groei wat betreft luchtverkeer. Dit vertaalde zich uiteraard in een toename aan vertragingen en dergelijke. Niettemin de capaciteit van de controlesystemen van het luchtverkeer sinds begin jaren ’90 steeds toenam, waren de inspanningen die Eurocontrol hiervoor geleverd had onvoldoende om vertragingen in het luchtverkeer tegen te gaan. De reden waarom dit kwam is het feit dat elk land zich louter bezighield met zijn binnenlandse trafiek zonder rekening te houden met grensoverschrijdend luchtverkeer.210 Hierdoor ging een vlucht die vanuit West-Europa naar OostEuropa vloog meerdere verschillende controlecentra moeten ondergaan om ongelukken te vermijden.
209
EUROPESE COMMISSIE – DG ENERGIE EN VERVOER, Communication from the Commission to the European Parliament and the Council: State of progress of the Galileo programme, COM(2002) 518 final), Official Journal of the European Communities, 15 oktober 2002, 21 blz., (http://europe.eu.int/comm/dgs/energy_transport/galileo/doc/com2002_518_en.pdf), 8 april 2003, blz. 1-2. 210 Percentage of Flights Delayed duet o AFTM Regulations EUROPESE UNIE - SCADPLUS, (http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/l24158.htm), 5 april 2003.
88
De onderstaande grafiek toont ons duidelijk aan hoe in 1999 de situatie fel verslecht was en dus de noodzaak om er iets aan te doen van essentieel belang was.
Figuur 29: Percentage van vluchten met vertraging door AFTM reguleringen 211 Als gevolg van een mededeling die de Commissie in december 1999 gedaan had werd een “High Level”-groep opgezet onder impuls van zowel de burgerlijke als militaire autoriteiten die verantwoordelijk waren voor de luchtverkeercontrole in de diverse lidstaten. Meerdere partijen werden hierbij betrokken waaronder Eurocontrol voor zijn technische expertise maar ook de industrie, sociale partners etc. In november 2000 bracht deze groep een rapport uit met aanbevelingen zoals het oprichten van een publiek regulerend orgaan dat niet alleen over voldoende middelen diende te beschikken maar tevens onafhankelijk zou moeten zijn van de diverse partijen, het promoten van de introductie van nieuwe technologieën waarbij veiligheid centraal zou staan en bovendien de interoperabiliteit tussen deze systemen moest wordt verbeterd. Uiteraard speelde Eurocontrol een grote rol hierbij; daarmee wordt niet alleen bedoeld dat voor de oprichting van een uniform regulerend kader hun technische expertise goed van pas zou komen maar Eurocontrol opereert nu eenmaal reeds op een pan-Europees niveau waardoor dit de mogelijkheid biedt om zo de Europese landen dichter bij dit project te betrekken en te associëren.212 Om dit regulerende kader tot stand te brengen heeft de Europese Commissie in oktober 2001 voorstellen gedaan betreffende luchtverkeer. Initieel werden daarin vele elementen overgenomen die reeds in het rapport van de “High Level”-groep werden vermeld maar daarnaast ging men ook enkele beginselen definiëren op het gebied van de levering van luchtvaartnavigatiediensten, de organisatie en het gebruik van het luchtruim etc. In deze verordening van de Commissie beoogde men uiterlijk op 31 december 2004 dit Europese luchtruim tot stand te brengen. Deze ruimte zou moeten beheerd worden als één geheel en voldoende capaciteit hebben om in zowel de behoeften van de civiele als de militaire luchtvaart te voldoen.213 Maar hoe wordt nu in feite deze integratie van het Europese luchtruim en daarmee samenhangende technologische ontwikkelingen gefinancierd? Enerzijds gebeurt dit via het Trans-Europees Netwerk voor Transport (TEN-T) en anderzijds via de diverse kaderprogramma’s voor onderzoek en technologische ontwikkeling (RTD programma’s).
211
EUROPESE COMMISSIE – DG ENERGIE EN VERVOER, (http://europe.eu.int/comm/transport/air/single_sky/doc/key_figures/fly_delayed_en.pdf), 8 april 2003. 212 The High Level Group for air traffic control EUROPESE COMMISSIE – DG ENERGIE EN VERVOER, (http://europe.eu.int/comm/transport/air/single_sky/hlg_en.htm), 8 april 2003. 213 CELEX, Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, Publicatieblad Nr. C 362 E van 18/12/2001 blz. 0251 – 0254, (http://europa.eu.int/smartapi/cgi/sga_doc?smartapi!celexplus!prod!CELEXnumdoc&lg=nl&numdoc=52001PC0123), 8 april 2003.
89
TEN-T legt voornamelijk de nadruk op de eliminatie van bottlenecks die zich manifesteren in het netwerk waardoor een gebrek aan capaciteit kan ontstaan en het ontwikkelen en implementeren van nieuwe generatie netwerkcomponenten om zo uniformiteit en een verbeterde capaciteit te bekomen. De RTD programma’s echter zullen zich meer focussen rond ondermeer geavanceerde navigatiesystemen zoals Galileo en automatiseringstools om bijvoorbeeld de maximale operationele capaciteit van een luchthaven te verhogen.214
10.7 Conclusie Op het gebied van het wegverkeer zal de problematiek, o.a. verkeersopstoppingen en wegongevallen, in de toekomst ongetwijfeld grotendeels kunnen opgelost worden door intelligente navigatiesystemen. Uiteraard blijft een dergelijke implementatie vooraleerst nog toekomstmuziek waardoor het absoluut vereist is dat de ontwikkeling en ontplooiing van het Galileo project een primaire stempel krijgt opgekleefd door de Europese Unie. Wat betreft de organisatie van het luchtverkeer is het noodzakelijk dat een geïntegreerd luchtruim geschept wordt tegen de vooropgestelde datum namelijk 2004. Luchttrafiek zal alleen maar toenemen waardoor vertragingen onoverkomelijk zullen zijn indien men steeds blijft werken met de gefragmenteerde nationale luchtruimcontrolesystemen.
11 e-Government 11.1 Inleiding Het aanbieden van elektronische overheidsdiensten zal zowel voordelen opleveren voor de burger als voor de overheden zelf. De burger kan door gebruik te maken van een dergelijke dienstverlening kostbare tijd besparen en informatie die hij benodigd op een meer efficiënte wijze bekomen. Wanneer de overheden deze online dienstverlening op een goede manier organiseren en dit een succes blijkt te zijn onder de bevolking kan dit grote implicaties hebben op de administratieve kost omwille van het feit dat men minder gedistribueerd zal moeten werken om alle inwoners te bereiken. Aan de hand van de onderstaande maatregelen en doelstellingen zullen we bekijken hoe het gesteld is met deze prioriteit.
11.2 Eenvoudige toegang tot ten minste vier essentiële soorten van openbare gegevens in Europa (2000) In de volgende grafiek wordt, per land, aangegeven hoeveel openbare diensten online kunnen verricht worden. De cijfergegevens hebben wel betrekking op oktober 2001 daar er geen studies voor handen zijn die voor deze datum onderzoek op dit vlak verricht hebben. Met dergelijk online diensten wordt ondermeer verstaan de registratie van een nieuwe onderneming, openbare bibliotheken, het registreren van een nieuw voertuig etc. In bijlage 5 215 vindt u de volledige lijst van mogelijke online diensten die reeds konden verricht worden in de respectievelijke lidstaten van de Europese Unie.
214
Financial instruments for the implementation of the Single European Sky initiative EUROPESE COMMISSIE – DG ENERGIE EN VERVOER, (http://europe.eu.int/comm/transport/air/single_sky/financial_en.htm), 8 april 2003. 215 Cf. Bijlage 5: Online diensten verschaft door de overheid in de lidstaten, oktober 2001
90
Number
Number of full electronic public services provided by government, October 2001 7 6 5 4 3 2 1 0 FIN S DK UK IRL NL B
F
D
A
P
E
I
EL
L EU
Country Figuur 30: Aantal volledig elektronische openbare diensten aangeboden door de overheid, oktober 2001 216 Wat betreft deze doelstelling lijkt de Europese Unie, met een gemiddelde van 3.67, deze wel te halen. Traditioneel scoorden de Scandinavische landen weer goed. Opvallend wel is dat zowel Spanje en Portugal goed tot uitstekend presteerden op het aanbieden van openbare diensten via elektronische weg. Dit in tegenstelling tot andere deelvlakken van het eEurope initiatief. België echter presteerde bitter slecht, met géén enkele dienst die de burger volledig kon afhandelen op elektronische wijze. Een opmerking hierbij is dat enkel in de bovenstaande grafiek diensten worden weergegeven die voor 100 procent online te verrichten zijn; dus de vertoonde resultaten willen niet zeggen dat op sommige vlakken de individuele lidstaten nog niets gedaan hebben om deze online te laten uitvoeren. Om op dit vlak de resultaten toch wat te nuanceren wordt in de volgende grafiek het gemiddelde percentage, van de openbare diensten die opgenomen zijn in de lijst van het onderzoek, weergegeven voor elke lidstaat.
216
SPAANS MINISTERIE VAN OPENBARE ADMINISTRATIES, Evolution of eGovernment in the European Union: Report commissioned by the Spanish Presidency of the Council of the European Union, Madrid, 25-26 april 2002, 71 blz., (http://www.map.es/csi/pdf/eGovEngl_definitivo.pdf), 25 maart 2003, blz. 27-28.
91
Percentage of electronic public services provided by government, October 2001
Percenatge
80 60 40 20 0 FIN S
DK UK IRL NL BE
F
D
A
P
E
I
EL
L
EU
Country Figuur 31: Percentage van elektronische openbare diensten aangeboden door de overheid, oktober 2001 217 Op de bovenstaande grafiek bekomen we een meer realistischer beeld van de situatie in de verschillende lidstaten. De Europese Unie kwam hier te voorschijn met een gemiddelde van 46.2 %. Hierbij kunnen we dus wel stellen dat de Europese Unie, met zijn individuele lidstaten, op het moment van de gegevens namelijk oktober 2001, nog een lange weg af te leggen heeft om alle openbare diensten als alternatief elektronisch aan te bieden aan de Europese burger.
11.3 Overleg en feeback via het Internet over de belangrijkste politieke initiatieven (2000) De Europese Unie zal ten eerste gebruik maken van twee instrumenten om de kloof tussen burger en initiatieven vanuit de politieke sfeer te dichten of in ieder geval zo klein mogelijk maken. Op hun officiële webstek, namelijk http://europe.eu.int, voorziet de EU een nieuws sectie die beschikbaar is om te kiezen nadat de gebruiker zijn gewenste taal gespecifieerd heeft. Om het voor de gebruikers tevens te vergemakkelijken zal deze sectie in de diverse talen, die voorkomen binnen de Unie, voor handen zijn. In dit gedeelte van de website kan de gebruiker diverse kanten op; hierna volgen enkele concrete keuzemogelijkheden. De gebruiker heeft de mogelijkheid om de agenda van diverse Europese instellingen in te kijken zoals deze van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité. Maar deze mogelijkheid is niet beperkt tot enkel de Europese instellingen, de diverse evenementen die georganiseerd worden vanuit het oogpunt en relevantie van de Europese Unie kunnen opgevraagd worden. Wanneer de gebruiker op regelmatige basis wenst geïnformeerd te worden biedt het DirectoraatGeneraal Pers en Communicatie van de Europese Unie tevens een nieuwsbrief aan. Deze rondzendbrief wordt om de twee weken aan de abonnees bezorgd waarbij deze ondermeer toekomstige activiteiten van de Europese Unie en onderwerpen die rechtstreeks gerelateerd zijn met deze laatste behandeld. De nieuwsbrief heeft natuurlijk wel de intentie niet om een volwaardig alternatief te zijn voor de nieuwssectie van de website van de Europese Unie. Deze zal enkel de voornaamste ontwikkelingen en evenementen summier weergeven waarna de gebruiker via de snelkoppelingen die aangebracht zijn in de nieuwsbrief meer gedetailleerde informatie kan bekomen.
217
SPAANS MINISTERIE VAN OPENBARE ADMINISTRATIES, Evolution of eGovernment in the European Union: Report commissioned by the Spanish Presidency of the Council of the European Union, Madrid, 25-26 april 2002, 71 blz., (http://www.map.es/csi/pdf/eGovEngl_definitivo.pdf), 25 maart 2003, blz. 27-28.
92
Daarnaast biedt de Europese Commissie bovendien een meer interactieve web site aan genaamd “Your voice in Europe”. Diverse mogelijkheden worden daar aan de gebruiker aangeboden zoals ondermeer het geven van een opinie over diverse initiatieven van de Europese Unie, de burger kan tevens zich aanmelden tot debatten en real-time chat discussies betreffende diverse onderwerpen. 218 Deze locatie op het Internet biedt de Europese burger effectief de mogelijkheid om niet alleen relevante informatie te verkrijgen maar ook zijn eigen mening ten toon te stellen waarbij deze laatste zich niet enkel beperkt tot medeburgers maar ook tot beleidsmensen op het hoogste niveau. Deze website biedt daardoor niet alleen mogelijkheden voor de modale burger maar ook de Europese beleidsmensen kunnen, door gebruik te maken van dit forum op bepaalde tijdstippen, er voor zorgen dat hun voeling met wat de maatschappij effectief bezorgd of vragen over heeft niet verloren gaat. Aan de hand van deze interactieve online gemeenschap kan het “ivoren toren”-gevoel dat sommige mensen toch wel zullen hebben tegenover de Europese toppolitici wat minderen indien deze laatsten actief participeren in belangrijke online debatten.
11.4 Huidig e-government niveau In de onderstaande grafiek wordt de evolutie geschetst van de openbare diensten die door de burger online kunnen verricht worden. Een initiële toestand hebben we hiervoor 219 bekeken. Hierbij komen nog de percentages per lidstaat voor april 2002.
Figuur 32: e-Government – online beschikbaarheid van openbare diensten 2001-2 220 Het is hier wellicht overduidelijk dat er een positieve trend waarneembaar is op het vlak van het aanbieden van online openbare diensten aan de burger. Voornamelijk Ierland en Zweden hebben een goed vooruitzicht op een volledige elektronische voorziening van de vooropgestelde openbare 218
Your voice in Europe EUROPESE COMMISSIE, (http://europa.eu.int/yourvoice/index_en.htm), 4 april 2003. 219 Zie hoger, Deel II Hfdst. II 11.2, blz. 91-92. 220 eGovernment – online availability of public services 2001-2 EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2002/e_government/online_ps_01_02/index _en.htm), 5 april 2003. 93
diensten. In tegenstelling tot de andere lidstaten van de Europese Unie loopt Luxemburg toch nog een stukje achter, niettemin ze toch een positieve evolutie vertonen. Het is daarom te hopen dat deze achterstand zo vlug mogelijk ingehaald wordt, wat niet denkbeeldig is wanneer Luxemburg voldoende onderhevig is aan “peer pressure” van de overige leden. Het is natuurlijk niet alleen relevant om te weten hoeveel diensten er tegenwoordig online kunnen verricht worden maar het is tevens interessant om te weten hoeveel Internet gebruikers er nu in feite van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt. De volgende grafiek heeft deze evolutie weer van de internauten over de periode 2001-2002.
Figuur 33: Overheidsdiensten online (% Internet gebruikers die e-governement sites bezoeken, 2001-2) 221 Over het algemeen kunnen we hier tevens een positieve evolutie waarnemen. Qua niveau lijken de Scandinavische landen opnieuw het voortouw genomen te hebben op het vlak van Internet gebruikers die online openbare diensten gebruiken. Het gemiddelde van de Europese Unie circuleert rond de 40 à 50% wat niet echt overdreven hoog is. Dit is natuurlijk te begrijpen daar het aanbod van openbare diensten die online kunnen verricht worden nog geen optimum heeft bereikt, zoals we hiervoor geconstateerd hebben. Hierdoor kan het zijn dat de meer “populaire” diensten in bepaalde landen nog niet online verrichtbaar zijn. Door deze rechtstreekse koppeling, tussen enerzijds het aanbod van dergelijke online diensten en het aantal gebruikers ervan, zal het in de toekomst niet verwonderlijk zijn dat wanneer nieuwe diensten geïntroduceerd worden deze een grote impact kunnen betekenen op het gedrag in kwestie van de Internet gebruiker. De boodschap is voornamelijk het aanbod laten stijgen van elektronische overheidsdiensten waardoor het gebruik ervan automatisch zal mee evolueren.
221
Government Services Online (% of Internet users visiting egov sites, 2001-2) EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIE MAATSCHAPPIJ, (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/benchmarking/list/2002/e_government/intuse_egov_01_02/index_en.htm), 5 april 2003.
94
11.5 Conclusie Voor de Europese Unie in zijn geheel is e-government onderhevig aan een positieve trend die zowel waarneembaar is bij het aantal openbare diensten dat wordt aangeboden als het aantal burgers die gebruik maken van dergelijke dienstverlening. Omwille van het feit dat e-government sterk afhangt van andere prioriteiten binnen het eEurope initiatief, waaronder een goedkopere internettoegang, is het meer dan waarschijnlijk dat deze in de toekomst alleen maar aan belang zal toenemen. Ten slotte wat betreft het aanbieden van feeback over het Internet van de belangrijkste politieke initiatieven kunnen we alleen maar constateren dat de Europese Unie een uitermate goed voorbeeld is en toont hoe dit verwezenlijkt kan worden.
95
96
III.Globale evaluatie eEurope initiatief De verschillende prioriteiten die werden opgenomen in het eEurope initiatief hadden als voornaamste doel het bevorderen van de totstandkoming van de informatiemaatschappij binnen de Europese Unie en meer algemeen de creatie van een op kennisgebaseerde economie die het hart zou vormen van zowel een competitief als innoverend Europa. Door het vooropstellen van concrete mijlpalen voor de diverse prioriteiten wou men een efficiënt en dynamisch proces in gang zetten dat voldoende mogelijkheden had om te interageren op externe economische, sociale en technologische factoren. De basisprioriteit onder het plan was in eerste fase overduidelijk het goedkoper laten maken van de internettoegang. Op het vlak van internettoegang via analoge telefoonlijn kunnen we stellen dat dit een uitstervend fenomeen zal worden in de nabije toekomst waarbij deze bovendien in verhouding tot een breedbandconnectie toch wel duurder is. Breedband zal dus in de nabije toekomst het medium zijn om zich tot het Internet te laten verbinden. Uiteraard zullen hier nog bijkomende inspanningen vereist zijn zoals het nog verder doen drukken van de prijzen waarbij tevens aandacht zal moeten besteed worden aan de toegestane capaciteiten door de internetproviders. Doordat we reeds geëvolueerd zijn van louter informatieraadpleging tot een meer multimediaal gebruik van het Internet, denken we maar aan “lifevideo streams”, zal het zeker noodzakelijk worden dat de toegestane capaciteit geen belemmerende factor zal gaan spelen om dergelijk potentieel af te remmen. Een dergelijke problematiek zal hopelijk voldoende verder aangepakt worden binnen het vernieuwde actieplan 2005 van het eEurope initiatief. Deze maatregel, namelijk het goedkoper maken van internettoegang, heeft natuurlijk implicaties op tal van andere componenten binnen het initiatief. Wanneer men de Europese jeugd wenst te introduceren in het digitale tijdperk zal dit slechts kunnen gebeuren indien de mogelijkheden voor handen zijn om dit te doen. Toegang tot het Internet waarbij de voornaamste belemmering, namelijk de kostprijs, wordt opgegeven hoort hier dus zeker bij. Er zal dus zeker een positieve trend moeten komen waarbij scholen ten eersten op voldoende wijze met het Internet verbonden zijn waardoor alle leerlingen en leerkrachten de mogelijkheid hebben om hiervan gebruik te maken maar bovendien zal voornamelijk het gebruik van breedbandconnecties moeten gestimuleerd worden, onder de vorm van subsidies?, zodoende dat het huidige potentieel van het internet ten volle zou benut worden. Hiermee rekening houdend is het dus van elementair belang om op het gebied van het voorzien van een snellere internetverbinding voor ondermeer studenten voldoende stimulansen te bieden in de nabije toekomst om de respectievelijke percentages van dergelijke connecties in scholen te doen verhogen in de diverse lidstaten. Toch moet hier benadrukt worden dat het concept breedband niet uitsluitend synoniem mag staan binnen het eEurope initiatief als het voorzien van een snelle Internet verbinding voor onderzoekers en studenten. Iedereen moet de mogelijkheid hebben om gebruik te maken van dergelijke verbindingen opdat men werkelijk zou kunnen komen tot een zogenaamde kennismaatschappij die idealiter beoogd wordt door de Europese Unie. Een goedkopere internettoegang heeft uiteraard tevens een impact op andere raakvlakken zoals egovernment en e-deelname voor mindervalide personen. E-government zal de efficiëntie van het overheidsapparaat sterk kunnen doen verbeteren en tevens een meerwaarde creëren voor de burger zowel op nationaal als op Europees niveau. Een mogelijke belemmering hierbij om een dergelijke toekomst te realiseren is de noodzaak aan een goedkopere internetverbinding. Hierdoor zal het succes van e-government tot een bepaald niveau deels gecorreleerd zijn aan de prioriteit “Goedkopere Internet toegang” binnen het eEurope initiatief. Op een bepaald moment zal deze afhankelijkheid uiteraard niet meer opgaan wanneer de kostprijs voor toegang tot het Internet verwaarloosbaar wordt. Wat betreft e-deelname voor sociale minderheden, deze term heeft niet de werkelijke situatie weer voor de bejaarde bevolkingsgroep in onze maatschappij, zal een goedkopere internettoegang een significante drijfveer betekenen wat betreft hun deelname tot de informatiemaatschappij. Het is leuk dat de Europese Unie mindervalide personen, bejaarde mensen etc. niet wil uitsluiten bij de totstandkoming van een dergelijke maatschappij maar de onderliggende vereiste voor de e-deelname realisatie is te voorzien in zowel een goedkoop als snel Internet zonder daarbij de aangepaste technologie die nodig is voor deze groep uit het oog te verliezen.
97
Wat betreft het e-commerce gedeelte van het eEurope initiatief dient opgemerkt te worden dat voornamelijk het consumentenvertrouwen voor eens en voor altijd moet aangepakt worden waarbij voorgestelde oplossingen effectief moeten gerealiseerd worden. Bij de B2B-component lijkt dit vertrouwensprobleem minder voor te komen. Dit lijkt eerder evident daar ondernemingen meer middelen en mogelijkheden voor handen hebben om, indien er zich problemen voor doen zowel langs de leverancierszijde als de zijde van de klant, de eventuele schade die ze ondervindt te beperken of te vermijden via ondermeer juridische acties tegen de andere vennootschap te ondernemen. Het B2B segment zal waarschijnlijk alleen maar toenemen aan belang daar dit voor bedrijven een meer efficiënt functioneren kan opleveren. De volledige “supply chain” kan sterk geoptimaliseerd en verbeterd worden indien men, met zowel leveranciers als ondernemingen die deel uitmaken van het klantenbestand, het potentieel van de B2B-handel maximaal volgens de sector waarin de onderneming opereert toepast en verfijnt. Bij dit gedeelte dient daardoor de Europese Unie minder stimulansen te bieden, e-procurement als voorbeeldfunctie lijkt reeds voldoende indien men dit natuurlijk effectief realiseert, daar het voor ondernemingen in hun voordeel is om dit concept toe te passen. Bij de B2C-component vormt het consumentenvertrouwen nog steeds het voornaamste obstakel tot een mogelijk succesverhaal in de nabije toekomst. Het is mooi van de Europese Unie om diverse alternatieve online geschillenprocedures te formuleren en te bekijken maar totdat er in de praktijk geen uniform, alom erkend mechanisme voor handen is om juridische geschillen op een consequente en voornamelijk binnen een redelijke tijdspanne op te lossen zal het e-commerce gedeelte dat zich richt op de particuliere sector maar moeilijk van de grond komen. FIN-NET is een mechanisme dat zeer wel gekomen is maar deze instantie inzake comsumentenklachten is enkel van toepassing op de financiële dienstverlening. Het is natuurlijk wel niet zo dat enkel dit gebrek aan vertrouwen de doorbraak van B2C-handel verhindert. Andere factoren zoals de hoge verzend –en leverkosten moeten door de Europese Unie getackeld worden door respectievelijk nog meer concurrentie te bekomen in de postsector. Daarnaast kan opnieuw een goedkopere Internet toegang er voorzorgen dat de internetpenetratie in de landen waar dit onvoldoende hoog is verbeterd. Toch dient opgemerkt te worden dat een bepaalde component van e-commerce onvoorzien veel succes heeft namelijk de zogenaamde P2P aankopen en verkopen. 222 Onder dergelijke peer-to-peer activiteit wordt e-commerce verricht op basis van rechtstreekse contacten tussen de aankoper en verkoper die beiden particulieren zijn. Men kan dit succes makkelijk controleren door de trafiek en de geregistreerde gebruikers te raadplegen op de diverse online veilingsites zoals “eBay”. Een mogelijke stimulerende factor op e-commerce zou eventueel in de toekomst het gebruik van intelligente kaarten of Smart Cards kunnen zijn. Wanneer de betalingsfunctionaliteit van dergelijke kaarten in de hopelijk nabije toekomst voldoende betrouwbaar blijkt te zijn zal dit uiteraard gunstige gevolgen kunnen opleveren, zeker wat de particuliere poot van e-commerce betreft, meer bepaald een verhoogd aantal transacties dat online zou verricht worden. Natuurlijk is het wel een vereiste dat voldoende adequate beveiligingsmaatregelen in deze slimme kaarten ingebouwd zitten. Dit zal slechts blijken indien de pilootprojecten die nu aan de gang zijn voldoende feedback opleveren. Het probleem natuurlijk is het feit dat een grootschalig gebruik binnen de Europese Unie van dergelijke kaarten meer dan waarschijnlijk niet voor de volgende jaren is waardoor we dus ook niet kunnen voorspellen hoe de toestand van e-commerce op dat moment zal zijn en of consumentenvertrouwen dan nog een probleem zal zijn. Intelligente kaarten hebben natuurlijk nog meer potentiële mogelijkheden in zich. Deze kunnen namelijk een belangrijke ondersteuning en het ideale medium zijn om het deel van de e-gezondheid prioriteit, namelijk het bewerkstelligen van netwerk en infrastructuur op het gebied van gezondheid die alle relevante partijen met elkaar kan verbinden, te realiseren. Meer concreet kan het voor een persoon die vaak doorheen de diverse lidstaten van de Europese Unie reist ideaal zijn wanneer op een intelligente kaart zijn medische gegevens staan opgeslagen waarbij alle Europese gezondheidsspecialisten en –instituten in staat zijn om deze kaart te lezen wanneer dit noodzakelijk 222
EUROPESE COMMISSIE – DG INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: eEurope-Benchmarkingverslag – eEurope 2002, COM(2002) 62 definitief, Brussels, 5 februari 2002, 21 blz., (http://europe.eu.int/information_society/eeurope/news_library/new_documents/benchmarking/benchmarking_nl.pdf), 14 april 2003, blz. 15.
98
blijkt te zijn. Dus de verwezenlijking van een dergelijk pan-Europees systeem kan eventueel sterk afhangen van hoe de ontwikkeling op het vlak van dergelijke slimme kaarten aan het evolueren is. Het is dus noodzakelijk dat de Europese Unie, indien de pilootprojecten op het gebied van Smart Cards zich voldoende bewezen hebben, het gebruik van dit medium zo vlug mogelijk op grote schaal laat inburgeren. Uiteraard is dit wederom toekomstmuziek daar nu slechts nog maar de eerste stap is verwezenlijkt, namelijk de definiëring van de gemeenschappelijke specificaties en de introductie van twee pilootprojecten. Op het vlak van risicokapitaalverschaffing voor hoogtechnologische KMO’s dient de Europese Unie zijn inspanningen verder op te drijven daar deze prioriteit nu belangrijker is dan in de periode 1999, begin 2000 toen de hoogtechnologische sector nog steeds in euforie verkeerde. Tegenwoordig zal het zeker niet evident zijn voor een Europese innovatieve start-up om risicokapitaal op te halen. De Europese Unie moet op het vlak van oplossingen voor een grotere verschaffing van risicokapitaal ook niet steeds het wiel opnieuw uitvinden. Het bouwen en stimuleren van de zogenaamde “Business Angel”-netwerken lijkt een alternatieve mogelijkheid om het niveau aan kapitaalverschaffing voor hoogtechnologische KMO’s te doen stijgen. Dit fenomeen leek in den beginne weinig succes te kennen nadat het overgewaaid was vanuit de Verenigde Staten maar nu lijkt dit meer en meer op te komen zoals ondermeer kan opgemaakt worden uit het “European Business Angels Network”223. Aan een meer geïntegreerde en efficiënte financiële markt moet verder gewerkt worden binnen Europa zodat de Europese start-up een correcte en objectieve kans krijgt om zich te ontwikkelen. Het verkrijgen van dergelijke hulp moet verder gaan dan het louter verschaffen van financiële middelen. De aanbieder van risicokapitaal kan indien nodig bijkomende knowhow verschaffen aan de startende onderneming om enerzijds een succesvol begin van de onderneming te ondersteunen en anderzijds zal dit tevens in deze tijden eerder een voorwaarde zijn vanuit het standpunt van de aanbieder zodoende dat zijn eigen risico toch wat beperkt wordt. Daarnaast moet het dus de bedoeling zijn van de Europese Unie om voldoende transparantie te bereiken door voor diverse raakvlakken uniforme reguleringen en standaarden vast te leggen zodat de beide partijen, de kapitaalverschaffers en de hightech onderneming, elkaar beter verstaan waardoor beiden er beter van kunnen worden. Onder dergelijke raakvlakken kan men ondermeer verstaan het bankwezen, verzekeringswezen en de financiële administratie. Indien men in staat is om een uniforme en geïntegreerde kapitaalmarkt tot stand te brengen zal dit niet alleen een impact hebben op de economische groei en de werkgelegenheid maar zal dit tevens, door het scheppen van een verbeterd klimaat, het ondernemersvermogen van de Europeaan wat meer oppeppen. Een grote belemmering voor potentiële ondernemers is uiteraard de moeilijkheid om aan kapitaal te geraken. Wanneer dit proces vereenvoudigd en vergemakkelijkt wordt zal dit meer dan waarschijnlijk een impact hebben op het innoverende vermogen binnen de Europese Unie. Het organiseren van een efficiënte structuur voor kapitaalvoorziening moet dus omwille van zijn belangrijkheid meer weerspiegeld worden in de acties die de Europese Unie in de nabije toekomst onderneemt. De Europese Unie zal, betreffende intelligent transport, voor het Galileo project meer inspanningen moeten leveren. Dit werd reeds duidelijk doordat de oorspronkelijke deadline van eind 2001 om de structuur van dit systeem op poten te zetten niet gehaald werd.224 De reden waarom dit project zo belangrijk is en moet zijn voor de Europese Unie is het feit dat Galileo toch een tegengewicht moet worden voor zijn Amerikaanse tegenhanger namelijk het “Global Positioning System”. Hierdoor zou Europa minder afhankelijk zijn van de Verenigde Staten wanneer het aankomt op navigatie en toekomstige ontwikkelingen die door een dergelijk satelliet systeem kunnen verwezenlijkt worden.
223
Venture Capital netwerken EBAN (European Business Angels Network), (http://www.eban.org/whatseban.htm), 24 maart 2003. 224 Status Galileo RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Communication from the Commission to the European Parliament and the Council: State of progress of the Galileo programme, COM(2002) 518 final, Brussels, 24 september 2002, 36 blz., (http://register.consilium.eu.int/pdf/en/02/st12/12563en2.pdf), 25 maart 2003, blz. 3.
99
100
Algemeen besluit In de vorige hoofdstukken van dit werk kwam het eEurope initiatief uitgebreid aan bod in al zijn facetten. Hierbij werden tevens de diverse componenten aan een uitgebreide analyse onderworpen wat betreft hun vooropgestelde doelstellingen. Toch is het niet zo dat na de periode 1999-2002 de Europese Unie nu plots op zijn lauweren mag rusten. Het initiatief is een werk van lange adem dat blijvende inspanningen zal blijven vragen van Europa en zijn lidstaten. Tal van globale aandachtspunten zijn hier dan ook aan de orde. Om bepaalde componenten binnen de prioriteiten van het eEurope initiatief sneller te kunnen realiseren is het misschien noodzakelijk voor de Europese Unie om, in plaats van de diverse stadia autonoom te doorlopen om tot een concrete toepassing te komen, zich meer te focussen op het identificeren van beste praktijken. Dit doordat meerdere componenten binnen het initiatief een zekere afhankelijkheid vertonen ten aanzien van andere prioriteiten waardoor ze, indien gerealiseerd, als sterke stimulans kunnen dienen voor anderen. Deze beste praktijken kunnen zowel gezocht worden zowel op nationaal niveau bij de lidstaten zelf als op het internationale toneel. Uiteraard is een dergelijke identificatie niet evident en niet altijd mogelijk. Maar indien men daarin slaagt, kan men door middel van extrapolatie bepaalde doelstellingen vlugger realiseren dan wanneer de Europese Unie de cyclus van ontwikkeling, dus van definiëring van de specificaties tot pilootprojecten tot grootschalige implementatie, volledig zelf zou doorlopen. Denken we maar aan de belangrijke impact die het bestaan van intelligente kaarten zou kunnen opleveren voor grensoverschrijdende gezondheidszorg. Een steeds voorkomend fenomeen, dat aan de grondslag ligt voor vertragingen binnen de prioriteiten, is de structurele zwakheid van de Europese Unie om de verbintenissen die ze aangaat in diverse besluiten en reguleringen te vertalen in het ondernemen van de voorgestelde acties in de praktijk. Dit is een fenomeen niet enkel van toepassing in deze context maar zal zich tevens laten opmerken in andere domeinen van de Europese Unie. Hopelijk kan de recent opgerichte Europese Conventie 225 hieraan wat beterschap brengen. Dit lijkt eerder denkbeeldig daar deze conventie zich voornamelijk zal focussen om Europese instellingen in functie van de toekomstige uitbreiding van de Unie te hervormen. Hierbij komt nog dat de periode tussen de totstandkoming van de regulering en de acties die ondernomen moeten worden niet alleen op Europees niveau moet aangepakt worden maar de diverse lidstaten dienen tevens een deel van deze verantwoordelijkheid te dragen. Het zal dus noodzakelijk zijn voor de Europese Unie én zijn lidstaten om wat meer dynamiek en flexibiliteit in te bouwen in haar beleid, niettegenstaande dat dit reeds oud zeer is. De vooruitgang van de Europese Unie die op sommige vlakken kan geconstateerd worden heeft soms toch een vertekend beeld van de doelstelling of prioriteit in kwestie. Tussen de lidstaten onderling zijn vaak enorme discrepanties vast te stellen die de verwezenlijking van een prioriteit voor de Europese Unie in zijn geheel sterk in het gedrang kunnen doen laten komen. Hierdoor lijkt het alsof de Unie op twee ongelijke stelten loopt. Dit wil niet zeggen dat een deel van de lidstaten totaal geen vooruitgang heeft geboekt sinds de start van het eEurope initiatief, maar de Europese Unie heeft onvoldoende rekening gehouden vanaf de start met de onderlinge verschillen en de begintoestand van de diverse lidstaten. De Europese Unie zal zeker meer rekening moeten houden met dit feit en zodoende die nationale instanties, die meer inspanningen dienen te leveren dan andere lidstaten, meer stimulansen en hulp te bieden om deze kloof te dichten. Wanneer een dergelijke situatie blijft voortduren, zal dit de realisatie van meerdere prioriteiten en doelstellingen verhypothekeren.
225
Europese Conventie EUROPESE CONVENTIE, (http://european-convention.eu.int/organisation.asp?lang=NL), 25 maart 2003.
101
Een sluipend gevaar dat het eEurope initiatief lijkt te bedreigen is de herleiding ervan tot het louter trachten te dichten van de digitale kloof met andere economische grootmachten waardoor onvoldoende nadruk komt te liggen op de meer innoverende aspecten binnen de vooropgestelde maatregelen. In extremis kan dit leiden tot het blijvend proberen synchroniseren van de status en vooruitgang van de diverse prioriteiten aan deze van andere continenten of landen. Dit kan alleen maar leiden tot een nog grotere kloof op lange termijn waardoor het volledige eEurope initiatief als zinloos zal bestempeld worden. De verwezenlijking van het globale eEurope initiatief op alle vlakken, en hierdoor ook de informatiemaatschappij, is een uitermate moeizaam proces waarbij de Europese Unie, na analyse doorheen dit werk, toch wat de reikwijdte en de duur ervan onderschat heeft. Het is alsof het uiteindelijke beoogde doel om te komen tot “de” informatiemaatschappij een fata morgana is waarbij het doel steeds dichter lijkt te komen om dan opnieuw te verdwijnen en aan de horizon te verschijnen. Het is dan ook noodzakelijk dat Europese Unie bij de diverse mijlpalen de doestellingen kan verwezenlijken om zo stap per stap te komen tot hun “Heilige Graal” namelijk de informatiemaatschappij die de Europese economie een sterk competitief voordeel moet opleveren ten opzichte van de rest van de wereld.
102
Bijlagen Bijlage 1: De registratietijd en procedures voor startende ondernemingen, 1999
1
2
3
Bron: DJANKOV, S. e.a., The Regulation Of Entry, Third Draft, juni 2001, 49 blz. (http://econ.worldbank.org/files/2379_wps2661.pdf), 16 september 2002, blz. 33-41.
4
Bijlage 2: eESC Common Specifications for interoperable multi-application secure smart cards v2.0 - Volume and part structure Volume 1. Application white papers and market oriented background documents eGovernment white paper on smart card applications and evolution: Analysis of developments
01-1-1
eGovernment white paper on smart card applications and evolution: Survey for eEurope Smart Cards
01-1-2
eGovernment white paper on smart card applications and evolution: Survey on secure smart card based eGovernment Applications
01-1-3
ePayments: Migration of EMV/CEPS, status and roll out plans: EMV Migration Synchronization in Europe
01-2-1a
ePayments: Migration of EMV/CEPS, status and roll out plans: e-Purse situation in Europe
01-2-1b
ePayments: Migration of EMV/CEPS, status and roll out plans: EMV Country summary (EXCEL sheet)
01-2-1c
ePayments: Migration of EMV/CEPS, status and roll out plans: EMV Migration
01-2-1d
ePayments: Blueprint on Mobile Payments
01-2-2
ePayments: Mobile payment business requirements
01-2-3
Public transport: White paper on smart card transport applications and evolution
01-3
Smart cards as enabling technology for future-proof healthcare: a requirements survey
01-4
Volume 2. User Requirements Best practice manual
02-1
General model for a privacy code of conduct for interoperable smart card systems
02-2
Cost transparency for smart card enabled services
02-3
User Requirements for Cardholder Identification, Authentication and Digital Signatures
02-4
Volume 3. Global Interoperability Framework for identification, authentication and electronic signature (IAS) with smart cards Contextual and conceptual modelling
03-1
Requirements for IAS functional interoperability
03-2
Recommendation for interoperability specifications
03-3
Deployment strategy
03-4
Euclid and the e-Cities (Your e-key is OK)
03-5
5
Volume 4. Public Electronic Identity, Electronic Signature and PKI Electronic Identity White Paper
04-1
Study on legal issues in relation to the use of public Electronic Identity
04-2
White paper on Identification and Authentication in eGovernment
04-3
A pre-inventory of smart card based PKI projects within the EU
04-4
Network Authentication Module for internet End-users – Electronic Signature (NAME-ES)
04-5
Requirements of terminal manufacturers and convergence model for multi-platform access to services
04-6
Telecom operator requirements
04-7
Executive summary of white paper on Advanced Electronic Signature
04-8
Volume 5. Multi-applications Legal framework for multi-application cards and systems
05-1
Current and future business models for multi-application systems
05-2
Basic technologies for multi-application cards and systems
05-3
MAS prerequisites: Core Cross-Sectoral Architecture for Interoperable Multiapplication Systems
05-4
Integration of multi-application systems
05-5
Volume 6. Contactless Technology White paper on requirements for the interoperability of Contactless Cards
06-1
White paper on Security and Threat Evaluation relating to Contactless Cards
06-2
White paper on the Certification of Contactless Cards
06-3
Field Trials Specifications and Guidelines for Contactless Card Systems
06-4
Volume 7. Generalised Card Reader Generalised Card Reader
07
Volume 8. Security and Protection profiles Application of Attack Potential to Smart Cards (Common Criteria Supporting Document)
08-1
The Application of CC to Integrated Circuits (Common Criteria Supporting Document)
08-2
ETR- lite for Composition (Common Criteria Supporting Document)
08-3-1
ETR-lite for composition: Annex A Composite smart card evaluation : Recommended best practice (Common Criteria Supporting Document)
08-3-2
ETR-lite for composition: Annex B Guidance for Composite evaluations of multi-application smart cards on open platforms
08-3-3
ST- lite (Common Criteria Supporting Document)
08-4
Guidance for Smart Card Evaluation (Common Criteria Supporting Document)
08-5
6
Volume 9. Referenced standards CEN Workshop Agreement: Application Interface for smart cards used as secure signature creation devices
Draft
CEN Workshop Agreement: eURI (Extended User Requirements Information)
Summary
CEN Workshop Agreement: FASTEST
Summary
CEN Workshop Agreements: FINREAD and Embedded FINREAD
Summary
Japan’s NICSS specifications
NICSS
U.S. GSC Specification NISTIR 6887/GSC-IS (v2.0)
GSCIS
Volume 10. Glossary of Smart Card Terms and acronyms eESC Glossary (EXCEL sheet)
10
Volume 11. Implementation and deployment demonstrators eEpoch Management Summary
11-1a
eEpoch Announcement Press Release
11-1b
Netc@rds Management Summary
11-2a
Netc@rds Announcement Press Release
11-2b
Annexes eEurope Smart Card Charter Brochure
Annex A
Clustering information on smart card projects
Annex B
Weblinks to selected standards forums and workshops relevant to smart cards
Annex C
Deployment of Smart Cards in Europe December 2002 (EXCEL sheet)
Annex D
Acknowledgements
Annex E
Bron: Smart Cards – Common Requirements eEurope Smart Cards; (http://www.eeurope-smartcards.org/B2-Index.htm), 9 april 2003.
7
8
Bijlage 3: Summary of WCAG 1.0 Conformance Evaluations of Web Sites nominated by the e-Accessibility Expert Group
9
10
11
Bron: e-ACCESSIBILITY EXPERT GROUP, eEurope Action Plan 2002/eAccessibility: WAI contents guidelines for public Web sites in the EU, Final Progress Report, December 2002, 59 blz., (http://europa.eu.int/information_society/topics/citizens/accessibility/web/wai_2002/eaccess2002_report_final/a_do cuments/ap2002-wai-rep3.doc), 26 februari 2003, blz. 56-59.
12
Bijlage 4: State of implementation within the EU of the single European emergency call number - 112 Country
Other call numbers (Police, Emergency Single European emergency call number services, ambulance, fire brigade)
112 Calls answered in german and english.
133 (Police) 144 (Ambulances) 122 (Firefighters)
Belgique/België - Belgium
112 Calls answered in dutch, french or german depending on the region.
101 (Police) 100 (Firefighters, Ambulances)
Danmark - Denmark
112 Calls may be answered in danish, norwegian, swedish, english and german.
no other number
Suomi - Finland
112 Calls answered in finnish and swedish (in bilingual areas).
10022 (Police)
112 Calls at border regions may be answered in english, german and spanish.
17 (Police) 18 (Firefighters) 15 (Ambulances)
112 Calls answered in german.
110 (Police)
Ellas - Greece
112 Calls answered in greek, english and french.
100 (Police) 199 (Firefighters) 166 (Ambulances)
Ireland - Eire
112 Calls answered in english.
999
Italia - Italy
112 (Police) Calls answered in italian and english.
115 (Firefighters) 118 (Ambulances)
Luxembourg
112 Calls answered in luxembourgish, german, french and english.
113
112 Calls answered in dutch and english.
no other number
Portugal
112 Calls answered in portuguese, spanish, english and french.
115 (temporarily) 117 (Forest fires)
España - Spain
112 Calls answered in spanish and in tourist reagions in english, french, or german.
091 (Police) 061 (Ambulances) 080 (Firefighters)
112 Calls answered in swedish, and english. In some areas calls may be answered in german, french, finnish and spanish.
90000
Österreich - Austria
France
Deutschland - Germany
Nederland - The Netherlands
Sverige - Sweden
13
United Kingdom
Iceland
Liechtenstein
Norway
112 Calls answered in welsh in Wales.
999
112 Calls answered in icelandic, nordic languanges and english (third party translation also available).
no other number
112 Calls answered in german and english.
no other number
112 (Police) Calls answered in norwegian and english.
110 (Firefighters) 113 (Ambulances)
Other European countries Page will open in a new browser window. External sites are not endorsed by the European Commission; they are given for information purposes only.
Bron: Europese Commissie – DG Milieu, (http://europa.eu.int/comm/environment/civil/prote/112/112implementation_en.htm#Nederland%20-%20The%20Netherlands), 3 maart 2003.
14
Bijlage 5: Online diensten verschaft door de overheid in de lidstaten, oktober 2001
Bron: SPAANS MINISTERIE VAN OPENBARE ADMINISTRATIES, Evolution of eGovernment in the European Union: Report commissioned by the Spanish Presidency of the Council of the European Union, Madrid, 25-26 april 2002, 71 blz., (http://www.map.es/csi/pdf/eGovEngl_definitivo.pdf), 25 maart 2003, blz. 27-28.
15
16