Kwartaalblad voor de fresh, food en nutritionsector in Zuid-Nederland Jaargang 3, Nummer 4 2011
Het ‘een-tweetje’ van HAK
Plan Topsectoren: De kracht van de regio 1
Jaargang 3 Nummer Een uitgave 4 van Performis Media
inhoud Kwartaalblad voor de fresh, food en nutritionsector in Zuid-Nederland
28 Geen hekjes om de regio's
45 Foodlogistics
54 De toekomst volgens PlantLab
10
14 Vleesvervangers uit Oss
Dalco Food beweegt mee met de markt. Van origine gericht op vleesverwerking, merkt het bedrijf uit de vleesstad Oss dat plantaardige eiwitten populairder worden. Vandaar dat Dalco veel verwacht van de productie van vleesvervangers.
28 Geen hekjes om de regio’s
De Nederlandse agrofoodsector heeft grote ambities, getuige het topsectorenrapport voor de agrifoodsector. De verschillende regio’s spelen in het plan een cruciale rol. Dan moeten ze wel hun activiteiten nauwer op elkaar afstemmen. Dat hoeft overigens niet ten koste te gaan van hun autonomie.
45 Food logistics: vollere vrachtwagens
Momenteel rijden in Nederland nog te veel vrachtwagens rond die alleen lucht vervoeren. Dat geldt ook voor de agrifoodsector, lees het traject tussen foodproducenten en retailers. Mogelijke oplossingen: het bundelen van goederenstromen door producenten en het veranderen van het bestelgedrag door retailers.
54 De toekomst volgens PlantLab
In het hart van de 5-Sterren Regio hebben de mannen van PlantLab hun verticale boerderij gebouwd. Planten groeien in gecontroleerde omstandigheden en hebben minder water, nutrienten en bestijdingsmiddelen nodig. Technologie die de wereld nodig heeft om meer met minder te produceren.
En verder: 4 FN Kort 14 Dalco Food: vleesvervangers hebben de toekomst 18 Greenport’s Innovatiecafé over BioChar 19 Agro en Co brengt verspilling in kaart 20 WP Haton uit Panningen kiest voor blauw 22 Smurfenfruit: gezonde en lekkere kindervoeding 23 Food & Fresh Lab/Agrofoodwiki 25 Het Product: ‘dekselse’ HAK 26 Annet Roodenburg (HAS): ‘Stuur consument richting gezonde keuze’ 28 Krachtenbundeling regionale ondernemersnetwerken cruciaal in nationale ambitie agrifoodsector 34 De Energieboerderij: meten is weten 37 Agro & Food Systems Roadmap klaar voor de toekomst 38 FI Europe: verduurzaming rukt op 40 Lamb Weston Meijer maakt drinkwater 42 ZON: op weg naar sterk versmerk 45 Logistiek: vrachtwagens kunnen voller 49 Erutan: kringlooptapijt met agrifunctie 50 Robotica & Vision 52 Ad van Geloven in memoriam 53 Foodport Zeeland: topondernemers komen in actie 54 PlantLab over ‘vertical farming’ 56 Agenda 57 Column Albert Zwijgers 58 Colofon Jaargang 3 Nummer 4
3
F&N Kort
De kracht van de regio Een blik op de nabije toekomst van de agrifood sector. Dat biedt het document ‘Agro&Food: De Nederlandse groeidiamant’. In dit lijvige rapport staat hoe de Nederlandse sector haar positie in de wereldmarkt kan verstevigen. Momenteel bezet ons land een koppositie met onder meer een slordige € 48 miljard aan toegevoegde waarde. Nu wordt het koplopersschap wel ‘aangevallen’ door andere landen. Kortom, op de winkel passen is er niet bij. De sector zal, met toekomstige ontwikkelingen (o.a. de groei van de wereldbevolking, verduur zaming) in het achterhoofd, een koers uit moeten stippelen waardoor het – pak weg – in 2020 nog steeds op de eerste plaats staat. Volgens de opstellers van het rapport, toppers uit het bedrijfsleven, de wetenschap en de over heid, zijn er drie marsroutes. Ten eerste moet de sector investeren in concepten waarbij ‘meer uit
Lucien Joppen Hoofdredacteur Food&Nutrition
minder’ wordt gehaald. Een logische stap gezien de verwachte tekorten aan grondstoffen en het belang van de verwaarding van reststromen. Het toevoegen van waarde is marsroute nummer twee. Zeker in verzadigde markten is waardegroei de enige weg om nog te groeien. De derde route, volgens het topteam, is het versterken van inter nationaal leiderschap in de mondiale agrifood sector. Met andere woorden, Nederland kan haar kennis verwaarden in het buitenland, bijvoor beeld op gebied van efficiënte (agri-)productie. Kortom, de lat ligt hoog voor de sector. Zowel qua omzet als toegevoegde waarde moet deze de komende jaren doorgroeien. De vraag is alleen: kan zij dit ook? Grotere bedrijven (500+ werknemers) kunnen in het algemeen deze toe komstige uitdagingen wel aan. Het is de vraag of kleinere bedrijven wel daarvoor klaar zijn. Vaak zijn ze te groot voor het servet en te klein voor
Unilever en FrieslandCampina verduurzamen keten Unilever wil vanaf 2020 uitsluitend nog verduurzaamde agrarische grondstoffen inkopen. Op gebied van zuivel zal dat in 2012 al gebeuren. Unilever en FrieslandCampina werken daarbij nauw samen. Het uitgangspunt van de samenwer king vormde de zogenaamde Unilever Sustainable Agriculture Code (USAC) die zich richt op het terugdringen van het ener gieverbruik, hergebruik van afvalstromen, reductie van de CO2-footprint en verbe teren van diergezondheid en dierwelzijn. ‘Ingrediënten op basis van zuivel behoren tot onze Top 10 van ingekochte grondstof fen’, aldus Dirk-Jan de With, Vice-president procurement global food ingredients van Unilever. ’Wij zijn dan ook verheugd dat wij samen met FrieslandCampina die inkoop daadwerkelijk duurzaam kunnen gaan realiseren.’ Het afgelopen jaar zijn twaalf melkveehouders, die lid zijn van de Zuivelcoöperatie FrieslandCampina, beoor deeld op basis van de USAC-criteria. Vóór
4
Jaargang 3 Nummer 4
het tafellaken. Bepaalde competenties, zoals marketing en productontwikkeling, kunnen vaak beter worden ingevuld. Nu bieden samenwerking en bundeling van resources de mogelijkheid aan deze bedrijven om deze lacunes op te vullen. Vandaar dat de regio, of beter gezegd de regionale onderne mersnetwerken, een belangrijke rol spelen in de ‘Groeidiamant’. In deze editie van Food&Nutrition zoomen we in op de regioclubs, waarbij vooral mogelijke verbanden tussen de verschillende regionetwerken worden belicht. Immers, om de slagkracht van de regio’s te vergroten, is een finetuning nodig. Het heeft geen zin om werk, bijvoorbeeld bepaald onderzoek, twee keer uit te voeren. Dat kun je beter van tevoren met elkaar afstemmen. Anderzijds moeten de regio’s wel hun eigen karakter behouden. Juist in de regio nale aanpak schuilt ook de kracht van de regio.
DGS maakt kans op Industributie Trofee 2012 Het Tilburgse Dutch Grill Specialties, onderdeel van de DGS Group, is genomineerd voor de Industributie Trofee 2012 in de categorie Vlees, vleeswaren, vis, maaltijden en salades.
maart 2012 zullen nog eens ruim 110 melk veebedrijven aan de beurt komen. ’We zijn verheugd dat wij als FrieslandCampina nu al kunnen voldoen aan de gestelde criteria. Hierdoor kunnen we de eco-footprint in de totale productieketen verder terugdrin gen’, stelt Roelof Joosten, executive director ingredients van FrieslandCampina.
Deze nominatie komt voort uit het Industributie-onderzoek dat is uitgevoerd door EFMI Business School en het onderzoeksbureau SymphonyIRI, in opdracht van het vakblad FoodMagazine. Hierin wordt onderzocht welke bedrijven het best samenwerken met supermarktretailers. In totaal zijn negentig producenten betrokken bij het onderzoek en beoordeeld op zes criteria: onderhandelings vaardigheden en besluitvaardigheid, kennis van de retailorganisa tie, adviezen over de categorie-optimalisatie, analytisch vermogen, inzicht in de supply chain van de retailer en leveringsbetrouwbaar heid. Op basis van deze beoordelingen zijn in negen productcatego rieën de drie best presterende fabrikanten genomineerd voor een categorietrofee. Begin januari 2012 worden de winnaars bekend gemaakt tijdens het Industributie Diner.
F&N Kort
Bustour Dutch Design Week Een bus vol enthousiaste agri- en foodondernemers trok eind oktober vanuit de Groene Campus in Helmond naar de Dutch Design Week (DDW) in Eindhoven. Op uitnodiging van Holland Food Camp maakten de ondernemers kennis met jong en gevestigd designtalent. ‘Een zeer inspirerende tour. Het is fantastisch dat onze regio zoveel creativiteit in zich heeft. En het heeft me verrast dat food voor veel designers belangrijk is’, aldus Feico Lanting, directielid van Ad van Geloven. ‘Plastic als voedingsbron voor champignons. Dat heb ik nog niet eerder gehoord.’ Champignonteler Niek Franzman was onder de indruk van de Microbial Home Probe van Philips Design. Dit huishoudelijk ecosysteem van de toekomst stond opgesteld bij de bekende designer Piet Hein Eek. Zo stond er een tafel met een geïntegreerde koelfunctie voor groente. Deze designconcepten zijn ontwikkeld om oplossingen te bieden voor uitdagingen rondom afvalverwerking, voedselbewaring, verlichting en een gezond leven.
Taggie Bij het Klokgebouw op Strijp S leidde Jeroen op ten Berg van GBO Design de groep langs de Awardwinnende producten zoals de knalrode klapstoel in de vorm van een tulp. De ondernemers ontmoetten er een spannende cross-over
tussen kunst en kaas bij ‘Designkaas’ en verwonderden zich over de Tree Track van Christien Meindertsma, een houten trein gemaakt van één boom uit de Flevopolder. Een inventieve nieuwe service was de Taggie van Niels van Hoof. Met deze app wordt winkelen voor kinderen leuk en leerzaam, verwacht hij. Door een smartphone op de barcode te richten, verschijnt er een animatie over het product. De Holland Food Campers zagen er wel heil in.
DMC Maaltijden wint No Waste Award DMC Maaltijden heeft, samen met de partners Total Catering, het Maxima Medisch Centrum en Kruidenier Food Services Rotterdam, de No Waste Award gewonnen. Het bedrijf kreeg op 12 november de prijs voor de pilot ‘maaltijdservice à la carte’. Tijdens het No Waste Dinner, dat het Beter Eten Congres in Den Bosch afsloot, reikte Ika van der Pas namens het Ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie de prijs uit. Het ministerie wil met de wedstrijd samenwerking en innovatie op gebied van voedselverspilling stimuleren. DMC Maaltijden en haar partners hebben in hun pilot bewezen dat ze voedselverspilling terug kunnen dringen van 40 naar maar liefst twee procent. In de pilot wordt voe ding op een andere (centrale) wijze bereid en verstrekt. Er wordt gekookt op basis van wat de klant verwacht en lekker vindt. De klant kan op het laatste moment kiezen tussen de verschillende gerechten en de portiehoeveelheid. De jury was zeer te spreken over de schaalvergrotende potentie van de pilot en de intensieve samenwerking tussen de betrokken partijen. Juryvoorzitter en topkok Jonathan Karpathios prees daarbij ook de aandacht voor ‘lekker eten’ en de gezondheidswinst. Naast DMC Maaltijden waren ook genomineerd Scelta Mushrooms (concen traat van voetjes van champignons) en Sonneveld, een leverancier van bak kerijgrondstoffen (ingrediënt dat broodverlies reduceert).
Advertentie
Werving & Selectie, Uitzenden & Detacheren Food, Technology, Nutrition & Health
www.nutri-akt.nl
Jaargang 3 Nummer 4 1 062017_NA_Adv_50x30_fc.indd
5
09-03-10 12:40
F&N Kort
Paprikakweker en ijsbereider winnen Smaakvol 2011 Annette Hermans van Kwekerij Hermans-Walter BV uit Sevenum en Meester ijsbereider Theo Clevers uit Grubbenvorst zijn de winnaars van Smaakvol 2011. De Limburgse ondernemers wonnen eind november zowel de jury- als de publieksprijs. De prijs werd uitgereikt in het kader van De Smaak van NL, een initiatief van Syntens en Foodlog, dat het belang van smaakvolle, Nederlandse producten wil benadrukken. Volgens de jury is het paprika-ijs een echte winner. Zij kozen tijdens de spannende finale in Baarn voor het ijs omdat het bijzonder lekker is en zelfs zuivelachtig lijkt, zonder dat dat zo is, aldus jurylid Dick Veerman. De mede-oprichter van Foodlog verbaasde zich erover dat het ijs voor 60 procent uit paprika bestaat. Annette Hermans: ‘We zijn altijd op zoek naar nieuwe toepassingen voor onze oranje paprika’s. Ze hebben een prachtige kleur, zijn sappig, zoet en bevatten driemaal zoveel vitamine C als sinaasappels. Het is het fruit onder de groente.’ Theo Clevers vult aan: ‘Het enthousiasme van Annette en haar man over hun product is aanstekelijk. Daarom ging ik met hen de uitdaging aan. De paprika als groente krijgt een nieuwe toepassing en in de ijsbranche zoeken we daar ook voortdurend naar.’ Het paprika-ijs wordt ook gepresenteerd op de Floriade volgend jaar en is vanaf 6 december te koop on-line.
Green Engineering wint Innovatiepitch De opleiding Green Engineering, die volgend schooljaar start bij Helicon MBO Den Bosch, heeft donderdag 3 november op de Horti Fair de Innovatiepitch gewonnen.
Binnen Green Engineering staan natuurlijke energie en relevante technieken en technologieën cen traal. Green Engineering leidt inge nieurs op die groene energie en technologie duurzaam, innovatief en ondernemend kunnen toepassen. Onderwerpen als het op innovatieve wijze energie uit planten halen of olie uit zaden persen, staan op het cur riculum. Dit soort technieken leiden tot een betere benutting van natuur lijke hulpbronnen en grondstoffen en zorgen voor schonere processen in verwerkingsketens. De Innovatiepitch is een initiatief van de Rabobank. De bank reikt de prijs uit voor het meest innovatieve tuinbouwidee.
6
Jaargang 3 Nummer 4
Vijfde Food4Future Award voor Jan van Brabant College Vier leerlingen van het Jan van Brabant College hebben de Food4Future Award 2011 gewonnen. De leerlingen ontvingen deze prijs op maandag 31 oktober uit handen van wethouder Yvonne van Mierlo van de Gemeente Helmond en Ruud van Heugten, gedeputeerde van de Provincie Brabant. De meiden, Danielle, Isabell, Margo en Roos, deden mee aan het project Food4Future. Het project is geïnitieerd vanuit de Gemeente Helmond, De Groene Campus en Food Connection Point. Tijdens het traject worden jon geren jaarlijks uitgedaagd om na te denken over een nieuw foodconcept. Dit jaar was het thema Food4Sports. Het team van het Jan van Brabant College kwam op de proppen met Knooppuntjes: een concept waarbij
consumenten pepermuntjes kunnen kopen die eruit zien als de Knooppuntbordjes op de gelijknamige fietsroutes. Ook op de verschillende knooppunten op de fietsroutes zijn deze snoepjes verkrijgbaar. De snoepjes geven ener gie en motiveren mensen om lekker te gaan fietsen.
Mars voor Marcel Key note spreker was de voormalig topzwemmer Marcel Wouda. Inmiddels trainer van toptalenten in Eindhoven, legde Wouda uit dat in zijn actieve tijd (de jaren negen tig) voeding nauwelijks een rol speelde. ‘Als ik energie te kort kwam, nam ik op advies van een voedingskundige een Mars.’ Inmiddels vormt voeding(sadvies) een inte graal onderdeel van het trainingsprogramma van zijn leerlingen. De vijfde editie van de Food4Future Award betekende eveneens de eerste lustrumviering van Food Connection Point. Voorzitter Frans Huijbregts blikte terug op vijf jaar Food Connection Point, een netwerk organisatie die zich sterk maakt voor een positief imago van de foodsector, zorgt voor een goede aansluiting van onderwijs op het bedrijfsleven en innovatie van MKBbedrijven stimuleert.
F&N Kort Food2Market van start Op de Food Valley Expo, die in oktober werd gehouden, werd het officiële startschot gegeven voor Food2Market. Dit initiatief, waarbij Nederlandse, Belgische en Duitse partijen (o.a. Food Connection Point, FoodValley) zijn betrokken, gaat ondernemingen in agrofood begeleiden bij hun innovatieprojecten. ‘Veel bedrijven in deze sector willen de grens over met hun producten. Hiervoor is wel een gedegen voorberei ding nodig, met een betrouwbaar netwerk, kennis van de nieuwe markt en de technologische mogelijkheden. Van productie en distributiekanaal tot consument’, aldus een woordvoerster van Food2Market. Volgens het initi atief zijn er verschillende mogelijkheden voor bedrijven om samen te werken. Ze kunnen bijvoorbeeld gebruik maken van elkaars apparatuur, een masterclass over distributiekanalen organiseren of nieuwe concepten ontwikkelen samen met consumenten, marktdeskun digen of gezamenlijk. ‘Wij willen binnen twee jaar circa zestig ondernemers door het gehele innovatieproces begeleiden zodat zij ook daadwerkelijk nieuwe voedsel producten, ingrediënten, diensten en/of services kunnen introduceren op één van de andere markten dan alleen de thuismarkt.’
Beeter ‘beste uit de test’ Consumentenbond Wokstukjes op basis van Beeter, aangeboden door De Vegetarische Slager, krijgen in het novembernummer van de Consumentengids het predicaat ‘beste uit de test’ in de categorie vleesvervangende wokproducten. In opdracht van de Consumentenbond testten vier culinaire professionals zestien commerciële vleesvervangers. Naast smaak, structuur en bereidingsmogelijkheden werd de samenstelling beoor deeld. Pierre Wind, een van de vier leden van het testpanel, over de wokstukjes van De Vegetarische Slager: ‘Is dit Beeter? Ja, hier fop je een vleeseter mee! Echt uniek. Heel knap’. Beeter, geproduceerd door Ojah in Ochten, vormt wel de uitzondering op de regel. Het testpanel is minder tevreden over de andere vleesvervangers. Deze zijn ‘droog, sponzig en taai’. Het panel gaf Beeter qua smaak het hoogste cijfer, gemiddeld een 7. De Valess Schnitzel werd tweede, met een 6-, en de Tivall groente schijf werd met een 5+ derde.
Meer informatie: www.food2market.nl
Consument let minder op land van herkomst Nederlandse consumenten letten, vergeleken met Duitsers en Britten, minder op het land van herkomst. Kwaliteit, smaak en prijs zijn belangrijkere aspecten. Dit blijkt uit consumentenonderzoek van het Productschap Tuinbouw onder Nederlandse, Duitse en Britse consumenten. De meeste consumenten vinden het overigens wel belangrijk dat het land van herkomst vermeld wordt in de winkel. Echter, dit bepaalt zoals gezegd meestal niet de aankoop. De Duitse consument vindt het land van herkomst meer bepalend dan de Britse en de Nederlandse consument. Merken in vers zouden een rol kunnen spelen om aspecten als smaak en kwaliteit te garanderen. Nu zijn er relatief weinig merken in vers. Consumenten kennen dan ook weinig merken binnen deze cate gorie. In zowel Nederland als Duitsland springt er één merk duidelijk boven uit, namelijk Chiquita.
In het Verenigd Koninkrijk is Fyffes het bekendste merk, op de voet gevolgd door Del Monte. Het per centage consumenten dat merken binnen verse groenten koopt, is in Nederland en Duitsland laag. In het Verenigd Koninkrijk koopt men vaker mer ken. Nederlanders vinden dat, naast kwaliteit en versheid, een merk garant moet staan voor smaak en voedselveiligheid, terwijl Duitsers ook willen dat het duidelijkheid over het land van herkomst en de teler geeft.
Jaargang 3 Nummer 4
7
Elies Lemkes-Straver algemeen directeur ZLTO Elies (Elisabeth) Lemkes-Straver zal per 1 februari 2012 bij de ZLTO aan de slag gaan als algemeen directeur. Het bestuur van ZLTO heeft unaniem ingestemd met de voordracht van Lemkes-Straver, de opvolgster van Gerard van Oosten, door de vertrouwenscommissie.
Een tevreden Frank Hessing (l) en Han van Horen (r)
HOBIJ en Hessing Supervers sluiten
meerjarig contract HOBIJ International Work Force en het Noord-Hollandse Hessing B.V., beide landelijk opererende ondernemingen, gaan nauwer samenwerken. De komende jaren zullen op twee van de drie productielocaties van Hessing dagelijks 160 zogenaamde Euroflexkrachten van HOBIJ aan het werk zijn. Hessing is in Nederland één van de meest vooraanstaande aanbieders van panklare groenten, AGF-specialiteiten, verse sappen en convenienceproducten. Het snijden en verpakken van de producten gebeurt op drie locaties in Nederland: Zwaagdijk, Uden en St. Annaparochie. Dit werk wordt onder meer uitgevoerd door flexkrachten uit Oost-Europa. Volgens John van de Heuvel, HR Directeur Hessing Supervers, zal het belang van deze werkne mers de komende jaren toenemen. ‘Gelet op de krappe Nederlandse arbeidsmarkt, zoeken wij met name partners die gespecialiseerd zijn in het werven en selecteren buiten Nederland. HOBIJ is zo’n partij.’ Directeur Han van Horen van HOBIJ over de meerjarige overeenkomst: ‘Hessing is een prachtig Nederlands bedrijf. Het is toonaangevend in de Benelux binnen haar marktsegment. Wij willen dat binnen Nederland zijn op het gebied van uitzending en detachering van Euroflexkrachten. De foodsector behoort, samen met de logistieke- en de metaalsector, tot onze doelmarkt en binnen dit segment kunnen wij onze klanten optimaal bedienen.’
Lemkes-Straver is momenteel nog directeur van de stichting Brainport en van Brainport Development in Eindhoven. Zij bekleedt deze functie sinds februari 2009, maar werkt al vele jaren in verschillende direc tiefuncties voor de ontwikkelingsmaatschappij van Brainport regio Eindhoven (voorheen NV REDE en Brainport Operations BV). Haar ervaringen komen vol gens ZLTO-voorzitter Hans Huijbers goed van pas bij de uitdagingen waar de land- en tuinbouw voor staat. ‘Zij brengt zeer waardevolle ervaring en kennis mee van nieuwe netwerken. We zochten iemand die mensen met elkaar kan verbinden en de ambitie uitstraalt om het ondernemerschap van boeren en tuinders te bun delen en zo de land- en tuinbouw weer op de kaart zet. Een gedreven directeur die het vliegwiel laat draaien en kan organiseren.’ Lemkes-Straver (54 jaar), geboren Rotterdamse, is gehuwd en moeder van twee zoons. Zij studeerde Sociale Geografie aan de universiteiten van Utrecht en Rotterdam en studeerde af op de vakgebie den Planologie en Regionale economie.
BioVak viert eerste lustrum BioVak viert op 18 en 19 januari 2012 haar eerste lustrum met een Horecacongres op de tweede dag. Dick Slootweg, directeur van Deli XL en hoofdsponsor van deze editie van de BioVak-beurs, zal het congres openen. BioVak vindt net als de vorige keer weer plaats in het IJsselhallencomplex in Zwolle. In haar vijf jarig bestaan is de beurs elk jaar fors gegroeid, aldus de organisator ICEM. Vorig jaar telde de BioVak 354 stands en 17.000 bezoekers. Op de komende BioVak rekent ICEM op 400 stands en ruim 20.000 bezoekers. Bij de organisatie van het Horecacongres en aansluitende workshops wordt samengewerkt met onder andere het Koksgilde, de ledenorganisatie van de Nederlandse Vereniging van Koks en Chef-koks, en het magazine Culinaire Saisonnier. Het doel van het con gres is vooral om duurzaam en biologisch werkende ondernemers in de land- en tuinbouw meer te betrekken bij de horecasector en andersom.
Jaargang 3 Nummer 4
9
F&N Kort
Internationale aandacht Design studenten op DDW Tijdens de Dutch Design Week eind oktober maakten de In- & Outdoor Design studenten van De Groene Campus grote indruk met hun expositie GREEN. Bezoekers liepen massaal door het prachtige duurzame standbouwwerk met bijzondere duurzame creaties. De bezoekers gingen volop in gesprek met de studenten over hun concept, waarin interieur- en productdesign wordt gecombineerd met tuin- en landschapsontwerpen. Volgens de begeleidende docenten zijn er vele contacten gelegd. Een van de studenten heeft een uitnodiging om naar de Verenigde Staten te gaan voor een stage. Een Japans bedrijf wil gaan bloggen met de studenten en docent Marcel Langenhuijsen is geïnterviewd door The New York Times. Ook zijn enkele producten afgenomen door klanten. Zo gaat een bijzondere wieg naar een duurzame winkel in Rotterdam.
Ondernemer Ben ter Bogt van Metrical Metaalbewerking uit Halsteren ontvangt uit handen van gedeputeerde Bert Pauli het erespeldje voor Brabantse bedrijven uit de MKB Innovatie Top 100
Inschrijving MKB Innovatie Top 100 geopend Dit jaar won Dacom uit Emmen de MKB Innovatie Top 100. Het Emmense bedrijf won de eerste prijs met een innovatieve sensor die de hoeveelheid vocht in de bodem nauwkeurig kan meten. Momenteel loopt de inschrijving voor de editie van 2012. Met de uitvinding van Dacom hebben boeren een instru ment in handen dat hen adviseert over de bewatering van hun gewassen. Dat levert met name in droge gebieden al snel aanzienlijke besparingen op. ‘Wij willen met nieuwe technologieën boeren gedurende het groeiseizoen advi seren wat ze beter kunnen doen. En dat gaat verder dan water. Ook bemesting en bespuiting nemen we mee’, aldus een woordvoerster van het bedrijf. In 2012 wordt dit eve nement, een initiatief van Syntens Innovatiecentrum, al weer voor de zevende keer gehouden. De inschrijving sluit op 31 januari 2012. Daarna beoordelen expertpanels voor de verschillende sectoren de nominaties op basis van de volgende criteria: impact op de branche en samenleving, originaliteit en verkrijgbaarheid/omzet. Meer informatie: www.syntens.nl/innovatietop100
10
Jaargang 3 Nummer 4
Belgisch stevia-onderzoek Veertien Vlaamse voedingsbedrijven hebben, samen met drie onderzoeksinstellingen en Flanders Food, onderzocht hoe stevia kan worden toegepast in een aantal productgroepen. De Vlamingen liepen hiermee alvast vooruit op de goedkeuring door de European Food Safety Authority. Onlangs bekrachtigde het Europees Parlement het advies van EFSA om stevia, een natuurlijke zoet stof, toe te staan in humane voeding. Nu heeft stevia een zoetkracht die 200 tot 300 keer hoger is dan van suiker. Daarbij biedt het natuurlijke karakter van stevia, zie de trend naar ‘natuurlijke’ voeding, voordelen ten opzichte van kunstmatige zoetstoffen. Stevia heeft echter wel enkele nadelen. Zo is de samenstelling van de beschikbare commerciële steviapreparaten zeer verschillend. Hierdoor ver schilt de smaakkwaliteit sterk, wat zowel de zoetkracht als het optreden van off-flavours beïnvloedt. Daarnaast heeft stevia, net als andere suikervervangers, last van een bittere nasmaak en een ‘zoet houtsmaak’. Stevia heeft ook een beperking vergeleken met suiker. Omdat stevia, in tegenstelling tot suiker, geen texturerende functie heeft, moeten hiervoor oplossingen worden gevonden. Inmiddels staat een bedrijf, het Oost-Vlaamse Cavalier, op het punt om chocolade, gezoet met stevia, op de markt te brengen. In de andere productgroepen die in het onderzoek zijn meegenomen, zuivel, fruit preparaten en biscuits, is verder onderzoek nodig.
F&N Kort KORT DOOR DE BOCHT
Honig wint Jaarprijs Voedingscentrum Honig Vezelrijk pasta heeft de Jaarprijs Voedingscentrum 2011 gewonnen. Nederlanders eten veel pasta, vandaar dat de jury verwacht dat het product een grote impact op de gezondheid kan hebben. Nederlanders eten in het algemeen te weinig vezels. Uit onderzoek van de Maag Lever Darm Stichting blijkt dat negen op de tien Nederlanders onvoldoende vezels (het advies is 30 gram per dag) binnenkrijgt. Nu zorgen vezels onder meer voor een verzadigend gevoel, een goede stoelgang en ze verlagen het choles terolgehalte. Naast Honig Vezelrijk pasta dongen twee andere producten mee naar de prijs: BlondVolkoren van Gb Plange, een vezelrijk volkorenbrood dat lijkt op witbrood, en Kees 45+ van Keesmakers BV, een op kaas gelijkend product dat 60 procent minder verzadigd vet bevat dan 48+ kaas. De jury toonde zich tevre den over de kwaliteit van de inzendingen. ‘Er is voldoende aandacht voor meer vezels en minder verzadigd vet, calorieën en zout. Er waren veel inzendingen voor producten die in een gezonde basisvoeding thuishoren. We vinden dat een positieve ontwikkeling.’
Op 22 november j.l. vond bij HAS Den Bosch weer een succesvol HAS Ondernemend Café plaats. Dit keer was het thema Beter Boeren met sprekers Jan Robben, aardbeienteler en Jasper Spierings, Landwinkel Spierings. Kijk voor een verdere impressie op www.hasdenbosch.nl
Britten zijn het meest positief over het online kopen van verse groen ten en fruit. Veertien procent koopt wel eens groenten en fruit online tegen twee procent van de Duitse consumenten en slechts 1 procent van de Nederlandse consumenten. De belangrijkste reden om geen producten online te kopen is dat men het verse product wil zien. • Dekamarkt heeft binnen het assortiment DekaBewust varkensvlees gelanceerd. DekaBewust is het duurzaamheidsmerk van de super marktketen, waarbij het vlees is geproduceerd ‘met respect voor zowel mens, dier als milieu’. In oktober introduceerde Deka al een assorti ment boerenscharrelkipproducten onder het label. • Het Ik Kies Bewust-logo heet voortaan ‘het Vinkje’. Het nieuwe voedsel keuzelogo is geboren uit het ‘huwelijk’ tussen het Ik Kies Bewust-logo en het Gezonde Keuze Klavertje van Albert Heijn. Het Vinkje zal uit eindelijk gaan prijken op ruim 6600 producten in het supermarkt- en cateringkanaal. • Starbucks start volgend jaar met een eigen keten van winkels voor fruitsappen. Daarvoor heeft het bedrijf Evolution Fresh overgeno men.
Starbucks wil van Evolution Fresh een gezondheids- en wellness merk maken. Het concern gelooft in het super-premium segment voor on-the-go fruitsappen.
• Milco Alblas is de nieuwe general manager wholesale bij Koninklijke Grolsch. Hij is onder meer verantwoordelijk voor de drankengroot handel De Klok Dranken. Alblas (44) heeft onder meer in marketing en sales gewerkt bij Heineken. • Supermarkten hebben in de laatste 12 maanden hun aanbod van fair trade producten met 40 procent vergroot. Ook het aanbod van biolo gische producten nam toe, met 30 procent. Dit blijkt uit de jaarlijkse EKO-tellingen van Milieudefensie. Supermarkten voeren gemiddeld 116 biologische en 28 fairtrade producten in hun assortiment. • Refresco gaat een nieuwe, moderne productielijn in de vestiging Maarheeze bouwen. De lijn moet begin 2012 operationeel zijn.
Met de nieuwe productielijn wil de frisdranken- en vruchtensappenproducent snijden in de productiekosten en bovendien een aangenamer omge ving bieden voor het personeel. • Servex bouwt zes Swirl’s-vestigingen op een zestal stations om tot Unox-winkels. Het nieuwe concept, dat speciaal voor de stationsomge ving is ontwikkeld, is in 2010 voor het eerst op een klein aantal stations gelanceerd. In de eerste week van april maakt het winterse assortiment van Unox weer plaats voor de ijsjes van Swirl’s. • Ad van Geloven (o.a. Mora) en Royaan (o.a.Van Dobben en Kwekkeboom) willen gaan fuseren.
De snackfabrikanten willen met de fusie hun producten en de afzet verder ontwikkelen, de concurrentie kracht versterken en uitbreiden binnen en buiten de Nederlandse en Belgische thuismarkt.
Jaargang 3 Nummer 4
11
ACT.11.068.Advertentie (102x258mm) 17-11-2011
Virtualisatie voor uw productieomgeving Mijn productieservers zijn aan vervanging toe, wat nu?
Hoe kan ik de beschikbaarheid en flexibiliteit van mijn serverpark verhogen?
Wie kan mij helpen om de continuïteit van mijn huidige productieproces te waarborgen en te optimaliseren? Wat kan ik besparen door virtualisatie?
Voor deze vragen en meer kunt u bij Actemium terecht. In de wereld van kantoorautomatisering is virtualisatie een bekend begrip. Actemium brengt de voordelen naar uw productieomgeving. Neem contact op met Mark Beugelsdijk voor meer informatie (
[email protected]).
www.actemium.nl OPLOSSINGEN VOOR DE INDUSTRIE
F&N Kort
Stars4Food van start Eind september is het opleidingstraject Stars4Food van start gegaan. Dit is een initiatief van Food&Feed Noordoost-Brabant, waarbij ruim twintig deelnemers van drie sociale diensten uit zes gemeentes een kortdurende opleiding volgen. De deelnemers krijgen na de opleiding gegarandeerd een baan bij een food- of feedbedrijf.
Consument bezorgd over veiligheid voeding Een op de drie Nederlanders maakt zich meer zorgen over voedselveiligheid in het algemeen, nu voeding steeds grootschaliger wordt verbouwd en verwerkt. Dat blijkt uit de Foodmonitor van Intomart GfK en Food for Food. Volgens Food for Food, een nieuwsbrief van The Food Agency, is hier sprake van een tegenstrijdigheid. ‘Het is bij zonder dat zo’n grote groep consumenten hier bezorgd over is, terwijl voeding nog nooit zo veilig is geweest. Er is een duidelijk verschil tussen de feiten en de perceptie van de consument.’ Een Amerikaans onderzoek door het Center for Food Integrity (CFI) geeft een mogelijke verklaring voor dit verschijnsel. Consumenten vereenzelvigen zich meer met de kleine familieboer, zo blijkt uit CFI-onderzoek. De kleine familieboer heeft dezelfde waarden en prioriteiten als de consument zelf, tenminste dat denkt hij. Daarom heeft de consument meer vertrouwen in producten van deze boeren. Commerciële boeren (grootschalig, veel volume, lage prijs) hebben heel andere prioriteiten volgens de consument, waardoor zijn wantrouwen wordt gevoed. Zo denken con sumenten dat commerciële boeren winst en productiviteit hoog in het vaandel hebben staan en dat zij het minder nauw nemen met duurzaamheid, diervriendelijkheid en voedingswaarden. Er zijn echter ook andere oorzaken die een rol spelen bij de perceptie van voedselveiligheid. Consumenten weten niet meer waar het eten vandaan komt. Ook krijgen consumenten vaker nieuws over uitbra ken in andere landen, zie China of de VS, op hun bord. Ook al hebben deze gevallen geen betrekking op hun situatie of op grootschalige productie -, blijkbaar heeft de bericht geving hierover toch effect.
Food & Feed Noordoost-Brabant is een samen werkingsverband van 30 bedrijven uit de voe dingsmiddelen- en diervoederindustrie in Noordoost-Brabant. De club spant zich in om voldoende arbeidspotentieel beschikbaar te hebben en te houden in bovengenoemde sec toren. Aanleiding voor deze samenwerking is het groeiend tekort aan medewerkers in deze sectoren. Behoud van bestaand personeel en de werving van nieuwe werknemers realiseert
Food&Feed via imagoverbetering van de sector, afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt en de realisatie van een regionaal herkenbaar netwerk waarin de 3 O’s (ondernemers, over heid, onderwijs) vertegenwoordigd zijn. Aan Stars4Food doen de volgende bedrijven mee: FrieslandCampina DMV, Sligro, Hutten Catering, Dalco Food, Vion Food, Peka Kroef en Bacu. Vanuit het onderwijs participeren AOC Helicon en ROC de Leijgraaf en vanuit de overheid de bovengenoemde sociale diensten. Deze partijen hebben hun bijdrage geleverd aan het leer/werk traject dat drie maanden duurt. Als de deelne mers de opleiding met succes hebben afgerond, krijgen ze gegarandeerd een baan bij een van de deelnemende bedrijven. Tijdens de leerperiode kunnen ze (deel)certificaten behalen op het gebied van onder andere procestechniek, veilig heid, hygiëne en voedselproductie.
Melkveehouder meest trouw aan mengvoerleverancier Slechts zes procent van de Nederlandse melkveehouders veranderde afgelopen jaar van mengvoerleverancier. Dit is beduidend minder dan hun collega’s in de varkens- en pluimveehouderij. Dit blijkt onderzoek van AgriDirect. Sinds 2002 inventariseert dit bureau de trouw van veehou ders aan hun mengvoerleveranciers. Ook dit jaar werd hen gevraagd wie hun mengvoerleveran cier is, in welke mate ze tevreden zijn en of ze open staan voor een concurrent. In 2011 zijn circa 15.500 melkveehouders, 3.600 varkenshouders en 1.600 pluimveehouders telefonisch benaderd. Al jaren ligt het percentage ‘switchers’ het hoogst in de pluimveehouderij. Ruim 14 procent van de pluimveehouders is het afgelopen jaar van mengvoerleverancier gewisseld. In de varkenshouderij veranderde 10 procent van voerleverancier. AgriDirect kan desgevraagd niet verklaren waarom de bovengenoemde verschillen optreden. Daarvoor zou nader onderzoek nodig zijn.
Haasnoot World Chocolate Master Frank Haasnoot is onlangs gekroond tot beste chocolatier ter wereld.
De prestigieuze wedstrijd, die van 19 tot 21 oktober plaatsvond in Parijs, won Haasnoot met zijn creatie ‘krijger’. Dit beeld, dat geheel uit chocolade is vervaardigd, is Haasnoot’s interpretatie van een Inca-strijder in zijn zoektocht naar chocolade. Haasnoot kreeg even eens een prijs voor het beste dessert. In 2007 nam de Nederlander voor de eerste keer deel aan het WK voor chocolatiers, een initiatief van Barry Callebaut. Toen eindigde hij als vierde. Dit keer zette hij alles op alles om de titel te winnen. ‘Ik kan me niet veroorloven, met alle tijd die mijn team en ik erin hebben gestopt, om tweede te worden’, aldus Haasnoot.
Jaargang 3 Nummer 4
13
Stefan van den Hanenberg: ‘Om een kilo vlees te produceren, moet je een varken bijvoorbeeld tien kilo soja voeren. Je zou net zo goed een kilo soja rechtstreeks kunnen verwaarden.’
Dalco Food:
‘Hybride vlees heeft de toekomst’ 14
Jaargang 3 Nummer 4
interview Consumenten kunnen vaak maar moeilijk hun lapje vlees laten staan, maar staan wel steeds meer open voor alternatieven. Dalco Food in Oss speelt daarop in met de productie van vleesvervangers en bewerkte vleesproducten die voor een deel uit plantaardige eiwitten bestaan. Gerard Wagemakers sr., de oprichter van Dalco Food, kwam uit een bekend mid denstandsgezin dat in het centrum van Oss een kruidenierszaak runde, waar de meest uiteenlopende zaken werden verkocht: van koffie tot klompen en van pinda’s tot reformartikelen. Op het indu strieterrein in Oss startte hij in 1972 met een ambachtelijke slagerij die onder meer blinde vinken, biefstukjes en schnitzels leverde aan horeca en instellingen in de wijde omtrek. Daar was hij waarschijnlijk mee doorgegaan, ware het niet dat een grote brand in 2000 het bedrijf volledig in de as legde. ‘De brand was een enorme klap voor ons’, zegt Marian Wagemakers, dochter van Gerard en tegenwoordig commercieel directeur van Dalco Food. ‘Maar het heeft ons tegelijkertijd de kans gegeven om een ander pad in te slaan. Mijn vader besloot namelijk zijn bedrijf opnieuw op te bou wen, maar koos daarbij bewust voor een andere koers. Een meer industriële aanpak met voorgegaarde en gevormde vlees producten. Het paste volgens hem bij de verschuiving van de markt richting conve nience food.’
vlees. Zowel voor Nederland, als voor de Europese markt. ‘We hebben kennis van het industrieel produceren, maar ook van markten, want we exporteren veel. In Engeland hebben consumenten een vol komen andere smaak- en structuurbele ving, waardoor we andere kruidenmixen en paneermelen moeten gebruiken. Engelsen eten graag pittig, Zweden zijn dol op kebab en Duitsers geven de voor keur aan zachte smaken.’
Kipvleugel zonder botjes Een van de recente innovaties van Dalco Food is de ontwikkeling van de boneless chickenwing: een alternatief voor het kip penvleugeltje dat er uitziet als een kleine drumstick, maar geen botjes bevat en kan worden vervaardigd van alle delen van de kip. Wat is de uitdaging die het maken van zo’n product in de productie met zich meebrengt? Productiedirecteur Stefan van den Hanenberg legt uit: ‘Het moet zo natuurgetrouw mogelijk op een kip penvleugel lijken en de structuur en het mondgevoel van kip hebben. Het is ook 100 procent kip, maar dan gevormd en gegaard. Het voordeel van dit product is dat het goed op gewicht is te brengen. Daarnaast is er ook minder waste.’ Anders dan bijvoorbeeld in een kipnugget is het vlees van de boneless chickenwing niet gemalen. ‘Het is juist de bedoeling
een grove structuur te behouden, zodat je zo lang mogelijke vezels hebt die ken merkend zijn voor vlees. Met malen waar deer je het product helemaal af en wordt het een goedkope snack. Dat willen we nou net niet. Dit product is bedoeld voor de foodservice, bijvoorbeeld in de vliegtuigcatering, restaurants en bars. Er is overduidelijk een markt voor zo’n pro duct. Immers, kinderen, toch een belang rijke doelgroep voor kip, houden steeds minder van kluiven. En om aansprakelijk heidsclaims vanwege botsplinters te voor komen. Bovendien is er een tekort aan ‘echte’ kippenvleugeltjes. In dit product kunnen we ook dijvlees, filet en pootvlees gebruiken. Je bent dus veel flexibeler met je grondstoffen.’
Vleesvervangers Die grondstoffen, lees dierlijke eiwitten, worden met het jaar schaarser, naarmate in landen als China, India en Rusland de welvaart stijgt en de vleesconsumptie in deze emerging economies fors toeneemt. Nu al worden hele scheepsladingen Europees vlees door Chinese handelaren opgekocht. De prijzen stijgen daardoor enorm. De verschuiving van puur vlees naar vleesvervangers heeft de laatste jaren dan ook een vlucht genomen. Nederland loopt daarmee voorop in Europa, meent Marian Wagemakers: ‘Nu al bestaat veertig procent van wat wij maken uit
Maatwerk Het was een ingrijpende verandering: van slagerij naar productiebedrijf. ‘Er zijn veel bedrijven die slavinken kunnen produce ren, maar in een gaarlijn moet je echt wil len en kunnen investeren. Vroeger hadden we slagers in dienst, nu spreken we over een bakkerij, waar techneuten werken, een eigen kwaliteitsdienst, een techni sche dienst, eigen monteurs en operators. En dat terwijl we nog wel echt het gevoel hebben met een ambacht bezig te zijn.’ Dat is ook nog steeds het geval, want Dalco Food ontwikkelt nu samen met klan ten maatwerkoplossingen met én zonder
Jaargang 3 Nummer 4
15
Ervaring met het bouwen van een nieuwe productie-eenheid? Bestaande processen vernieuwd of uitgebreid? Met één partner samenwerken geeft u veel voordelen, van ontwerp tot uitvoering. Cegelec BU Food Veghel werkt zo. Efficiënt, punctueel, gepland. Alle stappen perfect op elkaar afgestemd. Tot uw volle tevredenheid. Zo zijn we, het zit in onze genen.
Cegelec BU Food Veghel
Cegelec BU Food Veghel, process installations for Food & Dairy, Pharmaceuticals & Fine Chemicals . Cold Brewing Process . Soft Drinks . Validated clean utilities . Ultra pure water . Decontamination . Industrial Cooling . By expertise in Process Control - Thermotechnics - Fluidtechnics
DE GrOENE CAmpus
Een bijzondere plek in de Agro Food Business! De ‘groene’ sector beslaat een breed terrein aan bedrijvigheid. Een terrein dat voor een groot deel nog braak ligt en wacht op ontginning. Ambitieuze ondernemers vinden hier ongekende mogelijkheden om te groeien. De Groene Campus stimuleert en faciliteert die groei. Innovatieve kennisondernemingen die initiatieven willen ontwikkelen op het gebied van Voeding, Gezondheid, Ontspanning, Natuur en Omgeving, treffen hier een vruchtbare voedingsbodem. De Groene Campus ligt midden in de nieuwe wijk Suytkade, dicht tegen de Helmondse binnenstad. Op loopafstand van het centraal station, maar ook met bus, fiets, scooter of auto prima bereikbaar. Leren in, voor en met de praktijk De Groene Campus is niet alleen een onderwijsinstelling, maar ook een bedrijvencentrum. Dat maakt het
plEk VOOr stuDENtEN mEt AmBItIE!
VOOr BEDrIjVEN éN stuDENtEN!
Studenten studeren aan De Groene Campus in hun eigen tempo. De een rondt zijn of haar mbo-opleiding af in de jaren die daarvoor staan. De ander gaat het studeren makkelijk af en volgt een versnelde leerweg. Zo is het mogelijk om eerder aan een vervolgstudie te beginnen of een carrière te starten in het groen.
De Groene Campus is behalve een opleidingscentrum, ook een modern bedrijvencentrum. Ondernemers kunnen hier permanent of tijdelijk een ruimte huren, variërend van een enkele werkplek tot units vanaf 35 m². Inclusief alle moderne faciliteiten, zoals centrale receptie, secretariaatsservice, telefonie en internet (glasvezel), restaurant, vergader- en conferentieruimte.
mogelijk om ‘praktijkgeïntegreerd’ onderwijs te bieden, waarbij studenten, docenten en bedrijven nauw met elkaar samenwerken. Ondernemers delen hun kennis en laten bijvoorbeeld onderzoeken uitvoeren door studenten en docenten. Dat is leren in, voor en met de praktijk. Vmbo, mbo én hbo De Groene Campus biedt vmbo, mbo en hbo
De Groene Campus, Scheepsboulevard 1, Postbus 120, 5700 AC Helmond
binnen één school. Studenten bepalen hun eigen leerroute en kunnen op verschillende niveaus uitstromen. Kijk op de website De Groene Campus is in veel opzichten bijzonder. Meer weten? Kijk op www.degroenecampus.nl
T: (0492) 52 39 83
F: (0492) 52 47 05
Groei voor mens, natuur en economie
[email protected]
www.degroenecampus.nl
interview vleesvervangers. Ze worden gemaakt op basis van allerlei soorten eiwitten: soja, tarwe, rijst, melk of combinaties daarvan.’ Van den Hanenberg vult aan: ‘Het is niet alleen een kwestie van prijs. We spelen daarmee ook in op de verduurzaming van de eiwitketen. Om een kilo vlees te produceren, moet je een varken bijvoorbeeld tien kilo soja voeren. Je zou net zo goed een kilo soja rechtstreeks kunnen verwaar den. Dan krijg je dus een hybride vleesproduct, waarvan een deel van de eiwitten niet van dier lijke oorsprong is.’
Onvermijdelijk Zou het denkbaar zijn dat bij Dalco Food in de toe komst alleen nog maar vleesvervangers worden gemaakt? Marian Wagemakers: ‘We zouden er geen problemen mee hebben. De grondstofprij zen stijgen en de supermarkten kondigen alleen maar prijsverlagingen aan. De markt voor vlees vervangers zal dus alleen maar groeien. In bijna alle samengestelde producten zitten tegenwoor dig voedingsvezels. Een kipnugget of kipschnit zel bestaat minimaal voor 35 tot 40 procent uit andere ingrediënten dan vlees. Jammer genoeg is dat geen verkoopargument. Het valt niet te ver kopen met kreten als “hybride” of “met minder vlees”. Dat wil de consument niet.’ Dalco Food produceert ook merkartikelen zoals Valess voor FrieslandCampina.
Marian Wagemakers: ‘Als iedereen op aarde net zo veel vlees wil eten als wij altijd hebben gedaan, krijgen we een probleem.’
Wagemakers vervolgt: ‘Het is vooral een kwestie van marketing. Opvallend is dat mensen wel meer willen betalen voor biologisch vlees. Voor een deel omdat daar de verwachting aan kleeft, dat het duurzaam is geproduceerd. Vaak is dat onte recht, want ook voor een kilo biologische hamlap heb je tien kilo soja nodig. Onze hybride produc ten zijn in dat opzicht veel duurzamer én beter te betalen. Maar wel moeilijker als zodanig te ver markten. Je hebt een ijzersterke marketing nodig.’
Het Nieuwe Eten Volgens Wagemakers zou het goed zijn als con sumenten op een andere manier naar eten leren kijken. ‘Niet meer over vleesvervangers spreken, want dan lijkt het te gaan om een minderwaardig surrogaat, maar over eiwitten, over een volwaar dig voedingsmiddel dat past in je wekelijkse eet patroon. Dan ga je het ook anders beleven.’ In de Japanse of de Indiase keuken bijvoorbeeld, vormen groente- en tarweproducten of tofu een volwaardig onderdeel van de maaltijd. ‘We kunnen zeker leren van andere culturen. Als je
namelijk kijkt naar de productie van gezond eten voor zoveel mogelijk mensen op een verstandige manier, zou je daar echt ook een andere beleving aan moeten verbinden: het nieuwe eten, waarbij de voedingswaarde uit hoogwaardige, plantaar dige stoffen kan worden gehaald.’ En dat is nodig, vindt Wagemakers, want: ‘als iedereen op aarde net zo veel vlees wil eten als wij altijd hebben gedaan, krijgen we een probleem. Daar houden wij als fabrikant terdege rekening mee. Met alle kennis die we hebben, bekijken we hoe we een bijdrage aan het voeden van de wereldbevolking kunnen leveren. En natuurlijk gaat het er ook om of een product toegankelijk, lekker en smaakvol is en of mensen het makke lijk in hun eetpatroon kunnen inpassen. Daarom ontwikkelen en experimenteren wij steeds maar weer verder. Met alternatieve eiwitten kunnen wij een hoogwaardig alternatief bieden. Met boven dien minder verzadigd vet. Dat is gezonder in alle opzichten.’
Consument wil niet horen van hybride Jaargang 3 Nummer 4
17
Succesvol Innovatiecafé over BioChar in Greenporthuis Het koolstofmengsel BioChar kan in de toekomst een grote rol gaan spelen in het verbeteren van de bodem en de opslag van CO2. Daarover ging het eerste Innovatiecafé van het Greenport Venlo Innovation Center en het ondernemersinitiatief Greenport Venlo. Het was een besloten bijeenkomst in het Greenporthuis, die werd bezocht door dertien ondernemers. Wouter Keij, directeur van het Greenport Venlo Innovation Center: ‘Het doel van de bijeenkomst was om te kijken of op dit onderwerp concrete projecten tussen ondernemers en wetenschap pers kunnen worden opgestart. Daarom maken we het Innovatiecafé niet volledig openbaar, zoals bijvoorbeeld de Greenport Venlo i-Days. Die zijn generieker en adresseren thema's die voor veel ondernemers relevant is. Daar komen, behalve ondernemers, dan ook consultants, adviseurs en anderen. Je zou het Innovatiecafé kunnen zien als een aanvulling daarop, bedoeld om contacten te leggen zonder druk van buitenaf en om de samen werking aan te zwengelen. Het middel blijkt daar voor goed te werken.’
Goed voor de bodem Tijdens het Innovatiecafé van 8 november sprak dr. Kor Zwart van Alterra (Wageningen) over de pro ductie van BioChar, verschillende grondstoffen, uit gangsmaterialen, de mogelijke inzet bij potgrond, de eerste resultaten van proeven en de voor- en nadelen van het materiaal. Zwart is als onderzoeker
18
Jaargang 3 Nummer 4
actief binnen het Europese (Interreg) onderzoek naar BioChar dat tussen 2010 en 2015 loopt. Binnen het onderzoek wordt geëxperimenteerd met BioChar van populierenhout, maar ook met houtskool en geactiveerde kool van fabrikant Norit. Daarna gaf dr. Hans-Peter Schmidt uit Zwitserland een lezing over de werking van CarbonTerra (een BioChar-product) en de toepassingsmogelijkheden bij substraat/potgrond. BioChar, dat grotendeels uit koolstof bestaat, doet in de bodem eigenlijk hetzelfde als Norit. Het voorkomt dat mineralen uitspoelen. Deze blijven dan ook beschikbaar voor de plant. Bovendien gaat BioChar verdroging tegen, elke ton houdt ook een ton vocht vast. BioChar heeft bovendien een lang durig effect op de bodemvruchtbaarheid, want het kan vele honderden tot duizenden jaren in de bodem aanwezig blijven, waardoor het kan leiden tot structureel hogere opbrengsten in de landbouw.
Succes Volgens Keij was het Innovatiecafé succesvol. ‘Samen met Wageningen Universiteit (WUR) gaan
we kijken naar projecten waarbij ondernemers in de regio Venlo samenwerken met de WUR en bedrijven uit Duitsland. Ik ben heel blij met dit resultaat, want het doel van het Innovatiecafé was om tot concrete projecten te komen. Blijkbaar hebben we de juiste partijen om tafel gekregen’, zegt Keij. ‘We gaan dus volgend jaar absoluut door met het organiseren van Innovatiecafés. Over de frequentie valt nog niks te zeggen, want we kunnen alleen zo’n bijeenkomst organiseren als we daar een goed onderwerp voor hebben en ondernemers kunnen bereiken die daadwerkelijk iets met dat onderwerp willen doen. We zijn bezig met het vaststellen van het jaarpro gramma voor 2012. Daar kunnen thema’s uitrol len die zich lenen voor zo’n aanpak. Maar in eerste instantie werken we vraaggestuurd, op verzoek van betrokken ondernemers.’
Ondernemers die een specifiek onderwerp graag behandeld zouden willen zien tijdens een Innovatiecafé, kunnen zich melden bij Greenport Venlo,
[email protected].
Agro&Co Waste een gemiste kans
Verspilling in Beeld ‘In ons land wordt ongeveer 30 procent van het voedsel niet geconsumeerd. Dat is maatschappelijk gezien niet houdbaar, maar ook in economische zin een gemiste kans. Bedrijven moeten aan de slag hiermee. Met Verspilling in Beeld heeft Agro en Co, samen met Phood Consultancy, een methode ontwikkeld om deze waste te meten en maatregelen te nemen om deze terug te dringen.’ Volgens Ed Hendriks van Agro en Co helpt Verspilling in Beeld bedrijven een heel eind op weg. ‘Er zijn verschillende tools beschikbaar, maar deze richten zich alleen op een bepaalde schakel in de kolom. Verspilling is echter een ketenprobleem: bepaalde acties in een schakel in de keten hebben gevolgen voor de daaropvolgende schakel. Om je een een voudig voorbeeld te geven: een scheepslading met citrusvruchten wordt pas in Rotterdam gekeurd. Waarom zou je dit al niet voor het verschepen kun nen doen? Dan is de kans kleiner dat Rotterdam met een lading afgekeurde citroenen blijft zitten.’ De Verspilling in Beeld-methode valt grofweg uit een in drie delen: een inventarisatie, een analyse (oorzaken) en een actieplan om verspilling terug te dringen. Hendriks: ‘Allereerst moeten de bedrijven in een bepaalde keten zicht krijgen op de verspilling. Vaak schatten ondernemingen deze te laag in. Ook ‘ver geten’ ze om de toegerekende kosten (overhead, red.) en de waarde die ze toevoegen, mee te nemen. Zij baseren zich vaak uitsluitend op kostprijzen van grondstoffen.’
Meer op maat Tijdens de inventarisatie wordt ook al snel duide lijk dat de mate van verspilling sterk verschilt van schakel tot schakel. Opvallend is dat in ontwikkelde landen de verspilling met name aan het begin van de keten, de consument, zit. In ontwikkelingslanden is meer verspilling in de primaire sector. Dat laat ste heeft grotendeels te maken met de gebrekkige logistiek (gekoelde opslag, verwerking en transport
et cetera) in de daaropvolgende schakel. ‘In Nederland hebben we daar geen last van’, stelt Hendriks. ‘Alleen, wij hebben andere problemen. Het voedsel is verhoudingsgewijs goedkoop, waar door de meeste consumenten er weinig waarde aan hechten en vaak restjes weggooien. Een fenomeen als kliekjesdag bestaat bijna niet meer. Kijk je naar het aanbod in de supermarkt, dan zou dit meer op maat van bepaalde consumenten gesneden kunnen worden. Porties, bijvoorbeeld in kant-en-klaarmaal tijden, hebben nu een willekeurig gewicht van 450 gram. Voor een 18-jarige is dat te weinig en voor een 81-jarige te veel. Een andere optie is het verlen gen van de houdbaarheid (TGT- en THT-data, red.) of de consument weer leren om zijn zintuigen te gebruiken. Zo kan hij/zij beter beoordelen of voed sel dat over de TGT-datum is, nog geschikt is voor consumptie.’
instantie kunnen ze zich beter richten op laaghan gend fruit: snelle besparingen waarvan het effect direct zicht- en meetbaar is.’ Een mooi voorbeeld is Oerlemans, onderdeel van VION Food Group. Bij deze verwerker van diepvries groenten is onder andere het verspillingsmodel getoetst. Tijdens de toets werd duidelijk dat tijdens de oogst en bij het verpakken in consumentenver pakkingen de meeste verspilling ontstond. Door dit inzicht kan Oerlemans nu de eerste maatregelen nemen om de verspilling terug te dringen. Kijk, op dergelijke quick-wins kunnen bedrijven vervolgens bouwen om ‘dieper’ te gaan.’
Laaghangend fruit Met andere woorden, producenten kunnen wel degelijk verspilling in andere schakels beïnvloeden. Nu heeft niet elk bedrijf de mankracht om projecten op dit gebied op te starten. Volgens Hendriks heeft Verspilling in Beeld hiermee rekening gehouden. ‘De methode en de technieken passen naadloos in veel gebruikte managementtechnieken als Total Quality Management, Six Sigma of Lean Management. In principe gaat het bij deze trajecten om het terug dringen van activiteiten die geen waarde toevoe gen, zoals verspilling. Het is ook niet de bedoeling dat bedrijven tot op detail gaan onderzoeken waar voeding of grondstoffen worden verspild. In eerste
U kunt Verspilling in Beeld met de handleiding van de methodiek op CD gratis bestellen via
[email protected] onder vermelding van uw naam, naam bedrijf, adres en telefoonnummer. Voor meer informatie over de eendaagse cursus (met meerdere personen) hoe met de handleiding Verspilling in Beeld om te gaan, mail of bel Ed Hendriks (
[email protected] / 013 460 92 50).
Jaargang 3 Nummer 4
19
Blue innovation brengt WP Haton wereldwijd succes
‘Wij denken in brood, niet in staal’ Brood wordt over de hele wereld gegeten. De hele wereld is dan ook de afzetmarkt voor machines van WP Haton. In november won het ‘deegvriendelijke’ bedrijf uit Panningen de Best Industrial Customer Award, een prijs die toeleveranciers aan hun beste afnemer toekennen. Het is volgens algemeen directeur Henk Snellink een erkenning van zijn filosofie dat samenwerking, plezier en open innovatie vruchten afwerpen. De Limburgse ondernemer Harry Tonnaer richtte in 1949 Haton op. Aanvankelijk was het een handelsbedrijfje dat voornamelijk machines importeerde voor bakkerijen in de Benelux: kneders, broodsnijders, afwe gers en rijskasten. In 1973 werd de onderne ming overgenomen door het Duitse Werner & Pfleiderer (WP), dat groeimogelijkheden zag in de industrie en Haton de kans gaf om wereldwijd te gaan opereren. Passie voor het vak dreef WP Haton jaren lang tot het ontwikkelen van de mooiste, technisch vernuftige machines. Soms werd zelfs zo veel in de ontwikkeling van nieuwe machines geïnvesteerd, dat er nauwelijks geld overbleef om salarissen uit te betalen. Totdat algemeen directeur Henk Snellink en commercieel directeur Jan van den Berg besloten dat het roer radicaal om moest.
Met oude taxi door de woestijn
'Niet aan te slepen.’ Henk Snellink over het succes van de Blue Box.
20
Jaargang 3 Nummer 4
Dat gebeurde in Las Vegas, waar beiden in september 2001 voor een beurs waren. Op dat moment legden de aanslagen van 9/11 het binnenlandse vliegverkeer in de VS plat. ‘We zaten in ons hotel en konden weken lang geen kant op’, zegt Henk Snellink. ‘Dat gaf ons tijd om na te denken en een nieuw businessplan te schrijven. Daarna zijn we met een oude taxi door de woestijn naar Phoenix gereden en met een Lufthansavlucht teruggekomen.’ Het nieuwe plan bracht ingrijpende hervor mingen met zich mee. ‘We zagen dat je het niet meer redt met alleen mooie machines.
Er moest méér zijn dan techniek verkopen. We besloten een bakkerij te bouwen, een belevingsruimte binnen ons bedrijf. We lie ten ons inspireren door Oil & Vinegar, de winkel waar je niet alleen olijfolie en krui denmixen koopt, maar ook kunt proeven. Wij hadden voor ogen dat een klant in onze fabriek terechtkomt in een belevingsruimte waar een werkende productielijn staat, bakkers rondlopen en recepturen worden getest. Een ruimte waar je brood ruikt, in plaats van machineolie.’
Juiste adres Juist die beleving geeft klanten het gevoel dat ze bij WP Haton op het juiste adres zijn. Daar wordt gedacht in brood en niet in staal. Het bedrijf nodigde klanten van over de hele wereld uit om dit te ervaren en kennis uit te wisselen. De opzet van de machines werd gewijzigd. ‘We bedachten geen vaste machi nes meer, maar lijnconcepten, met modules die je als Lego-stenen aan elkaar kunt kop pelen. Zo kun je meegroeien en nieuwe modules naar believen invoegen.’ Een belangrijkere stap is dat WP Haton de vele verschillende culturen die wereldwijd bestaan rondom brood, in kaart bracht in een broodbibliotheek. ‘Brood is cul tuur. De Engelsen zijn bijvoorbeeld dol op toastbrood. Overal waar zij hun sporen achterlieten, van India tot Namibië, wordt toast gegeten. De Fransen hebben ervoor gezorgd dat in Vietnam baguettes te koop zijn. Terwijl Amerikanen de Japanners na de
WP Haton: ‘Iedereen kan en mag meedenken.’
Tweede Wereldoorlog leerden om te brood te bak ken met Amerikaans graan.’ Inmiddels is van ieder land bekend welk brood er wordt gegeten, hoe het is samengesteld, wat de receptuur is, hoe er wordt gedistribueerd, wat het kost en wat de gebruiken zijn. ‘Die informatiestro men zetten we om naar onze machines. Ze zijn ook bruikbaar als een klant uit een ander werelddeel belt. Je weet wat hij zoekt; je snapt elkaar. En daarna ga je praten over een mogelijke uitbreiding of een creatieve kruisbestuiving. Een idee uit Brazilië kun je dankzij de broodbibliotheek gebruiken in Maleisië. En wat je in Maleisië hebt gezien, kun je weer toe passen in Engeland.’
Blue Value Een van de recente wapenfeiten van WP Haton is de introductie van het Blue Value serviceconcept. ‘Blue omdat blauw een onderscheidende kleur is binnen de food. We voegen waarde toe door op alle manie ren anders te zijn. Voor de service-afdeling betekent het een pro-actieve service. Dus niet wachten tot de telefoon rinkelt, maar de klant wordt pro-actief benaderd, mocht er iets mis gaan. Dat kan bijvoor beeld met slimme software en webcams waarmee we de machine op afstand kunnen inspecteren.’ Snellink vervolgt: ‘Een ‘verzekering’ tegen produc tiestilstand is de Blue Box: een soort klantspecifieke First Aid Kit die bij de machine wordt geleverd, met
alle slijtagegevoelige onderdelen. ‘Mocht er onver hoopt toch iets stuk gaan, dan kun je het onderdeel meteen vervangen en hoef je niet een week op onderdelen te wachten. Een productielijn van WP Haton staat daardoor nooit lang stil.’ Dat blijkt een grote hit. ‘We kunnen die dingen niet aanslepen. We leveren inmiddels ook Blue Boxes voor andere machines uit de WP Bakery Group.’
Open innovatie De essentie van het Blue Value-denken heeft ech ter vooral te maken met samenwerking. ‘Kennis delen werkt gewoon beter, sneller en doelgerich ter. Je moet een sfeer creëren waarin dat mogelijk is. Daarom bouwt WP Haton momenteel een zoge heten Blue Innovation Box van 200m2 middenin de fabriek. Dit is een glazen ruimte waar alle mede werkers dagelijks doorheen komen. ‘Daar kunnen ze zien waar wij onze energie in steken, wat onze nieuwste machines worden, wat de uitvindingen zijn op dit moment. Het is een open innovatieruimte binnen het bedrijf, die medewerkers inspireert om creatief te zijn.’ Mensen met een idee, die kennis willen delen en samen met collega’s iets nieuws willen doen, krij gen daar bij WP Haton letterlijk de ruimte voor. Datzelfde geldt ook voor toeleveranciers. ‘We bie den ze een kantoor in onze fabriek, om te vergade ren met onze werknemers of om nieuwe producten
te laten zien. Onder bepaalde voorwaarden hebben ze zelfs toegang tot de Blue Innovation Box, waar ze mee mogen denken over innovatie. Op die manier maken we ook graag gebruik van de innovatiekracht van onze toeleveranciers.’ Opmerkelijk is dat WP Haton de R&D-afdeling nou juist heeft gesloten. Snellink: ‘We staan nergens meer koninkrijkjes toe en willen een platte orga nisatie. Ik geloof niet in een R&D-afdeling die alles moet bedenken. Iedereen kan en mag meedenken. We hebben het meegemaakt dat een enthousiaste medewerker thuis een houten prototype van een machine maakte en het hierheen sleepte om ons zijn idee te laten zien. Er is talent, dat blijkt telkens weer. Je moet de mensen gewoon vertrouwen geven. Dat levert uiteindelijk meer geld op en meer plezier.’
Prijzen WP Haton sleepte de afgelopen maanden meerdere onderscheidingen in de wacht: • Best Customer Industrial Award 2011 (eerste plaats) • Limburg Export Award 2011 (tweede plaats) • Ondernemersprijs Peel en Maas 2011 (eerste plaats) • Jan Huygen van Linschoten Prijs 2010 (finalist)
Jaargang 3 Nummer 4
21
Workshop Heksenchips en Smurfenfruit
Kinderen lekker maken voor gezonde voeding Het is de heilige graal voor producenten die zich richten op voeding voor kinderen. Hoe kun je producten ontwikkelen die gezond zijn en die kinderen lekker vinden? Aan de vraag zal het in ieder geval niet liggen. Druk in debat over gezonde kindervoeding.
Foto's: www.remcodekluizenaar.nl
Snoepgroenten van Tommies.
Dat bleek tijdens de workshop ‘Heksenchips en Smurfenfruit’, die werd georganiseerd door Wageningen UR Food & Biobased Research en Food & Nutrition Delta. Op de bijeenkomst in het Restaurant van de Toekomst in Wageningen inspireerden circa 90 marketing managers, productontwikkelaars en onderzoekers elkaar rond de vraag hoe je kinderen lekker kunt maken voor gezonde voeding. De vraag naar deze producten zit flink in de lift, zo bleek op de workshop. Zo zet Albert Heijn stevig in op gezonde voeding. Ook producenten zien kan sen en ontwikkelen nieuwe producten.
Kindvriendelijke groente
AH serieus De assortimenten in de supermarkten zijn aan het veranderen, vertelde marktanalist Martijn van Kesteloo van Innova Market Insights: ‘Je ziet dat er steeds meer gezonde producten voor kinderen komen. Vooral de producten met passieve gezond heidsclaims (geen toevoegingen, natuurlijk, weinig vet, allergenenvrij, red.) nemen een hoge vlucht.’
22
‘Albert Heijn neemt het aanbieden van gezonde voeding serieus’, verklaarde Maurits van Beek, brand manager van het AH-huismerk bij Albert Heijn: ‘Daarom hebben we al in 2010 we het edu catieve programma ‘Ik eet het beter’ gelanceerd. Zo willen we kinderen en ouders kennis laten maken met goede voeding.’ In dit programma krijgen kinderen een lespakket. Ook bezoeken ze een supermarkt waar ze achter grondinformatie krijgen over voeding en ontdek ken dat gezonde voeding ook lekker zijn, aldus van Kesteloo.
Jaargang 3 Nummer 4
Gertrude Zeinstra van Food & Biobased Research vertelde over verschillende manieren om kinde ren meer groente te laten eten. Ze ontdekte dat kinderen een voorkeur hebben voor knapperige groentes die egaal van kleur zijn. Ouders kunnen daar in de bereidingswijze rekening mee hou den door bijvoorbeeld de groente niet te lang te koken. Ook helpt het om samen met kinderen
de maaltijd te bereiden. Het herhaald aanbieden van een bepaalde groente blijkt ook vruchten af te werpen. Zeinstra: ‘Door een bepaalde groente vaker te proeven, leert het kind om de smaak te waarderen.’
Nieuwe producten Tijdens de workshop presenteerden producenten hun recente innovaties. Tom Vogel van Yummm liet zien dat je aantrekkelijke producten ook gezond kunt maken. Hij liet zijn snoep en groen tenchips proeven die minder vet, toegevoegde suiker en calorieën bevatten dan de traditionele producten. Een andere manier om kinderen gezon der te laten eten, is om er positieve associaties aan te koppelen. Kokkerelli, onder meer een initiatief van the Scelta Institute, doet dat door kookwork shops voor kinderen te organiseren. Door zelf hun eten te maken en er ondertussen over te leren, waarderen ze goede voeding meer. Kortom, er zijn voldoende mogelijkheden om kinderen gezonder en lekkerder te laten eten.
Food & Fresh Lab Tijdens de uitreiking van de Food4Future Award, op 31 oktober jongstleden, werd ook het startschot gegeven voor het Food & Fresh Lab dat momenteel wordt gebouwd achter De Groene Campus in Helmond. In dit lab zullen de cursisten vier keer per jaar een compleet andere productielijn op gaan zetten. Ivo Ploegsma is een van de initiatiefnemers van het lab. ‘Het gaat om het productieproces in al haar facetten en niet per se om het pro duct. Door in te zoomen op de verschillende processtappen raken de cursisten vertrouwd met specifieke processen, zoals mengen, snijden, verpakken et cetera, en de alledaagse problemen op de werkvloer.’ Met problemen doelt Ploegsma onder meer op storingen op de lijn of het omstellen van apparatuur op andere typen producten. ‘Door te variëren met procesparameters, bijvoorbeeld tijd of temperatuur, kun je het eindresultaat beïnvloeden. Duidelijk moet worden dat een verandering in een deel van het proces gevolgen heeft voor de andere processtappen. Deze dingen leer je niet in het klaslokaal, die moet je ondervinden.’ Ploegsma stelt dat het Food & Fresh Lab niet alleen geschikt is voor studenten in het dagonderwijs (mbo en hbo, red.), maar dat het ook nuttig kan zijn voor bestaande werknemers in food en flexwerkers in food. ‘We kunnen deze mensen in kortdurende modules van enkele dagen een solide basis meegeven op gebied van hygiëne en andere relevante aspecten van foodproductie.’ De apparatuur zal worden geleverd door producenten van voeding en technologieleveranciers. Volgens Ploegsma speelt het bedrijfs leven een belangrijke rol in het project. ‘De activiteiten in het lab zijn afgestemd op de behoeften op de werkvloer, dat spreekt voor zich. We luisteren dus nauw naar de bedrijven (o.a. Qizini, Huijbregts Groep, Bavaria etc.) die meewerken aan de invulling van het Food & Fresh Lab. Daarnaast kunnen deze ondernemingen zich ook profile ren richting arbeidsmarkt.’
Buitenaanzicht van het Food & Fresh Lab.
Nieuwe bekende technologieën op Agrofoodwiki.nl ‘Bedrijven die meer willen weten over state-of-the-art procestechnologie in food, zijn vaak aangewezen op leveranciers van apparaten. Met de Agrofoodwiki willen we een zo neutraal mogelijk beeld scheppen van wat bekend en te koop is op dit gebied.’ Volgens Jacqueline Lanting (Food Connection Point) gaan de ontwikkelingen op gebied van nieuwe technologieën hard. ‘Er ligt veel interessants op de plank. Het is wel lastig voor MKB-bedrijven om al deze ontwikkelingen bij te houden. Ook ontbreekt een overzicht van wat allemaal op de markt beschikbaar is. Vandaar dat de Agrofoodwiki is ontwikkeld, waarin verschillende technologieën (o.a. hogedruk pasteurisatie) voor het voetlicht komen. Per tech nologie wordt een omschrijving gegeven, de toepassingsgebieden, productkwaliteit, voor- en nadelen, beschikbaarheid, kosten en externe links. Niet alleen MKB-bedrijven, maar ook onderwijsinstellingen kunnen profijt hebben van een goed overzicht van de laatste stand van zaken op gebied van procestechnologie, aldus Lanting. Het idee achter de Agrofoodwiki is geënt op Wikipedia, een internetsite waarbij de inhoud wordt ingevuld en (deels) gecontroleerd door de gebruikers. ‘De huidige Agrofoodwiki is voornamelijk gevuld door kennisinstituten als NIZO, TNO, HAS Den Bosch, het bedrijf TOP BV en Food Connection Point (FCP). Nu is het aan de gebruikers van de site om deze zo actu eel mogelijk te houden. De site zal overigens wel een eindredactieslag houden zodat er geen gekke dingen op de site komen te staan.’ Volgens Lanting zal de continuïteit van de Agrofoodwiki worden geborgd door deze onder te brengen in het Food Technology Park Brainport in Helmond. ‘Stagiaires kunnen onder meer de site redigeren en, waar mogelijk, nieuwe technologiedomeinen op de site zetten.’ Oproep: aanbieders van nieuwe technologieën kunnen zich bij Jacqueline Lanting (
[email protected]) melden. Dan zorgt zij ervoor dat hun informatie op de Agrofoodwiki komt. Meer informatie: www.agrofoodwiki.nl
Jaargang 3 Nummer 4
23
EVENTS •
FoodCapital Events, alle foodevents onder één noemer.
www.foodcapitalevents.nl FCE advrt 258x210.indd 1
30-09-11 13:29
het product
HAK maakt makkelijk deksel Het is een ergernis waarmee iedere consument van glasconserven wel eens wordt geconfronteerd. Het deksel gaat niet zo maar open. Sterker, het is met geen mogelijkheid los te krijgen. Een forse klap op de bodem of tikken met een mes tegen de zijkant van het deksel zijn vaak nodig om de pot open te krijgen. HAK heeft nu de oplossing gevonden: het ‘1-2-opendeksel’.
‘Het idee komt niet uit onze keuken’, zegt Erik Pijnenburg, manager Marketing en Innovatie bij HAK. ‘Circa vijf jaar geleden benaderde het adviesbureau Plato Product Consultants (van de verpakkings deskundige Roland ten Klooster, red.) ons met een nieuw con cept. Zij hadden een oplossing van het probleem, namelijk om de kracht die nodig is om een deksel los te draaien, in twee stappen te verdelen. Een briljant idee. Immers, er zijn ook twee krachten die de consument moet overwinnen: de benedenwaartse kracht – het vacuum trekt het deksel naar beneden – en de zijwaartse kracht, het deksel dat over de schroefdraad gaat.’ Het ontwerp bestaat uit twee delen: een ring en een panel die los van elkaar kunnen bewegen. Daarmee wordt de benodigde kracht opgesplitst in twee handelingen.
PastaGroenten is een kant-en-klare pastasaus met minimaal 77 procent groenten. Een pot van 710 milliliter saus, bedoeld voor twee tot drie personen, bevat 520 gram aan groenten.
Vooralsnog zijn er drie smaakvarianten: mild, kruidig en pittig.
De hoeveelheid tomaat, ui, rode paprika, courgette, wortel en prei zijn in alle varianten gelijk, net als de ingrediënten. Het verschil zit in de hoeveelheid en het soort kruiden.
Het is duidelijk dat HAK met PastaGroenten, en eerder ook al met HAK Puur Sap, haar merk in andere productcategorieën wil lance ren. ‘Het is een sterk Nederlands merk waarvan de kernwaarden - vers van het land, betrouwbaar, zekerheid - door consumenten worden erkend. Dat biedt perspectieven om het merk te ‘stret chen’. Alleen moeten we onze heritage niet uit het oog verliezen: we zijn en blijven een groentenmerk.’
Van prototype naar productie Uiteindelijk zou het enkele jaren duren voordat het nieuwe deksel rijp voor de markt was. Vanzelfsprekend moest het prototype zo worden aangepast dat de leverancier het kon produceren en dat HAK haar productie niet hoefde aan te passen. Inmiddels zijn de potten appelmoes al uitgerust met het nieuwe deksel. Gaandeweg zullen de andere varianten overgaan. Pijnenburg: ‘Onze producten worden het gehele jaar door geoogst, vandaar de gefaseerde overgang op het deksel over het gehele assortiment.’
PastaGroenten Een product dat gelijk het nieuwe deksel krijgt, is PastaGroenten. Met dit splinternieuwe concept maakt de producent ook meteen de overstap naar maaltijdsauzen. ‘HAK is van origine meer gericht op de traditionele maaltijd (vlees, aardappelen, groenten, red.). Nu komt in 80 procent van de huishoudens minimaal een keer per week pasta op tafel. Als je bedenkt dat de meeste Nederlanders niet aan de aanbevolen hoeveelheid groenten (200 gram per dag, red.) komen, dan is een saus met verhoudingsgewijs veel groenten een krachtige propositie.’
Jaargang 3 Nummer 4
25
Annet Roodenburg, lector Voeding en Gezondheid HAS Den Bosch:
‘Stuur consument richting gezonde keuze’ Bewust kiezen voor gezond eten is al lang ingeburgerd in de supermarkt. In restaurants daarentegen, wordt nog vaak aangenomen dat gasten willen genieten zonder oog te hebben voor hun gezondheid. ‘Een achterhaald idee. Ook de out-of-home sector is gebaat bij een heldere etikettering van de menukaart. Zeker voor mensen die door hun werk geregeld buiten de deur moeten eten.’
Dat zegt Annet Roodenburg, verbonden als lector Voeding en Gezondheid aan de HAS Den Bosch en het Anton Jurgens Institute, en voedingskundige bij Unilever. Zij stond vijf jaar geleden aan de wieg van het gezondheidslabel Ik Kies Bewust, de Nederlandse versie van het internationale Choices programma. Behalve producen ten en retailers doet zo’n 70 procent van de cateraars in Nederland daaraan mee. ‘De traditionele horeca, de restaurants, blijft daarbij achter. Die is niet zo goed georganiseerd. Een restaurantmenu geeft je geen enkel idee over de gezondheid van gerechten. Toch wordt daar vrij veel gege ten. Het kan dus interessant zijn om op
De lectoraten Annet Roodenburg is een van de negen lectoren die verbonden zijn aan HAS Den Bosch en het Anton Jurgens Institute. De lectoraten zijn in het leven geroepen om het toegepaste onder zoek aan de HAS te voeden met inzichten uit het fundamenteel onderzoek, het maatschappelijk middenveld en het bedrijfs leven. De negen aandachtsgebieden overlappen elkaar deels. Zo werkt Annet Roodenburg onder meer samen met Harry van Delft (zie Food & Nutirion 3) binnen het aandachtsgebied AgroFoodMarketing en met Frederike Praasterink op het gebied van Duurzame wereldvoedselvoorziening.
26
Jaargang 3 Nummer 4
de menukaart aan te geven hoeveel calo rieën, zout of onverzadigd vet een gerecht bevat. Dat is best spannend, want een kok in een restaurant is waarschijnlijk een cre atieveling die uit de losse pols een snufje hier en een snufje daar toevoegt. En die zijn recepten misschien niet wil vrijgeven.’ Onderzoek naar de barrières voor menula beling staat nog in de kinderschoenen. Het is één van de onderwerpen waar Annet Roodenburg zich op wil gaan richten bin nen haar lectoraat aan de HAS Den Bosch. In die functie, één dag in de week, heeft ze tot taak kennisopbouw door onderzoek te initiëren en te inspireren. Een aantal groepen vierdejaarsstudenten zijn daar nu al mee bezig. Zij kregen opdrachten als: ‘hoe kun je de hoeveelheid zout in brood verlagen?’, of ‘hoe gezond zijn vitaminen en vezels in fruitsap?’ Het zijn onder zoeksvragen op het gebied van Gezondere producten, één van de vier aandachts gebieden van Voeding en Gezondheid, naast Marketing en Communicatie, Duurzaamheid en Innovatie in het MKB.
Balans Dat de studenten met het onderwerp Gezondere Producten zijn gestart, is geen
toeval. Het doel is namelijk daadwerkelijk vermarktbare producten te ontwikkelen die consumenten helpen, gezonder te eten. Daar zijn meerdere wetenschapsdis ciplines voor nodig: ‘Als je de productie van gezonde voeding aan voedingskundi gen zou overlaten, krijg je gerechten als soep zonder zout. Dat eet niemand en het gezondheidseffect is dan ook nihil. Een gezondheidsindicatie op de verpakking, zoals “minder zout” zou zelfs averechts kunnen werken voor de verkoop. Wil je consumenten in de winkel laten kiezen voor gezond, dan is de gecombineerde inbreng van voedingstechnologie, consu mentenkennis en marketing onmisbaar.’ Uiteindelijk moet de consument een keuze maken tussen gezonde en ongezonde onderdelen van het totale voedingspa troon. Maar volgens Roodenburg ontslaat dat voedingsbedrijven beslist niet van hun verantwoordelijkheid om gezondere producten aan te bieden. Zeker gezien het enorme aanbod van minder gezonde voedingsmiddelen en de budgetten die de industrie besteedt in het vermarkten daarvan. ‘Terwijl we de consument zo hel der mogelijk richting de gezonde keuze moeten sturen. Een gezondheidslabel kan
Roodenburg over etikettering via een stoplichtsysteem: ‘Hoeveel van degenen die erop (de stoplichten, red.) letten, snappen hoe het zit als op het ene brood drie oranje en een rood ‘lichtje’ staan en op een ander brood twee rode en twee groene. Welke moet je kiezen?’
daarbij helpen. Het kan ook een stimulans zijn voor fabrikanten om te innoveren en hun produc ten aan te passen in gezondere richting. Dus het mes snijdt aan twee kanten.’
Niet verplicht Een logo als Ik Kies Bewust wil zonder al te veel details in één oogopslag laten zien dat een pro duct met label de gezondere keuze is in een categorie. De praktijk is echter anders, want hoe wel de drempel om mee te doen relatief laag is (de kosten van certificering hangen samen met de omvang van het bedrijf), is deelname niet verplicht. ‘Zo’n wettelijke verplichting is lastig voor elkaar te krijgen, zeker met ons huidige kabinet dat geen voorstander van regelgeving is’, zegt Roodenburg. ‘In Amerika is deze discussie wel hartstikke “hot”. Daar is onlangs een document uitgekomen met de aanbeveling om alle bestaande labelsystemen te vervangen door een enkel, heel simpel label
met sterretjes die de mate van gezondheid van een product laten zien.’ In het Verenigd Koninkrijk gaat het weer anders: een stoplichtsysteem met groene, oranje en rode ‘lichten’ geeft aan of een product veel of weinig zout, vet, suiker of energie bevat. ‘Dan vindt er een discussie plaats over hoe consumenten dat moe ten interpreteren. Veel mensen letten helemaal niet op ingrediënten en kijken alleen naar de prijs, de smaak of de kwaliteit. En hoeveel van degenen die erop letten, snappen hoe het zit als op het ene brood drie oranje en een rood ‘lichtje’ staan en op een ander brood twee rode en twee groene. Welke moet je kiezen?’
Snoeptomaat Label of niet, het gemakkelijker maken voor de consument om gezonder te gaan eten, blijft een uitdaging. Deze mag niet uitsluitend op de consu ment worden afgeschoven. Roodenburg wijst bij voorbeeld op de taak van de retailer: ‘Er zijn zeker
goede initiatieven. Zo liggen bij de AH to Go op het station gezonde snacks te koop: zakjes gesne den appel, worteltjes of snoeptomaat. Ze kosten ongeveer net zo veel als een reep en vormen een gezond alternatief voor de snelle trek.’ Zo’n alternatief is er niet altijd. Alleen al over wat wel en niet gezond is, worden brede discussies gevoerd. Bovendien zijn er wettelijke beperkin gen: kaas mag niet eens kaas heten als het geen melkvetten bevat (waarvan tweederde verzadigd vet is). Verder zijn de mogelijkheden tot gezonde innovatie in het MKB nog niet of nauwelijks onderzocht, terwijl bij de bakker en de slager op de hoek ook veel valt te winnen. Studenten aan de HAS Den Bosch brengen momenteel de kansen en barrières in kaart, waarbij ze 900 MKB-bedrijven hebben ondervraagd. De resultaten zijn nog niet uitgewerkt, maar worden gepresenteerd tijdens een speciale Dag voor het MKB, op 16 februari op HAS Den Bosch.
Jaargang 3 Nummer 4
27
Innofood-bijeenkomst over waterbesparing bij Grolsch
Kracht door verbinding
‘Geen hekjes om de regio’s zetten’ In de ambitie van de Nederlandse agrofoodsector spelen de regio’s een belangrijke rol. Wil de sector in 2020 haar ambitieuze doelen realiseren, dan zullen de diverse foodregio’s hun activiteiten nauwer op elkaar af moeten stemmen. Dat hoeft overigens niet ten koste te gaan van hun autonomie.
28
Jaargang 3 Nummer 4
De bovenstaande ambities zijn helder geformu leerd in ‘Agro&Food: De Nederlandse groeidia mant’. Dit rapport, opgesteld door een topteam met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, overheid en onderwijs/onderzoek, geeft aan hoe de Nederlandse agrifoodsector haar leidende posi tie kan behouden en zelfs uitbouwen. ‘Momenteel is ons land nummer 1 wereldwijd. Daar mogen we best trots op zijn’, zegt Jan van Rijsingen, mede-voorzitter van Food Connection Point en lid van het topteam. ‘In totaal genereert de sector € 48 miljard aan toegevoegde waarde en is goed voor bijna 10 procent van de Nederlandse economie en werkgelegenheid. Ook de onderwijsen kennisinstellingen kunnen zich meten met de besten van de wereld.’ Kortom, alles lijkt koek en ei, maar schijn bedriegt, aldus Van Rijsingen. De agrifoodsector in ons land, en de EU in algemene zin, krijgt forse concurrentie uit landen als Brazilië, China en minder bekende producenten zoals Vietnam. ‘Tijd om te genie ten van onze leiderspositie hebben we dus niet. Doen we dit wel, dan worden we links en rechts ingehaald.’
Groei wereldbevolking Volgens Van Rijsingen spelen er momenteel een aantal ontwikkelingen die de koers van de agri foodsector in hoge mate bepalen. De eerste is de groei van de wereldbevolking. In 2050 zal de hui dige populatie - onlangs werd de zeven miljardste wereldburger geboren - de negen miljard bereiken. Deze twee miljard extra monden moeten worden gevoed. Volgens de FAO, de landbouwtak van de Verenigde Naties, moet de huidige productie van voeding met 70 procent stijgen om aan de ver wachte vraag te voldoen. Dat biedt ook kansen om de derving in de keten aan te pakken. Zo gaat in ontwikkelingslanden 60 procent van het volume verloren tussen oogst en consument. Deze vraag wordt ook bepaald door het welvaarts peil. Nu al leidt deze in de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India, China, red.) tot verschuivingen in het consumptiepatroon, waarbij consumenten meer vlees zijn gaan eten. Dit dieet belast het milieu aanzienlijk meer dan een dieet dat groten deels uit plantaardige eiwitten is opgebouwd, zie het FAO-rapport Livestock’s long shadow. Van Rijsingen: ‘Deze groei, zowel in waarde als in volume, staat in schril contrast met de verzadigde markten, zoals in West-Europa. De bevolking zal slechts mondjesmaat groeien en de intake per hoofd van de bevolking is voldoende. Sterker, we eten vaak te veel en vaak te slecht, met als gevolg voedings- en lifestyle-gerelateerde ziekten. Je kunt dit zien als een probleem, ik zie het als een kans
voor bedrijven om gezonde, hoogwaardige voe ding te ontwikkelen.’
Bedrijven in vicieuze cirkel In het Groeidiamant-rapport ziet het topteam zelfs drie kansen die voortvloeien uit de bovenge noemde demografische en macro-economische ontwikkelingen. Ten eerste moet de sector investeren in concep ten waarbij ‘meer uit minder’ wordt gehaald. De belasting die met name de primaire productie ver oorzaakt voor mens, dier en milieu, moet omlaag. ‘Daarnaast bieden reststromen in de keten vol doende mogelijkheden voor verwaarding. In som mige gevallen zullen deze reststromen per kilo zelfs meer opbrengen dan hoofdstromen.’ Een ander pad is het toevoegen van waarde aan voe dingsmiddelen. In een verzadigde markt is waar degroei de enige optie om een gezonde business op te bouwen, zo zegt Van Rijsingen. ‘Momenteel zitten veel MKB-bedrijven in een vicieuze cirkel. Ze concurreren voornamelijk op kostprijs. Die prijs wordt steeds meer gedrukt door retailers totdat er te weinig overblijft om te investeren in personeel, productie en nieuwe producten. Marktgerichte innovatie, bijvoorbeeld op gebied van gezondheid, duurzaamheid, smaak en gemak, is het ontsnappingsluik uit de ‘kostprijsput’'. De derde route, volgens het topteam, is het verster ken van internationaal leiderschap in de mondiale agrifoodsector. De bovenstaande ontwikkelingen, zoals milieubelasting en voedingsgerelateerde ziekten, gelden natuurlijk ook voor andere landen. Vandaar dat ons land, vanuit haar sterke export positie en het hoge kennisniveau, haar kennis en expertise kan verwaarden in het buitenland. Daarnaast is er een groot aantal landen waar nog te weinig voedsel geproduceerd wordt. Ook hier ligt voor Nederland een kans, als leverancier van efficiënte productie- en verwerkingskennis. Van Rijsingen verwacht dat deze ‘kennismarkt’ in 2020 circa 500 miljard euro zal bedragen.
De kracht van het MKB Kortom, de agrifoodsector weet wat het wil. De vraag is alleen: kan de sector het ook? Van Rijsingen stelt dat de grotere bedrijven (500+ werknemers) prima in staat zijn om toekomstige uitdagingen aan te gaan. Het is alleen de vraag of het MKB dat ook kan. ‘Ik zet daar wel mijn vraagtekens bij. Het leeuwendeel van het MKB in agrifood is te groot voor het servet, maar te klein voor het tafellaken. Op gebied van productie hoef je deze bedrijven niets te leren. Echter, op gebied van marketing en productontwikkeling, toch onontbeerlijke discipli nes om waardegroei te realiseren, missen ze vaak
de benodigde kennis en ervaring.’ De afzonderlijke regioclubs (waarover later meer, red.) spelen in deze kwestie een cruciale rol, aldus Van Rijsingen. ‘Bedrijven kunnen, in nauwe samen werking met onderwijsinstellingen en overheden, in hun regio krachten bundelen, waardoor ze bij voorbeeld kennis en inzichten kunnen vergaren en delen op gebied van innovatieve producten en processen. Veel bedrijven zijn toch te klein om dat in hun eentje te realiseren. Vergeet echter niet de kracht en het belang van MKB in agrofood. Deze bedrijven zijn samen goed voor circa 50 procent van onze agrifoodomzet. Qua werkgelegenheid is het belang nog groter: het MKB biedt in de sector werk aan zeven van de tien mensen. Vandaar dat het MKB in de ambities van de Groeidiamant “mee moet”.’
Krappe arbeidsmarkt Kees de Gooijer, directeur van Food Nutrition Delta (FND), is het volmondig met Van Rijsingen eens. ‘Regionale, ondernemersgedreven netwerken zijn bij uitstek geschikt om kennis, ervaringen en inzichten te delen die vervolgens tot een mooie valorisatie kunnen leiden. Er zijn voldoende the ma’s, zowel aan de opbrengsten- als de kostenkant, waarin bedrijven samen een vuist kunnen maken.’ De Gooijer weet waarover hij het heeft. Binnen het FND-programma hebben de afgelopen jaren een kleine 400 bedrijven, waarvan 90 procent MKB, een innovatietraject doorlopen. Een bekend voorbeeld is Newtricious uit Oirlo dat een ei met een functionele eigenschap (ooggezondheid) heeft ontwik keld. Het bedrijf won met de innovatie onder meer de Food Valley Award. De Gooijer ziet, behalve het bundelen van innova tiekracht, ook een belangrijke rol weggelegd voor het bewerken van de arbeidsmarkt, waarbij de regioverbanden nauw samenwerken met regionale onderwijsinstellingen. ‘Zoals ook in het rap port van het topteam wordt vermeld, brengt een verwachte krapte in de arbeidsmarkt de ambities voor 2020 in gevaar. Een voldoende aanbod aan gekwalificeerd personeel, voornamelijk technisch/ technologische functies op (v)mbo-, en in min dere mate hbo-niveau, is een voorwaarde om deze ambities te verwezenlijken.’
Food4Future De Gooijer verwijst daarbij naar de Human Capital Roadmap die is opgesteld voor de agrifoodsector. In dit document wordt geconstateerd dat de com binatie van een uittredende babyboomgeneratie en een relatief geringe instroom van mbo- en hboers zal leiden tot problemen. ‘Momenteel verzacht de economische crisis dit effect enigszins, maar op
Jaargang 3 Nummer 4
29
Foodlandschap in Nederland
Leeuwarden
Zaanstad Amsterdam
Utrecht Rotterdam
Wageningen
Den Bosch
Eindhoven
Venlo
Maastricht
Hoofdkantoren Coorporate of R&D Innovatieve bedrijven Universiteiten in Food R&D centra
30
Jaargang 3 Nummer 4
De bedrijvigheid in de agrofood in kaart gebracht. In 2012 zal overigens de R&D-faciliteit van FrieslandCampina verhuizen naar Wageningen.
Primaire sector
Verwerkende industrie
Toegevoegde waarde * 1.000 Euro, cumulatief primair
Toegevoegde waarde * 1.000 Euro, cumulatief secundair
0 - 250 250 - 1.000 1.000 - 3.960
Regio's Innexus
0 - 50 50 - 250 250 - 600
Initiatief Rijnmond
De verwerkende industrie met zijn economische verwaarding is sterk geconcentreerd in Rotterdam e.o., de regio Amsterdam/Zaanstad, Zuid-Oost Brabant en Leeuwarden/Meppel. Voor de primaire veehou derijsectoren geldt dat de varkens en pluimveehouderij vooral in ZuidOost Nederland en in delen van het oosten van het land (met name de Veluwe en Achterhoek) is geconcentreerd. De melkveehouderij is meer
middellange termijn ontstaan ernstige tekorten.’ Gezien het overwegend lokale karakter van de arbeidsmarkt van mbo- en hbo-ers kunnen deze issues het best in de regio worden geadresseerd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de regio verbanden deze problematiek in hun ‘achter tuin’ aanpakken. Een goed voorbeeld geeft Food Connection Point met haar Food4Future-project waarin het scholieren in het middelbaar (beroeps-) onderwijs warm maakt voor een vervolgopleiding en een carrière in de agrifoodsector.
Betere afstemming Nu is het de vraag of deze regioverbanden los van elkaar zouden moeten opereren of dat ze aanslui ting bij elkaar moeten zoeken. In het Groeidiamantrapport wordt aan de laatste variant de voorkeur gegeven. Van Rijsingen: ‘Een betere afstemming tussen de verschillende regio-organisaties zorgt ervoor dat activiteiten, bijvoorbeeld op gebied van kennisontwikkeling, worden ontdubbeld. Het kan niet zo zijn dat bepaald onderzoek, of andere activiteiten, twee keer worden uitgevoerd. Tijd en geld zijn kostbaar. We hebben focus nodig en niet
verspreid over Nederland met een concentratie in Friesland, Flevoland en clusters in Noord-Brabant. De glastuinbouw heeft een concentratie in de Greenports Venlo en Westland. De akkerbouwconcentraties bevin den zich vooral in Flevoland, Zeeland, West-Brabant, Drenthe, Limburg en Groningen. De regionetwerken overlappen bovengenoemde econo mische hotspots gedeeltelijk.
versnippering. Momenteel vindt deze samenwer king onvoldoende plaats en ontbreken er heldere principes die ten grondslag liggen aan de inrichting van het netwerk.’ In het rapport worden deze principes netjes op een rijtje gezet. De regioverbanden zouden zich primair moeten richten op “het versterken van de innovatiekracht”, waarbij “specifieke competenties van de regio’s worden benut met zo mogelijk een complementaire verdeling, bijvoorbeeld een regio richt zich op één specifiek thema”. Verder pleit het rapport voor een open informatie-uitwisseling tussen de diverse (regionale, nationale, interna tionale) initiatieven, waarbij ervaringen zo goed mogelijk met elkaar worden gedeeld.
Blauwdruk Het initiatief Zuid-Nederland: Eén in food, waar over Food&Nutrition begin dit jaar berichtte, zou een blauwdruk kunnen zijn voor een geïntegreerde visie op de afzonderlijke regio’s. Van Rijsingen is een van de trekkers van deze samenwerkingsvorm waarbij de afzonderlijke regio’s in Zuid-Nederland hun speerpunten hebben bepaald. Van Rijsingen
benadrukt dat Zuid-Nederland: Eén in food geen overheadkosten met zich meebrengt. ‘De infra structuur, het bedrijfsleven, de onderwijs- en onderzoeksinstellingen en de regioclubs, is er al. Het gaat alleen om een goede afstemming van de bovengenoemde speerpunten. Als je deze nader analyseert, kom je uit op deze domeinen: bio based economy, food & health, food & technology en food &logistics (zie kaart op pagina 33, red.). Welnu, op het snijvlak van deze disciplines ont staan juist baanbrekende innovaties.’ Van Rijsingen ziet Zuid-Nederland: Eén in food niet als een top-down initiatief. Hij noemt het ‘regie zonder macht’. ‘Kijk, in eerste instantie begin nen ondernemers in hun eigen achtertuin. In dit stadium kunnen ze gebruik maken van regionale netwerken. In de meeste gevallen zullen ze ook met ondernemingen en instellingen buiten hun regio moeten samenwerken. Het kan ook zijn dat er in een bepaalde regio al een programma loopt waar ze zich bij kunnen aansluiten. Kortom, het bedrijfsecosysteem in Zuid-Nederland en Nederland in het algemeen is zo divers. Het zou zonde zijn om daar geen gebruik van te maken.’
Jaargang 3 Nummer 4
31
Pragmatisch platform Wat geldt voor de regio’s die zich beneden de grote rivieren bevinden, gaat natuurlijk ook op voor de regio’s erboven. Ook zij hebben hun speer punten. En als er toch een nationale agenda is voor de vaderlandse agrifoodsector, waarom zou ZuidNederland: Eén in food niet gewoon ‘Nederland: Eén in food’ kunnen heten? ‘Zeker. Het is de bedoeling dat er een soort plat form komt, waarin alle regioverbanden zijn ver tegenwoordigd. Daarbij moet je niet denken aan een complete organisatie. Het kan ook, net als bij Zuid-Nederland: Eén in food, met een nulbudget. Het doel van zo’n platform is duidelijk: het verbin den en verknopen van de expertisegebieden zodat regio’s met dezelfde speerpunten, bijvoorbeeld biobased, eiwitten of food processing, nauwer met elkaar op gaan trekken. Anderzijds kunnen tussen regio’s met verschillende speerpunten ook mooie dingen ontstaan. Zoals gezegd, op het snijvlak van verschillende disciplines vindt vaak innovatie plaats.’ Van Rijsingen benadrukt dat het platform een prag matisch karakter moet hebben. De regioverbanden hoeven heus niet op elk terrein de handen ineen te slaan. Het gaat uitsluitend om specifieke samen werkingsverbanden die aanhaken op de nationale agenda. ‘De regio’s ontlenen hun kracht ook aan hun eigenheid. Die mogen ze niet verliezen.’
Spin in het web Nu hebben de zuidelijke regioverbanden toe nadering tot elkaar gezocht om zaken beter op elkaar af te stemmen. Echter, een puur zuidelijke ‘coalitie’ is niet afdoende. In principe zouden alle regio-organisaties vaker met elkaar om tafel
moeten gaan zitten. Vandaar dat Foof & Nutrition een rondje langs de velden maakte. Om te begin nen met Regio FoodValley, een samenwerkingsver band van acht gemeenten (Barneveld, Ede, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen). In het gebied wonen 330.000 inwo ners. ‘En in het hart van het gebied staat Wageningen UR’, zegt Arnoud Leerling. Hij is programmama nager en netwerker van Regio FoodValley, niet te verwarren met de Stichting FoodValley. ‘Voorheen werkten de gemeenten samen onder de noemer Regio De Vallei en WERV. Deze initiatieven misten echter een duidelijk gezicht. Met FoodValley heb ben de gemeenten zich een duidelijk profiel aan gemeten, namelijk voeding. Als spin in het web fungeert Wageningen UR, een universiteit met ambities. Welnu, de omliggende gemeenten kun nen daarbij de universiteit helpen door afspraken te maken over (studenten)huisvesting, cultuur/ recreatie en infrastructuur.’
Lonken naar de Betuwe Leerling geeft aan dat onderzoek/onderwijs de sterkste troef is van Regio FoodValley. Deze wordt ingevuld door kennis- en onderwijsinstellingen (o.a. Wageningen UR, NIZO, Technasium, Rijn IJssel Vakschool Wageningen). Ook is er industrie aan wezig in de regio. ‘De foodindustrie in onze regio is onvoldoende bekend. Neem nu Nijkerk, waar onder meer Bieze, Arla en Struik zijn gevestigd. Een jaar geleden wist bijna niemand van deze groeidia mant in deze regio.’ Regio FoodValley kijkt ook buiten de grenzen van haar gebied, al gebeurt dit mondjesmaat, aldus Leerling. ‘Momenteel is de focus meer intern gericht. Wel lopen er bijvoorbeeld lijntjes vanuit
kennisinstellingen richting Papendal dat vanzelf sprekend state-of-the art sportfaciliteiten met bijbehorende meetapparatuur heeft. Ook wordt er over en weer gelonkt van en naar de Betuwse Bloem (vijf tuinbouwclusters in het Gelderse rivie rengebied, red.). Tot nu toe zijn er geen concrete samenwerkingsverbanden.’ Leerling onderschrijft graag de insteek van Van Rijsingen om regio’s meer te laten samenwerken. ‘Innovatie vindt plaats in de regio. De innovatie kracht van de agrofoodsector kan alleen maar vergroot worden als regio’s meer met elkaar gaan samenwerken. Maar dat verlangt wel dat het Rijk hier steun aan geeft, bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur. Nu is Regio FoodValley niet in beeld bij het Rijk. Dat legt de focus alleen op de Randstad en Eindhoven, regio’s waar juist de laat ste jaren al heel veel geïnvesteerd is.’
Trots van Twente Nu is Regio FoodValley opgestart vanuit de lokale overheid. Innofood, opgericht in 1998, is een ondernemersnetwerk in Twente. Met name Almelo en Enschede herbergen bekende foodspelers als Zwanenberg, Grolsch, Bolletje, Johma en Huuskes. In Wapenveld heeft Euroma haar hoofdkantoor. Daarnaast zijn er tientallen kleinere bedrijven in de regio actief. ‘Innofood telt ongeveer 70 leden’, zegt voorzitter Peter Davids. ‘Ons doel is tweele dig: het bevorderen van innovatie, specifiek gericht op processing en verpakking, en ervoor zorgen dat het lokale onderwijs en arbeidsmarkt zo goed mogelijk aansluiten bij de wensen en behoef ten van het bedrijfsleven. Zo hebben we in 2010 Talent4Food opgezet, waarbij we hebben samen gewerkt met het AOC, enkele gemeenten en de Werkpleinen (voormalige UWV’s, red.). Omdat de instroom vanuit het reguliere onderwijs tegenvalt, is Talent4Food gericht op zij-instromers. Dat loopt goed, inmiddels is de eerste lichting al werkzaam bij de bedrijven die bij Innofood zijn aangesloten.’
Dwarsverbanden Davids stelt dat de blik van Innofood tot voor kort vrijwel uitsluitend naar binnen was gericht. Na een recente bestuurswisseling is daar wel lichtelijk verandering in gekomen, aldus Davids. ‘Er zijn nog geen concrete projecten. Wel hebben we contact met andere regio’s onder meer in het kader van de Topsectorenbeleid. Ik merk wel dat de verschillen tussen de regio’s groot zijn. De ene club is verder dan de andere. Daar staat tegenover dat tussen de regio’s op thematisch gebied dwarsverbanden bestaan. Dit zijn grensoverschrijdende thema’s die je ook niet puur in de regio moet adresseren.’ Davids gaf het al aan: het ene regioverband is niet
32
Jaargang 3 Nummer 4
Wageningen
Kennisontwikkeling wetenschappelijk Food & Health, Agro Den Bosch
Biobased Economy
Tilburg Breda
Middelburg
Eindhoven
Helmond Venlo
Food & Technology
Food & Logistics, Agro De afgelopen jaren zochten de diverse Zuidnederlandse agrofoodregio’s los van elkaar naar een eigen positionering. Na een proces dat begon met onderling duwen en trekken ontstond geleidelijk een constructief overleg met als recente uitkomst een overeenstemming over de accenten die de verschillende regio’s leggen. De positionering van de regio’s sluit nu aan bij de natuurlijke speerpunten van die regio’s en is overall gezien complementair. Dat is een goede zaak voor ondernemers die vanaf nu duidelijk kunnen zien welk cluster of samenwerkingverband het beste aansluit bij hun behoeften.
het andere. Sommige organisaties timmeren al lan ger dan 10 jaar aan de weg, anderen bevinden zich nog in een embryonaal stadium. In Rijnmond is sinds het voorjaar van 2011 een nieuw ondernemersnetwerk in food opgezet. Peter Sakkers, onder meer werkzaam bij Food Nutrition Delta, is de initiator van de club. ‘Ik vond het vreemd dat een regio, in dit geval Rijnmond/ Haaglanden, geen ondernemersclub had. Er is een sterk agrifoodcluster met bedrijven als Unilever, Quaker Oats of Verstegen en tal (rond de honder tien, red.) van kleinere ondernemingen. Nu zou den deze bedrijven prima samen kunnen werken om de lokale arbeidmarkt te bewerken, zeker als je bedenkt dat er ook sterke farmaceutische- en petrochemische bedrijven aanwezig zijn. Deze staan soms letterlijk aan de poort van de foodbe drijven om werknemers weg te lokken!’
Informele club in Rijnmond Sakkers stelt dat het netwerk, met de werktitel Initiatief Rijnmond’, zich nog moet ontwikkelen. Vooralsnog is gekozen voor een informele opzet. Er is geen stichting en bijeenkomsten vinden plaats als daar behoefte aan is. Wel heeft de club bepaald op welk gebied zij nauwer samen willen werken: een gemeenschappelijke aanpak van de arbeids markt gericht op mbo- en hbo-ers met een tech nologische achtergrond. ‘De focus ligt zowel op kwaliteit en kwantiteit. Inmiddels zijn de contacten
gelegd met onderwijsinstellingen in de regio (o.a. TU Delft, Haagse Hogeschool e.a., red.). Een ander initiatief dat in de steigers staat, is een arbeidspool waaruit bedrijven kunnen putten.’ Op de vraag of de ‘Rijnmonders’ hun blik ook rich ten op andere regioverbanden, antwoordt Sakkers: ‘Daarvoor is het netwerk wel erg jong. Eerst moet het netwerk er staan. Daarna kunnen we ons meer oriënteren richting de andere verbanden.’
Grote thema’s Vanuit de 5-Sterrenregio (Noord-Oost-Brabant) lopen wel diverse lijnen van en naar andere regio’s. Zo hebben de HAS Den Bosch en Wageningen UR contact op diverse terreinen. Arjen van Nuland (5-Sterrenregio): ‘In Wageningen wordt met name fundamenteel onderzoek verricht, bij de HAS ligt de nadruk op de toepassing. Beide instel lingen vullen elkaar dus prima aan.’ Van Nuland noemt als concreet voorbeeld het insectenlab dat gepland is op de HAS. Doel van het lab is om van eetbare insecten marktrijpe introducties te maken. Daarvoor zijn wel fundamentele inzichten nodig op gebied van smaak, textuur en andere organo leptische eigenschappen. Van Nuland stelt dat zulke dwarsverbanden in de nabije toekomst vaker gelegd zullen worden. ‘In het agrifoodlandschap zullen de grote thema’s een meer bepalende rol gaan spelen. Neem biobased. Er zijn verschillende regio’s die zich hierop willen
Maastricht
richten, dan ontstaan vanzelf verbindingen. Het is dan ook de vraag of de netwerken in dit proces een instrumentele rol kunnen spelen. Zoals al eerder aangeduid, bevinden deze clubs zich in verschil lende levensfasen. Daarnaast ontlenen de regio verbanden hun kracht ook aan hun regionale focus. Dat wil overigens niet zeggen dat deze netwerken niet naar buiten gericht moeten zijn. Hun leden, het bedrijfsleven doen dit namelijk ook!’ Business zonder grenzen ‘Het is een logische ontwikkeling: na de opkomst van regioverbanden is er een trend om deze in een groter verband te plaatsen. Dat bevordert niet alleen de samenwerking tussen regio’s binnen een provincie, maar leidt ook tot grensoverschrijdende projecten.’ Voor Arie van der Maas, programmamanager van Foodport Zeeland, is de meerwaarde evident. ‘Het onderwerp biobased economy wordt zowel in Zeeland, West-Brabant als in Groningen opge pakt. Een actieve speler in biobased, Cosun, is zowel actief in West-Brabant als in Groningen. Nu is de insteek voor biobased in Groningen meer energie en in onze regio verwaarding tot food, feed en daaraan gerelateerde producten. Dat wil niet zeggen dat geen raakvlakken zijn.’ Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door Food Nutrition Delta.
Jaargang 3 Nummer 4
33
Meten is weten
Productie biomassa in kaart gebracht ‘Als je kijkt naar de groeiende behoefte aan voeding en de voortgaande uitputting van de aarde, zullen we nieuwe wegen moeten inslaan. Dat is de weg van de biobased economy.’ Veranderende consumptiepatronen, bij voorbeeld een stijgende vleesconsumptie, zorgen in deze landen voor een ‘volks dieet’ dat mens en milieu meer belast.
Kunstmestvoorraden eindig
Noud Janssen: ‘De olievoorraden zijn eindig. Nu zijn we de afgelopen honderd jaar langzaam verslaafd geraakt aan dit goedje, maar we zullen uiteindelijk wel alternatieven moeten verzinnen.’
Noud Janssen, voorzitter van de LLTB, zette eind November in Venray gelijk de toon in zijn presentatie tijdens het DETAFcongres ‘Een duurzaam perspectief voor Nederlandse biomassa’. De bijeenkomst in Venray, die maar liefst 120 deelnemers trok, werd georganiseerd als voorloper van de beurs Duurzame Energie Technieken en Agrofuels (DETAF). Janssen’s verhaal is niet nieuw. In 2050 zal de wereldbevolking haar 9 miljardste bewoner verwelkomen. Tot die tijd zal
34
Jaargang 3 Nummer 4
de wereldvoedselproductie met maar liefst 70 procent moeten stijgen. Volgens instellingen als de FAO, de ‘landbouwtak’ van de Verenigde Naties, is dat een haal bare kaart. Het is alleen wel duidelijk dat de actoren in de keten anders om moeten gaan met hun grondstoffen. Gebeurt dit niet, dan hebben ‘we’ straks meerdere aar des nodig om onszelf te voeden. Parallel aan deze ontwikkeling loopt de stijgende welvaart in snel ontwikkelende econo mieën als China, Brazilië, India en Rusland.
‘Tegelijkertijd hebben we te maken met schaarser wordende grondstoffen zoals fosfaten, olie en kalium, maar ook belang rijke additieven van kunstmest zoals ijzer, zink en molubdeen’, aldus Janssen. ‘Kunstmest is eindig en zonder kunstmest neemt de vruchtbaarheid van landbouw grond ongeveer met een factor 7 af.’ Ziedaar de spagaat die de primaire sector moet maken: meer produceren per hec tare met een minder krachtig arsenaal aan groeibevorderende hulpmiddelen. Wel is duidelijk dat er structurele oplossingen gevonden moeten worden op gebied van kunstmest, bijvoorbeeld door het sluiten van kringlopen (mest). Daarnaast kan de primaire productie in ontwikkelingslan den aanzienlijk efficiënter plaatsvinden. Nederland zou in dit proces een belang rijke rol kunnen spelen. Immers, in de EU haalt geen enkel land zoveel opbrengst uit een hectare landbouwgrond, zie het Groeidiamant-document van het topteam Agrofood.
Verslaafd aan olie Deze koppositie betekent wel dat de Nederlandse boeren hun productiviteit slechts nog met kleine stapjes kunnen verbeteren. Vandaar dat de volgende opti maliseringsslag nodig is, namelijk het ver waarden van zogenaamde reststromen.
De Energieboerderij De Energieboerderij is een initiatief van de Vereniging Initiatief Platteland, met voorzit ter Joep Hermans als aanjager van het project. Het Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO), onderdeel van Wageningen UR, verzorgt de technische leiding. PPO coördineert ook de activiteiten op gebied van maïs en koolzaad en neemt de werkzaamheden rondom de ontwik keling van een meetlat voor zijn rekening. De activiteiten rondom suikerbieten worden door IRS gecoördineerd. Cultus Agro-advies verzorgt de secretariële ondersteuning. Het project wordt breed ondersteund door de volgende organisaties: • Het Ministerie van EL&I • Wageningen UR • De Provincie Limburg • De Limburgse Land- en Tuinbouw Bond • Het Productschap Akkerbouw • COSUN en IRS • HAS Kennistransfer • Argos Oil • Attero • Carnola • Vitelia • DSM Agro
Janssen: ‘Zoals gezegd zijn ook de olievoorraden eindig. Nu zijn we de afgelopen honderd jaar langzaam verslaafd geraakt aan dit goedje, maar we zullen uiteindelijk wel alternatieven moeten verzinnen.’ Biomassa is zo’n alternatief. Het kan worden inge zet voor energie, de productie van bioplastics of als hoogwaardige, functionele bouwstenen in de food en farmasector. Nu is het gebruik van biomassa voor energie een beladen onderwerp. Tegenstanders zeggen dat het immoreel is om grondstoffen die eigenlijk geschikt zijn voor humane consumptie, bijvoorbeeld raapzaadolie, te gebruiken als brandstof. Ook worden vraag tekens gezet bij de milieubelasting, of meer in algemene zin de duurzaamheid, van de teelt van biomassa voor energietoepassingen.
Energieboerderij ‘Er wordt veel gediscussieerd in de politiek, de overheid en bedrijfsleven over dit thema. Alleen ontbreekt vaak de cijfermatige onderbouwing.’ Aan het woord is Joep Hermans, ‘trekker’ van de Energieboerderij. Dit is een project, opgestart in 2008 door de Vereniging Initiatief Platteland, dat de in Nederland geproduceerde biomassa wil verduurzamen. ‘Het doel van het project is meten (het
Vergister
Koolzaad als alternatieve energiebron.
ontwikkelen van een meetsysteem, red.), registreren en verbeteren onder praktijkomstan digheden, zodat de discussie rondom biomassa en energie op basis van cijfermateriaal in plaats van aannames kan worden gevoerd. Daarnaast moet het project ook richtlijnen opleveren op grond waarvan boeren de productie van biomassa kunnen verduurzamen.’ In het project, dat onder supervisie staat van PPO (Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR, red.), zijn vijftien NoordLimburgse boeren betrokken. Deze groep is onderverdeeld in drie gewassen: mais (vergist in covergistingsinstallatie), suikerbieten (idem) en koolzaad (zaad geperst tot pure plantaardige olie).
‘Bij het laatste gewas speelde een tegenvallende oogst een belangrijke rol bij het drukken van de emissiereductie en de verhoudingsgewijs lage energie-efficiëntie. Op droge grond doet dit gewas het aanzienlijk slechter dan op vochthou dende grond. We constateerden dan ook dat koolzaad, geteelt op nattere grond, vergelijkbaar presteerde als mais en suikerbieten.’
Bio-energie duurzamer dan fossiele energie Op de boerenbedrijven, de vergistingsinstalla ties en de koolzaadpers zijn verschillende data bijgehouden, waaronder broeikasgasuitstoot, diesel- en kunstmestverbruik, de inzet van gewas beschermingsmiddelen, opbrengsten et etera. Deze data zijn omgerekend naar het equivalent van fossiele grondstof om een goede vergelij king te kunnen maken. ‘De cijfers wijzen uitein delijk uit dat electriciteit die wordt gegenereerd door biomassa, zeker duurzaam is’, aldus Chris de Visser van PPO. De emissiereducties ten opzichte van fossiele energie komen boven de 70 procent uit, de energie-efficiëntie (energie geproduceerd minus energie verbruikt bij de productie, gedeeld door energie geproduceerd, red.) ligt boven de 80 procent.’ Volgens De Visser zijn er verschil len tussen de gewassen, bijvoorbeeld op gebied van rendement. Suikerbieten ‘scoren’ op deze factor het best, gevolgd door mais en koolzaad.
Meststoffen Tijdens het congres ging OCI Agro, leverancier van minerale meststoffen en deelnemer aan de Energieboerderijproject, nader in op de rol van haar product in het project. Henk Frederix (OCI Agro) vertelde onder meer over de inspannin gen van zijn bedrijf om de broeikasgasuitstoot en het energieverbruik van de meststoffenproduc tie terug te dringen. Een tabel, die terugging tot 1910, liet zien dat deze industrietak de afgelopen decennia haar energieverbruik sterk heeft gere duceerd. ‘Ons bedrijf zit nu al aan het theoretisch minimum. Andere spelers kunnen zich hierin nog verbeteren.’ De uitstoot van lachgas en CO2, broeikasgassen die vrijkomen tijdens de productie van meststof fen, heeft OCI Agro eveneens gereduceerd met percentages die hoger zijn dan de EU-wetgeving momenteel vereist. Een andere weg is een optimalisering van het pro duct, de meststof, en het gebruik ervan, waardoor minder meststoffen nodig zijn per kilo agrarisch product. Zo wordt stikstof uit een bepaalde mest stof gemakkelijker door de plant opgenomen dan van andere meststoffen. Ook kunnen boeren effi ciënter omgaan met bemesting. OCI Agro speelt hier op in door via de website Nutrinorm.nl prak tische informatie, o.a. strooitabellen, te bieden aan de primaire sector.
Jaargang 3 Nummer 4
35
‘s-Hertogenbosch: Innovatie in voeding en gezondheid Aansluiting A59 Jeroen Bosch Ziekenhuis
Brabanthallen Gruyterfabriek
Incubatorgebouw
Westertoren Innovation Centre HAS
Willemspoort
Helicon ZLTO
Avans Hogeschool
Koning Willem I College
Paleiskwartier-Zuid Randweg
Brabant Water
Ricoh Ponte Pallazo
Aansluiting A2 Essent
T: 073-6155603 E:
[email protected]
www.s-hertogenbosch.nl www.fhealinc.nl www.5-sterrenregio.nl www.willemspoort.nl
Agro & Food Systems Roadmap partnermeeting
Ambitie 2020: ‘Duurzame proeftuin voor de wereld’ Begin november kwamen de partners in het project Roadmap voor Agro & Food Systems (AFS) in Zuidoost-Nederland samen voor een afrondende bijeenkomst. Projectdeelnemer Scelta Mushrooms in Venlo was de gastheer. In de fraaie ambiance van het Scelta Institute werden resultaten van de Roadmap doorgenomen en de smakelijke kunsten geproefd van de Scelta-keuken.
In de korte presentatie van de gastheer werd duidelijk dat, met een jaarproductie van 60 miljoen kilogram aan diepvrieschampignons, er een reële kans is dat de champignons op onze pizza of in de soep uit de supermarkt afkomstig zijn van deze wereldmarktleider. Dat de sector Agro&Food in Zuidoost-Nederland toekomstproof is dankzij ken nisvalorisatie, wordt onder meer bewezen door de innovatiegedreven praktijk van Scelta. De divisie Scelta Ceuticals bijvoorbeeld ontwikkelt uit heil zame paddenstoelen, zoals de amandelchampig non, producten die de gezondheid ondersteunen op het niveau van het immuunsysteem. Onder de merknaam Murill heeft het bedrijf hiervoor inmid dels diverse officieel erkende claims verworven.
Spin-off Onder leiding van Food Connection Point heeft de AFS Roadmap er in de afgelopen twee jaar toe geleid dat topbedrijven uit de agrofoodsector, hightech- en kennisinstellingen uit ZuidoostNederland hun krachten hebben gebundeld om de sector klaar voor de toekomst te maken. Er is ingezoomd op behoeften van de sector en deze zijn vertaald in gewenste innovaties. Met spin-off thema's als milde conservering, automatisering en robotisering, food safety, verpakking en duurzaam heid. Een van de handvatten voor de toekomst krijgt de sector op Food Technology Park Brainport, bij de Groene Campus in Helmond. De succesvolle Roadmap is gefinancierd binnen het traject Pieken in de Delta, met bijdragen van Economische Zaken, SRE en de provincies Brabant en Limburg.
voor facility sharing binnen Food2Market, een ini tiatief van vijf samenwerkende foodnetwerken uit Nederland, Duitsland en Vlaanderen. Deze ‘Marktplaats voor apparatuur’, zoals Jacqueline Lanting (Food Connection Point) het noemde, is deels nog onder constructie, maar er staat al apparatuur op. Het bij elkaar brengen van vraag en aanbod betreft test- en analyseapparatuur, maar ook restcapaciteit, commerciële faciliteiten en tweedehands equipment. De totale eindrappor tage van de Roadmap werd gepresenteerd in een animatiefilmpje dat ook te zien is op www.food connectionpoint.nl.
Groeidiamant Jan van Rijsingen (Food Connection Point) pre senteerde als lid van het Topteam Agro&Food het rapport ‘Agro&Food: De Nederlandse groei diamant’. Met dit rapport is de aftrap gegeven voor een agenda die de sector aan verdere economische
groei en een breder maatschappelijk draagvlak moet helpen. De uitgangspositie is ijzersterk. Het is een sector, goed voor een toegevoegde waarde van € 48 miljard en verantwoordelijk voor bijna 10 procent van het binnenlands product en van de werkgelegenheid in Nederland. Met een wereld bevolking die groeit naar 9 miljard mensen (in 2050, red.), ligt er een gigantische uitdaging voor onze kennis en afzet die van wereldklasse zijn. De ambitie voor 2020 is een duurzame sector die als proeftuin voor de wereld geldt. Van Rijsingen: ‘Daarvoor moeten we meer hoog waardig voedsel produceren met minder gebruik van grondstoffen. De oplossingen hiervoor halen we uit regionaal en nationaal gebundelde inno vatiekracht die leidt tot een hogere toegevoegde waarde. We moeten meer kilocalorieën in plaats van kilo’s gaan produceren en de focus verleggen van technology push naar market pull.’
Facility Sharing Resultaten op internet zijn www.agrofoodwiki.nl en www.foodfacilities.eu. Dit laatste is een portal
Even bijpraten in het Scelta Institute.
Jaargang 3 Nummer 4
37
FI Europe in Parijs
Callebaut steelt de show Barry Callebaut stal op de FI Europe in Parijs de show met Terra Cacao, een chocolade die door een gecontroleerd fermentatieproces een betere kwaliteit krijgt. De producent van chocolade halffabrikaten kreeg daarvoor de FI Excellence Award. Volgens Barry Callebaut was het niet zozeer een prijs voor het product, maar meer voor de verduurzaming van de cacaoketen. Vanzelfsprekend waren er ook tal van (Zuid)Nederlandse producenten en organisaties vertegenwoordigd op ‘s werelds grootste ingrediëntenbeurs.
De sfeervolle stand van Barry Callebaut, compleet met kunstzinnige cacaoboom.
38
Jaargang 3 Nummer 4
De tientallen meters lange rij voor de check-in op de eerste dag van de beurs (gehouden van 29 november t/m 1 december, red.) illustreerde het popu laire karakter van de beurs. Vrijwel iedere leverancier van naam, Cargill, ADM, DSM, FrieslandCampina DMV of Brenntag, was aanwezig. Ook de bezoekers stroomden toe vanuit alle hoeken van de wereld. Vanzelfsprekend bezocht Food&Nutrition de beurs en zoomde daarbij in op het Nederlandse contingent, het Belgische Barry Callebaut uitgezonderd. Om te beginnen met Akzo Nobel dat met de innovatie Suprasel Loso OneGrain op de proppen kwam. OneGrain bevat, ver geleken met een zoutkorrel, 50 procent minder natrium. Dat scheelt een slok op een borrel, vooral als je op een zoutarm dieet moet. Ook kunnen fabrikanten het natriumgehalte in hun voeding verlagen zonder dat dit de smaak nadelig beïn vloedt of dat de functionaliteiten van zout (bijvoorbeeld texturering) teniet doet, aldus Akzo. Het ‘geheim’ van de zoutvervanger is dat natrium, minerale zouten (kaliumchloride) en smaakstoffen (natuurlijk of natuuridentiek gistextract) in één zoutkorrel zijn verenigd.
Murill Ook Purac introduceerde een zoutvervan ger: PuraQ Arome NA4. Dit product bevat natuurlijke aroma’s die zijn geproduceerd op basis van gefermenteerde suiker. Deze zorgen voor een zoutsmaak, waardoor het natriumgehalte gereduceerd kan worden. NA4 wordt onder meer ingezet bij vlees producten omdat het de smaak van vlees benadert. Het kan echter ook in andere producten worden toegepast, aldus Purac. Scelta Ceuticals, een zusterbedrijf van Scelta Mushrooms, had ook een primeur. Onder de merknaam Murill heeft het Venlose bedrijf een ingrediënt, of beter gezegd een supplement, ontwikkeld dat de weerstand van mens en dier helpt ver hogen. Dit product, in essentie het myce lium van amandelpaddenstoelen dus geen extract, mag de EFSA 13.1-claim ‘onder steunt het immuunsysteem’ voeren. Directeur Wim van den Elshout: ‘We heb ben het product getest bij kippen en leghennen en de mortaliteit en de aanwe zigheid van schadelijke micro-organismen nemen aanzienlijk af. Het voordeel is dat Murill het gebruik van antibiotica in de primaire sector terugdringt. Daarnaast ligt de voederconversie op een hoger niveau.
Ook in humane voeding is het effectief. Omdat we het mycelium kunnen vermalen tot meel (het groeime dium van mycelium is onder meer haver, red.), kunnen producenten het gemakkelijk verwerken in brood of pasta. Vanzelfsprekend kunnen zij de bovengenoemde claim op hun producten vermelden. Daarnaast mag van dit product geclaimd worden dat het cholesterol gehalte effectief wordt verlaagd (EFSA 14.1 claim).’
Foodpark Veghel
Nee, het is niet de internationale tak van Food&Nutrition. Standeigenaar is de grote ingrediëntenleverancier Brenntag.
Nog even terug naar Barry Callebaut. Op de beurs stonden verschillende aanbieders van stevia. Deze natuurlijke zoetstof, met een zoetkracht die twee- tot driehonderd keer hoger is dan van suiker, werd onlangs goedgekeurd voor de Europese markt. Ook Barry Callebaut is geïnteresseerd in natuurlijke zoetstof fen, zeker nu de suikerprijs zo hoog is en kunstmatige zoetstoffen, zoals aspartaam, vaak (onterecht) slechte pers krijgen. Wel moet de rol van suiker als vulstof worden vervangen, onder meer door maltitol. Er zijn echter andere natuurlijke alternatieven. Zo lanceerde Callebaut ook Sweet by Fruits: chocolade die volledig gezoet is door suikers uit fruit (appels en druiven, red.). Marketing manager Sofie de Lathouwer stelt dat Sweet by Fruits, naast fructose, ook glucose, sucrose, polyolen en complexe suikers bevat. ‘We gebruiken geen geraf fineerde suikers. Het is ook een natuurlijk product dat inspeelt op de trend naar natuurlijke, oorspronkelijke voeding.’
Foodpark Veghel
Scelta Ceuticals introduceert Murill.
‘The proof of the pudding is in the eating’, waarvan akte.
Volgens De Lathouwer heeft haar bedrijf ook de Award gekregen voor haar inspanningen om de cacaoketen te verduurzamen. ‘We willen zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de cacao-oogst verhogen. Daarvoor hebben we verschillende projecten opgezet waarmee cacaoboeren in (West)Afrika hun product naar een hoger plan kunnen tillen. Dat is goed voor hen, ze krij gen een hogere opbrengst en een hogere prijs per kilo. Ook wij spinnen daar garen bij: een betere cacaoboon betekent betere chocolade. Daarnaast willen we ook voldoende aanvoer. Nu al dreigen ernstige tekorten omdat de markt in Azië fors aantrekt.’ Niet alleen toeleveranciers hadden een stand op de beurs. Ook aanwezig waren Foodpark Veghel, Oost NV, Stichting Food Valley en Netherlands Foreign Investments Agency met de gezamenlijke stand Holland Food Valley. Richard Kinderdijk van de gemeente Veghel: ‘We hebben veel nuttige contacten gelegd met buitenlandse bedrijven. Met name enkele Amerikaanse bedrijven en een Canadese onderneming waren geïnteresseerd in Foodpark Veghel. Daarnaast gaf de beurs ons inzichten in trends en ontwikkelin gen in de internationale agrifoodsector. Kortom, een geslaagde deelname!’
Jaargang 3 Nummer 4
39
Unieke doorbraak in voedingsmiddelenindustrie
Hergebruik proceswater sluit waterkringloop De extreem lage waterstanden in West-Europese rivieren zijn signalen dat ook hier de watervoorraad niet onuitputtelijk is. Een van de opties is het hergebruik van proceswater in de industrie. Lamb Weston Meijer heeft het toekomstscenario van een gebrek aan drinkwater en dus betaalbaar water voor foodprocessing opgepakt voor de ontwikkeling van een innovatie in hergebruik van proceswater.
Water drinken waarin aardappelen zijn gewassen? Cees van Rij, manager envi ronmental affairs bij Lamb Weston Meijer, demonstreert dat dit kan. Hij overleeft moei teloos een glas helder gerecycled water uit de pilotplant. Ja maar, denkt u dan, er hangt toch aarde aan die piepers, vol resten van bemesting en bestrijdingsmiddelen? ‘Zelfs met die gewasbeschermingsmiddelen valt het wel mee’, sust Cees van Rij. ‘Lamb Weston is een zeer duurzaam produce rend bedrijf. Dat begint al aan de bron, niet alleen bij het water, maar ook bij de aard appelen. Door nieuwe rassen te gebruiken die immuun zijn voor bepaalde ziekten en die ook nog een hogere opbrengst geven, kunnen we het gebruik van die middelen drastisch terugdringen. Een hoger zetmeel gehalte betekent minder waterbehoefte om te verdampen in de fabriek. Door
40
Jaargang 3 Nummer 4
warmtekrachtkoppeling besparen we ook veel energie. Restgassen uit de stoompro ductie dienen weer als brandstof en met de restwarmte verhitten we water. Een logische vervolgstap in dit duurzaamheidstraject was dat we ook iets met het proceswater gingen doen. Door de hoge milieu-eisen in de voedselproducerende industrie moeten we het afvalwater al zo intensief bewerken dat het eigenlijk zonde is om het zo in de Westerschelde te laten lopen. Het is dan wel geen drinkwaterkwaliteit, maar toch zo schoon dat je eigenlijk alleen maar ander afvalwater verdunt.’
Schone aardappelen Mede door de kostprijsstijging van drinkwa ter begon Lamb Weston vanaf 2005 na te denken over een manier om dit zelf te pro duceren. Het produceren van drinkwater is
volgens Cees van Rij geen enkel probleem. ‘Dat doen ze op zeeschepen ook. Het is ech ter niet goedkoop. Water is het belangrijk ste hulpmiddel bij de productie van frites en andere aardappelproducten. Omdat wij in onze fabriek al gauw honderd kuub water per uur nodig hebben, vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week, moet de prijs van een niveau zijn dat je nog kunt concur reren. Daarom hebben we gezocht naar een betaalbare techniek voor de microbiologi sche bewerking die nodig is om afvalwater om te zetten in drinkwater. Aardappelen zijn in principe schoon, maar ze bevatten bijvoorbeeld wel zouten die je uit het afval water moet verwijderen. Samen met andere nutriënten uit de productie, zoals natrium en kalium, leveren deze een concentraat op dat je elders kunt hergebruiken. We zijn immers een voedselproducerend bedrijf. De
Aardappelprocessing is ‘waterintensief’: de fabriek van Lamb Weston Meijer gebruikt zo’n honderd
Struvietreactor.
kubieke meter water per uur.
meeste afvalstoffen waarover we het hier hebben, vind je thuis ook in je keukenkast. De meest scha delijke stoffen die je hier in de fabriek aantreft, zijn batterijen en poetsmiddelen.’
Pilotplant Innowater Samen met diverse partners is Lamb Weston in 2008 gestart met het project Innowater om op innovatieve en betaalbare wijze te komen tot her gebruik van proceswater. Solis Engineering leverde de benodigde membraantechnologie, belangrijke expertise leverde het waterschap Brabantse Delta en het waterbedrijf Brabant Water. Het resultaat is een pilotplant met een capaciteit van tien kubieke meter water per uur. ‘Het systeem berust op een proces van achtereenvolgens anaërobe en aërobe reacties voor de terugwinning van fosfor en stikstof, filtering in een membrane bioreactor, omgekeerde osmose en UV-desinfectie. De teruggewonnen mineralen worden als struviet samengeperst tot een granulaat dat weer voor bemesting kan dienen. Ook de overige winst is aanzienlijk. Door de pilotplant is ons energieverbruik verminderd met 290 duizend kWh per jaar. Het in de anaërobe reactor gewon nen biogas, zo’n driehonderdduizend kuub per jaar, gebruiken we voor het opwekken van stroom en warmte. En we hebben veertig procent minder slibafzet. Wat het water betreft, waar het om begon nen was: in de pilot hebben we tien procent minder afvalwaterlozing en tien procent minder inname van vers drinkwater. Onze berekeningen laten zien dat beide cijfers naar zeventig procent stijgen in een full-scale installatie voor de hele fabriek.’
Topspeler in aardappelproducten Sinds de Amerikaanse aardappelproducent ConAgrafood/Lamb Weston in 1994 samenging met de Nederlandse Meijer Groep is Lamb Weston Meijer hard op weg om de grootste producent van diepge vroren aardappelproducten in Europa, het Midden-Oosten en Afrika te worden. Lamb Weston, met de hoofdvestiging in het Zeeuwse Kruiningen, levert onder meer aan quick service restaurants, foodservice, retail en industrie. Het bedrijf, met drie fabrieken in Nederland, één in Engeland en één in Oostenrijk, produceert jaarlijks 660 duizend ton aan aardappelproducten. Dat zijn alleen al zo’n 10 miljoen porties frites per dag. Naast vele fritesvarianten bestaat het assortiment uit aardappelschijfjes, -partjes en -blok jes, puree, rösti en appetizers met kaas, groente of fruit. Lamb Weston telt 1300 medewerkers en heeft een omzet van € 450 miljoen.
Wereldwijde doorbraak Volgens Cees van Rij is het stadium van experimen teren nu voorbij. ‘We moeten er nu op fabrieks schaal mee aan de slag. Daarom zoeken we naar partijen om zo’n full-scale installatie te bouwen. Ik schat dat we dit binnen twee jaar kunnen reali seren. Vervolgens hebben we minimaal tien jaar nodig om de investering terug te verdienen en te kunnen concurreren met de huidige drinkwaterprijs van ongeveer een euro per kubieke meter. Maar de meerwaarde van dit duurzaamheidsproject stijgt
uit boven kostprijsniveau. Het reflecteert de inno vatieve kracht van ons bedrijf en onze foodsector, niet alleen in nieuwe producten, maar ook in duur zame processen. Lamb Weston heeft met dit project van proceswaterhergebruik een wereldwijde door braak bewerkt in de levensmiddelenindustrie om de waterkringloop te sluiten. De aardappelteelt en productie van frites van hoge kwaliteit kunnen sim pelweg niet zonder water. We nemen dan ook onze verantwoordelijkheid door zorgvuldig met water om te gaan.'
‘We moeten het afvalwater zo intensief bewerken dat het zonde is om het zo in de Westerschelde te laten lopen.’ Jaargang 3 Nummer 4
41
ZON zoekt het onderscheid
Van veiling tot merk Zoals consumenten in de supermarkt kunnen kiezen voor zuivel van Campina of een 'echte' coke van Coca-Cola, zo kunnen ze straks ook kiezen voor groenten en fruit van ZON fruit & vegetables. Als het aan commercieel directeur Hans List ligt, groeit ZON de komende jaren geleidelijk uit tot een merk. ‘Alleen op prijs red je het niet. We moeten ons onderscheiden.’
Ooit was ZON een veiling, maar nadat het in 1965 neerstreek op wat nu Fresh Park Venlo heet, groeide het uit tot een moderne afzetorganisatie die bemiddelt tussen telers en de grotere afne mers van versproducten. Een spin in het web van een alsmaar professioneler en complexere keten. Inmiddels is ZON klaar voor een volgende stap, namelijk een consistent merkenbeleid. ZON introduceerde bijvoorbeeld in 2010 Snoepmaatjes: kleine maar smakelijke tomaatjes, paprika’s of komkommers in een doorzichtige shakebeker. ‘Het leukste nieuwe merk van 2010’, oordeelde Merkenbureau Novagraaf. Recenter, in maart 2011, werd ZON’s nieuwe verpakkingslijn genomineerd voor de ADCN-Lamp, een prijs voor de beste vormgeving van nieuwe producten. Beide innovaties zijn karakteristiek voor de rich ting die ZON in 2007 is ingeslagen, vertelt Hans List, sinds februari 2011 commercieel directeur van het bedrijf. ‘We willen waarde toevoegen en dat kunnen we onder meer doen als we ons pro duct als een merk neerzetten. Met een merk kun je onderscheidend vermogen communiceren. Als consumenten een bepaald merk verkiezen boven andere merken, dan leidt dat uiteindelijk tot een hogere prijs. We willen op termijn richting A-label, maar we beginnen een paar treetjes lager.’
Consument wil zekerheid ZON richt zich met zijn merkenbeleid tot dus ver vooral op de retailers, en nog niet erg op consumenten. Toch kunnen oplettende consu menten in de supermarkten nu al op sommige
Witgoud: premium asperges.
42
Jaargang 3 Nummer 4
ZON-producten een klein logootje aantreffen. Die endorser staat bijvoorbeeld op de Snoepmaatjes. Het is de eerste stap in een proces waarin het ZONmerk voor consumenten steeds duidelijker aan wezig moet worden. Het moet hen helpen bij het leren herkennen van kwaliteit. ‘Er wordt wel eens gedacht dat het consumen ten niet veel uitmaakt welke groenten en fruit ze kopen’, zegt List. ‘Maar uit onderzoek blijkt dat de consument wel degelijk zekerheid wil op kwali teitsgebied. Juist dáár ligt voor ons een kans.’ Het onderzoek waaraan List refereert, verricht ZON zelf. ‘De komende weken gaan we onderzoe ken hoe we ons merk optimaal kunnen laden’, zegt List. ‘We willen weten wat de consument als écht vers en échte kwaliteit ervaart. We gaan het hem niet alleen vragen, maar gaan ook met camera’s in winkels observeren.’ De kennis die dat onderzoek gaat opleveren, is ook interessant voor de retail. ZON kan daarmee misschien het belang onderstre pen van een ZON-merk, dat versheid garandeert. Omdat de organisatie zelf bij zijn bijna vierhonderd telers de producten ophaalt, kan de consument er op vertrouwen dat wat hij aantreft in het schap, nog geen 36 uur eerder groeide aan een plant.
Witgoud ZON gebruikte consumentenonderzoek ook in een innovatie die in 2010 uitgebreid door culi naire media werd besproken. Toen introduceerde ZON verschillende verpakkingen met asperges van een bijzondere kwaliteit, zoals Witgoud, Asperge Pakket en Hollandse Traditie. Uit studies was
waarde’. Het beginpunt van de gemakstrend in het verssegment was de voorgesneden sla. Daarna bleken steeds meer voorbewerkte versproducten succesvol. Recent begon ZON met het aanbieden van geschilde asperges. Inmiddels is met de Snoepmaatjes de gemakstrend weer een stap verder ontwikkeld en zitten meer nieuwe producten in de pijplijn. Zo heeft ZON bijvoorbeeld een afvullijn aangeschaft die op basis van zachtfruit van telers verse sappen zal gaan produceren.
Win-win-situatie
Hans List: ‘Laat overigens helder zijn dat wij niet uitsluitend aan de retail willen leveren. De handel is net zo belangrijk en we hebben ook oog voor de foodservice en de industrie. Die zullen we uiteraard niet met een consumentenmerk beleveren.’
gebleken dat consumenten belangstelling heb ben voor een ‘premium segment’ in asperges. Dat betekende ook in dit geval onder meer ‘vers van het land’.
Een andere kwaliteitsdimensie waar ZON zich op richt, is gebruiksgemak. Dit is een aspect dat uit het consumentenonderzoek als belangrijk naar voren komt, en een andere vorm van het ‘toevoegen van
De voordelen van zulke innovaties zijn duidelijk. ‘We zoeken naar win-winsituaties, waarvan ook de retailer beter wordt’, aldus List. De nieuwe produc ten voorzien in een behoefte van de consument en geven, omdat deze er meer voor wil betalen, de telers een betere prijs en de retail een ruimere marge. ‘Zo’n door ons bedacht innovatief product kan overigens ook aan een private label-assorti ment worden gekoppeld’, zegt List. Het gebruikersgemak zorgt er hopelijk voor dat de nieuwe producten ook groepen in de samen leving bereiken waarbij de consumptie van groen ten en fruit dramatisch ver is weggezakt. Uit de Voedselconsumptiepeilingen van RIVM blijkt bij voorbeeld dat in sommige bevolkingsgroepen nog slechts 1 procent voldoende groenten eet. In de groep die wat groenten betreft het allerge zondste eet, die van vrouwen boven de 50 jaar, eet nog geen 17 procent voldoende groenten. In zo’n context is de komst van nieuwe, drempelver lagende productconcepten ook van belang voor de volksgezondheid. Er is nog veel te doen, zegt List. ‘Wat we tot dus verre hebben gedaan, was zeker niet slecht, maar we hebben toch nog te veel vanuit de productie kant naar de markt gekeken. We hebben onze pro ducten richting de markt gepusht, zonder dat we wisten of de consument deze wel wilde. Dat moet beter. Wanneer we straks met een proefkeuken beginnen, kunnen we nieuwe producten en con cepten ontwikkelen, waarbij we natuurlijk inspelen op de resultaten van het consumentenonderzoek.’ Bij al deze nieuwe ontwikkelingen verliest ZON niet zijn oude kwaliteiten uit het oog, benadrukt List. ‘We blijven zorg besteden aan distributie en letten er op dat we onze dienstverlening op orde hebben en houden. We moeten ook op dat vlak betrouw baar zijn. Dat is misschien minder innovatief, maar het is wel van vitaal belang. Is onze operational excellence goed, inclusief logistiek, distributie en service, dan zal een partij waarmee we zaken doen, niet zo snel de samenwerking opzeggen.’
Jaargang 3 Nummer 4
43
Voorop in de ontwikkeling van multimodale ketenregie Seacon Logistics is dé logistieke ketenregisseur met een maritiem karakter. Wereldwijde logistieke vraagstukken lossen we in samenwerking met onze partners integraal op vanuit onze aanwezigheid in meer dan 75 landen. Seacon Logistics loopt al meer dan 25 jaar voorop in het toepassen van het multimodale transportconcept. Onze inlandlocaties aan spoor-, weg- en waterterminals zijn het fundament van waaruit wij wereldwijd opereren. Meer weten? Neem dan contact op met onze afdeling sales, tel. 077 - 327 55 55, stuur een e-mail naar
[email protected] of kijk op www.seaconlogistics.com Seacon Logistics bv, Postbus 3071, 5902 RB Venlo Venlo (NL) - Born (NL) - Meppel (NL) - Duisburg (DE) - Moscow (RU)
A d va n ce d l o g i s t i c s f o r a s m a l l e r wo r l d
Overseas Logistics Multimodal Inland Terminals Supply Chain Solutions
People, planet, profit - Seacon Logistics hecht sinds haar oprichting aan maatschappelijk verantwoord en duurzaam ondernemen. Niet voor niets houden we vast aan de kracht van ons multimodale transportconcept waarmee we het milieu ontlasten en de CO2-uitstoot beperken.
Beladingsgraad in de foodsector kan beter
Op weg naar vollere vrachtwagens Van de totale transportcapaciteit in Nederland wordt maar 45 procent effectief gebruikt. Ook in het traject tussen foodproducenten en retailers zit letterlijk en figuurlijk nog volop ruimte voor verbetering. De huidige projecten die moeten leiden tot vollere vrachtwagens, zijn gericht op twee oplossingen: het bundelen van goederenstromen door producenten en het veranderen van het bestelgedrag door retailers.
In bijna één op de vier vrachtwagens op de Nederlandse snelwegen zit helemaal niets. Dat blijkt uit cijfers van Eurostat, dat voor elk land het aantal kilometers registreert dat een vrachtwagen helemaal leeg rondrijdt. In werkelijkheid is de hoeveelheid lucht in vracht wagens nog veel groter. Bij de start zit de laad ruimte misschien nog vol, maar na elke stop onderweg neemt de inhoud steeds verder af. Verschillende bronnen stellen dat van alle vracht wagens met lading niet meer dan 57 procent van het aantal kubieke meters laadruimte benut is. Als we dit cijfer combineren met het aantal vracht wagens dat zonder enige lading rijdt, komen we op een gemiddelde beladingsgraad van 45 procent. Dit cijfer geldt voor al het nationale wegvervoer
in Nederland. Wat het cijfer voor de foodsector is, weet helaas niemand. ‘De beladingsgraad heeft alles te maken met kosten en is dus een gevoelig onderwerp’, stelt Edward Brons, manager purcha sing & supply bij Hero. Daarnaast is er geen eenduidige definitie van beladingsgraad. Nemen we het gewicht, het aantal kubieke meters of het aantal palletplaat sen als maatstaf? ‘Is een vrachtwagen vol als je de hele vloer vol zet met kleine stapels?’, vraagt Walter Vermeer, manager transport Benelux bij FrieslandCampina, zich af.
Melkrondes optimaliseren Er zijn verschillende factoren die de beladings graad beïnvloeden. De belangrijkste factor is de
leverfrequentie. Retailers ontvangen liever elke dag een beetje dan eens per week heel veel goe deren. Daardoor hoeven ze minder voorraad, lees kapitaal, in hun distributiecentra aan te hou den. Een hoge leverfrequentie betekent echter ook minder volle vrachtauto’s en dus een lagere beladingsgraad. Zeker in de verssector, met rela tief korte THT-data, is een hoge leverfrequentie onontkoombaar. Een andere factor is de omvang per orderre gel. Bij retailers zijn de volumes groot, met als gevolg dat ze vaak volle pallets bestellen. ‘Als FrieslandCampina leveren wij echter ook aan de out-of-home-markt, daarvoor vindt orderpicking plaats. Dat leidt tot een lager gewicht per pallet plaats’, vertelt Vermeer.
Jaargang 3 Nummer 4
45
Vrachtwagens kunnen voller, onder meer door het bundelen van goederenstromen
Zeker in de out-of-home-markt proberen logistieke dienstverleners ritten langer te maken om op die manier meer afleveradressen met één vrachtwagen te kunnen bedienen. Dat leidt misschien tot een hogere beladingsgraad bij aanvang, maar ook tot meer kilometers. ‘Het is een constante afweging tussen ritoptimalisatie en beladingsgraad’, stelt Vermeer. Volgens Frans van den Boomen, value chain manager Mars Nederland, is iedereen in de logistieke keten zijn eigen stukje aan het optimaliseren. Retailers willen niet alleen zo vaak mogelijk beleverd wor den. Ze willen vaak ook alleen maar datgene gele verd krijgen wat ze verkocht hebben. Producenten kijken vooral naar de logistieke kosten en proberen hun ‘melkrondjes’ te optimaliseren. ‘Het gevolg is meer vrachtwagens en langere wachttijden bij dis tributiecentra, waardoor ze te laat aankomen bij het volgende distributiecentrum en de hele keten onberekenbaarder wordt’, aldus Van den Boomen.
Bundelen van stromen Eén van de eerste initiatieven om de beladingsgraad te verhogen, is afkomstig van Hero en SCA. De food producent uit Breda heeft sinds 2007 samen met papierfabrikant SCA de voorraden ondergebracht in een gezamenlijk distributiecentrum op het indu strieterrein Hazeldonk, vlakbij de Belgische grens. Sindsdien worden de leveringen aan gemeenschap pelijke klanten zo veel mogelijk gebundeld. ‘Als we een vrachtwagen met jam naar Albert Heijn ver voeren, kunnen we pallets met toiletpapier daar bovenop plaatsen’, aldus Brons, die stelt dat beide productgroepen elkaar mooi aanvullen. Jam heeft immers als nadeel dat het maximumgewicht van een vrachtwagen vaak al is bereikt nog voordat alle kubieke meters zijn gevuld. ‘Als we dan één pallet
46
Jaargang 3 Nummer 4
met jam eruit laten, is dat al voldoende om de rest van de ruimte vol te laden met toiletpapier’, vertelt Brons. Het klinkt simpel: twee producenten die hun zen dingen naar gemeenschappelijke klanten bundelen. Toch is dat tot nu toe vrij zeldzaam, ook als de voor raden van die producenten bij dezelfde logistieke dienstverlener in het distributiecentrum liggen. De ene producent heeft namelijk afgesproken om op maandag aan retailer A en op dinsdag aan retailer B te leveren, de andere producent precies andersom. Lange tijd hebben logistieke dienstverleners die afspraken zonder verder nadenken uitgevoerd. Het beter afstemmen van levertijden en lever frequenties is iets van de laatste jaren. ‘Nu wordt ons concept, het bundelen van goederenstromen, steeds meer gekopieerd door andere logistieke dienstverleners’, weet Brons. Dankzij de samenwerking is de efficiëntie van Hero behoorlijk verbeterd. Ook retailers profiteren hier van. De leverfrequentie stijgt, met lagere voorraden als gevolg. ‘Tegelijkertijd neemt de flexibiliteit in de keten toe’, weet Brons.
Mars: nadenken over bestelgedrag Een andere benaderingswijze is afkomstig van Mars. De fabrikant introduceerde twee jaar geleden Green Order. Het idee is dat producenten voor elke ton geleverd product de CO2-uitstoot berekenen en op de pakbon afdrukken. Via een rapportagesy steem kunnen retailers zien hoe ze presteren. ‘Het doel is om retailers te laten nadenken over hun bestelgedrag. Door dit te veranderen, kunnen ze de CO2-uitstoot verlagen’, vertelt Van den Boomen, geestelijk vader van de Green Order. Een lagere CO2-uitstoot is niet alleen mogelijk door zuinigere vrachtwagens met groenere motoren,
maar ook door een hogere beladingsgraad. Net als Hero en SCA hebben meer producenten hun voorraden gestald in een gezamenlijk distributie centrum dat wordt gemanaged door een logistieke dienstverlener. Van den Boomen verwacht dat retai lers in de toekomst volle vrachtauto’s op het niveau van die logistieke dienstverleners gaan bestellen. Dat ze weten welke producenten in hetzelfde dis tributiecentrum zitten en met het assortiment van die producenten een vrachtauto “vol maken”. ‘Dat leidt tot kortere levertijden, minder voorraden bij retailers, minder vrachtwagens bij hun dc’s en dus minder opstoppingen’, aldus Van den Boomen. Green Order is inmiddels opgenomen in het pro gramma Duurzame Logistiek van Connekt, een onaf hankelijk netwerk van bedrijven en overheden dat werkt aan een duurzame verbetering van de mobi liteit in Nederland. Bij Mars zijn de eerste resultaten al zichtbaar. Klanten bestellen vollere vrachtauto’s en staan zelfs open om het delen van transport te bespreken. ‘In ieder geval heeft dit tot een dialoog met onze klanten geleid’, vertelt Van den Boomen. Overigens is Green Order niet het enige middel dat Mars inzet. Mars participeert ook in het Connektproject Green Tender, waarbij duurzaamheid als criterium wordt meegenomen bij de selectie van logistieke dienstverleners. Van den Boomen noemt in dat verband de ijsrepen van Mars, die in een vrieshuis van Norbert Dentressangle in Tilburg zijn ondergebracht. Dat vrieshuis fungeert tegelijkertijd als distributiecentrum voor de diepvriesproduc ten van Albert Heijn. ‘Dat betekent dat we richting Albert Heijn helemaal geen fysiek transport meer nodig hebben.’
Lean & Green FrieslandCampina heeft net als Mars duurzaamheid hoog in het vaandel staan. De zuivelaar heeft het transport uitbesteed, maar dat wil niet zeggen dat de zuivelproducent niets kan doen. ‘Wij proberen het gebruik en het brandstofverbruik van vracht wagens te beïnvloeden’, stelt Vermeer. FrieslandCampina gebruikt eveneens Green Order om het bestelgedrag te beïnvloeden. Het doel is om de ‘dropsize’, de omvang van de levering per klant, te vergroten. ‘We merken dat de aandacht hiervoor groeit. Steeds meer bedrijven besef fen dat ze iets hieraan moeten doen.’ Daarnaast is FrieslandCampina, samen met Heinz, begonnen om goederenstromen richting out-of-home-klanten te bundelen. Beide producenten maken gebruik van dezelfde logistieke dienstverlener, Nabuurs, en heb ben hun afleveradressen met elkaar vergeleken. ‘De overlap was verbazingwekkend hoog. In plaats van twee leveringen een dag na elkaar sturen we nu nog maar één gecombineerde levering naar de klant.’
Het nadeel is wel dat de voorraden van FrieslandCampina en Heinz niet in hetzelfde distri butiecentrum liggen. Dat betekent dus pendelen tussen de twee distributiecentra en gebruik maken van crossdocking. ‘Niettemin levert deze samen werking ons een kostenbesparing van 5 procent op’, weet Vermeer. FrieslandCampina is, net als Mars, één van de inmid dels 173 bedrijven die een Lean & Green Award heeft ontvangen. Bedrijven met een dergelijke award hebben zich gecommitteerd aan de doel stelling van het programma Duurzame Logistiek om in vijf jaar tijd de CO2-uitstoot met 20 procent te reduceren. Daarvoor dienen ze een plan van aanpak op te stellen waarin staat hoe ze dat willen bereiken. ‘Een CO2-reductie van 20 procent bereik je niet zomaar. Daarvoor zul je zaken fundamenteel moeten veranderen, zoals nauwer samenwerken met andere producenten.’
Transporteurs werken samen Het zijn niet alleen producenten die initiatieven nemen om de beladingsgraad te verhogen. Ook logistieke dienstverleners zelf ondernemen actie. Binnen het onderzoeksproject 4C4More van het
logistiek topinstituut Dinalog onderzoeken Kuehne + Nagel, Nabuurs en Bakker Logistiek de mogelijk heid om samen het aantal “lege” kilometers te reduceren. Samen met softwareleverancier Ortec werken ze aan een overkoepelende planningstool die “boven” de IT-systemen van de dienstverleners hangt. Op basis van de ritten die door de dienstver leners zijn ingetikt, rekent deze tool uit met welke vrachtwagens van welke dienstverlener het aantal lege kilometers zoveel mogelijk wordt geredu ceerd. Tim Beckmann, director contract logistics van Kuehne + Nagel: ‘Uit simulaties blijkt dat van de 100 ritten die wij inbrengen, slechts 70 weer terug komen bij ons. Dat betekent dat we bij 30 procent van de ritten het aantal lege kilometers kunnen terugdringen door de uitvoering over te laten aan anderen.’ Mars en FrieslandCampina zijn onder meer klanten van de bovengenoemde dienstverleners. Zij zijn zijdelings betrokken bij 4C4More, maar steunen het initiatief van harte. ‘Drie transporteurs die samen werken, beschikken over een efficiënter netwerk dan elke transporteur afzonderlijk, dat is duidelijk’, ver telt Vermeer. Van den Boomen: ‘Het gedachtegoed is fantastisch. En als ze echt willen, dan kan het een
succes worden.’ Van den Boomen kijkt nog verder vooruit. Hij ziet een toekomst waarin steeds meer producenten met bundelingspotentieel samen een distributiecentrum delen. Een wereld met geïnte greerde ketens waarin producenten en retailers transport delen. Waarom zou een vrachtwagen die van een producent naar een distributiecentrum van een retailer rijdt, niet aansluitend kunnen worden ingezet voor transport richting supermarkten? ‘Het is gewoon een kwestie van beginnen met samen werken. Dan komen de vervolgstappen vanzelf.’ Meer informatie: www.duurzamelogistiek.nl
Het effect van Green Order van Mars: klanten bestellen vollere vrachtauto’s en staan zelfs open om het delen van transport te bespreken.
A DV E RTE NTI E S
Flexibel en betrouwbaar Maak kennis met Mercuur! U ontmoet een zeer ervaren betrouwbare logistieke dienstverlener, de specialist in geconditioneerd transport. Onze betrokken chauffeurs, vervoeren uw producten met de grootste zorg op het moment dat u dat wenst.
Dé levensmiddelen & sierteelt specialist
Meer weten? Kijk op www.mercuur-logistics.nl of bel 0499-490 470
‘Where everything comes together’ Met ‘Where everything comes together’ bedoelen we ook echt everything. Vlees, vis, zuivel, groenten en fruit, bloemen, bewerkt of onbewerkt, alle denkbare versstromen komen samen op Fresh Park Venlo. Hier krijgen versondernemers de ruimte om te ondernemen. Ambitieuze plannen stranden niet op de tekentafel maar komen in hoog tempo tot volle wasdom. Heeft u verse ideeën? Wij hebben de mogelijkheden. Kijk voor meer informatie op www.freshparkvenlo.nl of neem direct contact met ons op: 077-3239588. Venrayseweg 102 5928 RH Venlo Postbus 3200 5902 RE Venlo
[email protected]
Groeiend tapijt
‘s Werelds meest duurzame tapijt ‘groeit’ uit natuurlijke materialen en kan na gebruik weer worden teruggegeven aan de natuur: als grasmat of substraat voor de champignon- of tomatenteelt. Het innovatieve, wollen tapijt van Erutan is een revolutie in de tapijtindustrie en vervult alle criteria van duurzaamheid. Wereldwijd belanden jaarlijks vele kilometers afge dankt tapijt in de afvalverbrandingsoven. Daar was tot voor kort geen andere oplossing voor omdat de pool (de opstaande draadjes, red.) van traditioneel tapijt verschillende op aardolie gebaseerde grond stoffen bevat die op chemische wijze met elkaar zijn verlijmd. Erutan BV, een samenwerkingsverband van drie Nederlandse bedrijven (Best Wool Carpets, James en Bond Textile Research), vond daarvoor een duurzame oplossing. Het tapijt van Erutan bestaat voor 100 procent uit natuurlijke materialen. Christine Kempchen van de Venlose fabrikant James licht toe: ‘Wij gebruiken uitsluitend materialen die aan het einde van de gebruiksfase van het tapijt in zijn geheel vervezeld kunnen worden. Anders dan gebruikelijk worden er geen chemicaliën gebruikt voor het wassen van wol. In plaats van lijm en synthetische latex wordt een combinatie van enzymen en cellulose gebruikt die ervoor zorgt dat de pool en het doek aan elkaar groeien. De vezelmat die zo ontstaat, bevat dus uitsluitend biologisch afbreekbare ingrediënten. Daardoor kunnen wij het tapijt na gebruik veilig inzetten als landscapingproduct, bijvoorbeeld om graszaden in te zaaien. Wol heeft de eigenschap dat het water zeer goed absorbeert en heel langzaam weer afgeeft. Dat maakt het zeer geschikt om op
droge stukken weer groen land te laten ontstaan. Bovendien lijkt dit soort matten ook ideaal om groenten op te kweken. Op dit moment onder zoeken we samen met de Wageningen University en een aantal substratenleveranciers of we van het afgedankte tapijt een substraatmat kunnen ontwik kelen voor de champignon- en tomatenteelt.’
Langere levensduur Een bijkomend voordeel van de nieuwe produc tiemethode is dat deze beduidend minder energie kost, omdat enzymen al bij relatief lage temperatu ren hun werk doen (50 graden Celsius), terwijl voor de traditionele manier van coaten (tapijt wordt hierbij voorzien van een rug) een gemiddelde tem peratuur van 150 graden nodig is. Op de levensduur van het tapijt hebben al deze ver nieuwingen geen ongunstige invloed. Kempchen verwacht dat het tapijt tot vijftien jaar meegaat. Dat is ongeveer hetzelfde als traditioneel tapijt en misschien wel wat langer, doordat de wol zijn vol ledige elasticiteit behoudt. Deze eigenschap wordt bevorderd doordat er met een lagere temperatuur wordt gewerkt en de vezel niet wordt beschadigd. Na gebruik neemt Erutan het restproduct terug. ‘Wij willen daarmee de verwerking tot een tweede leven garanderen’, aldus Kempchen. ‘Zo creëren we
een volledig gesloten cyclus. Dat is de C2C-gedachte (cradle to cradle, red.) bij uitstek.’
C2C ExpoLAB Het tapijt van Erutan was het eerste tapijt dat werd toegevoegd aan de zogenaamde productenbibli otheek van C2C ExpoLAB in Venlo. ‘Wij willen met het C2C Expolab bedrijven in de regio aanzetten tot innovatie en productontwikkeling,’ zegt direc teur Roy Vercoulen. ‘We laten heel laagdrempelig zien welke stappen andere bedrijven hebben gezet om tot een C2C-product te komen. Aan ieder pro duct dat wij exposeren, hangt een label dat pre cies aangeeft wat de toegevoegde waarde is van het implementeren van de C2C-principes voor dat betreffende product. Met deze informatie kunnen bedrijven verbanden leggen met hun eigen branche en hun eigen ideeën concreet maken.’
OP-Zuid De joint-venture Erutan is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Rijk en de Provincies Limburg en Brabant in het kader van OP-Zuid. Binnen de OP-Zuid Innovatieregeling heeft Erutan de hoogste prioriteit gekregen.
Jaargang 3 Nummer 4
49
Robotics & Vision in Food
‘Er is geen weg terug’ In alle sectoren van de maakindustrie hebben robots de plaats ingenomen van mensen. Ook in de foodsector gebeurt dit steeds meer, zeker bij het verpakken van consumenteneenheden. Bijkomende vragen die zich nog opwerpen zijn: Is het product niet te kwetsbaar voor automatische verwerking en/of verpakking? Hoe controleren we de kwaliteit voordat het product de verpakking in gaat? Zijn de volumes groot genoeg voor robotics? Hoe zit het met omsteltijden en flexibiliteit? Zijn robotics bestand tegen de vaak natte en koude werkomgevingen in de voedselproductie?
Met name in de automotivesector is robo tisering niet meer weg te denken. Dat er nu ook een ontwikkeling op gang is in de agrofood heeft vooral te maken met de gecombineerde technologie van robotica en 3D-vision. Daardoor wordt namelijk de handling mogelijk van niet vormvaste producten die volstrekt willekeurig gepo sitioneerd worden aangevoerd. Dat is dé oplossing voor het sorteren en verpakken van bijvoorbeeld paprika’s, komkommers, fruit, snacks, vis en vleesproducten. Maar ook bijvoorbeeld voor het op klantspecifica tie semi- of volautomatisch produceren en verpakken van conveniencefood, zoals sala des, wraps, sandwiches, baguettes en tosti’s. In de geautomatiseerde lijn zorgen robots voor de doseringen, het besmeren, beleg gen, snijden, vouwen, rollen, stapelen en verpakken. De visiontechniek is verantwoor delijk voor het signaleren en uitsorteren van fouten en voor het leveren van de oppak coördinaten aan de robots. In tegenstelling tot het herhalen van vaste, geprogram meerde patronen is het met de combinatie van robotics en vision mogelijk de machine
50
Jaargang 3 Nummer 4
te laten kijken, herkennen, denken en ver plaatsen: pick & place. Dit principe noemen ze bij Jentjens Machinetechniek in Veghel ‘Smart Oriented Handling’.
Oog-handcoördinatie Toen het nu zestig jaar oude familiebedrijf Jentjens in Veghel ruim een halve eeuw bestond, sloeg men onder leiding van de tweede generatie de nieuwe weg in van Smart Handling. Directeur George Jentjens: ‘Sinds enkele jaren zijn we eigenlijk geen machinefabriek meer. We produceren zelf weinig meer. We ontwikkelen alleen nog maar oplossingen om klanten in de agroen foodsector te ontzorgen. We hebben ons gespecialiseerd in het oppakken van onverpakte, niet vormvaste producten die onregelmatig worden aangevoerd in een verpakkingslijn. Ook die hele lijn kunnen we leveren, maar de nadruk ligt op drie onderdelen die we zelf hebben ontwikkeld. Dat is de LoadMax, een systeem dat pro ducten kan herkennen, wegen en handlen. Dan hebben we D-Tect, een module met meerdere camerasystemen, dat helpt bij
Tien redenen Er zijn tal van redenen aan te voeren voor industriële robotisering. De Robotics Associaton Benelux, een vereniging die de kennis over industriële robotsystemen wil verbreiden, kan er zo tien opnoemen. 1. Kostenreductie Direct voelbaar zijn de afname van operationele kosten, zoals voor lonen, ploegentoeslagen, opleidingen, gezondheids- en veiligheidsmaatregelen. 2. Kwaliteitsverbetering Robots zorgen voor hoge en constante nauwkeurigheid in een gecontroleerd proces. Ze vertonen geen menselijk falen, zoals slordigheid, vermoeidheid of fouten maken. 3. Ontlasting Robots zijn inzetbaar in omgevingen die te zwaar, te donker, te gevaarlijk of te eentonig zijn, met te veel stof of te veel lawaai. 4. Meer productiviteit In tegenstelling tot mensen kunnen machines zonder pauze, zonder concentratieverlies en zonder werkoverleg 7 dagen per week 24 uur per dag werken. Er zijn alleen stops nodig voor regulier en incidenteel onderhoud. 5. Meer flexibiliteit Robots kunnen draaien op meerdere programma's voor uit eenlopende en wisselende processen. De menu's zijn on- en offline bestuurbaar, mede met behulp van sensors. Er zijn opties voor universele en verwisselbare grijpers en visionmo gelijkheden in 2D en 3D. 6. Afvalreductie Door de snellere opstartmogelijkheden, betere kwaliteit en minder uitval komt er ook minder afvalmateriaal uit de productie. 7. Minder ‘arbogedoe’ Robots hebben geen regels nodig voor een veilige, gezonde en plezierige werkplek. 8. Minder handjes. Goed opgeleide, bekwame en betrouwbare werknemers zijn schaars en dus moeilijk te vinden. Zelf werven en opleiden is duur. 9. Reductie kapitaalkosten. Robots zijn exact en zuinig af te stellen, waardoor onnodige verspilling van procesmaterialen en slijtage van gereedschap achterwege blijven. 10. Ruimtebesparing Robots nemen relatief weinig werkvloer in beslag en kun nen in principe ook tegen de muur of het plafond of in kleine (afgesloten) ruimten worden gemonteerd.
gedesoriënteerde aanvoer van producten. Het is tevens in te zetten voor inline kwaliteitscontrole. En het derde systeem is de D-Stack. Als je iets oppakt, moet je het ook ergens op neer kunnen leggen. Dit slimme apparaat haalt schaaltjes uit de voorraad stapel en plaatst ze in de verpakkingslijn. Met deze hulpmiddelen kunnen we in principe het hele tra ject van Oriented Handling aan. Je bereikt hiermee een soort oog-handcoördinatie, maar dan met behulp van automatisering.’
Paprikastoplicht ‘Het voordeel van onze aanpak is dat we niet voor iedere producthandling het wiel opnieuw hoeven uit te vinden. Onze oplossingen betreffen voor 85 procent universele systemen. Circa 15 procent is productgerelateerd. Bepalend hierin is vooral de grijper. Robotica betekent dat je snel moet kunnen oppakken en wegleggen. Bij een verse kroket werkt dat anders dan bij een komkommer. De grijper moet dus volledig afgestemd zijn op de gevoelig heid van het product. Zo’n grijper is in principe ook makkelijk om te stellen, wanneer er een ander pro duct volgt. Ook het meebewegen van de grijper in dezelfde snelheid als de lijn is cruciaal. Die truc kun
je wegschrijven in de software. Dat geldt ook voor de herkenning en het op gewicht sorteren van het product. Voor de Greenery hebben we een systeem ontwikkeld voor het verpakken van paprika’s per drie stuks, een rode, een gele en een groene, in één cellofaan. Die paprika's zijn verschillend van vorm en van gewicht en ze wijzen ook nog eens met hun steeltje alle kanten uit. Toch moeten ze keurig ach ter elkaar in de stoplichtverpakking en per drie stuks niet ver van een voorgeschreven totaalgewicht afwijken. Te veel weggeefgewicht kost namelijk geld. Met Oriented Handling is dit mogelijk gebleken.’
Over de streep De oplossingen van robotics & vision slaan volgens George Jentjens sterk aan in de foodsector. ‘Wij groeien hard, ook internationaal. Met name in de sectoren AGF, bake-off, snacks, vlees, vis en pluim vee. Duidelijke voordelen zijn dat we geestdodende handenarbeid overbodig maken en daarnaast ook de hygiënerisico’s van die handenarbeid opheffen. En de productie kan snel en onbeperkt doorgaan. Problemen zijn er natuurlijk ook. Met name in de onvaste vormen van producten, maar je ziet bij voorbeeld dat, samen met kennisinstellingen zoals
de Wageningen Universiteit, nu al wordt gezocht naar mogelijke standaardisering in de teelt, zodat producten kunnen worden aangepast aan de eisen van verwerking in plaats van, zoals nu, omgekeerd. Ook zal er een scheiding komen tussen de natte en droge verwerkingssystemen. Maar de grootste uitdaging zit voor ons nu nog in het over de streep trekken van klanten. Om van handmatige naar automatische verwerking over te stappen, moeten veel ondernemers in de foodsector nog een angst overwinnen. Het gaat om ingrijpende keuzes, zowel strategisch als financieel. Het kost tijd om het beno digde vertrouwen te winnen. Maar ik denk dat er geen weg terug is.’
A DV E RTE NTI E S
Kornuyt onderhoud, herstelt en heeft zorg voor uw bedrijfsvloer! • kunststofvloeren • injectietechieken • vochtwering • conserveringen • gebouwonderhoud • betonrenovatie • voegafdichting
Ad van Geloven (1933-2011)
Passie voor de lekkerste kroket De lekkerste kroket maken was zijn passie. Ad van Geloven werkte er zijn hele leven aan, sinds hij in de jaren vijftig als vleeshandelaar en soepfabrikant een likje had genomen uit een pan met ragout. Iedereen verklaarde hem voor gek toen hij besloot om zelf kroketten te gaan maken, want er was toen al veel concurrentie. ‘Dat klopt’, was zijn reactie. ‘Maar er zijn weinig goeie.’ Op 11 oktober overleed Van Geloven op 78-jarige leeftijd.
‘Ad was een man die niet graag op de voorgrond trad’, zegt Cees van Sprang, die jarenlang commer cieel directeur was bij Ad van Geloven Snacks en in 2001 mede-aandeelhouder werd. ‘Binnen het bedrijf kenden we hem als markant en charisma tisch, maar daarbuiten schuwde hij de publiciteit. En toch kende iedereen in Tilburg hem.’ Dat had ongetwijfeld te maken met zijn bevlogen heid. Toen de Consumentenbond in de jaren zeven tig beweerde dat de snackindustrie het niet zo nauw nam met de declaratie van ingrediënten, was Ad woedend. Hij spande een kort geding aan en won. Daarna zette hij zich in voor het zogeheten Krokettenbesluit, waarin aan de consument openheid van zaken werd gegeven over de samenstelling en de consumenten- en kostprijs van een kroket. Hij zorgde er bijvoorbeeld voor dat de percentages vlees in een kroket op de dozen werden vermeld.
Garnalenkroket Zijn droom was de beste te zijn. Daarvoor moest alles wijken. ‘En dat ging tot in de kleinste details. Nieuwe producten liet hij eigenhandig proeven aan vrienden, kennissen en familie. De beste ingrediën ten waren maar net goed genoeg. Op de prijs lette hij nauwelijks. “Beter te duur dan niet te koop”, was zijn lijfspreuk. Dat leverde hem wel eens woor denwisselingen op met de financieel directeur die
52
Jaargang 3 Nummer 4
beweerde dat de kosten omlaag moesten. Wat hij pareerde met het argument: “als we er meer door verkopen, verdient het zichzelf terug”.’ Vast overtuigd van de kwaliteit van zijn product, leurde Ad vijf jaar lang met garnalenkroketten langs de Belgische kust. Bij onze zuiderburen staan ze in ieder restaurant en eethuisje op de menu kaart, maar de ‘Hollanders’ uit Tilburg kregen geen voet aan de grond. Tot de garnalenprijzen plotse ling omhoogschoten naar tachtig gulden per kilo. Ad bleef zijn kroketten verkopen tegen de oude prijs en dat leverde hem uiteindelijk gigantisch succes op. ‘Eerst vanwege de lage prijs, maar ver volgens ook omdat de kwaliteit zo goed was’, zegt Van Sprang. ‘Daardoor werden we in België markt leider op het gebied van garnalenkroketten.’
Noodlot Ad’s hart en ziel lagen in het ontwikkelen van producten en nieuwe smaken. Maar in de jaren tachtig sloeg het noodlot toe. Hij liep een infec tieziekte op en raakte daardoor zijn smaak kwijt. Als een soort Beethoven die zijn gehoor kwijt raakte, trok hij zich terug. Omdat zijn kinderen niet de ambitie hadden om hem op te volgen, verkocht hij het bedrijf in 1989. ‘Na zijn afscheid kwam Ad niet meer op de zaak, want dat werd hem te emotioneel’, zegt Van Sprang. ‘Het karakter van het bedrijf veranderde.
We werden onderdeel van een grote Engelse club en dan wegen prognoses en budgetten dikwijls zwaarder dan andere dingen. Daar kon Ad niet goed mee leven. Hij volgde telkens zijn boeren verstand, maakte goede producten en vond dat de winst niet moest komen van een centje goedkoper produceren.’ Van de groei die Ad van Geloven Snacks na de ver koop bleef doormaken, onder meer door de over name van het veel grotere Mora in 2000, kon hij echter wel genieten. ‘Het bedrijf groeide uit tot de grootste snackfabrikant van de Benelux. En altijd prijkte daar nog zijn naam op de gevel. Hij zei dat niet nodig te vinden, maar het maakte hem beslist wel trots!’
Ondernemers trekken de Foodport-kar Zonder kartrekkers geen succes. Dat geldt zeker voor een ambitieus initiatief als Foodport Zeeland. Het belangrijkste doel is om vanuit een duurzaam en productief netwerk nieuwe foodbusiness te creëren met een hoge toegevoegde waarde en zo de gehele Zeeuwse economie te laten groeien.
een regiegroep werd geformeerd met toon aangevende Zeeuwse ondernemers', aldus Arie van der Maas. 'Dat is gelukt. De voor lopige samenstelling van de regiegroep is prachtig: Jack Kloosterboer (Kloosterboer), Kees Meijer (Lamb Weston Meijer / Meijer Potatoes), Kees Vogelaar (Vogelaar Vredehof), Linda de Regt (Farmpack), Peter de Koeijer (ZLTO), Niek Barendregt (Edudelta Onderwijsgroep) en Kees van Beveren (Provincie Zeeland). Deze groep heeft inmiddels twee bijeenkomsten achter de rug.' Dit voorjaar werden de eerste stappen binnen het project gezet op initiatief van de Provincie Zeeland. Positieve reacties uit een inventarisatieronde onder food ondernemers gaven de impuls voor verdere ontwikkeling. 'Een project als Foodport kan niet alleen leven op subsidies. Echte betrokkenheid van ondernemers is onmisbaar. Toen bleek dat ondernemingen wel wilden, vonden we het als Provincie belangrijk om een bijdrage te leveren. Er is een werkbudget van € 50.000 beschikbaar gesteld om de komende maanden verder te bouwen aan Foodport Zeeland', aldus gedeputeerde Kees van Beveren.
Toonaangevende regiegroep Die toezegging gaf het startsein aan project leiders Arie van der Maas (NV Economische Impuls Zeeland) en Arthur Kalkhoven (ZLTO). 'Uit verschillende bijeenkomsten bleek dat foodondernemers wilden dat er
Vliegende kraai De regiegroep concentreert zich op strate gische keuzes en wordt begeleid door Edwin Foudraine van Groeistrateeg en Rinus van de Waart van Knowhouse. Foudraine, voorlopig technisch voorzitter van de regiegroep: 'Belangrijk is om niet te veel op te pakken, maar ons te concentreren op thema's die erg leven in Zeeland en daar weer andere initiatieven uit te laten ontstaan. Een moge lijk thema is "kennis, onderwijs en arbeids markt". Hoe maken we het werken in food interessant voor jongeren, zodat er vol doende instromers op de arbeidmarkt zijn?' Foudraine vervolgt: 'Het tweede thema is gericht op de mogelijke bundeling van krachten en vrachten in de logistiek. In de vergadering bleek al binnen vijf minuten dat er heel wat zaken gecombineerd kunnen worden, als je maar op de hoogte bent van elkaars activiteiten. En dat bracht ons op een ander, verbindend thema onder de naam
'Een vliegende kraai vangt altijd wat'. Anders gezegd: we moeten zorgen voor netwerk mogelijkheden zodat mensen 'rond kunnen vliegen' en elkaar echt kunnen vinden. Want alleen dan ontstaat de nieuwe business die nodig is om onze ambities te realiseren.'
Reststromen De komende maanden staan in het teken van het vaststellen van de prioriteiten, het bepalen van de haalbaarheid van het project en het opzetten van een netwerkstructuur waarin steeds meer echte foodbedrijven gaan meedoen. Als ondernemers het project vlot trek ken, overweegt de Provincie Zeeland om Foodport Zeeland financiële pri oriteit te geven in de periode 2012 tot 2015. Arie van der Maas: 'Kortom, een geweldige kans voor de foodbusiness. Met de nodige financiële middelen kan het bedrijfsle ven de zaken goed aanpakken. Een eerste start is al gemaakt. Vanuit het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling heeft de Provincie Zeeland een subsidie van € 20.000 beschikbaar gesteld. Daarmee leg gen we de komende maanden verbindingen in de Zeeuwse foodsector om business mogelijkheden voor neven- of reststro men (nu veelal nog kostenposten, red.) te creëren. Ook dat project is eigenlijk een kartrekker. Want als ondernemers zien dat dit effect heeft, zijn ze eerder geneigd om zich voor Foodport Zeeland in te zetten. En dat is precies wat we nodig hebben.'
Jaargang 3 Nummer 4
53
De toekomst volgens PlantLab In het hart van de 5-Sterren Regio realiseerden een paar ondernemende ingenieurs een nieuwe manier van voedsel produceren die misschien niet alleen de agrifoodsector ingrijpend zullen veranderen, maar ook de manier waarop we steden en winkels bouwen. Maar wat de consequenties ook zullen zijn, één ding staat vast. Van de technologie van PlantLab zullen we alleen maar beter worden.
54
Jaargang 3 Nummer 4
In 1989 bedacht de Amerikaanse hoogleraar Dickson Despommier, tijdens een college medische ecologie, een radicaal verbeterde manier waarop we in onze voedselbehoefte kunnen voorzien. ‘Vertical farming’, noemde hij het: een verticale vorm van plantenteelt, onder wetenschappelijk vastgestelde omstandigheden, met een minimale consumptie van water en meststoffen. Niet alleen beter voor natuur en milieu, maar ook voor mensen en bedrijven. ‘Je kunt zo’n verticale boerderij in een stad neerzetten’, zegt Despommier. ‘De bedrijven die de gewassen verwerken tot producten, staan erom heen. De kosten van de voedselproductie lopen terug en de kwaliteit van het product neemt toe. Iedere wereldburger kan toegang krijgen tot eerste kwaliteit vers voedsel.’
Droom wordt werkelijkheid Jarenlang bleef de vertical farm een concept, een speeltje voor futurologen, maar recent zijn de ontwikkelingen in een stroomversnelling gekomen. In 2010 verscheen Despommiers boek The Vertical Farm, en duizenden kranten, tijdschriften, websites en podcasts recenseerden het. Despommier verscheen in TV-shows en documentaires, waarin hij voor een groot publiek uiteenzette wat consumenten kunnen winnen als de vertical farm werkelijkheid wordt. ‘De technologie die we nodig hebben, is er nu’, zegt Despommier, die daarbij verwees naar ‘the guys from PlantLab’. ‘De vertical farm gaat er komen’, voorspelt de hoogleraar. ‘Het zal nu niet lang meer duren.’ Dat kan Gertjan Meeuws van PlantLab beamen. Al sinds 1989 is de vertical farm voor hem meer dan een droom. Samen met zijn collega’s John van Gemert, Leon van Duijn en Marcel Kers transformeerde hij in de gebouwen van HAS Den Bosch het idee van Despommier in werkelijkheid: in een afgesloten ruimte groeien daar, in een psychedelisch paars licht, planten zoals ze waarschijnlijk nog nooit eerder hebben gegroeid. Het is de bouwsteen waarmee innovatieve ondernemers Despommiers vertical farm kunnen opbouwen. En die bouwsteen, zegt Meeuws, is af. Hij is klaar voor gebruik. ‘We gebruiken uitsluitend proven technology. Alles wat we gebruiken, is al min of meer op de markt. De doorbraak is de manier waarop we die technologie in één systeem combineren.’
Fors hogere opbrengst In de Plant Production Unit die PlantLab heeft geperfectioneerd, gebruiken planten 95 procent minder water dan in een kas, en fors minder nutriënten. Geavanceerde apparatuur regelt de concentratie kooldioxide in de lucht, de temperatuur, de luchtvochtigheid en het licht. Lampen schitteren door afwezigheid. In plaats
daarvan gebruikt PlantLab LEDs die uitsluitend de lichtsoorten produceren die planten nodig hebben: onzichtbaar ver-rood, rood en blauw licht. Leverancier van de LEDs is PlantLabs partner Philips. Voor enkele tientallen gewassen achterhaalde PlantLab, niet zelden in samenwerking met HASstudenten, de optimale groeicondities en legde die vast in programmatuur die het bedrijf aanduidt als ‘Growing Recipes’. ‘In ons systeem is de opbrengst van planten ongeveer drie keer hoger dan in de best presterende kas’, zegt Meeuws. ‘Maar we vermoeden dat we nog beter kunnen.’ Uiteindelijk zou PlantLabs systeem per plant misschien wel 5 tot 6 keer meer opbrengst kunnen realiseren.’
Geen bestrijdingsmiddelen De geoptimaliseerde omgeving die PlantLab heeft gecreëerd, doet iets met planten wat Meeuws en zijn collega’s nog niet kunnen verklaren. De planten zijn beschermd tegen ziekten. ‘We zijn hier ondertussen al zes jaar mee bezig, en we hebben al die tijd nooit bestrijdingsmiddelen hoeven te gebruiken’, vertelt Meeuws, die er in één adem aan toevoegt dat er wel degelijk ziekteverwekkers het systeem binnenkomen. ‘We vinden sporen van de botrytis (een schimmelsoort, red.) in onze potjes, we zien wel eens vliegjes en we vinden spinnenwebben. De vertical farm is geen onnatuurlijke leefomgeving waarin ziektekiemen niet overleven. Maar het lijkt erop dat we onze planten zo fit en gezond kunnen maken dat ziektekiemen er bij uit de buurt blijven.’ De voordelen daarvan liggen voor de hand. Veel consumenten associëren groenten en fruit uit de kas nog steeds met smakeloze producten waarvan de voedingswaarde twijfelachtig is. Of dat beeld nu correct is of niet, het geldt niet voor het product van PlantLab. ‘We hebben culinaire journalisten en topkoks wel eens laten proeven van basilicum, citroenmelisse en selderij, tomaten, komkommers en paprika’s uit onze unit’, vertelt Meeuws. ‘Ze waren zonder meer enthousiast.’
De vertical farm lost dat probleem op door de transportfactor uit te schakelen. ‘Je kunt een vertical farm opzetten op de plek waar de vraag is. Je kunt thee verbouwen bij een theehuis. Je kunt een vertical farm neerzetten bij de versafdeling van een supermarkt. Je kunt zelfs denken aan applicaties voor nieuwe steden, die nu in Arabische landen, in China of in India verrijzen. Lekker en gezond voedsel, om de hoek op verantwoorde wijze gekweekt, wordt voor iedereen bereikbaar. Onze farm is traploos opschaalbaar.’
Spagaat PlantLab ontwikkelde zijn Plant Production Units voor twee markten. De ene is de markt van de high-tech tuinbouw. PlantLab werkt in dat verband voor veredelaars, plantenkwekers, weefselkweeklaboratoria en universiteiten. De andere markt is wat Meeuws ‘de nieuwe tuinbouw’ noemt. Via die markt zal uiteindelijk de gewone consument in contact komen met de PlantLab-technologie. Die technologie is tot nu kostbaar, maar Meeuws ziet dat de kosten aan het zakken zijn. ‘Een drempel is nu nog de aanschafprijs van de LEDsystemen’, zegt hij. ‘Maar die prijs zal tussen nu en één of twee jaar fors dalen. Tegelijkertijd verwachten we dat de LEDs zuiniger zullen worden. Nu zetten LEDs nog een slechts een kwart van de energie die ze verbruiken, om in licht en de rest in warmte. Dat moet beter kunnen.’ De technologie van PlantLab kan de sector ingrijpend veranderen, besluit Meeuws. ‘De food supply chain lijkt soms muurvast te zitten’, analyseert hij. ‘Partijen staan voortdurend voor de keuze tussen aan de ene kant goedkoop en bulk, en aan de andere kant prijzig en kwaliteit. Die spagaat behoort straks tot het verleden.’
Productie dicht bij de markt Dat sommige gangbare kasproducten minder goed smaken, heeft niet zozeer te maken met de productietechnologie, maar is het gevolg van de noodzaak van transport. ‘Neem een tomaat’, geeft Meeuws als voorbeeld. ‘De gemiddelde tomaat legt dertienhonderd kilometer af voordat hij op het bord van de consument belandt. Dat komt zijn kwaliteit niet ten goede. Die tomaat moet geplukt worden als hij nog niet rijp is, zodat hij rood aankomt op het punt van bestemming. Maar hoezeer de veredelaars ook hun best hebben gedaan, die tomaat is geprogrammeerd om te rijpen aan de plant. Alleen als dat gebeurt, is zijn smaak optimaal.’
Vertical farming onder futurologische LED-lampen.
Jaargang 3 Nummer 4
55
agenda 16 januari t/m 19 januari 2012
14 februari t/m 17 februari
EHEDG Advanced Course on Hygienic Design Hygienisch ontwerpen van processing equipment. Lokatie: Amsterdam http://burggraaf.cc/nl
Handelsmissie Zoetwaren Polen Matchmaking en lokale bezoeken aan de markt. Nederlandse Export Combinatie. www.nec.nl
18 januari t/m19 januari
16 februari
Marca Private label beurs in Bologna, Italië. www.marca.bolognafiere.it
Kansen voor gezond innoveren in het MKB Bijeenkomst (17.00 - 21.00) op de HAS Den Bosch. Thema: kansen voor gezonde voeding voor MKB-ondernemers. Op het programma staan onder andere: praktijkervaringen van andere “gezonde” ondernemers, presentatie van de resultaten van groot MKB-onderzoek, visie van HAS-lector Annet Roodenburg etc.
18 januari t/m 19 januari BioVak Vijfde editie van de Biovak-beurs in Zwolle. www.biovak.nl
26 januari t/m 27 januari Kinderobesitas 2012 - wie doet wat? Congres in Ede.
29 januari t/m 1 februari
21 februari t/m 24 februari Handelsmissie Bakkerij Oekraïne Handelsmissie Bakkerijtechnologie in Oekraïne met matchmaking en lokale bezoeken aan de markt. Nederlandse Export Combinatie. www.nec.nl
ProSweets Zoetwarenbeurs in Keulen
27 maart t/m 30 maart Anuga FoodTec Driejaarlijkse voedingsmiddelentechnologiebeurs in Keulen. www.anugafoodtec.com
31 januari Food Design Experience 10.00u - 17.00u Hogeschool HAS Den Bosch
29 maart
Open Dag Helicon MBO Den Bosch Met opleidingen op het gebied van Voeding, Voedsel en Gezondheid
Voedselpathogenen: ‘allochtonen, (aangepaste) asielzoekers en immigranten’ Symposium van de stichting FiMM. www.fimm.nl
12 februari
4 april t/m 5 april
Open Dag De Groene Campus Met o.a. alle agro- & food-opleidingen. Tevens een voorproefje van het nieuwe Food & Fresh Lab.
Empack 2012 Verpakkingsbeurs, Den Bosch. www.easyfairs.com
5 Februari
Buitenaanzicht van het Food & Fresh Lab.
18 april t/m 19 april Maintenance/Pumps & Valves Beurs in Antwerpen. www.easyfairs.com
56
Jaargang 3 Nummer 4
column Albert Zwijgers
Is de traditionele levensmiddelentechnoloog aan het eind van zijn life-cycle? Al eeuwenlang wordt aan bepaalde levensmiddelen een fysiologische werking toegeschreven tegen allerlei kwalen. Zo schreef men in de zeventiende eeuw boterhammen met drie luizen of kruisspinnen voor tegen koorts. De gezondheidswetenschappen hebben gelukkig, zeker de laatste veertig jaar, een hoge vlucht genomen. Kregen artsen in opleiding in de jaren zeventig van de vorige eeuw twee uur college over voeding, nu is men er in de medische weten schappen van overtuigd dat de dagelijkse voeding mede bepalend is voor onze gezondheid. Het ‘care’ element heeft zijn plaats in de medische wereld veroverd naast de traditionele ‘cure’ benadering. De voedingskundige ontwikkelingen waren niet de enige veranderingen in de voedingsmiddelenwereld. We gingen van ‘technology push’ naar ‘technology pull’. We kregen oog voor de behoeften van de consument. Ook de globalisering deed zijn intrede en de wetgever en bescherming van de intellectuele eigendom kregen een belangrijke rol. Duurzaamheidaspecten kwamen naar voren: hoe kunnen we al die monden op deze aardbol voeden en tegelijk verantwoord omgaan met hetgeen onze aarde te bieden heeft? Dit alles heeft zijn weerslag gehad op het wel en wee van de voedingsmiddelensector. Wereldwijd is er gebrek aan innovatie en ondernemerschap, een lage snelheid in productontwikkeling, vaak een moeilijke relatie tussen wetenschap, productontwikkeling en marketing en angst om verantwoordelijkheid te dragen. Wat hebben we nodig? In de eerste plaats ondernemerschap en innovatie. Maar zonder passie en doorzettingsvermogen zal dat niet voldoende zijn. Er zal meer aandacht moeten zijn voor de vertaalslag van wetenschappelijke resultaten naar concrete producten en/of diensten, want veel resultaten blijven op de plank liggen. Daardoor gaat het maatschappelijke belang ervan verloren. De levensmiddelen industrie staat niet op zichzelf, maar maakt onderdeel uit van een grote, dynamische keten: van boer naar verwerker, via supermarkt naar de consument. We ontkomen niet meer aan een doordachte ketenbenadering, zeker niet als we duurzaam moeten gaan werken. Een goede ketenbenadering zal ons de
mogelijkheid geven voor onderzoek naar alternatieve grondstoffen, nu de huidige grondstoffen door de groeiende wereldvraag schaars worden. Het zal duidelijk zijn dat we keuzes moeten maken, zoals universiteiten dat ook hebben moeten doen. Zij hebben keuzes gemaakt voor vakgebieden waarin ze sterk willen en kunnen zijn. Daarnaast moeten we ons realiseren dat de weten schappelijke ontwikkelingen razendsnel gaan en dat we binnen het vakgebied niet alles zelf meer kunnen weten. Samenwerking is het devies, partnerschappen zoals die binnen het Top Instituut Food & Nutrition bestaan, zowel nationaal als internationaal. Verschillende bedrijven hebben al de weg naar keuzes en partnerschappen ingeslagen. Het open innovatieproces is in vele gevallen binnen de bedrijven van cruciaal belang. Hierdoor kunnen de hoge kosten van innovatie met partners gedeeld worden en mogelijk financieel ondersteund worden door overheden. Om deze nieuwe benadering binnen bedrijven in goede banen te leiden is een levensmiddelentechnoloog anno 21e eeuw van eminent belang. De nieuwe levens middelentechnoloog zal bruggen moeten slaan tussen de verschillende disciplines, zoals fundamentele wetenschappen, product ontwikkeling en marketing & sales. De nieuwe technoloog zal de taal van de verschillende disciplines moeten kunnen spreken èn begrijpen. Deze technoloog is er nog niet, maar het bedrijfsleven zal in samenwerking met de verschillende opleidingen moeten werken aan een curriculum dat past bij de nieuwe voedingsmiddelenwereld. De traditionele levensmiddelentechnoloog is aan het eind van zijn levenscyclus gekomen.
Ir. Albert Zwijgers Innovatiemakelaar Voeding en Gezondheid, Food&Nutrition Delta. Lector Innovatie in Voeding, Hogeschool HAS Den Bosch
(Deze column is ook verschenen in TWA Special Food & Nutrition)
Jaargang 3 Nummer 4
57
van de uitgever Food&Nutrition wordt mede mogelijk gemaakt door: Projectpartners:
colofon Food&Nutrition Bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen in
Uitgever
Noord-Brabant, Limburg en Zeeland werken in
Hans Peijnenburg
toenemende mate samen aan innovatie en ver sterking van de concurrentiekracht van de sector.
Hoofdredacteur
Food&Nutrition biedt deze partijen een gemeen
Drs. Lucien Joppen
schappelijk platform voor informatie-uitwisseling, kennisoverdracht en discussie en betrekt met
Commercieel management
name ook de vele mkb-ondernemers in de sector
Etienne Victoria
nauw bij het proces. Food &Nutrition komt tot stand dankzij financiële- en inhoudelijke steun
Redactie
van NV Brabantse Ontwikkelings Maatschappij;
drs. Pierre Gielen, drs. Lucien Joppen,
NV Industriebank LIOF; Gemeente Helmond/Food
drs. Frits Nies, Hans Peijnenburg,
Capital; Greenport Venlo; Food Connection Point
ir. Albert Zwijgers
en De Groene Campus. Food&Nutrition verschijnt
Marcel te Lindert
elk kwartaal.
Willem Koert
Oplage: 5.000 exemplaren
Redactieraad Kijk of u in aanmerking komt voor een
Peter Deriks, Jos van der Heijden,
gratis abonnement op
ing. Marcel Hendriks, drs. Daniel de Klein,
www.food-nutrition.nl
mr. Leon van de Mortel, Dick van der Star, Nicole Swinkels-Meulendijks.
E-mail Administratie:
[email protected] Redactie:
[email protected]
Vormgeving Performis Media, Daniël van Velzen
Advertenties:
[email protected]
Ambassadeurs:
Copyright: © 2011 Performis B.V.
Food&Nutrition is een uitgave van
Niets uit deze uitgave mag worden verveel
Performis B.V.
voudigd door middel van druk, kopie, digitale
Paardskerkhofweg 14
reproductie of op welke wijze dan ook zonder
Postbus 2396
schriftelijke toestemming van de uitgever.
5202 CJ ’s-Hertogenbosch Tel. 073 6895889 www.performis.nl
[email protected]
Meer informatie?
www.food-nutrition.nl 58
Jaargang 3 Nummer 4
Marcel Hendriks T: 077-3208108,
[email protected]
Bedrijvig voor Brabant De economie van Brabant zit vol dynamiek. In veel verschillende sectoren. Dat biedt kansen. Voor echte innovaties. Voor groei. Voor een sterke internationale positie.
Meer informatie: N.V. Brabantse Ontwikkelings Maatschappij Goirleseweg 15 Postbus 3240, 5003 DE Tilburg T (088) 83 111 20 F (088) 83 111 21 E
[email protected] I www.bom.nl
De N.V. Brabantse Ontwikkelings Maatschappij geeft bedrijven en overheden de ondersteuning waar ze écht wat aan hebben. We zetten netwerken op en organiseren innovatieve projecten. Soms participeren we ook zelf in kansrijke bedrijven en initiatieven. We helpen bij het herstructureren van verouderde bedrijventerreinen. En voor buitenlandse ondernemingen met vestigingsplannen zijn we vaak het eerste aanspreekpunt. Kortom: Bedrijvig voor Brabant, dat is de BOM.
Meer weten? Bezoek onze website: www.bom.nl
Make it happen!
Greenport Venlo, ook voor u? Jazeker! Want hoewel Greenport Venlo niet in één regel te ‘vangen’ is, simpelweg omdat het heel veel en nog meer omvat, is er absoluut een rode draad. Greenport Venlo bundelt, verbindt en faciliteert namelijk alle activiteiten die spelen rondom fresh, food en flowers en logistiek in de regio Venlo. Een regio waar u als vervoerder, verwerker, ontwikkelaar of producent de centrale rol inneemt. Pak uw kans, dan heeft Greenport Venlo u veel te bieden. Het is aan u: Make it happen!
www.greenportvenlo.nl