het counseling werkveld THEMANUMMER P3 | STROOK TIJDSCHRIFT VOOR TRANSACTIONELE ANALYSE
maart 2010 STROOK P3 MAART 2010
1
Inhoudsopgave
Inleiding bij Strook - het counseling werkveld Bea Verzaal
5
De identiteit van de counselor Karakteristieke criteria voor de TA-counseling Hans Jaspers Heerlijk die Volwassene, een zalige manier van zijn Theo van der Heijden Aanspreken van de kracht in de cliënt met de Volwassene als samenwerkingspartner Bea Verzaal Rol en context van begeleider bepaalt groot deel van de grenzen Roos Ikelaar Ik, counselor Sander Reinalda Onderscheid tussen counseling en therapie en supervisie: een casus Hans Jaspers
7 8
Pensioen in zicht! Wat nu?
22
12 14
16 17 19
Roos Ikelaar
Intuïtie Sander Reinalda en Lieuwe Koopmans
28
Imaginatie en TA: counselor aan het werk met de gevolgen van trauma Bea Verzaal
34
STROOK P3 MAART 2010
3
4
STROOK P3 MAART 2010
Inleiding bij Strook – het counseling werkveld
Als gasthoofdredacteur voor deze speciale counseling editie van Strook nodigde ik mijn Nederlandse PTSTA Counseling collega’s rond de tafel om te bespreken wat ons in ons vakgebied bezighoudt en inspireert en wat wij van belang achten om in deze editie te delen met u. Als eerste lag de identiteitsvraag op tafel. Bijzonder voor een toch niet meer piepjong vakgebied (als zelfstandig begrip vanaf midden jaren twintig vorige eeuw)? Counseling, in Nederland ontstaan vanuit schoolcounseling en leerlingbegeleiding, zich uitbreidend naar andere sectoren, werd sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw langzaam maar zeker populairder. Maar neemt i.t.t. bijvoorbeeld in Groot Brittannië, in de reguliere gezondheidszorg nog maar een beperkte plaats in. Op Amerikaanse en Britse universiteiten wordt counseling als post graduate studie aangeboden en verbonden aan een Master Degree. In Nederland ontwikkelde Erika Stern de opleiding Counseling in Context op zowel Bachelors als Master niveau. Toch moeten we constateren dat in de TA wereld counseling pas net op de kaart begint te komen. En opvallend genoeg juist in Amerika en Groot Brittannië, waar ook de meeste TA counseling literatuur vandaan komt, moet je TA gecertificeerde counselors en opleiders met een lampje zoeken en wordt er vaak geen verschil gemaakt tussen psychotherapie en counseling! Ook is opvallend dat op het komende ITAA wereldcongres in Montreal, waar 100 jaar Berne gevierd gaat worden, Clinical, Organisational en Educational symposia op het programma staan maar geen Counseling! Nog genoeg werk aan de winkel dus om ons als beroepsgroep zichtbaar te maken. Het wezen, de werking en effectiviteit van counseling onder de aandacht te brengen. En ook om werk te maken van ons toekomstperspectief. Welke plek willen wij binnen de TA innemen, welk beeld hebben wij van onze toekomst? Inmiddels kunnen wij ons in Nederland verheugen op een groeiend aantal TA gecertificeerde counselors en opleiders. Deze Counseling editie gaf een mooie verbindende aanzet tot samen in gesprek zijn en schrijven, leidend tot een raamvertelling over onze eigen identiteit, theorieverkenningen en -uitbreidingen en verschillende toepassingen in ons veld.
Roos Ikelaar beschrijft een werkgerelateerde praktijkcase waarin zij aan de orde stelt wat de coach-counselor te bieden heeft aan de oudere werknemer met angst voor de pensionering en laat zien hoe zij zowel de TA als de thema’s van ‘The Elder’ in sprookjes gebruikt als houvast bij het counselen van ouderen. Sander Reinalda en Lieuwe Koopmans schrijven ‘De Transactionele Analyse is geboren vanuit Berne’s verlangen intuïtie te begrijpen…’ In hun artikel over intuïtie vragen zij zich af in hoeverre intuïtie betrouwbaar is? Het antwoord hangt volgens hen af van de vorm van intuïtie waardoor we ons laten leiden. Om u een gevarieerde inkijk te geven in het brede werkgebied van de counselor (EATA onderscheidt complementary en primary counseling, zie de ‘core competencies of counseling’ sectie 5 Training and Examination Handbook, EATA website) begeef ik me in mijn artikel over
STROOK P3 MAART 2010
5
werken met trauma’s en imaginatie naar het grensgebied met psychotherapie. Daarin laat ik zien hoe de counselor kan werken met het Kind en de Ouder van de cliënt via de Volwassene en de meerwaarde van beelden daarbij. ‘Scripts zijn opgebouwd uit beelden en veranderingen in het beeld veroorzaken veranderingen in het script’. Ik hoop dat het lezen van dit nummer uw zicht op counseling en belangstelling voor het vakgebied zal vergroten
Bea Verzaal, is zelfstandig gevestigd counselor, coach, systeemtherapeut en opleider bij de TA academie
6
STROOK P3 MAART 2010
DE IDENTITEIT VAN DE COUNSELOR
Counseling is weliswaar één van de vier officiële specialisatievelden binnen de TA-wereld, maar dat wil allerminst zeggen dat het daarmee ook een algemeen geaccepteerde richting is. In een aantal landen zijn er bijvoorbeeld geen TA-counselors werkzaam of bestaan er geen opleidingen tot counselor. Daar wordt alleen gewerkt met de andere drie velden: Psychotherapie, Educatie en Organisatie. In (onder meer) Nederland is Counseling wel een breed geaccepteerd werkveld. Op dit moment zijn er vijf PTSTA/C’s actief binnen onze landsgrenzen. Daarnaast zijn er drie CTA’s en een flink aantal counselors is bezig met de voorbereidingen op het eerste examen. Hen wordt regelmatig gevraagd naar het waarom van dit werkveld, naar het onderscheid met bijvoorbeeld Psychotherapie. Op menig examen wordt aandacht besteed aan de ethische en professionele onderbouwing van de grenzen tussen Counseling enerzijds en Psychotherapie (of Organisatie) anderzijds. Met andere woorden: zowel binnen het veld als in soms nog sterkere mate daarbuiten is er behoefte aan een bepaling van de counselings-identiteit. Ook buiten de TA bestaat er aandacht voor dit onderwerp. Zeker nu er ook een aantal andere begrippen in zwang is, wordt het algemeen van belang gevonden om helderheid te hebben of te krijgen in wat nu eigenlijk wat is. Wat is, bijvoorbeeld in het werk met groepen, het verschil tussen een opleiding, een training, een cursus, een workshop? Is intervisie hetzelfde als intercollegiale consultatie? En in het werk met individuen: wat onderscheidt counseling van psychotherapie, van supervisie, van coaching? Enzovoort. Terug naar counseling: in dit artikel laten de vijf Nederlandse PTSTA/C’s hun licht schijnen op de identiteit van de counselor. Zij geven hun persoonlijke opvattingen over de grenzen en de grensgebieden van hun counselingswerk, zowel in theoretische als in praktische zin.
STROOK P3 MAART 2010
7
Karakteristieke criteria voor TA-counseling Hans Jaspers
Veel van wat de TA identificeert (script, strooks, OVK, drama, spelen, enz.) zijn elementen die in verschillende contexten en velden waar te nemen dan wel te vermoeden zijn en terug komen in allerlei situaties, of het nu in het groot is (bijv. organisatiescript) of in het klein (bijv. het script van een persoon), of het nu ‘in het hier en nu’ is of in het ‘daar en toen’, of het nu in relatie tot een baas is of in relatie tot iemand van vroeger. Maarten Kouwenhoven spreekt van ‘fractals’: hetzelfde (beeld, idee, element) doet zich in verschillende situaties en in verschillende termen steeds weer voor. Toch gaat een TA-organisatieconsultant geen (klinische) therapie doen op organisatieniveau. De (klinisch) TA-therapeut en de TA-organisatieconsultant gebruiken de TA op een andere wijze, namelijk zoals die passend is binnen de overeengekomen doelstellingen en mogelijkheden van een context. De TA voegt altijd iets toe aan de (professionele) vaardigheden van een ieder die met mensen te maken heeft. Omdat de wijze van gebruik van het TA-gedachtegoed de plaats en rol van TA-counseling behoorlijk bepaalt, ben ik op zoek gegaan naar criteria die TA-counseling karakteriseren. En wel aan de hand van drie vragen: 1
op welke problemen richt TA-coseling zich?
2
op welke doelstellingen richt TA-counseling zich?
3
welke soorten interventies past TA-counseling toe?
Problemen Last ondervinden van een probleem heeft twee verschillende elementen. Een probleem ontstaat als wij iets willen (behoeven) dat ons voldoening geeft of zal geven (voelen) maar wij geen idee of een inadequaat idee hebben wat voor plan we
8
STROOK P3 MAART 2010
moeten maken (denken) en uitvoeren (doen) om ons doel te realiseren. Of als wij een quasibehoefte voor de echte authentieke behoefte aanzien en deze quasi-behoefte in handelen omzetten om te merken dat dan de echte voldoening uitblijft of onze boosheid als verdriet met tranen uiten en zo erin slagen om niet te krijgen wat we wel echt willen of nodig hebben van anderen. Willen en kunnen vormen twee kanten van dezelfde medaille: aan de ene kant onze behoeften en gevoelens, aan de andere kant ons denken en handelen dat wij als middelen hebben mee gekregen en nodig hebben om onze behoeften te realiseren gegeven de (on)mogelijkheden van een omgeving. Als wij onze authentieke behoeften niet of te weinig kunnen realiseren omdat wij niet adequaat probleemoplossend denken en handelen dan kan er last ontstaan die tot klachten overgaat als wij er maar lang genoeg in slagen om onze doelen niet te realiseren. Last en klachten kunnen ook ontstaan als wij onze quasi-behoeften voor de echte behoeften aanzien, verdriet voor onze boosheid plaatsen, enz. Mensen (individueel of in groepen) melden zich terecht bij de TA-counselor met klachten als: depressie, (irreële) angst, paniek, schuldgevoelens, onmacht, onbehagen, negatieve beelden over zichzelf of over anderen, vermoeidheid, fysieke pijnklachten zonder dat daar nu fysieke oorzaken voldoende voor zijn aan te wijzen, moeizaam kunnen beslissen, neiging tot ontwijking of tot afhankelijkheid, etc. Maar ook mensen met klachten als gemakkelijk betrokken raken in escalerende conflicten, eerder in de tegenwerking schieten dan in de samenwerking blijven, etc. zijn bij de TA-counselor aan het goede adres. Al deze klachten kunnen in uiteenlopende contexten optreden: politiek, het werk en het bedrijf, op school, maatschappij, de kerk, in relatie
tot een bepaalde ander of anderen, betrekking hebben op iemand zelf, etc. Soms blijft het niet alleen bij deze klachten. Als een bedrijf in zwaar weer de hulp van een TA- organisatieconsultant inroept dan zijn er vaak nog meer klachten aanwezig: de afnemers lopen weg, de cijfers worden rood, de kwaliteit van geleverde diensten of producten laat te wensen over, de arbeidsverdeling (structuur) klopt niet, het productieproces stagneert, de leiding en de medewerkers lopen achter de feiten aan en raken te vermoeid met als gevolg veel verzuim, etc. Bij een dergelijke grote hoeveelheid klachten is het raadzaam het niveau waarop de klachten spelen goed in kaart te hebben: individueel, relationeel (team) of op bedrijfsniveau en op het juiste niveau verbeterinterventies te doen. Problemen op bedrijfsniveau worden meestal niet opgelost door een individu in een verandertraject op te nemen. Aan de hand van deze klachten brengt de TAcounselor het probleem in kaart. Daarmee bedoel ik de wijze waarop en de mechanismen waarmee een cliënt of een groep of een systeem er in slaagt zijn klachten in stand te houden, in het algemeen of in bepaalde situaties. Dan is het afhankelijk van de professionele achtergrond en vaardigheden van de TA-counselor tot waar hij zich mee wil en kan bemoeien op een verantwoorde manier. Dat wil zeggen met welke klachten en achterliggende problemen hij zich wel en niet inlaat. TA-counselors laten zich niet in met klachten en problemen van mensen die een onvoldoende realiteitsbesef hebben (een geringe Volwassene) en die zich niet zelfstandig kunnen handhaven. Dat is dan in ieder geval het werkgebied van de klinische TA-werkers. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan psychotische stoornissen (gesloten systeem, slecht of niet geïnformeerde Volwassene, interne oriëntatie, extreem herdefiniëren, bij stress in psychose schieten) of actief/passief sociopathische stoornissen (gebrekkig of afwezig waarden- en normensysteem, denkfouten of opportunistisch fouten vermijden, gebrekkige impulscontrole of juist niets doen want dan kan ik ook geen fouten maken, ‘ ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken’ of juist afwachten).
Doelstellingen Counseling is wat mij betreft gericht op het herstellen en ontwikkelen van (potentiële) kwaliteiten van mensen (individueel of in groepen) zodanig dat zij hun capaciteiten of bekwaamheden positief en zelfstandig inzetten en verder ontwikkelen om problemen op te lossen en doelen te realiseren die tot voldoening en verbetering leiden voor zichzelf, de ander en de omgeving. Daarbij ligt het accent op het heden en in de toekomst zonder voorbij te gaan aan het verleden. Elke TA-begeleider gaat het uiteindelijk om bij te dragen aan verbetering van het functioneren van mensen (individueel of in groepen) in het hier en nu en in de toekomst. Feitelijke gebeurtenissen uit het verleden zijn immers niet meer te veranderen. Wel kunnen mensen in hun functioneren in de ban zijn van hun verleden en huidige vanzelfsprekende, onbewuste gewoonten vertonen die in de realiteit van nu niet meer passen en tot bijvoorbeeld ‘favoriete zie-je-wels’ of ‘klotengevoelens’ leiden. In dit kader kunnen mensen dan piekeren voor realistisch denken aanzien, of machteloosheid voor bewegelijk doen aanzien of tranen (verdriet) verwarren met boosheid. Counseling richt zich in eerste instantie op het ombuigen van deze disfunctionele gewoonten naar functionele in het hier en nu: piekeren maakt plaats voor probleemoplossend denken, passiviteit voor doelgericht bewegen en handelen, enz. Een en ander met als einddoel dat mensen op grond van eigen overwegingen keuzes maken, gegeven de (on)mogelijkheden van een context, en daar verantwoordelijkheid voor nemen. Het zojuist omschreven verbeterproces kan soms ook haperen. Mensen blijven dan toch nog teveel in de ban van hun eigen verleden. Dan is het goed om als counselor de invloed van het verleden aan de orde te stellen zodat daarvan meer bewustzijn ontstaat en mensen zichzelf beter gaan begrijpen. Dat is vaak pijnlijk maar brengt wel wat op. De Volwassene leert zichzelf als Kind beter kennen en daar contact mee te houden in plaats van delen van zijn Kind ‘apart weg te zetten’ en zo klachten en problemen in stand te houden. Het onderscheid tussen toen en nu, en het op een
STROOK P3 MAART 2010
9
gezonde wijze integreren van beide komt daarmee ook op gang zodat de Volwassene meer leert sturen in verdere eigen groei en ontwikkeling.
Dit om te voorkomen dat de klachten verergeren en te bevorderen dat een zekere overzichtelijke rust ontstaat o.a. omdat de cliënt beter begrijpt wat er speelt bij hem.
Fases in de begeleiding Als het beoogde effect van counseling is dat mensen langdurig hun kwaliteiten positief en zelfstandig leren inzetten en ontwikkelen om problemen op te lossen en doelen te halen dan is de vraag hoe de weg eruit kan zien om dit doel te realiseren. Dit is belangrijk omdat gegeven is dat een counselor (of welke begeleider in welk veld ook) mensen of cliënten niet kan veranderen. Dat kunnen mensen alleen zelf realiseren. Een counselor kan niemand motiveren of een leerproces voor iemand voltrekken. Mensen kunnen alleen zichzelf motiveren door contact te maken met eigen behoeften en daarmee verbonden gevoelens. Wel kan een counselor cliënten stimuleren (Jaspers, 2010) door aan te sluiten op wat een cliënt nodig heeft, ook al is de cliënt zich daar nog niet zo van bewust. Dat lukt als de relatie tussen cliënt en counselor een samenwerkende is. Daarbij dient de counselor (of welke begeleider ook) over voldoende professioneel-inhoudelijke kennis en inzichten te beschikken en over de vaardigheid het gedrag van de cliënt in de richting van zijn herstel en ontwikkeling te stimuleren zodat de cliënt in beweging komt om eigen herstel en ontwikkeling ter hand te nemen. De eerder besproken klachten en problemen zijn in dit licht erg nuttig. Als de lijdensdruk groter wordt neemt de behoefte van de cliënt daar verandering in aan te brengen, meestal toe. De stimuleringskennis en -vaardigheden van de counselor veranderen en variëren met de fase waarin de cliënt zich in zijn traject bevindt.
In de eerste fase spelen de klachten en daarachter liggende verholen problemen flink op: somberheid, passiviteit, vermoeidheid, negatieve fantasieën, gepieker, angst, onmacht, emotionele turbulentie, enz. Dan is informatie, acceptatie, veiligheid, vertrouwen, permissie van belang voor de cliënt.
10
STROOK P3 MAART 2010
Fase twee begint als de achterliggende problemen duidelijker zijn geworden voor de cliënt. Emoties komen dan meestal los: authentieke angst bij bedreiging van behoeften, authentieke boosheid bij frustratie van behoeften, authentiek verdriet bij ongewild verlies en authentieke blijheid bij realisering van behoeften. In deze fase moeten deze emoties voor gaan omdat anders het realistische denken en doen niet op gang kunnen komen. Dan is ondersteuning, permissie, protectie, aanmoediging om emoties hard op uit te spreken, in taal om te zetten en in verband te brengen met achterliggende behoeften en daarmee gepaard gaande negatieve fantasieën van belang. Ook om zo te merken dat het uiten ervan niet tot het veronderstelde verlies van contact leidt maar het contact juist opener en nabijer maakt. Daarnaast zijn van belang het informeren, het uitleggen van wat er gebeurt en confrontatie. In fase drie wordt het tijd om authentieke doelen te stellen en het logisch realistisch denken daarvoor te gebruiken zodat er plannen en opties kunnen ontstaan die uitvoerbaar en haalbaar zijn. De vroegere negatieve besluiten worden vervangen door positieve. Dat heeft nu ook een grotere kans van slagen omdat de negatieve gevoelens van onveiligheid die de vroegere authentieke behoeften inkapselden al voor een flink deel geuit en verwerkt zijn zodat er ruimte komt voor het logische, realistische denken. Wat dan van belang wordt, is dat het denken van de cliënt op gang komt en gevoed wordt door authentieke gevoelens en achterliggende authentieke behoeften. Daarbij is het te verwachten dat cliënten nog al eens in de ban komen van hun vroeger patroon omdat adequate plannen en opties bedenken een relatief nieuwe mentale activiteit is. Van belang is dan dat cliënt geconfronteerd wordt waarin het oude en het nieuwe vergeleken worden, dat de counselor spelenderwijs ook mogelijke opties inbrengt en dat de counselor waar nodig informatie geeft en elke poging van
de cliënt om tot nieuwe doelgerichte opties te komen, bekrachtigt. Fase vier begint als de gemaakte plannen en opties in handelen kunnen worden omgezet. Dat is een belangrijke maar ook moeilijke fase omdat gemaakte plannen en opties moeten worden uitgevoerd en in daden omgezet. Iets dat de cliënt vroeger nu juist uit de weg ging. Het oude vertrouwde patroon blijkt dan toch
ook nog wel aantrekkelijk inclusief de daarbij behorende emoties.Veel cliënten hebben dan ondersteuning, voorbeelden, oefening hard-op, uitleg, bescherming en geloof van de counselor in het kunnen van de cliënt nodig. Al deze interventies zijn nodig om de kans zo groot mogelijk te maken dat de eerste ervaringen van de cliënt met het uitvoeren van nieuwe opties positieve ervaring oplevert en het nieuwe patroon bekrachtigd wordt.
STROOK P3 MAART 2010
11
Heerlijk die Volwassene, een zalige manier van zijn Theo van der Heijden
‘Ben ik nu lief?’ Het centrale neurotische probleem is dat we als kind worden opgevoed door ouders die zelf zijn groot gebracht met voorwaardelijke ‘liefde’. We reiken als baby, peuter, kleuter vol vertrouwen uit. Wij zijn vanzelfsprekend vol vertrouwen in onze eigenheid, in onze smaak, ons nee, ons ja, ons ‘bah’ en ons ‘lekker’. De grote traumatische schok vindt plaats wanneer we geleidelijk of plotseling moeten merken dat we níet goed zijn zoals we zijn. De vanzelfsprekende eigenwaarde die we hebben moeten we verlaten. We moeten de vertrouwdheid en de liefdevolle verbinding met onze innerlijke leiding verlaten. We moeten ons realiseren dat we niet goed zijn zoals we zijn. We moeten anders zijn. We gaan onze waarde ontlenen aan wat anderen van ons vinden. Anderen bepalen wanneer wij van waarde zijn. We gaan wennen aan voorwaardelijke ‘liefde’. We leren dat wanneer je van iemand houdt, je haar/zijn zin doet. ‘Als je echt van me houdt, dan ...’. Dit is de centrale neurose: we worden er op geconditioneerd dat we liefde moeten verdienen, en dat we liefde zouden kunnen verdienen. De dramadriehoek en het negatieve miniscript zijn diep verankerd in onze existentiële overtuiging. We worden tot ‘junk’ gemaakt .... we kunnen ‘liefde’ verliezen. De existentiële angst is gevestigd en wordt keer op keer bevestigd.
Onvoorwaardelijke liefde Noem de voorwaardelijke ‘liefde’ niet liefde. Noem het handel, noem het: het komt mij handiger uit als jij .... echter: noem het geen liefde. Liefde is altijd onvoorwaardelijk! In alle grote bewegingen wordt deze doorbraak benoemd als essentieel. Ophouden ‘liefde’ te verdienen.
12
STROOK P3 MAART 2010
Jezus zegt tegen Maria wanneer hij met zijn openbare leven is begonnen en zijn moeder vraagt om een dienst: ‘Vrouwe, wie bent U?’ Nietzsche heeft het over de Uebermensch als Zarathoestra zijn isolement verbreekt en besluit dat hij leeuwenkracht nodig heeft om naar het kind in zichzelf te luisteren, en het ‘gij zult’ te weerstaan. Jean-Paul Sartre heeft het over de ‘jaren des onderscheids’ wanneer een opgroeiende persoon zijn zelfstandigheid herneemt en zich onafhankelijk maakt van zijn opvoeding. In de ‘Course in Miracles’ wordt veel aandacht besteed aan ‘speciaalheid’; wanneer je ‘speciaal’ moet zijn, ontken je je eigen heerlijkheid. Ontken je dat je Gods unieke Zoon bent voor wie zonde en schuld nooit kan bestaan. Byron Katie: ‘Ik heb je liefde nodig, is dat waar?’ En natuurlijk Eric Berne: hij noemt autonomie het doel, waaraan door Ken Mellor terecht integriteit (naast bewustzijn, spontaniteit en intimiteit) wordt toegevoegd. Integriteit als trouw aan jezelf. Het gaat om je weer je Boeddha-kwaliteit toe te eigenen: dan ben je verlicht.
Counseling Voor mij is het doel van counseling (en van therapie, alleen dan zijn er zwaardere trauma’s te herstellen): weer onvoorwaardelijk van jezelf houden. Dat is een radicale ingreep en deze ingreep, deze herbeslissing, roept trauma op, paniek. De paniek van de verlating. Als ik mijzelf op de eerste plaats zet, verlies ik de ‘liefde’, wordt er niet meer van mij gehouden. Ik adviseer mijn cliënten de volgende alinea uit hun hoofd te leren en vele malen per etmaal -ook ‘s nachts- te herhalen:
‘Nu op dit moment neem ik tijd voor mijzelf. Ik heet mijzelf volledig welkom. Ik kies voor een houding waarbij ik mijzelf onvoorwaardelijk lief heb. Ik besluit nu, op dit moment ALLES wat in mij leeft, mijn warme hart toe te dragen en ervol en diep naar toe te ademen, en in liefde te leven’.
Het doel van counseling is voor mij: deze warme, mateloos milde benadering naar jezelf weer geheel tot je beschikking te hebben. Dit kan je alleen maar zelf doen: ik noem dit wel het enige dat móet. Wanneer je dit gat in je boot niet dicht, blijf je heel je leven hozen. Je blijft verstrikt in rackets en psychologische spelen. En je trekt mensen aan die zelf ook almaar aan het hozen zijn, d.w.z. verstrikt zijn in de verwarring van voorwaardelijke ‘liefde’. Je met jezelf verzoenen is de grootste voorwaarde tot geluk. Je zelf weer herkennen als prachtig, onschuldig en als bron van liefde: je deed steeds alles naar beste kunnen. Wanneer je al je denken/voelen/handelen vanuit de visie van onvoorwaardelijke liefde analyseert, deed je steeds wat je naar vermogen kon. Het je toe-eigenen van deze visie is een vaardigheid in helder denken. Een kwaliteit van de geïntegreerde Volwassene. Gedachtes bepalen ons zijn. Denken we in angst of denken we in liefde. Het zijn twee onverenigbare werelden. Ik kies in mijn werk als counselor voor de visie mijzelf en mijn cliënten te benaderen vanuit onvoorwaardelijke liefde.
Ik ga keer op keer bij mezelf te rade: hoe ziet het eruit als ik wacht op de onvoor waardelijke liefde? Dan wordt het antwoord mij, ons, gegeven.
Het kenmerk van de egozijnswijze Volwassene Onze Volwassene is een wijze van zijn, waar we niet gedateerd leven. We zijn steeds weer aanwezig in het hier en nu. Hernemen steeds weer onze eigen plek, zetten onze voeten op onze eigen aarde en nemen ruimte. We gebruiken al onze bronnen als opgegroeide persoon. Steeds geldt: Denk ik nu helder? Is er angst? Zit ik nu in ‘armoedebewustzijn’? Moet ik een stukje ‘werk’ doen? We zitten in angst wanneer we niet vertrouwen dat het universum ons ten diepste lief heeft en ons welgezind is. Wanneer ik helder denk is er rijkdomsbewustzijn. Mijn Volwassene is een wijze van in de wereld staan waarin ik luister naar mijn innerlijke wijsheid. Ik neem dan de ruimte om ‘stop’ te zeggen en ook daadwerkelijk stil te staan en te wachten en zo nodig te schakelen, te switchen van egopositie. Te wachten en te luisteren naar wat van binnen uit omhoog kwispelt. ‘Interessant’: en deze innerlijke kwaliteit mag dit moment, dit uur, mijn dag, mijn leven invullen. Ik ben dan aanwezig in liefde bij wat er is.
STROOK P3 MAART 2010
13
Aanspreken van de kracht in de cliënt, met de Volwassene als samenwerkingspartner Bea Verzaal, PTSTA/C Zelfstandig gevestigd counselor, coach, systeemtherapeut en opleider bij de TA academie
Wie ben ik als TA counselor, wat doe ik en wat is mijn specifieke werkterrein? Waarvoor moet de cliënt bij ons zijn? Waarvoor niet? Er valt veel te zeggen over de grenzen en grensgebieden in relatie tot andere TA werkvelden. Ik gebruik mijn ruimte hier graag om vooral te focussen op wat counseling en het werkterrein van de counselor in mijn ogen is. Counseling is het in een professionele contrac tuele relatie werken met individuen, relaties, groepen en organisaties. Het counselingproces stelt de cliënt, het cliëntsysteem in staat om bewust-zijn, opties en vaardigheden te ontwikkelen voor probleemoplossing en persoonlijke ontwikkeling in het dagelijkse leven. De counselor richt zich op het aanspreken en versterken van de kracht en de natuurlijke bronnen*, vanuit de visie dat de ander, het systeem zelf in staat is om zich verder te ontplooien en dat wat die ontplooiing in de weg zit aan te pakken. Het doel van de counselor is het vergroten van de autonomie in relatie tot de sociale, professionele en culturele omgeving. De rol van de counselor hierbij is meer faciliterend dan adviserend. De counselor biedt naast methoden en technieken een veilige en uitnodigende omgeving maar vooral de relatie als middel om mogelijkheden (hulpbronnen) en belemmeringen (stressbronnen) te exploreren; met name interpersoonlijke en groepsdynamische- maar ook (de wisselwerking met) intrapersoonlijke processen en patronen te ontdekken, opties te ontwikkelen, vaardigheden te oefenen… met als doel vanuit eigen kracht vragen te leren stellen, begrijpen, beantwoorden, problemen op te lossen, pijn te verwerken en verdragen…te leren vollediger, plezieriger te leven.
14
STROOK P3 MAART 2010
De counselor werkt dus in het hier-en-nu vanuit een veilige stimulerende relatie met de cliënt aan het creëren van veilige en stimulerende relaties door de cliënt met zowel zichzelf als zijn omgeving. De focus hierbij is meer gericht op het heden en de toekomst dan op het verleden. Ter illustratie laat ik in mijn artikel over traumabehandeling elders in deze Strook zien hoe ik als counselor de cliënt begeleid bij het veranderen van de negatieve fysieke, psychische en sociale gevolgen van trauma’s, en het ontwikkelen van opties in het hier en nu, door gebruik te maken van TA en imaginatie. Hiervoor maak ik een contract met de Volwassene van de cliënt die gedurende het traject ook voortdurend de ‘samenwerkingspartner’ is. Voorwaarde of eerste doel om te realiseren is dan ook de aanwezigheid van voldoende Volwassene (structureel), door het versterken en decontamineren van de Volwassene (‘social control cure’, Berne 1961). Belangrijk is dat de cliënt leert de gevoelens, gedachten en gedragingen van de verschillende egotoestanden te onderscheiden zodat hij beter in staat is de regie te nemen, te kiezen voor autonomie door in Volwassene te blijven of in script, in Ouder en/of Kind, te gaan. Als counselor werk ik vervolgens ‘via de Volwassene’ van de cliënt aan het beter leren kennen van en omgaan met zijn Kind en Ouder door te kijken wat nodig is en toegevoegd kan worden door de cliënt zelf. Dit leidt tot meer (h)erkenning van en samenwerking tussen de verschillende egotoestanden. Dit kan leiden tot symptoomverlichting (‘symtomatic relief ’, Berne 1961) of opheffing van de symptomen en mogelijk zelfs ‘script cure’ (Berne 1961) doordat de cliënt de zichzelf ontkennende of belemmerende overtuigingen die hij als bescherming tegen de traumatisering
ontwikkelde kan loslaten of veranderen. Als counselor ben ik niet gericht op structurele verandering (deconfusion) van de persoonlijkheid en moedig ik regressie niet aan om d.m.v. een overdrachtsrelatie en gezonde symbiose met mij opgelopen schade of tekorten, mogelijk t.g.v. vroegere relatiepatronen die leidde tot stoornissen in het zelf, te herstellen. Mijn doel is dat de cliënt zijn Volwassene zodanig kan versterken en ontwikkelen dat hij voor zichzelf (zijn Kind) kan zorgen en zo nodig een Nieuwe Ouder (self-parenting, Muriel James 1974) kan opbouwen die dit ondersteunt en aanmoedigt. Het herkennen en omgaan met regressie en gebruiken van overdracht en tegenoverdracht als
diagnostisch instrument en interventierepertoire is echter wel heel belangrijk in counseling. Focus hierbij is de cliënt leren (h)erkennen en terugnemen van de projecties en vanuit de Volwassene de actuele situatie leren benaderen. De counselor werkt met 1ste en eventueel 2de graads impasses, afhankelijk van context en zijn/ haar deskundigheid. Belangrijk uitgangspunt bij counseling blijft voor mij steeds het werken met en via de Volwassene van de cliënt.
* Physis: de intrinsieke drive om te groeien, verbeteren, heel te zijn. Door Berne gesymboliseerd door een verticale pijl (aspiratie pijl) vanuit (Natuurlijke)Kind omhoog door alle 3 de egotoestanden. Het concept is afkomstig van de Griekse filosoof Heraclites en de originele betekenis ervan is: verandering of groei komend uit de ziel van de persoon.
STROOK P3 MAART 2010
15
Rol en context van begeleider bepaalt groot deel van de grenzen Roos Ikelaar, PTSTA counseling
Voor mij valt een opleiding, training, cursus en workshop niet onder counseling. Collegiale consultatie onder professionele begeleiding wel en groepswerk waarbij persoonlijke effectiviteit in werk of leven het onderwerp is ook. Groepswerk waarbij niet de individuele deelnemer maar de organisatieontwikkeling het doel is, is geen counseling, maar Organisational of Educational. Voor mij is het ‘TA-counselor-zijn’ slechts één van mijn professionele rollen. Ik werk veel in organisaties. Daar begeleid ik teams bij onderwerpen waar zij graag externe ondersteuning bij hebben, geef ik een ‘train de trainer’-opleiding en geef ik les binnen het kader van bedrijfsopleidingen, bijv. aan mensen die conducteur op de tram worden en aan mensen die mentor willen worden. Bij dat werk gebruik ik veel TA, maar gedraag ik me niet als TA-counselor. Ik gebruik daarin de kwalificaties die ik in andere beroepsopleidingen behaald heb, nl. organisatieadviseur, educatief groepswerker/vormingswerker en ik gebruik mijn onderwijsbevoegdheid (didactiek voor sociaal pedagogen). Vanuit een andere opleiding heb ik mij gespecialiseerd in het professioneel begeleiden van mensen bij (levens)vraagstukken. Ter afsluiting heb ik daar de kwalificatie CTA-counseling op behaald. Als mijn werk in de tijd van mijn CTA-keuze een ander zwaartepunt had gehad, was ik CTA Educational of Organisational gaan doen. Ik noem mijn TA-counselingswerk alleen dat werk dat ik in individuele begeleiding doe en wanneer ik groepen begeleid met als onderwerp ‘persoonlijke effectiviteit’ van de individuele deelnemer.Voor mijn counselor-zijn zet ik een ander petje op en boor ik andere bronnen aan dan voor mijn overige werk. De rol en de context van de begeleider is voor mij meer bepalend voor het TA-werkveld dan de problematiek van de klant.
16
STROOK P3 MAART 2010
Hoe hanteer ik binnen dat counselingswerk de ‘TA-grenzen’? Ik werk niet met mensen aan problemen door verslaving (alcohol, drugs, gokken e.d.), problemen op het gebied van seksualiteit, misbruik, slachtoffers van geweld, of psychische trauma’s. In een andere context denk ik dat een TA-counselor dat wel zou kunnen, bijv. binnen een organisatie waar een multifunctioneel team werkzaam is of als het de vakspecialiteit van de counselor is. In mijn praktijk hanteer ik dit als grens voor mezelf en voor mijn cliënten. Ik moet wel iets van de symptomen weten om het te kunnen signaleren en om professioneel te kunnen doorverwijzen. In de twaalf jaar als zelfstandig ondernemer heb ik als counselor één keer een non-suïcide- contract afgesloten, terwijl de cliënt wachtte op een plaats bij een psychotherapeut. En in mijn werk als trainer heb ik één keer meegemaakt dat ik mijn counselorsvaardigheden moest inzetten bij een sollicitatietraining. Een deelnemer raakte tijdens een oefening met een trainingsacteur in regressie. Ik zet mijn kennis en vaardigheden dan tijdelijk in, maar ga zo snel mogelijk terug naar de rol die gecontracteerd is. Die rol was trainer, geen counselor. Iemand die ik doorverwijs naar een psychotherapeut is b.v. iemand die zijn/haar Volwassen ego state niet voldoende paraat heeft of symptomen heeft van een harmatisch script. Ook als er geen vorderingen geboekt worden door een denk-, voel- of gedragsblokkade. Ik werk bewust met de Ware-sequenties om daar achter te komen. Mijn werk kenmerkt zich door korte ondersteuning. Maximaal 8 sessies en een doorlooptijd van maximaal 1 jaar. Dat de grenzen rekbaar zijn, blijkt ook bij het nalezen van de core competencies die de EATA voor de werkvelden beschrijft. Er zitten meer overeenkomsten in dan verschillen.
Ik, counselor Sander Reinalda, PTSTA/C Opleider / begeleiderbij Phoenix Opleidingen in Utrecht.
Dit statement – ‘Ik, counselor’ – is geen gemakkelijk verworven besef van identiteit voor mij geweest. Het is makkelijker gezegd dan onderbouwd, is tenminste mijn ervaring. Er is bij mij sprake geweest van een persoonlijk en professioneel proces voordat ik werkelijk wist wat ik zei en er helemaal (vanuit alle egotoestanden) achter stond. In de eerste plaats vraagt de term counseling zelf om een heldere definitie. Daarnaast vind ik het van belang te weten waarin counseling zich dan onderscheidt van therapie en van bijvoorbeeld coaching. Binnen de TA-wereld wordt gewerkt met vier velden van specialisatie. In dat kader wil ik ook met TA-begrippen aan kunnen geven wat het verschil is tussen counseling enerzijds en psychotherapie, organisatie en onderwijs anderzijds. Vroeger maakte ik mij niet zo druk om al die verschillen, om die grenzen tussen en de overlap van al die vormen. Begeleiding- onder die paraplu konden alle vormen schuilen. Begrijp me niet verkeerd: ik sloot heldere contracten met cliënten, zodat voor beiden duidelijk was wat wel en wat niet in onze werkrelatie paste. Met verschillende cliënten sloot ik (uiteraard) verschillende contracten en dat betekende dat ik, mede afhankelijk dus van de betreffende cliënt, ook de terreinen van therapie, van coaching, van supervisie betrad. En toen…toen tekende ik mijn CTA-contract en werd alles anders.
In de aanloop naar mijn CTA-examen ben ik, door mijn supervisoren, tijdens mock-examens, in discussies met TA-collega’s, zeer frequent bevraagd en doorgezaagd over de grenzen van counseling.
Aanvankelijk weigerde ik het onderwerp al te serieus te nemen: wat een gedoe over definities. Terugkijkend begrijp ik beter waar deze weerstand op gebaseerd was. Ik ervoer een soort diskwalificatie van counseling bij menig gesprekspartner. Daarnaast gingen die gesprekken vooral over wat er búiten de grenzen van counseling lag, dus over wat ik allemaal níet mocht doen als counselor. Het was een mooi en verrijkend proces om met mijn eigen afweermechanismes en dus met mijn eigen script geconfronteerd te worden door dit onderwerp. Maar er was meer. Het werd mij gaandeweg ook duidelijk dat er zeer verschillend gedacht wordt over de grenzen tussen de verschillende begeleidingsvormen. Ik hoorde ver uiteenlopende en zelfs tegenstrijdige definities. En wat de één tot het domein van de psychotherapie rekende, viel er voor de ander zonder enige twijfel buiten.Verwarrend én interessant! (Recent is de zesdelige serie ‘Kijken in de ziel’ uitgezonden. Gesprekken met psychothera peuten en psychiaters. Ook daar bleken diametraal tegengestelde opvattingen over het vak te leven- heerlijk!). Op zoek dus naar een mij passende onderbouwing van het begrip counseling. Van Dale, ITAA- en EATA-websites, allerlei boeken: zij geven allemaal keurige en waardevolle definities. Gesprekken met collega’s, zowel binnen als buiten de TA-wereld, in het counselingsveld en daarbuiten, leverden me telkens weer nieuwe gezichtspunten op, waarvan de meeste bijdroegen aan mijn gedachtevorming over dit thema. Ik zet een vijftal van die opvattingen op een rijtje:
STROOK P3 MAART 2010
17
1
2
De counselor werkt niet aan het script van de cliënt. Idem dito.
3
De counselor kijkt naar de persoon van de cliënt, niet naar het (werk)systeem waarin deze opereert. Ook dat kan ik niet lang volhouden: de betekenis van de omgeving voor de cliënt is wat mij betreft van grote waarde in het counselingscontract.
4
5
18
STROOK P3 MAART 2010
De counselor werkt niet met het Kind van de cliënt. Deze visie heeft bij mij niet lang stand gehouden- elke vorm van goede begeleiding raakt volgens mij ook het Kind, in cliënt én counselor.
De counselor houdt zich bezig met persoonlijke vragen van cliënten en dus níet met werkgerelateerde vragen. Interessant. Deze opvatting biedt mij een ingang om counseling te verbinden met en te onderscheiden van coaching. Ik kan in theorie en praktijk goed uit te voeten met de opvatting dat coaching primair gerelateerd is aan een werkvraag. Dat daarbij mogelijk (en eigenlijk zeer waarschijnlijk) ook persoonlijke issues aan bod komen is akkoord, zolang het werken aan die persoonlijke issues maar dienstbaar is aan de werkgerelateerde vraag. De counselor bemoeit zich niet met impasses van de 2e en de 3e orde. Hmm. Als counselor kan ik dus wel werken op het niveau van de counterinjuncties en niet op het niveau van de injuncties en de somatische ervaringen. Op grond hiervan kan ik het onderscheid tussen counseling en psychotherapie goed maken.Voor mij een verrijkend inzicht. En extra smakelijk omdat de argumentatie op basis van TA-concepten is. Dat spreekt me aan. Maar ook is er een tekortkoming: uiteraard werk ik wél met injuncties. Het is toch ondenkbaar dat ik op dat niveau niet zou (mogen) interveniëren…
Het nadenken over onder meer bovenstaande perspectieven heeft mij gebracht bij mijn (nu geldende) opvatting over mijn counselingswerk: Het counselingscontract gaat over een persoonlijke vraag van de cliënt en het vooronderstelt dat deze in voldoende mate de beschikking heeft over alle drie egotoestanden, met name ook over de Volwassene. Coaching is de werkgerelateerde variant van counseling: het contract gaat over een actuele, werkgebonden vraag en voorondersteld wordt dat de coachee in voldoende mate de beschikking heeft over alle drie de egotoestanden, in het bijzonder over de Volwassene. Supervisie is ook werkgerelateerd, maar breder georiënteerd dan coaching: een langerdurend begeleidingstraject waarin de supervisant leert te reflecteren op zijn/haar beroepsmatig functioneren. Voor mij is het doel van supervisie dus een ander dan het doel van coaching. In zekere zin is het laatste meer oplossingsgericht en is supervisie meer ontwikkelingsgericht. Dat er ook hier soms overlap is tussen beide moge duidelijk zijn. Deze definities geven mij de gelegenheid om op alle niveaus en op alle mogelijke en wenselijke manieren met de cliënt/coachee/supervisant te werken. Belangrijk criterium daarbij is dus of deze cliënt/coachee/supervisant in staat is om vanuit autonomie aan de slag te zijn of aan de slag te gaan met wat hij door mij krijgt aangereikt of waarin hij door mij wordt aangeraakt. Zowel heden, toekomst als verleden van de cliënt kunnen aan de orde komen, afhankelijk van wat voor de cliënt dienend is. Aan mij de professionele en ethische taak om mij voortdurend gewaar te zijn van het goed (= niet gecontamineerd) functioneren van de verschillende egotoestanden bij de ander, in het bijzonder van de Volwassene.
Onderscheid tussen counseling en therapie en supervisie: een casus Hans Jaspers.
Wat onderscheidt therapie, counseling en supervisie in TA van elkaar, in termen van problemen, doelen en vooral interventies? Supervisie heeft als doel de professionele ontwikkeling van TA-beoefenaren (in alle velden) in het hier en nu en de toekomst te stimuleren. De supervisant staat voor een actueel probleem in de uitvoering van zijn vak met een cliënt (of cliënten of cliëntsysteem) en vraagt hulp aan een supervisor. De supervisor is onder anderen gericht op bewustwording in het hier en nu. Therapie heeft als doel vroege(re) complexe (emotionele) problemen te ontwarren en een adequate vroege(re) verwerking ervan alsnog te bewerkstelligen bij cliënten. Cliënten melden zich met ‘zware’ problematiek. B.v. zij hebben een gesloten systeem waarmee niet of moeilijk contact te maken is, hun Volwassene is ziek of slecht geïnformeerd, zij leven in hun eigen wereld en hebben een vreemde, bizarre presentatie of zij hebben een open systeem met een afwezig Oudersysteem, maken veel denkfouten, hebben een gebrekkige impulscontrole, leven vooral van opwinding en Drama, laten anderen lijden bij escalatie of zij hebben een open systeem met een gebrekkig Oudersysteem, hun denken is opportunistisch en gericht op het vermijden van fouten, zij tonen veel passiviteit, hebben een afwachtende oriëntatie en doen zo min mogelijk en melden zich gemakkelijk ziek of parasiteren bij escalatie. Counseling heeft als doel problemen die voor de rest normale cliënten anno nu ervaren, doelgericht op te lossen zonder voorbij te gaan aan het verleden. Cliënten melden zich met emotionele of gedragsproblemen die hun Volwassene niet begrijpt waarbij zij veelal in conflict of in spanning met zichzelf of anderen zijn, zij piekeren in bepaalde situaties,
weten dat zij zich dan disfunctioneel gedragen maar zijn niet in staat om hier verandering in aan te brengen omdat hun emoties hen een andere, ongezonde richting opsturen waar zij geen andere opties voor zien en waar zij duidelijk last van hebben. Meestal hebben deze cliënten vroegere al of niet systematische pijnlijke gebeurtenissen ‘apart’ gezet en geïsoleerd en raken zij in bepaalde situaties in een impasse.
Casus Onderstaand doe ik een poging in kaart te brengen wat de verschillen zijn in doelgerichte interventies tussen supervisie, therapie en counseling aan de hand van een voorbeeld uit mijn eigen praktijk. Daarbij gaat het mij erom een indruk te geven van het verschil in focus. Iedere hulpverlener zal dat op zijn eigen wijze doen. Bij een groot detacheringsbedrijf werkt onder andere een manager van de stafafdeling kennisontwikkeling. Hij ontwikkelt programma’s voor medewerkers waarmee zij hun kennis- en vaardigheidsniveau op peil kunnen houden. Deze manager meldt zich bij een TA-hulpverlener met als klachten: vermoeidheid, somberheid, angst en veel piekeren. Hij vreest dat hij over een jaar zijn baan niet meer zal hebben omdat de directie er een financiële puinhoop van maakt.Verontwaardigd meldt hij dat ‘…ze niet eens weten welke activiteiten tot financiële opbrengsten leiden en welke activiteiten vooral kosten met zich meebrengen’. Naarmate hij er meer over spreekt des te bozer hij zich voelt en uit. ‘Als dat zo doorgaat’, zo vertelt hij, ‘dan zijn we over een jaar failliet… eh…wat een ballentent’. Supervisor: ‘Ik begrijp dat je je daar boos om voelt… wat is nu jouw vraag?’ Therapeut: ‘Ja dat is een nare situatie voor je…..
STROOK P3 MAART 2010
19
heb je een idee welke problemen deze situatie inclusief jouw boze reactie daarop, met zich meebrengen voor je?’ Counselor: ‘Ja ik kan me jouw reactie voorstellen…gegeven die feiten…wat betekent dat nu voor je?’ De manager: ‘Tja…ik wil mijn baan behouden en de vraag is hoe ik dat voor elkaar krijg. En daar heb ik ook een antwoord op gevonden. Ik ben 6 maanden geleden nagegaan hoe het totale financiële kosten- en opbrengstenplaatje eruit zag de afgelopen twee jaar en hoe dat eruit zal zien bij ongewijzigd beleid. Ik ben bij alle filialen langs geweest en heb alle relevante stukken uitgezocht. Nou, ik wist niet wat ik tegen kwam. Daar is nooit naar gekeken! De financiële directeur heb ik een totaaloverzicht gebracht zodat die er niet meer omheen kon. Later heb ik hem gesproken.Vrij nonchalant wimpelde hij het af en stelde hij dat het allemaal wel meeviel. Nou daar sta je dan…’. 1
Supervisor: ‘Het lijkt wel alsof je op de stoel van de financieel directeur bent gaan zitten? Klopt dat?’ 2 Counselor: ‘Ik kan me jouw gevoelens van boosheid nog beter voorstellen…het lijkt erop alsof je in een machteloosheid bent terecht gekomen? Is dat zo?’ 3 Therapeut: ‘Ik begrijp van je dat jouw optie voor de oplossing het probleem onopgelost heeft gehouden. Wat voor gevoelens brengt dat met zich mee voor je?’ 1
vervolg supervisie
Manager: ‘Eh… ja …nou daar lijkt het wel op ja.’ Supervisor: ‘Alsof je in deze situatie de dingen maar allemaal zelf en alleen moet doen…’ Manager: Ja…eh…dat kan wel eens kloppen. Dat heb ik me helemaal niet gerealiseerd.’ Supervisor: ‘Gebeurt je dat wel vaker?’ Manager: ‘Tja…dat denk ik wel. Ik doe dat ook richting mijn medewerkers bijvoorbeeld.’ Supervisor: ‘Ik denk dat dit iets is om verder uit te werken bij een counselor of therapeut.’ Manager: ‘Oh…ja. Dat lijkt me iets om over na te denken.’ Supervisor: ‘Kun je ook nog andere opties
20
STROOK P3 MAART 2010
bedenken om het financiële probleem op je werk aan te pakken?’ Manager: ‘Eh…ik zit daar al over na te denken maar zo een twee drie weet ik die niet.’ Supervisor: ‘Nou ja, je kunt bijvoorbeeld naar de ondernemingsraad gaan. Wat van belang is, is dat jij je houdt aan de grenzen die bij jouw functie behoren en je verantwoordelijkheid neemt voor werk dat bij jouw functie behoort en niet voor werk dat bij een andere functie behoort.’ Manager: ‘Ja dat is een idee, om naar de ondernemingsraad te stappen. Daar heb ik helemaal niet bij stil gestaan.’ Supervisor: ‘Weet jij ook nog andere opties?’ Manager: ‘Eh…ik kan eventueel naar de afdeling P en O gaan, of misschien naar de bond, ik kan natuurlijk ook naar ander werk omzien.’ Supervisor: ‘Ja, dan zijn allemaal adequate opties.’ Enz. 2
vervolg counseling
Manager: ‘Nou, eh…ik voelde me met de rug tegen de muur staan en was ten einde raad. Ik had het gevoel dat ik er helemaal niet toe deed.’ Counselor: ‘Je had het idee dat je niet gezien werd en onbelangrijk was in de activiteiten die je had ondernomen.’ Manager: ‘Ja, ja, zo was het precies’. Counselor: ‘Wat voor gevoel bracht dat met zich mee voor je?’ Manager: ‘Ik voelde me boos maar meer nog verdrietig en teleurgesteld. Ik had zo hard gewerkt… en dan weg gewuifd worden alsof je de grootste flauwe kul naar voren brengt, terwijl het een urgente zaak was en is.’ Counselor: ‘Zeg maar ‘ik’ in plaats van ‘je.’’ Manager (krijgt tranen in zijn ogen en loopt rood aan): ‘Het is ook zo’n zak, die financieel directeur. Dat is al lange tijd zo. Ik voel me weer boos en verdrietig tegelijk’. Counselor: ‘Goed van je dat je jouw gevoelens laat zien. Welke behoeften zitten nu achter die gevoelens?’ Manager: ‘Nou ja, ik wil gewoon dat mijn observaties van de financieel doodlopende weg serieus worden genomen en dat er waardering is voor mijn betrokkenheid bij het bedrijf. En beide mis ik, komen in de knel.’ Counselor: ‘Ja dat begrijp ik. Nu heb je de
financiële problemen grotendeels zelf en alleen willen aanpakken. Zou je nu ook andere mogelijkheden zien om de problemen aan te pakken en jouw behoefte om serieus genomen te worden en gewaardeerd te worden te realiseren?’ Manager: ‘Ja maar die man luistert toch niet naar me. Dat heeft geen zin.’ Counselor: ‘Oh, doet de financieel directeur je aan iemand denken?’ Manager: ‘Aan mijn vader: als ik maar braaf was en me koest hield dan had ik wel contact met hem en zag hij me wel staan.’* (zie ook verder onder 3 ) Counselor: ‘Kan het zijn dat de financieel directeur je aan jouw vader deed herinneren?’ Manager: ‘Hij lijkt wel wat op hem.’ Counselor: ‘Bij jouw vader lukte het destijds niet om gewaardeerd te worden en gezien te worden in wat je deed. Zou dat nu ook gelden voor de directeur van nu?’ Manager: ‘Eh…hm, dat is lastig zeg…Tja, dat weet ik eigenlijk niet. Misschien niet …’ Counselor: ‘Het lijkt wel of je vanuit een voor jouw oud en vertrouwd patroon reageerde op jouw financieel directeur.’ Manager: ‘Ja, ja, dat zou wel eens kunnen. Goh, wat vreemd.’ Enz. 3
vervolg therapeut, vanaf *
Therapeut: ‘Kun je me meer vertellen over de relatie tussen jou en jouw vader?’ Manager: ‘Hij was een autoritaire man die vol verwijten zat richting anderen en ook mij, als ik tot het uiterste was gegaan om zo goed mogelijk te presteren, dan had hij altijd wel wat om aanmerkingen op te maken. Ik voelde me altijd klein bij hem, ook nu nog. Ik deed het nooit goed genoeg. Hij deed alles op zijn manier en ging zijn eigen gang.’ Therapeut: ‘Wat deed dat vroeger met je?’ Manager: ‘Ik kon heel driftig worden en voelde me eenzaam bij hem…Wat ik ook probeerde…’ Therapeut: ‘Wat naar voor je. Wat voelde je toen je driftig werd?’ Manager: ‘Tja…dan overweldigden allerlei emoties mij waar ik geen kant mee opkon.
Boos en angst volgden elkaar snel op. Later is daar ook verdriet bij gekomen. Nu we er zo over praten komen die gevoelens weer een beetje terug, voel ik me weer net als toen: radeloos… Ik dacht dat het aan mij lag, dat het mijn schuld is dat papa mij niet ziet staan. En aan mama heb ik ook niets want ze doet alsof ze niets ziet, er niets aan de hand is.’ Therapeut: ‘Wat wil je van papa?’ Manager: ‘Ja, dat hij blij met me is en trots op wat ik al allemaal kan…en rekening met mij houdt…’ Therapeut: ‘Nou gelijk heb je. Dat zijn de dingen die je toen goed zouden hebben gedaan.’ Manager (met tranen in zijn ogen en boosheid in zijn stem): ‘Maar die heb ik niet gekregen. En daar heb ik nog last van!’ Therapeut: ‘Maar je vergist je als je meent dat het jouw schuld is dat je vader je niet ziet staan.’ Enz.
Conclusie Zoveel counselors, zoveel opvattingen over hun werkveld? Ja en nee. Uit bovenstaande bijdragen blijkt klip en klaar dat er genuanceerd verschillend wordt gedacht over wat wel en wat niet tot het werkveld van de Counseling behoort. De eigen achtergrond en belangstelling van de counselor speelt daarbij een rol: waartoe de één zich niet bevoegd of toegerust acht, voelt de ander zich juist wel aangetrokken. Een ander belangrijk en algemeen geaccepteerd element is de context waarin geopereerd wordt: deze bepaalt mede het contract dat uiteindelijk gesloten wordt. Overeenstemming is er met name als het gaat om het functioneren van de Volwassene: daaraan hechten alle counselors grote waarde en daarmee met name definiëren zij het onderscheid tussen hun werkveld en dat van de Psychotherapie. In dat verband onderstrepen de counselors ook hun primaire aandacht voor het heden en het werken binnen het hier en nu. Op weg naar een betere toekomst, dat wel!
STROOK P3 MAART 2010
21
Pensioen in zicht! Wat nu? Roos Ikelaar, PTSTA counseling
Pensionering, het zogenoemde afscheid van het werkzame leven, is niet voor iedereen even vanzelfsprekend. Dit los van de huidige maatschappelijke discussie over de vraag of de pensioengerechtigde leeftijd op je 65e of je 67e jaar moet ingaan. Het feit alleen al dat een werkgever een werknemer op de schouder tikt met de mededeling dat het werk er over enkele maanden op zit, roept bij een aantal werknemers angst op, maakt ze soms radeloos, zeker als ze zich nog ‘jong en gezond’ voelen. Wat heb je zo’n cliënt als coach/counselor te bieden? Een casus uit mijn praktijk met reflecties en handvatten voor het coachen van ouderen.
Mevrouw R belde mij, omdat ze ergens mee zat. Ze had behoefte om te praten over haar levensloop en haar angst. Ze was via via bij mij terechtgekomen en wist niets van TA. Tijdens de kennismaking en intake krijg ik de volgende informatie: R is 65 jaar, leeft samen met een jongere man en heeft een dochter en een kleindochter. Zij werkt als leidinggevende bij een internationaal georiënteerd bedrijf en reist daardoor veel. Dankzij een verlengingscontract kan zij nog een half jaar na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd doorwerken. Dat loopt met een paar maanden af. Zij werkt fulltime en past één dag per week op haar kleindochter. Haar werk organiseert ze daaromheen. Zij werkt ruim twintig jaar in loondienst van deze organisatie en heeft, met uitzondering van een korte periode bij de geboorte van haar dochter, altijd fulltime gewerkt. Er zijn geen psychische problemen geweest in haar leven. Mevrouw R ziet er, zo is mijn indruk, jong uit voor haar leeftijd, bruist van energie en kan kennelijk fysiek en mentaal meer aan dan je op 65-jarige leeftijd van iemand zou verwachten. Haar werkgever is tevreden over haar functioneren en zelf wil ze nog wel een tijdje doorgaan. Haar probleem is, zoals ze zelf zegt, dat ze bang is om met pensioen te gaan, bang om nergens meer bij te horen. Het is enerzijds haar huidige uitzonderingspositie in de organisatie die haar het gevoel geeft er niet meer bij te horen. De werkgever moet ‘potjes aanboren’ en ‘contracten opstellen’ om haar in dienst te mogen houden. Ze voelt ergens de druk van het idee dat ze ‘plaats moet maken’ voor anderen, terwijl ze zichzelf er nog niet aan toe voelt. En ze voelt ook, maar dat in mindere mate, dat als ze
22
STROOK P3 MAART 2010
blijft doorwerken, ze ook niet meer bij haar vriendinnen hoort; ze is nog de enige die werkt. Anderzijds heeft ze angst voor hoe haar leven er zonder werk uit zou zien. Deze angst is het grootst (bij het hardop uitspreken komen er tranen) en de reden dat ze professionele hulp vraagt. Ze heeft haar werkgever hier niet bij betrokken; ze wil het puur persoonlijk. Ik heb R voorgesteld naar een gespecialiseerde coach (gerontoloog) te gaan. Maar het idee dat haar angst het label van leeftijd kreeg, maakte haar eerder boos dan bereid. Boos leek een snel gegrepen racket over bang te zijn. Ik stelde mezelf de vraag of ik bang was om met haar angst te werken? Een beetje wel, want ik was onervaren met angst in deze leeftijdsfase. Na dat te hebben besproken, was er voldoende vertrouwen om samen te werken. We besluiten drie bijeenkomsten met een interval van twee weken te gebruiken om de angst te reduceren door te onderzoeken wat er allemaal speelt (ontrafelen) en daarna te besluiten wat nog nodig is. Het is voor mij de eerste keer dat ik te maken krijg met een klant van deze leeftijd met een dergelijk vraagstuk. Eerder deed ik al wel ervaring op met mensen die bezig waren met de afbouw van hun loopbaan. Bij hen ging het voornamelijk om de vragen: hoe houd ik mezelf gemotiveerd en op welke wijze kan ik mijn arbeidzame leven prettig afsluiten. Het ging meestal om mannen rond de 58 jaar die door reorganisaties werden gedwongen keuzes te maken. Zij moesten enkele jaren overbruggen; zij wilden en konden stoppen met werken op de leeftijd van 60 jaar met behoud
van een goed inkomen. Een vrouwelijke 65-plusser die haar verband in loondienst wil voortzetten, kwam ik nog niet tegen. Ik had een associatie met een topschaatser van wie iedereen vond dat hij op zijn leeftijd maar moest stoppen, terwijl hij zelf zei: ‘Mensen moeten ophouden voor mij te denken. Alleen ik bepaal het moment waarop ik als professional met mijn sport stop.’ Gelukkig zijn er voor topsporters geen landelijke wetten. Helaas voor mensen in loondienst wel. Gedwongen pensionering lijkt in zekere zin op gedwongen ontslag. Als werk wegvalt, is de as uit het wiel. Pensionering zien we makkelijker aankomen dan ontslag; de onverwachtheid is er feitelijk niet. Maar wat als je niet wilt pensioneren omdat jij er nog niet aan toe bent? Coaches en counselors kunnen rekenen op oudere cliënten met angstige gevoelens, hetzij doordat ze langer moeten werken dan gehoopt, hetzij doordat ze niet willen stoppen, zoals R. Wat hebben wij counselors hen te bieden? Begeleiding bij het bewustwordingsproces dat ‘ouder worden’ je niet alleen overkomt, maar dat je er zelf ook actief bij betrokken bent. Wij kunnen mensen helpen de balans op te maken als hen dat zelf niet lukt, hen afschrikt of de disbalans te groot is. Dit was mijn uitgangspunt om met R aan het werk te gaan.
Werken met mevrouw R Mijn eerste indruk was dat ze een ‘Open Eind’ scriptpatroon had; ‘op een zeker moment in de toekomst zal ik geen raad weten met mezelf ’. Ze heeft voor zichzelf geen invulling of voorstelling van wat er na haar pensionering nog te doen is. Nu dat moment nader komt, ervaart ze angst. Doel van de coaching: angst reduceren en bewust gaan kiezen. (Meer in het algemeen geldt bij oudere werknemers dat je ze bewust maakt van de overgangsfase). Voorlopige diagnose: Kind contaminatie met waandenkbeelden die de realiteit verdringen en de Volwassen egostate belemmeren actief te zijn. ‘Als ik met pensioen ga dan …’ In mindere mate, maar toch wel aanwezig is een Ouder contaminatie, die blijkt uit vooroordelen en negatieve denkbeelden over gepensioneerden.
Aanname: ze is zonder veel problemen tot hier gekomen; er zullen positieve hulpbronnen zijn. Mogelijk thema: Wat gebeurt zodra vertrouwde structuren wegvallen of ophouden te bestaan? De vraag die mij bezig houdt, is hoe zij eerdere overgangsfasen in haar leven heeft verwerkt? Ik had deze invalshoeken voorgenomen: steunpunten innerlijke Zorgende Ouder zoeken en/of de-contamineren tijdsperspectief: zelfwaardering vanuit de toekomst werken met gevoelens bang, boos, bedroefd, blij scrialyse De volgorde laat ik afhangen van mijn intuïtie en de interactie met R. Eerste bijeenkomst: Het doel van de eerste bijeenkomst is resources zoeken en deze gaan gebruiken. Na een korte introductie en informatie over O,V, K, komen we tot een werkcontract voor de eerste oefening: ‘Leren van eerdere belangrijke veranderingen in je leven.’ Bijvoorbeeld naar school gaan, uit huis gaan, moeder worden, verhuizen. We gaan terug in de tijd en nog eens door deze ‘poorten’. Zij kiest een situatie per keer en ik laat haar letterlijk door de ‘poort’ lopen en voelen hoe het daar en toen was. Telkens stel ik de vraag: wie waren er bij en wie leverden een positieve bijdrage? Een belangrijk Ouderfiguur blijkt haar oma, die haar heeft gerustgesteld en die ze nu in gedachten weer meeneemt en tegen haar zegt: ‘je doet het goed’. Dat geeft rust en troost. We ankeren Oma en R heeft een interne Zorgende Ouder actief gekregen als steun. Tweede bijeenkomst: Feedback van R over de vorige bijeenkomst: het ‘Oma anker’ werkt en het bewegen/lopen in de oefening is haar goed bevallen, of we daar meer van kunnen doen? Ik vertel haar mijn plan voor vandaag: Opruimen van opgeslagen Ouderboodschappen over werk en/of leeftijd. Ze kiest werk.
STROOK P3 MAART 2010
23
We spreken af daarna een oefening te doen met een tijdlijn. Al interviewend verzamel ik haar opgeslagen impliciete en expliciete boodschappen over werk met hun bron op het whiteboard. Dan vraag ik haar welke ook nu van haar kunnen zijn? (Voor deze oefening is helder denken een voorwaarde. Zij blijkt dit goed aan te kunnen.) R noemt dit een sorteeroefening in haar hoofd. We ronden af door alle boodschappers te bedanken voor hun bewezen diensten. Tot slot vraag ik haar in haar eigen woorden te formuleren wat haar huidige mening over werken is. Ze komt tot de volgende zinnen: ‘werken is leuk’; ‘werken geeft houvast en structuur’; ‘werken laat je voelen dat je er toe doet’.
Dan doen we een oefening met de tijdlijn: ‘Oudere zelf op de tijdlijn’. Dit is een onderzoek naar wat er met haar gevoelens gebeurt; wordt R bang als ze op de tijdlijn loopt of niet? Ik ben voorbereid, maar maak dat nog niet expliciet. Als de angst haar overmand, is het probleem wellicht groter dan ik als coach aankan. Ik vertrouw op mijn technieken om haar steeds in het Hier&Nu te houden of te krijgen. Ik voel me gesterkt door haar congruente uitspraken tijdens de vorige oefening. We starten de oefening en lopen imaginair in de tijd vooruit tot zij voor haar gevoel bijna tachtig is. Ik laat haar kijken naar de R van ‘vijftien jaar geleden’ die ‘zo bang was voor wat komen ging’ en ik ga met haar in gesprek met een vraag als: ‘Wat adviseer je haar? En vertel eens over hoe het nu is als bijna tachtigjarige.’
R blijkt ook in staat verschillende posities op de tijdlijn in te nemen en een dialoog te voeren met haar oudere zelf. Het werken met de tijdlijn levert op dat R rustiger wordt en met plezier naar zichzelf kan kijken. Ze had zichzelf blij verrast door in haar ‘oudere zelf ’ te staan en dat niet naar te vinden. Dat neemt angst weg en geeft vorm aan iets wat realiseerbaar is.Van vandaag neemt zij haar eigen ‘werkboodschappen’ en haar ‘oudere zelf ’
24
STROOK P3 MAART 2010
mee naar huis. Ik geef haar informatie mee over script, ter voorbereiding op de volgende bijeenkomst.
Derde bijeenkomst: R start met te vertellen hoe het nu gaat. Ze voelt zich rustiger en kan meer afstand nemen. Ze legt zelf een link met vroeger (scriptelementen). Zij had namelijk besloten altijd hard te werken. Niet om iets te bereiken, maar vooral om iets te vermijden. Namelijk dat ze ‘ergens de dupe van zou worden’. Want dat had ze veel om zich heen gezien: ‘de dupe worden’. Dat wilde ze niet en daar was alles, onbewust, op gericht geweest. En het was haar ‘bijna gelukt’. Ze had echter nooit ingevuld wat ze zelf wilde bereiken. Dat element was niet opgepakt en daardoor kon ze ook zo slecht tevreden zijn met wat ze had bereikt. Ze was nog steeds bezig met ‘niet de dupe te worden’. Gedwongen pensionering voelde bij haar als ‘de dupe worden’, ‘het gaat je overkomen’ en ‘ze gaan het met je doen’.
Eerst voelde dat onveilig en dat verklaart de angstgevoelens die de aanleiding waren tot deze consulten. Nu ervaart ze verdriet in het afscheid nemen van deze overtuiging. Het ontroert haar te mogen zien wat ze heeft bereikt en het maakt blij om te mogen zijn wie ze is. Ik vraag haar: ‘als je nu mag kiezen en jezelf een raad mag meegeven, wat zeg je dan?’ Ze zegt: ‘Ik stop met wegrennen en ga op ontdekkingsreis.’ We lachen om de woorden die toch een beetje ‘Zwitserleven’ lijken. Maar nee, geen vakantiereis. Leuke klussen doen, beetje experimenteren, wel verplichtingen en een taak maar onafhankelijk. Er is niets te verliezen, alleen toe te voegen.
Ze kan de realiteit onder ogen zien. De kansen die haar deze nieuwe fase en dit nieuwe besluit bieden, wil ze benutten. Ze heeft niet meer de neiging om weg te rennen om iets te vermijden, maar kan het onvermijdelijke laten gebeuren en gewoon in het leven blijven staan.
Voor zichzelf een taak vinden en zich door anderen en zichzelf geaccepteerd weten. Het lijkt wel of er ook fysiek iets is gebeurd. Ze wordt minder ‘strak’, ze lijkt opeens wat ouder, of nee, congruent met haar biologische leeftijd. Ik kies ervoor om dat nog niet te zeggen. Ik zeg wel dat ik me prettig bij haar voel zoals ze nu over zichzelf praat. We nemen afscheid en spreken af dat ze me belt voor een consult als ze daar behoefte aan heeft. Ze heeft een half jaar later haar functie aan een opvolger overgedragen en ik ben haar naam op nieuwe terreinen nog een paar keer tegengekomen. Ze is niet meer bij me geweest.
Reflecties en handvatten Eric Berne legde het fenomeen script uit aan de hand van toneelscripts en sprookjes. Hij noemde daar een aantal kenmerken, die zowel in het script van mensen als in scripts van Griekse klassiekers en sprookjes te vinden zijn. Eén van de kenmerken is dat een levensscript van te voren moet zijn bepaald en gemotiveerd. Als voorbeeld geeft hij autorijden en dat de benzine opeens op is. Het is feitelijk te voorzien dat op enig moment de benzine op zal zijn. Het niet gaan tanken en de pech laten gebeuren duidt op verliezers script. Winnaars rijden hun leven lang auto en staan nooit zonder benzine. Bijna altijd is er ‘een dreigende gebeurtenis’ in het script van een verliezer. R kon haar pensioengerechtigde leeftijd feitelijk zien aankomen. Echter dat motiveerde haar niet om er actief mee bezig te zijn, integendeel, ze deed niets. Ze wachtte bijna als een verliezer tot haar ‘bijltjesdag’. Ik zet hier nadrukkelijk ‘bijna’. Want een paar maanden na haar pensioengerechtigde leeftijd en voor het aflopen van het tijdelijke contract van verlenging besloot zij haar angst serieus te nemen en hulp in te schakelen. Ik vermoed dat haar script niet toestond dat er iets fataals gebeurde. Het is aannemelijk dat R een ‘Open Eind’ script had. De algemeen geldende Ouderlijke opdracht daarbij is ‘werk hard en neem geen enkel risico’. R is gewend de richtlijn van hard werken en risico vermijden op te volgen, maar nu dat programma is afgelopen (van haar pensioenuitkering
kan gaan leven) kan er geen enkel ander programma worden nageleefd. De fatale boodschap die vaak volgt op dat harde werken ‘en schei er daarna mee uit’, ging haar kennelijk te ver om aan te gehoorzamen. Of zij had die vervolgboodschap niet. Om met Eric Berne te spreken: ‘Wat moet je doen nadat Sinterklaas langs is geweest?’ Met een ‘Voordat script’ wordt er na het werken een ‘vrijheidsbewijs’ gebracht, met een ‘Open Eind’ is er niets. Niets is hierin zowel een kans als een bedreiging. De angst van R is zo gering dat ze in staat blijkt er een kans van te maken. Kennelijk heeft ze een gemengd script van Open Eind en Voordat. Een mogelijkheid is dat zij in aansluiting op het ‘Open Eind’ script voldoende Permissie ervaren heeft om nu haar ‘Voordat’ script te kunnen gaan leven. Een andere mogelijkheid is dat ze geheel vrij van opdrachten zelf een vervolg schrijft. Een ‘genezing’ voor ‘geen script meer hebben’ is volgens Berne Permissie geven. De permissie heeft R zichzelf gegeven. Daarna kon ze als zelfstandige gaan werken. Ze durfde risico’s aan te gaan om ‘anders te zijn’ dan leeftijdgenoten. Ze durfde een geheel nieuwe context te zoeken voor haar competenties.
Sprookjes als houvast bij het coachen van ouderen Over het algemeen gebruik ik graag verhalen in mijn werk om vanuit de metafoor met de cliënt te kunnen werken. Eric Berne maakte al gebruik van sprookjes om te kijken welke hoofdfiguur een metafoor kon zijn voor iemands script. In de klassieke sprookjes vind ik niet veel waarin de oudere mens de hoofdrolspeler is. Daarom sprak het volgende boek mij zeer aan. ‘In The Ever After; fairy tales and the second half of life’ van Allan B. Chinen. Het algemene doel van sprookjes is de lezer te helpen bij zijn/haar taak. En die taak is leven, leren, ontwikkelen. Deze sprookjes brengen de oudere terug in de wereld van voorstellingsvermogen. Om te herinneren aan vergeten idealen en te laten zien wat kan zijn, in plaats van simpel zien wat is. Ondanks dat er in deze sprookjes veel wijze
STROOK P3 MAART 2010
25
mannen en jaloerse, chagrijnige oude vrouwen voorkomen, bood dit boek mij wel een mooi overzicht. De schrijver vergelijkt de veelal jonge hoofdpersonen uit traditionele sprookjes (the Hero) met de oudere hoofdpersonen uit zijn verzamelde sprookjes (the Elder). Hij doet dat rondom gegevens die in sprookjes universeel zijn. Er is geen sprake van goed of beter van een van de twee. De samenleving heeft zowel jonge helden als ouderen met inzicht nodig. De Zwitserlevenbelofte als synoniem voor ‘zij leefden nog lang en gelukkig’ past niet bij wat The Elder te doen heeft. Eigenlijk past het niet bij de leeftijdsfase en is het daarom vaak onbevredigend. Wat eerder aan de orde is, is het begrip ‘gelukkig leven’ opnieuw te definiëren en een plan te maken voor de komende tien jaar. In onderstaand overzicht heb ik de gegevens in sprookjes, wat The Hero te doen heeft, wat The Elder Gegevens in sprookjes
26
STROOK P3 MAART 2010
Wat The Hero te doen heeft
te doen heeft en de casus van R naast elkaar gezet. Terugkijkend op mijn werk met R, zie ik dat er overwegend de gegevens voor The Elder actief waren. Dat verklaart wellicht waarom er in zo weinig tijd zo doeltreffend is gewerkt. Zelfs als je geen verhalen/sprookjes bij de hand hebt, kunnen de gegevens die voor The Elder van belang zijn de counselor helpen bij het begeleiden van oudere mensen. Welke aanpak of werkwijze je ook kiest, het lijkt me een goede zaak als het afgestemd is op ‘wat The Elder te doen heeft’.
Tot slot De maatschappelijke tendens is eerst werken en dan oogsten. Dit lijkt op een collectief ‘Voordatscript’. Aan de borreltafel, op verjaardagsvisites en bij het koffieapparaat stellen de vijftigplussers elkaar de vraag ‘hoe lang moet jij nog?’ in plaats van ‘wat zijn je plannen voor de volgende
Wat the Elder te doen heeft
Casus mevrouw R
(Ouderlijk) huis verlaten
Onafhankelijkheid, losmaken, zelfstandigheid
Schat zoeken, rust vinden
Met pensioen gaan
Armoede
Fortuin zoeken, armoede oplossen
Fortuin komt naar hem/haar toe, loslaten
Vermijden van ‘de dupe worden’.
Vijanden
Verslaat heksen, draken, reuzen en andere monsters die fysiek of mentaal sterker lijken te zijn. Vecht er tegen en wint. Vijanden zitten buiten hem/haarzelf. Strijd tegen de wereld.
Vijanden zitten in hem/haarzelf. (Strijd met ‘de dood’ is niet mogelijk.) Strijd tegen zichzelf. Pijnlijke inzichten, eerlijke zelfreflectie en authentieke zelf vinden is de strijd. Herbesluiten over hoe leven af te maken.
Angst voor ‘wat komen gaat’ Iemand zijn voor ‘speciale potjes en contracten’. Angst nergens bij te horen. Steeds gewerkt om iets te vermijden. Besluit om ‘wegrennen’ om te zetten in ‘ontdekkingsreis’.
Middelen
Grijpt naar zwaard o.i.d. Vertrouwt op kracht.
Werkt aan inzicht/zelfkennis. Vertrouwt op wijsheid.
Het feit dat ze hulp zoekt. Mijn PPP naar haar. Steunpunt Oma en afscheid van belemmerende Ouderboodschappen
Taken
Gegrond zijn, er mogen zijn, Er boven staan. Vanuit een ander perspectief kunnen kijken. Zelfkennis, zelfvertrouwen, Zelfwaardering, superioriteit, zelfzelfbewustzijn. overstijging.
Tijdlijn oefening ‘oudere zelf ervaren’
Grenzen
Gaan over grenzen om verder te komen
Gaan over grenzen om verder te komen
Pensionering is een grens thema.
Communicatiestijl
Is gericht op strijd en macht. Confrontatie aangaan. Neemt moeilijk advies aan en is eigenwijs.
Is gericht op bemiddelen en overleg. Bruggen bouwen. Neemt advies aan en weet direct met emotionele conflicten om te gaan
Ik heb weinig weerstand ervaren of tegengas in het werken met haar. Ze wist snel met wat ik aanreikte om te gaan
Thema
Ware liefde vinden, overwinning, persoonlijke beloning
emancipatie
Emancipatie van de 65+ werkende vrouw
Verhaal stijl
Het sprookje eindigt met het vinden van de schat, bereiken wat gewenst is.
Het sprookje begint met het De aanleiding was het dreigende verlies van iets. verlies van betaald werk
Doel in het verhaal Persoonlijk welbevinden, welzijn, weldoen.
(Illumination) geestelijke verlichting brengen aan de mensheid. Toelichten, verklaren, uitleggen.
Doel in het werk was verlichting brengen, angst reduceren, inzicht geven, bewust kiezen
Richting in het verhaal
Vooruit, de wereld in, van nu naar de toekomst, van abstracte idealen naar concrete situaties.
Terug naar huis, in het verleden, naar diepere fundamentele redenen van bestaan, inzicht in ervaring.
Terug in de tijd oefeningen van de poorten en de ouderboodschappen en de scriptovertuiging. De fundamentele reden van de angst vinden en wegnemen
Metaforen voor de moraal (ik noem er slechts 1)
Bloem en bloei, naar het licht, vruchtbaarheid.
Wortel, naar het donker, levensader voor de plant.
Terug naar oorspronkelijk scriptbesluit en een nieuw besluit nemen voor een relevante periode.
tien jaar?’. Ophouden met werken en het binnentreden in het land van het ’dolce far niente’ is voor de meeste mensen het ideaal. Het zou mooi zijn als er ruimte is om eigen idealen vorm te geven als ‘ophouden met werken’ niet je ideaal is. Dat vereist wel aandacht en soms wat hulp. Oud worden is een veelomvattende taak, die iedereen moet vervullen. Dat houdt in jezelf aanpassen aan het soort leven dat je leeft (levensstructuur) en aanpassen aan wie je bent (identiteit). Leven is een ontwikkelingsgang en leerproces. Daarin kan het ouder worden als een ontwikkelingstaak worden gezien. Als coach of counselor van oudere werknemers is het belangrijk rekening te houden met de slotakkoorden van iemands script. Wanneer, in het algemeen, verwachtingen moeten worden bijgesteld, kun je dezelfde doelen nastreven als ooit eerder in je leven, maar dan op kleinere schaal. In het
terugtrekken blijf je dezelfde die je was. Leven is over grenzen gaan om verder te komen. Vaak helpt een gedwongen grens je in zekere zin nog vooruit, zoals bij R. R kan na het werken aan zichzelf, haar beroep blijven uitoefenen in een context en met inhoud die zij zelf kiest. Losgemaakt uit een vast dienstverband en losgemaakt van haar eigen belemmerende overtuigingen ligt er een ’dolce far tutto’! Zij kan tegen normale honorering haar levensbehoeften bevredigen. Zij definieert haar nieuwe identiteit door te experimenteren en nieuwe wegen te ontdekken en kansen te benutten. Ondertussen kan ze haar ontwikkelingsgang bijstellen, terwijl ze zonder angstgevoelens de balans kan opmaken. Kennelijk lukt haar dat.Ik gun alle ouderen de kans om inzicht in hun script te verkrijgen en (een deel van) hun script te herschrijven en zo een ‘gelukkig leven’ te beleven.
Gebruikte literatuur: Nederlands tijdschrift voor coaching; nr 3/2006 Ger_n, tijdschrift over ouder worden en maatschappij, nr 3/2008 Lange de F., De armoede van het zwitserlevengevoel, Meinema, ISBN 978 90 211 4184 8 Chinen A.B., In the Ever After, Chiron Publications, ISBN 0-933029-41-1 Steiner C., Excellent Aging for men: 12 strategies, e-mail book. Stewart I.& Joines V., Transactionele Analyse, Het Handboek, ISBN 90-6665-203-9 Berne E., Wat moet je zeggen nadat je hallo gezegd hebt?, Bert Bakker, 1978
Intuitie Sander Reinalda en Lieuwe Koopmans Sander Reinalda, PTSTA/C is werkzaam als opleider / begeleider bij Phoenix Opleidingen in Utrecht. Lieuwe Koopmans, PTSTA/O werkt vanuit zijn eigen bureau voor organisatieadvies, training en coaching. Hij is lid van het internationale TIFF-netwerk.
Kleine professor Bert Wagenmaker is organisatieadviseur en heeft daarin een jarenlange ervaring. Hij begeleidt organisatie-ontwikkeltrajecten in diverse sectoren. Zijn buurman, directeur bij een groot milieubureau, vraagt hem een traject binnen zijn organisatie te begeleiden. Bert heeft hiervoor een intake gedaan in het bedrijf van zijn buurman. In een supervisiesessie brengt hij ter sprake dat hij intuïtief heeft besloten om met zijn buurman in zee te gaan.
Eric Berne definieert intuïtie als ‘knowledge based on experience and acquired through sensory contact with the subject without the ‘intuiter’ being able to formulate himself or others exactly how he came to this conclusion’1. De Transactionele Analyse is geboren vanuit Berne’s verlangen intuïtie te begrijpen: in de jaren ’40 en ’50 deed hij onderzoek naar dit fenomeen en ontwikkelde hij op basis daarvan het model van egotoestanden. De laatste jaren is er binnen2 en buiten3 de TA een hernieuwde interesse voor intuïtie en onbewuste processen. In dit artikel stellen wij ons de vraag hoe betrouwbaar intuïtie is en komen we tot de conclusie dat intuïtie weliswaar zeer van belang is, maar dat het toch niet altijd verstandig is om er blind op te varen. Daartoe maken we een onderscheid in verschillende vormen van intuïtie. Bert vervolgt dat de man buitengewoon gedreven is en geniaal in het werk dat hij doet. De aanvankelijke vraag of hij het bedrijf van deze man voldoende te bieden zou hebben, verandert gaandeweg het gesprek in een volmondig ‘ja’ zonder volledig onder woorden te kunnen brengen waarom hij de juiste man is voor de klus in dit bedrijf.
28
STROOK P3 MAART 2010
Al ver voor Berne hield Freud zich bezig met intuïtieve processen4. Hij stelde: ‘Wanneer ik een onbelangrijke beslissing moet nemen, vind ik het altijd handig om alle voor- en nadelen af te wegen. Bij vitale beslissingen moet de beslissing echter uit het onbewuste komen, uit iets in onszelf ’5. In de TA-literatuur6 is dit onbewuste weten en de intuïtie dikwijls gepositioneerd in ‘de Kleine Professor’ of V1.
O2 V2 O1 Kleine Professor of V1 K1
K2
Structurele model van de tweede orde In de Kleine Professor vinden we vroege nietlogische intuïtieve denkpatronen, die ons de mogelijkheid geven snel antwoorden te vinden zonder logisch te denken. Deze Kleine Professor is van grote invloed op ons denken en doen, als dit tenminste niet belast wordt door al te veel normering in onze vroege en latere jeugd. Al vele honderden jaren voor de geboorte van de TA noemde de filosoof Spinoza intuïtie de hoogste vorm van kennis7. Spinoza beschouwt intuïtie als het vermogen waarin we begrijpen en ervaren dat alles met alles verband houdt en voortkomt uit één natuur.
In de loop van het leven bouwen wij echter ervaringen op die ons verder wegbrengen van het gevoel dat alles met alles verband houdt. We worden gedwongen afstand te nemen en ons aan te passen aan de realiteit waarin wij leven. We gaan fragmenteren en verliezen het zicht op de verbanden. Pearce8 beschrijft dit krachtig wanneer hij verhaalt over het magische kind dat zintuiglijk zijn omgeving verkent, maar door de angstige moeder wordt gecorrigeerd: wanneer hij modder in zijn mond steekt om dit te proeven zegt moeder dat hij daar vies van wordt en wanneer hij de spinazie vanwege de vieze smaak impulsief uitspuugt wordt hij gedwongen deze toch op te eten. Daarmee vervreemdt het kind van zijn eigen zoektocht en raakt het steeds verder verwijderd van zijn gevoel van eenheid der dingen. In de Transactionele Analyse noemen wij dit het opbouwen van het script. Ik vraag Bert of zijn opdrachtenportefeuille nu vol zit. Bert antwoordt met een tevreden ‘Ja,dit was de laatste opdracht die ik nog nodig had’. Ik vraag hem te onderzoeken hoe belangrijk dit voor hem is. Bert kan dit belang met een aantal zaken in zijn leven verbinden: Zijn ouders hebben altijd gehamerd op financiële zekerheid. Daardoor is hij altijd erg bezig met geld: ‘Meer dan nodig, maar het geeft mij een gevoel van zekerheid. Een volle opdrachtenportefeuille betekent voldoende inkomsten en dus toegenomen zekerheid’. Op een ander niveau is het voor Bert belangrijk dat hij op veel plekken kan werken. ‘Dan voel ik mij gezien en betekenisvol’. Als we daarover doorpraten komen we te spreken over de diepgevoelde injuncties ‘Hoor er niet bij’ en ‘Kom niet dichtbij’ en zijn verlangen om gezien te worden.
De Ouder in het Kind kent diverse benamingen in de TA; de Electrode, de heksmoeder of de zwijnOuder. In alle gevallen betreft het hier een van oorsprong extern deel van onze persoonlijkheid, gevormd door Ouderboodschappen (injuncties) die, deels onbewust, ons gedrag in sterke mate beïnvloeden9.
Soorten intuïtie 1
Scriptmatige of gebonden intuïtie Bert realiseert zich dat tenminste een deel van zijn beslissing om de opdracht in het milieubedrijf te accepteren, gebaseerd is op een paar van zijn eigen thema’s: een onbewust volgen van de Ouderboodschappen omtrent (on)zekerheid en zijn – tot dan toe vooral onbewuste – behoefte aan erkenning. Hij realiseert zich dat zijn ethische waarden hem voorschrijven dat ‘eigen belang’ eigenlijk geen rol mag spelen, maar dat dit ontegenzeglijk wel het geval is. Hij beseft dat zijn zicht op o.a. verstrengeling van contractlijnen vertroebeld is geraakt door zijn behoefte aan erkenning en financiële zekerheid.
De Kleine Professor heeft, al heel jong, ons in lastige situaties als het ware de uitweg gewezen: als we ons op een bepaalde manier gedroegen of als we een bepaalde strategie volgden, dan konden we ons uit de tweestrijd tussen ons Somatische Kind (K1) en onze Magische Ouder (O1) redden. In het model van de tweede orde:
K2
Hier is onze intuïtie dus gericht op ons overleven en ontwikkelen of bevestigen wij ons script: ‘The Little Professor, whose function (…) is to answer the question “What do I have to do to survive around here?”’10 Of in de woorden van Boyd: de Kleine Professor beoogt ‘to find ways of carrying out the script in the here-and-now, and generally carries out tactics based on the overall script strategies stored in P1’11. We handelen dus onbewust volgens de richtlijnen van ooit en er is sprake van blikvernauwing, van een beperkende vorm van intuïtie. We noemen dit ‘gebonden intuïtie’.
STROOK P3 MAART 2010
29
2
Natuurlijke of verbonden intuïtie Als we het hebben over zijn ‘gut feeling’ dat de opdracht van het milieubureau goed bij zijn eigen bedrijf past, is Bert aanmerkelijk enthousiaster dan hiervoor, waar hij van binnen enige weerstand voelde. Hij houdt er van voor bedrijven te werken met een ideële doelstelling. Hier kan hij zijn eigen idealisme goed in kwijt. Het milieu gaat hem aan het hart en hij voelt zich op een diep niveau verbonden met de missie en werkwijze van het bedrijf van zijn buurman. Voor hem ‘klopt dat’.
Daarnaast is er wat Spinoza de natuurlijke intuïtie noemt: het vrijelijk aanvoelen van wat er speelt en daarnaar handelen. Hier richt de Kleine Professor zich minder (of niet) naar de Magische Ouder, maar verbindt hij zich met K1, het Somatische Kind. Hier handelen we als het ware volgens een dieper weten, dat in verbinding is met het grotere geheel. Hier is sprake van blikverruiming, van een ‘vrije’ vorm van intuïtie. Bernd Schmid stelt in dit verband dat intuïtie te voorschijn komt wanneer weerstanden uit de weg geruimd worden12. We noemen dit ‘verbonden intuïtie’.
K2
3
Volwassen of integrerende intuïtie Bert heeft veel werk gemaakt van zijn ethische en professionele reflectie. Hij is zich bewust geworden van de betekenis van zijn groepsgeweten13, van al die Ouderboodschappen die hij met zich meedraagt én van zijn vermogen om dingen aan te voelen. Hij heeft zich voorgenomen meer ruimte te geven aan dat laatste, maar geen genoegen meer te nemen met zijn ‘favoriete’ onderbouwing ‘Ik voel gewoon dat het klopt’. Hij realiseert zich dat achterdat zogenoemde ‘gewoon voelen’ zowel de gebonden als de verbonden intuïtie schuil kan
30
STROOK P3 MAART 2010
gaan en dat het ethisch en professioneel van belang is te onderzoeken welke rol beide spelen. Op basis van die zelfreflectie kan hij dan een zorgvuldiger afweging maken en zijn besluit nemen.
De derde vorm van intuïtie speelt zich niet op onbewust niveau af, zoals de twee voorafgaande, maar op een voorbewust niveau. Dat wil zeggen dat we ons niet spontaan bewust zijn van wat zich in ons afspeelt, maar dat we dat wél weten op het moment dat we tot introspectie besluiten, dus als het ware onszelf even stil zetten om naar onszelf te kunnen kijken. (Ter vergelijking: ditzelfde geldt voor bijvoorbeeld de Spelen waarin we, telkens weer, betrokken zijn: er is ook hier sprake van voorbewustzijn). Het bewust worden van en reflecteren op wat zich aan intuïtieve processen in ons Kind (K2) afspeelt, is een bij uitstek Volwassen (V2) activiteit. Deze activiteit bevordert onze autonomie en ons vermogen om het Kind in ons zeer serieus te nemen zonder ons er blindelings door te laten leiden. Maar het Volwassen reflecteren heeft ook nog een ander effect, met name op de lange termijn. Naarmate we ons meer bewust zijn van onze gebonden en verbonden intuïtieve processen, zullen deze meer en meer onderdeel kunnen worden van onze Volwassene. Dat betekent dat we de verschillende vormen van intuïtie in ons leren kennen en dat we het vermogen ontwikkelen om op de uniciteit van onze persoonlijke intuïties (meervoud, dus!) te bouwen en te vertrouwen. We noemen dit ‘integrerende intuïtie’. De wijsheid die wij aan sommige, veelal oudere, mannen en vrouwen toeschrijven heeft vaak te maken met het stadium van integrerende intuïtie dat zij bereikt hebben. Zij hebben meer gevoel ontwikkeld voor de samenhang der dingen. Dat vermindert de beperkende werking van Ouderboodschappen. Aan het einde van de supervisie besluit Bert open kaart te gaan spelen met zijn buurman en de opdracht terug te geven. Hij weet een goede collega, die hij het bedrijf aan kan bevelen. Tegelijkertijd heeft het proces een vlammetje bij hem doen oplaaien om zich met zijn eigen bedrijf
meer te gaan focussen op waardegedreven organisaties. ‘Ik wil vooral ook voor mijn eigen milieu zorgen’, glimlacht hij.
Conclusie We onderscheiden dus drie verschillende vormen van intuïtie, die we in het structurele model van de tweede orde als volgt weergeven:
integrerende intuïtie (V)
gebonden intuïtie (V1/O1) verbonden intuïtie (V1/K1)
Deze interne structuur leidt tot verschillende uitingsvormen, die we in het functionele model van de tweede orde kunnen weergeven:
(KO)
(VO)
Wij willen pleiten voor wat een paradox leek te zijn, maar dat wellicht helemaal niet is: het bewust inzetten van onze intuïtie. Dat betekent dat wij onze (gebonden en verbonden) intuïtie serieus nemen als onbewuste bronnen van weten en dat we er tegelijkertijd naar streven om deze bronnen in onze Volwassene te integreren tot een voorbewust weten. Zoals Berne het stelde: ‘Elke ervaren rumbadanser kan een ‘smooth and well integrated rumba’ dansen zonder er bij na te denken. Als hem echter gevraagd wordt uit te leggen wat hij doet, moet hij weer tijdelijk terugkeren naar het bewuste en zich stapje voor stapje de pasjes voor de geest halen’14. En: ‘een amateur in elk veld wordt een professional, wanneer zijn aftasten onder het bewustzijnsniveau zakt en dit onbewust integreert in eerdere ervaringen’15 . Wij, schrijvers van dit artikel, zijn onder de indruk van wat Berne stelde, veronderstelde en als gedachten opwierp in zijn artikelen over intuitie, na zijn dood gebundeld in Intuition and Ego States16. We willen onze gedachtevorming over dit onderwerp graag verdiepen en verbreden en gaan er zeker mee verder, onder meer in de vorm van een workshop die we op het EATA-congres in Praag (juli 2010) zullen verzorgen. We nodigen een ieder graag uit met ons mee te denken en te reageren op dit artikel.
integrerende intuïtie (V)
gebonden intuïtie
(AK)
(VK) verbonden intuïtie
Voetnoten 1. Berne E., Intuition and Ego States, Harper en row 1977, p.4 2 Transactional Analysis Journal, april 2008, een themanummer over het onbewuste 3 Gladwell M, Intuitie, Contact, 2009; Iacoboni M., Het spiegelende brein, Nieuwezijds, 2008; Dijksterhuis A., Het slimme onbewuste, Bert Bakker 2007; Traufetter G., Intuïtie, Spectrum, 2009; Thiele Dohrmann K., Intuïtie, Elmar, 1992 4 Freud S., Psychopathologie van het dagelijks leven, Boom, 2001 5 Dijksterhuis A., Het slimme onbewuste, Bert Bakker, 2007 (hoofdstuk 5)
STROOK P3 MAART 2010
31
6 Woollams S., & Brown M., The Total handbook of Transactional Analysis, Spectrum Books 1979 7 Knol J., Spinoza’s intuïtie, Wereldbibliotheek, 2009. 8 Chilton Pearce J., Het magische kind, Anthos, 1979 9 Steiner C., The Pig Parent, in: Transactional Analysis Journal, 1979, p. 26 10 Robinson J.A., Meeting the Little Professor, in: Transactional Analysis Journal, 1979, p. 214 11 Boyd H.S., Second-Order Structure in the Child, in: Transactional Analysis Journal, 1978, p. 6 12 Schmid B., Intuition of the possible and the transactional creation of realities, in: Transactional Analysis Journal, juli 1991 13 Veenbaas W., Baarspul I., Reinalda S., Broekhuizen M., Passe-partout, Phoenix Opleidingen, 2007 14 Berne E., Intuition and Ego States, Harper en Row, 1977, p. 47 15 Berne E., Intuition and Ego States, Harper en Row, 1977, p. 47 16 Berne E., Intuition and Ego States, Harper en Row, 1977
32
STROOK P3 MAART 2010
STROOK P3 MAART 2010
33
Imaginatie en TA: counselor aan het werk met de gevolgen van trauma Bea Verzaal, PTSTA/C Zelfstandig gevestigd counselor, coach, systeemtherapeut en opleider bij de TA academie
Waar gaat dit artikel over? In dit artikel zal ik een methodische aanpak voor het werken met (de gevolgen in het dagelijkse leven van) trauma beschrijven, waarbij gebruik gemaakt wordt van TA en imaginatie. De basis van deze aanpak leerde ik van Jan Taal van de School voor Imaginatie en bewerkte en integreerde ik in mijn werk als TA counselor. Aan de hand van deze aanpak demonstreer ik mijn visie op het werk van de counselor: versterken van de Volwassene, het integratievermogen in het dagelijkse leven, en het werken via de Volwassene met het Kind en de Ouder, als sleutel voor de werkwijze
Waarom dit onderwerp? Mijn motivatie om voor deze speciale counseling editie van Strook te kiezen voor het beschrijven van deze aanpak is omdat het zich juist afspeelt op het grensgebied tussen counseling en psychotherapie. Een gebied waar menig counselor en psychotherapeut zich in de praktijk vaak begeeft. De ontwikkeling van een beroepsidentiteit is een zoektocht naar ‘mijn en dijn’ en soms een worsteling over de grenzen. De behoefte aan een eigen identiteit kan leiden tot zwart - wit onderscheidingen die misschien tijdelijk nodig zijn maar als ze in stand gehouden worden geen recht doen aan de ontwikkeling van de professie, de groei van de beoefenaren en zeker niet de aansluiting bij de behoefte van de cliënt en maatschappelijke vraag naar therapeutische hulp. De keuze voor werken met imaginatie en TA heeft te maken met de waarde die ik hecht aan het werken met (het stimuleren en integreren van) beide hersenhelften en de invloed en kracht van beelden daarbij. Ik kan het niet mooier zeggen dan Jan Taal (1997):
34
STROOK P3 MAART 2010
‘verbeelden is de manier waarop de geest infor matie codeert, opslaat en tot uitdrukking brengt…. Beelden zijn het materiaal van waaruit de psyche is opgebouwd en dus het bronmateriaal van het menselijke handelen….alles wat we doen, denken en voelen wordt beïnvloed door de beelden die we hebben van onszelf…. Veranderingen in het beeld beïnvloeden dan ook gedrag in al zijn aspecten (perceptie, emoties, denken, lichamelijke processen, concreet gedrag). Het individu wordt bepaald door de eigen beelden (bewuste en onbewuste) en door de beelden uit de omgeving. Lukt het de persoon om contact te maken met zijn beelden, dan zal veelal blijken dat het een waardevolle, betekenisvolle beleving is met, op den duur, gevolgen voor het gevoelsleven, het denken, het concrete gedrag en de manier waarop men in het werk staat en samenwerkt…. Hierbij speelt zeker een rol dat beelden behoren tot het innerlijke domein, waar men het meest vrij is en creatief kan zijn’. Scripts zijn dus opgebouwd uit beelden en veranderingen in het beeld veroorzaken verandering van het script! Daarmee is imaginatie een bruikbare methode om onze onderliggende scriptovertuigingen ‘in beeld te krijgen’, nader te onderzoeken en desgewenst te veranderen. Naast het gebruik voor het oplossen van onze belemmeringen werken onze beelden ook heel krachtig als het gaat om dat wat we willen ontwikkelen en realiseren: ‘Elk beeld heeft de neiging om die fysieke omstandigheden en externe handelingen voort te brengen die ermee in overeenstemming zijn’ (Assagioli). Het effect van verbeelden wordt ruimschoots onderbouwd door wetenschappelijk onderzoek. Bevindingen over de werking van spiegelneuronen leren ons bijvoorbeeld dat het voorstellen
of zien van een activiteit dezelfde werking op onze hersenen heeft als het daadwerkelijke doen! (Iacobini, 2008)
Wanneer spreken we over trauma? Als ik spreek over trauma past voor mij de volgende definitie: ‘Een onverwachte acute of herhaalde, voor elk mens schokkende gebeurtenis, die het individu overspoelt en hem of haar enige tijd gevoelens van machteloosheid en hulpeloosheid bezorgt. Het kan gaan om een eenmalige gebeurtenis, maar ook om herhaling van een schokkende gebeurtenis’ (Hoksbergen,1996). En een mooie aanvulling hierop: ‘Een trauma is een psychologische wond, die de tijd niet geheeld heeft’ (Taal en Krop, 2003). Naast het aspect van het eenmalige of het herhaalde trauma (ook bepalend voor het onderscheid tussen PTSS type I en II) vind ik ook het onderscheid tussen een slechte ervaring en trauma dat Taal en Krop (2003) beschrijven van belang, vooral vanwege de structurele gevolgen. In geval van een slechte ervaring kan de ervaring geïntegreerd worden zonder belangrijke veranderingen in de overtuigingen over zichzelf, de ander en de wereld. Bij een trauma lukt het de cliënt niet om zijn/haar overtuigingen in stand te houden. Om zichzelf te beschermen worden de overtuigingen aangepast en neemt hij/zij scriptbeslissingen die zichzelf ontkennend en beperkend kunnen zijn.
Waar is de aanpak op gebaseerd? Wanneer er sprake is van een trauma, een psychologische wond ‘apart gezet’ als een gefixeerd deel in de Kind egotoestand, blijft het leven van de cliënt naast allerlei biologische en biochemische reacties t.g.v. het trauma, ook op een negatieve manier beïnvloed door een zichzelf bekrachtigend script: Alice, 30 jaar, consultant van beroep, wordt naar mij verwezen via een bedrijfsarts omdat zij niet meer in staat is te werken vanwege allerlei lichamelijke, psychische en sociale klachten zoals hoofdpijn, nekpijn, slaapproblemen,
nachtzweten, uitgeput voelen, concentratie problemen, overgevoeligheid voor prikkels, opvliegerigheid, machteloosheid, veel snoepen en aankomen. Wat blijkt is dat Alice van haar 5de tot haar 12de jaar seksueel misbruikt is door haar 4 en 6 jaar oudere broers. Toen zij op haar 10de niet kon plassen heeft zij haar moeder verteld wat er gebeurde. Moeder reageerde ontredderd en ontkennend. Alles bleef bij het oude. Toen Alice 12 was en ging menstrueren was zij zo bang dat zij zwanger kon worden dat zij haar broers zelf kon weigeren. Zij blijft zich schuldig voelen dat zij het niet eerder gestopt heeft. Haar overtuigingen over zichzelf zijn: ‘ik ben niet belangrijk, mijn behoeften en gevoelens doen er niet toe’. Over de ander: ‘anderen denken alleen aan zichzelf, zijn niet te vertrouwen, begrijpen me niet’. Over het leven: ‘het leven is onveilig, een plek van ieder voor zich’. Belangrijke scriptbeslissingen zijn: ‘ik dop mijn eigen boontjes wel, dat is veiliger dan anderen iets te vragen’. Alice is een harde zorgvuldige werker, die niet klaagt en nauwelijks hulp vraagt.
Het script als overlevingsstrategie maakt het mogelijk door te gaan met leven maar heeft helaas als consequentie dat de wond geïnfecteerd blijft met negatieve psychische, sociale en lichamelijke gevolgen. Terugkerend heeft de cliënt spontane herbelevingen waarbij de traumatische ervaring door bepaalde actuele triggers wordt gereactiveerd. Die triggers brengen, werkend als een rubberband, oude (lichamelijke) gevoelens en herinneringen, vaak in de vorm van beelden, omhoog. Beelden (niet alleen visuele maar ook sensaties van geluid, reuk, smaak, aanraking en beweging) spelen vaak een centrale rol in onverwerkte trauma’s. Daarom wordt imaginatie vaak gebruikt in de behandeling van trauma als een vorm van exposure waarbij de cliënt wordt geconfronteerd met het opnieuw beleven van het trauma. Wanneer de Volwassene echter niet sterk genoeg is wordt hij/zij opnieuw overspoeld of bevangen door de oude ervaring wat eerder kan leiden tot aanscherpen van de scriptmechanismen dan
STROOK P3 MAART 2010
35
opheffing ervan! Uitgaan van de behoeften, mogelijkheden en draagkracht van de cliënt is dus van groot belang. Centraal in deze aanpak staat dat de cliënt weer grip krijgt op zichzelf, i.p.v. machteloosheid te ervaren weer zelf regie kan nemen. In plaats van confrontatie met het trauma heb ik sterke voorkeur voor het uitnodigen van de cliënt een beeld te laten verschijnen en hier vervolgens contact mee te maken. Een belangrijk uitgangspunt is dat ‘contact met’ de traumatische ervaring een keuze kan worden die de cliënt zelf maakt i.p.v. een reflexmatige overval en herbeleving. Bij gebruik staat niet de herbeleving van het trauma maar het doel om beter en prettiger te kunnen functioneren in het dagelijkse leven voorop. Vaak is het niet nodig om alle details van het gebeurde te benoemen en herbeleven. Contact met het trauma kan via directe beelden of indirect plaatsvinden via metaforen en symbolen. Alice maakte aanvankelijk contact met haar trauma via het beeld van een eendje met een lam vleugeltje alleen in de plas.
Het kan zijn dat de beelden van de cliënt niet overeenkomen met wat er daadwerkelijk gebeurd is. De historische ‘waarheid’ is minder belangrijk dan wat de cliënt denkt en verbeeldt wat er gebeurd is.
professionele wensen en doelen. Het trauma op zich wordt met rust gelaten. Imaginatie kan dan ingezet worden voor ontspanning, ondersteuning, versterken van hulpbronnen, verbeelden en realiseren van gewenst gedrag en doelen. 2
De cliënt kan ook kiezen, toe zijn aan en in staat zijn tot het contact maken met het trauma. Om te leren omgaan met onverwerkte traumatische ervaringen moet de cliënt voldoende Volwassene ter beschikking hebben. Voordat er gewerkt gaat worden met het trauma is het belangrijk de benodigde voorwaarden te scheppen. Ook hier is daarom stabiliseren en structureren van het dagelijkse leven de eerste focus zodat de cliënt kan terugvallen op een aantal veilige bases om daar steun en kracht uit te putten. Hiertoe kunnen een aantal Volwassene versterkende strategieën ingezet worden.
Volwassene versterkende strategieën 1
Bevorderen en herstellen van algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL)., zoals persoonlijke hygiëne, regelmatig en gezond eten, het huis schoon houden, beweging, veiligheid…
2
Zelfvertrouwen en zelfwaardering vergroten o.a. door het ontwikkelen van een positieve trookhuishouding; erkenning door actief luisteren (‘ik hoor je’), gehoord en gezien worden; bevredigende sociale contacten; vergroten sociale en assertieve vaardigheden;
3
Aarden: ‘met beide benen op de grond staan’, door zich lichamelijk en psychisch te verbinden met de stoffelijke werkelijkheid en de aarde (‘stekkeren’).
4
Perspectief op verandering, nieuwe hoop ontwikkelen, focus op het positieve, het heden en de toekomst.
5
Stabiliseren of liefst bestrijden en verlichten van klachten en symptomen, zn. door medicatie in overleg met de huisarts.
6
Gebruik van helende imaginatie-, ontspanningsoefeningen, bijvoorbeeld ‘een veilige/ krachtige plek’.
7
Werken met huiswerk waar je op terug komt en waardering voor geeft.
Keuzes in de route 1
Stabiliseren en structureren van het dagelijkse leven (social control contract, Berne) kan het belangrijkste en enige doel van de counseling zijn wanneer de cliënt niet voor traumabehandeling kiest en/of vanwege een gebrekkig functionerende Volwassene daar niet toe in staat is. TA concepten kunnen dan vooral cognitief en gedragsmatig ingezet worden om: door psycho-educatie over de werking van trauma’s, de Volwassene te informeren en decontamineren; verbanden te leren leggen tussen het trauma en de gevolgen in het dagelijkse leven nu, de rol die scriptbeslissingen en daaruit voortvloeiende gedragspatronen daarin spelen; herbeslissingen te nemen vanuit de Volwassene en opties te ontwikkelen in de aanpak van de klachten en het realiseren van persoonlijke en
36
STROOK P3 MAART 2010
8
9
De cliënt herbenoemen van slachtoffer naar overlever. Gebruik van transpersoonlijke energieën (inner-core, hoger zelf, engelen, spirituele gidsen). Een manier om hiertoe ingang te krijgen is om de cliënt te vragen ‘wat heeft je geholpen dit te overleven?’.
Het gebruik van transpersoonlijke energieën voor het versterken van de Volwassene kan de cliënt helpen zich veilig en gesteund te voelen in het leven waardoor hij/zij minder dissociatie nodig heeft. Zij kunnen helpen bij het ontwikkelen van betekenis en identiteit. Het gebruik van deze energieën kan echter ook dissociatie faciliteren voor de cliënt die uitvlucht zoekt in ‘hemelse visioenen’. Daarom is het belangrijk deze interventie te combineren met het ontwikkelen van andere Volwassene capaciteiten zoals assertiviteit en aarden. De aanpak van het trauma De kern van de behandeling bestaat uit het vanuit de Volwassene in contact komen met de oorspronkelijke gebeurtenis, gevoelens en of traumatische beelden, en het door de cliënt laten corrigeren of toevoegen van wat er toen ontbrak in die situatie. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn: het trauma vond plaats in het verleden maar wordt herbeleefd/herhaald in het heden, ‘het gebeurt nu’. Het verleden kun je niet veranderen maar wat je wel kunt veranderen zijn de gevolgen ervan in het dagelijkse leven nu. het is niet noodzakelijk alle details van het trauma te kennen. Belangrijk is dat de cliënt in staat is te corrigeren of toe te voegen wat hij/ zij nodig heeft. De volgende 7 methodische stappen (Jan Taal en Joop Krops, 2003) vind ik hierbij zeer bruikbaar: 1
Herkennen en erkennen van de impact van het trauma Zijn er nog negatieve gevolgen werkzaam in het actuele leven van de cliënt (systeem)? Ik zie vaak dat getraumatiseerde cliënten het bestaan, niveau
B1 in de miskenningmatrix (Stuart en joines, 1989) of de betekenis, niveau B2, van de gevolgen miskennen. Dit hangt vaak samen met angst, schuldgevoelens en machteloosheid. Alleen wanneer de cliënt het bestaan en de ernst van de klachten die hij/zij nu nog heeft als gevolg van het trauma erkent, zal hij voldoende motivatie opbrengen voor de behandeling. Alice wist, weliswaar vaak weggestopt, wel wat er gebeurd was maar koppelde haar klachten daar niet aan. Zij was zich helemaal niet bewust van de samenhang van haar klachten met haar eigen scriptbeslissingen en gedragingen t.g.v. het trauma. 2
Context, Diagnose, Contract
Context, achtergrond en het dagelijkse leven van de cliënt in kaart brengen. Om welk trauma gaat het? Wat zijn de klachten? Wat zijn de situationele triggers? Hoeveel inzicht en bewustzijn is aanwezig? Is er voldoende Volwassene beschikbaar? Waar bevindt de cliënt zich in de miskenningsmatrix? Om welke reden wil de cliënt in behandeling? Wat zijn daarbij zijn/haar doelen? Zijn deze doelen haalbaar? Welke hulpbronnen heeft de cliënt ter beschikking? Contract: afspraken over werkwijze, verwachtingen, rollen en taken van een ieder. 3
Ankeren Voordat we met het trauma zelf aan de gang gaan leert de cliënt hoe de Volwassene in te schakelen door te ankeren in het lichaam en in het hier-en-nu. De cliënt kan namelijk ongewild spontaan in de herbeleving schieten en overstelpt worden met gevoelens waardoor hij/zij niet meer voldoende in de Volwassene kan blijven. Met het ankeren leert hij/zij zelf terugkomen naar de ‘veilige plek’. De procedure is als volgt: de cliënt, zittend in een stoel, wordt geleerd hoe te aarden door te vragen zich bewust te worden van de voeten op de grond, het gesteund worden van het lichaam door de stoel en de in- en uitgaande beweging van de ademhaling. Wanneer de cliënt zich voldoende geaard en
STROOK P3 MAART 2010
37
ontspannen voelt wordt gevraagd een lichaamsdeel aan te raken (bijvoorbeeld een oor of elleboog) waarin dit gevoel geankerd wordt. Zodra hij/zij zich overstelpt dreigt te voelen kan hij/zij besluiten de ankerplek aan te raken en daarmee terug te keren naar de ontspanning van de veilige plek. 4
(Opnieuw) bekijken en mogelijk herbeleven van de traumatische ervaring Verscheidene vormen en gradaties zijn mogelijk bij deze stap. Aanvankelijk of zo nodig voortdurend is het werk erop gericht om afstand te kunnen houden van de (spontane herbeleving) van de traumatische ervaring. Vaak lijdt de cliënt in het dagelijkse leven onder de herbeleving van (delen van) het trauma zonder Volwassene controle. De counselor nodigt de cliënt uit, met behoud van een emotionele afstand, een beeld te laten verschijnen dat verband houdt met de traumatische ervaring. Bijvoorbeeld geprojecteerd op een ‘scherm’ op een lege muur of beeldscherm waarbij hij/zij zelf de afstandsbediening in handen heeft om het beeld kleiner, groter, etc te maken. Het aanreiken van dit soort hulpmiddelen biedt de cliënt de mogelijkheid het heft in eigen handen te nemen en daarmee zichzelf de protectie te bieden die hij/zij nodig heeft wat tegelijkertijd de Volwassene controle vergroot. Daarbij kan ook nog gebruikt worden gemaakt van de ondersteuning van een door cliënt zelf gekozen of opgeroepen ‘hulpbron’. Alice van 30 jaar, in haar Volwassene, wordt vanuit haar veilige positie in haar stoel met haar (verbeelde) poes op schoot, uitgenodigd een beeld te laten verschijnen van zichzelf gekoppeld aan het trauma. Alice ziet zichzelf als de 10 jarige Alice met haar moeder die tekeer gaat en zegt dat ze fantaseert om aan aandacht te komen.
Zeker in het begin kan het bewaren van afstand nog een lastige opgave zijn. Alsof het trauma aan de cliënt trekt of zuigt.Van belang is te voorkomen dat de cliënt niet in regressie gaat en Alice van 10 jaar wordt in die situatie. Allereerst is het dus belangrijk dat de cliënt afstand leert houden vanuit de Volwassene positie.
38
STROOK P3 MAART 2010
De counselor kan dat faciliteren door steeds de Volwassene aan te spreken. Bijvoorbeeld door te vragen ‘hoe denk jij dat de 10 jarige Alice zich voelt?’ in plaats van ‘hoe voel je je?’ De counselor nodigt daarna uit tot een directe dialoog tussen Volwassene en Kind. Bijvoorbeeld door te instrueren ‘Zeg haar dat…’, of ‘vraag haar eens wat zij denkt…’. Op deze manier wordt op een veilige manier de beleving van de ervaring in Kind geëxploreerd. Wanneer de cliënt meer Volwassene controle heeft wordt het mogelijk ook even in de traumatische situatie te stappen om die te ervaren, en er dan weer uit te stappen. Dus om te kunnen kiezen erin en eruit te stappen. Dit kan door het te verbeelden of er letterlijk in de ruimte naar toe te gaan en even in te stappen. Volgens Bob en Mary Goulding (1979) worden de krachtigste herbeslissingen genomen in Kind. Dat kan ook een belangrijke motivatie zijn om begeleid de stap van herbeleving te doen. Dus om in plaats van de Volwassene te vragen ‘wat denk jij dat de 10 jarige Alice nodig heeft’, Alice van 30 uit te nodigen 10 jarige Alice even te worden: ‘wees maar even Alice van 10 daar in die situatie…... hoe voel je je?........wat denk je?....wat besluit je?.....Dan: ‘kom er maar weer uit ok?....hoe voelt dit voor jou (30 jarige Alice in Volwassene)?.... kun jij hiermee omgaan?....wat vind jij van haar beslissing?...........’ 5
Wat is er nodig? Om te herstellen van de gevolgen van trauma in het dagelijkse leven is het erg belangrijk dat de cliënt, vanuit zijn/haar Volwassene nu, zelf kan bekijken wat er miste of disfunctioneel was in die situatie voor zichzelf toen, en de nieuwe helpende elementen alsnog kan toevoegen. Opties voor het erachter komen wat nodig is om toe te voegen zijn ook nu verschillend, samenhangend met de draagkracht en mogelijkheden van de cliënt en de counselor. Het vragen aan de Volwassene van de cliënt nu: ‘Wanneer je zo naar Alice van 10 jaar kijkt wat denk jij nu dat zij nodig heeft?’ Of het vragen aan de cliënt toen, nadat de cliënt gevraagd is in het beeld te stappen en zichzelf van toen even te worden: ‘Wat mis jij?’, ‘Wat is belangrijk voor jou?’, ‘Wat heb jij nu nodig?’….Wanneer de cliënt zelf niet kan aangeven wat nodig is kan de
counselor dit van te voren eerst met haar voorbereiden en ook suggesties voorleggen en model zijn. 6
Toevoegen wat nodig is Wanneer de cliënt zover is kan over gegaan worden tot het daadwerkelijk gaan toevoegen wat nodig is. Ook hier zijn allerlei varianten mogelijk. In de verbeelding: ‘stel je maar voor dat vader de jongens aanpakt en zegt wat ze niet met hun zusje mogen doen …..’ of in actie gezet: ‘wees nu maar moeder, ga naar Alice toe, zeg haar dat …en houd haar stevig vast’ Door de switch te maken van Volwassene naar Kind kan de cliënt ervaren hoe het ‘toegevoegde’ voelt en weer terugkeren naar zichzelf nu. Zo nodig net zo vaak tot het past. Herbeslissingen ontstaan dan vaak spontaan. Alice: ‘het is helemaal niet raar dat ik het zelf niet stopte toen ik zo klein was!; ik mag anderen vertellen waar ik last van heb!; ik wil niet meer alles alleen doen!’
Zo niet, of om de nieuwe beslissingen te versterken en integreren, kan het nodig zijn om dit proces te herhalen, mogelijk met andere scènes.
Creatieve expressie technieken Ik maak graag gebruik van creatieve expressie technieken (tekenen, schilderen, kleien, bewegen, drama…) ter ondersteuning van imaginatie bij deze aanpak van de gevolgen van trauma. Het kan helpen uitdrukking te geven aan waar (nog) geen woorden voor zijn. Zo kan bijvoorbeeld nadat het beeld van het trauma eerst is geprojecteerd erna getekend worden. Of als projecteren lastig is voor de cliënt kan hij/ zij in plaats hiervan het beeld tekenen.Vervolgens kan er verder gewerkt worden met de tekening door contact te laten maken met het(een deel van het) beeld, een dialoog aangegaan worden, identificatie plaatsvinden met het beeld of er iets aan toevoegen etc. De keuze van het materiaal of medium doet er toe. Zelf kiezen en omgaan met de materialen helpt bij de omzetting van onmacht naar kracht, zelf bijdragen aan het proces en probleemoplossend vermogen. Elk medium heeft ook zijn eigen mogelijkheden. Klei helpt om te aarden, tekenen en schilderen geeft een grote variëteit aan kleuren en vormen, drama en beweging geven veel kracht en concrete vorm aan het beeld.
7
Handen en voeten geven Bij deze laatste stap gaat de cliënt handen en voeten geven aan de gevolgen van zijn/haar nieuwe beslissingen in het dagelijkse leven. Aandacht wordt besteed aan concrete situaties waarin de cliënt oefent met nieuw gedrag voortkomend uit zijn/haar herbeslissingen. Alice oefende met delen van haar gevoelens, hulp vragen, leren grenzen aangeven, opkomen voor zichzelf en leuke dingen doen voor zichzelf en met anderen. Toen zij zich stevig genoeg voelde besloot zij alsnog haar broers zelf te vertellen wat het gebeurde voor haar betekend had en welke gevolgen het had gehad voor haar ontwikkeling. Het resultaat van het proces is dat de psychologische wond een litteken wordt waar de cliënt goed mee kan leven, weggezette delen in het Kind geïntegreerd worden in de Volwassene, de autonomie toeneemt en de cliënt weer meer kan groeien, zich vrijer bewegen en genieten.
De rol van de counselor De rol van de counselor is vooral het proces faciliteren en begeleiden vanuit een veilige vertrouwensrelatie Het bieden van protectie, potentie en permissie zijn hierbij van groot belang evenals het kunnen samenwerken met de Volwassene van de cliënt. Ofschoon deze benadering niet gericht is op het stimuleren van en werken met overdracht en parenting is de aanwezigheid van overdracht en tegenoverdracht een normaal verschijnsel bij dit soort werk. Het herkennen en omgaan met regressie en gebruiken van overdracht en tegenoverdracht als diagnostisch instrument en interventierepertoire is wel heel belangrijk en bruikbaar. Parenting wordt soms ingezet als opstap voor self-parenting als de cliënt modeling nodig heeft voor het zelf opbouwen van een Nieuwe Ouder.
STROOK P3 MAART 2010
39
Geraadpleegde literatuur Goulding M. M. & Goulding R. L., Changing lives through Redecision Therapy, NewYork: Brunner/Mazel Inc.,1979 Iacoboni M., Het spiegelende brein, Nieuwezijds b.v., 2008 Kohlrieser G., Hostage at the Table, San Francisco: Jossey Bass, 2006 Stewart I. & Joines.V.,Transactionele Analyse, Het handboek, Amsterdam: SWP, 2003 Taal J., Imaginatie therapie, Tijdschrift voor psychotherapie, 1994 Taal J., & Krop J., Imagery in the Treatment for Trauma, in: Sheikh A.A., Healing Images, 2003 Taal J., Organisatie Imaginatie, verbeelding in opleiding, training en management, uit: Capita Selecta 32, Deventer: Kluwer Bedrijfswetenschappen, 1997
40
STROOK P3 MAART 2010
STROOK P3 MAART 2010
41
Colofon
Strook Tijdschrift voor Transactionele Analyse: (Email) Nieuwsbrief Strookdigitaal en magazine in druk Redactie Gastredacteur Bea Verzaal Email redactie
[email protected] Postadres Operadreef 39, 3845 GM Harderwijk Eindredactie Marieke Roelink Verschijningsdata Strookdigitaal Elke 15e van de maand m.u.v. januari en augustus Magazine in druk maart, juni, september en december Advertenties Strookdigitaal per nummer € 40; per jaar € 300 Magazine in druk per nummer € 90 (formaat 1/4), neem contact op met de redactie voor andere mogelijkheden Jaarabonnement (digitaal + magazine) € 400 Uitgever Nederlandse Vereniging voor Transactionele analyse (NVTA) Secretariaat Jasmijnstraat 35, 3551 SP Utrecht Telefoon (030) 244 7431 E-mail
[email protected] Web www.nvta.nl Rekening Postbank 37.03.189 t.n.v. NVTA, Heino Vormgeving Elselinde van Hes, Amsterdam Mattijn Boer, Amsterdam Drukwerk Electronic Print Center, Nieuwegein
42
STROOK P3 MAART 2010
STROOK P3 MAART 2010
43
Ik geloof Dat ik geen groter geschenk kan ontvangen Dan door de ander Te worden gezien, Te worden gehoord, Te worden begrepen en aangeraakt. Virginia Satir, uit ‘Menselijke Contacten’, uitgeverij Nelissen, 1988
TRANSACTIONELE ANALYSE IN GROTER PERSPECTIEF Phoenix Opleidingen biedt een breed scala aan opleidingen die je professionele ontwikkeling ondersteunen en inzicht geven in persoonlijke levenssituaties. In ons werk maken wij gebruik van de principes uit de Transactionele Analyse, Neuro-Linguïstisch Programmeren en Systemisch Werken. Deze drie stromingen benaderen elk op hun eigen specifieke wijze de persoonlijkheid van mensen en zijn ingebed in door Phoenix ontwikkelde leermodellen. Persoonlijke ontmoeting en persoonlijke aandacht staan in onze werkwijze voorop.
Phoenix Opleidingen Raiffeisenlaan 26 A - 3571 TE Utrecht 030 – 271 13 83
[email protected] www.phoenixopleidingen.nl