INSTRUCTIE-17: PLAATSING 1
DOEL
Het doel van deze instructie is het plaatsen van de afgewerkte producten zo uit te voeren dat ten allen tijde de kwaliteit gegarandeerd kan worden.
2
VERANTWOORDELIJKHEDEN EN BEVOEGDHEDEN
Hans Depoorter is verantwoordelijk voor de plaatsing van de gehelen. De plaatsingsploeg is bevoegd voor het afkeuren van verkeerd geplaatste gehelen.
3
WERKWIJZE
Verplicht te gebruiken PBM’s (Persoonlijke BeschermingsMiddelen)
De bevestiging aan de ruwbouw gebeurt ofwel rechtstreeks doorheen de profielen met schroeven en pluggen, ofwel met behulp van bevestigingsankers. De verankering mag geenszins het draagvermogen van de aangrenzende bouwonderdelen beïnvloeden. Alle verankeringen, voor zover niet uit aluminium of roestvrij staal, dienen afdoende tegen zijn beschermd en mogen zelf ook geen aantasting van het aluminium veroorzaken. Bij de plaatsing van de ramen worden er voldoende bevestigingen voorzien: Er dienen aan alle zijden minstens 2 bevestigingen aangebracht te worden met een maximale tot de hoek van 200 mm. De afstand van de bevestigingen onderling bedraagt maximum 700 mm. Op de plaatsen waar een tussenregel of tussenstijl op de zijstijl, boven- of onderregel de verankering op maximum 200 mm naast de stijl- of regelaansluiting worden aangebracht Hierdoor wordt bereikt dat de tussenregel en de tussenstijl een lengteverandering (ten temperatuurverandering) zonder schade kunnen ondergaan. Aan te raden is de bevestigingen te positioneren ter hoogte van ieder scharnier- en sluitpunt.
INS-17 Page: 1/4
Datum uitgave: 09/11/09 Herziening: 0 Datum herziening:
Opgesteld door:
Goedgekeurd door:
Hans Depoorter
Chantal Vanelstlande
Herzien door:
INSTRUCTIE-17: PLAATSING Inbouw van het beslag Keuze van bevestigingspunten, aantal sluitpunten, aantal scharnieren, max. vleugelgewicht, vleugelafmetingen, toegepast vleugelprofiel e.a. dient te gebeuren volgens de richtlijnen systeemleverancier en de beslagfabrikant. Glijdende en bewegende delen zijn van neutraal vet te voorzien. Bij montage controleren of het beslag soepel en zonder hapering te bedienen is. Voor de aansluiting met de ruwbouw wordt een soepele kit gebruikt, waarvan de kleur zoveel mogelijk aansluit met deze van de steen en/of het voegwerk of verder bepaald wordt door de opdrachtgever. De soepele kit mag niet te veel olie bevatten teneinde vlekken op de dorpel te vermijden. Bij de plaatsing van het schrijnwerk doorheen de profielen (rechtstreeks bevestigen in het metselwerk) worden de schroefkoppen gedeeltelijk verzonken. Bescherming na plaatsing is ten laste van de opdrachtgever. Er dient op gelet te worden dat de beschermingsmaatregelen op hun beurt geen schade (bv aan lakoppervlak) veroorzaken. De gebruikers informeren over de uit te voeren onderhoudswerkzaamheden en de periodiciteit ervan en hen een document afgeven hieromtrent. Direct na plaatsing van het schrijnwerk zal overgegaan moeten worden tot de (voorlopige) oplevering van het aluminium buitenschrijnwerk om de mogelijke beschadigingen door derden af te wijzen. Alle deuren worden bij voorkeur op het einde van het project geplaatst. Alle mogelijke beschermingen die nodig zijn voor werken van derden zijn ten hunne lasten (laswerken met spatten, cement, transport van mortel). Een digitaal fototoestel gebruiken onmiddellijk na plaatsing voor de belangrijke situaties vast te leggen en discussies bij oplevering te vermijden. Indien er beschadigingen worden vastgesteld worden deze geregistreerd op de productiefiches. Wie hier verantwoordelijk is en wie dit zal oplossen wordt besproken door de betrokken partijen.
INS-17 Page: 2/4
Datum uitgave: 09/11/09 Herziening: 0 Datum herziening:
Opgesteld door:
Goedgekeurd door:
Hans Depoorter
Chantal Vanelstlande
Herzien door:
INSTRUCTIE-17: PLAATSING 4
FLOWCHART Start
Uitbreken v /h bestaande schrijnwerk
Controleren + in orde stellen dagkant ( cementresten , … )
Vastcalleren v /h schrijnwerk
Waterpas zetten v /h schrijnwerk
Bevestigen van de ankers aan het schrijnwerk
Bevestigen van de ankers aan de muren
Opvullen van de voegen met PU -schuim
Plaatsen v /d beglazing
Testen v / h schrijnwerk afregelen
+
Afkitten v /h schrijnwerk ( enkel i .g. reeds gevoegd is )
Controle op beschadigingen
productiefiches
Einde
INS-17 Page: 3/4
Datum uitgave: 09/11/09 Herziening: 0 Datum herziening:
Opgesteld door:
Goedgekeurd door:
Hans Depoorter
Chantal Vanelstlande
Herzien door:
INSTRUCTIE-17: PLAATSING 5
CONTROLEPLAN
Wat Plaatsing Na plaatsing
6
Methode
Frequentie
Registratieform.
Visueel
Elke plaatsing
plaatsingsdossier
Visueel
Elke plaatsing
Herstelbon
FORMULIEREN/INFORMATIEDRAGERS
7
Criteria - Voldoende bevestigingen - Inbouw beslag - Nodige bescherming - beschadigingen
Plaatsingsdossier Herstelbon
REFERENTIEDOCUMENTEN
TRA 422 STS 52 ‘Buitenschrijnwerk’ Ed. 2005 - 52.0 Algemene voorschriften NBN EN 14351-1: 2006 – Ramen en deuren – Productnorm – Prestatie eisen – Deel 1: Ramen en deuren zonder brand- en rookwerende eigenschappen Richtlijnen voor de aluminium Constructeur van het Aluminium Center, Ed 2008
INS-17 Page: 4/4
Datum uitgave: 09/11/09 Herziening: 0 Datum herziening:
Opgesteld door:
Goedgekeurd door:
Hans Depoorter
Chantal Vanelstlande
Herzien door:
8. Plaatsing van aluminium schrijnwerk 8.1. Algemeen Als leidraad voor het plaatsen van een schrijnwerkelement kan TV 188 “Plaatsing van buitenschrijnwerk” geadviseerd worden. De plaatsing gebeurt op basis van de door de opdrachtgever goedgekeurde tekeningen. Het verdient aanbeveling pas met de plaatsing van de gevelelementen in de bouw te starten wanneer, in opdracht van de opdrachtgever, is vastgesteld dat de maatafwijkingen van de volledige bouwkundige constructie binnen de overeengekomen toleranties ten opzichte van de as- en stramienlijn alsmede peilmaten liggen. Voor het goed functioneren van gevelelementen is de correcte plaatsing van groot belang. Gevelelementen mogen na aflevering niet door onjuiste behandeling en/of plaatsing aan kwaliteit inboeten. Hiervoor is het noodzakelijk dat de plaatsing steeds door of onder begeleiding van ervaren mensen wordt uitgevoerd. Als algemene regel dient men ervan uit te gaan dat aanpassingen aan de ruwbouw steeds door de opdrachtgever worden uigevoerd. Ook dient er vooraf afgesproken te worden wie het verticaal transport voor zijn rekening neemt.
De ruwbouw dient een vlakke, haakse en scheluwvrije aansluiting van de gevelelementen mogelijk te maken. De opdrachtgever dient de nodige peilen en aslijnen tijdig te laten uitzetten.
8.2. Verankeringen Alle verankeringen, voor zover niet vervaardigd uit roestvrij staal of aluminium, dienen afdoende tegen corrosie te zijn beschermd en mogen zelf ook geen aantasting aan het aluminium gevelelement veroorzaken. Het aantal, de plaats en de wijze van verankering moeten zodanig zijn gekozen dat de krachten, die op het gevelelement worden uitgeoefend, op de bouwkundige constructie worden overgedragen. De plaats en de uitvoering van de ankers of andere bevestigingsmiddelen dienen zodanig te zijn gekozen dat het gevelelement niet door de bouwkundige constructie kan worden belast en dat het element niet door het monteren wordt vervormd. Lengteveranderingen, veroorzaakt door temperatuurswisselingen, moeten ongehinderd kunnen plaatsvinden. De grootte van de te voorziene lengteverandering kan bepaald worden door berekening. De lengteverandering L wordt door volgende formule bepaald: Δ L = α x Δ t x L Δ t = t - t0 α: de lineaire uitzettingscoëfficiënt van het materiaal t: de uiterste temperatuur (max. of min. ) (° C) t0: de temperatuur bij fabricage (° C) L: de proeflengte in mm bij temperatuur to In onderstaande tabel zijn enkele lineaire uitzettingscoëfficiënten van bouwmaterialen opgenomen: MATERIAAL ALUMINIUM ROESTVRIJ STAAL STAAL KOPER ZINK GLAS METSELWERK GEWAPEND BETON HARD PVC HOUT
Rekenvoorbeeld:
UITZETTINGSCOEFFICIENT IN MM per ° C PER MM x 10-6 23 – 24 17 12 17 27 8 – 10 7 11 – 14 60 – 80 5–8
· Aluminium profiel: L = 3 000 mm · Fabricagetemperatuur to = 20° C · Wintertemperatuur tmin = - 20° C · Zomertemperatuur: tmaxi = + 60° C Δ L = +/- 0,000023 x 40 x 3000 Δ L = +/- 2,76 mm N.B. In onze streken mag men de te verwachten lengtevariatie op ± 1 mm/m aluminium profiel begroten. Ramen en deuren Als algemene regel wordt gesteld de ankers te plaatsen met een tussenafstand van maximum 750 mm en ongeveer 200 mm afstand van elke hoek of stijlen van het vaste kader. Bij beweegbare raam- of deurdelen is het aan te bevelen om de verankering te plaatsen in de onmiddellijke nabijheid van de draai-, scharnier- en sluitpunten. Gevels Hier dient het type van verankering (vast, dilaterend, enz .) evenals het aantal bepaald te worden in functie van het soort gevel en de aard van de ruwbouw. In de meeste gevallen zal dit het onderwerp zijn van een aparte studie. Aandachtspunt bij het ontwerp van een gevel is wel ervoor te zorgen dat de gewichtsankers der stijlen op hetzelfde niveau worden voorzien en dit om eventuele glasbreuken door verschil in uitzetting der stijlen te voorkomen.
8.3. Uitzetvoegen Bij de plaatsing van het schrijnwerk dient men enerzijds rekening te houden met de aanwezigheid van eventuele bewegingsvoegen in de ruwbouw als anderzijds met de uitzetmogelijkheid van het aluminium schrijnwerk zelf. Uitzet- of zettingsvoegen in de ruwbouw Het bestaan van deze voegen dient van bij de studie van het schrijnwerk gekend te zijn. Dit houdt in dat deze voegen duidelijk op de architectuur - en ruwbouwplannen weergegeven zijn. Het schijnwerk dient ontdubbeld te worden ter hoogte van deze voegen aangezien de te verwachten bewegingen van de ruwbouw (+/- 20 mm) ongehinderd moeten kunnen plaatsvinden. Deze ontdubbelingen dienen ook voorzien te worden in al de afwerkbeplating die aansluit op dit schrijnwerk. De waterdichtheid ter hoogte van deze ontdubbelingen wordt in de meeste gevallen gerealiseerd d.m.v. epdm-slabben. Een thermische isolatie tussenbeide verhindert een eventuele koudebrug.
Uitzetting van het schrijnwerk onder invloed van een temperatuursgradiënt De verankeringswijze van het schrijnwerk dient zodanig ontworpen te zijn dat de dilatatie van het aluminium ongehinderd kan plaatsvinden. In de praktijk komt dit erop neer dat voor stelsels van meer dan 4 meter lengte men werkt met gewichts- en windverankeringen. De gewichtsverankeringen nemen het gewicht van het schrijnwerk evenals de windlasten op terwijl de windankers zodanig ontworpen zijn dat deze enkel de windlasten opnemen en de vrije beweging van het alu toelaten. De eventuele koppelingen van de schrijnwerkgehelen dienen op zich ook de uitzetting van de profielen toe te laten waarbij de dichtheid tussenbeide verzekerd blijft. In de meeste gevallen voorzien de systeemleveranciers hiervoor aangepaste dichtingsstukken.
8.4. Bouwfysische aspecten 8.4.1 Dichtheid De raamaansluitingen dienen van een dubbele afdichting te zijn voorzien: een waterkering aan de buitenzijde en een tochtdichting aan de binnenzijde. Dichtingsvoegen die aan de buitenzijde zijn toegepast worden geacht onder regenbelasting op den duur water door te laten, o.a. door de pompwerking van het gevelelement. In de constructie dienen voorzieningen te zijn aangebracht om dit water naar buiten af te voeren. Het gebruik van EPDM-slabben is soms aangewezen om de dichting rondom het schrijnwerk te verzekeren. Dit is ondermeer aangewezen indien de ramen niet achter de neg van het metselwerk wordt geplaatst of bij gevels. Boven de ramen dient ook steeds een waterkering te zitten die in de meeste gevallen verwerkt is in de ruwbouwfase. 8.4.2 Isolatie De thermische isolatie dient ervoor te zorgen dat er zich geen koudebruggen vormen rondom het schrijnwerk. Aandachtspunten hierbij zijn het vermijden van rechtstreeks contact met het buitenspouwblad (vochtdoorslag voorkomen) en anderzijds het correct plaatsen van de isolatie bij gebruik van slabben (voorkomen van condenstatie tegen de slabben). De thermische isolatie kan ook bijdragen tot de akoestische prestaties van het schrijnwerk, op voorwaarde dat zijn volumemassa voldoende is, maar indien de eisen m.b.t. akoestiek vrij streng zijn zal dit niet volstaan en zal men bijkomende maatregelen moeten treffen. Dit kan o.a. door het voorzien van een stalen omkasting rondom het schrijnwerk. In onderstaande tekeningen is een overzicht van de diverse principeaansluitingen weergegeven: Ramen
:
Gevels:
8.5. Controle van geplaatste gevelelementen Na de plaatsing dient te worden gecontroleerd of: • De beweegbare delen en het hang- en sluitwerk goed en soepel functioneren. • Het oppervlak vrij van beschadigingen is, met inachtneming van : Voor binnen geldt een beoordelingsafstand van 3 meter. Voor buiten geldt: beoordeling vanaf maaiveld binnen een ooghoek van 45° (horizontaal/verticaal) en op een afstand van ten minste 5 meter voor het oppervlak van de gevel. (in alle gevallen vindt de beoordeling plaats met het ongewapend oog). • De beglazing onbeschadigd is. • De bouwkundige aansluitingen (bijvoorbeeld kitvoegen) correct zijn uitgevoerd. Na plaatsing zal het schrijnwerk “fabrieksschoon” worden opgeleverd. Hieronder wordt verstaan het eenmaal verwijderen van kitresten, kitvlekken, raammerken en stickers op het glas. Het verwijderen van bouwvuil, stof, het wassen en zemen van de ruiten valt hier niet onder. Wij dringen erop aan de oplevering zo snel mogelijk na de plaatsing te laten doorgaan.
8.6 Maatafwijkingen van de constructie Er moet zodanig geconstrueerd worden dat beperkte maatafwijkingen zonder schade kunnen worden opgenomen. Het gaat hier om maatafwijkingen die een gevolg zijn van: • Toleranties op eigen werk. • Temperatuurswisselingen. • Toleranties en gebruikelijke beweging van het bouwkundig werk. Het is noodzakelijk de te verwachten ruwbouwtoleranties ten opzichte van de aslijnen alsmede de bewegingsveranderingen ter hoogte van de uitzetvoegen voor het desbetreffende bouwkundige werk voor aanvang van
de studie te ontvangen van de opdrachtgever. Wat betreft toleranties op geplaatste ramen zijn volgende afwijkingen aanvaardbaar: • Afwijking op de verticaliteit: <= 2mm/m • Afwijking op de horizontaliteit: <= 2mm/m de maximale absolute afwijking mag slechts 5mm bedragen. Voor verdere informatie verwijzen we naar de TV 188 “Plaatsing van buitenschrijnwerk”.
8.7 Herstellen van beschadigingen op de bouwplaats Tijdens de assemblage in de fabriek, het transport en de montage op de bouwplaats en vanaf het tijdstip van montage tot aan de oplevering, kunnen lichte beschadigingen aan de oppervlaktebehandeling van de gevelconstructie, zoals krasjes en dergelijke, optreden. In het algemeen zijn deze beschadigingen niet schadelijk voor de constructie, maar kunnen ze om esthetische redenen worden bijgewerkt. Hierbij moet opgemerkt worden dat het niet of nauwelijks mogelijk is de beschadigingen onzichtbaar te herstellen, o.a. als gevolg van de optredende dikteverschillen van de afwerklaag. Het beste resultaat wordt verkregen door de beschadigingen te reinigen, te ontvetten en te schilderen. Onderdelen die op diverse plaatsen beschadigd zijn, dienen na het reinigen en ontvetten in zijn geheel overschilderd te worden. De toe te passen lak dient in overleg met het lakapplicatiebedrijf te worden gekozen. Beschadigingen aan geanodiseerde oppervlakken kunnen niet hersteld worden.