HET
EERSTGEBOORTERECHT
VOOR E E N SCHOTEL
MOES?
EEN W O O R D T O T DE FRIESCH-CHRISTELIJK-HISTORISCHE
KIEZERS
DOOR
Dr. PH. J.
HOEDEMAKER.
AMSTERDAM H O L L A N D S C H - A F R I K A ANSCHE
UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ
De Standaard van den 31stm Jan. 1900 bevatte een hoofdartikel, dat én als uitdrukking van gevoelens, proeve van stijl en van betoogtrant, én om hetgeen de Schrijver met zijn leader beoogde en bereikte, nog wel eens ter sprake mag woi'den gebracht. Dit artikel toch heeft moeten dienen om de stembusactie van 1901 voor te bereiden. Het was het eerste van eene reeks, die onder het opschrift: „Protestantsch of Christelijk" in genoemd Blad verscheen en het plan van den aanstaanden veldtocht op politiek terrein aan de gegadigden voorlegde. Vroeg genoeg, zou men zeggen. Geen oogenblik te vroeg. De stembus van 1901 was nog niet in 't zicht. Niemand dacht er aan. Van tegenspraak was dus geen kwestie. De artikelen konden rustig hun werking doen. Er was ook tijd noodig om de beweging uitte voeren, die de meerderheid in de Tweede Kamer van links naar rechts zou verplaatsen. Daartoe toch moest niet alleen „de kleine pers" worden afgericht om de strijdleus „Coalitie en victorie!" naar alle streken van het compas over te brengen, maar, wat meer zegt, daartoe moest ons Protestantsch volk met zijn aangeboren vrees voor de Jesuiten, zijn ingekankerden liaat tegen de schepselvergoding der Roomsche Kerk en zijn afkeer van hare Hierarcbie, er ook van worden overtuigd, dat de Roomschen eigenlijk hunne natuurlijke bondgenooten waren in den strijd tegen de Liberalen. Men herkent den meester reeds in den aanhef van het betoog, waardoor dit reuzenwerk tot stand werd gebracht.
6 Hij luidde als volgt: „Buiten allen twijfel vormen, zoowel o n d e r als b u i t e n de kiezers ten onzent, de belijders van den Christus nog altoos de groote meerderheid. ! Met dezen stand van zaken is de partijgroepeering in ons parlement evenwel ganschelijk niet in overeenstemming". 1) Men heeft de rechterzijde wel eens verweten, dat zij de kunst verstond om op het klavier van de volksconscientie te spelen. Ik laat het gaarne aan anderen over onder woorden te brengen, welk klavier de schrijver b i j d e z e g e l e g e n h e i d heeft bespeeld; dat van het eigen belang misschien; dat der conscientie zeker niet. In den vorm eener aanhaling resumeer ik wat hij al zoo ten beste gaf. Het is h i e r b ij onnoodig zijne bezwaren tegen Rome en hare dogmatiek op te sommen. Wat op dit punt wordt gezegd is zeer bevredigend voor ons Protestantsch gevoel. „Eer men één duim breed aan hare zielverdervende dwalingen toegaf zou men liever de houtmijt moeten beklimmen !" De zaak staat evenwel zóó, dat er geen kwestie is van een kerkelijk samenleven, maar van een bescheiden samengaan met Rome op politiek terrein. Hiermede nu heeft de dogmatiek heelemaal niets uit te staan. Men zou hoogstens kunnen zeggen, dat men op het punt van „de vrijheid van conscientie" van haar verschilt. Maar dit pleit niet tegen, maar vóór de coalitie. Immers, wie de geestesvrijheid in de school belagen zijn niet de Roomschen maar de Liberalen. Hoe zouden de Roomschen onze gewetensvrijheid kunnen aantasten? Zij profiteeren er immers van? „ Hebben zij dan ook op eenig punt één poging gewaagd om dit palladium van ons Protestantisme aan te tasten?" Tot zóóver de Standaard. 8) Zie Aanteekeningen pag. 27.
7 Helpt den dief maar uitbreken: zoolang hij in de gevangenis zit, heeft hij nog nooit gestolen. Hoe zou hij ooit kunnen stelen; — wat is hij niet dankbaar voor eenige centen! enz. enz. Als de oude Calvinisten zich op politiek terrein tegen de Roomschen verzetten, dan was het in hunne kwaliteit van Ultramontanen, d. i. van menschen, die hunnen koning, hun wetgever en rechter hadden aan gene zijde van de bergen. Zou Dr. Kuyper dit niet hebben geweten? Indien hij de Duisburger Yolkszeitung acht dagen te voren had gelezen, zou het hem zijn herinnerd. Een nummer van bedoeld Blad kwam mij toevalligerwijze tegelijkertijd met de Standaardartikelen in handen. Het bevatte een philippica tegen enkele leden van het Centrum, die niet genoeg doordrongen schenen te zijn van de waarheid, „dat de Paus de overste is van de koningen der aarde, die de grootsche taak en de heilige roeping heeft, de landen, die in opstand zijn tegen het gezag van Koning Jezus, onder het zachte juk van Zijne Heilige verordeningen te brengen en, bijgevolg, nooit kan aflaten van den eisch, dat hij over wereldlijke macht moet beschikken." Men zag te licht voorbij, zóó ongeveer gaat het Blad voort, „dat men in afvallige landen wel is waar eerst de macht moest trachten te verkrijgen, om in het eind dit doel te kunnen bereiken, dat men dus als getrouwe kinderen van den Heiligen Vader zich had aan te sluiten bij de staatkundige partijen, die het meest getrouw zijn aan de beginselen der Revolutie, maar dat dit geschiedde in de veronderstelling dat zij het daarheen zouden zoeken te leiden, dat het i n d e n M o d e r n e n S t a a t tot meer normale verhoudingen kwam, t. w. een Paus-Koning, die rechtstreeks over een Kerkelijken Staat en zijdelings over den Christelijken Staat regeerde". De Anti-Revolutionairen kunnen het er mee doen.
Het is precies 't omgekeerde van „Parijs is wel een misse waard". Immers het moet een goddelooze onderscheiding worden geacht, indien de Roomschen, die eerst met behulp van de Liberalen een einde maakten aan het placet, de Bisschoppelijke Hiërarchie hebben ingevoerd, den Bijbel van de volksschool verwijderden en nog in een vorige parlementaire periode onze Koningin bewogen den Pauselijken zegen op de bemoeiingen in zake den wereldvrede te vragen, thans de voorkeur geven aan het bondgenootschap met de Anti-Revolutionairen! Had de schrijver van de artikelen „Protestantsch of Christelijk" hierover zoo niets te zeggen? Ongetwijfeld. Hij heeft hieruit eene tweede antithese gefabriceerd. Men hoore. „Als Protestanten trekken wij onverbiddelijk partij tegen de pretentiën van den Roomschen stoel, en vóór de autoriteit van Gods Woord". Men lette in het voorbijgaan op dezen zonderlingen zijsprong. De juiste tegenstelling zou hier zijn: „en vóór onze belijdenis". Maar dit zou niet passen in het kader. Daarom moet nu de antithese „Protestantsch of Roomsch" in „Christelijk", d. i. Doleerend-)-Roomsch of Paganistisch worden omgezet. 2) Men krijgt dus nu verder het betoog, dat de Liberalen de autoriteit van Gods Woord verwerpen en voor echte Protestanten poseeren, zoodat de uitdrukking „Protestantsch" voor een Gereformeerd mensch niet past. Benjamin Johnson heeft de volgende begripsbepaling van vuilnis gegeven : D i r t is m a t t e r i n a w r o n g p l a c e . Van dit betoog kan hetzelfde worden gezegd. De s t o f , d. i. het bestanddeel waarheid, dat men hier vindt, is niet op zijne plaats aangebracht. Een stoffer en blik ware dus hier niet te onpas. 2) Zie Aanteekeningen pag. 25.
9 Genoeg. Langs dezen weg is men gekomen tot een C h r i s t e n dom b o v e n g e l o o f s v e r d e e l d h e i d op p o l i t i e k t e r r e i n in z i j n e n m e e s t v i t i e u s e n vorm. Wat meer zegt: m e n h e e f t d e z e m o n s t r e u s i t e i t b e l i c h a a m d in e e n p a r t ij v e r b a n d , d a t d o o r en d o o r o n w a a r en v e r d e r f e l i j k is. En wat hier alles afdoet. Men h e e f t h i e r v o o r zijn e e r s t g e b o o r t e r e c h t i n g e r u i l d ter w i l l e van een s c h o t e l moes. Niet Protestantsch maar Christelijk. Die leus gaat 1°. buiten de werkelijkheid om. De natuur brengt planten voort, die niet alle even schoon zijn, niet alle dezelfde waarde hebben, of allen als even onschadelijk zijn aan te merken. Er zijn sier-, er zijn ook giftplanten onder; en toch behooren zij alle tot het plantenrijk. Maar eene plant, heel algemeen gedacht, zonder eenige nadere eigenaardigheid, bestaat niet. Hetzelfde geldt ook van de godsdiensten en van de godsdienstige richtingen. Dit is nog te weinig gezegd. Immers, indien men het woord „Christelijk" bezigde, om iets aan te duiden dat alle Christelijke kerken en richtingen met elkander gemeen hadden, zou het ten minste nog e e n i g en zin hebben, maar in dit verband moet het alleen dienen, om niet alleen het onbevredigend Christendom der Liberalen, maar even goed het denkbeeld van eene vaderlandsche, eene volkskerk af te snijden. „Christelijk" is hier hetgeen Rome en de Doleantie gemeen hebben. Deze leus is derhalve 2°. een leugen. Hetgeen voor puur Christelijk doorgaat, d. i. boven de geloofsverdeeldheid heet te staan, blijkt in de werkelijkheid de kleur en den vorm te hebben van den leider, die de tegenstellingen ordent en de vraagstukken stelt. De Hervormden, die aan dit „Christendom boven geloofsverdeeldheid" meedoen, hebben hiermede hun onderscheidend kenmerk en hunne historie verloochend.
10 Zij hebben dit trouwens reeds tot hunne schade ondervonden en zij ondervinden opnieuw, dat hun optreden voor een specifiek Hervormd beginsel binnen het terrein der coalitie als a f v a l wordt beschouwd, en hun op verlies van sympathie, ook in eigen kring, bij hen, wier oog voor deze dingen nog minder is geopend dan het hunne, moet komen te staan. 3) Zeer verstaanbaar! Men geve toe, dat de coalitie en nader het ministerie uit de rechterzijde „Christelijk" is, en men is verloren, omdat het Hervormd beginsel zich naast het Christelijke eenvoudig niet kan handhaven. „Weet gij niet," zeide de vader tot zijne dochter, die een huwelijksaanzoek had ontvangen, „dat Paulus gezegd heeft: wie trouwt handelt goed, wie niet huwt doet beter?" „Vader!" antwoordde de maagd, „het is mij voldoende, goed te doen. Het betere laat ik voor anderen over." Hoe bescheiden! Zoo bescheiden zijn de vrienden, die het niets goed vonden, dat het Centraal Bestuur van den Frieschen Bond één enkel district aan Doleerende broeders hebben misgund. Zijn die doleerenden dan niet C h r i s t e l i j k ? Mein Liebchen, was willst du noch mehr ? Dat wou consequente Hervormde kamerleden hebben, die den leider, op de vingers zagen ! Hoort, hoe een vredelievend man als Amo Nesciri er over denkt, die zijn naam verbergt op hoop dat men hem misschien niet voor een aarts-doleerende zal houden. Eenige malcontenten of malcontente groepjes zullen zoo, bij de , huidige constellatie, over het lot van het land beslissen. Ik denk hierbij niet alleen aan de Christendemocraten, maar ook aan het even verregaande roekelooze spel der Friesch-Christ.-Historischen, die blijkbaar om Kuyper te „breidelen", door het 8) ZieAanteekeningenpag. 27.
11 overwicht van Rechts te verkleinen, zelf op brug te komen, en zóó de leiding in handen te hebben, eenige zetels van Rechts aan Links wilden opofferen. Met het bekende gevolg. Heelemaal mag men hun, die zóó spreken, geen ongelijk geven. Heeft men niet zelf den stok gesneden, waarmee men geslagen wordt? Die leus leidt verder 3°. tot het meest ondragelijk Phariseïsme, het meest gevaarlijke Fanatisme. Een Christen is een mensch, die uit genade hoopt zalig te worden, die weet en ervaart, dat hij niet op ziehzelven, ook niet op eigen inzicht kan bouwen, maar alleen veilig is in de gemeenschap met zijnen Heer, onder de leiding des Heiligen Geestes. Hij is dus vóór alle dingen ootmoedig. _ Maar dit is onvereenigbaar met het bestaan van eene C h r i s t e l i j k e partij. Waarom ? Omdat men dat abstracte, niet in de werkelijkheid bestaande, wat men h e t Christelijke noemt, voor zichzelven monopoliseert. Laat mij mijne bedoeling door een woord van Hegel zoeken te verduidelijken. Ik geef uit de herinnering wêer. ? Men noemt, zegt hij, den wijsgeer onbegrijpelijk en abstract. Ten onrechte. Wie is abstract ? Het volk. De groote menigte. Men gaat naar de vischmarkt om snoek te koopen, maar, omdat de visch er wat verdacht uitziet, neemt men de vrijheid hem wat dichter bij het reukorgaan te brengen. O onbedachtzame ! De visch moge dood zijn, de visch vrouw is springlevend en geeft u er van langs: „Mijn visch niet zuiver?! Je moeder was niet zuiver; zij hield het met baas zoo en zoo. En je kinderen loopen met ongekamde haren over straat", enz. enz.
12 Die geabstraheerde eigenaardigheid van d e n v i s c h n i e t z u i v e r v i n d e n wordt de maatstaf ter beoordeeling van al het doen en al het laten van den beklagenswaardige, die door deze onvoorzichtige uitlating van uit het gezichtspunt van die eene kwaliteit wordt beschouwd. Men brenge dit over op het terrein van de politiek. Men kan op eene heele goedkoope manier C h r i s t e l ij k worden door zich te scharen onder de banier, die dit opschrift draagt. Die banier en dat Christen-zijn dekt niet alleen de personen, die zich tot dien groep bekennen, maar ook, al weet men het zelf niet, a l l e o p v a t t i n g e n , die door den leider hiermede in verband worden gebracht, al hebben zij met de kwestie „Christelijk of Onchristelijk" niets te maken. Maar in de thesis ligt de antithesis opgesloten. Wie deze leus n i e t aanvaardt, is Onchristelijk, of, zooals het heden ten dage wordt genoemd, „Paganist". 4) Deze leus belet 4°. de waarheid aan het licht te komen, ^en ondermijnt het geloof bij voor- en tegenstanders beiden. God heeft eene Kerk gesticht, aan wie, evenals aan Israël weleer, de Woorden Gods zijn toevertrouwd. Zij is de pilaar en de vastigheid der waarheid, d. i. zij is geroepen tegenover de aardsclie macht der waarheid getuigenis te geven. Niets meer. liet is reeds een misstand en geheel Ongereformeerd, dat men het Woord Gods buiten die Kerk denkt, alsof niet iedere ketter zijn letter had, en alsof niet die Kerk de roeping had in hare Belijdenis uit te drukken alle waarheden, die rechtstreeks uit het Woord voortvloeien. Maar het is ondragelijk, wanneer eene partij zich buiten die Kerk om van de autoriteit van Gods Woord meester maakt, alsof het 's Heeren bedoeling ware, om van een parlement een exegetisch twistgezelschap te maken. De zaak staat zóó. 8) Zie Aanteekeningen pag. 27.
13 Die Belijdenis, waardoor de Kerk, naar het licht haar gegeven, verkondigt, naar welke hoofdbeginselen de wetenschap, de overheid, de wetgevers, de koopman enz. heeft j h v a f o te arbeiden, is het licht waarbij de Christen-staatsman en wie ook heeft te wandelen. üi}-«} 2 Maar God heeft niet aan het partijhoofd en niet aan de Deputaten-vergadering, of aan de Yereeniging voor Hooger Onderwijs de macht gegeven vast te stellen, welke,-^ h ^ en hoedanig de Christelijke of de Gereformeerde begin' selen zijn. 5) - — -
CRT-IE (>&<"' 2
Zoodra nu echter eene „Christelijke partij" optreedt, komt men tot vreeselijke monstreusiteiten. Oin eene meerderheid te verkrijgen moet de partij de waarheid, d. i. wat men voor waarheid houdt, óf verzwijgen, zooals Rome doet, óf verwringen en verwateren, zooals De Standaard in 1900 deed, óf, waar zij in den vorm van critiek komt, onderdrukken. Men neemt vanzelf aan, dat zijn eigen gevoelen juist en heilzaam is, en zoekt dit op de beste wijze aan te bevelen. Doch het is nooit de vraag: is deze of gene bedenking w a a r , maar : is het g e r a d e n op die discussie in te \ gaan, en haar ter beoordeeling van het publiek te laten? ! Dat moet de polemiek vergiftigen, gemeenschappelijk overleg onmogelijk maken, en er toe Leiden, naar wel• gevallen met personen, reputaties, waarheden om te springen. Toen ik in 1886 aan het Kerkelijk Congres schreef, .',*, dat ik hieraan geen deel kon nemen, tenzij het beroep op Gods Woord en de Belijdenis werd toegestaan, luidde t het antwoord, dat men een Poolschen Landdag zou krijgen, indien het plichtmatige van dat en dat niet van meet af vast stond. Critiek mocht alles onderzoeken, alleenlijk ^ het critiekste niet. Maar wat is dit anders dan tyrannie over de gewetens, en waartoe leidt dit, zoo niet tot scepticisme! Prof. Holwerda heeft ernstige waarheden aan het adres van de Liberalen gericht. 8) Zie Aanteekeningen pag. 27.
14 Dat mag het arme volk lezen. Het wordt in den breede in de Kerkbode opgenomen. Maar pas op, als het onverminkt iets onder de oogen krijgt, waardoor het tot nadenken kon worden gebracht! Deze methode is niet uitsluitend eigen aan eene C h r i s t e l i j k e partij, maar aan alle partijen. De verwijten, die zij onderling tot elkander richten, doen denken aan het zeggen van den knaap, die den begeerden appel door een ander zag wegnemen: „Wat ben jij eigenlievend! Dien had ik willen nemen!" Maar in zalvende taal, en met valsche gemoedelijkheid, en een beroep op God, zijn dergelijke ontboezemingen walgelijk. In het onlangs door Amo Nesciri uitgegeven geschrift waarin deze den Hervormden in het gevlei zoekt te komen, wordt aangetoond, dat het niet aangaat, de kerkelijke kwestie langer te negeeren. Het opblazen en misbruiken der kerkelijke quaestie vergiftigt onze politiek. Het plaatst de toekomst van ons volk roekeloos op het spel. Daarom mag tegen dit kwaad niet de struisvogelpolitiek geoefend worden. Reeds te lang werd dit gedaan. Mede daardoor staan we nu voor de bittere teleurstelling, dat de oogst van I sociale ontwerpen rijp te velde staat, maar het ' voortgezweepte onweder der kerkelijke hartstochten alles nederslaat. Voor we verder gaan moet de lucht gezuiverd worden. Om Gods en des volks wille moet de kerkelijke quaestie opgeruimd worden. Zoo niet, we zullen bij eiken beslissenden stap, dien we tegen de revolutie doen, ons aan hetzelfde onheilige spel zien overgegeven. Onze eminentste mannen en meest besliste belijders zullen op die wijze steeds door de achterhoede van hun eigen partij neergeveld worden. Zoo kan er in de toekomst geen besliste christ. politiek gevoerd worden, uit vreeze voor die achterhoede, en zoo kan er geen oogenblik op .eenige stabiliteit — toch een
15 eerste eisch voor den voortgang — gerekend worden. Van een besliste, vaste meerderheid is zoo geen sprake. De v r ij m a k i n g d e r K e r k moet nu meer dan ooit vooropgesteld worden. Eerst als zij verkregen is kan er voor beslisten voortgang mogelijkheid zijn. Met den ernst en den goeden wil der christ. partijen m o e t en k a n het kerkelijk vraagstuk vóór alles opgelost worden. Het m o e t . Dat men de geestelijke hoogheidswaanzin hier afvoelt, die de slachtoffers van het geüsurpeerde Christendom niet alleen zoo venijnig maar ook zoo bespottelijk maakt, duid ik alleen aan. Het kan dienen bij wijze van illustratie. Maar dat van die zijde op de noodzakelijkheid van de vrijmaking der kerk wordt gewezen, is toch zeker bevredigend ? Zou ik den schrijver, die zijn naam verbergt, alsof men zonder dit niet zou weten waar hij te huis behoort, eens mogen zeggen, waartoe de vrijmaking van de kerk noodig is? Om zulke verschijnselen, als eene „Christelijke partijformatie" te zien geeft, te voorkomen. De uitdrukking „vrijmaking van de kerk" veronderstelt, dat de kerk zelve gaaf is, en alleen uit de banden moet worden losgemaakt om geheel normaal te zijn. Dat te meenen is eene der grondfouten van de Doleantie. Zij stond en hij staat precies op het standpunt van de Joodsche Fariseërs, die in de meening verkeerden, dat Israëls verlossing beteekende : vrijmaking van het juk der Romeinen. Ik kan hem op deze fout wijzen, en tegelijkertijd aantoonen, hoe schandelijk de waarheid, zij het dan onopzettelijk, onder het regime der zijnen wordt verwrongen, als ik hem even wijs op de volgende aanhaling uit zijn geschrift: Verwacht zelfs Dr. Hoedemaker de reorganisatie der Kerk niet zoo weinig van de Synode zelve,
16 dat hij klagelijk zuchtte: „ Heere, bewaar ons voor een orthodoxe Synode". Zelfs Dr. Hoedemaker mag zich wellicht beklagen, als hij onder die omstandigheden in dienst van een stelsel wordt geprest, dat hij verfoeit. Weet. .Arno Nesciri wanneer, tot wien en met welk doel dit woord door mij is gesproken ? In de vergadering, waarin Dr. Doedes van Yelzen in een door hem uitgegeven geschrift pleitte tegen de kerkelijke actie, die tot de doleantie heeft geleid, en vóór het herstel der kerkelijke vergaderingen. Ik had mij beroepen op Gods Woord en zoeken aan te toonen, dat men op den verkeerden weg was en dat men moest b e g i n n e n met het herstel van de kerkelijke vergaderingen, maar altijd kwam het weer op hetzelfde neer : de Modernen moesten er uit! dan was de inrichting der Hervormde Kerk zoo kwaad niet. Men moest aanwerken op eene orthodoxe Synode, enz. Is het niet schandelijk, een woord in die vergadering uit den nood der ziel geboren, een woord dat het geheele streven der zich noemende Gereformeerden veroordeelt en met dat streven de Doleantie, die uit datzelfde eigenmachtig, antischriftuurlijk drijven ontstond, zóó te misbruiken ? O, blinde leidsman der blinden! Weet hij, waartoe het herstel van de Kerk noodigis? Laat de Liberalen het vatten en bereid zijn recht te doen, en de verwarring is uit ons politiek en kerkelijk leven weggevaagd! Ziet! volgens onze belijdenis zijn alle menschen leugenaars en ijdeler dan de ijdelheld zelve. Dat geldt ook van de vromen. Daarom hebben zij een Woord Gods niet onder maar boven zich noodig. Niet een Woord Gods om te gebruiken, zooals Amo Nesciri mijn consientiekreet misbruikte, maar om biddend te onderzoeken buiten de particuliere belangen en de • e vragen van den dag om, onder de controk, die God heeft verordend. Deze controle is? Dat er een gemeenschappelijk onderzoek zij van de duidelijk geformuleerde I
«
\fi .
Yt ^
17
punten van verschil, eerst in den Kerkeraad, dan in de Classis, straks in de Particuliere en Nationale Synode, en, zoo het noodig is, in overleg met de Buitenlandsche Kerken. Vraagt men vrijheid, waarheid en recht? Daar, in de op deze wijze en tot dit doel vrijgemaakte { Kerk, zijn ze te vinden. Dat maakt den mensch onafhankelijk van het particulier gevoelen van den enkele en de tijdelijke stroomingen in het denken van allen. Langs dezen weg is een gemeenschappelijk oordeel mogelijk, zoodat een man als Ballier zich niet over onrecht zal kunnen beklagen, en de kinderen van onze eeuw niet langer worden verbijsterd door de pretenties van Christelijke partijen. Ik kom nu tot mijne conclusies. Vooraf evenwel iets over den prijs, waarvoor men zijn eerstgeboorterecht als Christen, Protestant, Hervormde, verkoopt. Wanneer men vraagt, welk voordeel de Christelijke coalitie belooft en biedt, moet het antwoord luiden : Yoor het volksleven als één geheel weinig of niets. Had het ministerie Kuyper niet de gevatheid gehad de Zondagswet te verdagen, men zou dit dadelijk hebben gevoeld. * ; l>
HA
18 Hij kwam derhalve op vóór het Christelijk-Historisch beginsel in het onderwijs en tegen de Moderne sekteschool. De School is niet alleen een staats-, een volks-, maar ook een privaat, een zuiver Christelijk belang. De ouders hebben het recht en den plicht hunne kinderen den Bijbel in handen te geven op de school, en verre zij het van mij, den zegen te betwisten, die aan het Christelijk onderwijs verbonden is. I Dat Groen heeft gemeend, de concurrentie met de uit de algemeene kas gesteunde Yolksschool mogelijk te moeten maken door den eisch, dat het pseudo-Christelijk onderwijs uit die school zou worden verwijderd, ik acht het een misgreep en erger. Hij had het r e m e d i e v o o r de k w a a l , d i e hij b e s t r e e d , h o o g e r o p m o e t e n zoeken. Maar de verontschuldiging, die men voor zijn staatsflfiS**^" beleid in dit opzicht zou kunnen aanvoeren, is thans, nu het politieke leven van ons volk ontwaakt is, weggevallen, en het is perfide, zijne retraite, eenige jaren lateiop dit punt naar de meer ideale opvatting gemaakt, als eene zwakheid voor te stellen, die den ouderdom eigen is. Groen had, evenals wij, een ander ideaal dan de Separatist, die zich met zijn godsdienst in kleine kringen terugtrekt. De Christelijke school is de afgod van ojis Christenvolk geworden. Zij heeft ook onder de Hervormden velen slachtoffers van de Neo-Antirevolutionaire idealen, maatregelen en stellingen gemaakt. Indien men niet spoedig voor het recht Gods opkomt, zal dat eigen Christelijk onderwijs, waarvan ons volk den zegen heeft ervaren, het gewicht zijn, dat het naar de diepte trekt. Die subsidies, uit de staatskas door een compromis én met Rome, én met het ongeloof, dat zich in onze staatsinrichting heeft vastgezet, verkregen, vormen den schotel moes, waarvoor men zijn eerstgeboorterecht verkoopt. De Vrije Universiteit heeft haar jus promovendi duur
\ \ /ywM«^ 19
i
'
betaald met de concessie, dat er eene indifferente wetenschap is en mag zijn, en dat eene universiteit zonder Theologische Faculteit, waarin het beginsel „de Rede voorgelicht door de Openbaring !" is belichaamd, denkbaar is. 6) Maar de groote vergissing van ons Christenvolk ligt in de meening, dat het Christelijk onderwijs als zóódanig redding kan brengen, t e r w ij 1 het Christelijk gehalte van ons volk verwaterd is; en dat een Christelijk volk in" eene onchristelijke maatschappij en eenen niet- of antiChristelijken staat, op den duur kan blijven bestaan. —, Ik zal de veege verschijnselen, die zich op dit terrein voordoen, schaamshalve niet ordelijk voor oogen stellen, maar mij bepalen tot de uitspraak: Het een moet men doen en het andere niet nalaten ' Liever wijs ik op het eerstgeboorterecht, dat voor dezen tijdelijken en, om de zooeven aangegeven reden, in het eind waardeloozen steun is verkocht. 7) De groote zonde van „de Christelijke groepen", d.i. van hen, die rekenen met het feit dat Nederland niet eene i t f q S godsdienstlooze, maar eene Christelijke, Protestantsche, | I g o i Hervormde natie is, vindt men in de omstandigheid, dat zij dit beginsel pro memorie__hebben uitgetrokken, maar overigens in de praktijk spandienst voor „de Christelijke coalitie" verrichten. Er bestaat bij deze groepen een groot onderscheid. De Friesch-Christelijk-Historischen hebben het beginsel wat meer belijnd uitgedrukt dan hunne gelijknamige Hollandsche geestverwant, die daarenboven de onver- ' geeflijke zwakheid heeft gehad, zich te allieeren en te vereenzelvigen met hen, die uit een ander beginsel hadden geleefd. Dat ik met dat beginsel in het program der eerstgenoemden sympathiseer, spreekt van zelf. Dit geeft echter niet het allergeringste recht hen in „volgelingen van Dr. Hoedemaker" te herdoopen. Indien deze zich geroepen achtte als leider op treden, zou hij stellig tegenover de coalitie hebben gestaan. 6) Zie Aanteekeningen pag. 26. 7) „ „ „ 27.
20 Dit brengt mij echter tot de geschiedenis van de oprichting der -„Vereeniging tot handhaving van het Christelijk-Historisch karakter der natie". De poging van uit Holland, om, niet het bestuur en niet de bestuurders van de eerstgenoemde groep, maar in ieder Friesch district leden van den Bond, van wien men kon vermoeden, dat zij juist voor het belijnde, dat mij aantrok, minder gevoelden, naar de vergadering te lokken, alwaar het huwelijk tusschen de fractie-De Visser van den Christ. Hist. Bond en de Vrij-Antirevolutionairen stond te worden gesloten, heeft aanleiding gegeven tot de oproeping van hen die opkwamen voor het Christelijk karakter der natie in den zin van G r o e n , om in April 1902 te Utrecht saam te komen, teneinde daFT>eginsel in Holland tot zijn recht te brengen. In het woord, dat ik bij die gelegenheid sprak, is m. i. duidelijk uitgekomen, waarom het moest gaan. Ik zeide o. m. het volgende: „Men meent, dat de strijd tusschen de Hervormde Kerk en de Doleantie is uitgestreden. Dit is eene vergissing: die strijd is pas begonnen. Ik heb dien van meet af verwacht, maar beef, als ik denk aan het terrein waarop en den inzet waarom thans zal worden gestreden. Zij zijn niet allen Hervormd die Hervormden zijn. Ik vrees zelfs, dat onder u worden gevonden, die de leus „niet de Rede maar de Openbaring" hebben aanvaard, zonder te vermoeden, dat zij alleen Rome, de Scheiding en de onkerkelijke richting in de Hervormde Kerk," laatstgenoemde met hare onbelijnde Theologie, haar individualisme en hare verzaking van het Schriftbeginsel ten goede moet komen. Zooals het daar ligt is het puur Roomsch. Voor ons, Hervormden, toch is de Rede het instrument van alle kennis, en heeft de Openbaring op de haar aangewezen plaats en in verband met het geheel onzer kennis zeggenschap, niet alleen voor eene partij, maar voor heel het volk. Hiermede zeg ik, dat wij tegenover het RoomschSeparatistisch het zuiver Hervormd beginsel onzer Vaderen
21 hebben te stellen. Indien gij dit niet inziet, zijt gij weg. Maar vóór alle dingen moet gij helder onderscheiden. Men kan Hervormd zijn in drieërlei zin. Wat is voor u het wezen van de Hervormde Kerk? De genootschapsidee? Gij vervloeit dan in het Liberalisme. De Confessie ? Gij hebt dan geen eigen positie t e g e n o v e r de d o l e a n t i e . De Gereformeerde Kerk, de Kerk van ons volk, die in de 16de eeuw van dwaling is gezuiverd ? Immers, het laatste ! Vindt gij haar in de Belijdenis, én in de Historie, én in het Genootschap voor zoover zij daarin niet is ondergegaan en thans worstelt om tot nieuwe openbaring te komen ? Weest haar dan behulpzaam, om hare roeping ten aanzien van onzen staat, onze maatschappij en ons schier ontkerstend volksleven, te vervullen. In dezen eiseh ligt een politiek program. Laat mij dit als met een stippellijn aanwijzen." Ik heb daarna de bovenontwikkelde bezwaren tegen de Roomsch-Protestantsche coalitie uiteengezet en getracht aan te toonen, dat het zuiver Hervormd standpunt het eenig ware was, en dat het staatkundig stelsel, dat hiervan uitging, in stee van onpraktisch te zijn, het eenig houdbare was. Het overige kan in één enkel woord worden gezegd. Reeds in den aanhef van mijne toespraak had ik doen uitkomen, dat en waarom ik mij ter wille van mijn ambt, dat mijne geheele kracht vorderde, niet met de organisatie van een nieuwen Bond kon bezig houden, maar mij altijd zou bepalen tot het uiteenzetten van de beginselen. Daarom stond ik machteloos, toen men in de vergadering voorstelde, scheiding te maken tusschen de theorie en de praktijk, en als vereeniging buiten de actueele politiek te gaan staan. Ik heb later gevoeld en ervaren, dat dit eene tweeslachtigheid was, waarvoor ik weigerde verder eenige verantwoordelijkheid te dragen, en moet de Vergadering, die in September staat te worden gehouden, ernstig
22
f'
;
adviseeren, niet opnieuw in dezen strik te vallen. Die weet goed te doen en het niet doet, dien is het zonde Eerst wanneer men tegenover het standpunt der Doleantie een eigen Hervormd standpunt inneemt, staat men zuiver en ontwikkelt men kracht Dat de Hervormde Kerk niet is wat zij moet wezen en kan worden, doet niet ter zake. Het gaat om het beginsel, dat niet de partij, niet de j vereeniging, maar de Kerk op de in de Schrift aangewezen wijze uitmaakt wat Christelijk is, wat Gods Woord leert. De Grondwet bevat niets, wat men niet gaarne kan toegeven, en te meer, naarmate de volksvertegenwoordiij. ging minder de regeermacht opeischt, die noch haar, l| noch het ministerie, maar der kroon toekomt. ? Men kome op voor het recht Gods ! De Staat mag niet voor Theologie uitgeven wat Godsdienstwetenschap is. Herstel de Theologie, en gij h e b t het beginsel in de Universiteit aangebracht, dat de Wetenschap een ondergrond geeft, zonder de vrijheid van iemand aan banden te leggen. Er bestond eene bepaalde aanleiding voor mij om het bovenstaande te schrijven. Ik had het oog op de Vergadering van „de Vereeniging tot handhaving van het Christelijk-Histoi\sch karakter der natie", die in September bijeenkomt. Wat ik schreef is eenvoudig als getuigenis en niet als een advies voor die Vergadering bedoeld. Men mag anderen geen lasten opleggen, die men zelf niet wil aanraken. En ik kan ze niet aanraken zonder van lieverlede zóó te worden ingewikkeld in dingen, waaraan ik mij toch niet geheel mag geven, dat ik geen meester blijf van mijn tijd, mijne kracht en den arbeid waartoe ik geroepen ben. 8) Het geldt in dit geval alles of niets. Iedere middenweg, dit hebben de laatste jaren geleerd, leidt tot eene valsche 8)
Zie Aanteekeningen pag. 27.
23 positie, die ik mij ook ter wille van de zaak niet mag laten welgevallen. Mijn persoon doet echter niets ter zake. Het gaat om het beginsel, en de vrienden hebben het in hunne hand, eene positie in te nemen, die de Christelijke partijen zal dwingen, niet alleen met hunne groep, maar met hun beginsel te rekenen. Amo Nesciri heeft de hierboven aangehaalde, vriendelijke ontboezeming aan het adres der Friesch-Christelijk-Historischen gericht. Ik geloof niet, dat de Bond deze politiek heeft gedreven. Het paste in zijn stelsel van uitruilen van stemmen niet, a l l e s in doleerende handen te willen zien. Maar, indien er schuld is in deze, dan ligt die schuld bij mij. Het stelsel van de Revolutie, van den Modernen Staat, die de regeermacht in de hand der meerderheid stelt, is alleen dragelijk, wanneer de partijen elkander in evenwicht houden. Dat alleen voorkomt de tyrannie, die naar niets en niemand vraagt dan zijn eigen belang en wat hij zelf meent goed en recht te zijn. Op dien grond alleen heb ik gemeend, aan een „gebreideld" ministerie uit de rechterzijde boven een uit Liberalen en Radicalen saam gesteld de voorkeur te moeten geven. Anderen dachten er anders over. Hiervan geldt het antwoord, dat ik eens in Ierland ontving op de vraag, welke van twee wegen ik gaan moest, om mijn doel te bereiken: „Welken weg gij ook neemt, gij zult altijd wenschen, precies andersom te hebben gekozen". Maar uit mijn advies bleek dan toch, dat ik het niet tegen de personen heb. Met al hunne ellende schaar ik mij gaarne aan hunne zijde, op hetzelfde oogenblik dat ik het stelsel, waarmede zij behept zijn, goddeloos, en volksverwoestend noem. Indien ons volk wordt geleid, hiermede eens en voor goed te breken, dan kan dit dienen om wie nu gescheiden zijn saam te brengen tot onderling overleg en samenwerking, maar dan voor „heel de Kerk en heel het Volk".
24
AANTEEKEN1NGEN.
P-
cV
1) Dat zij, die Jezus Christus als hun Heer en Heiland belijden, zoowel o n d e r als b u i t e n de kiezers eene meerderheid vormen, bewijst, dat ons volk nog niet ontkerstend en nog niet gemoderniseerd is. Maar bewijst het ook, dat men zich daarom van die meerderheid mag bedienen, n i e t om getuigen en vertegenwoordigers in de Kamer te brengen, n i e t om het parlementarisme te verwijderen, dat de kroon tot den kegeliongen maakt, die de omgevallen kegels weêr opzet, n i e t om de volksvertegenwoordiging weêr te maken wat zij zijn moet: de vertegenwoordiging van alle belangen, standen en kringen in het volksleven, en hiermede de electorale kwestie optelossen, n i e t om de groote leugen in het revolutionaire regeeringsstelsel, die men neutraliteit noemt maar die werkelijk ongeloof en indifferentisme is, eenen zachten dood te laten sterven en de wereld te laten zien, dat de v r i j h e i d en het r e c h t van allen in een Christelijken, een Protestantsclien staat wel degelijk kunnen worden gehandhaafd, m a a r om als Christelijke purtij op te treden en hiermede allen, die deze manier van doen niet goed keuren, feitelijk van Christus af te snijden? Zeker niet! Dat is in den grond even dwaas als goddeloos. D w a a s , want het biedt slechts een schijnvoordeel. "Wanneer iemand den strijd tegen de dames des halles, of, zooals men in plat Hollandsch zegt, de vischwijven aanbindt door ze eens flink met de tong te slaan, dan geeft dit voor het oogenblik eenige satisfactie, maar dan is men reeds veroordeeld, want m e t d i t w a p e n zijn zij ten slotte de baas. » Dit geldt ook van den stembusstrijd. Men heeft hier op politiek terrein dezelfde illusie, die de partij van actie in de Hervormde Kerk vóór 1°86 o n d e r de Besturen t e g e n de Besturen deed ingaan. Men had zich tegenover deze wijze van doen op Gods "Woord beroepen, men had haar gezegd, hoe de Kerk naar dat AVoord moest zijn ingericht, maar, ofschoon hare voormannen in hun hart overtuigd waren, dat het zóó zijn moest, zij meende hare macht voordeeliger te kunnen gebruiken . . . met het bekende resultaat. G o d d e l o o s , omdat men door een privaten wil, een partijoordeel, van Christus afsnijdt, die voorshands niet door een kerkelijk oordeel kunnen worden getroffen, en omdat men personen in steè van beginselen te lijf gaat. Ik zal het schuldregister niet langer maken. Het is voldoende te zeggen, dat dit niet anders is dan d e t o e p a s s i n g v a n h e t R o o m s c h b e g i n s e l , w a a r d o o r R o m e in P r o t e s t a n t s c h e landen v o o r d e e l bejaagt.
25
Yt
^
2) Ik spreek van Doleantie, omdat men in haar de kerkelijke toepassing vindt van het beginsel, dat ik op politiek terrein bestrijd. Het woord „Afscheiding" past hier niet, want er zijn vele Afgescheidenen, die niets moeten hebben van het vrije kerkendom. Het woord „Gereformeerd" deugt heelemaal niet, want het is niet !\JJR alleen dubbelzinnig, maar ook als zoodanig door hen, die in doleantie I x & . q t f " gingen geusurpeerd. 3) Het was een meesterlijke zet van het lijfblad van Dr. Kuyper, om den val van het ministerie op rekening van de Friesch ChristelijkHistorischen te stellen alsof zij niet tot de coalitie behoorden en alleen hadden geprotesteerd tegen de onhebbelijkheid der bondgenooten, die in den roes van de verwachte victorie onder den Christelijk en naam doleerende vertegenwoordigers aan overwegend Hervormde districten wilden geven. Het was nog meer doortrapt ze tot volgelingen van Dr. Hoedemaker te maken. ' Dat deze de coalitie vergruwelde, en zich zelfs uit de —-5> Vereeniging tot Handhaving van het Christelijk Historisch karakter ,, , , _ der Natie terugtrok, omdat de actueele politiek van hare toongevende leden hare beginselen niet toepaste, scheen minder ter ^ ^ zake te doen. Schiller noemde de geschiedenis „eens meester wevers stuk, waarin één worp duizend draden saam knoopt". Dit geldt ook van 's meesters politiek. De klacht in De Standaard was o. m. e e n a f l e i d e r , e e n veiligheidsklep een zaad van w a n t r o u w e n en eene waarschuwing voor het vervolg. 4) Dit is te meer fataal, omdat er een greintje waarheid in de nomenclatuur schuilt. Men miskent de Hoogheidsrechten van God Almachtig, wanneer men den godsdienst tot eene private aangelegenheid maakt, die in de binnenkamer te huis behoort. Deze stelling is in den grond niet eens Paganistisch maar Atheïstisch. Aan de Moderne opvatting, die den godsdienst alleen zijdelings laat inwerken op het leven, ligt het Naturalisme ten grondslag. Edoch! wanneer men hieraan het recht ontleent, het ééne volk in twee sterk gekleurde en bij d e s t e m b u s h e r k e n b a r e j g r o e p e n uiteen te scheuren, vergeet men : 1° dat ook de Doopsgezinden ten gevolge van hunne eigenaardige opvatting, waardoor het Koninkrijk Gods tegenover het wereldrijk komt te staan, zich zeer goed in de eerstaangegeven stelling kunnen vinden; 2» dat de Boomschen — zooals De Standaard het heeft — krachtens hun hiërarchisch beginsel, in hunne verwerping van de autoriteit van GodsWoord op ééne lijn met de Liberalen zijn te stellen; 3° dat de Antirevolutionairen de theorie der Liberalen ten | aanzien van de openbare instellingen geheel aanvaarden, en o p | d i e n g r o n d steun voor hunne particuliere, Christelijke instellingen vragen.
26 Wat meer zegt, dat de Vrije Universiteit de indifferente wetenschap en de gemoderniseerde Theologische Faculteit tot hare veronderstelling, haar raison d'être heeft. 5) Ook de kerk als particuliere kerk moet bescheidenheid leeren. Ik neem de vrijheid in dit verband te wijzen op het antwoord in een der opstellen in „Noch rechts noch links" gegeven op de vraag: „Is eene vereeniging van de Roomsche Kerk en de Protestantsche Kerken denkbaar?" 6) Toen ik met het elders aangegeven doel op het laatste oogenblik, ziende op den stand van zaken, bij de herstemming adviseerde, dat men de kandidaten van de rechter zijde zou steunen, hebben mijne geestverwanten dit advies niet zoo algemeen gevolgd, als ik had gewenscht. Onder de vragen, die naar aanleiding hiervan tot mij werden gericht, waren ook de volgende: Is dat nu niet het tegenovergestelde van hetgeen gij in „Rechts noch Links" hebt uitgesproken: „Het is beter dat het Ministerie dan dat de Waarheid valle!" ? En krijgen zij, die in de Tweede Kamer hunne bezwaren tegen die en die voorgestelde wetten hebben ontwikkeld, maar toen het op kiezen aankwam na deze kritiek het Ministerie toch hebben gesteund, nu niet een pluim op den hoed ? Hetzelfde antwoord geldt voor beide vragen: men moet ongelijksoortige dingen wel deugdelijk onderscheiden. Wanneer men verklaart: het is beter dat het Ministerie dan dat de Waarheid valle, dan wil dit zeggen, dat men zich door zijne sympathie voor de mannen van de rechterzijde niet mag laten verleiden, hen tot eiken prijs, zelfs ten koste van het beginsel, dat God d o o r e e n i e g e 1 ij k moet gediend en geprezen worden, te willen handhaven, maar het wil zeker n i e t zeggen, dat de waarheid beter door de linker dan de rechterzijde zal worden gehandhaafd. Aangezien nu een ministerie, dat geen enkele stem in de Kamer kan missen, gedwongen wordt achterwege te laten wat het bij een voldoend aantal stemmen van eigen aanhangers onverbiddelijk zou doorzetten, zonder zelfs — heeft de ervaring het niet bewezen ? — met zijn eigen bondgenooten te rekenen, kan men met hetzelfde recht verklaren: „steun het niet, want het is de partij te doen, doleerenden in de Kamer te poten", en: „steun het wel, want dat gevaar is nu voorbij!" Alles hangt hier immers van de electorale positie af.
.Maar anders staat het bij eene wet in de Kamer.
Het Ministerie kon het dilemma niet stellen, waarvoor het de leden van de Tweede Kamer in zake het Hooger Onderwijs heeft geplaatst, zonder zijne roeping ten aanzien van het volk als één 1 geheel te verloochenen. " Eënf dilemma kan ieder stellen. „Wat wilt gij: hangen of worgen? Maar het is roeping, te zeggen: Noch het een noch het ander". Doet men dit niet dan blijkt hieruit, dat men nog iets goeds van het surrogaat verwacht, dat het partijhoofd ons aanbiedt.
27 7) Bijzonder leerzaam is liet gebruik, dat Bome van de plaats voor Vrije TJniversiteitsstichting gaat maken. Het is de geschiedenis van den aap, die de kat gebruikt om de kastanjes uit het vuur te halen. 8) „De Vereeniging tot handhaving" enz. komt, naar verluidt, dezer dagen te Utrecht samen. Van die Vergadering kan veel afhangen voor de toekomst. Wat ik in deze Brochure heb gezegd, is wel niet als advies maar toch als getuigenis met het oog op die Vergadering bedoeld. Ik heb er, met het oog op mijn eigen verhouding, iets bij te voegen. Het misverstand is zoo groot, dat alleen de volle waarheid als Ariadnedraad kan dienen, om uit den doolhof te voeren. Om niet te breed te worden begin ik met eene reminiscence. Het was in 1876 na eene stormachtige vergadering van den vA Amstëïdamschen Kerkeraad, dat wijlen I)>. Steinfort mij staande ' _ hield en, mij met een veelbeteekenenden blik aanziende, tot mij X /&(>• zeide: „Ben je blind? Dit volk heeft een 1-e-i-d-e-r noodig!" Hij had namelijk opgemerkt^ dat nïïjn advies lijnrecht tegen hen, die hij mijne medestanders achtte, was ingegaan. Ik antwoordde : „Het komt mij voor, dat gij hiervoor in de wieg zijt gelegd", enz. „Een leider wordt geboren, niet gemaakt." „Een leider", hernam hij, „moet nooit kiespijn hebben, zijnen volg'elingen in het gevlei komen, hun nooit toelaten eene dwaasheid te begaan of te zeggen, niet vergeten ieder te feliciteeren wiens vrouw bevallen is, en altijd gelijk hebben". Ik ~KëB later dikwerf aan deze humoristische samenspraak en hetgeen er op volgde gedacht. Afgezien van het feit, dat ik geen enkele dezer kwaliteiten bezit, en gelijk ben aan een zeeman, die wel op het compas weet te zeilen, maar niet de kunst van laveeren verstaat, is er iets, dat mij verbiedt, alles wat op leiderschap gelijkt te ambieeren. Ik bedoel het sine qua non, dat men zich geheel aan de zaak moet geven. Mijn ambt nu, mijne sympathieën enz., liggen op een geheel ander terrein dan dat der politiek. Ik kan en mag mij dus niet geven. Ik zie ook niet, waarom men geene beginselen kan bepleiten ' zonder zich met de toepassing, verkiezingsspeeches en -manoeuvres, « ; niet het minst de organisatie van het partijverband enz., bezig te Jv^*houden. De ondervinding pleit hier evenwel tegen. Toen de verkiezing van 1901 in 't zicht kwam, heb ik mij zeiven alleen kïï5ïiroirT5"êtëtï5n~af ~ïë~ drijven in eene richting, waar de actueele politiek zich van mij zou hebben meester gemaakt, door afstand te doen van mijn Blad „de Gereformeerde Kerk", om de ï'ëdenen, die in eeneTïrochure „Heel de Kerk en heel het Volk" zijn uiteengezet. Na de verkiezingen, in 1902, heb ik daarentegen gemeend, dafTïBt mogelijk zou zijn, het inttiatief van anderen, die wel niet even principieel als ik tegenover de coalitie stonden, maar toch
28 gewonnen waren voor het ideaal, in den titel van zooeven genoemde Brochure uitgedrukt, door medewerking te steunen. Dit is mij echter gebleken even onmogelijk te zijn. Het kwam zóó. De Amsterdamsche Volksbode was geheel zelfstandig ontstaan en werSTlieëf goe3~gërë"digeerctr'Ik wist zelfs niet door wie of wien. Dat was, zooals het behoort. Ik zocht alleen op verzoek van de Redactie, die zich intusschen had bekend gemaakt, financieelen steun voor het Blad, die ongelukkig alleen werd verstrekt op voorwaarde dat ook ik een deel van mijne kracht aan de zaak zou geven, met het gevolg, dat ik steeds voor de keuze stond zelf in alles op den voorgrond te treden, of mij uit de exploitatie, straks uit de redactie, terug te trekken, en mij te laten re^eeren, m e t b e h o u d evenwel van de verantwoordelijkheid oók voor hetgeen anderen deden, meenden en goed vonden. Er is iets, dat nog onmogelijker is dan het leiderschap, en dit is dankbaar te moeten zijn voor eene voogdij, die in eene valsche positie brengt, niet afdoende genoeg is om de zaken te laten marcheeren en telkens tot critiek aanleiding geeft, terwijl men, zooals ik zeide, billijkerwijze nog dankbaar moet zijn voor hetgeen door anderen belangeloos geschiedt, al is men overtuigd, dat het doel langs den door hen gekozen weg niet kan worden bereikt. Ik herinner mij zeer goed de aanvangen der organen van den Leider der Anti-Revolutionairen in zijn eigen huis, onder zijn eigen toezicht, en zijn antwoord op de medelijdende klacht, dat hij „maid of all works" was. „Wacht maar! zoodra het eigenbelang begint mee te spreken, is er hulp genoeg en te over". Indien de Vergadering in September bij het schrijven aan het hoofdbestuur nog eenige nadere verklaring noodig acht, dan moge dit ééne voldoende zijn : Men zij verzekerd, dat ik altijd de goede zaak naar en boven vermogen zal blijven dienen, voorzoover ik mijzelven kan blijven, mijn levenstaak, die buiten de politiek ligt, kan vervullen, en door mijnen dienst niet in gewrongen posities wordt gebracht of gelaten. » Oók dit nog: Het beginsel, dat zij als ideaal aanvaardt, heeft m. i. de toekomst, zoodra men bereid is, het als het eenig practische toe te passen. De Leider der Anti-Revolutionairen verstaat de kunst heele en halve medestanders voor eene keuze te stellen, die aan de Indiaansche drijfjacht van het wild tusschen twee in eene spits uitloopende wanden van boomstammen doet denken. God stelt hen, die opkomen voor het Christelijk-Historisch karakter der natie mede voor eene keuze, een to be or not to be. Moge het dualisme in hun streven ten eenenmale vervallen!