NEDERLANDS JURISTENBLAD
HET BELEID BIJ FORTIS N.V. • Migratie à la Wilders: mag het, kan het en helpt het? • Ferme jongens-retoriek in het nieuwe veiligheidsbeleid • Discussie over ‘Het best bewaarde geheim van de raadkamer’ P. 2339-2400 JAARGANG 85 15 OKTOBER 2010
*10146678*
10146678
36
Hoe je kijkt, bepaalt wat je ziet Geen twee zaken zijn exact hetzelfde. Het beoordelen van een kwestie mag dus nooit berusten op routine en vraagt om een onafhankelijke geest. Om analytisch en vooral vernieuwend denken. Wij stimuleren onze mensen op een andere manier tegen de materie aan te kijken. Wij dagen elkaar uit om nieuwe inzichten te formuleren en te toetsen. Research and development in de advocatuur. Nuttig èn noodzakelijk voor wie weet hoe wispelturig Vrouwe Justitia kan zijn. Aan ons de opdracht om bij elke zaak, met heldere inzichten te overtuigen. Wij doen dat vanuit onze nieuwe locatie New Babylon in Den Haag, voor overheden, non profit organisaties en bedrijfsleven. Pels Rijcken Bron van inzicht
www.pelsrijcken.nl
Inhoud NEDERLANDS JURISTENBLAD
Opgericht in 1925. Eerste redacteur: J.C. van Oven. Jrg. 85. Erevoorzitter: J.M. Polak Redacteuren: Tom Barkhuysen, Ybo Buruma, Coen Drion, Ton Hartlief (vz), Corien (J.E.J.) Prins, Taru Spronken, Peter J. Wattel Medewerkers: Chr.A. Alberdingk Thijm, technologie en recht Alex F.M. Brenninkmeijer, alternatieve geschillenbeslechting Wibren van der Burg, rechtsfilosofie en -theorie G.J.M. Corstens, Europees strafrecht Eric Daalder, bestuursrecht Caroline Forder, personen-, familie- en jeugdrecht Janneke H. Gerards, rechten van de mens Ivo Giesen, burgerlijke rechtsvordering en rechtspleging Richard H. Happé, belastingrecht Guus J.J. Heerma van Voss, sociaal recht (socialezekerheidsrecht) Aart Hendriks, gezondheidsrecht Marc Hertogh, rechtssociologie Martijn W. Hesselink, rechtsvergelijking en Europees privaatrecht P.F. van der Heijden, internationaal arbeidsrecht C.J.H. Jansen, rechtsgeschiedenis M.J. Kroeze, ondernemingsrecht Willemien den Ouden, bestuursrecht Theo de Roos, straf(proces)recht Sierd J. Schaafsma, internationaal privaatrecht Nico J. Schrijver, volkenrecht en het recht der int. organisaties Ben Schueler, omgevingsrecht J.M. van Slooten, arbeidsrecht Thomas Spijkerboer, migratierecht Elies Steyger, Europees recht T.F.E. Tjong Tjin Tai, verbintenissenrecht F.M.J. Verstijlen, zakenrecht Dirk J.G. Visser, intellectuele eigendom Inge C. van der Vlies, kunst en recht Rein Wesseling, mededingingsrecht Reinout Wibier, financieel recht Willem J. Witteveen, staatsrecht Redactiebureau: Bezoekadres: Lange Voorhout 84, Den Haag, postadres: Postbus 30104, 2500 GC Den Haag, tel. (0172) 466399. e-mail:
[email protected] o.v.v. telefoonnummer en adres Secretaris, nieuws- en informatie-redacteur: Caroline M.Th. Lindo Adjunct-secretaris: Else Lohman Secretariaat: Nel Andrea-Lemmers Uitgever: David Jonckheer De uitgever van het NJB heeft getracht aan alle auteursrechtelijke verplichtingen met betrekking tot het in deze aflevering gepubliceerde beeldmateriaal te voldoen. Voor zover iemand echter meent alsnog rechthebbende te zijn, kan deze zich tot de uitgever wenden. NJB-site op internet: www.njb.nl en www.kluwer.nl Auteursaanwijzingen: zie www.njb.nl Het al dan niet op verzoek van de redactie aanbieden van artikelen aan het NJB impliceert toestemming voor openbaarmaking en verveelvoudiging t.b.v. de elektronische ontsluiting van het NJB. Citeerwijze: NJB 2010, 1165 (publicatienummer), afl. …, p. … . Uitgeverij: Kluwer, Postbus 23, 7400 GA Deventer. Abonnementenadministratie en productinformatie: Kluwer Afdeling Klantcontacten, www.kluwer.nl/klantenservice Abonnementsprijs: incl. automatisch te ontvangen banden € 261,- (incl. BTW en verzendkosten). Studenten 50% korting. Losse nrs. € 19,75. Nieuwe abonnementen: Abonnementen kunnen op elk gewenst moment worden aangegaan voor de duur van minimaal één jaar, te rekenen vanaf het moment van eerste levering. Ze worden vooraf gefactureerd voor de volledige abonnementsperiode, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen. De abonnementsprijs is inclusief BTW en verzendkosten. Adreswijziging: Bij wijziging tenaamstelling en/of adres verzoeken wij u de adresband of envelop met de gewijzigde gegevens op te sturen naar Kluwer Afd. Klantcontacten, Postbus 878, 7400 AW Deventer. Beëindiging abonnement: Abonnementen kunnen schriftelijk tot drie maanden voor de aanvang van het nieuwe abonnementsjaar worden opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Gebruik persoonsgegevens: Kluwer BV legt de gegevens van abonnees vast voor de uitvoering van de (abonnements-)overeenkomst. De gegevens kunnen door Kluwer, of zorgvuldig geselecteerde derden, worden gebruikt om u te informeren over relevante producten en diensten. Indien u hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen. Advertentie-exploitatie: Ria Blokland, tel. (0172) 466568. email:
[email protected] Kluwer/Media Order Services: tel. (0172) 466565, fax (0172) 466639 Verschijning NJB: Iedere vrijdag; in juli en augustus driewekelijks. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor gevolgen hiervan. Op alle uitgaven van Kluwer zijn de algemene leveringsvoorwaarden van toepassing. Deze kunt u lezen op www.kluwer.nl. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van art. 16h t/m 16m Auteurswet j°. Besluit van 29 december 2008, Stb. 2008, 583, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3051, 2130 KB). ISSN 0165-0483
Vooraf 1875
2339
Mr. C.E. Drion Dwaallicht
Wetenschap 1876
2340
Prof. mr. R.M. Wibier Algemene lessen voor financiële instellingen? Rapport over het beleid bij Fortis N.V.
Essay 1877
2347
Prof. mr. C.A. Groenendijk Prof. mr. T.P. Spijkerboer Regulering van migratie en integratie à la Wilders: mag het, kan het en helpt het?
Focus 1878
2353
Prof. mr. Th.A. de Roos Het gedoogakkoord en het repressieve veiligheidsbeleid
Reacties 1879
2356
Mr. R.C.A.M. Philippart Toegankelijkheid van rechtspraak Mr. F. van der Hoek 1880 Huidige opzet van rechtspraak.nl zo slecht nog niet Dr. mr. L. Mommers, dr. mr. G-J. Zwenne en dr. mr. B.W. Schermer 1881 Naschrift
2357
2358
Rubrieken Rechtspraak 1882 t/m 1906
2359
Boeken 1907
2379
Tijdschriften 1908 t/m 1918
2380
Wetgeving 1919 t/m 1922
2385
Nieuws 1923 t/m 1926
2391
Universitair nieuws 1927
2395
Personalia 1928
2397
Agenda 1929
2397
Omslag: Fortis Bank © AFP PHOTO/DOMINIQUE FAGET
JURIDISCH P A O Juridisch Post Academisch Onderwijs Universiteit Leiden
Cursusaanbod Ondernemingsrecht FINANCE FOR LAWYERS module “Balans- en jaarrekeninglezen voor juristen” Woensdag 17 en 24 november 2010, 14.30 tot 21.00 uur, Den Haag 10 VSO/PO NOvA, 10 KNB Elementair financieel-economische kennis blijkt in de rechtspraktijk vaak onontbeerlijk om als jurist te kunnen inspelen op geschillen waarbij financiele belangen een rol spelen en om deze goed te kunnen overzien. Tijdens deze verdiepinscursus komen met name de bijzondere bedrijfseconomische constructies en valkuilen aan bod en worden recente wijzigingen in wet en regelgeving besproken.
ActualiteitenDagen Ondernemingsrecht 2010 Dinsdag 30 november 2010 en 7 december 2010, 14.30 tot 21.15 uur, Den Haag 10 VSO/PO NOvA, 10 KNB Bedoeld voor de gevorderde ondernemingsrechtjurist/-advocaat die zich verzekerd wil weten na afloop ervan weer helemaal “bij te zijn” wat betreft de belangrijkste ontwikkelingen die in 2010 in het Ondernemingsen financieel recht hebben plaatsgevonden, dan wel die in 2011 naar verwachting op u af zullen komen.
Highlights Schuldsaneringsregeling Woensdag 1 december 2010, 15.00 tot 21.15 uur, Leiden 5 PO NOvA, 5 KNB, 5 BMN, 5 WSNP, 3 KBvG In deze cursus wordt u door (praktijk)deskundigen bijgepraat over recente veranderingen en ontwikkelingen in de schuldsanerings-regelgeving.
Bedrijven in financiële moeilijkheden “Turnaround management voor juristen” Dinsdag 14 juni 2011, 10.00 tot 21.00 uur, Leiden 8 PO NOvA (3 jur./5 org.jur.dienstverl.), 8 KNB Vele duizenden ondernemingen komen op dit moment in de problemen. De economische vooruitzichten zijn ook verre van rooskleurig. Turnaround management als bedrijfskundig instrument biedt perspectief om een onderneming door de recessie heen te loodsen.
Kijkt u voor meer informatie of voor een volledig overzicht op
www.paoleiden.nl
Opleidingen | Cursussen | Symposia | Incompany
Universiteit Leiden. Universiteit om te ontdekken.
Vooraf
1875
Dwaallicht
36
Voor wie houdt van de spanning van het (steeds net wel of net niet) de weg kwijt raken of voor wie de urentikker gewoon kwistig wil laten lopen, is het goed dolen in de kronkelende spelonken van het recht. Eén van die spelonken, gelegen aan de goed bezochte voorzijde van de grot van het civiele recht, betreft de regelingen omtrent de informatieplicht(en) bij algemene voorwaarden. Het was tot voor kort al niet bepaald eenvoudig om daarin wegwijs te geraken, maar sinds recentere datum, meer in het bijzonder sinds 1 juli 2010 (in verbinding met 28 december 2009), is het voor de praktijkjurist nog lastiger geworden om over de volle breedte zijn of haar cliënt in casu met voldoende mate van zekerheid te bedienen. Dat geldt vooral voor diegenen die zich professioneel bezighouden met dienstverlening. Wat is er gebeurd? Allereerst werd per 29 december 2009 in de vertrouwde a-b-c-opsomming van hetzij’s in artikel 6:234 BW1 een nieuwe loot aan de stam toegevoegd: ‘hetzij, indien er sprake is van algemene voorwaarden of bepalingen als bedoeld in artikel 6:230b onder 6, de voorwaarden op een van de in artikel 6: 230c bedoelde wijzen heeft verstrekt.’. In dit artikel 6:230c, ingevoegd in ons BW ter implementatie van de Dienstenrichtlijn, is bepaald dat de dienstverlener2 mag kiezen tussen vier modaliteiten om allerlei informatie, waaronder algemene voorwaarden, aan de afnemer van de dienst ter beschikking te stellen: (1) hij mag die informatie op eigen initiatief verstrekken, (2) hij mag die informatie gemakkelijk toegankelijk maken op de plaats waar de dienst wordt verricht of de overeenkomst wordt gesloten, (3) hij mag de informatie gemakkelijk elektronisch toegankelijk maken op een meegedeeld adres of (4) hij mag de informatie opnemen in alle aan de afnemer verstrekte documenten waarin de diensten in detail worden beschreven. Over deze vier manieren kan al een klein boekje worden volgeschreven, maar in ieder geval is wel duidelijk dat de dienstverlener die algemene voorwaarden gebruikt, meer mag dan iedere andere gebruiker van algemene voorwaarden. Zo mag hij ze bijvoorbeeld via zijn (meegedeelde) website rechtsgeldig verstrekken, ook aan afnemers met wie niet elektronisch wordt gecontracteerd (voor niet-dienstverleners is dit conform het genoemde (c) in lid 1 van artikel 6:234 lid 1 uitdrukkelijk verboden).3 De ratio hiervan is niet steeds even goed te bevatten, anders dan het maar accepteren omdat het Europeesrechtelijk zo moet en is, maar het is nog enigszins begrijpelijk en daarmee voor de praktijk tot daaraan toe.
Echter, per 1 juli 2010 is artikel 6:234 opnieuw op de schop gegaan. Lid 1 regelt nu, zonder materiële wijziging, de offlinewereld en de leden 2 en 3 de elektronische wereld. Elektronische terhandstelling mag bij de elektronische overeenkomst, en daarbuiten ook (lid 2) mits de wederpartij daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd (lid 3). En de speciale regeling voor de dienstverlener dan? Ahum, die is men waarschijnlijk gewoon even vergeten. In ieder geval is de verwijzing naar artikel 6:230c, zoals die gold sinds 28 december 2009, compleet verdwenen zonder dat daarvoor in de parlementaire geschiedenis enige verklaring is gegeven. De wetgever heeft, kort gezegd en waarschijnlijk zonder zich dit te realiseren, parallel in twee verschillende documenten gewerkt. Is dit nu een ramp voor dienstverlenend Nederland omdat zij nu tussen de fysieke wal en het elektronisch schip zou zijn gevallen? Gelukkig valt dat waarschijnlijk wel mee. Immers, het nieuwe artikel 6:234 BW moet conform de Dienstenrichtlijn worden uitgelegd en het lijkt me niet dat het in dat artikel gewoon weer inlezen van het bepaalde onder (d) in de versie van 28 december 2009 contra legem zou zijn, als waar is dat het echt om een vergissing gaat.4 Maar helemaal zeker is dit niet. Gelukkig is het meestal zo dat dit soort opzichtige missers door de wetgever worden vermeden en zijn wetgevingsproducten in dit opzicht over het algemeen van goede kwaliteit. Anders gezegd, ook in de spelonken van het civiele recht kom je er meestal wel uit. Maar in het nieuwe artikel 6:234 BW fungeert de wetgever nu eens, ongewild, niet als baken maar als dwaallicht en dat dient de praktijk te weten. Over een waarschijnlijk fraaier dwaallicht publiceerde Elsschot, zoals bekend, in 1947 zijn novelle ‘Dwaallicht’, waarin zijn alter ego Frans Laarmans drie Islamitische Afghanen ontmoet met wie hij tijdens de zoektocht naar ene Maria van Dam onder meer komt te discussiëren over de Islamitische versus de Christelijke waarden. Het kan in deze tijden geen kwaad om daarbij in herinnering te roepen en op te merken dat de bescheidenheid, althans het gebrek aan vanzelfsprekende superioriteit welke Laarmans daarbij ervaart, ons misschien best nog wel ter inspiratie zou mogen dienen, althans diegenen die daarvoor nog open zouden willen en durven (en moeten) staan. Coen E. Drion
Noten
(kostenloze) toezending), hetzij, (c), bij
ringspositie. Artikel 6:230e bepaalt dat
van de overeenkomst mag communiceren
1. De gebruiker van algemene voorwaar-
elektronische overeenstemming, een cor-
de informatie correct, helder en ondub-
over de toepasselijkheid van zijn alge-
den heeft een redelijke mogelijkheid
rect elektronisch equivalent van (b) wordt
belzinnig moet zijn en voorts tijdig voor
mene voorwaarden.
geboden om kennis te nemen van die
geboden.
het sluiten van een schriftelijke overeen-
4. Zie over de hier aan de orde gestelde
voorwaarden indien, kort gezegd, (a) zij
2. Onder meer financiële diensten, dien-
komst of, indien die er niet is, voor de
problematiek ook, met expliciete dank
tijdig ter hand zijn gesteld, hetzij (b) de
sten van uitzendbureaus, vervoersdien-
verrichting van de dienst meegedeeld of
aan hen, Edwin van Wechem en Jan
wederpartij tijdig in kennis is gesteld van
sten en elektronische communicatiedien-
beschikbaar moet zijn gesteld. Het lijkt er
Spanjaard in de volgende versie van het
het ter inzage liggen daarvan (gecombi-
sten zijn echter uitgezonderd.
dus op dat bij elektronisch contracteren
blad Contracteren.
neerd met het aanbod van, op verzoek,
3. En hij heeft nog een andere uitzonde-
de dienstverlener ook nog ná het sluiten
Reageer op NJBlog.nl op het Vooraf.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2339
1876
Wetenschap
Algemene lessen voor financiële instellingen? Rapport over het beleid bij Fortis N.V.
Reinout Wibier1
VEEL BANKEN KWAMEN IN DE PROBLEMEN DOOR DE CRISIS, MAAR ZELDEN ZO SPECTACULAIR ALS BIJ FORTIS HET GEVAL WAS. HET DOOR DE ONDERNEMINGSKAMER BEVOLEN RAPPORT NAAR HET BELEID BIJ FORTIS GEEFT EEN BEELD VAN DE STORMACHTIGE PERIODE WAARIN DEZE BANK TERECHTKWAM NA HET UITBREKEN VAN DE KREDIETCRISIS. ER BLIJKT VOORLOPIG NOG VEEL WERK AAN DE WINKEL TE ZIJN, ZOWEL VOOR ECONOMEN ALS VOOR JURISTEN.
Het rapport naar het beleid bij Fortis N.V. rond de overname van ABN AMRO gevolgd door de ondergang van Fortis biedt een aantal interessante inzichten waaruit wellicht lessen kunnen worden getrokken voor de toekomst, zowel voor financiële instellingen als voor hun toezichthouders. Na een korte inleiding waarin de achtergrond van het onderzoek wordt besproken (par. 1) komen de hoofdlijnen van het rapport in par. 2 aan de orde. Daarbij moesten noodzakelijkerwijs keuzes worden gemaakt: het hele rapport telt bijna 600 pagina’s. Die keuzes zijn mede ingegeven door de vraag die in par. 3 aan de orde komt: welke lessen er uit (onder meer) de Fortis-affaire worden getrokken voor de toekomst van financiële instellingen in Nederland en het Nederlandse financiële systeem? Het is nog vroeg dag. De verschillende toezichthouders zijn nog volop bezig met het bedenken van maatregelen die bovendien zijn gericht op oplossing van een veel breder probleem dan de ondergang van Fortis. Toch is er wel al iets te zeggen op dit punt.
1. Inleiding Op 15 juni 2010 hebben de door de Ondernemingskamer van het Amsterdamse gerechtshof benoemde onderzoekers2 hun rapport naar het beleid en de gang van zaken bij Fortis N.V. over de periode vanaf 29 mei 2007 ter griffie neergelegd. De startdatum van de te onderzoeken periode is niet toevallig gekozen. Het is de datum waarop Fortis N.V. de eerste openbare mededeling deed omtrent de voorgenomen overname van ABN AMRO, een transactie die vaak in verband wordt gebracht met de latere ondergang van Fortis.
2340
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
Het onderzoek betreft daarmee een periode waarin Fortis in zeer korte tijd van de toppen van de spectaculaire overname van ABN AMRO (samen met de Spaanse bank Santander en het Britse RBS) afdaalde tot bijna het diepst mogelijke dal waarbij een faillissement alleen nog kon worden voorkomen door nationalisatie van de belangrijkste onderdelen van Fortis. Alles tegen de achtergrond van de kredietcrisis.3 Het onderzoek is bevolen in het kader van een door de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) alsmede een aantal individuele aandeelhouders geëntameerde enquêteprocedure. De Ondernemingskamer kan het verzoek om een onderzoek te gelasten alleen toewijzen wanneer gedurende de procedure blijkt van gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen (art. 2:350 BW). Daarvan was dus in dit geval sprake,4 wat overigens nog (lang) niet wil zeggen dat er ook sprake van een onjuist beleid is, want het onderzoek wordt juist bevolen om dat te onderzoeken. Pas in een latere fase kan de Ondernemingskamer op verzoek en naar aanleiding van het onderzoek bepalen dat sprake was van wanbeleid.5 In de beschikking van de Ondernemingskamer waarbij het hier te bespreken onderzoek werd bevolen,6 valt te lezen dat het onderzoek zich vooral op drie kwesties diende te richten: (i) het beleid en de gang van zaken rond de financiering van het bod op ABN AMRO; (ii) het beleid en de gang van zaken rond publieke mededelingen door Fortis gedaan; en (iii) het beleid en de gang van zaken rond de nationalisatie van Fortis.
Het rapport is om meerdere redenen buitengewoon interessant. In de eerste plaats zal het ongetwijfeld worden gebruikt als materiaal voor de vraag of bestuurders en andere betrokkenen juridisch verwijtbaat hebben gehandeld in de onderzochte procedure. Weliswaar is een enquêteprocedure niet bedoeld om een antwoord op die vraag te vinden, maar de ervaring leert dat het onderzoeksrapport en een eventueel oordeel van de Ondernemingskamer dat er sprake was van wanbeleid vaak een belangrijke schakel vormen in eventuele aansprakelijkheidsprocedures.7 In de tweede plaats is het rapport interessant omdat het een schat aan informatie biedt over een voor wat betreft de Benelux belangrijke hoofdrolspeler in de kredietcrisis. Veel banken kwamen in de problemen door de crisis, maar zelden zo spectaculair als bij Fortis het geval was. Onderzoekers in een enquêteprocedure zijn gerechtigd tot het raadplegen van die boeken, gegevens en andere gegevensdragers van de rechtspersoon waarvan zij kennisneming nodig achten. Bovendien zijn bestuurders, commissarissen en werknemers van de vennootschap verplicht om desgevraagd inlichtingen te verschaffen aan de onderzoekers.8 Dankzij deze bevoegdheden is met veel van de direct betrokkenen gesproken. Daardoor ontstaat een vanuit wetenschappelijk oogpunt prachtig verslag van de stormachtige periode waarin Fortis terechtkwam na het uitbreken van de kredietcrisis. De kredietcrisis vanuit het perspectief van een van de meest direct daarbij betrokken financiële instellingen. Vooral dat aspect van het rapport is interessant en de aandacht zal in het navolgende dan ook vooral daarop zijn gericht.
2. Hoofdlijnen van het rapport Nadat de onderzoekers in hoofdstuk I van het rapport hun onderzoeksmethode hebben uiteengezet, bevat hoofdstuk II met name opmerkingen omtrent de bestuursstructuur bij Fortis. Hoewel dit hoofdstuk zeker interessante observaties bevat, laat ik het hier voor wat het is. 2.1 De financiering van het bod op ABN AMRO Hoofdstuk III gaat over de financiering van de overname van ABN AMRO. Het ging daarbij om het niet onaanzienlijke bedrag van ongeveer € 24 miljard.9 Een van de voornaamste verwijten van de zijde van de VEB tijdens de procedure bij de Ondernemingskamer was dat Fortis bijvoorbeeld onvoldoende had onderbouwd hoe een bedrag van € 9 miljard zou worden aangetrokken. De Onderne-
mingskamer heeft (onder meer) in de onduidelijkheid omtrent de financiering van het bod op ABN AMRO, die gedurende de procedure door Fortis niet weg kon worden genomen, aanleiding gezien om aan de juistheid van het beleid bij Fortis te twijfelen.10 Het relevante hoofdstuk is mede interessant omdat het licht werpt op de wijze waarop Fortis verstrikt raakte in de financiële crisis en welke gevolgen die crisis had voor een bank die doordat zij net een grote overname had gedaan, wellicht extra kwetsbaar was voor de gevolgen van die crisis. De wijze waarop het (Fortis-deel van het) bod op ABN AMRO gefinancierd zou worden, kende een aantal elementen. Hoewel de exacte aan de verschillende posten toe te wijzen bedragen hebben gefluctueerd, is de kern van het financieringsplan vanaf 4 mei 2007, de datum waarop het werd gepresenteerd aan de Raad van Bestuur van Fortis, intact gebleven. Het plan zag er als volgt uit: (i) Emissie van nieuwe aandelen: 15-17 mld (ii) Core-tier 1 hybrids: 2-3 mld (iii) Innovative Tier-1 Insurance: 1-1,5 mld (iv) Double leverage: 1,5-2 mld (v) Sale of assets: 3-4 mld (vi) Capital relief transactions: 2-3 mld Het precies uitsplitsen van deze posten zou hier te ver voeren, maar wat hier in ieder geval opvalt, is dat Fortis een flinke aandelenemissie voorzag om aan de financieringsbehoefte te kunnen voldoen en dat daarnaast een verkoop van assets was ingecalculeerd ((i) en (v)). De onder (ii) en (iii) genoemde financieringsbronnen hangen samen met toezichtregels die banken en verzekeringsondernemingen verplichten een bepaalde minimumhoeveelheid kapitaal aan te houden. Het gaat om instrumenten die optimaal gebruik proberen te maken van die kapitaalbeschermingsregels of die een bepaalde behandeling onder die regels beogen te bereiken. Tier 1 hybrids bijvoorbeeld, zijn instrumenten die het midden houden tussen aandelenkapitaal en vreemd vermogen (obligaties) waarbij de kenmerken van die eerstgenoemde vorm van kapitaal dienen te overheersen, bijvoorbeeld doordat de obligaties niet-aflosbaar en sterk achtergesteld zijn en geen rente betalen als er te weinig winst wordt gemaakt.11 De onder (vi) genoemde capital relief transactions hebben betrekking op zogenaamde structured finance producten, waartoe ook bijvoorbeeld securitization transacties12 en credit default swaps worden gerekend.13 Dat zijn transacties waarbij kapi-
Auteur
waarin aan een juist beleid kan worden
9. Het betreft hier het Fortis-deel. Voor
innovative capital omschreven. De regels
1. Prof. mr. R.M. Wibier is hoogleraar
getwijfeld: Asser/Maeijer, Van Solinge &
heel ABN AMRO werd door het con-
vormen een nadere uitwerking van het
privaatrecht, in het bijzonder (internatio-
Nieuwe Weme 2-II*, nr. 756-761.
sortium € 71 miljard betaald door een
Besluit prudentiële regels Wft van 12
naal) financieel recht aan de Universiteit
5. Art. 2:355 BW.
consortium bestaande uit RBS, Santander
oktober 2006, Stb. 519, waarin de kern
van Tilburg, fellow van het European
6. Gepubliceerd in JOR 2009/9 (m.nt.
en Fortis.
van de kapitaalbeschermingsregeling voor
Banking Center van die universiteit en
Josephus Jitta), zie ook JOR 2009/70
10. Zie de hierboven aangehaalde
onder meer banken te vinden is.
medewerker van dit blad.
(m.nt. Josephus Jitta) voor het (voorlo-
beschikking onder 3.8 en 3.9, aangehaald
12. Zie over dit type transacties nader: R.M. Wibier en R.D. Vriesendorp, ‘De
pige) vervolg.
in het rapport op p. 55/56.
Noten
7. Zie voor de verhouding tussen het oor-
11. Zie voor de exacte vereisten de
kredietcrisis en privaatrecht’, NJB 2009,
2. F.J.G.M. Cremers, C.E. Drion en C.J.M.
deel dat sprake is geweest van wanbeleid
Regeling gelijkstelling hybride instru-
2, afl. 1, p. 2-8 en R.M. Wibier, ‘Lessen
Scholtes.
en de aansprakelijkheid van bestuurders
menten met eigenvermogensbestand-
naar aanleiding van de kredietcrisis:
3. Zie ook Thierry Debels, De ondergang
Asser/Maeijer, Van Solinge & Nieuwe
delen van DNB, gepubliceerd in Stcrt.
maatregelen om een nieuwe crisis te
van Fortis, Business Contact 2009.
Weme 2-II*, nr. 442-444.
2007, 247. In dit besluit wordt ook het
voorkomen volgens de Turner Review’,
4. Zie voor een overzicht van de gevallen
8. Art. 2:351 lid 1 BW.
onderscheid tussen innovative en non-
NJB 2009, 917, afl. 19, p. 1198-1207.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2341
Wetenschap
taal op de balans wordt vrijgemaakt, bijvoorbeeld door de verkoop van door hypotheek gedekte vorderingen (securitization) of door het verzekeren van bepaalde vorderingen op debiteuren (credit default swap). Ook deze wijzen van financieren hangen zeer nauw samen met de minimumkapitaalvereisten die gelden voor banken en verzekeraars. Al deze posten en de mogelijkheid om het benodigde kapitaal bijeen te brengen, zijn (en dat is ook niet zo gek) sterk afhankelijk van de marktomstandigheden. Als er geen markt is voor structured finance – producten, of als de prijzen in de markten sterk dalen, komt de beoogde financiering op losse schroeven te staan. Dat is precies wat er in de crisis gebeurde: prijzen daalden (onder meer) omdat nog maar weinig partijen het kapitaal beschikbaar hadden om assets te kopen en hypothecaire leningen (de onderliggende asset bij securitizations) buitengewoon impopulair werden ten gevolge van de subprimecrisis.14 Dergelijke prijsdalingen hadden bovendien een verslechtering van de balans van Fortis (en andere banken) tot gevolg waardoor de noodzaak extra kapitaal aan te trekken alleen maar groter werd. Daarmee is natuurlijk niet gezegd dat het bovenstaande plan op het moment dat het werd opgesteld al niet deugde. Integendeel, onderzoekers trekken nergens in het rapport de conclusie dat de financiering van de overname risicovol of ongebruikelijk was.
2342
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
In het rapport wordt nergens de conclusie getrokken dat de financiering van de overname risicovol of ongebruikelijk was Het bovenstaande lijstje laat echter wel zien hoe sterk de financiering van de financiële sector (Fortis zal in dit opzicht wel geen uitzondering zijn geweest) afhankelijk is van marktomstandigheden en uiteindelijk dus ook van marktsentimenten. Dat geldt zeker ook voor de grootste component van het financieringsplan, de aandelenemissie en de verkoop van bepaalde assets. Zelfs deze saaie en beproefde wijzen van financiering bleken op het hoogtepunt van de kredietcrisis niet of nauwelijks voorhanden.15 Ook kreeg Fortis ruwweg vanaf het begin van de zomer van 2008 een aantal tegenvallers te verwerken. In de eerste plaats (uiteraard) het uitbreken van de kredietcrisis waardoor allerlei voorgenomen financieringen vele malen moeilijker te realiseren werden. Bovendien kreeg Fortis door die crisis ook zelf te maken met afwaarderingen op verschillende subprimeportefeuilles,16 maar ook bijvoorbeeld op de voor eigen rekening gehouden (aandelen) investeringen waardoor de noodzaak om extra kapitaal aan te trekken niet positief werd beïnvloed. Een verdere negatieve invloed ging uit van de in de markt levende opvatting dat het kapitaal van banken sowieso omhoog moest in het licht van de marktomstandigheden. In de tweede plaats werd Fortis door de mededingingsautoriteiten van de Europese Unie gedwongen om Hollandsche Bank Unie NV (HBU)17 aan een derde partij te verkopen om te voorkomen dat Fortis een te grote machtspositie zou innemen op de MKB-markt in Nederland. Het grootste probleem daarbij was dat HBU volledig geïntegreerd was in de ABN AMRO-organisatie (dat uit zich vaak in verwevenheid van IT-systemen) zodat hierbij sprake was van een uitermate complex proces dat ook nog eens onder grote tijdsdruk moest worden uitgevoerd. Bovendien was in eerste instantie gerekend op een positief effect van deze desinvestering op de balans van Fortis, hetgeen later moest worden bijgesteld naar een negatief effect.18 In de derde plaats zorgden verslechterde marktomstandigheden ervoor dat de voorgenomen verkoop van activa steeds moeilijker leek te gaan worden. Een en ander heeft Fortis ertoe gedwongen op 26 juni 2008 door middel van een persbericht met de titel ‘Fortis versnelt uitvoering solvabiliteitsplan’ diverse maatregelen aan te kondigen, waaronder een aandelenemissie, opschorting van dividendbetalingen en verkoop van assets. Onderzoekers concluderen dat het pakket aan maatregelen een ‘schok in de markt’ veroorzaakt heeft en dat het vertrouwen in Fortis daardoor ‘niet is hersteld’.19 En toen moest de kredietcrisis nog goed en wel uitbreken. Over de impact van de crisis op Fortis kan heel veel gezegd worden. Ik beperk mij tot enkele hoofdlijnen. In de eerste plaats werd het door de kredietcrisis vrijwel onmo-
gelijk om de kapitaalversterkingsmaatregelen die waren voorzien op dezelfde wijze door te voeren. Verkoop van activa werd zo goed als onmogelijk en voor uitgifte van aandelen en schuldinstrumenten gold hetzelfde. Dit was uiteraard bekend in de markt waardoor het vertrouwen in Fortis verder afnam. De markt begon zich immers af te vragen hoe Fortis dan wel haar voorgenomen balansversterking kon voltooien. Een tweede direct gevolg van deze ontwikkelingen was dat niet alleen de solvabiliteit, maar ook de liquiditeit van Fortis onder druk kwam te staan. Een instelling waarin maar weinig vertrouwen bestaat, zal snel geconfronteerd worden met gesloten loketten bij geldverstrekkers. Veel banken, waaronder Fortis, zijn voor een deel van hun financiering afhankelijk van leningen van andere banken, die vaak met een (zeer) korte looptijd worden verstrekt. In ieder geval na de val van Lehman, half september 2008, werd in de markt ook serieus rekening gehouden met de val van Fortis. Het rapport geeft daarmee een mooi beeld hoe de voorgenomen financiering van het bod op ABN AMRO door grotendeels externe omstandigheden steeds moeilijker realiseerbaar werd. 2.2 Het communicatiebeleid van Fortis Hoofdstuk IV van het rapport is gewijd aan het communicatiebeleid bij Fortis. Het gaat daarbij om de vraag of Fortis haar stakeholders op juiste wijze op de hoogte heeft gehouden van haar (financiële) toestand. In de beschikking van de Ondernemingskamer valt te lezen dat twijfel over de vraag of Fortis in dit opzicht aan haar verplichtingen heeft voldaan, een van de redenen is geweest om een nader onderzoek te bevelen.20 Hoewel dit onderdeel van het rapport (ook qua omvang, het betreft met 100 pagina’s ongeveer een derde van het rapport),21 een belangrijk onderdeel vormt van het onderzoek, laat ik het hier verder buiten beschouwing. In het vierde hoofdstuk wordt een aantal kwesties aan de orde gesteld die ook vanuit een meer algemeen perspectief interessant zijn. Telkens komt de vraag terug op welk moment Fortis bepaalde voor haar ongunstige feiten bekend had moeten maken aan de markt. Het gaat daarbij onder meer om de volgende kwesties: – de steeds slechter wordende markt van subprimeproducten en de impact daarvan op Fortis;
Na de val van Lehman, half september 2008, werd in de markt ook serieus rekening gehouden met de val van Fortis – de noodzaak HBU en een aantal gerelateerde activiteiten te verkopen aan Deutsche Bank en, belangrijker nog, de negatieve gevolgen van die transactie op de solvabiliteit van Fortis;22 – het feit dat in de overeenkomst met Ping An, een Chinese verzekerings- en financial services onderneming, een clausule stond op grond waarvan Ping An kon afzien van koop van 50% van de vermogensbeheeractiviteiten van Fortis voor een bedrag van € 2,15 miljard;23 en – het feit dat de vermogenspositie (solvabiliteit) bepaalde lacunes dreigde te gaan ontwikkelen, dat een additionele aandelenemissie van € 1,5 miljard zou worden gedaan, dat het dividendbeleid zou worden gewijzigd en dat er liquiditeitsproblemen dreigden te ontstaan. Wat in hoofdstuk IV duidelijk naar voren komt, is de moeilijke situatie waarin bestuurders van beursgenoteerde vennootschappen zich vaak bevinden. Op hen rusten vergaande verplichtingen om zogenaamde koersgevoelige informatie24 in beginsel zonder dralen bekend te maken. Koersgevoelige informatie wordt in de Richtlijn marktmisbruik25 omschreven als: ’information a reasonable investor would be likely to use as part of the basis of his investment decision’ Juist een bank kan door deze verplichting voor buitengewoon lastige dilemma’s worden geplaatst, zoals op het hoogtepunt van de kredietcrisis ook wel is gebleken. Ieder gerucht leidde in die periode tot heftige koersbewegingen en iedere hint dat het minder zou kunnen gaan met een financiële instelling had potentieel rampzalige gevolgen. Fortis is niet de enige bank die last heeft gehad van dit fenomeen. Ook voor andere beursgenoteerde
Noten
huis hadden kunnen beginnen, omdat
16. Zie noot 16.
deze voor haar negatieve transactie.
13. Zie nader over dit soort instru-
zij daartoe eigenlijk over onvoldoende
17. Ook IFN, de factormaatschappij van
23. De clausule kwam erop neer dat als
menten: Wibier, Reinout M., ‘Financial
middelen beschikten. Vaak wordt in dit
ABN AMRO, maakte onderdeel uit van
op 31 oktober 2008 niet aan alle voor-
Collateral Arrangements and Party
verband de term ‘rommelhypotheken’
deze desinvestering.
waarden voor tenuitvoerlegging van de
Autonomy’ (May 11, 2010). TISCO
gebruikt.
18. De totale negatieve impact op de
overeenkomst is voldaan, het contract
Working Paper Series on Banking,
15. Overigens is Fortis er uiteindelijk
balans van Fortis kwam rond de € 1,2
zou worden ontbonden.
Finance and Services, Working Paper
in geslaagd om in de vroege herfst van
miljard uit.
24. Zie art. 5:25h Wft en over koersge-
No. 02/2010 . Available at SSRN: http://
2007 voor € 13,4 miljard aan nieuwe
19. Rapport p. 90.
voelige informatie en de publicatieplicht
ssrn.com/abstract=1604573, p. 4/5 met
aandelen te plaatsen. Zie p. 70 van het
20. Zie r.o. 3.11 en 3.11, aangehaald op
in meer algemene zin met veel litera-
verdere vindplaatsen.
rapport. Een jaar later zou zoiets onder
p. 100/101 van het rapport.
tuurverwijzingen: Toezicht Financiële
14. De waardedaling van veel wonin-
invloed van de kredietcrisis uiteraard niet
21. Daarbij zijn p. 320 t/m 582, waarin
Markten (Groene Serie), art. 5:59 Wft
gen in Amerika had tot gevolg dat
langer mogelijk zijn geweest. In totaal
een chronologisch overzicht is te vinden
(bewerkt door G.T.J. Hoff).
de hypothecaire leningen die werden
heeft Fortis ter financiering van haar bod
van alle (onderzochte) relevante gebeur-
25. Richtlijn 2003/124/EG.
verhandeld ook in waarde daalden. De
ongeveer € 21,5 miljard aan core-tier 1
tenissen, niet meegerekend.
eerste problemen ontstonden bij mensen
capital weten te plaatsen. Zie p. 80 van
22. Zoals opgemerkt werd Fortis door
die misschien beter niet aan een eigen
het rapport.
EU-mededingingsregels gedwongen tot
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2343
Wetenschap
financiële instellingen zoals ING, SNS Reaal, Aegon en vele anderen gold dat de beursnotering op het hoogtepunt van de crisis vermoedelijk niet heeft bijgedragen aan het herstel van vertrouwen. Het roept de vraag op of een beursnotering in tijden van crisis misschien kan bijdragen aan de ernst van problemen bij financiële instellingen.26 2.3 De (aanloop naar) de transacties met de Beneluxstaten op 27/28 september en 3/4/5 oktober In hoofdstuk V en VI van het rapport komt (de aanloop naar) de nationalisatie van Fortis aan de orde. In het fraaie boek van de Amerikaanse journalist Andrew Ross Sorkin27 is te lezen hoe met name in het weekend van 13/14 september in de Verenigde Staten onder grote druk en slechts ten dele met het gewenste resultaat werd onderhandeld over de redding van onder meer Merril Lynch, Lehman Brothers en de verzekeraar AIG. Transacties met waarden van honderden miljarden kwamen binnen een weekend tot stand. Partijen die waren benaderd om hulp te bieden aan zwakkere broeders bleken zelf te moeten worden gered en het weekend duurt maar
Als er eenmaal een deuk in het vertrouwen zit, is het vrijwel onmogelijk dat vertrouwen op korte termijn te herstellen tot zondag in de namiddag/vroege avond, omdat dan de eerste beurzen in Azië al weer opengaan, een moment waarop de zaak rond moet zijn. Twee weken later, in het weekend van 27/28 september hebben zich in Nederland en België vergelijkbare taferelen afgespeeld rond Fortis. Er zou sprake zijn geweest van een redding door ING, BNP Paribas, Munich Re, Aegon en er is ook sprake geweest van interesse van Allianz, maar al deze partijen zijn ook weer afgehaakt, zij het dat uiteindelijk bepaalde onderdelen van Fortis door BNP Paribas zijn overgenomen.28 Aan de totstandkoming van de transacties met de verschillende overheden was een periode vooraf gegaan waarin Fortis meer en meer de regie verloor over haar eigen lot. Het werd in de loop van 2008 steeds duidelijker dat er onvoldoende tijd zou zijn om de voorgenomen solvabiliteitsverbeteringen op de geplande wijze door te voeren. De tijd daartoe ontbrak eenvoudigweg en Fortis werd voortdurend door de verslechterende marktomstandigheden ingehaald. Het vertrouwen van de markt in Fortis nam steeds verder af met als dieptepunt zelfs acute liquiditeitsproblemen rond vrijdag 26 september.29 Op die dag werd aan alle betrokkenen duidelijk dat Fortis niet zelfstandig kon overleven. Hoofdstuk V van het rapport waarin de aanloop naar het weekend van 27/28 september wordt besproken, laat zien hoe essentieel vertrouwen is in het financiële systeem en hoe ontstellend snel vertrouwen kan omslaan in wantrouwen en paniek. Ook laat het rapport zien dat als er
2344
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
eenmaal een deuk in dat vertrouwen zit, het vrijwel onmogelijk is dat vertrouwen op korte termijn te herstellen. De onderhandelingen met de Nederlandse, Belgische en Luxemburgse overheid leidden ertoe dat op 28 september een persbericht het licht zag waarin werd aangekondigd dat de Nederlandse overheid voor € 4 miljard een 49% belang zou nemen in Fortis Bank Nederland Holding en de Belgische overheid voor € 4,7 miljard een 49% belang in Fortis Bank NV/SA. De Luxemburgse overheid zou € 2,5 miljard investeren in Fortis Banque Luxembourg SA door middel van een verplicht converteerbare lening.30 Ook volgde uit dat persbericht het voornemen het belang van Fortis in ABN AMRO te verkopen. Al snel na het weekend bleek echter dat deze maatregelen onvoldoende waren om het vertrouwen in Fortis te herstellen. De gebeurtenissen bleven elkaar intussen in rap tempo opvolgen. Zo ontstond er kennelijk irritatie in het Nederlandse kamp doordat de verzekeringsactiviteiten aan de Belgische overheid leken te zijn verpand terwijl er in Nederland vanuit werd gegaan dat de verzekeringspoot buiten de in het weekend gesloten transacties was gehouden.31 Ook bleken er nog allerlei losse eindjes te zijn over (uitvoering van) de precieze afspraken die gedurende het weekend tot stand waren gekomen. Daarnaast maakt Fortis in haar eigen persbericht over de transacties met de Benelux-overheden bekend in het derde kwartaal een additionele last van € 5 miljard te zullen nemen. Ondertussen geeft het Nederlandse ministerie van financiën een persbericht uit waarin onder meer valt te lezen dat de problemen bij Fortis zijn opgelost door een gezamenlijke actie van de Nederlandse, Belgische en Luxemburgse overheid. DNB stuurt een bericht aan Fortis waarin wordt meegedeeld dat voorlopig geen besluit zal worden genomen over de afsplitsing van HBU, een transactie waarmee Fortis zoals bekend nogal in de maag zat wegens haar complexiteit en wegens de negatieve gevolgen voor haar balans. So far so good, maar de meest zorgwekkende ontwikkeling is dat DNB een aanhoudende uitstroom van liquide middelen uit Fortis moet constateren. De liquiditeitspositie van Fortis was op donderdag 2 en vrijdag 3 oktober opnieuw zeer zorgwekkend. Dat betekent dat de conclusie moest worden getrokken dat de reddingsoperatie niet het gewenste effect had gehad en dat er iets anders verzonnen moest worden om te voorkomen dat Fortis alsnog kopje onder zou gaan. Er is dan ook nooit uitvoering gegeven aan de transacties met de Nederlandse overheid32 die op 28 september nog werden gepresenteerd als de redding van Fortis.33 De uiteindelijke redding van Fortis krijgt pas zijn beslag als op vrijdag 3 oktober de Nederlandse overheid voor een bedrag van € 16,8 miljard de Nederlandse activiteiten van Fortis overneemt,34 inclusief het belang in ABN AMRO (en € 50 miljard aan intercompany schulden van die onderdelen herfinanciert). Het rapport laat zien dat het bestuur van Fortis bij het tot stand komen van de verschillende transacties, zowel op 27/28 september als rond 3 oktober op zijn zachtst gezegd haar voortrekkersrol kwijt was. De transacties lijken met name tot stand zijn gekomen in onderhandelingen tussen de verschillende overheden (al heeft Fortis wel invloed op de onderhandelingen uit kunnen oefenen en krijgt zij daarvoor van de onderzoekers ook compli-
De noodzaak om een systeembank te redden woog zwaarder dan de vraag of daarvoor wel de besluiten waren genomen door de daartoe bevoegde organen van de verschillende vennootschappen
Bij een paragraaf die pretendeert iets te zeggen over de maatregelen van toezichtrechtelijke aard in een artikel dat over de specifieke situatie bij Fortis gaat, past een belangrijke caveat. Geen van de maatregelen die hieronder worden besproken zijn specifiek op de situatie bij Fortis gericht. Sterker nog, een van de kritiekpunten op de regelgeving is dat zij zich ten onrechte te veel heeft gericht op individuele instellingen, waardoor zwakke plekken in het systeem als zodanig over het hoofd werden gezien.36 Bovendien zijn de aangekondigde maatregelen nog pril en volop in beweging, vooral wanneer het om Europa gaat.37 Toch zijn er nu al een paar maatregelen bekend die in verband kunnen worden gebracht met wat zich bij Fortis heeft voorgedaan. Ik volsta met het kort aanstippen van twee daarvan.38
De eerste maatregel staat bekend als de Volcker-rule. Deze Amerikaanse maatregel zorgt ervoor dat banken worden beperkt in hun mogelijkheden om voor eigen rekening en risico speculatieve transacties aan te gaan. Een van de problemen waarmee Fortis werd geconfronteerd waren juist verliezen op eigen investeringen. Mede daardoor kwam Fortis steeds verder in de problemen. Opvallend is dat er vooralsnog in Europa geen overeenstemming lijkt te bestaan over de noodzaak een dergelijke regel in te voeren. 39 Daarbij kan uiteraard meespelen dat de echt grote investment banks zoals die in Amerika bestaan (Goldman Sachs, Merrill Lynch, enz.) in Europa niet in die vorm voorkomen. Een van de belangrijkste lessen die uit de kredietcrisis wordt getrokken is dat de kapitaalbeschermingsregels voor banken onvoldoende hebben gewerkt.40 Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel van de herzieningsvoorstellen juist betrekking hebben op die regels. Daarbij zijn verschillende aspecten te onderscheiden. Zo wordt onderkend dat het kapitaaltoezicht zich niet langer zal kunnen beperken tot individuele bancaire instellingen, maar dat tevens moet worden gekeken naar kapitalisatie van het systeem als zodanig. Ook moeten de kapitaalsvereisten voor individuele bankinstellingen worden aangescherpt en moeten strenge regels worden gesteld aan de door banken aan te houden liquiditeit. Zo heeft Wellink, in zijn capaciteit
Noten
liquiditeitsproblemen.
de participatie in RFS Holdings waaronder
het voorkomen van toekomstige crises.
26. Vgl. in dit verband het interessante
30. Op het moment van conversie ver-
het belang in ABN AMRO hing, Fortis
Een van de kritiekpunten daarop is dat
onderzoek van de economen Martin
krijgt Luxemburg een belang van 49,9%
Verzekeringen Nederland N.V. en Fortis
er zo veel wordt overgelaten aan de toe-
Knaup en Wolf Wagner, verbonden aan
in Fortis Banque Luxembourg SA.
Corporate Insurance N.V. Overigens is
zichthouders.
het European Banking Center van de
31. Uit het rapport lijkt te volgen dat het
uiteindelijk toch nog een deel van de
38. Zie voor een overzicht bijvoorbeeld
Universiteit van Tilburg over de voor-
pandrecht is gevestigd tot zekerheid van
Nederlandse activiteiten (investment
de speech van Stefan Walter, secretaris-
spellende waarde van out of the money
een door Fortis Utrecht NV afgegeven
management) bij BNP Paribas terecht-
generaal van het Basel-comité, waarin
puts op bankaandelen: ‘Measuring the
garantie met betrekking tot de structured
gekomen.
toezichthouders over de hele wereld
Tail Risks of Banks’, http://feweb.uvt.
credit portefeuille, zie p. 276 van het rap-
35. In hoofdstuk VII komt de vraag naar
vertegenwoordigd zijn, op www.bis.org/
nl/pdf/2010/Measuring_Tail_Risks_of_
port. De precieze toedracht van dit pand-
transacties in effecten Fortis door insi-
speeches/sp100503.htm voor een over-
Banks_Wagner.pdf. Zij ontwikkelen een
recht blijft enigszins onduidelijk.
ders aan de orde. Onderzoekers trekken
zicht van de te nemen maatregelen.
methode om aan de hand van martkver-
32. Ook de Belgische transacties zijn nog
de conclusie dat zij geen aanwijzingen
39. Zie op dit punt nader: www.market-
wachtingen omtrent de beurskoers van
ingrijpend gewijzigd. Zo is er in het week-
hebben gevonden voor transacties met
watch.com/story/european-delegation-
banken het risico van grote verliezen bij
end van 4/5 oktober onderhandeld met
voorkennis door insiders, zie p. 319 van
reveals-rift-on-volcker-rule-2010-06-08.
een bank te voorspellen.
BNP over overname van het Belgische
het rapport. Het onderwerp blijft hier
40. Zie voor een overzicht van de huidige
menten) met in het Belgische geval ook derden die bereid waren delen over te nemen (het Franse BNP Paribas). De noodzaak om een systeembank te redden woog zwaarder dan de vraag of daarvoor wel de besluiten waren genomen door de onder normale omstandigheden daartoe bevoegde organen van de verschillende betrokken vennootschappen. Daarmee zijn de belangrijkste onderdelen van het rapport besproken.35
3. Lessen voor de toekomst van financiële instellingen?
27. Andrew Ross Sorkin, Too big to fail,
bankdeel van Fortis, zie p. 307 e.v. van
verder rusten.
kapitaalbeschermingsregels M.G. van ‘t
Allen Lane 2009. Zie voor een aardig
het rapport.
36. Zie Luc Laeven, ‘The dismal state of
Westeinde, ‘Solvabiliteitsvereisten onder
chronologisch overzicht van de belang-
33. Uit het rapport blijkt dat er tot vrij-
banking’ (oratie Universiteit van Tilburg)
de wet op het financieel toezicht en de
rijkste gebeurtenissen tijdens de krediet-
dag 3 oktober ongeveer tot 15.00 uur is
2010, p. 7.
implementatie van het Bazel 2 akkoord’,
crisis: www.washingtonpost.com/wp-srv/
gewerkt aan het verder handen en voeten
37. In de Verenigde Staten heeft presi-
in: D. Busch e.a. (red.), Onderneming en
business/economy-watch/timeline/
geven aan (het Nederlandse deel van) de
dent Obama op 21 juli de zogenaamde
Financieel Toezicht (Serie Onderneming
index.html.
transacties van het weekend van 27/28
Dodd-Frank Wall Street Reform and
en recht deel 40) Deventer: Kluwer 2007,
28. Het lijkt er op dat ING en BNP de
september.
Consumer Protection Act getekend.
p. 201 t/m 233.
meest serieuze kandidaten zijn geweest.
34. Concreet wil dat zeggen dat de vol-
Bespreking van dit document dat meer
29. Begin oktober, na de transacties met
gende onderdelen worden gekocht: Fortis
dan 2000 pagina’s beslaat, gaat te ver. De
de Benelux-staten, ontstonden opnieuw
Bank Nederland (Holding) N.V. inclusief
wet bevat diverse maatregelen gericht op
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2345
Wetenschap
van voorzitter van het Basel-comité, opgemerkt dat van banken zal worden verlangd dat zij hoogwaardige liquide activa aanhouden die in beginsel voldoende moeten zijn om 30 dagen van acute stress te overleven.41 Inmiddels zijn de gewijzigde kapitaalvereisten, van het Basel-comité bekendgemaakt. De belangrijkste maatregel is dat er veel strengere eisen aan zowel de omvang als de kwaliteit van het aan te houden kapitaal zullen worden gesteld en dat er voor specifieke risicovolle activiteiten ook specifieke kapitaalvereisten zullen komen.42 De lezer van het Fortisrapport zal deze maatregelen goed kunnen plaatsen. Kapitaalproblemen leidden bij Fortis tot liquiditeitsproblemen, die haar uiteindelijk (bijna) de kop hebben gekost.
4. Tot besluit Fortis is een van de meest zichtbare slachtoffers van de kredietcrisis in de lage landen. Wie het rapport leest, krijgt een veel beter inzicht in wat er zich tijdens de kre-
dietcrisis werkelijk heeft afgespeeld, zij het vanuit het perspectief van slechts een van de slachtoffers. Het voorkomen van dit soort gebeurtenissen zal nog de nodige inventiviteit van wetgevers en toezichthouders vergen. Dat is eenvoudiger gezegd dan gedaan. Onder economen bestaat nog lang geen overeenstemming over de vraag hoe het toezicht op individuele banken moet worden ingericht op dusdanige wijze dat zowel die banken zelf als het systeem voldoende zijn gekapitaliseerd, zonder dat een deel van de problematiek zich verschuift naar niet-bancaire instellingen die volledig buiten het toezicht staan.43 En zelfs als dat probleem zou kunnen worden opgelost, blijft het de vraag in hoeverre onder de nieuwe kapitaalbeschermingsregels kan worden voorkomen dat instellingen feitelijk hun kapitaal uithollen zonder direct in strijd met die regels te handelen. Voorlopig is er voor zowel voor economen als voor juristen in ieder geval voldoende werk aan de winkel.
•
Noten
42. Zie voor een kort overzicht, opnieuw
hielden om bepaalde verliezen te kunnen
genoemde oratie van de aan het Tilburgse
41. Zie www.bis.org/speeches/sp100611.
in de woorden van Wellink: www.bis.org/
absorberen. Zie daarover nader de web-
European Banking Center verbonden eco-
pdf. In zijn speech geeft Wellink een
speeches/sp100922.pdf. Ook de (inmid-
site van de ECB, in het bijzonder: www.
noom Luc Laeven.
helder overzicht van de denkrichting
dels afgeronde) bankenstresstests richten
ecb.int/pub/pdf/other/euwidestresstes-
over een heel pakket aan maatregelen ter
zich op het kapitaal van banken. Daarin is
tingexercise-qaen.pdf.
voorkoming van toekomstige crises.
onderzocht of banken voldoende kapitaal
43. Zie daarover specifiek de eerder
2346
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
Essay
1877
Regulering van migratie en integratie à la Wilders: mag het, kan het en helpt het? Kees Groenendijk en Thomas Spijkerboer1
ALS DE OVERHEID HET GROTE GROEPEN IMMIGRANTEN DIE LANGDURIG LEGAAL IN NEDERLAND WONEN ONMOGELIJK MAAKT HIER MET HUN GEZINSLEDEN TE WONEN, HEN UITSLUIT VAN PERMANENT VERBLIJFSRECHT EN VAN HET NEDERLANDERSCHAP EN BOVENDIEN EEN (ZEER) KLEINE GROEP GENATURALISEERDE NEDERLANDERS BEDREIGT MET ONTNEMING VAN HUN NEDERLANDERSCHAP, MOET ZE NIET VERBAASD ZIJN ALS BURGERS DENKEN DAT ZIJ IMMIGRANTEN IN HUN BUURT, OP HUN WERK OF OP STRAAT OOK MOGEN UITSLUITEN.
De paragraaf over de plannen rond immigratie in de akkoorden tussen VVD-CDA-PVV beslaat zes pagina’s dikbedrukte tekst met tientallen voorstellen voor oude en nieuwe maatregelen (zie Kamerstukken II, 32 417, nr. 14). De drie partijen zeggen daarmee twee doeleinden na te streven: een ‘zeer substantiële daling van de instroom’ van migranten en ‘effectieve integratie van nieuwkomers en bevolkingsgroepen’. Bij elk van oude en nieuwe voorstellen rijst de vraag: mag het, kan het en helpt het? Is het juridisch of moreel toegestaan, is het voorstel haalbaar en helpt het echt een probleem op te lossen? Of zal het vooral averechts werken en bestaande problemen groter maken? Aan de juridische houdbaarheid en praktische haalbaarheid hebben de media de afgelopen weken al veel aandacht besteed. Met het voornemen vijf recent met instemming van alle EU-lidstaten vastgestelde richtlijnen en vier verdragen waarbij veel staten partij zijn, te wijzigen, neemt het kabinet-Rutte een Sysifus-taak op zich. Het overschat hiermee de Nederlandse positie in Europa. De andere lidstaten laten hun politieke agenda niet door Nederland dicteren. Het onderschat de excentrische positie die Nederland op dit terrein in veel opzichten in de EU inneemt. Veel voorstellen zijn onder minister Verdonk al gedaan en toen als onhaalbaar of contraproductief van tafel verdwenen.
Uitzonderlijke politieke constellatie De afgelopen tien jaar hebben in verschillende EU-lidstaten partijen met een duidelijk anti-immigrantenprogramma bij parlementaire verkiezingen 10-15% van de stemmen behaald. De reactie van de traditionele partijen op die uitslag was verschillend. In België en Zweden hebben de traditionele partijen geweigerd met dergelijke partijen samen te werken: het ‘cordon sanitaire’ heeft in België gewerkt. In Denemarken heeft de minderheidsregering zich vaak tot de Deense Volkspartij gewend om een meerderheid voor een begroting of een wetsvoorstel te krijgen, maar de regering zocht bij andere gelegenheden de steun van de sociaal-democraten of van andere partijen. Het onderhandelen door VVD en CDA over een gedoogakkoord met de PVV, een partij zonder leden, over alle onderdelen van het immigratiebeleid en andere centrale onderdelen van het regeringsbeleid geeft de PVVleider meer toegang tot de politieke macht in Nederland. Het verleent zijn ideeën meer legitimiteit dan in andere EU-lidstaten gebeurde, afgezien van de Oostenrijkse
Auteurs 1. Prof. mr. C.A. Groenendijk is emeritus-hoogleraar rechtssociologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Prof. mr. T.P. Spijkerboer is hoogleraar migratierecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam en medewerker van dit blad.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2347
Essay
granten vergt een of twee generaties, in ieder geval meer dan een kabinetsperiode. In het gedoogakkoord is geen oog voor de spanning tussen beide doeleinden van het kabinet. De maatregelen ter beperking van de gezinsmigratie zullen, voor zover ze al effect hebben, de integratie van de aanwezige en de komende immigranten niet bevorderen. De belangrijkste onder het kopje ‘integratie’ genoemde maatregelen zullen de ‘effectieve integratie’ vooral moeilijker maken.
Effectieve integratie bevorderen of uitsluiting wettelijk vastleggen?
Barbed Wire © Corbis
regering met Haider. Dat de toenmalige Oostenrijkse premier Schüssel de betekenis van die regeringsdeelname van Haiders partij nu minimaliseert (NRC Handelsblad 8 oktober 2010), is begrijpelijk. Dat zal Rutte over tien jaar ook doen. De uitzonderlijke grote invloed van de PVV op het Nederlandse beleid wordt elders in Europa natuurlijk waargenomen. Ze zal het voor Nederlandse ambtenaren en diplomaten niet eenvoudig maken om binnen de EU steun te krijgen voor de nieuwe Nederlandse plannen. De diskwalificaties van de Duitse Bondskanselier door Wilders zal de neiging van de grootste lidstaat om Nederland ter wille te zijn niet vergroten.
Beperkte maakbaarheid Het probleem met de twee doeleinden (‘zeer substantiele daling van de instroom’ van migranten en ‘effectieve integratie van nieuwkomers en bevolkingsgroepen’) is dat beide zijn gebaseerd op overschatting wat een overheid kan bereiken en op onderschatting van de spanning tussen die doeleinden. In 2009 was tweederde van de immigranten Nederlander of burger van een andere EU-lidstaat. Afgezien van positieve prikkels (emigratiepremies of belastingvoordelen) kan de overheid ten aanzien van die groep nauwelijks sturen. Het resterende derde deel bestaat voor een groot deel uit arbeidsmigranten, gezinsmigranten en asielzoekers. Naar hoog- en laaggeschoolde arbeidmigranten is veel vraag o.a. omdat de werkloosheid in Nederland relatief laag is. Op het punt van gezinsmigratie en asielverlening heeft Nederland zich na 2002 gebonden aan EU-regels. Die regels kwamen niet uit de lucht vallen. Ze zijn uitdrukking van centrale Europese waarden en van vijftig jaar ervaring met integratie van immigranten in de EEG en de EU. Integratie van immi-
Het akkoord wijdt vijf pagina’s aan beperking van immigratie en één bladzijde aan integratie. Onder dat kopje worden, naast een boerkaverbod, beëindiging van het voorkeursbeleid op grond van geslacht en etnische herkomst en invoering van een ‘meldcode voor cultureel bepaald huiselijk geweld’, drie maatregelen genoemd die niet primair symbolische werking zullen hebben maar de integratie van immigranten aanmerkelijk zullen bemoeilijken: afschaffing van overheidsfinanciering van het taalonderwijs, verder bemoeilijken van naturalisatie en de invoering van vier soorten Nederlanderschap.
Integratie op kosten van immigranten ‘Migranten en asielzoekers dragen zelf zorg voor hun inburgering in ons land.’ Die zin klinkt stoer, maar heeft een hoog déjà-vugehalte. Dat idee lag ook ten grondslag aan de Wet inburgering van minister Verdonk. Invoering van die wet leidde ertoe dat het aantal migranten dat in 2007 aan een taalcursus begon twee derde lager lag dan in de voorgaande jaren: een vermindering van 30 000 naar 10 000 beginnende cursisten. Die wet, die met bijna algemene stemmen in de Tweede Kamer werd aanvaard, voorzag dat migranten bij de IBG een lening voor de kosten konden krijgen. Als het inburgeringsexamen tijdig was behaald, werd een deel van de lening kwijtgescholden. Het akkoord voorziet opnieuw een ‘sociaal leenstelsel dat inhoudt dat de lening wordt terugbetaald’. Nu dus kennelijk helemaal. In 2007 zagen veel migranten aankomen dat zij het examen nooit of niet tijdig zouden halen en dus zonder een examenbriefje, maar met een schuld van duizenden euro’s zouden blijven zitten. In dat jaar hebben 600 immigranten een lening bij de IBG aangevraagd. Vanaf 2008 is de overheid de taalcursussen weer gaan betalen. In de jaren 2007-2009 is aan 100 000 migranten een aanbod van een taalcursus gedaan en zijn in totaal 900 leningen aangevraagd. In die drie jaren zijn 30 000 migranten geslaagd voor het inburgeringsexamen. Waarom zou het effect van dezelfde maatregelen dit keer anders zijn dan in 2007? Opnieuw ontstaat er veel onzekerheid, dreigen met sancties, onrust, bestuurlijke chaos die de inburgering in de afgelopen jaren – vaak ten onrechte – een slechte naam heeft bezorgd. Mogelijk verwachten de opstellers van het
De combinatie van uitzetting als nieuwe sanctie en het voorstel migranten het taalonderwijs helemaal zelf te laten betalen, is vragen om problemen met Europees recht 2348
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
akkoord wonderen van de dreiging met uitzetting als extra sanctie op niet tijdig slagen voor het examen. Die sanctie komt naast de bestaande negatieve sancties: bestuurlijke boete, korting van de uitkering en geen permanente verblijfsvergunning of naturalisatie. Onderzoekers die in opdracht van VROM de Wet inburgering evalueerden, schatten dat zomer 2010 ongeveer 100 000 mensen die aan een inburgeringscursus zijn begonnen nog geen examen hebben gedaan (Signifikant 2010, bijlage bij Kamerstukken II, 31 143, nr. 84). Kennelijk denken zij of hun docenten dat zij dat examen (nog) niet zullen halen. Een voor politici en de betrokkenen onbekend deel van die groep wordt in het gedoogakkoord met uitzetting bedreigd. Door de effecten van Europees en internationaal recht zal de soep niet zo heet worden gegeten. Maar dit soort dreigementen zal de integratie van de betrokkenen en andere immigranten vooral bemoeilijken. De combinatie van uitzetting als nieuwe sanctie en het voorstel migranten het taalonderwijs helemaal zelf te laten betalen, is vragen om problemen met Europees recht. Bij de uitleg van de gezinsherenigingsrichtlijn, van de richtlijnen over langdurig ingezetenen en die over de status van vluchtelingen zal het Hof van Justitie de cumulatieve gevolgen van die twee plannen toetsen aan het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. Uit een reeks recente arresten over EU-migratierecht (Eman & Sevinger, Sahin, Chakroun en Commissie/Nederland) blijkt dat de rechters in Luxemburg niet alles wat op dit gebied in Nederland gebeurt vanzelfsprekend, redelijk of evenredig vinden.
Naturalisatie verder bemoeilijken Het EU-recht stelt slechts marginaal grenzen aan de vrijheid van de lidstaten om naturalisatie te regelen. Duidelijke grenzen worden wel gesteld door verschillende binnen de Raad van Europa en de VN gesloten mensenrechtenverdragen. Het gedoogakkoord kondigt aanscherping van twee bestaande voorwaarden voor naturalisatie en invoering van twee nieuwe voorwaarden aan. De invoering van de uitgebreide naturalisatietest per computer in 2003 leidde tot een halvering van het aantal aanvragen voor naturalisatie: in de jaren voor 2003 lag dat op 40 000 of meer per jaar, vanaf 2004 schommelt het rond de 20 000 aanvragen per jaar. Zouden de migranten die nu geen naturalisatie meer aanvragen, zonder Nederlandse nationaliteit effectiever integreren in de Nederlandse samenleving? Leidt verdere aanscherping tot meer integratie of tot meer uitsluiting?
Vier soorten Nederlanders Uitvoering van de plannen die op verschillende punten in het akkoord staan vermeld, betekent dat er vier soorten Nederlanders komen: (1) Geboren Nederlanders die praktisch alleen voor verlies van die nationaliteit hoeven te vrezen als ze voor een andere nationaliteit kiezen. (2) Nederlanders van Antilliaanse herkomst die door de overheid tot ‘terugkeer naar landen van het Koninkrijk’ in de Antillen kunnen worden gedwongen. (3) ‘Voorwaardelijke Nederlanders’ die als zij binnen vijf jaar na de verkrijging worden veroordeeld voor een ernstig misdrijf, het Nederlanderschap kan worden ontnomen.
Vooral personen met een dubbele nationaliteit uit landen die niet toestaan de nationaliteit op te geven, lopen het nieuwe risico op ontneming van hun Nederlanderschap (4) Nederlanders die langer dan vijf jaar geleden zijn genaturaliseerd en die voorlopig, zolang de wetgever niet anders besluit, gelijke rechten hebben als de eerste categorie. Dit plan doet sterk denken aan het voorstel van minister Verdonk voor de Wet inburgering. Dat wetsvoorstel maakte onderscheid tussen geboren Nederlanders, Antilliaanse Nederlanders en genaturaliseerde Nederlanders. Volgens de Raad van State was dat onderscheid in strijd met het VN-Verdrag tegen rassendiscriminatie (Kamerstukken II, 30 308, nr. 106). Als gevolg van dat advies werden alle Nederlanders vrijgesteld van de inburgeringsplicht. Van de voorgestelde vier categorieën is alleen de tweede expliciet etnisch van aard. De andere drie zijn het echter impliciet ook. De eerste categorie omvat voornamelijk blanke Nederlanders, terwijl de derde en vierde categorie vooral Nederlanders uit immigrantengroepen betreffen. Van de ‘voorwaardelijke Nederlanders’ hebben alleen personen met een dubbele nationaliteit voor de nieuwe sanctie te vrezen. Personen met alleen de Nederlandse nationaliteit zouden bij ontnemen staatloos worden en dat is in strijd met verschillende verdragen. Vooral personen met een dubbele nationaliteit uit landen die niet toestaan de nationaliteit op te geven, lopen dus dit nieuwe risico op ontneming van hun Nederlanderschap. Dit is het geval bij migranten uit enkele Latijns-Amerikaanse landen en uit herkomstlanden van immigranten in Nederland met een overwegend islamitische bevolking, zoals Algerije, Iran, Marokko, Pakistan en Tunesië.
Nederlanders op proef Illustratief voor de benadering van het internationale recht en van andere Europese landen in het gedoogakkoord is de passage over de betreffende bepaling, art. 7(d) van het Europees Verdrag inzake nationaliteit. Dat verdrag kwam in 1997 binnen de Raad van Europa tot stand. Die bepaling heeft als doel het voorkomen dat de overheid ongewenst of crimineel gedrag van individuele burgers of de omstandigheid dat zij tot een bepaalde groep worden gerekend, bestraft met ontneming van het staatsburgerschap en verwijdering uit de samenleving. Een dergelijke praktijk was in de Sovjet-Unie en in nazi-Duitsland gebruikelijk. In het gedoogakkoord staat dat de regering pogingen zal ondernemen ‘binnen het kader van het europees verdrag inzake nationaliteit te komen tot een ruimere uitleg van artikel 7d. Indien deze ruimere uitleg niet mogelijk zal blijken te zijn, zal met de verdragsluitende partijen worden overlegd
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2349
Essay
om te komen tot een wijziging van het verdrag. Indien voor 1 januari 2012 blijkt dat de verdragsluitende partijen niet tot een dergelijke wijziging bereid zijn zal de Nederlandse wetgeving zodanig worden gewijzigd dat de eerste vijf jaar sprake is van een voorwaardelijke verkrijging van de Nederlandse nationaliteit (…).’ De andere 28 Europese landen, die het verdrag hebben getekend of geratificeerd, krijgen veertien maanden de tijd om deze mensenrechtelijke bepaling af te zwakken. Zijn zij daartoe niet bereid, dan ontduikt Nederland dat verbod door de creatie van een nieuwe categorie: staatsburgers op proef. In Frankrijk ontstond deze zomer een heftig debat over het voorstel van de Minister van Binnenlandse Zaken om de Franse nationaliteit te ontnemen in geval van polygamie en bij ernstige strafbare feiten. Na ingrijpen van president Sarkozy werd de ontneming van de Franse nationaliteit in het wetsvoorstel beperkt tot ‘toute personne d’origine étrangère qui aurait volontairement porté atteinte á la vie d’un fonctionnaire de police ou d’un militaire de la gendarmerie ou de toute autre personne dépositaire de l’autorité publique.’ (Le Monde 28 september 2010). Het voorstel is beperkt tot aanslagen op het leven van overheidsfunctionarissen. Het toont daarmee veel meer respect dan het gedoogakkoord voor art. 7(d) dat ontneming alleen toelaat op grond van ‘conduct seriously prejudicial to the vital interests of the State Party’. Frankrijk heeft het Europese Verdrag inzake nationaliteit wel ondertekend, maar nog niet geratificeerd. Frankrijk is dus, anders dan Nederland, nog niet volledig door het verdrag gebonden. Overigens blijkt uit bovenstaand citaat dat het Franse voorstel, evenals dit onderdeel van het gedoogakkoord, onmiskenbaar op een etnische bepaalde groep staatsburgers betrekking heeft (‘toute personne d’origine étrangère’). Daarmee zijn beide voorstellen ons inziens onverenigbaar met art. 1(3) van het VN-Verdrag tegen rassendiscriminatie dat de verdragstaten vrij laat op het punt van hun nationaliteitwetgeving, zolang die wetgeving maar niet tegen een bepaalde etnische groep discrimineert. Ze zijn ook strijdig met de algemene discriminatieverboden in het EVRM en het IVBPR.
‘Een zeer substantiële daling van de instroom’ In het gedoogakkoord wordt aangekondigd dat vijf recent aanvaarde EU-migratierichtlijnen en vier Europese verdragen moeten worden aangepast om het nieuwe Nederlandse beleid mogelijk te maken. Deze conclusie die de onderhandelaars na veelvuldige raadpleging van de betrokken ambtenaren hebben getrokken, zegt veel over de inhoud en het niveau van de aangekondigde plannen. Bespreking van alle Europees – en internationaalrechtelijke haken en
Hebben minder getalenteerde of minder gefortuneerde mensen minder recht hun gezinsleven naar eigen inzicht in te richten? 2350
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
ogen van het gedoogakkoord voert hier te ver. Als voorbeelden gaan we in op gezinshereniging en inburgering voor Turkse burgers.
Gezinsherenigingsrichtlijn op de Nederlandse schop Het gedoogakkoord bevat zeventien voorstellen voor nieuwe maatregelen ter beperking van gezinsmigratie. Dat gezinsmigratie in de migratieregels van de EEG (nu de EU) al sinds 1961 als een instrument ter bevordering van de integratie van immigranten wordt gezien, waren de onderhandelaars zich kennelijk niet bewust. Van zeven van die zeventien voorstellen erkent het akkoord dat ze strijdig zijn met Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging. Datzelfde geldt nog voor vijf andere voorstellen: verhoging van de eisen van het inburgeringsexamen in het buitenland, verhoging van de leges (nu al veruit de hoogste van alle aan de richtlijn gebonden lidstaten), het verbod van huwelijken tussen neven en nichten (Nederland kan niet eenzijdig of via een omweg bepalen wie wel en niet echtgenoot is), polygame huwelijken worden niet erkend (de richtlijn verplicht tot toelating van één echtgenote en de minderjarige kinderen uit dat huwelijk) en intrekking wegens verblijf in het buitenland (die grond staat niet in de richtlijn). Drie van de vijf resterende voorstellen betekenen dat het huidige Nederlandse beleid dat op die punten net iets liberaler is dan het minimumniveau van de richtlijn, tot dat minimum wordt teruggebracht: ongeregistreerde partners worden niet langer toegelaten (een voorstel dat met name homoseksuelen treft), er komt een wachttijd van één jaar en er wordt een huisvestingseis gesteld. De resterende twee plannen zijn: strafbaar stellen van huwelijksdwang en scherper optreden tegen schijnhuwelijken. Of dat de gezinsmigratie ingrijpend zal beperken, valt te betwijfelen. Enkele van die zeventien plannen stonden overigens ook al in de brief die het laatste kabinet-Balkenende in oktober 2009 aan de Tweede Kamer stuurde (Kamerstukken II, 32 175, nr. 1). Met name het plan om opleidingseisen (voltooid secondair onderwijs) te stellen aan gezinsmigranten en hun in Nederland wonende partner of ouders, ontmoet onbegrip elders in Europa. Het stellen van opleidingseisen aan arbeidsmigranten of buitenlandse studenten ligt voor de hand. Maar bij gezinsmigranten is dat veel moeilijker te rechtvaardigen. Het recht op gezinshereniging is niet alleen voor ‘ons soort mensen’ met hogere (beroeps)opleiding of ten minste havo bedoeld. Hebben minder getalenteerde of minder gefortuneerde mensen minder recht hun gezinsleven naar eigen inzicht in te richten?
Het demissionaire kabinet geeft een voorproefje: meer eisen inburgering in het buitenland Om duidelijk te maken welk soort gedrag te verwachten is, nu twaalf van de zeventien voorstellen in het gedoogakkoord alleen mogelijk zijn na wijziging van Richtlijn 2003/86/EG, geven we als voorbeeld de invoering door het demissionaire kabinet van hogere eisen bij de inburgeringstest in het buitenland. Deze maatregel staat ook in het gedoogakkoord. De Raad van State stelde in zijn advies van 15 juli 2010 (Stcrt. 2010, 13 998) over de betreffende wijziging van het Vreemdelingenbesluit de vraag hoe die verhoging te rijmen viel met twee recente arresten van
het Hof van Justitie, het arrest Chakroun van 4 maart 2010 (JV 2010/177) en het arrest Commissie/Nederland van 29 april 2010 (JV 2010/237). In het nader advies antwoordt de regering dat de rechtspraak van het Hof over de associatieregels en ‘de daarin vervatte standstill-bepalingen nog niet is uitgekristalliseerd. Diverse prejudiciële vragen zijn nog aanhangig bij het Hof.’ Bij het Hof van Justitie zijn op dit moment echter geen voor die bepalingen relevante vragen aanhangig. De nota van toelichting zegt verder: ‘De voortschrijdende jurisprudentiële ontwikkelingen zullen nadere duiding moeten geven aan deze reikwijdte, ook in relatie tot het stellen van voorafgaande integratievoorwaarden aan gezinsleden van Turkse werknemers. Temeer daar het basisexamen inburgering in het buitenland een snelle en effectieve integratie in Nederland beoogt. Indien bij voortschrijdende ontwikkeling van het associatierecht met Turkije hierover meer duidelijk wordt, zal, zo nodig, het Vreemdelingenbesluit 2000 worden aangepast.’ Dit is een ingewikkelde manier om te zeggen dat het plan welbewust op gespannen voet staat met Europees recht. De maatregel wordt ingevoerd en toegepast zolang het Hof van Justitie of de Nederlandse rechter dat niet met zoveel woorden verbiedt. In september heeft Tweede Kamer het besluit over de verhoging dat al in het Staatsblad is verschenen (Stb. 2010, 679) alsnog controversieel verklaard. Over het betreffende voornemen uit het gedoogakkoord zal de Kamer al op korte termijn kunnen spreken. Dat biedt ook de gelegenheid om aandacht te besteden aan de aanbeveling van het VN-Comité ter uitbanning van rassendiscriminatie. Dat toezichthoudende comité heeft in zijn verslag van maart 2010 over de naleving van het VN-Verdrag tegen rassendiscriminatie in Nederland aanbevolen de Wet inburgering in het buitenland te wijzigen om de met dat verdrag strijdige vrijstelling van burgers van bepaalde Westerse landen alleen op grond van hun nationaliteit ongedaan te maken (CERD/C/NLD/CO/17-18).
Wishful thinking maar niet zonder prijs In het gedoogakkoord staan twee voorstellen die zowel het symbolische karakter van de afspraken als de instelling van hun opstellers demonstreren: wijziging van de Associatieovereenkomst EEG-Turkije en een EU-verbod op regulatisaties. In het gedeelte over integratie staat de zin: ‘Het kabinet zet zich ervoor in het Associatie-akkoord EU-Turkije zodanig aan te passen dat inwoners van Turkije onder de inburgeringsplicht komen te vallen.’ Deze – ongetwijfeld onbedoeld – imperialistische formulering (moeten echt alle inwoners van Turkije Nederlands gaan leren?) laten we voor wat zij is. Bedoeld zal zijn dat de Associatieovereenkomst zodanig moet worden gewijzigd dat Turkse burgers in Nederland verplicht kunnen worden om te slagen voor het inburgeringsexamen en als zij dat niet op tijd doen bestraft kunnen worden met bestuurlijke boeten, korting op hun uitkering, weigering van een permanente verblijfsvergunning of intrekking van de tijdelijke verblijfsvergunning en uitzetting. Het realiteitsgehalte van dit plan is nihil. Twee kernbepalingen van de associatie (het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit en het verbod om nieuwe beperkende maatregelen in te voeren) zouden moeten worden
Veel van de dreigementen in het gedoogakkoord zullen grotendeels, zo niet helemaal, loos blijken aangepast. Voor die aanpassing is de medewerking van alle EU-lidstaten en van Turkije vereist. Het gedoogakkoord erkent impliciet de juistheid van de recente uitspraken van de Rechtbank Rotterdam dat de Wet inburgering, evenals op EU-burgers, ook niet op Turkse burgers kan worden toegepast vanwege die bepalingen van de associatie met Turkije (LJN BN3934 en BN3935). Gezien de kordate stelling in het PVV-verkiezingsprogramma ‘EU: Turkije er in, Nederland er uit’ is het opmerkelijk en belangrijk dat in het gedoogakkoord en in het regeerakkoord geen expliciete uitspraak over toetreding van Turkije tot de EU wordt gedaan. Even onrealistisch is een ander voornemen: ‘Het kabinet zet in de EU in op een regeling die inhoudt dat lidstaten niet kunnen besluiten tot een generaal pardon.’ Dit voornemen wordt geuit nu Nederland net verblijfsvergunningen heeft verstrekt aan ongeveer 30 000 asielzoekers die zes jaar of langer in Nederland werden gedoogd. Over die pardonregeling heeft Nederland niet vooraf de andere lidstaten geconsulteerd, terwijl Nederland zelf kort tevoren sterk op een dergelijke consultatie had aangedrongen na een regularisatie in Spanje. Volgens het gedoogakkoord moeten reeksen Europese regels worden gewijzigd om aan de nieuwe Nederlandse verlangens te voldoen, maar gaat Nederland op dit punt aan de EU vragen de Nederlandse handen te binden.
Legitimatie van uitsluiting Als de overheid het grote groepen immigranten die langdurig legaal in Nederland wonen, onmogelijk maakt hier met hun gezinsleden te wonen, hen uitsluit van permanent verblijfsrecht en van het Nederlanderschap en bovendien een (zeer) kleine groep genaturaliseerde Nederlanders bedreigt met ontneming van hun Nederlanderschap, moet ze niet verbaasd zijn als burgers denken dat zij immigranten in hun buurt, op hun werk of op straat ook mogen uitsluiten. Begin oktober vroeg een journalist ons of het faillissement van een grote aanbieder van inburgeringscursussen betekende dat immigranten zouden worden uitgezet omdat ze daardoor niet tijdig het examen konden halen. Het antwoord was en is: nee. Ook dit dreigement in het gedoogakkoord zal grotendeels, zo niet helemaal, loos blijken. Maar het effect van dit en andere dreigementen voor de bejegening van immigranten en hun positie in Nederland is zeer reëel en ingrijpend. Een van ons treedt op als ‘taalcoach’ van een voormalige asielzoeker die in 2000 een asielverzoek indiende en in 2008 een verblijfsvergunning kreeg op grond van de pardonregeling. Hij komt uit Afrika, spreekt zes talen en slaagde binnen een jaar voor zijn inburgeringsexamen. Via het ROC heeft hij een leerwerkplaats bij een bedrijf. Sinds enkele weken wordt hij constant geconfronteerd met een collega die hem door pesten, uitschelden, slaan en bedreigingen duidelijk maakt
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2351
Essay
dat hij ‘hier niet hoort’. De pogingen hem uit het bedrijf te werken, zijn toegenomen vanaf de dag dat die collega hoorde dat de man moslim is. Die collega heeft het gedoogakkoord vast niet gelezen, maar hij kan zich door de boodschap die uitgaat van deze samenwerking tussen de drie politieke partijen, gesterkt weten in zijn opvattingen en gedrag. Gelukkig durfde de man dit probleem bij zijn baas aan de orde te stellen en heeft die werkgever duidelijk gemaakt dit gedrag niet te tolereren. Over de discriminatie van immigranten op de arbeidsmarkt (Kamerstukken II, 30 950, nr. 18 over het SCP-rapport
2352
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
Liever Mark dan Mohammed) staat in het gedoogakkoord geen woord. Wij zijn dus niet gerustgesteld door het feit dat Europees en internationaal recht in de weg staan aan uitvoering van het regeerakkoord op het gebied van immigratie en integratie. Het akkoord tussen VVD, PVV en CDA laat zien dat drie partijen (en niet maar één van die drie) zich ten doel hebben gesteld om aanwijsbare groepen Nederlandse ingezetenen uit te sluiten. Dat enkele feit leidt tot versterking van de al bestaande uitsluiting van deze groepen medeburgers.
•
Focus
1878
Het gedoogakkoord en het repressieve veiligheidsbeleid Theo de Roos1
HET GEDOOGAKKOORD BEVAT EEN INTIMIDERENDE OPEENSTAPELING VAN MAATREGELEN WAARUIT EEN VERHARDING IN HET INTERNE VEILIGHEIDSBELEID BLIJKT. DE HOGE AMBITIES EN HET EENZIJDIGE ACCENT OP REPRESSIE WEKKEN VERWACHTINGEN BIJ DE BURGER DIE NIET KUNNEN WORDEN WAARGEMAAKT.
In het gedoogakkoord dat het CDA en de VVD – de coalitiepartijen in het half oktober aangetreden nieuwe kabinet – op 30 september 2010 hebben gesloten, komt een paragraaf voor onder het kopje ‘Veiligheid’ die identiek is aan de paragraaf veiligheid in het Regeerakkoord ‘Vrijheid en verantwoordelijkheid’ van dezelfde datum. De tekst ademt een sterk repressieve sfeer. Het justitieel en bestuurlijk overheidsoptreden moet harder, strenger en effectiever worden over de gehele linie, omdat veiligheid een ‘kerntaak’ is van de overheid. Burgers moeten aanspraak kunnen maken op een veilige leefomgeving, en daarom moet gestreefd naar een ‘zichtbaar, gezaghebbend en doortastend optreden van politie en justitie’ tegen ‘straatterreur, overlast, intimidatie, agressie, geweld en criminaliteit’. Bij de lezing van deze tekst met haar ferme jongens stoere knapen-retoriek werd het me bang te moede. Ik vroeg mij af waardoor dat kwam, en ik kwam uiteindelijk tot de slotsom dat dit effect niet zozeer werd veroorzaakt omdat er veel nieuwe maatregelen van repressie en preventie worden voorgesteld, maar omdat sprake is van een intimiderende stapeling die blijk geeft van een verhardende tendens in het interne veiligheidsbeleid. Daaraan doet niet af dat er zeker verstandige elementen in de tekst verscholen zitten, zoals de versterking van de positie van het slachtoffer, hoewel die ook in een antidadercontext staan. In ieder geval overwegen de repressieve elementen. Ik doe een greep: verruiming van de mogelijkheid van preventief fouilleren, zwaardere straffen op geweld tegen gezagsdragers en ambulancepersoneel, minimumstraffen voor recidivisten bij ernstige misdrijven, oplegging van een strafdienstplicht aan jongeren (een combinatie van straf, verwijdering van de straat, uitvoering van klussen en heropvoeding), nachtdetentie voor jongeren, voorbereiding van een ‘adolescentenstrafrecht’ voor jongeren tussen de 15 en 23 jaar, financieel aansprakelijk stellen van ouders van criminele zwaardere straffen voor de handel in drugs,
intensievere aanpak van vrouwenhandel, verlenging van de verjaringstermijn van ernstige gewelds- en zedendelicten, zo veel mogelijk verzekering dat vrijheidsbeneming volgt bij het niet voldoen aan de voorwaarden bij voorwaardelijke straffen en het niet of onvoldoende uitvoeren van taakstraffen. Dat is nog lang niet alles: ook in de eerste paragraaf van het gedoogakkoord over integratie is het een en ander te vinden dat tendeert naar meer repressie en grotere gestrengheid, zoals de invoering van een algemeen verbod op gelaatsbedekkende kleding zoals boerka’s, het harder optreden tegen mensensmokkel en scherpere maatregelen in de sfeer van het vreemdelingenbeleid en het naturalisatiebeleid ten aanzien van strafrechtelijk veroordeelden, het inzetten op strafbaarstelling van illegaliteit, een bredere aanpak van criminaliteit bij vreemdelingen die onder meer inhoudt dat vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven eerder het land worden uitgezet (daartoe wordt de ‘glijdende schaal’ aangescherpt). Ook de mensenhandel moet harder worden aangepakt. Voorts zal vaker gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid van ongewenstverklaring en beëindiging van het verblijfsrecht van veroordeelde EU-burgers, waarbij het kabinet zal inzetten op wijziging van de EU-richtlijn inzake vrij verkeer (2004/38). De ambities zijn hoog, zo hoog dat ernstig moet worden getwijfeld aan het realiteitsgehalte van het pakket. Men zoekt vergeefs naar het denken in termen van een afweging van prioriteiten. Wel van het tegendeel: het kraakverbod wordt actief en prioritair gehandhaafd, en ook de dierenmishandeling wordt harder aangepakt. Daartoe worden 500 animal cops aangesteld; een PVV-ideetje. Daar-
Auteur 1. Prof. mr. Th.A. de Roos is hoogleraar strafrecht aan de Universiteit van Tilburg en medewerker van dit blad.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2353
Focus
Men zoekt vergeefs naar het denken in termen van een afweging van prioriteiten naast worden nog eens 2500 reguliere agenten voorzien die meer ruimte voor vakmanschap krijgen, maar wel korter worden opgeleid. Met behoud van kwaliteit natuurlijk. Dat laatste lijkt me duidelijk wishful thinking, zeker wanneer men ook nog eens de recherche en de justitiële keten wil uitbreiden. Alleen al de in de akkoorden aangekondigde ‘integrale’ aanpak van cybercrime zal een aanzienlijke opleidingscapaciteit vergen. Aan de andere kant lijkt de noodzaak van de dierenpolitie kwestieus, en een voorbeeld van symboolpolitiek. Wordt ook nog ergens op bespaard? Jawel, op het gevangeniswezen en op instroom in en de tenuitvoerlegging van de tbs. De akkoorden tonen een warm hart voor de bejaarden, maar de bejaarde tbsgestelden worden van die warmte uitgesloten. Het regime van het gevangeniswezen en de tbs, met name van de long stay, zal worden versoberd.
Herdoop van het Ministerie van Justitie Dit alles zal worden gerealiseerd onder de verantwoordelijkheid van de minister die is belast met de zorg voor veiligheid, de Minister van Veiligheid en Justitie, minister Opstelten dus. Er komt ook een nationale politie, en het gezag over de politie komt geheel bij de Minister van Veiligheid te berusten. Daarmee is een lange strijd tussen de
Ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken voorlopig beslecht, en zal het langdurige en taaie verzet binnen de politieorganisatie tegen de vorming van een nationale politie worden doorbroken. Daarvoor is veel te zeggen; ook helemaal los van het streven naar meer repressie. De tijd was er rijp voor. Wel moet worden gesignaleerd dat er allicht spanningen kunnen ontstaan tussen de trend naar centralisering enerzijds, en het accent dat het kabinet en de PVV leggen op de noodzaak van een lokale aanpak van het veiligheidsbeleid. De herdoop van het departement van justitie is duidelijk de neerslag van het algemene streven naar meer veiligheid voor de doorsnee burger. Dat komt niet uit de lucht vallen, en het kan zeker niet worden opgevat als een concessie aan de PVV, omdat ook binnen de VVD en het CDA al veel eerder verwante opvattingen werden geventileerd. Bedenkelijk is echter wel dat de naamgeving in combinatie met de hoge ambities en het eenzijdige accent op repressie bij de burger verwachtingen wekt die niet kunnen worden waargemaakt. Wat wel aan de invloed van de PVV moet worden toegeschreven, is de nogal agressieve en hardvochtige toonzetting ten aanzien van verdachten en veroordeelden. De maatschappelijke afkeuring moet hen kennelijk stevig worden ingepeperd: zij moeten langer vastzitten met een soberder regime. Vooral de vreemdelingen wordt het zuur gemaakt. Ouders van probleemjongeren worden financieel aangepakt, terwijl juist bij hen in het algemeen niet veel te halen valt, en het hen nog moeilijker wordt gemaakt hun kroost op het rechte pad te houden. Sommige voornemens hebben een nogal symbolisch gehalte, zoals de invoering van minimumstraffen. Die gelden uitsluitend voor delinquenten die binnen vijf jaar zich opnieuw schuldig maken aan een strafbaar feit waarop ten
CDA-fractieleider Maxime Verhagen, VVD-fractieleider Mark Rutte en PVV-fractieleider Geert Wilders geven een toelichting op het regeerakkoord. © ANP PHIL NIJHUIS
2354
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
Beide akkoorden dragen aanzienlijk bij aan een guur en punitief klimaat van de strafrechtspleging minste maximaal twaalf jaar gevangenisstraf staat. Daarbij is een soort hardheidsclausule opgenomen voor ‘zeer specifieke gevallen’ die uitdrukkelijk in de wet moeten worden omschreven. Met dit voorstel wordt uitdrukking gegeven aan de gedachte dat in de perceptie van de burger de strafrechter te lage straffen pleegt op te leggen. Wij hebben hier te maken met een motie van wantrouwen tegen de strafrechter, die niet gebaseerd is op enig empirisch onderzoek. Dat wijst veeleer uit dat de burger-leek, naarmate hij beter is geïnformeerd en meer context tot zijn beschikking heeft, tot een niveau van punitiviteit blijkt te komen dat niet veel verschilt van dat van de rechter.
Symbolisch Ook vooral symbolisch lijkt me het voornemen om in een Aanwijzing van het Openbaar Ministerie vast te leggen dat burgers die zich in eigen huis of bedrijf verdedigen tegen overvallers niet worden aangehouden tenzij de rechtercommissaris op vordering van de officier van justitie de bewaring van die burger beveelt omdat er duidelijke aanwijzingen zijn van eigenrichting. De uitwerking van dit plan zal nog de nodige hoofdbrekens kosten, terwijl de praktijk er geen behoefte aan heeft. Opvallend is verder
dat het buitenland, en vooral de Europese Unie, in het gedoogakkoord alleen voorkomt in negatieve zin, namelijk als een oord waar ongewenste en criminele vreemdelingen, zelfs wanneer zij de Nederlandse nationaliteit (ook) bezitten naar toe verwijderd moeten worden. Het kabinet zal in dat verband inzetten op wijziging van EU-richtlijnen. Over een positieve benadering van de Europese samenwerking op het gebied van de criminaliteitsbestrijding, vernemen wij weinig, laat staan over initiatieven tot verbetering van de rechtspositie van verdachten en veroordeelden. Al met al moet worden vastgesteld dat de beide akkoorden aanzienlijk bijdragen aan een guur en punitief klimaat van de strafrechtspleging. Dat niet alle voorstellen in de praktijk zoden aan de dijk zetten, en dat andere gelet op EU-verplichtingen nauwelijks haalbaar lijken, is een schrale troost. Enkele voorstellen die het streven naar strengere straffen betreffen, zoals de invoering van specifieke strafminima bij recidive en de invoering van een adolescentenstrafrecht, vragen een forse legislatieve inspanning die beter besteed had kunnen worden. De akkoorden zijn verder hier en daar weinig realistisch, vooral in negatieve zin gericht op het buitenland, en hardvochtig voor veroordeelden.
•
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2355
1879
Reacties
Toegankelijkheid van rechtspraak Reactie op ‘Het best bewaarde geheim van de raadkamer’, NJB 2010, 1692, afl. 32, p. 2072 R. Philippart1
In het beleidskader Naar toegankelijkheid van overheidsinformatie2 heeft het kabinet in 1996 uitgesproken dat een ‘representatief beeld van rechterlijke uitspraken’ voor het publiek beschikbaar zou moeten zijn. Sinds 1999 wordt aan dit beleidskader door de rechtspraak zelf op rechtspraak.nl uitvoering gegeven. Om invulling te geven aan het criterium ‘representatief’ is bij het opstellen van onze selectiecriteria aansluiting gezocht bij aanbeveling 95/11 van het Comité van ministers van de Raad van Europa. Het huidige publicatiebeleid van de gerechten is in overeenstemming met de aanbeveling: van de hoogste gerechten worden alle uitspraken gepubliceerd tenzij ze evident niet belangwekkend zijn, en van de feitelijke instanties worden alleen die uitspraken gepubliceerd die maatschappelijk of juridisch relevant zijn. Een vergelijking met juridische tijdschriften kan goed worden doorstaan: van de uitspraken die in 2009 door de hoven en rechtbanken werden gedaan verschenen er 12 377 wel op rechtspraak.nl maar niet in de tijdschriften, terwijl er omgekeerd slechts 968 uitspraken wel in tijdschriften doch niet op rechtspraak. nl stonden – daarnaast werden 3291 uitspraken zowel op de site als in de tijdschriften gepubliceerd.3 Desalniettemin streeft de redactieraad continu naar een ruime interpretatie van de bestaande selectiecriteria; het volume gepubliceerde uitspraken kan zeker nog omhoog. Echter, voor de redactie van rechtspraak.nl zijn de argumenten die door de zelfbenoemde commissieDe Meij en de heer Mommers c.s. in bovengeplaatst artikel worden aangehaald om alle uitspraken op internet
2356
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
te publiceren onvoldoende steekhoudend of zwaarwegend om genoemd kabinetsbeleidskader terzijde te schuiven. Drie argumenten wegen daarbij voor de rechtspraak zwaar. Het eerste is de bescherming van de privacy. De heer Mommers is van mening dat we in het internettijdperk er maar aan moeten wennen dat privacy niet meer bestaat en dat we het – omwille van commerciële ontsluiting en wetenschappelijk onderzoek – zelfs maar voor lief moeten nemen als mensen van een rechtszaak afzien als dat te zeer ten koste gaat van hun privacy. De rechtspraak maakt een andere afweging: art. 8 EVRM, waarin het recht van het individu op bescherming van de persoonlijke levenssfeer centraal staat, weegt veel zwaarder dan een wel erg gezochte interpretatie van art. 6 EVRM, waarin het ook daarin genoemde recht van procespartijen op privacy zou moeten wijken voor het belang van een burger om te weten in welke rechtszaken zijn buurman, werknemer of collega betrokken is geweest. Het tweede argument betreft de kosten van een dergelijke massale publicatie van uitspraken. Thans wordt reeds gebruikgemaakt van automatiseringshulpmiddelen bij het anonimiseren van uitspraken, maar ondanks verbeteringen die hier nog mogelijk zijn, zal dit een enorme kostenpost blijven. Maar ook los van het anonimiseringsvraagstuk zou een dergelijke massale publicatie miljoeneninvesteringen vergen in zowel de IT-infrastructuur als het aanpassen van werkprocessen. Wij zijn van mening dat burger en rechtspraak er meer bij gebaat zijn als deze middelen worden geïnvesteerd in tijdigheid en kwaliteit van de uitspraken, en
niet in de massale publicatie ervan. Een derde argument is de toegankelijkheid van de uitsprakendatabank. Alle op rechtspraak. nl gepubliceerde uitspraken worden voorzien van een inhoudsindicatie, die de gebruiker helpt om uitspraken te vinden, te selecteren en te lezen. Wie wel eens in een buitenlandse uitsprakendatabank heeft gezocht, weet dat Nederland in deze service uniek is. Financieel is het onhaalbaar om voor meer dan een miljoen uitspraken per jaar een inhoudsindicatie te schrijven, en zonder die inhoudsindicatie wordt de toegankelijkheid van de databank ernstig bedreigd. Maar ook overigens moet rekening worden gehouden met aanzienlijke zoekproblemen bij het publiceren van zulke aantallen. Weliswaar werkt de rechtspraak serieus aan de verbetering van de toegankelijkheid van de databank, maar de kwaliteit van de toegankelijkheid weegt voor ons zwaarder dan de kwantiteit van het aantal gepubliceerde uitspraken. Wetenschappers die voor hun onderzoek behoefte hebben aan meer uitspraken dan gepubliceerd op rechtspraak.nl kunnen zich wenden tot de Raad voor de rechtspraak.
•
Auteur 1. Mr. R.C.A.M. Philippart is voorzitter van de redactieraad van rechtspraak.nl en president van de Rechtbank Maastricht
Noten 2. Kamerstukken II 1995/96, 20 644, nr. 30. 3. De heer Mommers stelt dat hierover geen informatie voorhanden zou zijn; deze is echter te vinden in het door hem zelf in noot 14 aangehaalde Trema-artikel, alsmede in ‘Rechtspraak en digitale rechtsbronnen: nieuwe kansen en nieuwe plichten’, te raadplegen op rechtspraak.nl.
Reacties
1880
Huidige opzet van rechtspraak.nl zo slecht nog niet Reactie op ‘Het best bewaarde geheim van de raadkamer’, NJB 2010, 1692, afl. 32, p. 2072 F. van der Hoek1
Mommers c.s. bepleiten een onbeperkt publicatieregime voor rechterlijke uitspraken. Met de selectie die rechters nu zelf maken, achten zij kwantitatief en kwalitatief onderzoek vrijwel onmogelijk. Dat lijkt een overdreven stelling, gelet op de vele rechtswetenschappelijke onderzoeken. Verder moet betwijfeld worden of hun pleidooi uitvoerbaar en wen-
In welke mate voegt publicatie van die bulk iets toe aan de kennis van het recht? selijk is. Onbeperkt gepubliceerde uitspraken moeten niet alleen voor wetenschappers, maar ook voor anderen bruikbaar zijn. Sterk onderbelicht in de argumentatie van Mommers c.s. is het probleem van de toegankelijkheid van een nog omvangrijker databank dan rechtspraak.nl nu al is. Hoe groter de databank, hoe dwingender de noodzaak om een verfijnd zoeksysteem op te zetten, wil de gebruiker de voor hem relevante informatie kunnen vinden en niet verdrinken in de veelheid van materiaal. Voor
een zoeksysteem is niet alleen een grondige categorisering nodig, maar ook een synchrone typering van (de belangrijkste onderdelen van) de uitspraken. Dat is een niet te onderschatten klus, die tot nu toe wordt geklaard door de selecteurs bij de rechterlijke colleges en door redacties van vaktijdschriften. Ter illustratie: de elf redacteuren van WR, Tijdschrift voor Huurrecht besteden per persoon maandelijks een uur of zes aan de samenstelling (dus inclusief lezen, categoriseren en typeren) van circa twaalf uitspraken, samen zesenzestig uur per nummer, de koppen- en registermaker nog niet inbegrepen. Hoe Mommers c.s. dat denken te doen voor twee miljoen uitspraken, laten zij onbesproken. Uitbreiding van de huidige werkwijze kost in ieder geval niet alleen veel tijd en geld, maar ook menskracht en expertise. De auteurs bepleiten verder de wenselijkheid van publicatie van uitspraken in eenvoudige geschillen. Zonder uitsortering levert dat echter niet veel op. Kwantiteit (kenbaarheid van veel zaken) leidt zonder selectie niet tot kwaliteit (wetenschap van de achterliggende norm en de toepassing ervan). Ook daarvan een illustratie: algemeen bekend is dat een huurachterstand van drie maanden of meer aanleiding kan geven voor de ontbinding van de huur en ontruiming van het gehuurde. Dergelijke vonnissen worden in de Amsterdamse kantonsector duizenden malen per jaar uit-
gesproken, al dan niet bij verstek. In welke mate voegt publicatie van die bulk iets toe aan de kennis van het recht? Idem: de kantonrechtersformule voor ontbindingsvergoedingen is gepubliceerd. In Amsterdam alleen worden jaarlijks omstreeks duizend ontbindingsbeschikkingen gewezen. Voor de hand ligt dat de zaken waarin de norm wordt gevolgd weinig toevoegen aan kennis van de formule, anders dan de daarvan afwijkende oordelen. Publicatie daarvan kan toch evenmin zonder selectie? Gelet op doel en bruikbaarheid is de huidige opzet van rechtspraak. nl met de kenbare selectiecriteria zo slecht nog niet, al zijn verbeteringen denkbaar. Veel rechterlijke colleges hebben een eigen leescommissie, die de krenten uit de pap van bulk en pure casuïstiek haalt. De commissies doen dat aan de hand van goed doordachte inhoudelijke uitgangspunten, zoals rechtsvorming, wetenschappelijk of maatschappelijk belang, enz. Als een vorm van maatschappelijke dienstverlening sturen zij de resultaten door naar rechtspraak.nl en de vaktijdschriften. Dat rechters daarin de schijn wekken van ‘censuurachtige praktijken en doofpotten’ is eenvoudiger opgeschreven dan waargemaakt.
•
Auteur 1. Mr. F. van der Hoek is kantonrechter te Amsterdam en redacteur van WR, Tijdschrift voor Huurrecht.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2357
Naschrift
1881
Naschrift Laurens Mommers, Gerrit-Jan Zwenne en Bart Schermer1
Het is jammer dat Philippart en Van der Hoek in hun reacties niet ingaan op een paar belangrijke inhoudelijke argumenten die tegen hun standpunten pleiten – zij worden door Philippart zelfs gekwalificeerd als ‘onvoldoende steekhoudend of zwaarwegend’, maar op geen enkele wijze ontkracht: onder meer de mogelijke vertekening van het beeld van de rechtspraak, de gebrekkige onderzoeksmogelijkheden en de rechtsongelijkheid. Zo blijkt uit de reactie van Van der Hoek opnieuw, zoals zo vaak bij juristen, totaal onbegrip over het wezen van kwantitatief onderzoek. Het is niet mogelijk een representatieve steekproef te trekken uit uitspraken indien eerst een inhoudelijke selectie is gemaakt. Philippart stelt terecht dat er wel degelijk gegevens zijn over de ‘overlap’ tussen rechtspraak.nl en jurisprudentietijdschriften. Onze kritiek geldt echter niet zozeer de ‘performance’ van rechtspraak.nl ten opzichte van de tijdschriften, maar het feit dat in een nieuwe situatie (internet biedt meer mogelijkheden tot openbaarmaking) gekozen is voor een redactie-achtige benadering van de selectie, waarbij de redactie nota bene is samengesteld uit degenen die direct betrokken zijn bij datgene wat ze selecteren. In dat licht keert het vileine adjectief ‘zelfbenoemde’ bij de commissie-De Meij in zijn reactie als een boomerang terug naar de heer Philippart en zijn redactieraad. Privacy is een groot belang, en ook wij hechten daaraan veel waarde. Wij hebben dan ook niet gezegd dat we in het internettijdperk er maar aan moeten wennen dat privacy niet meer bestaat. We hebben erop gewezen dat internet anonimisering in de toekomst ingewikkelder, misschien wel onmogelijk, zal maken. En ook hebben wij erop gewezen dat het één van de af te wegen belangen betreft.
2358
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
Het – opnieuw onbeargumenteerd! – afdoen van onze interpretatie van art. 6 EVRM als ‘erg gezocht’, maakt dat wij ons afvragen of de heer Philippart eigenlijk wel het belang van openbaarheid van rechtspraak in zijn volle omvang ziet en begrijpt. Het verbinden van deze interpretatie aan een recht om te weten in welke rechtszaken je buren zijn betrokken, is een retorische truc die een rechter onwaardig is. Het gaat namelijk in de eerste plaats om de openbaarheid van rechtspraak. Een potentieel bijverschijnsel is dat je iets te weten kunt komen over je buren – iets dat overigens allang mogelijk is als je de krant leest, goed op internet kunt zoeken en af en toe een bezoekje brengt aan de rechtszaal – de rechtspraak is openbaar, weet u nog? Over het argument van de hoge kosten van massale publicatie van vonnissen, naar voren gebracht door zowel Philippart als Van der Hoek, kunnen wij kort zijn: als dat miljoenen moet verslinden, dan zijn de werkprocessen kennelijk heel beroerd ingericht en worden de vonnissen nog uitgetypt op een mechanische schrijfmachine. Publicatie en ontsluiting van bestaande elektronische bestanden via internet is namelijk tegen relatief geringe kosten mogelijk. Jazeker, metadatering (die de kwaliteit van de ontsluiting verbetert) en anonimisering (indien gewenst) kunnen veel extra uitgaven met zich meebrengen, maar wij hebben ook niet gesteld dat de rechterlijke macht voor die kosten moet opdraaien. Over kwalitatief goede ontsluiting van grote aantallen uitspraken valt veel te zeggen, maar het is hier niet de plaats om dat te doen. Vast staat wel, dat dergelijke goede ontsluiting mogelijk is. Ook over de vraag of de inhoud van vonnissen, die doorgaans zelf geen toonbeeld van toegankelijkheid vormen, niet
eens toegankelijker zouden moeten worden voor een breder publiek, zullen we ons hier niet uitspreken. Rest ons de hoop uit te spreken dat het debat over de kwestie van de openbaarheid van rechtspraak nu eens niet meer langs de stoplappen van ‘privacy’ en ‘kosten’ worden gevoerd – waar een wil is, is een weg. We verwijzen daarbij graag naar de door ons aangeduide minimumvarianten, waarop Philippart en Van der Hoek evenmin zijn ingegaan – behalve op de selectieve toegankelijkheid voor wetenschappers, waarbij onze wedervraag voorspelbaar is: mogen we dan alle uitspraken in digitale vorm inzien? En tot slot verwijzen wij graag naar de woorden van de (toenmalige) President van de Hoge Raad, Martens, bij de opening van rechtspraak.nl in 1999: ‘Gezien de toegankelijkheid en de gestaag toenemende gebruiksdichtheid van Internet, gezien wat met name hoogste gerechten elders doen en gezien de al lang en veelvuldig geuite wens dat wij dat voorbeeld navolgen, (...): de gerechten kunnen gemakkelijk en effectief voldoen aan hun verdragsverplichting om hun uitspraken openbaar te maken door ze op Internet te zetten en erop toe te zien dat zij daar voor een ieder gratis toegankelijk en voor ‘down loaden’ beschikbaar zijn.’2 Hij schreef in 1999 al over volledige ontsluiting.
•
Auteurs 1. Dr. mr. L. Mommers, dr. mr. G-J. Zwenne en dr. mr. B.W. Schermer zijn verbonden aan eLaw@Leiden, Centrum voor Recht in de Informatiemaatschappij van de Universiteit Leiden.
Noot 2. S.K. Martens, ‘De opening van de website www.rechtspraak.nl’, Trema 2000, afl. 1, p. 1-4.
Rechtspraak
Aanbevolen citeerwijze:
Cassatie in 2002 vernietigd. Zich baserend
toe, in sommige gevallen aangevuld met een
NJB 2010, … (nummer uitspraak)
op het feitencomplex zoals dat door het Hof
beperkte taak ten aanzien van de waardering
van Beroep van Amiens werd geformuleerd,
van het feitencomplex, waar het de motive-
acht deze de bestanddelen van de delictsom-
ring van de uitspraken van lagere rechters
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
2359
schrijving en het vereiste opzet wel aanwe-
betreft. Het EHRM merkt in dat verband op
Hoge Raad (civiele kamer)
2360
zig. De zaak wordt vervolgens naar het Hof
dat het Hof van Cassatie zich in de eerste
Hoge Raad (strafkamer)
2368
van Beroep van Parijs verwezen. Dat veroor-
procedure reeds uitgesproken heeft over de
Raad van State
2375
deelt de beide verdachten in 2005. Tegen die
vraag of in het geval van de klagers sprake
uitspraak gaan Mancel en Branquart in cas-
was van wederrechtelijk handelen. Daarbij
satie. Hun beroep wordt behandeld door een
is ook op het feitencomplex ingegaan. Het
kamer van negen rechters. Zeven van deze
EHRM acht daarom de twijfel omtrent de
negen rechters maakten ook deel uit van de
onpartijdigheid van het Franse Hof van Cas-
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
kamer die het eerste cassatieberoep in deze
satie objectief gerechtvaardigd.
Deze rubriek wordt verzorgd door onder-
werpt het Hof van Cassatie dat beroep.
College van Beroep voor het Bedrijfsleven
2377
zaak behandelde. Op 30 november 2005 ver-
zoekers van de Instituten voor Publiekrecht
D. Slotsom Het Hof concludeert met vier stemmen
en Strafrecht van de Universiteit Leiden
B. Procedure in Straatsburg
tegen drie dat sprake is van een schending
alsmede door M. Kuijer (Min. van Justitie;
Op 26 mei 2006 ontvangt het EHRM klach-
van artikel 6 lid 1 EVRM. Het acht deze vast-
VU). Alle uitspraken van het EHRM staan op
ten van Mancel en Branquart omtrent
stelling voldoende rechtsherstel en weigert
www.echr.coe.int; een selectie verschijnt uit-
schending van artikel 6 lid 1 EVRM. Zij
in te gaan op het verzoek van de klagers om
eindelijk in Reports of Judgments and Decisi-
klagen over een gebrek aan onpartijdigheid
compensatie. Wel veroordeelt het Frankrijk
ons. Beslissingen waarin een kamer van het
van de strafkamer van het Hof van Cassatie
tot betaling van € 3000 wegens gemaakte
EHRM concludeert tot niet-ontvankelijkheid,
tijdens het tweede cassatieberoep.
proceskosten. Aan de uitspraak is een dissent
zijn definitief. Arresten van kamers worden
van rechter Berro-Lefèvre gehecht, die meent
drie maanden na de uitspraakdatum defini-
C. Uitspraak van het Hof
dat het Hof in de praktijk te weinig rekening
tief, tenzij er intern appel wordt ingesteld bij
(Vijfde Kamer: Lorenzen, Costa, Jungwiert,
heeft gehouden met de bijzondere aard van
de Grote Kamer van het Hof.
Maruste, Villiger, Berro-Lefèvre, Lazarova
de cassatierechtspraak. Zij weet zich daarin
Trajkovska)
gesteund door de rechters Maruste en Vil-
1882
liger. Het Hof herinnert allereerst aan zijn vaste rechtspraak dat rechterlijke onpartijdig-
24 juni 2010, appl.nr. 22349/06
heid zowel een subjectief als een objectief
•
1883
aspect omvat. Het eerste geval betreft de Art. 6 lid 1 EVRM. Eerlijk proces.
persoonlijke overtuiging van de rechters
Onpartijdige rechtspraak. Zeven van de
in kwestie. Hier geldt de presumptie dat
negen rechters hebben op een eerder cas-
de rechter onpartijdig is tot het tegendeel
Eigendomsrecht. Preventieve ruiming
satieberoep in dezelfde strafrechtelijke
aangetoond is. Het tweede geval betreft de
van vee. Wettelijke basis. Omvang scha-
procedure uitspraak gedaan. Schending.
vraag of sprake is van feiten die, ondanks de
devergoeding. Ruimingsmaatregelen zijn
persoonlijke onpartijdigheid van de rech-
proportioneel. Geen schending art. 1 Eerste
ters, objectieve twijfel oproepen omtrent de
Protocol EVRM.
(EVRM art. 6)
15 juli 2010, appl.nr. 44174/06 en 44190/06
onpartijdigheid van het rechterlijk college. Mancel en Branquart vs. Frankrijk.
De subjectieve onpartijdigheid van de Franse
(EVRM Eerste Protocol art. 1)
rechters wordt door Mancel en Branquart
A. Feiten
niet bestreden: slechts de objectieve onpar-
Regionaal politicus en bestuurder Jean-
tijdigheid staat hier centraal. Gelet op het
François Mancel is belast met de (financiële)
feit dat zeven van de negen rechters die het
A. Feiten
afwikkeling van een overheidscontract
tweede cassatieberoep behandelden deel
De klagers, Chagnon en Fournier, bezitten
tussen zijn regio en bedrijf E. Branquart is
uitmaakten van de kamer die ook het eerste
veebedrijven in midden-Frankrijk. Zij wor-
directeur van dat bedrijf. Bedrijf E onder-
beroep had behandeld, acht het Hof het
den in 2001 geconfronteerd met twee minis-
houdt financiële banden met de bedrijven
aannemelijk dat bij de klagers prima facie
teriële besluiten genomen in een reactie
S. en A., waarvan Mancel bestuurder en aan-
twijfel bestaat omtrent de onpartijdigheid
op de uitbraak van mond- en klauwzeer in
deelhouder is. In 1996 start een strafrechte-
van de kamer die het tweede cassatieberoep
Groot-Brittannië. Het vee op hun bedrijven
lijk onderzoek naar belangenverstrengeling.
behandelde. Het onderzoekt vervolgens of
is na 1 februari 2001 vanuit Groot-Brittannië
Dat resulteert in een veroordeling van Man-
een dergelijke twijfel ook bij nader onder-
geïmporteerd en mogelijk besmet. De die-
cel door de Rechtbank van Beauvais. Bran-
zoek objectief gerechtvaardigd is. Dat is
ren, 583 van Chagnon en 518 van Fournier,
quart wordt veroordeeld wegens medeplich-
volgens het Hof het geval wanneer het eerste
worden preventief geruimd. Onderzoek van
tigheid. In 2001 spreekt het Hof van Beroep
en het tweede cassatieberoep een vergelijk-
monsters wijst later uit dat geen van de
van Amiens beiden echter vrij omdat het de
baar voorwerp van geschil betreffen. Daarbij
dieren was besmet. Chagnon en Fournier
bestanddelen van de desbetreffende delicts-
dient door het Hof rekening gehouden te
krijgen een gefixeerde schadevergoeding
omschrijving niet vervuld acht. Bovendien
worden met de bijzondere aard van de cas-
per geruimd stuk vee; in totaal belopen de
zou volgens het Hof geen sprake zijn van
satieprocedure. Het Hof van Cassatie komt
toegekende sommen ongeveer € 45 000 resp.
opzet. Deze uitspraak wordt door het Hof van
in beginsel slechts een rechtmatigheidstoets
€ 50 000. Op nationaal niveau spannen zij
Chagnon en Fournier vs. Frankrijk.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2359
Rechtspraak
procedures aan tegen de besluiten tot rui-
Ten aanzien van de hoogte van de schade-
gens heeft Zuid-Chemie de micromix in
ming. Ten eerste betogen zij dat deze beslui-
vergoeding stelt het Hof vast dat Chagnon
haar fabriek in Sas van Gent verwerkt in
ten geen deugdelijke wettelijke grondslag
84,5 % en Fournier 72% van de door experts
kunstmest en deze verkocht. Naderhand is
hebben, omdat de Code Rural voorschrijft
vastgestelde waarde van het vee vergoed
gebleken dat de micromix en daardoor de
dat voor dit soort maatregelen een gezamen-
kregen. Daarmee zijn de in het geding zijnde
kunstmest verontreinigd was met cadmium,
lijk besluit van de minister van Landbouw
maatregelen niet disproportioneel.
waardoor Zuid-Chemie stelt schade te heb-
en de minister van Financiën nodig is. Een
ben geleden.
dergelijk besluit is er pas op 7 maart 2001
D. Slotsom
In dit geding heeft Zuid-Chemie schadever-
gekomen, een paar dagen nadat het vee
Het Hof verklaart de klachten unaniem
goeding gevorderd van Philippo’s. De recht-
was geruimd. Ten tweede stellen zij dat de
ontvankelijk en concludeert eveneens met
bank heeft zich (internationaal) onbevoegd
tegemoetkomingsregeling tekortschiet,
algemene stemmen dat art. 1 EP niet is
verklaard. Het hof heeft dit vonnis bekrach-
omdat ten onrechte niet is voorzien in een
geschonden.
tigd. In cassatie gaat om het begrip ‘de plaats
volledige schadeloosstelling. De nationale
•
rechtsgang is voor hen niet succesvol.
waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ in de zin van art. 5, aanhef en
Hoge Raad (civiele kamer)
onder 3, EEX-Verordening. Bij HR 4 april
Deze rubriek wordt verzorgd door mr. G.C.C.
2008, LJN BC3305, NJ 2008, 202, zijn hierover
De klagers stellen dat de ruimingsmaatrege-
Lewin, raadsheer in het gerechtshof Amster-
vragen gesteld aan het HvJEU. Bij HvJEU 16
len geen wettelijke grondslag hadden en dat
dam. De uitspraken zijn integraal in te zien
juli 2009, nr. C-189/08, LJN BJ3757, is voor
de hen betaalde compensatie onvoldoende
op www.rechtspraak.nl
recht verklaard dat het begrip ‘de plaats waar
B. Procedure in Straatsburg
het schadebrengende feit zich heeft voor-
was. Volgens hen is hiermee sprake van een schending van hun eigendomsrecht, zoals beschermd door art. 1 van het Eerste Proto-
1884
gedaan’ duidt op de plaats waar de initiële schade is ingetreden bij het normale gebruik van het product voor het doel waarvoor het
col (EP). 8 oktober 2010, nr. C06/310HR
bestemd is.
C. Uitspraak van het Hof
(Mrs. J.B. Fleers, W.A.M. van Schendel, F.B.
(Vijfde kamer: Lorenzen (President), Costa,
Bakels, W.D.H. Asser en C.E. Drion; A-G mr.
Hoge Raad
Jungwiert, Maruste, Villiger, Berro-Lefevre en
L. Strikwerda)
Het oordeel van het HvJEU brengt mee dat
Lazarova Trajkovska)
LJN BN1405
het middel terecht klaagt dat het hof een
Het Hof stelt vast dat niet in geschil is
Internationale bevoegdheid. Vervolg op
aanhef en onder 3, EEX-Verordening door te
dat de preventieve ruimingsmaatregelen
HR 4 april 2008, LJN BC3305, NJ 2008,
oordelen dat de initiële schade niet eerst is
een inbreuk vormen op het door art. 1 EP
202. In België is micromix geproduceerd
ingetreden doordat de cadmiumverontreini-
beschermde eigendomsrecht van klagers.
voor Zuid-Chemie. Zuid-Chemie heeft de
ging van de micromix tijdens het productie-
Naar het oordeel van het Hof betreft het hier
micromix daar afgehaald en vervolgens
proces in Sas van Gent (Nederland) de ver-
de zogenaamde regulering van eigendom in
in Nederland verwerkt in kunstmest.
ontreiniging van de aldaar door Zuid-Chemie
de zin van deze verdragsbepaling.
Later blijkt de micromix verontreinigd
geproduceerde kunstmest heeft teweegge-
De ondeugdelijke wettelijke grondslag levert
te zijn geweest, waardoor de kunstmest
bracht, maar reeds doordat aan Zuid-Chemie
volgens het Hof geen strijd op met art. 1 EP.
minder bruikbaar is. Zuid-Chemie vordert
in Essen (België) met cadmium verontreinig-
Ook al werd de letter van de Code Rural niet
schadevergoeding van de producent van
de micromix is afgeleverd. Sas van Gent is
nageleefd, er was in zoverre een wettelijke
de micromix. Bevoegd is de rechter van
de plaats waar de initiële schade zich heeft
basis dat er ministeriële instructies waren
de plaats waar het schadebrengende feit
voorgedaan, zodat de rechtbank bevoegd is
van eind februari 2001, die berustten op de
zich heeft voorgedaan. HvJ EU: Erfolgsort.
van de vordering kennis te nemen.
Code Rural. Ook is het vaste jurisprudentie
De plaats waar het schadebrengende feit
Volgt vernietiging van het arrest van het
van de Conseil d’Etat dat onder uitzonderlij-
zich heeft voorgedaan, is de plaats waar de
hof en van het vonnis van de rechtbank,
ke omstandigheden aan de eis van legaliteit
initiële schade is ingetreden bij het nor-
bevoegdverklaring van de rechtbank en ver-
kan worden voorbijgegaan. In het licht van
male gebruik van het product voor het doel
wijzing naar de rechtbank, overeenkomstig
de noodzaak om met spoed tegen de ziekte
waarvoor het bestemd is. HR: Dit brengt
de conclusie van de A-G.
op te treden ziet het Hof geen aanleiding om
mee dat de Nederlandse rechter bevoegd is.
onjuiste toepassing heeft gegeven aan art. 5,
aan de wettigheid van de ruimingsbesluiten
•
(EEX-Verordening art. 5 aanhef en onder 3)
1885
aan de overige vereisten van art. 1 EP door-
Zuid-Chemie B.V., adv. mr. J. van Duijvendijk-
8 oktober 2010, nr. 08/03331
staan. De maatregelen dienden ontegenzeg-
Brand, tegen Philippo’s Mineralenfabriek
(Mrs. D.G. van Vliet, P. Lourens, C.B. Bavinck,
lijk een gerechtvaardigd algemeen belang,
N.V./S.A., adv. mr. M.V. Polak.
A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris; A-G
te twijfelen. Ook kunnen de ruimingsbesluiten de toets
mr. L.A.D. Keus)
namelijk de volksgezondheid en voedselveiligheid. Daarnaast zagen zij slechts op
Feiten en procesverloop
bepaalde categorieën dieren en waren zij
Zuid-Chemie, producent van kunstmeststof-
tijdelijk van aard, namelijk zolang het gevaar
fen te Sas van Gent, Nederland, heeft in juli
Invordering. Iemand heeft personeel
van mond- en klauwzeer nog niet geweken
2000 twee partijen micromix gekocht. De
doorgeleend (ingeleend en meteen weer
was. In kwesties als deze genieten staten
micromix is geproduceerd door Philippo’s in
uitgeleend). De Ontvanger acht de doorle-
bovendien een grote beoordelingsruimte bij
haar fabriek te Essen, België. Zuid-Chemie
ner hoofdelijk aansprakelijk voor de door
de keuze van de gepaste middelen.
heeft de micromix daar afgehaald. Vervol-
de uitlener niet betaalde loon- en omzet-
2360
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
LJN BN9780
Rechtspraak
belasting en premie volksverzekeringen.
werkzaamheden van de aan ISS uitgeleende
motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk.
HR: 1. Bekendmaking. Nu vaststaat dat de
werknemers. Deze aangetekend en naar het
Ook subonderdeel C is gegrond. Het hof
kennisgeving aangetekend en naar het
juiste adres verzonden kennisgeving heeft
heeft geen gemotiveerde beslissing gegeven
juiste adres is verzonden, heeft rechtsgel-
het adres van ISS niet bereikt.
over het door ISS gedane (tegen)bewijsaan-
dige bekendmaking plaatsgevonden. 2.
In dit geding heeft de Ontvanger een verkla-
bod, terwijl in ‘s hofs uitspraak evenmin
Grenzen rechtsstrijd. Aanvulling feiten.
ring voor recht gevorderd dat ISS hoofdelijk
een afwijzing van dat aanbod besloten ligt.
Met het geven van een (bewijs)oordeel
aansprakelijk is voor loon- en omzetbelas-
Bij dat laatste verdient opmerking dat het
over een geschilpunt is het hof niet buiten
ting en premies volksverzekeringen die A is
bewijsaanbod van ISS betrekking had op
de rechtsstrijd getreden, ook niet indien
verschuldigd in verband met het verrichten
de vraag of de aanslagen rechtsgeldig zijn
het daartoe gebruik heeft gemaakt van
van werkzaamheden voor ISS (€ 1,3 mln) en
opgelegd en niet op de vraag of in de dwang-
bewijsmiddelen die zijn overgelegd ter
dat ISS invorderingsrente is verschuldigd. De
bevelen is vastgesteld dat A met betaling in
onderbouwing van een ander geschilpunt.
rechtbank heeft de vordering afgewezen. Het
gebreke was.
Het hof heeft evenmin art. 149 Rv geschon-
hof heeft de vordering alsnog toegewezen,
Onderdeel 5 is gericht tegen de afwijzing
den, nu de bewijsmiddelen in dit geding
behalve ter zake van de invorderingsrente.
van het beroep op matiging in verband met
ter kennis van het hof zijn gekomen, ook al
het anoniementarief en afdrachtvermin-
was dat in het kader van een ander geschil-
Hoge Raad
dering op grond van de lagelonenfaciliteit.
punt. 3. Bewijsaanbod. Het hof heeft geen
In het principale beroep: onderdeel 2 richt
Bij de beoordeling van dit onderdeel dient
gemotiveerde beslissing gegeven over het
zich tegen het oordeel dat de beschikking
te worden vooropgesteld dat de vraag of
(tegen)bewijsaanbod. In ‘s hofs uitspraak
rechtsgeldig aan ISS is bekendgemaakt. Het
de inspecteur het anoniementarief en de
ligt evenmin een afwijzing van dat aanbod
onderdeel faalt. Op een bekendmaking als
lagelonenfaciliteit juist heeft toegepast,
besloten. 4. Taakverdeling civiele rechter-
de onderhavige is art. 49 lid 2 Iw 1990 (oud)
niet ter beoordeling staat van de burgerlijke
belastingrechter. De vraag of de inspecteur
van toepassing. Nu vaststaat dat de tot ISS
rechter (HR 17 september 1999, LJN ZC2965,
het anoniementarief en de lagelonenfaci-
gerichte kennisgeving aangetekend en naar
NJ 2000, 50, BNB 1999/441 (Klaassen q.q./
liteit juist heeft toegepast, staat niet ter
het juiste adres van ISS is verzonden, heeft
Ontvanger)). Bovendien volgt uit HR 24
beoordeling van de burgerlijke rechter.
rechtsgeldige bekendmaking plaatsgevon-
april 2008, LJN BD0453, BNB 2008/172, dat
5. Doorlener. Bij aansprakelijkheid als
den.
voor de vraag of ISS aansprakelijk is voor
doorlener geldt niet de eis dat de doorle-
Onderdeel 4 formuleert klachten tegen ‘s
loonbelasting en premie volksverzekeringen
ner enige vorm van toezicht op of leiding
hofs verwerping van belanghebbendes stand-
berekend naar het anoniementarief slechts
over de werknemer blijft uitoefenen. 6.
punt dat onvoldoende aannemelijk is dat de
van belang is of bij A de namen, adressen
Invorderingsrente. De omstandigheid dat
in de aansprakelijkstelling vermelde nahef-
en woonplaatsen van de ter beschikking
de hoogte van de invorderingsrente wordt
fingsaanslagen aan de belastingschuldige
gestelde werknemers bekend waren, dan wel
vastgesteld bij afzonderlijke beschikking
zijn opgelegd en dat deze in gebreke is geble-
hun identiteit is vastgesteld en opgenomen
staat er niet aan in de weg dat een verkla-
ven deze aanslagen te voldoen. Het hof heeft
in de loonadministratie overeenkomstig art.
ring voor recht wordt gevraagd dat een
zijn beslissing gemotiveerd met een ver-
28 lid 1 letter f van de Wet op de loonbelas-
derde aansprakelijk is voor invorderings-
wijzing naar afschriften van dwangbevelen
ting 1964, en dat aan onbillijkheden jegens
rente.
die de Ontvanger bij conclusie van repliek
de aansprakelijk gestelde slechts kan worden
had overgelegd. Subonderdeel A betoogt
tegemoetgekomen in de uitvoeringssfeer.
(IW 1990 (tekst tot 1 december 2002) art. 34
dat het hof hiermee buiten de rechtsstrijd
Dit laatste brengt mee dat er geen plaats is
en 49 lid 2; Wet LB 1964 art. 28 lid 1 letter f;
is getreden. Dit subonderdeel faalt. De Ont-
voor matiging van de aansprakelijkheid door
Rv art. 24 en 149)
vanger heeft aan zijn aansprakelijkstelling
de rechter op grond van dergelijke onbil-
ten grondslag gelegd dat belastingaanslagen
lijkheden, en dat hoogstens met vrucht kan
ISS Transport Services B.V., adv. mr. A.E.H. van
niet zijn betaald, en hij heeft het verweer
worden geklaagd over uitvoeringskwesties
der Voort Maarschalk, tegen de Ontvanger,
van ISS dat die aanslagen niet zijn opgelegd,
betreffende matiging, zoals het niet uitvoe-
adv. mr. J.W.H. van Wijk.
weersproken. Met het geven van een (bewijs)
ren van beleid of het niet nakomen van toe-
oordeel over dit geschilpunt is het hof niet
zeggingen ter zake. De klacht van ISS betreft
Feiten en procesverloop
buiten de rechtsstrijd getreden, ook niet
niet dergelijke kwesties. Dit onderdeel faalt
A heeft in de periode 1999-2001 werkne-
indien het daartoe gebruik heeft gemaakt
mitsdien.
mers die bij hem in dienst waren aan ISS
van bewijsmiddelen die zijn overgelegd ter
Onderdeel 6 is gericht tegen het oordeel dat
ter beschikking gesteld. ISS heeft deze
onderbouwing van een ander geschilpunt in
ISS als doorlener van werknemers in de zin
werknemers ter beschikking gesteld aan de
de onderhavige procedure. Met de laatstbe-
van art. 34 Iw 1990 dient te worden aange-
Nederlandse Spoorwegen voor schoonmaak-
doelde handelwijze heeft het hof evenmin
merkt. Het onderdeel faalt. Op grond van
en onderhoudswerkzaamheden. Bij brief van
art. 149 Rv geschonden, nu de dwangbevelen
art. 34 lid 2 Iw 1990 is iemand als doorlener
27 maart 2002 heeft de Ontvanger ISS op
in dit geding ter kennis van het hof zijn
aansprakelijk, indien hij een aan hem ter
de hoogte gesteld van zijn voornemen om
gekomen, ook al was dat in het kader van
beschikking gestelde werknemer ter beschik-
ISS aansprakelijk te stellen voor door A niet
een ander geschilpunt. Subonderdeel B
king stelt aan een derde om onder diens
betaalde loon- en omzetbelasting en premie
klaagt evenwel terecht over het oordeel van
toezicht of leiding werkzaam te zijn. Daarbij
volksverzekeringen. Op 2 mei 2002 heeft
het hof, dat – enkel – de vaststelling in de
geldt niet de eis dat de doorlener ook zelf
de Ontvanger op de voet van art. 34 van de
dwangbevelen dat de belastingaanslagen
enige vorm van toezicht op of leiding over
Invorderingswet 1990 (tekst tot 1 december
niet binnen de daarvoor bepaalde termijn
deze werknemer blijft uitoefenen.
2002, hierna: Iw 1990) aan ISS een kennis-
waren voldaan, het vermoeden wettigt dat
In het incidentele beroep: de klacht tegen de
geving van een beschikking tot aanspra-
die aanslagen volgens de wettelijke vereisten
afwijzing ter zake van de invorderingsrente
kelijkstelling gezonden in verband met de
zijn opgelegd. Dit oordeel is zonder nadere
treft doel. De omstandigheid dat de hoogte
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2361
Rechtspraak
van de invorderingsrente wordt vastgesteld
BV als X in gebreke zijn gebleven met de
geschiedenis van art. 1:88 BW weer. Onder
bij afzonderlijke beschikking staat er niet
voldoening van aflossingstermijnen. X heeft
10-15 volgen rechtspraak en literatuur.
aan in de weg dat in een procedure als de
als verweer aangevoerd dat zijn echtgenote
onderhavige, waarin een verklaring voor
op de voet van art. 1:89 lid 1 BW zijn verbin-
recht wordt gevraagd dat een derde aanspra-
tenis als hoofdelijk medeschuldenaar heeft
kelijk is voor (een deel van) een belasting-
vernietigd. Volgens X mist de uitzonderings-
aanslag, tevens een verklaring voor recht
bepaling van art. 1:88 lid 5 BW toepassing,
8 oktober 2010, nr. 08/04586
wordt gevraagd dat deze derde met ingang
omdat de aandelen van de vennootschap
(Mrs. D.H. Beukenhorst, J.B. Fleers, A.
van een bepaald tijdstip ook aansprakelijk
gecertificeerd zijn. Het hof heeft het toewij-
Hammerstein, W.A.M. van Schendel en
is voor met een deel van die aanslag samen-
zende vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
W.D.H. Asser; A-G mr. L. Timmerman)
•
1887
LJN BM9615
hangende invorderingsrente. Volgt vernietiging en verwijzing.
Hoge Raad
De A-G concludeert in het principale cassatie-
Anders dan het middel ingang wil doen vin-
Chipshol Forward heeft toonderaandelen
beroep tot verwerping en in het incidentele
den, biedt de totstandkomingsgeschiedenis
uitgeleverd aan X c.s. X. c.s. vorderen scha-
cassatieberoep tot vernietiging en verwijzing.
van art. 1:88 BW geen steun voor de lezing
devergoeding, stellende dat de waarde van
Hij acht de subonderdelen B en C van onder-
dat de wetgever het geval van certificering
de aandelen zich veel ongunstiger heeft
deel 4 van het principale cassatieberoep niet
van aandelen zonder meer buiten het toe-
ontwikkeld dan zij mochten verwachten.
gegrond, omdat hij het arrest van het hof
passingsbereik van de uitzonderingsbepa-
HR: 1. Protest binnen bekwame tijd. Voor
anders leest (2.32).
ling van art. 1:88 lid 5 heeft willen houden.
het antwoord op de vraag of tijdig is gepro-
Veeleer blijkt dat de wetgever een uitgebrei-
testeerd, moet acht worden geslagen op
dere regeling niet nodig heeft geoordeeld
alle relevante omstandigheden, waaronder
op de grond dat vennootschappen als
het nadeel als gevolg van het verstrijken
waarop de onderhavige bepaling ziet, zelden
van de tijd totdat tegen de afwijking is
8 oktober 2010, nr. 08/04581
gecompliceerd van structuur zullen zijn.
geprotesteerd, en in elk geval ook op de
(Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-
Uit deze keuze kan niet worden afgeleid dat
waarneembaarheid van de afwijking, de
Spapens, E.J. Numann, F.B. Bakels en C.E.
inrichtingsvormen waarmee blijkens de ont-
deskundigheid van partijen, de onder-
Drion; plv. P-G mr. C.L. de Vries Lentsch-
staansgeschiedenis in lid 5 geen rekening
linge verhouding van partijen, de aan-
Kostense)
is gehouden, bij voorbaat aan toepassing
wezige juridische kennis en de behoefte
LJN BN1402
van deze uitzonderingsbepaling in de weg
aan voorafgaand deskundig advies. 2.
staan. Beoordeeld zal moeten worden of in
Stuitingsverklaring. Voor het oordeel dat
Toestemming echtgenoot.
voorkomend geval de handelend echtgenoot
een stuitingshandeling een voldoende
Uitzonderingsbepaling. Een bank verleent
zo nauw verbonden is met de onderneming
duidelijke waarschuwing aan de schulde-
krediet aan een gecertificeerde BV. De
dat hij in de praktijk als ondernemer kan
naar inhoudt, is in elk geval vereist dat de
bestuurder/certificaathouder verbindt
gelden, doordat hij de zeggenschap uitoefent
vordering zodanig is omschreven dat de
zich persoonlijk als hoofdelijk medeschul-
en financieel belang heeft bij de bedrijfsre-
schuldenaar daaruit kan begrijpen welk
denaar. De bank spreekt de bestuurder/
sultaten van de vennootschap ten behoeve
recht op nakoming wordt voorbehouden
certificaathouder aan. Deze beroept zich op
waarvan hij zich als hoofdelijk medeschul-
en waartegen hij zich eventueel heeft te
het ontbreken van toestemming van zijn
denaar verbindt. Nu het hof, in cassatie
verweren.
echtgenote. HR: Ingevolge de uitzondering
onbestreden, heeft vastgesteld dat X enig
van art. 1:88 lid 5 BW faalt het beroep, aan-
bestuurder van de BV en van de stichting
gezien de handelend echtgenoot zo nauw
was, alsmede certificaathouder, is het hof
verbonden is met de onderneming dat hij
terecht van oordeel geweest dat is voldaan
X c.s., adv. mr. K.G.W. van Oven, tegen
in de praktijk als ondernemer kan gelden,
aan de vereisten van art. 1:88 lid 5. X heeft
Chipshol en Forward, adv. mrs. B.T.M. van der
doordat hij de zeggenschap uitoefent en
zijn zeggenschap binnen de BV alsmede zijn
Wiel, D. Rijpma en T. Riyazi.
financieel belang heeft bij de bedrijfsresul-
financieel belang bij de bedrijfsresultaten
taten van de vennootschap.
van de BV immers behouden. In zoverre
Feiten en procesverloop
onderscheidt het onderhavige geval zich niet
Chipshol Forward (wier vermogen in 2001 is
van het geval van indirecte zeggenschap
overgegaan op Chipshol en Forward) heeft
die aan de orde was in HR 11 juli 2003, LJN
in 1991 toonderaandelen uitgeleverd aan X
X, adv. mr. P. Garretsen, tegen SNS Bank N.V.,
AF7513, NJ 2004, 173 (Kelders/Fortis). Nu
c.s. X c.s. beschikten destijds over een draft
niet verschenen.
voorts niet kan worden gesproken van een
prospectus waarin melding wordt gemaakt
complexe vennootschapsstructuur anders
van een kooprecht van Chipshol Forward
Feiten en procesverloop
dan dat de aandelen zijn gecertificeerd via
op grond in de omgeving van Schiphol. In
De Stichting Administratiekantoor Proper
een stichting, moet het in overeenstemming
het jaarverslag van 1992 is in dit verband
Controls is enig aandeelhoudster van Pro-
met de strekking van art. 1:88 lid 5 worden
melding gemaakt van samenwerking met
per Controls BV. X is certificaathouder en
geoordeeld de rechtsgeldigheid van een in
Landinvest.
bestuurder van zowel de stichting als de BV.
privé aangegane verbintenis als de onderha-
In dit geding hebben X c.s. schadevergoeding
De bank heeft een krediet verstrekt aan de
vige, niet te onderwerpen aan toestemming
gevorderd, allereerst wegens toerekenbare
BV. X heeft zich persoonlijk als hoofdelijk
van de echtgenote.
tekortkoming, omdat de waarde van de
medeschuldenaar verbonden.
Volgt verwerping, overeenkomstig de conclu-
aandelen zich veel ongunstiger heeft ont-
In dit geding heeft de bank betaling van
sie van de plv. P-G.
wikkeld dan zij mochten verwachten, en
€ 28 334 gevorderd, stellende dat zowel de
De plv. P-G geeft onder 9 de totstandkomings-
voorts op grond van onrechtmatig handelen
•
1886
(BW art. 1:88 lid 5)
2362
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
(BW art. 3:317 en 6:89)
Rechtspraak
hierin bestaande dat bij de aandelenemis-
duidelijke waarschuwing is immers nood-
A (de beslaglegger), adv. mr. R.F. Thunnissen,
sie onjuiste en misleidende informatie is
zakelijk dat voor de schuldenaar kenbaar
tegen B (de derdebeslagene), adv. mr. P.J.L.J.
verstrekt en in strijd is gehandeld met de
is welke vordering is bedoeld. Daartoe is in
Duijsens.
Wet effectenhandel en de Wet toezicht beleg-
elk geval vereist dat de vordering zodanig
gingsinstellingen.
is omschreven dat de schuldenaar daaruit
Feiten en procesverloop
Het hof heeft het afwijzende vonnis van de
kan begrijpen welk recht op nakoming wordt
B heeft bij overeenkomst van 15 juni 2005
rechtbank bekrachtigd.
voorbehouden en waartegen hij zich even-
een woonhuis gekocht voor € 850 000. De
tueel heeft te verweren. Met zijn oordeel dat
koopovereenkomst is op 16 juni 2005 op de
Hoge Raad
in dit geval niet mocht worden volstaan met
voet van art. 7:3 lid 1 BW ingeschreven in de
Onderdeel III komt op tegen het oordeel van
een ‘zeer algemene aanduiding’ van de vorde-
openbare registers. A heeft op 30 augustus
het hof dat X c.s. niet tijdig op de voet van
ring heeft het hof tot uitdrukking gebracht
2005 onder B conservatoir derdenbeslag
art. 6:89 BW hebben geprotesteerd tegen het
dat Chipshol Forward uit de stuitingsexplo-
doen leggen tot zekerheid van een vordering
ontbreken van een goede samenwerkings-
ten redelijkerwijs niet heeft behoeven begrij-
op de verkoper ter zake van makelaarscour-
overeenkomst met Landinvest. Het hof heeft
pen dat X c.s. meenden (ook) een vordering
tage. B heeft als derdebeslagene op 4 oktober
daarbij terecht tot uitgangspunt genomen
uit onverschuldigde betaling in verband met
2005 een verklaring gedaan overeenkomstig
dat voor het antwoord op de vraag of tijdig is
overtreding van effectenrechtelijke voor-
art. 476a Rv inhoudende dat hij € 850 000
geprotesteerd, acht moet worden geslagen op
schriften jegens haar te hebben. In het licht
verschuldigd was aan de verkoper. B heeft
alle relevante omstandigheden, waaronder
van de tekst van de stuitingsexploten is dat
de volledige koopsom onder de notaris
het nadeel als gevolg van het verstrijken van
oordeel onjuist noch onbegrijpelijk.
gestort. Het woonhuis is aan B geleverd. Bij
de tijd totdat tegen de afwijking is geprotes-
Volgt verwerping, overeenkomstig de conclu-
vonnis van 22 maart 2006 is de verkoper
teerd, en in elk geval ook op de waarneem-
sie van de A-G.
veroordeeld om € 17 320 aan A te voldoen,
baarheid van de afwijking, de deskundigheid
De A-G acht onderdeel IV gegrond, omdat
waardoor het derdenbeslag in de executori-
van partijen, de onderlinge verhouding van
het hof naar zijn mening heeft miskend dat
ale fase is komen te verkeren. De verkoper
partijen, de aanwezige juridische kennis
de juridische grondslag van de vordering
heeft niet betaald. Toen A wilde overgaan tot
en de behoefte aan voorafgaand deskundig
niet in de stuitingsexploot behoeft te worden
uitwinning van het onder B gelegde derden-
advies. Het oordeel van het hof dat in het
vermeld (3.23). Dat behoeft echter niet tot
beslag, bleek dat B, als gevolg van de betaling
onderhavige geval te laat is geprotesteerd,
cassatie te leiden, omdat de A-G meent dat de
aan de notaris, het uit te winnen bedrag niet
is niet onbegrijpelijk en kan, verweven als
vordering uit onverschuldigde betaling toch
meer onder zich had.
het is met waarderingen van feitelijke aard,
niet kan worden toegewezen. In dat verband
In dit geding heeft A betaling gevorderd
voor het overige in cassatie niet op juistheid
bespreekt hij de vraag of een rechtshandeling
door B, stellende dat diens betaling aan de
worden onderzocht. Het hof heeft zijn des-
die in strijd is met effectenrechtelijke voor-
notaris niet bevrijdend is jegens A. De recht-
betreffende oordeel toereikend gemotiveerd.
schriften, (ver)nietig(baar) is, met verwijzing
bank heeft de vordering toegewezen. Het hof
Onderdeel III faalt derhalve.
naar wetgeving en literatuur (3.24-3.30).
heeft de vordering alsnog afgewezen.
Onderdeel IV betreft stuitingsexploten die X c.s. in 1996 en 1997 hebben uitgebracht. Het hof heeft overwogen dat deze geen
•
1888
gewag maken van enige rechtsvordering uit
Hoge Raad Met de in art. 7:3 BW neergelegde, ook wel als ‘Vormerkung’ aangeduide, rechtsfiguur
onverschuldigde betaling in verband met
8 oktober 2010, nr. 08/05299
is beoogd de koper van een registergoed
overtreding van effectenrechtelijke voor-
(Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens,
tijdelijk (gedurende zes maanden na de
schriften. Het onderdeel klaagt dat het hof
A. Hammerstein, F.B. Bakels en C.A. Streef-
inschrijving van de koop) bescherming te
heeft miskend dat een stuitingshandeling
kerk; A-G mr. E.B. Rank-Berenschot)
bieden in zijn recht op daadwerkelijke nako-
naar inhoud en strekking (HR 14 februari
LJN BN1252
ming van de koopovereenkomst. De voor
1997, LJN ZC2274, NJ 1997, 244 (Van der
de bescherming van het persoonlijk recht
Weide/Meneba)) een voldoende duidelijke
Vormerkung. Beslag op de koopsom. Onder
van de koper op onbelaste verkrijging nood-
waarschuwing aan de schuldenaar dient in
de koper van een woonhuis wordt derden-
zakelijk geachte zakelijke werking van de
te houden dat hij ook na het verstrijken van
beslag gelegd op de koopsom. In weerwil
inschrijving van de koop heeft de wetgever
de verjaringstermijn ermee rekening moet
daarvan stort de koper de koopsom onder
nauwkeurig omschreven door in het derde
houden dat hij de beschikking houdt over
de notaris, waarna hij het woonhuis gele-
lid van art. 7:3 onder de letters a tot en met
zijn gegevens en bewijsmateriaal opdat hij
verd krijgt. Nadat het derdenbeslag in de
g precies te bepalen welke rechtsfeiten niet
zich tegen een alsnog ingestelde vordering
executoriale fase is komen te verkeren, vor-
tegen de koper kunnen worden ingeroepen
van de schuldeiser behoorlijk kan verweren.
dert de beslaglegger betaling door de koper,
(vgl. HR 6 februari 2009, LJN BG5850, NJ
Het onderdeel wijst meer in het bijzonder
stellende dat diens betaling aan de notaris
2009, 344 (ABN Amro/notaris)). De daarin
erop dat aan de mededeling die aan de schul-
niet bevrijdend is jegens hem. Het hof oor-
gegeven opsomming van rechtsfeiten is
denaar wordt gedaan niet de eis kan worden
deelt dat de koper is beschermd door art.
limitatief, gelet op de formulering van dit
gesteld dat deze nauwkeurig de vordering
7:3 BW (Vormerkung). HR: De in art. 7:3 lid
artikellid, het uitzonderingskarakter van de
moet omschrijven waarvoor de schuldeiser
3 BW gegeven opsomming van rechtsfeiten
bepaling waarvan het onderdeel uitmaakt
zich het recht op nakoming voorbehoudt met
is limitatief. Tot die opsomming behoort
en het Verslag van een schriftelijk overleg,
aanwijzing van de correcte juridische grond-
niet het geval van derdenbeslag onder de
Kamerstukken II 2000-2001, 23 095, nr. 10,
slag daarvoor (HR 27 juni 2008, LJN BD1494,
koper op de koopsom. Het middel treft der-
blz. 30. Tot die opsomming behoort niet
NJ 2008, 373 (T./Trio)). De door het onderdeel
halve doel.
het hier aan de orde zijnde, blijkens de par-
vermelde maatstaven zijn juist, maar het hof heeft deze niet miskend. Voor een voldoende
lementaire geschiedenis door de wetgever (BW art. 7:3)
onder ogen geziene geval van derdenbeslag
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2363
Rechtspraak
onder de koper op de koopsom. Het mid-
Feiten en procesverloop
2004, LJN AO1427, NJ 2005, 493 (DSM/Fox)).
del treft derhalve doel, hoezeer ook in een
X werkte bij een waterschap, vanaf 1 januari
Het voorgaande houdt in dat aan de bepalin-
dergelijk beslag een hindernis gelegen kan
2003 als projectleider. In november 2002
gen van het Pensioenreglement een uitleg
zijn voor de effectuering van het recht van
werd deze functie ingedeeld in schaal 9.
naar objectieve maatstaven moet worden
de koper op daadwerkelijke nakoming van de
Tegen deze inschaling heeft X bezwaar
gegeven. Bij gebreke van een gepubliceerde
koopovereenkomst. De Hoge Raad kan zelf
gemaakt. Het bezwaar is overeenkomstig het
schriftelijke toelichting op het Pensioenre-
de zaak afdoen.
advies van de bezwarencommissie gegrond
glement zijn bij de uitleg daarvan derhalve
Volgt vernietiging van het arrest van het
verklaard: op 2 september 2003 is besloten
in beginsel de bewoordingen, gelezen in het
hof en bekrachtiging van het vonnis van de
de functie met terugwerkende kracht tot 1
licht van de gehele tekst, van doorslagge-
rechtbank, overeenkomstig de conclusie van
januari 2003 te waarderen op schaal 10. Het
vende betekenis. Daarbij komt het niet aan
de A-G.
Waterschap heeft op 11 mei 2004 aan het
op de bedoelingen van de partijen die het
De A-G bespreekt de vraag of beslag onder de
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekerin-
reglement tot stand hebben gebracht, voor
koper van een woonhuis op de koopsom doel
gen (UWV) verzocht de berekeningsgrond-
zover deze niet uit de daarin opgenomen
treft (2.5-2.7) en of een dergelijk beslag toe-
slag van de pensioenaanspraken van X per 1
bepalingen kenbaar zijn, maar op de beteke-
laatbaar is (2.10-2.13). Onder 2.14 bespreekt
januari 2003 te verhogen van € 40 636 naar
nis die naar objectieve maatstaven volgt uit
zij de evaluatie van de Wet koop onroerende
€ 42 808. Het UWV heeft dit verzoek afgewe-
de bewoordingen waarin het reglement is
zaken.
zen. Per 1 juli 2004 is aan X ontslag verleend
gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht
op grond van de regeling Flexibel pensioen
worden geslagen op de elders in het regle-
en uittreden (FPU).
ment gebruikte formuleringen en op de aan-
•
1889
In dit geding heeft X een verklaring voor
nemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe
recht gevorderd dat de pensioenaanspra-
de onderscheiden, op zichzelf mogelijke
8 oktober 2010, nr. 09/00639
ken van X dienen te worden vastgesteld op
tekstinterpretaties zouden leiden (vgl. HR 2
(Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-
basis van het pensioengevend inkomen van
april 2004, LJN AO3857, NJ 2005, 495 (Arriva/
Spapens, E.J. Numann, A. Hammerstein en
€ 42 808. De kantonrechter heeft de vorde-
Uppenkamp)).
W.D.H. Asser; A-G mr. L.A.D. Keus)
ring toegewezen. Het hof heeft de vordering
Het door het ABP bij de toepassing van art.
LJN BM9621
alsnog afgewezen, oordelend dat ingevolge
3.1 Pensioenreglement gehanteerde peilda-
art. 3.1 van het Pensioenreglement ABP bij
tumsysteem gaat uit van het tot een jaar-
CAO-uitlegnorm. Pensioenreglement ABP.
de berekening van het pensioengevend inko-
bedrag herleide inkomen van de deelnemer,
Een werknemer maakt bezwaar tegen zijn
men geen rekening dient te wordt gehouden
dat op de peildatum – veelal 1 januari – van
inschaling. De werkgever verklaart het
met een na 1 januari met terugwerkende
enig jaar wordt genoten. Wijzigingen in het
bezwaar gegrond. In september 2003 wordt
kracht toegekende salarisverhoging.
inkomen na de peildatum, al dan niet met
het salaris verhoogd met terugwerkende
Per 31 december 2003 luidde art. 3.1 van het
terugwerkende kracht, komen pas tot uit-
kracht tot 1 januari 2003. In 2004 gaat de
Pensioenreglement ABP: ‘Onder inkomen
drukking in het peildatuminkomen van het
werknemer met (vervroegd) pensioen. Het
wordt verstaan het tot een jaarbedrag te her-
jaar gelegen na het jaar waarin het besluit
ABP weigert de pensioengrondslag met
leiden vaste salaris dat op 1 januari van het
tot wijziging van het inkomen is genomen.
terugwerkende kracht te verhogen met
desbetreffende jaar voor de deelnemer geldt,
Met dit peildatumsysteem is beoogd een
een beroep op zijn uitleg van het in het
vermeerderd met de vakantieuitkering over
praktisch hanteerbaar systeem te creëren,
Pensioenreglement ABP neergelegde peil-
dat salaris.’
dat het eenvoudig maakt te berekenen
datumsysteem. Het hof aanvaardt de uitleg
hoeveel pensioenpremie jaarlijks dient te
van het ABP. HR: 1. Het Pensioenreglement
Hoge Raad
worden betaald en dat poogt te voorkomen
ABP dient te worden aangemerkt als recht
Vooropgesteld dient te worden dat het op
dat werkgevers en werknemers ten koste
in de zin van art. 79 RO. 2. CAO-uitlegnorm.
art. 4 lid 6, 10 lid 2 en 12 Wet privatisering
van het ABP salarissen met terugwerkende
De Hoge Raad geeft een vooropstelling (zie
ABP (Stb. 1995, 639) gebaseerde en in de
kracht verhogen. Het ABP heeft betoogd dat
hoofdtekst). Het hof heeft ten onrechte
Staatscourant gepubliceerde pensioenregle-
art. 3.1 Pensioenreglement aldus moet wor-
betekenis toegekend aan de niet voor
ment ABP (Stcrt. 28 december 1995, nr. 251,
den uitgelegd dat van het peildatumsysteem
derden kenbare bedoeling van degenen
p. 48 e.v., laatstelijk gewijzigd bij Stcrt. 30
slechts in twee gevallen wordt afgeweken,
die de inhoud van het Pensioenreglement
december 2009, nr. 20444), dient te worden
te weten: indien een tot het ABP gerichte
hebben bepaald. Het ABP dient het met
aangemerkt als recht in de zin van art. 79
uitspraak van de rechter tot aanpassing
terugwerkende kracht verhoogde salaris in
RO (vgl. HR 16 oktober 1987, NJ 1988, 117,
noopt en indien sprake is van een aperte
de pensioengrondslag te betrekken indien
HR 22 oktober 1993, LJN ZC1105, NJ 1994,
fout van de werkgever. Het hof heeft terecht
de werkgever met die verhoging handelde
94 (Van Schijndel/Pensioenfonds) en HR 24
deze uitleg niet in de bewoordingen van dat
overeenkomstig zijn rechtsplicht, dus ook
november 2006, LJN AY9222, NJ 2006, 644
voorschrift besloten geoordeeld. Het heeft
in een geval als het onderhavige.
(Renzenbrink/Van Lanschot)). Als uitgangs-
die uitleg niettemin als de juiste aanvaard.
punt geldt dat de CAO-norm is aangewezen
Onderdeel 1 klaagt terecht erover dat het
(Pensioenreglement ABP art. 3.1; Wet RO
voor de uitleg van een pensioenreglement in
hof daarbij betekenis heeft toegekend aan
art. 79)
de verhouding tussen het pensioenfonds en
de (onweersproken) stelling van het ABP dat
een werknemer, voor wie de bedoeling van
die uitleg in overeenstemming zou zijn met
X (de werknemer), adv. mr. M.E. Gelpke, tegen
de oorspronkelijk contracterende partijen
de bedoeling van de sociale partners die de
Stichting Pensioenfonds ABP, adv. mr. P.S.
niet kenbaar is – behoudens voor zover van
inhoud van het Pensioenreglement hebben
Kamminga.
die bedoeling blijkt uit een schriftelijke toe-
bepaald. Nu die bedoeling voor derden niet
lichting – en die op de formulering daarvan
kenbaar is uit het Pensioenreglement of
geen invloed heeft gehad. (HR 20 februari
een bijbehorende toelichting, komt, gelet
2364
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
Rechtspraak
op hetgeen hiervoor is overwogen, aan die
1890
bedoeling geen betekenis toe bij de uitleg.
nigheid van (mede)bezitter van de opstal aansprakelijk is voor de schade. De vrouw
De door het hof voor juist gehouden uitleg
8 oktober 2010, nr. 09/01675
heeft Achmea op grond van art. 7:954 BW
brengt voor iemand in de positie van X, die
(Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-
rechtstreeks aangesproken. De rechtbank
met (vervroegd) pensioen ging betrekkelijk
Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven en
heeft bij tussenvonnis overwogen dat de
kort nadat het besluit tot verhoging van zijn
W.A.M. van Schendel; A-G mr. J. Spier)
vrouw jegens de man en Achmea in beginsel
salaris met terugwerkende kracht werd geno-
LJN BM6095
terecht een beroep doet op de aansprakelijk-
men, een reëel financieel nadeel mee, aan-
heid ex artikel 6:174 BW, maar dat dit beroep
gezien het niet met terugwerkende kracht
Gebrekkige opstal. Medebezitters.
slechts kan leiden tot een aansprakelijkheid
verhogen van zijn pensioengevend inkomen
Onderlinge aansprakelijkheid. Een vrouw
voor maximaal 50% van de schade.
op onherstelbare wijze doorwerkt in de
hangt een hangmat op aan een pilaar in de
hoogte van zijn pensioen. Een vergelijkbaar
tuin bij haar woning. Als zij in de hangmat
Hoge Raad
nadeel treedt niet op voor werknemers
ligt, breekt de pilaar af en valt deze over
In het principale beroep: in cassatie moet
wier dienstverband langer doorloopt na het
haar heen. Zij loopt zeer ernstig letsel op.
veronderstellenderwijs ervan worden uitge-
nemen van het besluit tot salarisverhoging
De vrouw en haar partner zijn gezamenlijk
gaan dat de onderhavige opstal niet voldoet
waaraan terugwerkende kracht is gegeven:
eigenaar van de pilaar en gezamenlijk ver-
aan de eisen die men daaraan in de gegeven
voor hen geldt met ingang van de eerstvol-
zekerd tegen aansprakelijkheid. De vrouw
omstandigheden mag stellen en daardoor
gende peildatum na dat besluit de hogere
vordert schadevergoeding van haar partner
gevaar voor personen of zaken oplevert, welk
pensioengrondslag, die te zijner tijd door-
en van de aansprakelijkheidsverzekeraar.
gevaar zich heeft verwezenlijkt, een en ander
werkt in de hoogte van hun pensioen. Aldus
HR: Een medebezitter van een gebrekkige
als bedoeld in art. 6:174. Voorts staat vast
is bij gevallen als dat van X sprake van een
opstal is aansprakelijk voor de schade die
dat in de verzekeringspolis de onderlinge
onaannemelijk rechtsgevolg van de door het
een andere medebezitter als gevolg van dat
aanspraken binnen gezinsverband van de
hof aan het Pensioenreglement gegeven uit-
gebrek lijdt. De benadeelde medebezitter
medebezitters in geval van letselschade
leg. In ‘s hofs uitleg ligt voorts besloten dat
draagt zelf dat gedeelte van de schade dat
niet van dekking zijn uitgesloten. De vraag
het juist acht dat het ABP een latere rechter-
overeenkomt met zijn aandeel in de opstal,
die moet worden beantwoord is deze: is de
lijke beslissing waarbij een werknemer met
zodat hij in zoverre geen aanspraak heeft
(mede)bezitter – hier: de man – van een
terugwerkende kracht een salarisverhoging
op schadevergoeding jegens de andere
gebrekkige opstal uit hoofde van art. 6:174
wordt toegekend wel met ingang van die
medebezitter(s) (die dan voor het overige
aansprakelijk voor de schade die een andere
inwerkingtreding laat doorwerken in de pen-
gedeelte van de schade jegens hem hoofde-
medebezitter – hier: de vrouw – als gevolg
sioengrondslag, maar niet een beslissing van
lijk aansprakelijk zijn).
van dat gebrek lijdt?
de werkgever, genomen overeenkomstig het
Ter beantwoording van de vraag of art.
advies van een bezwarencommissie. Voor dat
(BW art. 6:10 lid 1, 6:101 lid 1, 6:102 lid 2,
6:174 uitsluitend een risicoaansprakelijk-
verschil valt geen goede grond aan te wijzen,
6:174, 6:180 lid 1 en 7:954)
heid vestigt jegens derden, dat wil zeggen
gelet op het gebruik van het woord ‘geldt’ in
jegens personen die niet de hoedanigheid
art. 3.1, terwijl bovendien in een dergelijk
De man en Achmea Schadeverzekeringen
van (mede)bezitter van die opstal hebben,
geval voor misbruik door samenspanning
N.V., adv. mr. K. Teuben, tegen de vrouw, adv.
moet in het bijzonder worden onderzocht of
van werkgever en werknemer niet behoeft
mr. E. Grabandt.
het relativiteitsvereiste aan vergoeding van
te worden gevreesd. Een redelijke uitleg van
de schade in de weg staat. Of aan het in art.
art. 3.1 Pensioenreglement, zoals het in de
Feiten en procesverloop
6:163 BW neergelegde relativiteitsvereiste is
van belang zijnde periode luidde, brengt dan
Op 13 juli 2005 is de vrouw, toen 33 jaar oud,
voldaan, hangt naar vaste rechtspraak ervan
ook mee dat het ABP het met terugwerkende
een ongeval overkomen. Op die dag hing zij
af wat het doel en de strekking is van de aan-
kracht verhoogde salaris van de werknemer
in de tuin bij haar woning een hangmat op
sprakelijkheidsnorm, aan de hand waarvan
in de pensioengrondslag dient te betrekken
aan een gemetselde pilaar, die gebouwd was
moet worden onderzocht tot welke personen
indien de werkgever met die verhoging han-
door de vorige eigenaar van de woning. Toen
en tot welke schade en welke wijzen van
delde overeenkomstig zijn rechtsplicht, dus
zij in de hangmat lag, is de pilaar kort boven
ontstaan van schade de daarmee beoogde
ook in een geval als het onderhavige, waarin
de grond afgebroken en over haar heen
bescherming zich uitstrekt. Dienaangaande
tot de verhoging is besloten in of ingevolge
gevallen. Zij liep hierbij een hoge complete
geldt het volgende. In de tekst van art. 6:174
een bezwaarprocedure. In zoverre is ook
dwarslaesie op. Zij zal daardoor haar armen
is de reikwijdte van de risicoaansprakelijk-
onderdeel 4 gegrond. De Hoge Raad kan zelf
en benen nooit meer kunnen gebruiken. De
heid van de bezitter van de gebrekkige
de zaak afdoen.
vrouw en de man waren gezamenlijk eige-
opstal niet beperkt, dus ook niet tot derden
Volgt vernietiging van het arrest van het
naar van de woning. Zij hadden bij Achmea
(in de zojuist omschreven betekenis) die als
hof en bekrachtiging van het vonnis van de
een aansprakelijkheidsverzekering voor
gevolg van het gebrek schade lijden. Dat de
kantonrechter.
particulieren ten behoeve van hen beiden
art. 6:169-172 BW, die wel uitdrukkelijk zien
De A-G concludeert tot vernietiging en verwij-
afgesloten.
op schade aan derden, zijn opgenomen in
zing. Hij schetst het wettelijk kader van werk-
In dit geding heeft de vrouw een verklaring
dezelfde afdeling als art. 6:174, pleit eerder
nemerspensioenen onder 3.1-3.3. Hij acht de
voor recht gevorderd dat de man jegens haar
tegen de opvatting dat ook art. 6:174 alleen
onderdelen 1 en 4 niet gegrond, omdat hij het
aansprakelijk is voor de gevolgen van het
derden op het oog heeft dan ervoor. De rege-
arrest van het hof anders leest (4.6 en 4.12),
ongeval, en hoofdelijke veroordeling van
ling van de hoofdelijke aansprakelijkheid
maar wel onderdeel 3 over het oordeel van
de man en Achmea tot schadevergoeding.
van medebezitters (art. 6:180 lid 1 BW) past
het hof dat X bepaalde stellingen onvoldoen-
De vrouw heeft aangevoerd dat de pilaar
bij een op benadeelde derden gerichte aan-
de heeft uitgewerkt (4.9-4.10).
een gebrekkige opstal vormt als bedoeld in
sprakelijkheid, maar is niet van belang voor
art. 6:174 BW en dat de man in zijn hoeda-
de beantwoording van de vraag of onderlin-
•
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2365
Rechtspraak
ge aansprakelijkheid van medebezitters van
gaat evenzeer op voor de benadeelde mede-
aansprakelijkheidsregels (vgl. HR 11 april
een gebrekkige opstal mogelijk is.
bezitter. Het behoeft geen betoog dat het
1975, LJN AC1932, NJ 1975, 373 (Zopp/Mijn-
De bewoordingen van art. 6:174 en het wet-
belang van de benadeelde medebezitter, die
werkersfonds)). De bezitters van een opstal
telijk stelsel staan dan ook op zichzelf niet
zijn schade niet (eenvoudig) elders vergoed
plegen zich te verzekeren tegen de risico’s van
in de weg aan de door de vrouw verdedigde
kan krijgen, om te worden beschermd door
de in art. 6:174 bedoelde aansprakelijkheid.
opvatting. Over de grondslag van de aanspra-
het aannemen van aansprakelijkheid van
Deze relatief eenvoudige verzekeringsmoge-
kelijkheid bevat de totstandkomingsgeschie-
de (mede)bezitter en de daardoor geboden
lijkheid was ook voor de wetgever een niet
denis van art. 6:174 een passage (T.M., Parl.
mogelijkheid van verhaal onder de aanspra-
onbelangrijk argument ten gunste van de
Gesch. Boek 6, blz. 753), waarin als primair
kelijkheidsverzekering van de andere medebe-
risicoaansprakelijkheid van art. 6:174. Door
argument wordt genoemd het belang van
zitter, een zwaarwegend belang is. Zoals in de
de man en Achmea is niet concreet gemoti-
benadeelden niet te worden belast met het
wetsgeschiedenis is vermeld, wordt vanouds
veerd aangevoerd dat in het geval een aan-
vaak moeilijke onderzoek (waaraan valt toe te
aan de benadeelde het recht gegeven zich
spraak van medebezitters op grond van art.
voegen: en bewijslevering) of het gebrek aan
voor schadevergoeding te wenden tot degene
6:174 wordt aangenomen, daardoor wezenlijk
een fout is te wijten, en, zo ja, aan wiens fout,
tot wiens vermogen het bouwwerk behoort.
afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid
hetgeen zeker voor derden zal gelden. Andere
Met dit uitgangspunt strookt niet elke aan-
tegen een relatief geringe premie de wettelij-
passages uit de parlementaire geschiedenis
spraak jegens de bezitter aan de medebezitter
ke aansprakelijkheid ter zake van schade door
passen bij het beeld dat de wetgever vooral
te onthouden op de enkele grond dat deze
gebrekkige opstallen te verzekeren. Evenmin
aan dit belang van derden heeft gedacht.
opstal ook tot het vermogen van de mede-
is voldoende aannemelijk geworden dat de
Voormeld belang is ook genoemd in HR 13
bezitter behoort. Het feit dat degene die als
vrees voor een onbeheersbare toename van
juni 1975, LJN AC3080, NJ 1975, 509 (Stad
(enig) bezitter schade ondervindt als gevolg
claims als de onderhavige bewaarheid zal
Rotterdam/PNEM). Aan de wetsgeschiedenis
van een gebrek in de opstal niet zichzelf of
worden. In de polisvoorwaarden en door mid-
kan echter geen (voldoende) houvast worden
zijn aansprakelijkheidsverzekeraar kan aan-
del van de premiestelling zal de verzekeraar
ontleend ten gunste van het standpunt dat
spreken en de eigen schade zelf moet dragen,
bovendien met de hier bedoelde aanspraken
de wetgever de risicoaansprakelijkheid van de
is geen voldoende klemmende reden de bena-
van medebezitters rekening kunnen houden.
bezitter heeft willen beperken tot die jegens
deelde medebezitter geen enkele aanspraak
Het vorenstaande brengt mee dat de klacht
derden en dat hij aanspraken in situaties als
jegens de andere bezitter(s) toe te kennen.
dat de rechtbank zou hebben miskend dat
de onderhavige heeft willen uitsluiten. De
Een benadeelde derde kan voor de door hem
art. 6:174 slechts aansprakelijkheid vestigt
wetgever heeft immers bij de totstandkoming
als gevolg van het gebrek geleden schade
van de bezitter jegens derden (in de zin van
van art. 6:174 niet kenbaar aandacht besteed
iedere bezitter van de opstal, die tegenover
niet-medebezitters), faalt.
aan de onderhavige situatie van aanspraken
hem hoofdelijk aansprakelijk is (art. 6:180 lid
Onderdeel 2 doet een beroep op de reflexwer-
van de ene medebezitter tegen de andere en
1), voor het geheel aanspreken. In hun onder-
king van art. 6:174 en klaagt dat de rechtbank
de parlementaire stukken bieden omtrent de
linge verhouding zijn de bezitters in beginsel
heeft miskend dat de schade op de voet van
strekking van art. 6:174 niet meer duidelijk-
verplicht in de schuld en in de kosten bij te
art. 6:101 lid 1 BW geheel, althans voor meer
heid dan dat met die bepaling in ieder geval
dragen voor het gedeelte van de schuld dat
dan 50%, voor rekening van de vrouw moet
is beoogd het bedoelde belang van derden
hun in hun onderlinge verhouding aangaat
blijven. Het onderdeel faalt. De rechtbank
te beschermen. De kernvraag is of het recht
(art. 6:10 lid 1 BW). Dit gedeelte moet in het
heeft – naar uit het voorgaande volgt: terecht
bescherming behoort te verlenen aan degene
algemeen worden gesteld op het gedeelte dat
– geoordeeld dat art. 6:174 mede strekt ter
die, hoewel de aansprakelijkheid van art.
overeenkomt met ieders aandeel in de opstal.
bescherming van medebezitters. Zoals hierna
6:174 niet is gebaseerd op overtreding van
Dit heeft tot effect dat de schade in zo’n geval
wordt overwogen, brengt redelijke wetstoe-
enigerlei gedragsnorm, zelf in zekere zin
wordt gedragen door de bezitters gezamen-
passing mee dat de benadeelde medebezitter
medeverantwoordelijk geacht kan worden
lijk. Indien de medebezitter die schade lijdt
zelf dat gedeelte van de door hem geleden
voor de gebrekkige opstal. Bij de geschetste
ten gevolge van het gebrek geen enkele aan-
schade draagt dat overeenkomt met zijn aan-
stand van zaken, waarbij de wetgever de door
spraak zou hebben tegenover andere bezitters
deel in de opstal, zodat hij op grond van art.
de vrouw bepleite aansprakelijkheid niet
van de opstal, zou hij de schade volledig zelf
6:174 in zoverre geen aanspraak op schade-
heeft uitgesloten, hangt de te maken keuze af
moeten dragen en zouden de andere bezit-
vergoeding jegens de andere medebezitter(s)
van wat naar maatschappelijke opvattingen,
ters niets behoeven bij te dragen, hoewel
heeft. Daarvan uitgaande, en in aanmerking
in aanmerking genomen de belangen van
ook zij in dezelfde relatie tot de gebrekkige
genomen dat de rechtbank (in cassatie onbe-
de benadeelde, de bezitter en de aanspra-
opstal staan als de medebezitter die schade
streden) heeft aangenomen dat de vrouw en
kelijkheidsverzekeraar, het meest redelijk
lijdt ten gevolge van het gebrek. Het is,
de man elk voor 50% in de opstal gerechtigd
moet worden geacht als reikwijdte van art.
vorenbedoeld uitgangspunt in aanmerking
zijn, is de omstandigheid dat de vrouw ook
6:174. Die keuze valt uit ten gunste van het
genomen, uit maatschappelijk oogpunt
zelf bezitter van de opstal is en uit dien hoof-
standpunt van de vrouw. Daarbij wordt het
redelijker de schade van de benadeelde over
de kwalitatief aansprakelijk jegens anderen
volgende in aanmerking genomen.
alle bezitters te verdelen dan uitsluitend de
(waaronder in voorkomend geval ook jegens
Het behoort tot de algemene doelstelling van
benadeelde medebezitter de schade te laten
de man), reeds afdoende verdisconteerd in de
de kwalitatieve aansprakelijkheid van art.
dragen. Dat de onderhavige aanspraak zich
beslissing dat de man voor 50% van de door
6:174 dat op de benadeelden niet het risico
binnen een samenlevingsverband afspeelt,
de vrouw geleden schade aansprakelijk is.
wordt afgewenteld dat niet of niet eenvoudig
vormt geen reden om een aanspraak van
Slechts indien aan de zijde van de vrouw ook
kan worden bepaald en bewezen wie voor de
de medebezitter niet te honoreren. Ook in
andere omstandigheden aan het ontstaan
door het gebrek veroorzaakte schade eventu-
gevallen waarin aansprakelijkheid in samen-
van haar schade zouden hebben bijgedragen,
eel aansprakelijk kan worden gehouden op
levingsverband wordt aanvaard, zoals in die
zoals eigen nalatigheid of onachtzaamheid
grond van de schuldaansprakelijkheid van
waarin aanspraken tussen ouders en kinde-
(in grotere mate dan van de man), kan aan-
art. 6:162 BW. Deze beschermingsgedachte
ren ontstaan, gelden in beginsel de gewone
leiding bestaan haar schade op de voet van
2366
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
Rechtspraak
art. 6:101 BW geheel of voor meer dan 50%
Feiten en procesverloop
aangehaalde arrest van de Hoge Raad dateert
voor haar eigen rekening te laten, maar de
X is in 1999 als beveiligingsbeambte in
van na de afsluiting van het partijdebat in
man en Achmea hebben zich niet op derge-
dienst getreden van Trigion. In 2004 is hij
appel, zodat partijen daarmee nog geen reke-
lijke omstandigheden beroepen.
arbeidsongeschikt geworden. In 2005 heeft
ning konden houden.
In het incidentele beroep: redelijke wetstoe-
hij werkzaamheden verricht op arbeidsthe-
In het incidentele beroep: onderdeel 1(a)
passing brengt mee dat de benadeelde mede-
rapeutische basis, waarbij hij herhaaldelijk is
verwijt het Hof ervan uit te gaan dat ingeval
bezitter zelf dat gedeelte van de door hem
uitgevallen. Reïntegratiepogingen zijn mis-
de werkgever de werknemer voor het verlies
geleden schade draagt dat overeenkomt met
lukt. Op 12 mei 2006 is X opnieuw uitgeval-
van de dienstbetrekking niet een vergoeding
zijn aandeel in de opstal, zodat hij op grond
len. Hij heeft nadien geen werkzaamheden
toekent ter hoogte van de uitkomst van de
van art. 6:174 in zoverre geen aanspraak
meer voor Trigion verricht. Met toestemming
kantonrechtersformule verminderd met 30%,
heeft op schadevergoeding jegens de andere
van de CWI heeft Trigion bij brief van 27
dat ontslag in beginsel kennelijk onredelijk
medebezitter(s) (die dan, mede in verband
december 2006 de arbeidsovereenkomst
is. Het onderdeel is op grond van hetgeen
met art. 6:102 lid 2 BW, voor het overige
opgezegd tegen 22 februari 2007.
hiervoor is overwogen, terecht voorgedragen,
gedeelte van de schade jegens hem hoofde-
In dit geding heeft X schadevergoeding
evenals onderdeel 1(b).
lijk aansprakelijk zijn). Gelet daarop heeft de
gevorderd wegens kennelijk onredelijk
Volgt vernietiging en verwijzing, overeen-
rechtbank – die, in cassatie onbestreden, tot
ontslag ingevolge art. 7:681 lid 2, aanhef
komstig de conclusie van de A-G.
uitgangspunt heeft genomen dat de vrouw
en onder b, BW. De kantonrechter heeft de
De A-G acht onderdeel 1(a) in het incidentele
en de man elk voor 50% in de opstal gerech-
vordering afgewezen. Het hof heeft alsnog
beroep over de kennelijke onredelijkheid van
tigd zijn – met juistheid geoordeeld dat de
€ 9600 toegewezen, berekend volgens de kan-
het ontslag gegrond (hoofdstuk 4). Hij bepleit
man als de – enige – (mede)bezitter jegens
tonrechtersformule, verminderd met 30%.
verwerping van de klachten over de toepas-
de vrouw aansprakelijk is tot maximaal 50%
Het heeft daarbij overwogen dat het ontslag
sing van de kantonrechtersformule, omdat de
van de schade. Het voorgaande brengt mee
kennelijk onredelijk is mede gelet op ‘het
werknemer deze toepassing in appel zelf heeft
dat van een regresvordering van de aan-
gegeven dat Trigion aan X bij zijn ontslag
bepleit, en de werkgever zich in appel niet
gesproken medebezitter op de benadeelde
geen vergoeding heeft toegekend’.
ertegen heeft verzet (hoofdstuk 5).
Volgt zowel in het principale beroep als in
Hoge Raad
Op 8 oktober 2010 heeft de Hoge Raad in de
het incidentele beroep verwerping, overeen-
In principale beroep: het eerste onderdeel
volgende zaken het cassatieberoep verwor-
komstig de conclusie van de A-G.
van middel 1, ten aanzien waarvan Trigion
pen met verwijzing naar art. 81 Wet RO:
De A-G gaat onder 4.2-4.4.3 in op de relativi-
zich heeft gerefereerd, keert zich tegen het
09/00498, LJN BN1407: Weens Koopverdrag;
teitsleer en onder 4.5.1-4.7 op doel en strek-
oordeel van het hof dat de vraag of een ont-
09/00924, LJN BN6190: ontslag, sociaal plan;
king van art. 6:174 BW. Onder 4.22 vat hij zijn
slag kennelijk onredelijk is verleend in de zin
09/01031, LJN BN6194: Landinrichtingswet,
standpunt samen.
van art. 7:681 lid 2, aanhef en onder b, BW,
behoorlijke oproeping;
moet worden beantwoord met als uitgangs-
09/01259, LJN BN6131: werkweigering;
punt de resultaten van de kantonrechtersfor-
09/02337, LJN BN6119: onrechtmatig verkre-
mule, verminderd met 30%. In HR 27 novem-
gen bewijs;
ber 2009, LJN BJ6596 (Van der Grijp/Stam), is
09/03727, LJN BN1409: splitsingsakte, eerste
8 oktober 2010, nr. 09/02221
overwogen dat bij de beoordeling van een op
koop;
(Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-
art. 7:681 lid 1 en 2 BW gebaseerde vordering
09/04153, LJN BN1422: beroepsfout advocaat;
Spapens, E.J Numann, F.B. Bakels en C.E.
eerst aan de hand van de omstandigheden
09/04459, LJN BN6192: ontbinding arbeids-
Drion; A-G mr. J. Spier)
tezamen en in onderling verband moet wor-
overeenkomst; arbitraal beding;
LJN BN1420
den vastgesteld dàt sprake is van een ken-
09/04548, LJN BN1399: kinderalimentatie,
nelijk onredelijk ontslag voordat kan worden
rangorde (stief)kinderen;
Kennelijk onredelijk ontslag.
toegekomen aan de beantwoording van de
10/00754, LJN BN9709: beëindiging toepas-
Kantonrechtersformule. Het hof heeft
vraag welke vergoeding aan de werknemer
sing schuldsaneringsregeling;
aan een werknemer schadevergoeding
wordt toegekend. Ook in het geval van art.
toegekend wegens kennelijk onredelijk
7:681 lid 2, aanhef en onder b, BW volgt reeds
In de volgende zaak heeft de Hoge Raad de
ontslag, berekend volgens de kantonrech-
uit de wettelijke omschrijving dat het enkele
verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in het
tersformule, verminderd met 30%. Het
feit dat geen voorziening voor de werknemer
cassatieberoep:
heeft daarbij gelet op de omstandigheid
is getroffen, niet voldoende is om aan te
09/04634, LJN BN1415: tussentijds cassatie-
dat de werkgever geen ontslagvergoeding
nemen dat het ontslag kennelijk onredelijk
beroep tegen tussenbeschikking.
heeft toegekend. HR: Gelet op hetgeen is
is. Ook dan hangt het af van alle door de
overwogen in HR 27 november 2009, LJN
rechter vast te stellen omstandigheden, waar-
In de volgende zaken heeft de Hoge Raad het
BJ6596, treffen de klachten doel, ook al had
onder het ontbreken van een vergoeding ter
cassatieberoep verworpen wegens gebrek aan
de werknemer in hoger beroep de door het
zake van het ontslag, of voldaan is aan de in
belang:
hof gevolgde benadering aan zijn stellingen
de wet neergelegde maatstaf die in de kern
10/00593, LJN BN1396: geldigheidsduur uit-
ten grondslag gelegd.
inhoudt dat het ontslag is gegeven in strijd
huisplaatsing verstreken;
met algemeen aanvaarde normen van goed
10/00596, LJN BN1412: geldigheidsduur uit-
werkgeverschap.
huisplaatsing verstreken.
bezitter geen sprake kan zijn.
•
1891
(BW art. 7:681 lid 2 aanhef en onder b)
•
Het onderdeel treft dus doel. Daaraan doet X (de werknemer), adv. mr. J.D. Bakker, tegen
niet af dat X in hoger beroep de door het
Trigion Beveiliging B.V. (de werkgever), adv.
hof gevolgde benadering aan zijn stellingen
mr. R.A.A. Duk.
ten grondslag had gelegd, reeds omdat het
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2367
Rechtspraak
Hoge Raad (strafkamer)
1893
Deze rubriek wordt verzorgd door prof. mr.
2.4. Nu namens de klaagster is aangevoerd dat zij de eigenares is van de inbeslaggeno-
J.C.M. Leijten, oud-advocaat-generaal bij de
27 september 2010, nr. 08/04270 B
men auto en uit de bestreden beschikking
Hoge Raad en oud-redacteur van dit blad.
(Mrs. Van dorst, Splinter-van Kan en Groos
niet blijkt van enig onderzoek als hiervoor
na conclusie van de A-G Jörg tot verwer-
bedoeld, is het oordeel dat het klaagschrift
ping van het beroep; adv. mr. S.J. Jansen,
ongegrond dient verklaard te worden, ontoe-
Amsterdam)
reikend gemotiveerd. Voor zover het middel
1892
LJN BM5115 28 september 2010, nr. 09/01567 B
daarover klaagt, is het terecht voorgesteld. De Hoge Raad vernietigt de bestreden
(Mrs. Koster, Sterk en Loth na conclusie
Als een derde aanvoert dat hij eigenaar is
beschikking en verwijst de zaak naar het hof
van de A-G Aben tot vernietiging van
van het in conservatoir beslag genomen
van het ressort.
de bestreden beschikking en tot niet-
voorwerp, moet de rechter onderzoeken of
ontvankelijkverklaring van de klager
die derde zonder redelijke twijfel eigenaar
in zijn beklag; adv. mr. H.J. Ruysendaal,
is en zo ja of zich al dan niet de voorwaar-
Roterdam)
den voordoen van het derde en het vierde
LJN BN0012
lid van art. 94a Sv.
Een beklag als bedoeld in art. 552a Sv moet
(Sv art. 94a)
•
1894 28 september 2010, nr. 09/00604 B (Mrs. Van Dorst; Splinter-van Kan en
(Sv art. 552a)
Sterk na conclusie van de A-G Aben tot verwerping van het beroep; adv. mr. J.R. Ali,
schriftelijk worden gedaan. Bij beschikking van 1 oktober 2008 heeft de
‘s-Hertogenbosch)
rechtbank ongegrond verklaard het beklag
LJN BN8503
van de verzoekster strekkende tot opheffing De rechtbank had niet gegrond verklaard
van het beslag en teruggave aan haar van de
Tegen een machtiging als bedoeld in art.
het door de klager (J. v. R.) ingediende beklag
in beslag genomen auto. De verzoekster is
117 Sv stelt de wet geen beklag open.
strekkende tot teruggave aan hem van een
een ander dan degene onder wie het beslag
inbeslaggenomen geldbedrag van € 135 000.
plaatsvond.
De rechtbank had de verklaring van de
De rechtbank overwoog onder meer:
klager aangemerkt als ter raadkamer monde-
Uit de stukken en de behandeling in raadka-
De rechtbank had het beklag strekkende tot
ling ingediend klaagschrift.
mer, waarbij van belang is dat de verdenking
teruggave van een in beslag genomen auto
De Hoge Raad overweegt ambtshalve:
van witwassen tegen klager omverminderd
ongegrond verklaard waartoe zij onder meer
2.1. In cassatie moet van het volgende
voortduurt, blijkt naar het oordeel van de
overwoog:
worden uitgegaan. Op 23 juni 2008 is door
rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijn-
De rechtbank begrijpt de brief van 28
de politie te E. onder L.P. in beslag genomen
lijk is dat de strafrechter, later oordelend, het
februari 2008 in samenhang bezien met de
een geldbedrag van € 137 375. L.P. heeft op 5
in beslag genomen motorvoertuig als weder-
toelichting van de officier ter zitting aldus
november 2008 ter griffie van de Rechtbank
rechtelijk verkregen voordeel.
dat het openbaar ministerie hiermede heeft
(…) een klaagschrift als bedoeld in art. 552a
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank
beoogd kenbaar te maken het voornemen
Sv ingediend strekkende tot teruggave aan
van oordeel dat het strafvorderlijk belang
tot teruggave van de in beslag genomen
hem van een bedrag van € 135 000.
zich verzet tegen opheffing van het beslag.
auto aan D. B.V. met dien verstande de terug-
2.2. Blijkens het proces-verbaal van de raad-
De klaagster was een ander dan degene
gave te realiseren middels het vervreemden
kamer van 16 januari 2009 heeft de klager
onder wie de auto in beslag was genomen
van de auto en uit de opbrengst daarvan
die als getuige optrad bij de behandeling
en het beslag was van conservatoire aard
het toekomende geldbedrag op rekening
van het klaagschrift van L.P., aldaar verklaard
als bedoeld in art. 94a Sv. In dat geval kan
van D over te maken (…). In het kader van de
mondeling een klaagschrift te willen indie-
slechts onder de voorwaarden, neergelegd in
onderhavige klaagschriftprocedure zal de
nen, strekkende tot teruggave aan hem van
het derde (en het vierde) lid van art. 94a Sv
rechtbank zich, gelet op artikel 116, derde
een geldbedrag van € 135 000. De Rechtbank
het beklag van die ander ongegrond worden
lid, van het Wetboek van Strafvordering.
heeft deze verklaring als een klaagschrift
verklaard.
slechts kunnen buigen over de vraag of een
bedoeld in art. 552a Sv aangemerkt. Dat oor-
De Hoge Raad overwoog naar aanleiding van
eventuele teruggave van de in beslag geno-
deel getuigt van een onjuiste rechtsopvat-
het middel dat zich tegen de motivering van
men auto aan D. B.V. als hiervoor weergege-
ting, daar de wet niet de mogelijkheid kent
de ongegrondverklaring door het hof keerde:
ven op juiste gronden berust. De rechtbank
dat een verzoek om teruggave mondeling
2.3. In het geval dat een derde zich keert
laat de grieven van klager voor zover deze
wordt gedaan.
tegen een beslag als bedoeld in art. 94a,
zijn gericht tegen de voorgenomen ver-
De Rechtbank had de klager niet-ontvanke-
tweede lid, Sv en stelt dat hij eigenaar is van
vreemding van de in beslag genomen auto
lijk in zijn beklag behoren te verklaren (vgl.
het inslaggenomene, dient de rechter die
dan ook onbesproken.
HR 25 juni 2002, LJN AE2644).
over dat beklag heeft te oordelen, na te gaan
De BV had de auto geleased aan de klager.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden
of zich het geval voordoet dat buiten redelij-
De lease betalingen waren nog niet geheel
beschikking en verklaart de klager niet-
ke twijfel is of de klager als eigenaar van het
afgelost en daarom claimde de BV dat zij
ontvankelijk in zijn beklag.
voorwerp moet worden aangemerkt. Indien
nog eigenaar van de auto was.
dit laatste het geval is, zal hij tevens moeten
De Hoge Raad overweegt ambtshalve:
•
(Sv art. 94a, 116, 117 en 552a)
onderzoeken en daarvan blijk moeten geven
worden uitgegaan,
vierde lid, Sv voordoet (vgl. HR 12 juni 2007,
(i)
LJN BA2565, NJ 2007, 348).
2368
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2.1. In cassatie moet van het volgende
of zich de situatie van art. 94a, derde of
Op 9 oktober 2007 is onder de klager op een auto van het merk Dodge conser-
Rechtspraak
vatoir beslag gelegd tot zekerheid van
De Hoge Raad vernietigt de bestreden
verhaal voor een op te leggen geldboete
beschikking en verklaart de klager niet-
en/of een ontnemingsmaatregel ter
ontvankelijk in zijn beklag.
zake van wederrechtelijk verkregen voordeel. (ii) De klager had met betrekking tot die
•
1895
auto een lease-overeenkomst gesloten
het klaagschrift die verdenking nog steeds bestond. 2.4. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat het in deze zaak gaat om een onder de klager op de voet van art. 94 Sv inbeslaggenomen voorwerp. In zo een geval dient de Rechtbank (a). te beoordelen of het
met D. B.V. (hierna: D) De lease overeen-
28 september 2010, nr. 08/04269 B
belang van de strafvordering het voortduren
komst was ten tijde van de beslagleg-
(Mrs. Van Dorst, Splinter-van Kan en Groos
van het beslag vordert en zo neen (b) de
ging nog niet geëindigd. D heeft zich
na conclusie van de A-G Jörg tot vernieti-
teruggave van de inbeslaggenomen voorwer-
gewend tot het Openbaar Ministerie en
ging van de bestreden beschikking met
pen te gelasten aan de beslagene, tenzij een
een beroep gedaan op het in de lease-
verwijzing van de zaak naar het hof; adv.
ander redelijkerwijs als rechthebbende van
overeenkomst bedongen eigendoms-
mr. S.J. Jansen, Amsterdam)
die voorwerpen moet worden beschouwd
voorbehoud.
LJN BM5112
(vgl. HR 25 september 2001, LJN AD5966, NJ
(iii) De officier van justitie heeft bij brief
2002,109).
van 28 februari 2008 de klager ervan
Eerst was art. 94a Sv van toepassing. Nadat
2.5. Door te oordelen ‘dat het niet hoogst
in kennis gesteld over te gaan tot ver-
dat beslag was opgeheven, werd opnieuw
onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later
vreemding van de auto, onder de voor-
beslag gelegd op de voet van art. 94 Sv.
oordelend, het in beslag genomen motor-
waarde dat na verkoop van de auto uit
Onjuiste maatstaf aangelegd.
voertuig zal ontnemen als wederrechtelijk verkregen voordeel’, heeft de Rechtbank een
de opbrengst het (actuele) openstaande saldo zal worden overgemaakt naar D.
(Sv art. 94 en 94a)
andere dan de toepasselijke – en dus onjuiste – maatstaf aangelegd. Voor zover het mid-
De officier van justitie heeft de klager in die brief gewezen op art. 116, derde lid,
Het klaagschrift strekte tot teruggave van
del daarover beoogt te klagen, is het terecht
Sv ‘waarin is geregeld dat de beslagene
een in conservatoir beslag genomen auto
voorgesteld.
zich binnen veertien dagen na dagte-
van het merk Mercedes. Het beslag werd
De Hoge Raad vernietigt de bestreden
kening van deze brief schriftelijk kan
opgeheven wegens zekerheidsstelling.
beschikking en verwijst de zaak naar het hof
verzetten tegen bovengenoemd besluit,
De zekerheid werd contant betaald met
van het ressort.
door indiening van een klaagschrift ex
briefjes van € 50. Wegens tegenstrijdige
artikel 552a van het Wetboek van Straf-
verklaringen omtrent de herkomst van dat
vordering’.
geld werd, nadat de auto was teruggegeven,
(iv) Op 13 maart 2008 is namens de klager
•
1896
opnieuw beslag gelegd wegens verdenking
een klaagschrift als bedoeld in art. 552a
van witwassen (art. 94 Sv).
28 september 2010, nr. 07/13416 B
Sv ingediend.
De rechtbank oordeelde, dat het beklag
(Mrs. Corstens, De Savornin Lohman,
2.2. (…)
ongegrond verklaard moest worden omdat
De Hullu, Splinter-van Kan en Loth na
2.3. (…)
uit de stukken en de behandeling in
conclusie van de A-G Vegter tot vernieti-
2.4. Het klaagschrift is gericht tegen het
raadkamer, waarbij van belang is dat de
ging van de bestreden beschikking met
hiervoor onder 2.1. sub (iii) weergegeven
verdenking van witwassen tegen klager
terugwijzing; adv. mr. R.J Baumgardt,
voornemen van de Officier van Justitie tot ver-
onverminderd voortduurt, blijkt naar het
Spijkenisse)
vreemding van de inbeslaggenomen auto. De
oordeel van de rechtbank dat het hoogst
LJN BL2823
door de Officier van Justitie bij de behande-
onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later
ling van het klaagschrift in raadkamer gedane
oordelend, het in beslag genomen voertuig
Wie mondeling klaagt over teruggave van
mededelingen is dat de vervreemding van de
zal ontnemen als wederrechtelijk verkregen
een inbeslaggenomen voorwerp, is in zijn
auto ertoe strekt dat het na betaling aan D.
voordeel. Gelet op het bovenstaande is de
beklag niet ontvankelijk.
resterende saldo van de opbrengst van de auto
rechtbank van oordeel dat het strafvorder-
onder het beslag blijft rusten. Gelet daarop
lijk belang zich verzet tegen opheffing van
kan voormelde brief van de Officier van
het beslag.
Justitie bezwaarlijk anders worden verstaan
Hiertegen richt zich het middel.
De Hoge Raad onderneemt een breed
dan als inhoudende de mededeling van zijn
De Hoge Raad overweegt:
ontwikkeld leerproces in zake hoe te han-
voornemen aan de bewaarder van de auto een
2.3. De Hoge Raad verstaat deze overwegin-
delen bij en hoe te beoordelen in zaken
machtiging te verlenen tot vervreemding als
gen aldus:
betreffende klaagschriften strekkende tot –
bedoeld in de zin van art. 117 Sv.
(i)
dat op de onderhavige auto aanvanke-
meestal – teruggave van in beslag genomen
2.5. Tegen het verlenen van een dergelijke
lijk een beslag lag dat berustte op art.
voorwerpen. Het is in een lange ervaring
machtiging stelt de wet geen beklag open
94a Sv;
mij opgevallen dat deze zaken in meer dan
(vgl. HR 2 maart 1999. LJN AB7949, NJ 1999, 416). De mededeling van de Officier van Justitie in zijn hiervoor onder 2.1. sub (iii)
(ii) dat dit beslag na zekerheidstelling is opgeheven; (iii) dat de wijze waarop die zekerheid is
(Sv art. 94 en 552a)
de gebruikelijke aantallen verkeerd aflopen wegens, onder meer de uiteenlopende maatstaven die moeten worden aangelegd.
genoemde brief hieromtrent maakt dit niet
gesteld, jegens de klager de verdenking
Het lijkt gewenst eerst de zaak zelf te bespre-
anders. De rechtbank had de klager derhalve
van witwassen heeft doen ontstaan
ken:
niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn
(iv) dat naar aanleiding van die verdenking
De rechtbank had het beklag ongegrond ver-
beklag.
op de auto een beslag in de zin van art.
klaard. Verzocht was door of namens de kla-
De Hoge Raad zal doen wat de Rechtbank
94 Sv is gelegd;
ger tijdens de behandeling in raadkamer van
had behoren te doen.
(v) dat ten tijde van de behandeling van
teruggave van onder meer een geldbedrag
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2369
Rechtspraak
van € 2500. Omdat zo een klacht strekkende
dens toepassing van art.22, tweede en derde
waarmee in geval van verdenking van of ver-
tot teruggave niet mondeling kan worden
lid Sv – in het openbaar plaatsvindt, (zoals
oordeling wegens een misdrijf waarvoor een
gedaan had het hof de klager niet-ontvanke-
ook is voorgeschreven in art. 552 a, zesde lid,
geldboete van de vijfde categorie kan worden
lijk moeten verklaren in zijn beklag.
Sv en dat de beschikking in het openbaar
opgelegd, beoogd wordt een verhaalsmogelijk-
De Hoge Raad vernietigt de bestreden
wordt uitgesproken. Deze voorschriften zijn
heid zeker te stellen in verband met een later
beschikking voor zover de klager daarin ont-
van zodanig wezenlijke betekenis dat de
eventueel op te leggen geldboete of ontne-
vankelijk werd geacht door de rechtbank en
niet-naleving daarvan in beginsel tot nietig-
mingsmaatregel.
verklaart de klager alsnog niet-ontvankelijk in
heid van de behandeling van de beschikking
Vijfde thema: art. 94 Sv: toetsingsmaatstaven:
zijn beklag strekkende tot teruggave van het
leidt. Dat geldt evenzeer voor het verzuim om
2.8. In geval van een beklag van de beslagene
inbeslaggenomen geldbedrag van € 2500. Zie
van het onderzoek in raadkamer een proces-
tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd
2.3. hierna.
verbaal op te maken, zoals is voorgeschreven
beslag dient de rechter a. te beoordelen of het
De Hoge Raad leidt het leerproces is met de
in art. 25 Sv.
belang van de strafvordering het voortduren
opmerking dat het de Hoge Raad is gebleken
Het derde thema: positie van de belangheb-
van het beslag vordert, en zo neen, b. de terug-
dat in een aantal opzichten in de praktijk
bende:
gave van het inbeslaggenomen voorwerp te
onvoldoende duidelijkheid bestaat over de
2.5. Het wettelijk stelsel brengt mee dat op
gelasten aan de beslagene, tenzij een ander
beoordeling van op grond van art. 552a Sv
de rechter de plicht rust om, alvorens op
redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien
ingediende klaagschriften tegen op basis
een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv
van dat voorwerp moet worden beschouwd.
van art. 94 Sv en/of 94a Sv gelegde beslagen
te beslissen, aan de hand van de hem ter
In dat laatste geval moet het klaagschrift van
op voorwerpen. Daarom volgt hieronder een
beschikking staande gegevens na te gaan of
de beslagene ongegrond worden verklaard en
weergave van de rechtspraak van de Hoge
een ander dan de klager als belanghebbende
kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een
Raad over de in dergelijke zaken na te leven
moet worden aangemerkt. In dat geval mag de
klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan
procedurele voorschriften en de bij de beoor-
rechter niet treden in de beoordeling van het
die rechthebbende worden gelast.
deling aan te leggen maatstaven. De uiteen-
klaagschrift zonder dat die belanghebbende
2.9. Het belang van de strafvordering verzet
zetting is beperkt tot enkele in de rechtspraak
– indien deze bekend of gemakkelijk traceer-
zich tegen teruggave indien het veiligstellen
te onderkennen knelpunten.
baar is – in de gelegenheid is gesteld om te
van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbe-
Daarna neemt in extenso op de tekst van art.
worden gehoord en om desgewenst zelf een
slagneming toelaat, het voortduren van het
94, 94a en 552a Sv.
klaagschrift in te dienen.
beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het
Het eerste thema is: het summiere karakter
2.6. De wet kent wat betreft de beklagpro-
geval wanneer de desbetreffende voorwerpen
van de procedure:
cedure niet de mogelijkheid van een last
kunnen dienen om de waarheid aan het licht
2.2. Vooropgesteld moet worden dat het
tot teruggave van inbeslaggenomen voor-
te brengen – ook in een zaak betreffende een
onderzoek in raadkamer naar aanleiding van
werpen aan een ander dan degene die een
ander dan de klager – of om wederrechtelijk
het klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv
klaagschrift strekkende tot teruggave heeft
verkregen voordeel aan te tonen. Voorts ver-
een summier karakter draagt. Dat betekent
ingediend. Ook kent de wet niet de mogelijk-
zet het door art. 94 Sv beschermde belang van
dat van de rechter niet kan worden gevergd
heid dat op verzoek van een belanghebbende
strafvordering zich tegen teruggave indien
ten gronde in de mogelijke uitkomst van een
teruggave van het inbeslaggenomene aan een
niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de straf-
nog te voeren hoofdzaak of ontnemingspro-
ander wordt gelast.
rechter, later oordelend, de verbeurdverklaring
cedure te treden. Daarvoor is in de beklag-
Opmerking verdient daarbij dat de rechter
of onttrekking aan het verkeer van het voor-
procedure geen plaats, omdat ten tijde van
die dient te beslissen of een klaagschrift
werp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding
een dergelijke procedure veelal het dossier
als bedoeld in art. 552a Sv, strekkende tot
van een afzonderlijke vordering daartoe als
zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter
teruggave van op de voet van art. 94 of art.
bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4e Sr in
zal worden voorgelegd, nog niet compleet is
94a Sv inbeslaggenomen voorwerpen, niet
verbinding met art. 552f Sv.
en omdat voorkomen moet worden dat de
de bevoegdheid heeft ten behoeve van de
2.10. Ingevolge art. 116, eerste lid, Sv doet
beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd-
rechthebbende de bewaring te gelasten van
het openbaar ministerie de inbeslaggenomen
of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het
die voorwerpen, omdat een met art. 116 of art.
voorwerpen teruggeven aan de beslagene,
beperkte karakter van de beklagprocedure
353 Sv vergelijkbare regeling ontbreekt.
zodra het belang van de strafvordering zich
komt tot uitdrukking in enkele van de aan te
Vierde thema: de juridische basis van het
daartegen niet meer verzet. In het systeem
leggen toetsingsmaatstaven.
beslag.
van de wet ligt aldus besloten dat, indien het
Het tweede thema betreft enkele procedurele
2.7. Om de juiste beoordelingsmaatstaf te
openbaar ministerie bij de behandeling van
eisen.
kunnen hanteren zal ten tijde van de behan-
een beklag als bedoeld in art. 552a Sv te ken-
2.3. Een beklag als bedoeld in art. 552a Sv
deling in raadkamer duidelijk moeten zijn
nen geeft van oordeel te zijn dat het belang
moet, zoals die bepaling ook voorschrijft,
welke bepaling of bepalingen aan het beslag
van strafvordering zich niet meer tegen de
schriftelijk worden gedaan. De wet kent niet
ten grondslag ligt of liggen.
gevraagde teruggave verzet, de rechter zonder
de mogelijkheid dat een verzoek om terugga-
Bij inbeslagneming op basis van art. 94 Sv
zelf in een beoordeling van dit laatste punt te
ve van een inbeslaggenomen voorwerp mon-
staan centraal de waarheidsvinding, ook wat
treden, op het klaagschrift, dient te beslissen.
deling wordt gedaan; in een dergelijk beklag
betreft het aantonen van wederrechtelijk
Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaag-
kan de klager niet worden ontvangen.
verkregen voordeel als bedoeld in art. 36e Sr,
schrift dat is gericht tegen het voornemen
2.4. Op de beklagprocedure zijn de bepa-
en het verwijderen uit het maatschappelijk
van de officier van justitie om de inbeslag-
lingen betreffende de behandeling door de
verkeer van voorwerpen waarvan de verbeurd-
genomen voorwerpen terug te geven aan
raadkamer van het Eerste boek, Titel I, afde-
verklaring of onttrekking aan het verkeer kan
anderen dan de beslagene. In dat voornemen
ling 6, van het Wetboek van strafvordering
worden bevolen.
ligt, gelet op art. 116, eerste lid, Sv, besloten
van toepassing. Dat brengt onder meer mee
Bij inbeslagneming met toepassing van art.
dat het belang van de strafvordering zich niet
dat de behandeling in raadkamer – behou-
94a Sv gaat het om een conservatoir beslag,
meer tegen teruggave verzet. Het staat de
2370
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
Rechtspraak
rechter dan niet vrij bij de beoordeling van
klager als eigenaar van het voorwerp moet
oordeelde dienen te blijven. Deze motiverings-
het klaagschrift te treden in de vraag of zoda-
worden aangemerkt en daarvan in zijn beslis-
verplichting berust op art. 359, tweede lid,
nig belang aan de teruggave in de weg staat.
sing blijk te geven. Indien de klager als eige-
Sv, welke bepaling ingevolge art. 511e Sv van
2.11. In een geval waarin het belang van de
naar wordt aangemerkt, zal de rechter tevens
overeenkomstige toepassing is op de behan-
strafvordering het voortduren van een op de
moeten onderzoeken en daarvan blijk moeten
deling van een vordering tot ontneming van
voet van art. 94 Sv gelegd beslag niet meer
geven of zich de situatie van art. 94a, derde of
wederrechtelijk verkregen voordeel (vgl. HR 5
vordert en waarin een derde – als zodanig
vierde lid, Sv voordoet.
kan ook degene onder wie het beslag feitelijk is gelegd maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht – op de voet van
•
1897
art, 552a Sv een klaagschrift heeft ingediend
februari 2008, LJN BC2913, NJ 2008, 288). 2.5. Het Hof heeft hetgeen de raadsman van de betrokkene ter terechtzitting over de elektriciteitskosten heeft verklaard kennelijk niet opgevat als een onderbouwd standpunt in de
strekkende tot teruggave, dient de rechter te
28 september 2010, nr. 09/00387 P
zin van art. 359, tweede lid, Sv. Dat oordeel
beoordelen of de klager die stelt rechtheb-
(Mrs. Van Dorst, De Hullu en Groos
geeft, gelet op hetgeen hiervoor is vooropge-
bende te zijn, inderdaad redelijkerwijs als
na conclusie van de A-G Vellinga tot
steld, niet blijk van een onjuiste rechtsopvat-
rechthebbende op het inbeslaggenomene kan
vernietiging van het bestreden arrest met
ting. Het is ook niet onbegrijpelijk mede in
worden aangemerkt.
terugwijzing of verwijzing; adv. mr. A.D.
aanmerking genomen dat de raadsman niet
2.12. In een geval waarin de beslagene op de
Kloosterman, Amsterdam)
nader heeft gespecificeerd in hoeverre die
voet van art. 552a Sv een klaagschrift heeft
LJN BM6894
kosten in directe relatie staan tot het delict en
ingediend tegen de schriftelijke kennisgeving
evenmin iets heeft aangevoerd omtrent het
als bedoeld in art. 116, derde lid, Sv, dat het
Over kostenaftrek bij ontneming van het
daadwerkelijk voldaan zijn van die kosten.
openbaar ministerie voornemens het inbe-
wederrechtelijk verkregen voordeel.
2.6. Het middel faalt.
slaggenomen voorwerp te doen teruggeven aan een ander dan de beslagene, te weten
De Hoge Raad verwerpt in hoofdzaak het (Sv art. 359 lid 2 en 511e)
degene die – naar het oordeel van het open-
beroep. Het te betalen bedrag wordt wegens overschrijding van de redelijke termijn ver-
baar ministerie – redelijkerwijs als rechtheb-
Ontnemingszaak (€ 49 019)
bende kan worden aangemerkt, dient de rech-
Het derde middel bevat onder meer de klacht
ter te beoordelen of die ander redelijkerwijs
dat het hof heeft verzuimd in het bijzonder de
Opmerking: in drie zaken waarin de Hoge
als rechthebbende kan worden aangemerkt.
redenen op te geven waarom het is afgeweken
Raad op 28 september 2010 arrest wees, is het
2.13. Bij de beantwoording van de in 2.11
van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt
beroep op art. 359 lid 2 Sv wel gehonoreerd
en 2.12 geformuleerde vragen zal de rechter
dat de elektriciteitskosten in mindering moe-
met de vaste formule:
niet behoren te treden in de beslechting van
ten worden gebracht op het geschatte weder-
Hetgeen (…) ter terechtzitting (...) is aange-
burgerrechtelijke eigendoms- en bezitskwes-
rechtelijk verkregen voordeel. Aangevoerd
voerd (…) kan bezwaarlijk anders worden
ties, maar zal hij daarbij civielrechtelijke
wordt onder meer dat de totale kosten bedra-
verstaan dan als een standpunt dat duidelijk,
aspecten mogen betrekken. Het gaat in de
gen € 42 537,87, samengesteld uit drie posten:
door argumenten geschraagd en voorzien van
beslagprocedure immers om een voorlopig
(a) investering € 10 000 (b) variabele kosten
een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan
oordeel omtrent de eigendoms- en bezitsrech-
€ 9574 en (c) elektriciteitskosten € 23 963,47.
van het Hof naar voren is gebracht.
ten ten aanzien van het in het geding zijnde
De slotsom zou zijn dat de kosten de inkom-
Van dat standpunt wordt door het gerecht
voorwerp.
sten, die door de verdediging worden gesteld
afgeweken zonder dat de bijzondere redenen
Zesde thema: 94a Sv: toetsingsmaatstaven.
op € 40 110,05, overtreffen.
daartoe in de beslissing zijn opgegeven. (HR
2.14. Bij de beoordeling van het klaagschrift
De Hoge Raad overweegt:
nr. 09/03184; 09/04960 en 09/04082).
van de beslagene gericht tegen een beslag
2.4. Bij de bepaling van de hoogte van het
als bedoeld in art. 94a eerste of tweede lid,
wederrechtelijk verkregen voordeel kunnen
Sv dient de rechter te onderzoeken a. of er
slechts de kosten die in directe relatie staan
ten tijde van zijn beslissing sprake was van
tot het delict, gelden als kosten die voor aftrek
verdenking van of veroordeling wegens een
in aanmerking komen. De wetgever heeft
28 september 2010, nr. 09/01806 P
misdrijf waarvoor een geldboete van de
de rechter grote vrijheid gelaten of, en zo ja,
(Mrs. Van Dorst, Ilsink en De Hullu
vijfde categorie kan worden opgelegd en b. of
in welke mate hij rekening wil houden met
na conclusie van de A-G Vegter tot
zich niet het geval voordoet dat het hoogst
zodanige kosten. De beslissing daaromtrent
vernietiging van het bestreden arrest en
onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later
behoeft in het algemeen geen motivering.
tot terugwijzing; adv. mr. R.J. Baumgardt,
oordelend, aan de verdachte een verplichting
Indien evenwel namens de veroordeelde ter
Spijkenisse)
tot betaling van een geldboete dan wel de ver-
terechtzitting gemotiveerd en met specifica-
LJN BN0019
plichting tot betaling van een geldbedrag ter
tie van de betreffende posten het verweer is
ontneming van het wederrechtelijk verkregen
gevoerd dat bepaalde kosten bij de schatting
Ook na een onderzoek van de zaak kan een
voordeel zal opleggen.
van het wederrechtelijk verkregen voordeel
hof het hoger beroep niet-ontvankelijk
2.15. Indien een derde – als zodanig kan ook
dienen te worden afgetrokken zal de rechter
verklaren.
gelden degene onder wie het beslag feitelijk
bij verwerping van het verweer in zijn uit-
is gelegd, maar tegen wie het strafrechtelijk
spraak gemotiveerd tot uitdrukking behoren
onderzoek niet is gericht – die stelt eige-
te brengen hetzij dat de gestelde kosten niet
naar te zijn, op de voet van art. 552a Sv een
kunnen gelden als kosten die in directe rela-
Ontnemingszaak
klaagschrift heeft ingediend, dient de rechter
tie staan tot het delict, hetzij dat zij wel als
De betrokkene werd door het hof niet-ont-
als maatstaf aan te leggen of zich het geval
zodanig kunnen gelden maar dat zij – al dan
vankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de
niet gedeeltelijk – voor rekening van de ver-
Daartegen richt zich de eerste klacht van het
minderd tot € 46 569.
•
1898
(Sv art. 311 en 416)
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2371
Rechtspraak
middel inhoudende dat de betrokkene niet
De betreffende richtlijn houdt onder meer
rechtelijk verkregen voordeel niet heeft ont-
het recht heeft gelaten het laatst te spreken.
in:
leend aan de inhoud van de in de uitspraak
Dat middel is gegrond omdat uit het pro-
De beoordeling van een strafzaak geschiedt
opgenomen wettige bewijsmiddelen.
cesverbaal van de terechtzitting in hoger
in twee fasen. Tijdens de eerste fase bepaalt
Het hof overwoog onder meer:
beroep niet blijkt dat aan de betrokkene het
de beoordelaar aan de hand van de richtlij-
Voorts blijkt uit de conclusie van antwoord
recht is gelaten het laatst te spreken, zodat
nen welke sanctie passend zou zijn in soort-
van de raadsman van de veroordeelde (…)
het er voor moet worden gehouden dat dit
gelijke strafzaken, gezien de gepleegde feiten
dat de veroordeelde een aantal telefoontoe-
niet gebeurd is.
en de geobjectiveerde beoordelingscriteria.
stellen in zijn bezit heeft gehad, welke tot
De Hoge Raad ziet aanleiding ook de tweede
De tweede fase van de beoordeling vergt het
het privé vermogen van de veroordeelde
klacht van het middel te bespreken. Daarin
inzicht en de ervaring van de beoordelaar
behoren, maar waarvan de aanschaf nog
wordt geklaagd dat het hof heeft miskend
om te bepalen of het gevonden uitgangs-
niet in de kasopstelling is betrokken, en wel
dat uit art. 416 Sv volgt dat de rechter
punt van denken passend is in de specifieke
voor een bedrag van € 23 760. Deze post
alleen zonder onderzoek van de zaak de
strafzaak die ter beoordeling voorligt. Dat
dient eveneens in de opstelling te worden
niet-ontvankelijkheid van de betrokkene in
hierbij in voorkomende gevallen gemoti-
betrokken.
hoger beroep kan uitspreken. Een dergelijke
veerd van de richtlijnen kan worden afgewe-
De Hoge Raad overweegt:
niet-ontvankelijkverklaring is volgens de
ken spreekt voor zich.
3.3. Bij de beoordeling van het middel dient
steller van het middel daarom niet mogelijk
Het hof en het Openbaar Ministerie hadden
het volgende te worden vooropgesteld. Inge-
nadat het hof daarvoor wel enig onderzoek
op grond van de tweede fase geoordeeld dat
volge art. 511g lid 2 Sv in verbinding met
heeft verricht, zoals in de onderhavige zaak
moest worden afgeweken van de in de eerste
art. 415 Sv en art. 359 lid 3 Sv dient de uit-
het geval is.
fase vastgelegde geldboete.
spraak op een vordering als bedoeld in art.
De Hoge Raad overweegt voorts hierom-
De Hoge Raad overweegt:
36e Sr op straffe van nietigheid de inhoud te
trent:
2.5. Het Hof heeft bij de beoordeling van
bevatten van de bewijsmiddelen waaraan de
2.6. De klacht faalt. Noch uit de geschiede-
het in het middel bedoelde verweer terecht
schatting van het wederrechtelijk verkregen
nis van art. 416, tweede lid, Sv volgt dat de
tot uitgangspunt genomen dat bijzondere
voordeel is ontleend. Zoals de Hoge Raad
rechter uitsluitend zonder onderzoek van
omstandigheden van het geval het mogelijk
in eerdere jurisprudentie heeft geoordeeld,
de zaak zelf de niet-ontvankelijkverklaring
maken af te wijken van de richtlijnen.
kunnen verklaringen en mededelingen
van het hoger beroep van de betrokkene kan
Het Hof heeft vervolgens als zijn oordeel
van de raadsman die ter terechtzitting, al
uitspreken. Een dergelijke beslissing kan dus
tot uitdrukking gebracht dat het de door de
dan niet op de voet van art. 279 lid 1 Sv, als
ook na dat onderzoek worden gegeven (vgl.
Advocaat-Generaal gegeven motivering voor
zodanig optreedt, niet als wettige bewijsmid-
HR 2 februari 2010, LJN BK0910, NJ 2010, 88
de beslissing van het Openbaar Ministerie
delen gelden (vgl. laatstelijk HR 15 december
betreffende het derde lid van art. 416 Sv).
om in dit geval van de richtlijnen af te wij-
2009, LJN BK2129). Daaruit vloeit voort dat
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uit-
ken en tot vervolging over te gaan, toerei-
ook een door de raadsman ter terechtzitting
spraak en wijst de zaak terug.
kend heeft geacht. Dat oordeel van het Hof
overgelegde pleitnota niet als wettig bewijs-
is niet zonder meer begrijpelijk nu uit het
middel kan gelden (vlg. HR 31 oktober 2006,
proces-verbaal van de terechtzitting in hoger
LJN AX9180).
beroep niet blijkt dat de Advocaat-Generaal
Het gaat in de onderhavige ontnemings-
een dergelijke motivering heeft gegeven.
zaak om een door de raadsman opgesteld
28 september 2010, nr. 09/01779
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uit-
schriftelijk stuk, aangeduid als conclusie van
(Mrs. Koster, Sterk en Loth na conclusie
spraak en wijst de zaak terug naar het hof.
•
1899
van de A-G Vegter tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing of verwijzing; adv. mr. F.P. Slewe, Amsterdam)
•
1900
LJN BN0017
antwoord, dat deel uitmaakt van de schriftelijke voorbereiding als bedoeld in art. 511d tweede volzin Sv. In het licht van genoemde jurisprudentie moet worden geoordeeld dat een dergelijk stuk niet kan gelden als wet-
28 september 2010, nr. 07/10132 P
tig bewijsmiddel waaraan de schatting van
Afwijking van een strafrichtlijn moet door
(Mrs. Koster, De Savornin Lohman en
het wederrechtelijk verkregen voordeel kan
het Openbaar Ministerie gemotiveerd
Loth na conclusie van de A-G Aben tot
worden ontleend.
worden.
vernietiging van de bestreden uitspraak
3.4. Het Hof heeft een bedrag van € 23 760
en tot terugwijzing; adv. mr. A.A. Franken,
voor de aanschaf van telefoontoestellen in
Amsterdam)
de kasopstelling betrokken. De schatting van
LJN BL6659
het bedrag kan niet worden ontleend aan de
(Sv art. 358 en 359)
door het Hof in de aanvulling opgenomen
De verdachte werd in hoger beroep veroordeeld tot één maand gevangenisstraf omdat
Verklaringen van een advocaat ter zitting
bewijsmiddelen. Naar uit het voorgaande
hij opzettelijk heeft gehandeld in strijd met
afgelegd of opgenomen in pleitnota kun-
volgt kan deze schatting evenmin worden
het in art. 2 onder C Opw gegeven verbod.
nen niet als bewijsmiddel gelden waaraan
ontleend aan de conclusie van antwoord van
Hij had ongeveer 1,53 gram cocaïne bij zich.
de schatting in de ontnemingsprocedure is
de raadsman van de betrokkene, waarnaar
Het middel houdt de klacht in dat het hof
ontleend.
het Hof in de motivering van de maatregel verwijst. De schatting van het wederrechte-
het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk had moeten verklaren in de vervolging
(Sr art. 36e; Sv art. 279, 359, 511d en 511g)
lijk verkregen voordeel is dan ook ontoereikend gemotiveerd.
omdat de opgelegde straf in strijd komt met de in deze zaak geldende strafvorderlijke
Ontnemingszaak (€ 600 000)
3.5. Het middel slaagt.
richtlijn die een geldboete van € 350 juist
Het vierde middel bevat de klacht dat het
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uit-
acht.
hof de schatting van een deel van het weder-
spraak en wijst de zaak terug.
2372
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
•
Rechtspraak
1901
lid aanhef en onder d van de Wegenverkeers-
volzin van de hiervoor opgenomen overwe-
wet 1994 op grond van art. 41, tweede lid
ging van het hof.
28 september 2010, nr. 09/03839
aanhef en onder a, van die wet gericht is tot
De Hoge Raad overweegt:
(Mrs. Koster, De Savornin Lohman en
de eigenaar of houder van een motorrijtuig
2.2. Het middel keert zich tegen de slotover-
Loth na conclusie van de A-G Aben tot
dat niet is voorzien van een deugdelijk ken-
weging van het Hof. Terecht wordt geklaagd
vernietiging van het bestreden arrest
teken om daarmee op de weg te laten rijden
dat die overweging als strijdig met de
maar alleen ten aanzien van het onder 1
kan dat verbod niet anders worden verstaan
onschuldpresumptie moet worden aange-
tenlastegelegde en de strafoplegging met
dan als een verbod om een ander met dat
merkt. Dat kan evenwel niet tot cassatie lei-
terugwijzing in zoverre naar het hof; adv.
motorrijtuig als bestuurder te laten rijden.
den omdat het middel zich niet keert tegen
mr. J.S. Nan, Dordrecht)
Dat brengt voor een geval als het onderha-
de door de steller ervan voor juist gehouden
LJN BN0415
vige, waarin de tenlastelegging op dit verbod
beslissing van het Hof, houdende vrijspraak
is toegesneden, mee dat uit de bewijsmidde-
van het hem tenlastegelegde.
Laten rijden in het onderhavige artikel
len zal moeten blijken dat de verdachte een
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
betekent: door een ander dan de eigenaar
ander als bestuurder met het motorrijtuig
laten rijden.
heeft laten rijden. 2.5. Aangezien de bewezenverklaring, voor
(WVW 1994 art. 36 en 41)
•
1903
zover behelzende dat de verdachte als eigenaar van een motorrijtuig op de weg ‘heeft
28 september 2010, nr. 08/04919 E
De verdachte werd in hoger beroep veroor-
laten rijden’ niet kan worden afgeleid uit de
(Mrs. Van Dorst, Ilsink en De Hullu na
deeld tot geldboetes van € 200, € 100 en
gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden
conclusie van de A-G Vegter tot vernie-
€ 50 wegens (1) overtreding van art. 41 lid 1
uitspraak niet naar de eis der wet met rede-
tiging van de bestreden uitspraak maar
aanhef en onder d Wegenverkeerswet 1994
nen omkleed.
enkel ten aanzien aan de daarbij opgelegde
(WVW 1994), (2) overtreding van art. 107 lid
2.6. Het middel is derhalve terecht voorge-
straffen, tot vermindering daarvan en
1 WVW 1994 en (3) niet voldoen aan de ver-
steld.
tot verwerping van het beroep voor het
plichting om een identiteitsbewijs ter inzage
De Hoge Raad vernietigt de bestreden
overige; adv. mr. C. Waling, ‘s-Gravenhage)
aan te bieden, hem opgelegd bij art. 2 Wet op
uitspraak maar uitsluitend wat betreft de
LJN BN8465
de identificatieplicht
beslissingen ter zake van het onder 1 tenlas-
Het middel bevat ten aanzien van het feit
tegelegde en de strafoplegging voor dat feit
Vraag of in strijd met het vergunningsvoor-
onder (1) de klacht dat van het bestanddeel
met terugwijzing in zoverre en verwerping
schrift is getreden. Beperkte toetsing in
‘laten rijden’ een onjuiste rechtsopvatting
van het beroep voor het overige.
cassatie.
van het hof is gebezigd. Ten laste van de verdachte werd ten aanzien van feit (1) bewezenverklaard:
•
1902
Dat hij op 20 juni 2008 te D als eigenaar
(WMB art. 8.44 en 18.18; Arbowet 1998 art. 6) De verdachte – een BV – werd veroordeeld
een motorrijtuig (bromfiets), op de weg, De
28 september 2010, nr. 09/00598
tot een geldboete van € 45 000 en twee
Laan…, over die weg heeft laten rijden, terwijl
(Mrs. De Savornin Lohman, Thomassen
geldboetes van elk € 5000 wegens (1) de
hij wist dat op dat motorrijtuig een teken,
en Loth na conclusie van de A-G Knigge
eendaadse samenloop van overtreding van
te weten DH-081-X, was aangebracht dat,
tot niet-ontvankelijkverklaring van de
een voorschrift, gesteld krachtens art. 8.44
niet zijnde (een) ingevolge artikel 36 van
verdachte in het beroep; adv. mr. W.H. van
lid 1 WMB, begaan door een rechtspersoon,
de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar
Zundert, Rotterdam)
(2) overtreding van een voorschrift, gesteld
of houder van dat motorrijtuig opgegeven
krachtens art. 6 Arbowet 1998 begaan door
kenteken door kon gaan voor een zodanig
Toevoeging aan vrijspraak die schending
een rechtspersoon en (3) overtreding van
kenteken.
oplevert van de onschuldpresumptie.
een voorschrift gesteld bij art. 18.18 WMB,
De verdachte was eigenaar én bestuurder van de bromfiets. Het gaat erom of het
begaan door een rechtspersoon, tweemaal (EVRM art. 6)
‘laten rijden’ in het eerder genoemd artikel
gepleegd. Er zijn elf middelen van cassatie voorgesteld,
inhoudt het laten rijden van de bromfiets
De verdachte werd in hoger beroep vrijge-
in antwoord waarop een conclusie werd
door een ander dan de eigenaar terwijl,
sproken van wat hem was tenlastegelegd.
opgesteld van 22 pagina’s. Alleen het zeven-
in dit geval de persoon die de bromfiets
Het hof overwoog:
de en het tiende middel vereiste afzonderlij-
bestuurde ook de eigenaar daarvan was.
Op basis van het onderzoek te terechtzit-
ke bespreking van de Hoge Raad. Het tiende
De Hoge Raad overweegt naar aanleiding
ting in hoger beroep is het hof van oordeel
middel dat de klacht bevatte, dat de redelijke
van het middel:
dat niet wettig en overtuigend bewezen kan
termijn was overschreden werd gegrond
2.3.2. De tenlastelegging is toegesneden
worden dat de verdachte zich schuldig heeft
bevonden en leidde tot strafverlaging.
op art. 41.eerste lid aanhef en onder d in
gemaakt aan het medeplegen van oplichting,
Het zevende middel bevat in de kern de
verbinding met lid 2, aanhef en onder a, van
zoals is tenlastegelegd onder IA en IC. Naar
klacht over de uitleg die het hof heeft gege-
de Wegenverkeerswet 1994. Daarom moet
het oordeel van het hof zijn ter terechtzit-
ven aan het in de bewezenverklaring onder 3
de in de tenlastelegging en bewezenverkla-
ting in hoger beroep wel omstandigheden
genoemde vergunningsvoorschrift 18.4.HW/
ring voorkomende uitdrukking ‘laten rijden’
naar voren gekomen die voldoende aan-
WLV, verbonden aan de vergunning met het
geacht worden aldaar te zijn gebezigd in
wijzingen opleveren dat de verdachte zich
nummer M 85.4061.
dezelfde betekenis als daaraan toekomt in
schuldig heeft gemaakt aan heling. Dit is
Het vergunningsvoorschrift luidt als volgt:
het tweede lid van die bepaling.
evenwel niet tenlastegelegd.
Een vergunning nummer M85.4061 ingevol-
2.4. Voor zover het verbod van art. 41, eerste
Het middel richt zich tegen de voorlaatste
ge de Hinderwet en de Wet inzake luchtver-
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2373
Rechtspraak
ontreiniging, bij beschikking van 10 decem-
Wat is rechtens als de advocaat zelf ver-
ber 1985 verleend door het Dagelijks bestuur
dachte is met als bijzonderheid dat de
van het Openbaar Lichaam Rijnmond aan de
advocaat-geheimhouder tijdens het proces
B.V. voor zover inhoudende:
of wat daaraan voorafgaat overlijdt.
Justitie onder het verschoningsrecht van mr. H vielen, zijn vernietigd. (viii) Van de overige afgeluisterde telefoongesprekken is met toestemming van de
‘18.4 HW/WLV het laden en lossen van sche-
Rechter-Commissaris tijdens het opspo-
pen en tankauto’s moet lekvrij geschieden.’
(Sv art. 126m (oud), 126aa (oud), 218 en
De Hoge Raad overweegt en beslist naar aan-
359a; Besluit bewaren en vernietigen art. 4)
ringsonderzoek gebruik gemaakt. (ix) Op 16 december 2005 heeft de Rechter-
leiding van het zevende middel:
Commissaris toestemming gegeven
3.3.1. De uitleg van een vergunningsvoor-
Afluisteren van telefoons en de geheimhou-
schrift als het onderhavige is van feitelijke
der (advocaat).
aard zodat het oordeel van het Hof slechts
De verdachte werd in hoger beroep veroor-
op zijn begrijpelijkheid kan worden getoetst.
deeld wegens medeplegen van witwassen tot
In de bestreden uitspraak ligt als het oordeel
een gevangenisstraf van achttien maanden
van het Hof besloten dat onder dit vergun-
met verbeurdverklaring van in beslag geno-
Aan de hand van deze punten oordeelt de
ningsvoorschrift tevens is vervat dat het
men voorwerpen.
Hoge Raad over het middel en de tien pun-
lossen van schepen die zich bevinden bin-
Het tweede middel bevat de klacht dat
ten:
nen de inrichting waarvoor de vergunning
het hof ten onrechte heeft verworpen het
3.4.1. In zijn arrest van 29 juni 1993, NJ
met nummer M85.4061 is afgegeven, lekvrij
verweer strekkende tot niet-ontvankelijk-
1993, 692 heeft de Hoge Raad geoordeeld
dient te geschieden en dat – als sprake is van
verklaring van de officier van justitie in de
dat onder vigeur van het toen geldende
een lekkage tijdens het lossen – het voor de
vervolging.
art. 125g Sv de rechter-commissaris niet
toepasselijkheid van genoemd voorschrift
Een rol spelen in deze zaak vooral de artike-
bevoegd was gesprekken, gevoerd door mid-
niet van belang is waar dit lekken feitelijk
len: 126m (oud), 126aa (oud), 218 en 359a Sv
del van een telefoonaansluiting welke door
plaatsvindt.
en art. 4 (oud) Besluit bewaren en vernieti-
een advocaat in de uitoefening van zijn
3.3.2. Dit oordeel van het Hof wordt in
gen niet gevoegde stukken van 15 december
beroep wordt gebezigd, af te luisteren maar
cassatie bestreden met de stelling dat het
1999.
dat die regel niet geldt indien de advocaat
overlopen van tank 1201 geen handelen in
De Hoge Raad geeft onder 3.3. een opsom-
zelf verdachte is.
strijd met het voornoemd vergunningsvoor-
ming van de tien punten die in deze zaak
schrift oplevert, gelet op (i) het ‘beperkte
van belang zijn en door het hof werden
art. 126aa Sv is ingevoerd, geen verandering
toepassingsbereik’ van de vergunning met
vastgesteld:
gekomen. Blijkens de totstandkomingsge-
nummer M85.4061, waardoor deze vergun-
(i)
Er is een strafrechtelijk onderzoek
schiedenis van die wet zal, als het gaat om
ning niet van toepassing is op de locatie
ingesteld tegen mr. H als verdachte. Mr.
mededelingen die zijn gedaan door of aan
waar tank 1201 is gesitueerd, en (ii) het feit
H was advocaat en als zodanig geheim-
een geheimhouder die zelf verdachte is, ver-
dat op tank 1201 een andere vergunning van
houder in de zin van art. 218 Sv.
nietiging van de desbetreffende processen-
In dat onderzoek tegen mr. H zijn tele-
verbaal achterwege kunnen blijven. Dan zal
onderzoek van feitelijke aard zodat daarop
foongesprekken afgeluisterd die mr. H
dus het belang van het vinden van de waar-
niet voor het eerst in cassatie met vrucht
met onder anderen de verdachte heeft
heid in het onderzoek tegen de verdachte
een beroep kan worden gedaan.
gevoerd.
geheimhouder en/of zijn medeverdachten
toepassing is. Die stelling vergt evenwel een
3.4. Het middel faalt.
(ii)
(iii) Met de (waarnemend) Deken van
de transscripties in het dossier van de verdachte te voegen. (x)
Volgens de Officier van Justitie heeft de (waarnemend) Deken met de gang van zaken ingestemd.
Daarin is met de wet waarbij onder meer
mogen prevaleren boven het belang van het
De Hoge Raad verwerpt in hoofdzaak het
de Orde van Advocaten was door de
verschoningsrecht In dat verband is in art.
beroep. Wegens overschrijding van de
(zaaks) Officier van Justitie afgesproken
4 lid 3 Besluit voorzien in waarborgen voor
redelijke termijn wordt de geldboete onder
en vastgelegd in een protocol dat, zodra
het geval het gaat om mededelingen die
1 teruggebracht tot € 42 750 en voor het
het onderzoek dat toeliet, de transscrip-
zijn gedaan door of aan de geheimhouder
onder drie bewezenverklaarde tot tweemaal
ties van de afgeluisterde gesprekken
die zelf verdachte is. In dat geval dient de
€ 4875.
die zouden bewaard op het kabinet van
officier van justitie bij de toepassing van art.
de Rechter-Commissaris, aan mr. H ter
126aa Sv het oordeel van een gezaghebbend
beoordeling zouden worden voorge-
lid van de beroepsgroep in te winnen (vgl.
legd.
HR 20 april 2010, LJN BK3369).
•
1904
(iv) Als mr. H van oordeel zou zijn dat de in
3.4.2. Indien sprake is van een vormverzuim
28 september 2010, nr. 08/00875
die gesprekken gedane mededelingen
in de zin van art. 359a Sv en de rechtsgevol-
(Mrs. Van Dorst, Splinter-van Kan en Groos
onder zijn verschoningsrecht vielen,
gen daarvan niet uit de wet blijken, moet de
na conclusie van de A-G Machielse tot
zou het Openbaar Ministerie het
rechter beoordelen of aan dat vormverzuim
verlaging van de opgelegde bijkomende
oordeel van de (waarnemend) Deken
enig rechtsgevolg dient te worden verbon-
strafDe A-G bepleit de vermindering van
vragen en zich aan dat oordeel comfor-
den en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in
een bijkomende straf ingeval de verlaging
meren.
aanmerking komt. Daarbij dient hij rekening
Mr. H is op 31 oktober 2005 overleden.
te houden met de in het tweede lid van art.
van de hoofdstraf geen compensatie
(v)
biedt, omdat de opgelegde hoofdstraf al is
(vi) Aan mr. H zijn voor zijn dood geen
359a Sv genoemde factoren. Het rechtsge-
uitgezeten. De Hoge Raad volgt dit voorstel
transscripties van afgeluisterde tele-
volg zal immers door deze factoren worden
in dit geval niet en oordeelt tot verwerping
foongesprekken ter beoordeling voorge-
gerechtvaardigd.
van het beroep voor het overige; adv. mr.
legd.
De eerste factor is ‘het belang dat het
A.M. Moszkowicz, Amsterdam) LJN BM6656
2374
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
(vii) De gegevens die uit de afgeluisterde
geschonden voorschrift dient’. De tweede fac-
telefoongesprekken zijn verkregen en
tor is ‘de ernst van het verzuim’. Bij de beoor-
die naar het oordeel van de Officier van
deling daarvan zijn de omstandigheden van
Rechtspraak
belang waaronder het verzuim is begaan.
1905
Daarbij kan ook de mate van verwijtbaarheid een rol spelen. De derde factor is ‘het
winnen van delfstoffen vanuit een voorkomen overeenkomstig een winningsplan.
30 augustus 2010, nr. 201007729/1/M1
nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt’. Bij
Ingevolge het derde lid behoeft het winningsplan de instemming van de minister.
de beoordeling daarvan is onder meer van
Bergermeer. Wijziging opslagplan. Geen
Ingevolge artikel 36, eerste lid, kan de minis-
belang of en in hoeverre de verdachte door
schorsing besluit.
ter zijn instemming met het opgestelde
het verzuim daadwerkelijk in zijn verdedi-
winningsplan – voor zover hier van belang
ging is geschaad. Opmerking verdient dat
(Awb art. 8:29 en 8:81; Mijnbouwwet art. 25,
– slechts weigeren:
indien het niet de verdachte is die door de
26, 34, 36, 39 en 141a; Wro art. 3.28)
a. in het belang van het planmatig beheer
in het belang dat de overtreden norm beoogt
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling
b. in verband met het risico van schade ten
te beschermen, in de te berechten zaak als
bestuursrechtspraak van de Raad van State
regel geen rechtsgevolg zal behoeven te wor-
op een verzoek om het treffen van een
Ingevolge het tweede lid kan de minister zijn
den verbonden aan het verzuim.
voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de
instemming verlenen onder beperkingen
Niet-ontvankelijkverklaring van het open-
Algemene wet bestuursrecht) in het geding
of daaraan voorschriften verbinden, indien
baar ministerie in de vervolging komt als in
tussen: de stichting Stichting Gasalarm2,
deze gerechtvaardigd worden door een
art. 359a Sv voorzien rechtsgevolg slechts in
gevestigd te Bergen, verzoekster, en de minis-
grond als genoemd in het eerste lid.
uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daar-
ter van Economische Zaken, verweerder.
Ingevolge het derde lid kan de minister zijn
niet-naleving van het voorschrift is getroffen
van voorkomens van delfstoffen;
voor is alleen plaats ingeval het vormver-
gevolge van beweging van de aardbodem.
instemming intrekken of de beperkingen en
zuim daarin bestaat dat met de opsporing
1. Procesverloop
voorschriften wijzigen, indien dat gerecht-
of vervolging belaste ambtenaren ernstig
Bij besluit van 9 juli 2010 heeft de minister
vaardigd wordt door de in het eerste lid
inbreuk hebben gemaakt op beginselen van
ingestemd met de wijziging van het opslag-
genoemde gronden.
een behoorlijke procesorde waardoor doelbe-
plan van de besloten vennootschap met
2.3. Bij besluit van 8 januari 2007 heeft
wust of met grove veronachtzaming van de
beperkte aansprakelijkheid TAQA Onshore
de minister aan de rechtsvoorgangers van
belangen van de verdachte aan diens recht
B.V. waarbij een verhoging van de reservoir-
TAQA, de besloten vennootschappen met
op een eerlijke behandeling van zijn zaak
druk in het gasvoorkomen Bergermeer is
beperkte aansprakelijkheid [namen bedrij-
is tekortgedaan (vgl. HR 30 maart 2004. LJN
toegestaan van 35 bar tot maximaal 80 bar.
ven] B.V., een vergunning krachtens artikel
AM2533, NJ 2004, 376).
Tegen dit besluit heeft Gasalarm2 bezwaar
25 van de Mijnbouwwet verleend om na de
3.5. In het licht van hetgeen het Hof heeft
gemaakt.
beëindiging van de winning van aardgas uit
vastgesteld en in aanmerking genomen dat
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op
het gasvoorkomen Bergermeer dit voorko-
niet blijkt dat door of namens de verdachte
9 augustus 2010, heeft Gasalarm2 de voor-
men te gaan benutten voor de opslag van
een of meer afgeluisterde, door de verdachte
zitter verzocht een voorlopige voorziening
aardgas.
met mr. H gevoerde, telefoongesprekken zijn
te treffen.
Bij besluit van 17 juli 2007 heeft de minister
aangeduid als gesprekken die onder de reik-
Bij brief van 11 augustus 2010 heeft de
op grond van de artikelen 39 en 34, derde
wijdte van mr. H’s verschoningsrecht vallen,
minister de op het geding betrekking heb-
lid, van de Mijnbouwwet ingestemd met het
is ‘s Hofs – in de toelichting op het middel
bende stukken overgelegd. Daarbij heeft hij
opslagplan Bergermeer. In artikel 2 van dit
aangevallen oordeel – dat geen sprake is van
tevens verzocht om geheimhouding ex arti-
besluit is bepaald dat TAQA uiterlijk 1 okto-
grove veronachtzaming van de belangen van
kel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht
ber 2008 aan de minister rapporteert over
de verdachte in de hiervoor vermelde zin,
ten aanzien van stukken die bedrijfsvertrou-
het geomechanisch gedrag van het reservoir-
toereikend gemotiveerd.
welijke informatie van TAQA bevatten.
gesteente en de omliggende gesteentelagen,
Daarvan uitgaande heeft het hof het verweer
(…)
de maximaal toelaatbare reservoirdruk
dat de officier van justitie niet-ontvankelijk
en drukvariatie in overeenstemming met
dient te worden verklaard, terecht verwor-
2. Overwegingen
norm NEN-NE 1918-2: 1998, paragraaf 4.3.
pen.
2.1. Op 12 augustus 2010 heeft een enkel-
Tot die tijd geldt een toegestane maximale
3.6. Het middel faalt.
voudige kamer van de Afdeling beslist dat
reservoirdruk van 35 bar. Verandering van
De Hoge Raad verwerpt, in hoofdzaak, het
beperking van kennisneming van de stuk-
de reservoirdruk behoeft goedkeuring van
beroep. Wegens overschrijding van de rede-
ken ten aanzien waarvan de minister bij
de minister.
lijke termijn wordt de gevangenisstraf terug-
brief van 11 augustus 2010 om geheimhou-
Bij brief van 15 december 2008 heeft TAQA
gebracht tot zestien maanden.
ding heeft verzocht gerechtvaardigd is. Ter
de minister verzocht om instemming met
zitting hebben alle partijen toestemming
de wijziging van het opslagplan ten behoeve
gegeven mede op grond van bedoelde stuk-
van het project Opslag Bergermeer waarbij
Raad van State
ken uitspraak te doen.
de reservoirdruk wordt verhoogd tot maxi-
Deze rubriek wordt verzorgd door mr. J.
2.2. Artikel 26 van het Mijnbouwbesluit
maal 205 bar (hierna: het project).
Kleijne van de directie Bestuursrechtspraak
bepaalt aan welke vereisten een opslagplan
Bij brief van 20 mei 2010 heeft TAQA de
van de Raad van State.
voor het opslaan van stoffen als bedoeld
minister verzocht om de in artikel 2 van
Volledige versies van deze uitspraken zijn te
in artikel 39, onder b, van de Mijnbouwwet
het besluit van 17 juli 2007 bedoelde goed-
vinden op www.raadvanstate.nl.
dient te voldoen.
keuring te verlenen voor een maximale
Ingevolge artikel 39, onder b, van de Mijn-
reservoirdruk van 80 bar. TAQA heeft in dit
bouwwet zijn de artikelen 34 tot en met
verzoek vermeld dat de gevraagde verhoging
38 van overeenkomstige toepassing op het
van de reservoirdruk geen onderdeel is van
opslaan van stoffen.
het project en dat de voorgenomen gasinjec-
Ingevolge artikel 34, eerste lid, geschiedt het
tie en drukverhoging – inclusief de hierbij
•
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2375
Rechtspraak
gevraagde goedkeuring voor hogere reser-
Gasalarm2 hierover gestelde vragen en de op
in het voorkomen worden geïnjecteerd. Het
voirdruk – met bestaande vergunde instal-
14 januari 2010 in de aanwezigheid van een
project behelst twee fasen waarbij tijdens de
laties zullen worden uitgevoerd.
onderzoeker van het Massachusetts Institute
eerste fase de reservoirdruk zal worden ver-
Bij besluit van 9 juli 2010 heeft de minister
of Technology gehouden bijeenkomst. Op
hoogd tot 150 bar en tijdens de tweede fase
op het verzoek van TAQA van 20 mei 2010
grond hiervan betoogt Gasalarm2 dat ten
vervolgens zal worden verhoogd tot maxi-
beslist en het besluit van 17 juli 2007 tot
aanzien van het risico van aardbevingen
maal 205 bar. De uiteindelijke verhouding
instemming met het opslagplan gewijzigd
nog veel onduidelijkheden en onzekerheden
tussen het geïnjecteerde gas en het werkvo-
op grond van de artikelen 36, derde lid, en
bestaan. Cruciaal aspect hierbij is volgens
lume en de bijbehorende reservoirdrukken
39, onder b, van de Mijnbouwwet. Het gewij-
Gasalarm2 de snelheid waarmee het gas in
zal aan het einde van de tweede fase worden
zigde artikel 2 bepaalt dat de gemiddelde
het gasveld zal worden geïnjecteerd. De snel-
bepaald aan de hand van technische en com-
reservoirdruk op een referentiediepte van
heid van de drukverandering wordt door de
merciële overwegingen. In het kader van dit
2.100 meter beneden NAP maximaal 80 bar
toegestane verhoging van de reservoirdruk
project heeft de minister aan TNO, Staatstoe-
bedraagt.
tot maximaal 80 bar volgens Gasalarm2 vele
zicht op de Mijnen en de Technische com-
2.4. Gasalarm2 verzoekt een voorlopige
malen groter dan deze gedurende de produc-
missie bodembeweging gevraagd hierover
voorziening te treffen waarbij het besluit
tiejaren van 1971 tot 2006 was. Uit het MIT-
te adviseren. De uitgebrachte adviezen en
van 9 juli 2010 wordt geschorst totdat de
rapport blijkt volgens Gasalarm2 dat voor
de reactie hierop van onderzoekers van het
Afdeling in een eventueel beroep tegen
de gasopslag in het voorkomen Bergermeer
Massachusetts Institute of Technology in
het op dit besluit nog te nemen besluit op
tussen de door de minister geraadpleegde
het MIT-rapport zien naar de mening van de
bezwaar uitspraak heeft gedaan. Gasalarm2
deskundigen geen consensus is over de kans
minister slechts op het aangevraagde pro-
heeft in haar verzoek tal van stellingen
op aardbevingen (frequentie en magnitude)
ject. Volgens de minister is voor het project
aangevoerd die zien op de met betrekking
als functie van de snelheid van de span-
de verlening van enkele tientallen vergun-
tot de totstandkoming van het besluit van 9
ningsverandering, de omkering van de bewe-
ningen en het nemen van andere besluiten
juli 2010 gevolgde procedure in het licht van
gingsrichting en het niveau van de gasdruk.
nodig, onder meer de wijziging van bestem-
de voor het project op dit moment lopende
Gasalarm2 stelt verder dat door het toestaan
mingsplannen. In verband hiermee heeft de
gecoördineerde procedure, de relatie van
van het injecteren van gas en de verhoging
minister op grond van artikel 141a, eerste lid,
het onderhavige besluit tot dit project en
van de reservoirdruk tot 80 bar een onom-
onder b, van de Mijnbouwwet voor het pro-
de mogelijke strijdigheid van het besluit
keerbare situatie kan ontstaan, ook als later
ject een rijksinpassingsplan als bedoeld in
met de Mijnbouwwet en de Algemene wet
blijkt dat het project niet of niet geheel
artikel 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening
bestuursrecht.
doorgang zal kunnen vinden. Ten slotte wijst
vastgesteld en zullen de overige te nemen
Naar het oordeel van de voorzitter vergt de
Gasalarm2 op het in navolging van de uitge-
besluiten onder regie van het Rijk worden
beoordeling van deze aspecten nader onder-
brachte adviezen ontbreken van aanvullende
gecoördineerd. Deze besluitvorming is nog
zoek waarvoor de onderhavige procedure
voorschriften aan de bij het besluit van 9 juli
niet afgerond.
zich niet leent. In het kader van de bezwaar-
2010 gegeven instemming.
2.7. TAQA heeft ter zitting onweersproken
procedure dient de minister zich hierover
2.6. De minister stelt zich op het standpunt,
gesteld dat in de situatie waarbij de reser-
een nader oordeel te vormen. De minister
met verwijzing naar het besluit van 9 juli
voirdruk wordt verhoogd van 35 bar tot
heeft ter zitting toegezegd dat uiterlijk
2010 en het hieraan ten grondslag liggende
maximaal 80 bar het gas niet onder compres-
half november 2010 op het door Gasalarm2
verzoek, dat de instemming met de wijzi-
sie in het voorkomen wordt geïnjecteerd
tegen het besluit van 9 juli 2010 gemaakte
ging van de verhoging van de reservoirdruk
maar dat het gas onder de gebruikelijke
bezwaar wordt beslist. In het licht hiervan
van 35 naar maximaal 80 bar geen verband
druk van 2,67 bar vanuit de aanvoerleiding
ziet de voorzitter zich primair voor de vraag
houdt met het project, waarvoor TAQA op
instroomt. TAQA is hiermee vanaf begin
gesteld of onverwijlde spoed, gelet op de
15 december 2008 een gewijzigd opslag-
augustus 2010 begonnen. De snelheid waar-
betrokken belangen, het treffen van een
plan heeft ingediend. De verhoging van de
mee het reservoir wordt gevuld resulteert net
voorlopige voorziening vereist.
reservoirdruk tot maximaal 80 bar in het
als de afgelopen jaren vanaf 2007, waarin de
2.5. Gasalarm2 is vooral bevreesd voor het
voorkomen zal uitsluitend geschieden met
verhoging van 10 bar tot 35 bar heeft plaats-
ontstaan van aardbevingen als gevolg van
behulp van de reeds bestaande en vergunde
gehad, in een geleidelijke verhoging van de
het injecteren van het gas en de daarmee
installaties.
druk met maximaal ongeveer 1,5 bar per
gepaard gaande drukverhoging en drukver-
2.6.1. Het project betreft het op 15 december
maand. In beginsel wordt geïnjecteerd gedu-
anderingen in het reservoir. Zij stelt dat de
2008 ingediende opslagplan. Met betrek-
rende zes maanden per jaar van 1 april tot
risico’s voor het ontstaan van aardbevingen
king tot dat gewijzigde opslagplan brengt de
1 oktober. Dit betekent volgens TAQA dat de
door de door de minister geraadpleegde des-
minister het volgende naar voren.
reservoirdruk eind 2010 maximaal 40 bar zal
kundigen TNO, Staatstoezicht op de Mijnen
Uit de overgelegde stukken blijkt dat het
kunnen bedragen. Reeds hierdoor ontstaan
en Technische commissie bodembeweging
project een grootschalige opslag van gas
volgens TAQA geen risico’s voor aardbevin-
zijn onderschat, vooral waar het de kracht
in het voorkomen Bergermeer betreft met
gen, laat staan risico’s die plotseling kunnen
van deze aardbevingen en de daarmee
een reservoirdruk van maximaal 205 bar,
intreden. TAQA heeft er voorts op gewezen
gepaard gaande schade betreft. Gasalarm2
waarvoor uitbreiding van de locatie en het
dat het door haar ingediende plan op grond
verwijst hiervoor naar de op verzoek van
aanbrengen van een nieuwe behandelinstal-
van artikel 5 van het besluit van 9 juli 2010
de minister door onderzoekers van het
latie in Boekelemeer-Zuid, compressoren,
inmiddels door de minister is goedgekeurd.
Massachusetts Institute of Technology op
transportleidingen en ongeveer 14 boorput-
In dit plan is vastgelegd op welke wijze het
8 november 2009 opgestelde rapportage
ten nodig zijn. In de nieuwe situatie zal het
(micro)seismisch monitoringssysteem wordt
(hierna: het MIT-rapport), de beantwoording
gas, in tegenstelling tot de bestaande situ-
ingericht om de karakteristieke seismische
door de onderzoekers van het Massachusetts
atie, door middel van compressoren worden
respons van het reservoir te bepalen als
Institute of Technology van een aantal door
gecomprimeerd en onder verhoogde druk
functie van het niveau van de gasdruk en
2376
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
Rechtspraak
1906
ook als functie van de snelheid van de span-
tot een groter risico voor aardbevingen dan
ningsveranderingen (injectiesnelheid en pro-
tot nu toe het geval is geweest. Voor het ont-
ductiesnelheid). Verder heeft TAQA verklaard
staan van een onomkeerbare situatie, zoals
28 september 2010
dat de bestaande putten waar de injectie van
Gasalarm2 stelt, hoeft onder de beschreven
nr. AWB 09/1030
het gas plaatsvindt, zijn gelegen op minimaal
werkwijze niet te worden gevreesd, te minder
(Mrs. Stuurop, Van Duuren en Dijt)
200 meter van de bestaande breuklijnen van
nu TAQA onweersproken heeft gesteld dat
LJN BN9202
eerdere aardbevingen. De minister heeft
de injectie van gas zo nodig op heel korte
het vorenstaande ter zitting bevestigd en
termijn kan worden gestopt en over installa-
Heffing publiekrechtelijk bedrijfslichaam.
Gasalarm2 heeft deze feiten niet weerspro-
ties wordt beschikt die nodig zijn om het gas
Verzoek restitutie van zonder rechtsgrond-
ken.
weer op te pompen en zo de ontstane druk
slag betaalde heffingen. Weigering om
2.8. De voorzitter stelt vast dat de adviezen
te verminderen. De voorzitter neemt hierbij
gebruik te maken van bevoegdheid om
van TNO, Staatstoezicht op de Mijnen, de
in aanmerking dat de verhoging van de
opgelegde heffingen te herzien. Verweerder
Technische commissie bodembeweging,
reservoirdruk boven 35 bar ingevolge artikel
heeft de herberekening in redelijkheid
het MIT-rapport en de nadere reacties van
6 van het besluit van 9 juli 2010 niet eerder
kunnen beperken tot een periode van vijf
onderzoekers van het Massachusetts Insti-
plaatsvindt dan nadat het seismisch en
jaar. Met betrekking tot wettelijke rente
tute of Technology uitsluitend betrekking
microseismisch monitoringssysteem, waar-
onderschrijft het College het beroep van
hebben op het project, dat voorziet in een
van het plan – zoals TAQA onweersproken
verweerder op eigen schuld van appellante.
verhoging van de reservoirdruk tot maxi-
heeft gesteld – inmiddels door de minister is
Verweerder heeft de vergoeding van wette-
maal 205 bar en waarbij het gas met behulp
goedgekeurd, is ingericht.
lijke rente kunnen beperken tot de periode
van compressoren zal worden geïnjecteerd.
2.9. Onder de hiervoor genoemde omstan-
vanaf 20 december 2006 (datum verzoek
In verband hiermee ziet de voorzitter in het
digheden bestaat naar het oordeel van de
herberekening).
kader van deze procedure, die betrekking
voorzitter, bij afweging van alle betrokken
heeft op verhoging van de reservoirdruk tot
belangen, geen zodanig spoedeisend belang
(Verordening PT Vakheffing Bloemkweke-
maximaal 80 bar, waarbij geen gebruik wordt
dat het besluit van 9 juli 2010 hangende het
rijproducten)
gemaakt van compressoren, geen noodzaak
tegen dit besluit gemaakte bezwaar bij wijze
betekenis toe te kennen aan de stellingname
van voorlopige voorziening dient te worden
Appellante heeft vanaf 1998 heffingen afge-
van Gasalarm2 dat in het licht van deze
geschorst of dat een andere voorlopige voor-
dragen op grond van de Verordening PT Vak-
uitgebrachte adviezen in het besluit van 9
ziening dient te worden getroffen.
heffing Bloemkwekerijproducten (hierna: de
juli 2010 aanvullende voorschriften hadden
Voor zover Gasalarm2 heeft gevraagd bij
Verordening). Eind 2006 komt zij er achter dat
moeten worden opgenomen.
de beoordeling van het verzoek om voorlo-
importen uit EU-landen niet heffingsplichtig
De vrees van Gasalarm2 voor het ontstaan
pige voorziening de situatie tot en met het
zijn en verzoekt aan verweerder om teruggave
van aardbevingen als gevolg van het injecte-
moment van het door de Afdeling doen van
van deze heffingen, inclusief wettelijke rente.
ren van het gas en de daarmee gepaard gaan-
een uitspraak inzake een eventueel beroep
Verweerder heeft vervolgens de over de jaren
de drukverhoging en drukveranderingen
tegen het nog te nemen besluit op bezwaar
2002 tot en met 2005 betaalde heffingen over
in het reservoir is voornamelijk gebaseerd
te betrekken, overweegt de voorzitter als
EU-importen gerestitueerd. Bij besluit van 31
op het MIT-rapport en de nadere reacties
volgt. De door Gasalarm2 bij de minister aan-
maart 2009 heeft verweerder voorts een ver-
van onderzoekers van het Massachusetts
hangig gemaakte bezwaarprocedure biedt de
goeding van wettelijke rente toegekend vanaf
Institute of Technology. Nu vaststaat dat het
minister alle gelegenheid ten volle de bezwa-
20 december 2006, de datum waarop appel-
MIT-rapport en de nadere reacties betrekking
ren van Gasalarm2 bij zijn volledige herover-
lante om restitutie heeft verzocht.
hebben op een geheel andere situatie dan
weging van het besluit van 9 juli 2010 te
Appellante heeft tegen het besluit van 31
thans aan de orde is, komt het de voorzitter
betrekken. Als Gasalarm2 na het te nemen
maart 2009 bezwaar gemaakt. Zij heeft
voorshands voor dat voor de thans aan de
besluit op bezwaar, waarvan de uitkomst
voorts bezwaar gemaakt tegen de weigering
orde zijnde situatie geen doorslaggevende
gezien de verplichting tot volledige herover-
van verweerder om een besluit te nemen op
betekenis hoeft te worden toegekend aan
weging uiteraard niet vaststaat, aanleiding
haar verzoek om restitutie van de door haar
de opmerking in het MIT-rapport over het
ziet daartegen beroep in te stellen, kan zij,
over de jaren 1998 tot en met 2001 betaalde
ontbreken van consensus op het punt van
als zij dat op dat moment nodig acht, de
heffing. Appellante stelt zich daarbij op het
de snelheid van de spanningsverandering,
voorzitter hangende die procedure verzoeken
standpunt dat de over de jaren 1998 tot en
de omkering van de bewegingsrichting en
een voorlopige voorziening met betrekking
met 2001 betaalde heffingen eveneens dienen
het niveau van de gasdruk en aan de nadere
tot het besluit op bezwaar te treffen.
te worden gerestituteerd en dat de wettelijke
reacties van de onderzoekers van het Massa-
2.10. Gelet op het vorenstaande bestaat aan-
rente dient te worden vergoed vanaf de data
chusetts Institute of Technology.
leiding het verzoek om het treffen van een
waarop de heffingen zijn betaald.
Op grond van de stukken en het verhandelde
voorlopige voorziening af te wijzen.
Bij besluit van 24 juni 2009 heeft verweerder
ter zitting is de voorzitter voorshands aanne-
Volgt afwijzing van het verzoek om een voor-
het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, in
melijk geworden dat door de geleidelijke ver-
lopige voorziening.
die zin dat besloten is de over 2001 betaalde
hoging van de reservoirdruk met maximaal
•
1,5 bar per maand, de snelheid van de verho-
heffingen over EU-importen alsnog te restitueren. Tegen dit besluit heeft appellante beroep
geleken met de snelheid in de situatie in de
College van Beroep voor het Bedrijfsleven
afgelopen drie jaar vanaf 2007, niet zal toe-
Deze rubriek wordt verzorgd door mw. mr. A.
Met betrekking tot de afwijzing van het ver-
nemen. Voorts is niet aannemelijk geworden
Bruining en mw. mr. J.M.M. Bancken, beiden
zoek om teruggave van over de jaren 1998 tot
dat een verhoging van de reservoirdruk op
auditeur bij het College.
en met 2000 betaalde heffingen, overweegt
ging van de reservoirdruk tot eind 2010 ver-
deze wijze tot 40 bar tot eind 2010 zal leiden
ingesteld bij het College.
het College het volgende. Het verzoek van
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2377
Rechtspraak
appellante moet worden aangemerkt als een
kunnen stellen van de inhoud van de Verorde-
Verweerder heeft de heffingen om die reden
verzoek aan verweerder om gebruik te maken
ning, in welk geval zij destijds de heffing had
als onverschuldigd betaald gerestitueerd.
van zijn bevoegdheid om opgelegde heffingen
kunnen betwisten.
Gelet hierop moet de oplegging van de hef-
te herzien en de volgens appellante zonder
Dit nog daargelaten is er in beginsel geen
fingen over deze jaren voor onrechtmatig
rechtsgrond gedane betalingen te restitueren.
verplichting voor verweerder om de heffin-
worden gehouden, zodat op verweerder in
Indien een bestuursorgaan weigert terug te
gen over een langere periode dan 5 jaar te
beginsel de verplichting rust om de schade te
komen van een definitief geworden besluit, is
herberekenen en eventueel terug te betalen.
vergoeden die appellante als gevolg van het
de toetsing door de bestuursrechter beperkt
Naar vaste jurisprudentie zijn financiële
afdragen van deze heffingen heeft geleden.
tot de vraag of sprake is van nieuwe feiten
aanspraken jegens de overheid op grond van
Het College onderschrijft echter het beroep
en omstandigheden. De stelling van appel-
de rechtszekerheid na een termijn van 5 jaar
van verweerder op eigen schuld van appel-
lante dat zij in december 2006 van een andere
niet meer in rechte afdwingbaar. Verweerder
lante, doordat zij heeft nagelaten de voor
ondernemer had gehoord dat importen uit
heeft herberekening kunnen beperken tot een
de vaststelling van de heffing benodigde
EU-landen niet heffingsplichtig zijn en dat
periode van 5 jaar.
gegevens te verschaffen. Met toekenning van
zij toen direct om teruggave heeft verzocht,
Ten aanzien van de wettelijke rente overweegt
rente vanaf het moment dat appellante alsnog
betreft geen nieuwe feiten of omstandig-
het College dat niet in geschil is dat voor het
inzicht in de juiste gegevens heeft verschaft,
heden waarin verweerder aanleiding had
opleggen van de heffingen over 2001 tot en
te weten 20 december 2006, is appellante niet
behoren te vinden om de opgelegde heffingen
met 2005 van meet af aan geen grondslag
tekort gedaan.
te herzien. Appellante had zich ten tijde van
bestond, voor zover deze betrekking hadden
Volgt: ongegrondverklaring van het beroep.
het opleggen van de heffingen op de hoogte
op importen die niet heffingsplichtig waren.
•
AANWIJZINGEN VOOR AUTEURS • Het verdient aanbeveling vóór het inzenden van artikelen contact op te nemen met het redactiebureau; dit kan dubbel of vergeefs werk voorkomen.
• Essays: indicatie van de omvang 3000 woorden. Dit is een prikkelende beschouwing over een breder onderwerp. Verwijzingen staan bij voorkeur in de tekst zelf.
• Het NJB kent verschillende soorten hoofdartikelen. Voor alle artikelen geldt dat de auteur in de eerste alinea's uitlegt aan zijn publiek waarom dit artikel juist op dit moment interessant is om te lezen.
• Opinies zijn in beginsel gebonden aan de omvang van één pagina. Dit is 800 woorden.
• Wetenschappelijke artikelen: omvang inclusief notenapparaat 3000 tot maximaal 5000 woorden. Uitgebreidere versies kunnen op de NJB-site worden geplaatst. Deze artikelen voldoen aan de maatstaven van het wetenschappelijk forum. Zij vermeerderen de bestaande kennis met relevante nieuwe inzichten die methodisch worden verantwoord. Auteurs van wetenschappelijke artikelen moeten bij voorkeur minstens drie kadertjes meeleveren betreffende: 1) de context 2) de feiten 3) de digitale bronnen van de auteur: waar heeft de auteur zijn/haar informatie op internet voor zijn artikel vandaan gehaald; welke nieuwsbrieven leest hij/zij? Auteurs van wetenschappelijke artikelen kunnen de redactie verzoeken hun artikel aan peer review te laten onderwerpen. • Lessen uit de praktijk: indicatie van de omvang inclusief notenapparaat 2500 woorden. Dit is een analyse van een expert met als doel de praktijk te informeren over "best practices". • Focus: indicatie van de omvang inclusief notenapparaat 2500 woorden. Deze artikelen geven een schets en ordening van interessante actuele ontwikkelingen in een deelgebied.
2378
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
• Bijdragen voor de rubriek O&M omvatten maximaal 1200 woorden. • Bijdragen voor de rubriek reacties blijven binnen de 600 woorden en een naschrift binnen de 300 woorden. Noten kunnen alleen bij artikelen worden geplaatst; daarin geen meningen, toelichtingen of andere uitweidingen, maar alleen vindplaatsen. Voor de bronverwijzingen gelden de richtlijnen uit de Leidraad voor Juridische Auteurs (www.kluwer.nl/images/multimedia/pdf/leidraad2004.pdf). Gaarne ook het publicatienummer vermelden bij de verwijzing naar tijdschriftartikelen. • Meestal ontvangt de auteur binnen 1 maand bericht of de inzending zal worden geplaatst. • Artikelen of andere bijdragen die elders in dezelfde of vrijwel dezelfde vorm zijn of worden gepubliceerd worden niet aanvaard. Bij inzending dient vermeld te worden of en waar het artikel of de andere bijdrage eveneens ter plaatsing is aangeboden. • Auteurs die bij een zaak of onderwerp waarover zij in het NJB willen schrijven, betrokken zijn of zijn geweest, dienen dat in een voetnoot te vermelden met een korte uitleg van de aard van hun betrokkenheid. • Het al dan niet op verzoek van de redactie aanbieden van artikelen aan het NJB impliceert toestemming voor openbaarmaking en verveelvoudiging t.b.v. de elektronische ontsluiting van het NJB.
Boeken
Zo is het De onlosmakelijke verbondenheid van Arbeid & Verburg Dit boekje is verschenen ter gelegenheid van het terugtreden van Leonard Verburg als partner bij Allen & Overy. Het behandelt de actuele stand van zaken met betrekking tot een aantal kernonderwerpen van het arbeidsrecht. Het is een momentopname van de ontwikkelingen op een rechtsgebied dat de laatste jaren om uiteenlopende redenen veel aandacht heeft gekregen. Of het nu ging om gouden handdrukken, bonussen, het ontslagrecht of de ondergraving van de Nederlandse medezeggenschap, het waren onderwerpen die telkens tot de nodige reuring leidden en waar Verburg met regelmaat zijn juridische en maatschappelijke visie op gaf. Prof. mr. F.B.J. Grapperhaus, mr. dr. E. Koot-van der Putte, mr. S. Sikkink (red.)
•
Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2010, 97 p., € 19 ISBN 9789089743466
De bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit in Nederland en België Dit deel van de serie over de Euregio Maas-Rijn behelst de resultaten van een rechtsvergelijkend onderzoek betreffende Nederland en België naar de mogelijkheden om, in de beide landen én tussen beide landen, met bestuurlijke middelen problemen van (grensoverschrijdende) georganiseerde criminaliteit beter te kunnen beheersen. In Nederland werd hiertoe speciale wetgeving ontwikkeld, met name de Wet BIBOB. Dat België dit niet heeft gedaan wil niet zeggen dat de bestuurlijke autoriteiten daar machteloos staan op dit vlak. Met behulp van bestaande bevoegdheden kunnen zij eveneens vergaande maatregelen treffen. Ook zijn er op grond van verdragen en regelgeving van de EU mogelijkheden om in dit verband over de grenzen heen bestuurlijk samen te werken. Dirk Van Daele, Tijs Kooijmans, Benny van der Vorm, Kelly Verbist, Cyrille Fijnaut
•
ISAF Operaties in Afghanistan Oorlogsrecht, doelbestrijding in counterinsurgency ROE, mensenrechten & ius ad bellum In deze publicatie worden een aantal militairrechtelijke aspecten van de ISAF- operatie in Afghanistan belicht. Twee thema’s staan daarbij centraal. Ten eerste de rechtsbasis van de missie en ten tweede de van toepassing zijnde rechtsregimes. De regimes – mensenrechten, Rules of Engagement en het humanitair oorlogsrecht – bepalen de randvoorwaarden waarbinnen commandanten en militairen hun taak uitvoeren. Specifieke aandacht is er voor het oorlogsrechtelijke regime dat op targeting (doelbestrijding) tijdens een counterinsurgency operatie als ISAF van toepassing is. Paul Ducheine, Eric Pouw
Nederland. Het is echter lastig om bij voorbaat effectief in te spelen op veranderingen die nog met zoveel onzekerheden zijn omgeven. Ook de internationale dimensie en de wereldwijde oorzaak van het klimaatprobleem maken de aanpak daarvan op nationaal niveau lastig. Veel onzekerheden dus. Niettemin is het probleem reëel. De opzet van deze bundel is daarom om te bezien of Nederland op dit moment in juridische zin voldoende is voorbereid en of het reeds beschikbare juridische instrumentarium voldoende wordt benut om aan de klimaatverandering en de gevolgen daarvan het hoofd te bieden. Op een aantal terreinen blijkt dat dit (nog) niet het geval is. Daar komt bij dat aanpassing aan de klimaatverandering met het huidige juridische instrumentarium op sommige gebieden wel eens onbetaalbaar zou kunnen worden. mr. W.Th. Braams, mr. A.B. van Rijn, mr. M.W. Scheltema (red.)
Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2010, 155 p., € 20
Recht en Praktijk - Staats- en bestuursrecht , deel 2
ISBN 9789058505279
Deventer: Kluwer 2010, € 36,50
•
ISBN 9789013078664
Pushing the Limits of Law The Special Tribunal for Lebanon in Context Het onderzoek richt zich op het Bijzonder Tribunaal voor Libanon. Aan de hand van drie opvallende aspecten van dit Tribunaal wordt het in de context van het internationaal strafrecht geplaatst. Deze aspecten zijn, in volgorde: de creatie van een speciaal internationaal onderzoeksteam dat nu de kern vormt van het team van de aanklager, de legaliteit van het tribunaal en de mogelijkheid die het heeft om verdachten bij verstek te veroordelen. Deze analyse heeft als einddoel om een inzicht te krijgen in wat nu eigenlijk het internationaal strafrecht inhoudt, en waar de grenzen ervan liggen. Emiel Jurjens
•
Kennispunt Recht, Economie, Bestuur en Organisatie
Klokkenluiders en veiligheid in organisaties In deze publicatie staat het bestuursstandpunt van de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie (SMVP) inzake het melden van en klokkenluiden over onveilige situaties. Ook is in deze bundel integraal opgenomen het verslag van het onderzoek ‘Klokkenluiden en veiligheid’ dat in opdracht van de SMVP is uitgevoerd door prof. dr. L.W.J.C. Huberts en dr. G. de Graaf, beiden van de onderzoeksgroep ‘Integriteit van Bestuur’ van de VU Amsterdam. Met deze publicatie wil de SMVP het zowel in- als extern melden van onveilige situaties in bedrijven en (overheids)organisaties bevorderen. SMVP, dr. G. de Graaf, prof. dr. L.W.J.C. Huberts
•
2010, 70 p., € 12,50
SMVP 2010, 79 p., € 13,95 (bestellen via www.smvp.nl)
ISBN 9789052131948
ISBN 9789072652539
Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-
Klimaat en recht
Rijn, deel 3
Klimaatverandering noodzaakt tot het ‘klimaatbestendig’ maken van
Antwerpen: Intersentia 2010, xxvi + 494 p., € 69
•
ISBN 9789400000827
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2379
1907
Tijdschriften
1908
Ars Aequi
Burgerlijk (proces) recht AV&S Nr. 5, okt. 2010 Themanummer: Het voorzorgbeginsel & nieuwe risico’s – Alsof men tot dan toe achteloos door het leven ging, deed het voorzorgbeginsel in de jaren ‘80 van de vorige eeuw ineens zijn intrede. Des te opmerkelijker is de weinig vastomlijnde betekenis van het begrip ‘voorzorg’. Het Verdrag van Amsterdam codificeerde het beginsel wel, maar liet na het te definiëren. In 2000 deed de Europese Commissie daartoe wel een poging. Europese rechters passen het voorzorgbeginsel gewoon toe. Maar zijn de nieuwe risico’s inderdaad zoveel groter en ingrijpender dan waarvoor de mens zich in het verleden gesteld zag? ‘Risico’ is voor een belangrijk deel perceptie. Een mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest. En hoe kan zinvol op iets worden geanticipeerd wanneer niet bekend is waar het precies over gaat? Het voorzorgbeginsel nodigt uit tot overmoed: het onzekere heeft zich niet voorgedaan, omdát de maatregelen succesvol waren. Leiden ‘voorzorgelijke maatregelen’ niet eerder tot het mislopen van ook onzekere voordelen, waaraan in de toekomst misschien minstens zo veel behoefte zal blijken te bestaan? In dit themanummer wordt de invloed van het voorzorgbeginsel op het aansprakelijkheidsrecht onder de loep genomen. De bijdragen zijn: mr. A.Ch.H. Franken, prof. mr. I. Giesen, Het voorzorgbeginsel: over nieuwe en onzekere risico’s. Prof. dr. ir. G.H. de Vries, Onzekere veiligheid. Prof. dr. ir. E. Lebret, prof. dr. J.P. van der Sluijs, Voorzorg bij onzekere milieu-gezondheidsrisico’s: het voorbeeld van elektromagnetische velden. Prof. N. de Sadeleer, The Precautionary Principle in EU Law. Mr. A.Ch.H. Franken, Het voorzorgbeginsel in het aansprakelijkheidsrecht – een verkenning. Drs. A.A.A. Hoftijzer, Het voorzorgbeginsel vanuit verzekerings- en risicomanagement perspectief.
2380
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
59e jrg. nr. 10, okt. 2010 Joep Wolfhagen, Wouter de Zanger De letselschadekamer: van een lijdelijke naar een leidende rechter – Vanaf 2005 bestaat bij de rechtbank Den Haag de letselschadekamer. De behandeling van gecompliceerde letselschadezaken is ondergebracht in dit project. Er wordt intensief gebruikgemaakt van meervoudige comparities om letselschades sneller te behandelen. De letselschadekamer werd ontwikkeld door onder andere rechters Juke Willink en Julia Mendlik, respectievelijk coördinerend vice-president en vice-president/ afdelingsvoorzitter. Een interview met hen over de totstandkoming van de letselschadekamer, de rol van de leidende rechter en de toekomst van een dergelijke behandeling van civiele rechtszaken.
NTBR, Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 27e jrg. nr. 8, okt. 2010 V. Sagaert Het eigendomsvoorbehoud: een nieuwe communautaire splijtzwam? – Het Belgische Hof van Cassatie heeft in een recent arrest een zeer restrictieve invulling gegeven aan de werking van het eigendomsvoorbehoud. Eigendomsvoorbehoud wordt naar Belgisch recht strikt beperkt tot de collectieve procedures waarin het uitdrukkelijk is erkend, nl. het faillissement, maar niet in andere collectieve procedures. Schr. betoogt dat deze invulling, die ook binnen België zeer omstreden is, haaks staat op de Europese ontwikkelingen. A. Kolder Begrenzing van kwalitatieve aansprakelijkheid; functioneel verband binnen artikel 6:181 BW – Pas nu, achttien jaar na de invoering in 1992 van afdeling 6.3.2. BW, lijkt het principiële debat over de grenzen van kwalitatieve aansprakelijkheid echt op gang te komen. In deze bijdrage staat centraal de kwalitatieve aansprakelijkheid van de bedrijfsmatige gebruiker van art. 6:181 BW, in het bijzonder de begrenzing daarvan langs de band van het functioneel verband. Door middel van een systematische plaatsbepaling van art. 6.181 BW wordt in het voetspoor van art. 6:170 en 171 BW een
uitgangspunt aangewezen, in die zin of de grenzen in beginsel ruim of eng worden getrokken. L.P.W. van Vliet Verkrijgende verjaring van een erfdienstbaarheid van overpad – Het arrest HR 2 februari 2010 (Rodewijk/Bouwman) handelt over de vraag of bezit van een erfdienstbaarheid van overpad te goeder trouw kan zijn indien geen vestigingsakte is opgemaakt. Volgens de parlementaire geschiedenis van het nieuw BW kan een bezitter van een recht op een onroerende zaak niet te goeder trouw zijn als er geen vestigingsakte is ingeschreven in de openbare registers. Naar oud recht werd deze strenge eis echter niet gesteld. De Hoge Raad lijkt in Rodewijk/Bouwman de strenge eis van de parlementaire geschiedenis te hebben afgezwakt.
PIV Bulletin Nr. 7, okt. 2010 M.C. van Driel, E. Emre Een goed diversiteitsbeleid in letselzaken is een best practice – Het noodlot laat zich niet leiden door huidskleur of cultuur. Een verkeersslachtoffer met langdurige nekklachten van Somalische afkomst meldde zich bij een medische expert op verzoek van de aansprakelijkheidsverzekeraar. Op de vraag van de arts welke klachten hij ondervond, antwoordde hij: ‘Er lopen duizend krekels over mijn armen en benen.’ De arts noteerde: ‘Psychische klachten in de vorm van waanbelevingen’. Dat de man zijn klachten, tintelingen in de ledematen, zoals voor hem gebruikelijk in beeldspraak naar voren bracht, werd niet opgemerkt. Schrs. zijn overtuigd dat een goed diversiteitsbeleid maatschappelijke en commerciële voordelen met zich meebrengt voor verzekeraars en rechtshulpverleners.
Rechtskundig Weekblad 74e jrg. nr. 5, 2 okt. 2010 V. Sagaert De hervorming van het appartementsrecht door de wet van 2 juni 2010 – (België) De wet van 2 juni 2010 hervormt op ingrijpende wijze het appartementsrecht. De meest in het oog springende wijziging is de mogelijkheid om deelverenigingen op te
Tijdschriften
richten binnen een overkoepelende vereniging van mede-eigenaars. Voor de werking van de algemene vergadering en voor de overdracht van een kavel zijn een aantal onzekerheden weggewerkt. Het evenwicht tussen de syndicus en de vereniging van mede-eigenaars is verschoven in de richting van deze laatste. De nieuwe wet wordt in deze bijdrage (positief) geëvalueerd op basis van de doelstellingen van solidariteit, transparantie en pragmatiek die eraan ten grondslag liggen.
Tijdschrift voor Insolventierecht 16e jrg. nr. 5, sept./okt. 2010 E. Loesberg, M.J.W. van Ingen Beheers- en ontruimingsbedingen in hypotheekakten – Beheers- en ontruimingsbedingen kunnen zich door de slechte economische omstandigheden waarin ook de huizenprijzen steeds onder druk staan, verheugen in een steeds groter wordende belangstelling. In toenemende mate worden hypothecaire financiers geconfronteerd met extremen: hypotheekgevers die de onroerende zaak metterwoon hebben verlaten en met onbekende bestemming zijn vertrokken, ernstige mate van verwaarlozing en ga zo maar door. Rechtbanken worden daardoor geconfronteerd met een grotere toestroom van dit soort verzoeken en er kan ook geconstateerd worden dat de verschillen in behandeling van dit soort verzoeken per rechtbank aanmerkelijk zijn. De wettelijke regeling van deze bedingen, die bij invoering daarvan zich nauwelijks op belangstelling konden verheugen, laat de nodige vragen open waarop schrs. in deze bijdrage een antwoord geven. Uit een inmiddels geformuleerd conceptwetsvoorstel blijkt wel dat de wetgever zich bewust is van een aantal van de onvolkomenheden bij de executie van onroerende zaken, maar vooralsnog is het aan de praktijk haar weg te vinden in de huidige regelingen.
WPNR 141e jrg. nr. 6858, 9 okt. 2010 Prof. mr. J.M. Smits, mr. R.R.R. Hardy Het Groenboek over de ontwikkeling van een Europees contractenrecht: een optioneel Europees contractenrecht verdient alle steun – Op 1 juli 2010 publiceerde de Europese Commissie een Groenboek over de ontwikkeling van een Europees contractenrecht. Het Groenboek zal de gemoederen in Europa de komende maanden ongetwijfeld bezig houden. Daarbij past geen bekrompenheid. Te gemakkelijk is de houding dat deze ontwikkeling verkeerd is omdat Nederland hiermee de zeggenschap (nog meer) kwijt raakt over het op Nederlands grondgebied toepasselijke privaatrecht. Die zeggenschap ligt straks immers waar die (grotendeels) thuishoort: bij de burgers zelf. Mr. dr. G.J. van Norden De betekenis van de nieuwe plaats van dienst regels in de btw voor het notariaat – Vanaf 2010 zijn de Europese btwregels voor de verdeling van heffingsbevoegdheid bij internationale dienstverlening gewijzigd. In deze bijdrage wordt ingegaan op de consequenties van deze nieuwe regels voor het notariaat.
1909 Fiscaal recht Weekblad fiscaal recht 139e jrg. nr. 6876, 7 okt. 2010 Mr. A.M.A. de Beer (Ir)reële bedrijfsopvolgingsregelingen – Met de herziene bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 en doorschuifregeling voor aanmerkelijkbelangaandelen heeft de wetgever uitsluitend ‘reële bedrijfsopvolgingen’ willen faciliteren, niet minder maar ook niet meer. In deze bijdrage onderzoekt schr. wat de wetgever onder ‘reële bedrijfsopvolging’ verstaat en beziet hij in welke mate de bedrijfsopvolgingsregelingen hieraan invulling geven. Mr. G.F. Boulogne Een papillon fiscale eenheid met derde landen? Art. 24, vijfde lid, OESO-modelverdrag biedt uitkomst! – Art. 15, Wet VPB 1969 voorziet niet in een fiscale eenheid tussen een in
Nederland gevestigde moeder- en kleindochtermaatschappij indien de dochtermaatschappij – de tussenhoudster – in het buitenland is gevestigd. Evenmin is een fiscale eenheid toegestaan tussen twee in Nederland gevestigde dochtermaatschappijen die worden gehouden door een in het buitenland gevestigde moedermaatschappij. Schr. concludeert dat deze fiscale eenheden wel degelijk mogelijk moeten zijn op grond van art. 24, vijfde lid, OESO-modelverdrag. Mr. dr. I.A. Koele De kwaliteiten van algemeen nut beogende instellingen: het beogen gewogen – Algemeen nut beogende instellingen die commerciële activiteiten verrichten staan in de belangstelling van wetgever en Belastingdienst en inmiddels is een stroom jurisprudentie op gang gekomen. Schr. onderzoekt aan de hand van de bestaande doctrine, parlementaire geschiedenis, recente jurisprudentie en een vergelijking met meer ontwikkelde rechtssystemen op dit onderwerp, de contouren waarbinnen commerciële activiteiten geoorloofd zijn om niet in de weg te staan aan kwalificatie als ANBI. De conclusie is dat de recente wetswijziging per 1 januari 2010 geen materiële betekenis heeft nu het algemeen nut beogende karakter van een instelling niet kan worden gemeten, maar dient te worden gewogen vanuit het perspectief van de organisatie.
1910 Gezondheidsrecht PIV Bulletin Nr. 7, okt. 2010 Mr. Chr.H. van Dijk, mr. ir. J.P.M. Simons Gedragscode Openheid medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid – Met de ‘Gedragscode Openheid medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid’ (GOMA), bestaat er nu een code voor de wijze van handelen bij incidenten, klachten en schadeclaims in het kader van een medische behandeling. In deze bijdrage worden het doel en de reikwijdte van de GOMA uiteenge-
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2381
Tijdschriften
zet en worden de belangrijkste aanbevelingen uit de code toegelicht. Mr. E.J. Wervelman, mr. E.J.C. de Jong De medisch adviseur in de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen: een onbegrijpelijke regeling voor het omgaan met medische gegevens Zie onder Intellectuele eigendom, mediarecht & informatierecht
1911 Handels- & economisch recht Ars Aequi 59e jrg. nr. 10, okt. 2010 S.N. Demper Conceptvoorstel wijziging enquêterecht – Door de invoering van onmiddellijke voorzieningen in 1994, de laagdrempelige toegang en de ruime beoordelingsvrijheid van de Ondernemingskamer is het enquêterecht een populair middel geworden onder aandeelhouders. Op 29 oktober 2009 is een conceptvoorstel tot wijziging van het enquêterecht gepubliceerd. Deze bijdrage bespreekt de vier voorgestelde wijzigingen die verband houden met de ontwikkelingen van het aandeelhoudersactivisme.
Ondernemingsrecht Effectenrecht Nr. 13, okt. 2010 Prof. mr. P.J. Dortmond Rechten van stemrechtloze aandelen in de invoeringswet flexibilisering BV-recht – Onlangs is het wetsvoorstel invoering flexibilisering BV-recht verschenen. In het wetsvoorstel is een aantal nieuwe regels opgenomen met betrekking tot stemrechtloze aandelen, vooral als het gaat om de omzetting, fusie of splitsing van een BV met dergelijke aandelen. In de omzettingsregeling wordt de ‘instemming’ van aandeelhouders genoemd en de vraag is of de instemming van houders van stemrechtloze aandelen daaronder begrepen is. Voorts wordt aandacht besteed aan fusie en splitsing van
2382
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
een BV met stemrechtloze en/of winstrechtloze aandelen. Drs. R. Abma Kroniek van het seizoen van jaarlijkse algemene vergaderingen 2010 – Het artikel gaat uitgebreid in op de belangrijkste bevindingen in het voorbije ‘seizoen’ van algemene vergaderingen van de Nederlandse beursvennootschappen. In het bijzonder wordt ingegaan op de besluitvorming tijdens de algemene vergadering, de ontwikkelingen rond het agenderingsrecht voor aandeelhouders en het bezoldigingsbeleid. Mr. M.A. Verbrugh Verslag van het Van der Heijdencongres ‘Geschillen in de vennootschap’ – Op 13 en 14 november 2009 vond in Nijmegen het tweede congres van het Van der Heijden Instituut over ‘Geschillen in de vennootschap’ plaats. Op de eerste dag kwamen de nieuwe geschillenregeling, de nieuwe jaarrekeningprocedure, de uitkoopregeling en de bestuurdersaansprakelijkheid volgens het voorontwerp Insolventierecht aan de orde. Op de tweede dag stond het enquêterecht centraal.
Tijdschrift voor Insolventierecht 16e jrg. nr. 5, sept./okt. 2010 J.M. Hummelen Het faillissementsakkoord. De efficiëntie van de wettelijke regeling onderzocht vanuit het perspectief van de creditors’ bargain theorie – Het faillissementsakkoord, geregeld in afdeling 6 van titel 1 van de Faillissementswet, kan voorkomen dat potentieel succesvolle ondernemingen door een samenloop van omstandigheden definitief ten onder gaan. In de praktijk worden weinig faillissementen afgesloten met een akkoord. Aan de hand van de creditors’ bargain theorie wordt de efficiëntie van de wettelijke regeling van het faillissementsakkoord onderzocht. Hieruit blijkt dat de Faillissementswet op een aantal punten aangepast dient te worden.
Tijdschrift voor Jaarrekeningenrecht 5e jrg. nr. 4, sept. 2010 Mr. M.A. Verbrugh Versoepeling van de fusie- en splitsingsprocedure in etappes – De recente wijzigingen door de Europese wetgever bij de fusie- en splitsingsregeling komen voort uit het streven de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verminderen. Gezien de vele initiatieven op Europees niveau en de daarmee gepaard gaande hoeveelheid, al dan niet definitieve, documenten is het niet altijd eenvoudig het overzicht te bewaren en de precieze motieven voor de activiteiten te achterhalen. Wat betreft de inhoud van de versoepelingen kan een onderscheid worden gemaakt tussen wijzigingen die zien op het (beter) gebruik maken van moderne informatietechnologie aan de ene kant en het afschaffen van vooral procedurele voorschriften aan de andere kant. In het eerste geval zijn de aanpassingen in beginsel zonder meer toe te juichen. In het tweede geval moet er voor worden gewaakt dat onder het motto van lastenverlichting voor ondernemers al te voortvarend te werk wordt gegaan. De ingrijpende rechtsgevolgen bij fusie en splitsing vereisen namelijk een genuanceerde blik waarbij ook de belangen van deelnemers en derden goed in het oog moeten worden gehouden. Mr. R.M.I. Lamp, mr. E.M. Rocha Strafbaarheid van financiële verslaggeving na de Ahold strafzaken – In de Ahold-arresten bepaalde het Hof Amsterdam dat sprake is van valsheid en onwaarheid indien inbreuk wordt gemaakt op de geldende verslaggevingsregels. Volgens schrs. wordt hiermee voor financiële verslaggeving een strenger criterium gebruikt dan bij andere geschriften. Daarnaast onderkent het Hof hiermee te weinig dat een inbreuk op de verslaggevingsregels niet altijd meebrengt dat de verslaggeving misleidend wordt. Mr. drs. A.N. Krol, mr. T. van Wijngaarden Jurisprudentie jaarrekeningenrecht 2009 – Dit deel van de jurisprudentiebespreking 2009 gaat over formele aspecten van het jaarrekeningenrecht, waaronder besluitvorming
Tijdschriften
rondom de jaarrekening, administratieverplichting en openbaarmakingsvoorschriften en de gevolgen daarvan bij niet-naleving, bijvoorbeeld in het kader van de bestuursaansprakelijkheid ex art. 2:138/248 BW.
1912
gegevens Financiële Instellingen (de gedragscode) betrokken. Schrs. zijn van oordeel dat de gedragscode in strijd is met de wet en de beroepscode van de GAV, evenals met de vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg en de Raad van Toezicht Verzekeringen (thans Klachteninstituut Financiële Dienstverlening, KiFiD).
Intellectuele eigendom, mediarecht & informatierecht
1913
Ars Aequi
Internationaal privaatrecht
59e jrg. nr. 10, okt. 2010 Jesse Hofhuis Adverteren op Google met het merk van een concurrent als AdWord – Iemand die op Google naar een BlackBerry zoekt, zou ook wel eens geïnteresseerd kunnen zijn in een iPhone. Dus een handelaar in iPhones zou wel eens geïnteresseerd kunnen zijn in een AdWorld bij de zoekterm ‘BlackBerry’. ‘BlackBerry’ is echter ingeschreven als merk. En natuurlijk wil de merkhouder niet dat internetgebruikers een gesponsorde koppeling voor iPhones te zien krijgen wanneer zij op ‘BlackBerry’ zoeken. Het Hof van Justitie heeft zich recent uitgelaten over de vraag wanneer een merkhouder zich tegen dergelijke gesponsorde koppelingen kan verzetten. Het Hof wekt daarbij de indruk het de merkhouder lastig te maken op te treden tegen dergelijk gebruik. Maar wie de arresten goed leest, ziet dat de positie van de merkhouder zo zwak nog niet hoeft te zijn. Het Hof blijkt het vooral juristen lastig gemaakt te hebben.
PIV Bulletin Nr. 7, okt. 2010 Mr. E.J. Wervelman, mr. E.J.C. de Jong De medisch adviseur in de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen: een onbegrijpelijke regeling voor het omgaan met medische gegevens – Welke medische gegevens mag de medisch adviseur werkzaam bij een arbeidsongeschiktheidsverzekeraar aan de arbeidsdeskundige ter hand stellen? In deze bijdrage wordt dieper op deze problematiek ingegaan. Daarbij wordt vooral ook de nieuwe Gedragscode Verwerking Persoons-
TAR/Justicia Nr. 1, 2010 H.Th.M. Burgers Tegenstrijdig belang in het rechtspersonenrecht – Art. 124 van het voormalige Antilliaanse wetboek van koophandel stemde overeen met art. 2:146 en 256 BW. In het nieuwe art. 2:11 NABW is jurisprudentie verwerkt; daardoor zijn verschillen met Nederland ontstaan. Een wetswijziging zal de daaruit voortvloeiende problemen (voorlopig) oplossen. J. de Boer Het recht de naam van de verwekker te noemen – Een kwart van de kinderen op Curaçao heeft juridisch geen vader. Wat hieraan te doen? De ontworpen Landsverordening gerechtelijke vaststelling van het vaderschap schiet tekort; voorstel voor een alternatief.
1914 Onderwijsrecht Tijdschrift voor beleid, politiek en maatschappij 37e jrg. nr. 2, 2010 Dossier: De staat van de universiteit (2) In de tweede episode van ‘de staat van de universiteit o.a.: Chris Lorenz neemt de handschoen van Ewald Engelen uit de eerste episode op en riposteert in zijn artikel ‘Anything goes. Debatteren over de universiteit in Nederland’ even hard de polemische
aanval van deze laatste op Lorenz’ analyse dat de klassieke universiteit ten onder gaat aan nieuwerwetse managementtechnieken. Bijval krijgt Lorenz van Robert Kloosterman ‘Van vrijetijdsparadijs naar lopende band?’ en Godfried Engbersen ‘Ontmantel de visitatie-industrie. Een pleidooi voor veelzijdigheid en meertaligheid’, die beiden constateren dat de prestatiemeting aan universiteiten haar doel voorbijschiet en is verworden tot een tijdvretende meetexercitie die alleen bonentellers vermag te bekoren. Van geheel andere aard is de bijdrage van Jo Ritzen ‘Een kans voor Nederlandse research-universiteiten’, collegevoorzitter van Maastricht University. De Engelse naam van de universiteit geeft al aan dat Ritzens bijdrage niet wil verzanden in nostalgie, maar juist een vlucht naar voren bepleit in de vorm van een grotere Europese oriëntatie van Nederlandse universiteiten en meer publiek onderzoeksgeld.
1915 Rechtshulp Tijdschrift Conflicthantering 5e jrg. nr. 6, 2010 Themanummer De Professie – Dit themanummer van TC belicht de professie vanuit verschillende perspectieven. Waar advocaten en notarissen voorheen een bijzondere positie toekwam op grond van een gerespecteerde standspositie die vanzelfsprekend was en door niemand in twijfel werd getrokken, is dat tegenwoordig niet meer het geval. Steeds vaker worden immers vraagtekens geplaatst bij de voorrechten en monopolies die aan deze klassieke ‘vrije beroepen’ zijn verleend door de wetgever. Dit proces heeft er inmiddels al toe geleid dat de notaris in de gure wind van de vrije markt is geplaatst en het ook mogelijk is geworden om advocaat in loondienst te zijn zonder toe te treden tot de advocatuur. Ook zal naar mag worden verwacht binnenkort de mogelijkheid om zonder advocaat te procederen bij de kantonrechter worden verruimd. Zelfs staan het monopolie van de notariële
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2383
Tijdschriften
akte en het procesmonopolie van de advocaat in civiele zaken als zodanig onder een zekere druk. Het nummer bevat de volgende bijdragen: Floris Bannier, Ontwikkelingen in de advocatuur. Ton Jongbloed, Mediation: een professie met een verschoningsrecht? Nicolien Verkleij, Rechters als mediator in hun eigen gerecht? Toos Bik, De mediationregelgeving tegen het licht gehouden
geneigd om de UPG-status te kiezen; nu wordt er echter de voorkeur aan gegeven om (voorlopig) aan de LGOstatus vast te houden. De LGO-status is echter (zoals kon worden verwacht) aan erosie onderhevig; de verschillen met de UPG-status worden geleidelijk kleiner. Daarmee moet in de discussie rekening worden gehouden; aan de polarisering kan daarom beter een einde komen.
1916
Tijdschrift voor beleid, politiek en maatschappij
Rechtspleging & procesrecht Ars Aequi 59e jrg. nr. 10, okt. 2010 Prof. mr. J. de Ruiter Jan Donner (1891-1981) (Rubriek Rode draad ‘Beroemde en beruchte rechters’). – In de rubriek ‘Beroemde en beruchte rechters’ past Jan Donner slechts ten dele, want ‘berucht’ was hij absoluut niet en het denkbeeld dat hij een beroemdheid zou zijn zou hij resoluut weggewuifd hebben. En zijn ‘roem’ berustte niet alleen op zijn werk als lid en president van de Hoge Raad, maar misschien nog wel meer op zijn persoonlijkheid, zijn groot intellect, zijn rol gedurende de bezettingstijd en zijn brede maatschappelijke betrokkenheid.
1917 Staats- & bestuursrecht TAR/Justicia Nr. 1, 2010 D. Kochenov, H.E. Bröring, G. Hoogers De Caribische koninkrijksgebieden en de Europese Unie. – De Antillen leken tot voor kort
2384
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
37e jrg. nr. 2, 2010 Marc van der Meer, Bert Roes Simultaan leren: beleidsleren in de keten van werk en inkomen – Een bijdrage over de arbeidsvoorziening, een onderdeel van de Nederlandse verzorgingsstaat dat sinds het begin van de jaren negentig vrijwel continu onderwerp is van institutionele verandering. En waaraan ook dit decennium geen einde zal komen. Er wordt vooral gekeken naar leereffecten in de zogenaamde Werkketen. Wouter van Gent, Sako Musterd Isolement en angst: PVV in Haagse buurten bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 – De vraag wat de relatie is tussen woonomgeving en stemgedrag wordt onderzocht, en dan in het bijzonder die van Haagse PVV-stemmers tijdens de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen. Geconcludeerd wordt dat het stemgedrag deels kan worden verklaard uit etnische concentratie, sociale isolatie en stedelijke crisis, maar dat gemeentelijke ruimtelijke interventies in de vorm van afgedwongen mengen de verklarende druppel is die de emmer doet overlopen. Aangezien mengen de afgelopen jaren tot het medicijn tegen sociale anomie is geworden, doen beleidsmakers er goed aan deze bijdrage tot zich te nemen.
1918 Straf (proces)recht, penitentiair recht & criminologie Ars Aequi 59e jrg. nr. 10, okt. 2010 Annemarieke Beijer Rantsev v. Cyprus en Rusland. Een korte schets van de situatie in Nederland wat betreft mensenhandel – Op 28 maart 2001 stierf de 20-jarige Russische Oxana Rantseva op Cyprus na een val van de vijfde verdieping. Ze was ten prooi gevallen aan mensenhandelaren. Haar vader Nikolai Rantsev stapte naar het EHRM, dat op 7 januari 2010 oordeelde dat zowel Cyprus als Rusland niet genoeg hadden gedaan om te voorkomen dat Oxana in handen van mensenhandelaren terecht zou komen. De uitspraak onderstreept de verplichting van staten om mensenhandel aan te pakken. Schr. bekijkt de implicaties van Rantsev v. Cyprus en Rusland voor het Nederlandse beleid inzake de opsporing en vervolging van mensenhandel.
TAR/Justicia Nr. 1, 2010 J.M. Reijntjes De rechtstaal in Antilliaanse strafzaken – Anders dan de gerechten zich lijken te realiseren, mag op terechtzittingen in strafzaken op de (inmiddels voormalige) Antillen naar keuze in het Engels, Nederlands en Papiaments worden geprocedeerd. Dit kan rechter, OM en verdediging in moeilijkheden brengen.
Wetgeving
1919
Staatsblad
afstand tussen enerzijds Bonaire en anderzijds Sint Eustatius en Saba. Inwerkingtreding op 10-10-2010
•
Wet van 30-9-2010, Stb. 2010, 362 en inwerkingtredingsbesluit van 30-9-2010, Stb. 2010, 389 (Kamerstukken 32 207)
Staatkundige hervormingen Koninkrijk Hieronder is een aantal wetten opgenomen die op 1 oktober 2010 in werking zijn getreden; in het Staatsblad verschenen eerder al vele Rijkswetten inzake de staatkundige hervormingen die ook alle op 1 oktober in werking traden, zie daarvoor NJB 2010, 1680, afl. 31, p. 2057. • Veiligheidswet BES Wet met bepalingen over de politie en over de brandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. – Op het terrein van de brandweer, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing ontbreekt een nationaal Nederlands-Antilliaans wettelijk kader, zoals dat voor de eilanden wenselijk wordt geacht. Gelet op de bijzondere situatie van de eilanden is de Nederlandse regelgeving op het gebied van de politie, de brandweer, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing niet onverkort van toepassing verklaard op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het eilandelijke karakter, de onderlinge afstand tussen de eilanden, de kleinschaligheid en het huidige voorzieningenniveau maakten het nodig bijzondere regelingen te treffen en maatwerk toe te passen. Met deze wet wordt een voor de specifieke omstandigheden van Bonaire, Sint Eustatius en Saba optimale samenwerking tussen de hulpdiensten op de afzonderlijke eilanden op het gebied van veiligheid en incidentbestrijding gestimuleerd en – voor zover nodig – tussen de eilanden onderling. Voorop staat dat de praktische voordelen van zowel multidisciplinaire samenwerking als intereilandelijke samenwerking optimaal dienen te worden benut. De bestaande Nederlandse wetgeving is wel als uitgangspunt genomen. Verder is rekening gehouden met de Wet veiligheidsregio’s, zij het dat de nadruk in deze wet meer ligt op doelmatig beheer en multidisciplinaire samenwerking in het desbetreffende openbaar lichaam dan op boveneilandelijke gezagsstructuren. Dit ligt voor de hand vanwege de geografische
• Geldstelsel BES Wet met regels met betrekking tot het geldstelsel van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. – Mede gelet op de wens van de eilanden zelf, wordt de Amerikaanse dollar aangewezen als officiële munteenheid van de openbare lichamen. De dollarbiljetten en de dollarmunten die als wettig betaalmiddel van de Verenigde Staten van Amerika in omloop zijn, krijgen de status van wettig betaalmiddel in de openbare lichamen. De BES-eilanden maken sinds 10 oktober jl. deel uit van het Nederlandse staatsbestel. De keuze voor de euro zou in dat licht logisch lijken. Daar staat tegenover dat de openbare lichamen vooralsnog geen deel zullen uitmaken van de Europese Unie. De eilanden behouden voorlopig hun LGO-status. Bij de keuze voor de dollar als munteenheid van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben de economische argumenten het zwaarst gewogen. Vanzelfsprekend is ook meegewogen dat de dollar feitelijk al een belangrijke rol in het betalingsverkeer speelt, en dat er op de eilanden weinig draagvlak voor de euro en de Nederlands-Antilliaanse gulden bestaat. DNB wordt belast met het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer. In het kader van die taak faciliteert zij ook de geldomloop in de openbare lichamen. Anders dan in Nederland zal het verzorgen van de geldomloop geen zelfstandige taak van DNB zijn. Dit houdt vooral verband met het feit dat de primaire verantwoordelijkheid voor het in omloop brengen van dollarmunten en biljetten uiteraard bij de monetaire autoriteiten van de Verenigde Staten ligt. Inwerkingtreding voor een groot deel op een nader te bepalen tijdstip, verder op 10-10-2010
•
Wet van 30-9-2010, Stb. 2010, 363 (Kamerstukken 32 217)
• Toelating en uitzetting BES Wet tot wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES. – Uitgangspunt op het terrein van het vreemdelingenrecht is dat het te
voeren toelatingsbeleid in de openbare lichamen ook in de toekomst eenvoudig en met name praktisch moet blijven. Het geheel van de wet- en regelgeving dat in het Europese deel van het Koninkrijk op het vreemdelingenterrein geldt, wordt vanuit dit perspectief te veelomvattend en te complex geacht voor de openbare lichamen, gelet op de schaalgrootte ervan. Daarom is besloten de Vw 2000 met bijbehorende lagere regelgeving niet van toepassing te laten worden in de openbare lichamen en daar voorlopig de bepalingen van de Landsverordening toelating en uitzetting (LTU) grotendeels te handhaven door de LTU en bijbehorend Toelatingsbesluit op te nemen in de bijlage bij de Invoeringswet BES. Niettemin zijn aanpassingen in de Wet toelating en uitzetting BES (WTU-BES) verricht met een meer beleidsmatige achtergrond. Zo is de rechtsbescherming tegen vrijheidsbeperkende en vrijheidontnemende maatregelen ingericht naar model en niveau van de Vw 2000 door in de WTU-BES een hoofdstuk 8 in te voegen met betrekking tot vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen en een hoofdstuk 14 in te voegen genaamd ‘Bijzondere rechtsmiddelen’, ontleend aan hoofdstuk 7, afdeling 5, van de Vw 2000. Inwerkingtreding op 10-10-2010
•
Wet van 30-9-2010, Stb. 2010, 364 (Kamerstukken 32 282)
• Financiën openbare lichamen Wet met regels met betrekking tot de financiële functie van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hun bevoegdheid tot het heffen van belastingen en hun financiële verhouding met het Rijk. – Deze wet strekt er toe voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een regeling te treffen voor hun financiële functie, hun bevoegdheid tot het heffen van belastingen en hun financiële verhouding tot het Rijk. Het financiële toezicht, zoals dat vorm heeft gekregen in het Besluit tijdelijk financieel toezicht BES, is in de regeling geïncorporeerd. Inwerkingtreding voor het grootste deel op 10-10-2010
•
Wet van 17-5-2010, Stb. 2010, 365 en inwerkingtredingsbesluit van 30-9-2010, Stb. 2010, 389 (Kamerstukken 31 958)
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2385
Wetgeving
Wijziging Statuut i.v.m. opheffing Nederlandse Antillen Inwerkingtreding De artikelen I en II van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen zijn in werking getreden op 10 oktober 2010. – De wijziging van het Statuut voorziet in de veranderingen die noodzakelijk zijn om de vijf eilanden een nieuwe constitutionele positie binnen het Koninkrijk te verschaffen. Besloten is om op dit moment niet over te gaan tot een algehele herziening van het Statuut. De nieuwe status van de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten is die van land binnen het Koninkrijk. Om als land binnen het Koninkrijk te kunnen functioneren stellen Curaçao en Sint Maarten een eigen Staatsregeling vast waarin zij hun staatsinrichting regelen met inachtneming van de criteria waaraan een land binnen het Koninkrijk moet voldoen. Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden onderdeel van het staatsbestel van Nederland. Inwerkingtreding grotendeels op 16-9-2010, de rest op een bij kb te bepalen tijdstip.
•
Inwerkingtredingsbesluit van 23-9-2010, Stb. 2010, 387
Toezicht telefoongesprekken justitiële inrichtingen Besluit van 23 september 2010, houdende wijziging van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen, Reglement verpleging ter beschikking gestelden en de Penitentiaire maatregel, in verband met regels over het bewaren en verstrekken van opgenomen telefoongesprekken. – In dit besluit wordt een nadere uitwerking gegeven aan de beslissing van het EHRM in de zaak-Doerga van 27 april 2004. Het arrest heeft geleid tot het opnemen van een wettelijke grondslag voor het houden van toezicht op telefoongesprekken en het opnemen daarvan in de verschillende penitentiaire beginselenwetten (Stb. 2005, 194). Aan de constatering van het Hof dat artikel 8 EVRM was geschonden, lag ten grondslag dat telefoongesprekken van een gedetineerde werden opgenomen en langer werden bewaard dan de huisregels van de betreffende inrichting toe-
2386
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
lieten. Het EHRM stelde vast dat de regelgeving omtrent het bewaren en verstrekken van telefoongesprekken onvoldoende helder en gedetailleerd was. Dit besluit strekt tot nadere uitwerking van de wettelijke voorziening. In de beginselenwetten wordt tot uitdrukking gebracht dat telefoongesprekken kunnen worden opgenomen ‘in verband met het uitoefenen van toezicht daarop’. De wijzigingen in de beginselenwetten en dit besluit staan deze er niet aan in de weg dat telefoongesprekken standaard worden opgenomen. Daarmee kan het toezicht op het telefoonverkeer mede dienstbaar zijn aan het tegengaan van het voortzetten van criminele activiteiten vanuit de justitiële inrichtingen. Met dit besluit wordt beoogd zeker te stellen dat het opnemen van telefoongesprekken voor de betrokkene kenbaar is. Indien in een inrichting gesprekken standaard worden opgenomen, wordt degene die in de inrichting verblijft, bij binnenkomst in de inrichting daarvan op de hoogte gesteld. Naast het expliciet maken van dit kenbaarheidsvereiste wordt in het besluit een maximale bewaarduur van de opgenomen telefoongesprekken voorgeschreven. Deze bewaartermijn is gesteld op acht maanden, waarna de opgenomen gesprekken worden gewist. Inwerkingtreding op het tijdstip waarop de artikelen IIIA, IIIB en VA van de wet van 12 juni 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten in verband met de strafbaarstelling van het deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme, uitbreiding van de mogelijkheden tot ontzetting uit het beroep als bijkomende straf en enkele andere wijzigingen (Stb. 2009, 245) in werking treden.
•
Besluit van 23-9-2010, Stb. 2010, 700
1920
Nieuwe wetsvoorstellen Nederlandse taal: Grondwetswijziging eerste lezing Wetsvoorstel (27-9-2010) houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over de Nederlandse taal en het doen vervallen van additionele artikelen die zijn uitgewerkt. – Met dit wetsvoorstel wordt de status van de Nederlandse en de Friese taal in de Grondwet verankerd. Daarmee wordt beoogd de positie van deze nationale talen te beschermen en te versterken in een almaar globaliserende wereld. Als gevolg van de internationalisering en de pluriforme samenstelling van de Nederlandse bevolking worden er steeds meer talen gesproken in Nederland. Onder meer het arbeidsverkeer tussen EUlanden, immigratie, uitwisseling van studenten, toerisme en internet dragen daaraan bij. In het bijzonder het Engels wint door het proces van internationalisering in toenemende mate terrein in Nederland. Dit wetsvoorstel moet waarborgen dat men in Nederland te allen tijde met de Nederlandse taal terecht kan. De voorgestelde grondwetsbepaling geeft uitdrukking aan het ongeschreven constitutionele uitgangspunt dat het Nederlands de officiële taal is in Nederland. Veel burgers veronderstellen dat dit al expliciet in de Grondwet is opgenomen. Op dit moment vloeit dit echter slechts voort uit enkele wetsbepalingen – die vooral gericht zijn op de uitzonderingen in plaats van op de hoofdregel – en uit jurisprudentie. Dat het Nederlands in beginsel de officiële bestuurstaal is volgt sinds 1995 uit artikel 2:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat het Nederlands in beginsel de officiële rechtstaal is, is niet wettelijk vastgelegd, maar volgt uit jurisprudentie. Het grondwetsvoorstel introduceert een generieke taalbepaling. Het voorstel heeft in zijn geheel betrekking op het Nederlands als bestuurstaal, als
Wetgeving
rechtstaal, de taal in het onderwijs en als cultuur- en omgangstaal. De reikwijdte verschilt wel per onderdeel. De voorgestelde bepaling gaat verder dan het vastleggen van een ongeschreven uitgangspunt. Het eerste lid wordt geconcretiseerd in een zorgplicht voor de overheid (tweede lid) en een grondrecht van de burger (derde lid). Voor het Fries wordt tot slot een afzonderlijk vierde lid opgenomen dat de basis geeft voor specifieke regelgeving.
•
Kamerstukken II 2010/11, 32 522, nrs. 1-4
Beëindiging WEU-Verdrag Brief van de Minister van BuZa (22-92010) ter stilzwijgende goedkeuring achteraf van de opzegging van het op 17 maart 1948 te Brussel totstandgekomen Verdrag van economische, sociale en culturele samenwerking en collectieve zelfverdediging tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland. – De WEU heeft in het verleden een belangrijke rol gespeeld in de Europese veiligheid. Het gaf vorm aan het begrip wederzijdse bijstand en solidariteit in het Europa na 1945. Het was een forum waar kon worden gesproken over veiligheidsonderwerpen en waar de basis werd gelegd voor belangrijke samenwerking op het gebied van defensie en veiligheid. Dit heeft onder meer geleid tot inzet van militaire middelen in de periode 1988–2001. Zo zijn in 1988 tijdens de Iran-Irak oorlog onder meer Nederlandse mijnenvegers in WEUkader ingezet in de Perzische Golf en heeft de WEU in 1993 toegezien op naleving van het embargo tegen Joegoslavië in de Adriatische Zee. Met de ontwikkeling van het Europees, inmiddels Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) van de Europese Unie is de discussie over het voortbestaan van de WEU toegenomen. De inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft deze discussie een extra impuls gegeven en Nederland en de overige WEUlidstaten gebracht tot het besluit binnen afzienbare tijd het Verdrag van Brussel op te zeggen, waarna de uit het verdrag voortvloeiende opzegtermijn van 12 maanden ingaat.
In principe behoeft in Nederland opzegging van verdragen parlementaire goedkeuring vooraf. Indien echter sprake is van een buitengewoon en spoedeisend belang van het Koninkrijk, voorziet de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen in de mogelijkheid om parlementaire goedkeuring achteraf te verkrijgen en in casu direct tot opzegging over te gaan (artikel 14 juncto artikel 10, eerste lid). Om te voorkomen dat Nederland in een geïsoleerde positie terechtkomt, zowel politiek als financieel, waarbij het risico bestaat gedeeltelijk te worden opgezadeld met resterende kosten en additionele bijstandsverplichtingen, doet de regering een beroep op de spoedprocedure.
betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten.
Staten-Generaal 2010/11, 32 525, nrs. 1-2
Eindverslagen (28-9-2010) over de wetsvoorstellen tot: • wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329).
•
1921
Vervolgstukken Rechtsbescherming belastingplichtigen bij controlehandelingen fiscus Tekst van het gewijzigd initiatiefwetsvoorstel (28-9-2010) van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Groot houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten ten behoeve van de rechtsbescherming met betrekking tot de administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus.
•
Kamerstukken II 2010/11, 31 766, nr. 10
•
Beperking aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen Eindverslag (28-9-2010) over het wetsvoorstel tot goedkeuring van het op 2 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol van 1996 tot wijziging van het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, 1976 (Trb. 1997, 300 en Trb. 2006, 17).
•
Kamerstukken I 2010/11, 31 1872-R, A
Bunkers Verdrag
•
Kamerstukken I 2010/11, 31 875, B
• goedkeuring van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329).
•
Kamerstukken I 2010/11, 31 879-R 1877, A
Wijziging Successiewet
Brief van de Minister van Justitie (289-2010) over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste voor benoeming tot notaris.
Brief van de Minister van Financiën (5-10-2010) over de wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956).
Kamerstukken I 2010/11, 31 040, N
Kamerstukken I 2010/11, 31 930, H
Kamerstukken I 2010/11, 30 645, A
Nationaliteitsvereiste notaris
•
Versterking toezicht collectieve beheersorganisatie Verslag van een schriftelijk overleg (5-10-2010) over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met
•
Toepasselijkheid Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op het gebied van VWS Brief van de Minister van VWS (28-92010) over het wetsvoorstel tot aanpassing van enige wetten teneinde
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2387
Wetgeving
een aantal zelfstandige bestuursorganen onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen.
•
Kamerstukken II 2010/11, 31 950, nr. 10
december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98).
•
Kamerstukken II 2010/11, 32 420, nr. 7
Boek 10 BW (IPR) Tekst van het gewijzigd wetsvoorstel (28-9-2010) tot vaststelling en invoering van Boek 10 (Internationaal privaatrecht) van het Burgerlijk Wetboek (Vaststellings- en Invoeringswet Boek 10 Burgerlijk Wetboek). Kamerstukken I 2010/11, 32 137, A
•
Naleving Europese regelgeving door publieke entiteiten
Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht Verslag (5-10-2010) over het wetsvoorstel tot aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht.
•
Kamerstukken II 2010/11, 32 426, nr. 6
Tekst van het gewijzigd wetsvoorstel (23-9-2010) met regels met betrekking tot de naleving van Europese regelgeving door publieke entiteiten.
Aanbestedingswet
Kamerstukken I 2010/11, 32 157, A
Kamerstukken II 2010/11, 32 440, nr. 7
Voordeelontneming
Meststoffenwet
Brief van de Minister van Justitie (289-2010) en voorlopig verslag van de vaste commissie voor Justitie (28-92010) over het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Verslag ( 6-10-2010) over het wetsvoorstel tot wijziging van de Meststoffenwet.
•
•
Kamerstukken II 2010/11, 32 194, nr. 16 en Kamerstukken I 2010/11, 32 194, B
BIG Tweede nota van wijziging (28-92010) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg onder andere in verband met de opneming van de mogelijkheid tot taakherschikking.
•
Kamerstukken II 2010, 32 261, nr. 8
Implementatie Terugkeerrichtlijn Nota naar aanleiding van het verslag (23-9-2010) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16
2388
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
Verslag (1-10-2010) over het wetsvoorstel met nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..)
•
•
Kamerstukken II 2010/11, 32 469, nr. 5
Koppeling van onteigeningsprocedures en planologische procedures Verslag (29-9-2010) over het wetsvoorstel tot aanpassing van de Spoedwet wegverbreding, de Tracéwet, de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening in verband met de hernieuwde invoering van koppelingen tussen de onteigeningsprocedure en planologische procedures.
•
Kamerstukken II 2010/11, 32 488, nr. 4
1922
Nota’s, rapporten & verslagen Vreemdelingenketen Brief van de Minister van Justitie (1-10-2010) waarbij hij de rapportage
Vreemdelingenketen over de maanden januari tot en met juni 2010 aanbiedt (ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer). – Het aantal aanmeldingen voor een asielaanvraag bedroeg circa 6 290 in het eerste halfjaar van 2010, een afname van 15% ten opzichte van het aantal van circa 7 380 in het eerste halfjaar van 2009. Mede door deze lagere instroom is de wachtlijst voor het indienen van een asielaanvraag vlak voor de invoering van de verbeterde asielprocedure op 1 juli 2010 tot een minimum afgebouwd. Op de invoeringsdatum bedroeg de bezetting in de TNV nog circa 320 personen terwijl dat een jaar eerder nog bijna 2000 was. Het aantal in behandeling genomen asielaanvragen (inclusief tweede en volgende aanvragen) bedroeg circa 7300 in de rapportageperiode. De daling ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar (circa 7750) komt met name door het gedaalde aantal aanmeldingen. In vergelijking met de andere EUlanden neemt Nederland in 2009 een zevende plaats in voor wat betreft het aantal asielaanvragen. Nederland heeft een aandeel van 6% van de totale instroom in de EU. In de rangschikking over de eerste drie maanden van 2010 neemt Nederland een zesde plaats in met een aandeel van 7%. De voorraad beroepsprocedures in asielzaken (inclusief voorlopige voorzieningen) bestond op 1 juli jl. uit circa 8120 zaken, wat een stijging van 30% betekent ten opzichte van een jaar eerder. Dit komt met name door het verhoogde aanbod van beroepszaken in het tweede halfjaar van 2009, maar ook doordat er bepaalde categorieën zaken niet zonder meer konden worden afgehandeld. Dit betreft onder andere consequenties van de jurisprudentie op het gebied van de toepassing van de Dublinverordening.
•
Kamerstukken II 2010/11, 19 637, nr. 1361
Terrorismebestrijding EU Brief van de Minister van BuZa (28-92010) waarbij hij een fiche aanbiedt dat werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC), nl. de Mededeling ‘Het terrorismebestrijdingsbeleid
Wetgeving
van de EU; belangrijkste resultaten en nieuwe uitdagingen’. – Het kabinet verwelkomt in beginsel een groot aantal van de in de Mededeling opgenomen beleidsinitiatieven en voornemens, waaronder: het streven om te komen tot een Europese publiek-private modelovereenkomst om illegaal terrorismegerelateerd materiaal op het internet terug te dringen; ontwikkeling van een systeem gericht op gebruik van passagiersgegevens ter bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad, met inachtneming van het recht op persoonlijke levenssfeer, en voorschriften inzake gegevensbescherming; in het bijzonder is van belang om het zicht op reisbewegingen van terroristen en van terrorismeverdachte personen te versterken.
•
Kamerstukken II 2010/11, 22 112, nr. 1062
ARIE-regeling Brief van de Minister van SZW (1-102010) over een SER-advies over de Aanvullende Risico Inventarisatie en Evaluatie (ARIE) regeling. De minister wilde weten of de wijze waarop de ARIE is opgenomen in de wet- en regelgeving paste bij de verantwoordelijkheidsverdeling, mede in het licht van de nadruk van de nieuwe Arbowet op eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. – De ARIE is een (nationale) verplichting tot een Aanvullende RisicoInventarisatie en -Evaluatie voor bedrijven die met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken, en die niet of slechts ten dele onder het uit EU-regelgeving voortkomende BRZO (Besluit Risico’s Zware Ongevallen) vallen. De EU regelgeving behandelt de effecten voor mens en milieu, terwijl de ARIE-regeling zich met name richt op de werknemersveiligheid. De ARIE-regeling heeft als doel het bijdragen aan het beheersen van de risico’s van zware ongevallen en het voorkomen van deze ongevallen. Bedrijven die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen moeten kunnen aantonen dat zij de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen binnen hun bedrijf beheersen. De SER (Commissie Arbeidsomstandigheden) heeft unaniem geadviseerd dat, gezien de ernstige risico’s waarvoor de ARIE-regeling van toe-
passing is, een regeling in het publieke domein in de rede ligt. De minister sluit zich aan bij de sociale partners bij het niet verder dereguleren van de betreffende wet- en regelgeving.
Het is langs deze weg dat het kabinet een algehele herijking van het amvbeleid heeft vormgegeven. In de brief gaat de minister specifieker op dit beleid in.
Kamerstukken II 2010/11, 25 883, nr. 176
Kamerstukken II 2010/11, 27 062, nr. 66
•
•
Jong en illegaal in Nederland
Octrooi- en Kwekersrecht
Brief van de Minister van Justitie (5-10-2010) met een reactie op het rapport ‘Jong en Illegaal in Nederland’ (ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal). – Het rapport heeft betrekking op een studie naar de achtergrond en de levensomstandigheden van (voormalige) alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) die illegaal in Nederland verblijven. De studie is uitgevoerd door de Erasmus Universiteit Rotterdam in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie. De situatie van illegale jongvolwassen vreemdelingen is zorgwekkend. Uit het onderzoek blijkt dat de geïnterviewde jongvolwassenen ondanks hun kwetsbare positie, na hun vaak jarenlange verblijf in Nederland kiezen voor een gemarginaliseerd bestaan in de illegaliteit boven terugkeer. Daarbij spelen factoren in Nederland een rol zoals de mogelijkheden onderdak te vinden, illegaal te werken, en de, vaak valse, hoop op alsnog een verblijfsvergunning. Anderzijds ontbreekt een perspectief op terugkeer door schaamte of de beperkte mogelijkheden om in het land van herkomst een nieuw leven op te bouwen. De verantwoordelijkheid van het kabinet is het beleid zo vorm te geven dat situaties van langdurig verblijf in Nederland zonder perspectief op bestendig verblijf zoveel mogelijk worden voorkomen. Dat begint met een effectieve preventieve aanpak onder meer van mensenhandel en -smokkel. Dat betekent ook dat al tijdens de minderjarigheid zodra is gebleken dat de minderjarige niet voor een verblijfsvergunning in aanmerking komt, moet worden ingezet op het begeleiden bij terugkeer. Voorts betekent dit dat ingezet moet blijven worden op een intensieve bestrijding van misbruik in Nederland van illegale jongvolwassenen.
Brief van de Minister van LNV (5-102010) over octrooi- en kwekersrecht. – In de brief gaat de minister in op 1. de wetgeving op basis waarvan octrooiaanvragen worden getoetst en toegekend; 2. de meerwaarde van de beperkte kwekersvrijstelling ten opzichte van de onderzoeksvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995; 3. de vraag of de Europese Commissie in bilaterale verdragen met ontwikkelingslanden verdergaande eisen stelt dan het TRIPS-verdrag; 4. de rol en betrokkenheid van de consument; 5. de dialoog met de sector – stand van zaken; 6. de juridische analyse van de (on)mogelijkheden van invoering van een volledige kwekersvrijstelling in het octrooirecht.
•
Kamerstukken II 2010/11, 27 428, nr. 174
Eergerelateerd geweld Brief van de Minister van Justitie (30-9-2010) over onderzoeken die zijn verricht door het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC). – Uit één van de rapporten blijkt dat er jaarlijks zo’n 13 (mogelijke) eerzaken met dodelijke afloop ter kennis komen van het Landelijk Expertise Centrum. In aansluiting op het rapport heeft de minister het Openbaar Ministerie en het LEC verzocht om voor deze mogelijke ‘eerzaken’ met dodelijke slachtoffers de (strafrechtelijke) afloop na te gaan.
•
Kamerstukken II 2010/11, 30 388, nr. 39
Klimaattop in Cancun Brief van de Minister van VROM (1-10-2010) over de klimaattop begin december in Cancun, Mexico. – De mondiale onderhandelingen onder het Klimaatverdrag (UNFCCC) verlopen moeizaam. Partijen overbruggen geen tegenstellingen en houden vast aan bekende posities. Verschillende Partijen vallen zelfs terug op posities van vóór het in december gesloten Kopenhagenakkoord. Er groeit ook nog geen
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2389
Wetgeving
gedeeld beeld over welke resultaten straks politieke akkoorden mogelijk zijn in Cancun. Maar er zijn ook lichtpunten. Zo is duidelijk dat in veel landen, op nationaal niveau, grote inspanningen worden geleverd om klimaatbeleid te ontwikkelen of aan te scherpen. Vele landen zien krachtig klimaatbeleid ook als kans voor innovatie, duurzame groei en energiezekerheid. Bovendien groeit de kracht van informele samenwerkingsverbanden tussen landen die constructief willen bijdragen aan een effectieve en alomvattende overeenkomst. Ook positief is dat de Nederlandse initiatieven in het onderhandelingsproces hun vruchten afwerpen.
•
Kamerstukken II 2010/11, 30 495, nr. 9
Tijdelijke natuur Brief van de Minister van LNV (22-92010) over de beleidslijn om via tijdelijke ontheffingen van de Flora- en faunawet het vestigen van tijdelijke natuur door middel van pilots mogelijk te maken. – Verspreid over ons land liggen tal van grotere en kleinere terreinen braak. In veel gevallen is voor deze terreinen definitief voorzien in een bestemming, maar is de realisering van die definitieve bestemming (bijvoorbeeld als woningbouwlocatie of als vestigingsplaats voor bedrijven) nog niet tot stand gekomen. In de periode dat het terrein wacht op inrichting van de uiteindelijke bestemming kunnen er zich dieren plantensoorten vestigen, die in het kader van de natuurwetgeving beschermd zijn en waarvan verwijdering ten behoeve van de realisering van de definitieve bestemming van dat terrein in het licht van de natuurwetgeving niet zomaar mag plaatsvinden. In een conceptbeleidslijn beschrijft de minister op welke manier en op basis van welke gronden er vooraf ontheffing verleend kan worden op
2390
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
basis van de Flora- en faunawet voor het verwijderen van beschermde dier- en plantensoorten bij de realisering van de definitieve bestemming van een gebied. Het tijdelijk verblijf van deze dier- en plantensoorten levert een extra bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen van de nationale en Europese natuurbeschermingswetgeving. Tegen de eerste ontheffing in het kader van tijdelijke natuur, verleend aan Haven Amsterdam, is beroep aangetekend door het Milieucentrum Amsterdam. De bezwaren richten zich met name op de vraag of de ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet voor de verwijdering van beschermde dieren plantensoorten op een terrein, verleend kan worden voor toekomstige situaties. Ook Haven Amsterdam heeft beroep aangetekend, omdat zij van mening is dat de verleende ontheffing te restrictief is. Naar verwachting zal in het voorjaar van 2011 de rechter uitspraak doen.
kenaars), maar dat het berust op de onjuiste veronderstelling dat voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) een gedragskundig onderzoek is vereist, terwijl de rechter ook zonder een pro justitia rapportage tbs kan opleggen. Daarnaast stellen de initiatiefnemers voor misdrijven aan te wijzen bij het begaan waarvan moet worden verplicht de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen terwijl zij tegelijkertijd voorstellen dat een persoon die meewerkt met het onderzoek, alleen gevangenisstraf wordt opgelegd. Dit is in strijd met het eerdere onderdeel van het voorstel namelijk om een gedragskundig onderzoek te verplichten. Daarmee voldoet dit burgerinitiatief niet aan de voorwaarden in artikel 9a onder c van het Reglement van Orde. De commissie zal de initiatiefnemers wel uitnodigen voor een gesprek. Kamerstukken II 2010/11, 32 513, nr. 17
•
•
Kamerstukken II 2010/11, 30 690, nr. 14
Gregorius Nekschot Burgerinitiatief tbs Verslag (23-9-2010) over het burgerinitiatief van H. Donkersteeg en M. Donkersteeg-van den Brink over een wettelijke verplichting tot medewerking aan een gedragskundig onderzoek in relatie tot de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs). – De initiatiefnemers hebben op 18 mei 2010 een burgerinitiatief ingediend met het voorstel dat een persoon die een ernstig misdrijf begaat, wettelijk wordt verplicht om mee te werken aan een gedragskundig onderzoek en dat tevens voor bepaalde delicten zonder gedragskundig onderzoek de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd. De commissie overweegt dat het burgerinitiatief weliswaar voldoet aan de formele vereisten voor ontvankelijkheid (o.m. aantal onderte-
Brief van de Minister van Justitie (4-10-2010) over het sepot in de zaak tegen de cartoonist die werkt onder het pseudoniem Gregorius Nekschot. – In de brief gaat de minister in op de vrijheidsbeneming in deze zaak en op het gebruik van dwangmiddelen in deze en vergelijkbare kwesties. De bewindsman schrijft dat het zijn inzet is en die van het Openbaar Ministerie dat mensen die op een artistieke, uitdagende of scherpe manier deelnemen aan het maatschappelijk debat, daarvoor ook de ruimte krijgen. Achteraf bezien vindt hij dat de afweging tussen enerzijds het onderzoeksbelang en anderzijds het belang van de verdachte om in vrijheid te worden gesteld, tot een andere uitkomst had behoren te leiden waardoor de verdachte eerder in vrijheid zou zijn gesteld.
•
Kamerstukken II 2010/11, 32 500 VI, nr. 4
Nieuws
1923
Informatieverschaffing in civiele zaken wordt verruimd Partijen kunnen procedures op basis van een feitelijk goed gefundeerde inschatting voorkomen, althans in een vroegtijdig stadium beëindigen, als zij kunnen beschikken over alle relevante informatie. Het recht op inzage van bescheiden in civiele zaken wordt uitgebreid. De demissionaire Minister van Justitie publiceerde Hirsch Ballin op 1 oktober een voorontwerp tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het geldende recht op afschrift van bescheiden is neergelegd in art. 843a Rv. Hoewel die bepaling bij de herziening van het burgerlijke procesrecht in 2002 is uitgebreid om partijen ruimere mogelijkheden te geven om de waarheid boven tafel te krijgen, wordt daarvan in de praktijk beperkt gebruikgemaakt, omdat er onduidelijkheid bestaat over de reikwijdte ervan. Wel duidelijk is dat degene die afschrift van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking verlangt, bij die rechtsbetrekking partij moet zijn. Maar het is niet duidelijk of degene die de bescheiden bezit en van wie afschrift wordt verlangd eveneens bij die rechtsbetrekking partij moet zijn. In de jurisprudentie wordt die vraag zowel ontkennend als bevestigend beantwoord. Het voorgestelde art. 162a Rv verduidelijkt dat zowel de wederpartij als derden gehouden zijn afschrift van bescheiden te verschaffen. Die verduidelijking c.q. verruiming van het recht op inzage biedt
voordelen aan partijen. De tijdige opheldering van de feiten draagt bij aan een efficiëntere waarheidsvinding en stelt partijen in staat zich zo goed mogelijk op een procedure voor te bereiden. Partijen kunnen zo een procedure efficiënter voeren. Verwacht wordt dat (potentiële) partijen procedures op basis van een feitelijk goed gefundeerde inschatting kunnen voorkomen, althans in een vroegtijdig stadium kunnen beëindigen als zij kunnen beschikken over alle relevante informatie. Daardoor zal de wijziging ook bijdragen aan een snellere rechtspleging. En ook kwalitatief kan de rechter vermoedelijk betere uitspraken doen als de feiten duidelijk zijn. Ook de ‘equality of arms’ is gediend met de wijziging. Een informatie-asymmetrie, doordat de ene partij wel en de andere partij niet beschikt over informatie die voor de beoordeling van het geschil relevant is, wordt voorkomen.
Niet langer ultimum remedium Op grond van het bestaande art. 843a lid 4 Rv kan geen beroep op het recht worden gedaan als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van afschrift van de bescheiden is gewaarborgd. Het recht op afschrift van bescheiden lijkt daardoor ondergeschikt te zijn aan andere bewijsmiddelen, waaronder het (voorlopige) getuigenverhoor en het (voorlopig) deskundigenbericht.
In de rechtspraktijk zal minder vaak van (voorlopige) getuigenverhoren en (voorlopige) deskundigenberichten gebruik hoeven te worden gemaakt
Het wetsvoorstel brengt daarin verandering. Buiten twijfel wordt gesteld dat het recht op afschrift van bescheiden niet langer een soort ultimum remedium is, maar op gelijke voet met andere bewijsmiddelen staat. De voorgestelde regeling kan dan ook een goed alternatief zijn voor tijdrovende en kostbare (voorlopige) getuigenverhoren, die geen betere garantie voor waarheidsvinding bieden. Meestal zal het verschaffen van afschrift van bescheiden ook eenvoudiger zijn dan het gelasten van een (voorlopig) deskundigenbericht. Als de ruimte wordt benut die het wetsvoorstel biedt, dan zal in de rechtspraktijk waarschijnlijk minder vaak van (voorlopige) getuigenverhoren en (voorlopige) deskundigenberichten gebruik hoeven te worden gemaakt.
Afzonderlijke verzoekschriftprocedure Op het recht op in bescheiden vervatte informatie kan zowel in als buiten rechte een beroep worden gedaan. Als betrokkenen tegen de achtergrond van de voorgestelde regeling onderling tot een vergelijk komen, hoeft er helemaal geen rechter aan te pas te komen. Zo nodig kan het recht op informatie in rechte worden afgedwongen. Het huidige art. 843a Rv, waarin alleen wordt gesproken over ‘het vorderen’ van afschrift van bescheiden, lijkt te suggereren dat dat recht alleen in een dagvaardingsprocedure (een bodemprocedure of een kort geding) kan worden ingeroepen. Daarin wordt verandering gebracht. Net als bij een voorlopig getuigenverhoor en een voorlopig deskundigenbericht kan het recht in een afzonderlijke, daarop toegespitste verzoekschriftprocedure worden geëffectueerd. Die verzoekschriftprocedure kan niet alleen worden aangespannen voordat de zaak over
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2391
Nieuws
In de gevallen waarin een ongeoorloofde fishing expedition heeft plaatsgevonden, kan degene die daardoor schade heeft geleden deze op grond van het huidige recht verhalen de rechtsbetrekking, waaromtrent afschrift van bescheiden wordt verlangd, aanhangig is gemaakt. De verzoekschriftprocedure kan ook worden aangespannen terwijl het geding over de rechtsbetrekking, waaromtrent afschrift van bescheiden wordt verlangd, al aanhangig is. Degene die de bescheiden tot zijn beschikking heeft, kan ook partij zijn bij de rechtsbetrekking, waaromtrent afschrift van bescheiden wordt verzocht, maar dit hoeft niet. Het kan ook gaan om bescheiden die een derde tot zijn beschikking heeft.
Fishing expeditions In het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten wordt nogal eens misbruik gemaakt van de ‘discovery’
c.q. ‘disclosure of documents’ door te vissen naar informatie waarop helemaal geen recht bestaat. In dat verband wordt gesproken over ‘fishing expeditions’. Om ‘fishing expeditions’ te voorkomen, is in het conceptwetsvoorstel een beroep op het recht op afschrift van bescheiden aan de nodige voorwaarden verbonden. Het recht komt alleen toe aan degene die partij is bij een rechtsbetrekking, waarover een geschil is gerezen dan wel wordt verwacht. Dat veronderstelt dat zowel de aanspraak als het mogelijke geschil duidelijk kunnen worden geduid. Verder geldt altijd de wettelijke regeling art. 3:303 BW, waarin bepaald is dat niemand een rechtsvordering toekomt zonder voldoende
1924
Elf milieukamers Er zijn elf milieukamers ingericht in verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober. De milieukamers bevinden zich bij de sectoren bestuursrecht van de Rechtbanken Alkmaar, Amsterdam, Arnhem, Assen, Breda, ‘s-Gravenhage, ‘s-Hertogenbosch, Maastricht, Rotterdam, Utrecht en Zwolle. Nieuw is dat voortaan de sector bestuursrecht van de rechtbank milieuzaken in eerste aanleg afhandelt. Voor rechtzoekenden is belangrijk dat het beroep tegen een omgevingsvergunning bij de bevoegde sector bestuursrecht kan worden ingediend, ongeacht of er een milieuaspect speelt. De sectoren bestuursrecht zorgen ervoor dat een milieukamer de betreffende milieuzaken behandelt. In deze zaken wordt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de hogerberoepsrechter.
•
2392
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
belang. Het recht heeft betrekking op bepaalde bescheiden. De bescheiden moeten zo concreet worden geduid dat duidelijk is waarop aanspraak wordt gemaakt. Getoetst moet kunnen worden of degene die daarop aanspraak maakt, ook voldoende belang daarbij heeft. De mogelijkheden voor de rechter om het verschaffen van informatie af te wijzen op grond van verschoningsrechten, gewichtige redenen, strijd met de goede procesorde en de mogelijkheid om de voorwaarden waaronder en de wijze waarop verschaffing van informatie plaatsvindt te bepalen, bieden voldoende waarborgen om fishing expeditions tegen te gaan. In de – naar gehoopt wordt – spaarzame gevallen waarin toch een ongeoorloofde fishing expedition heeft plaatsgevonden, kan degene die daardoor schade heeft geleden, deze op grond van het huidige recht verhalen. Het voorontwerp is te raadplegen op www.njb.nl, rubriek Actuele Documenten, week 41.
•
Nieuws
1925
Naar een ideaal gerecht De behandeling van een zaak wordt gedomineerd door de regels en gebruiken in het rechtsgebied waarin de zaak volgens juristen thuishoort: civiel recht, strafrecht of bestuursrecht. Rechtspraak die daar strikt de hand aan houdt, leidt soms tot onlogische of onbegrijpelijke situaties. ‘Het is tijd voor een omslag in het denken. Het gaat in het ideale gerecht niet meer om het inpassen van behoeften en problemen in onze omgeving in het keurslijf van de organisatie naar drie rechtsgebieden. Het gaat om de vraag wat samenleving en rechtzoekenden eigenlijk echt vragen van de rechtspraak. Dat zal onontkoombaar leiden naar een andere, meer flexibele organisatie’. Dat zei Carla Eradus, president van de Rechtbank Amsterdam, in de jaarlijkse Rechtspraaklezing op 12 oktober waarin zij de contouren schetste van haar ideale gerecht. De organisatie van de rechtspraak heeft zich van oudsher gericht naar de indeling in drie rechtsgebieden, die ieder hun eigen procesrecht kennen. Daaruit zijn in de gerechten uiteindelijk de sectoren civiel recht, strafrecht en bestuursrecht ontstaan. Dat betekent dat de behandeling van een zaak wordt gedomineerd door de regels en gebruiken in het rechtsgebied waarin de zaak volgens juristen thuishoort. Rechtspraak die daar strikt de hand aan houdt, leidt volgens Eradus soms tot onlogische of onbegrijpelijke situaties. Als voorbeeld voerde de rechtbankpresident een slachtoffer van een ernstig verkeersongeval op. Als het tegenzit, moet zo’n slachtoffer zich door meerdere zaken heen worstelen, nog los van de appelmogelijkheden. Hij kan zich voegen
als benadeelde in een eventueel strafproces. Bij de civiele rechter kan hij de schadevergoeding vorderen waarvoor meer onderzoek nodig is dan in het strafrecht mogelijk is. Bij de kortgedingrechter kan hij zo nodig een voorschot op de schadevergoeding vorderen. Tijdens de buitengerechtelijke onderhandelingen met de aansprakelijke partij kan hij terecht bij
sieve manier aan de behandeling van zaken. Centraal zal staan dat de rechtspraak vraaggericht werkt vanuit de eigen positie in het staatsbestel. De indeling naar drie rechtsgebieden is niet meer dominant. Bij de inrichting van de rechterlijke organisatie wordt in hoofdzaak onderscheid gemaakt tussen zaken over kwesties die ter vrije bepaling van partijen
De organisatie van de rechtspraak heeft zich van oudsher gericht naar de indeling in drie rechtsgebieden, die ieder hun eigen procesrecht kennen. de deelgeschilrechter als de onderhandelingen vastlopen. Is hij werknemer, dan belandt hij misschien ook bij de kantonrechter. Bij de bestuursrechter kan hij aanspraken op sociale voorzieningen effectueren, waarbij naast de WIA-uitkering te denken is aan bijvoorbeeld noodzakelijke aanpassingen in de woning, een vervoersvergoeding of een persoonsgebonden budget. In veel van deze zaken gaat het vaak vooral om de vraag: wat zijn de ongevalgevolgen en wie moet die dragen? Eradus pleit voor een systeem waarin het slachtoffer die kwestie integraal kan voorleggen aan de rechter en in één keer op zo veel mogelijk punten uitsluitsel krijgt.
Naar een andere rechterlijke organisatie In het ideale gerecht van de toekomst werken deskundige rechters en juridisch medewerkers op een respon-
staan en zaken waarin processuele waarborgen voor de uitoefening van overheidsgezag een centrale plaats innemen. Dat onderscheid is terug te voeren op de rol van de rechter in de balans tussen privaatrecht en publiekrecht. De inrichting van de werkstromen in het ideale gerecht zal mede door de vragen van de omgeving worden bepaald en niet door de juridische kijk op de indeling in rechtsgebieden. Rechters en juridisch medewerkers kunnen daarin hun expertise optimaal inzetten. Administratief medewerkers krijgen een uitdagender rol. Het zal zonder twijfel bijdragen aan een hogere kwaliteit van de rechtspraak, denkt rechtbankpresident Eradus. De lezing is opgenomen op www. njb.nl, rubriek Actuele Documenten, week 41.
•
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2393
Nieuws
1926
Nieuw stelsel griffierechten per 1 november Vanaf 1 november zijn er vaste tarieven voor griffierechten in civiele zaken bij elke gerechtelijke instantie in Nederland van kracht. Een wetsvoorstel dat voorziet in een nieuwe regeling inzake de heffing en inning van griffierechten in burgerlijke zaken is op 29 september jl. door de Eerste Kamer aanvaard (Kamerstukken 31 758). De huidige methode van berekening van de hoogte van het griffierecht is te ingewikkeld en leidt tot grote diversiteit aan tarieven. Een stelsel met vaste tarieven
in een beperkt aantal zaakscategorieën moet het niet alleen voor burgers en rechtshulpverleners makkelijker en overzichtelijker maken, maar ook voor de griffies van de gerechten die hun werkbelasting zien dalen. Voor mensen met een laag inkomen komt er een vast laag tarief in plaats van de gedeeltelijke vrijstellingsregeling, die nu wordt gebruikt. De heffing en incasso van griffierechten gebeurt straks aan het begin van de juridische procedure.
Deze werkwijze gaat in op 1 januari 2011. Wordt het griffierecht niet tijdig betaald, dan heeft dat gevolgen voor het proces. Het nieuwe stelsel in civiele zaken is na aanvaarding door de Eerste Kamer meer in lijn met het griffierechtenstelsel in bestuursrechtelijke zaken. Ook daar zijn er een beperkt aantal vaste tarieven en wordt het griffierecht aan het begin van de procedure geheven en geïnd. Het nieuwe stelsel ziet er zo uit:
Aard c.q. hoogte van de vordering of het
Grif-
Griffie-
Griffie-
Aard c.q. hoogte van de vordering of het
Grif-
Griffie-
Griffie-
verzoek
fierecht
recht voor
recht voor
verzoek
fierecht
recht voor
recht voor
voor
natuur-
on- en min
voor
natuur-
on- en min
rechts-
lijke perso-
vermo-
rechts-
lijke perso-
vermo-
perso-
nen
genden
perso-
nen
genden
€ 640
€ 280
€ 280
€ 1 745
€ 640
€ 280
€ 4 650
€ 1 455
€ 280
€ 700
€ 290
€ 290
€ 2 325
€ 700
€ 290
€ 5 815
€ 1 745
€ 290
nen
nen
Griffierechten bij de Sector Kanton van de
Griffierechten bij de Gerechtshoven
rechtbank
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:
– van onbepaalde waarde of
– van onbepaalde waarde of – met een beloop van niet meer dan € 500 in
– met een beloop van niet meer dan € 105
€ 70
€ 70
€ 280
€ 140
€ 70
hoofdsom
€ 12 500 in hoofdsom Zaken met betrekking tot een vordering, dan
Zaken met betrekking tot een vordering, dan
wel een verzoek met een beloop van meer
wel een verzoek met een beloop van meer dan
dan € 12 500 en niet meer dan € 100 000 in
€ 500 in hoofdsom.
hoofdsom.
Griffierechten bij de Sector Civiel van de
Zaken met betrekking tot een vordering, dan
rechtbank
wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100 000 in hoofdsom.
Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:
Griffierechten bij de Hoge Raad
– van onbepaalde waarde of
Zaken met betrekking tot een vordering, dan
– met een beloop van meer dan € 5000 en niet
€ 560
€ 255
€ 70
wel een verzoek: – van onbepaalde waarde of
meer dan € 12 500 in hoofdsom
– met een beloop van niet meer dan
Zaken met betrekking tot een vordering, dan
€ 12 500 in hoofdsom
wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12 500 en niet meer dan
Zaken met betrekking tot een vordering, dan
€ 100 000 in hoofdsom
€ 1 165
€ 580
€ 70
Zaken met betrekking tot een vordering, dan
€ 3 490
€ 1 395
€ 70
wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100 000 in hoofdsom
wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12 500 en niet meer dan € 100 000 in hoofdsom. Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100 000 in hoofdsom.
2394
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
Universitair nieuws
Wilt u dat uw (juridische) proefschrift of dat van iemand die u kent besproken wordt in deze rubriek dan kunt u uw proefschrift sturen naar het redactiebureau; zie colofon.
Oraties Vormen verzuimd tijdens het politieverhoor Het strafrecht moet ervoor zorgen dat de ware schuldige wordt bestraft, maar ook dat dit op een behoorlijke, fatsoenlijke manier gebeurd. Het hele systeem van strafvordering is erop gericht de waarheidsvinding zo behoorlijk mogelijk te laten verlopen. De overheid heeft de publiekrechtelijke verplichting de rechten van elke burger overeenkomstig de eisen van de rechtsstaat te respecteren. In zijn op 14 oktober uitgesproken oratie ging prof. dr. Tom Blom in op de vormen die bij de opsporing van strafbare feiten, in het bijzonder bij het verhoor van de verdachte, in acht genomen moeten worden. Ook noemde hij de consequenties die verbonden moeten worden aan het niet in acht nemen van die vormen. Daarbij werden onder meer de volgende vragen behandeld: Welke vormen moeten er tijdens een verhoor in acht genomen worden? Waarom moet op de overtreding van die vormen worden gereageerd? Hoe wordt er in het strafprocesrecht gereageerd op vormverzuimen? Kan binnen het huidige systeem effectief worden opgetreden tegen vormverzuimen? Op welke punten kan dit systeem worden verbeterd en welke uitgangspunten moeten daarbij dan gelden? Met deze rede aanvaardde Blom de leerstoel Straf- en Strafprocesrecht aan de Universiteit van Amsterdam. De rol van het Internationaal Strafhof bij de preventie van ‘atrocity crimes’ Op 18 oktober aanvaardde prof. dr. Héctor Olásolo Alonso zijn ambt als hoogleraar Internationaal straf- en strafprocesrecht, in het bijzonder het recht van de internationale straftribunalen, aan de Faculteit Recht, Economie, Bestuur & Organisatie van de Universiteit Utrecht met het uitspreken van een oratie getiteld ‘The role
of the international criminal court in preventing atrocity crimes through timely intervention’. Samenlevingen moeten een lange weg afleggen om af te rekenen met ‘atrocity crimes’ (genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden). Hoe ze met zulke tragische situaties omspringen bepaalt de keuze om het nationale potentieel te behouden dan wel te vernietigen. Dit vereist naast collectieve inzet en een organisatorische context echter ook uitgebreide planning en voorbereidingen. Preventie wordt daarbij een steeds prominentere rol toegedicht. In zijn oratie ging Hector Olasolo Alonso in op de rol van het Internationaal Strafhof bij de implementatie van het begrip ‘de verantwoordelijkheid om te beschermen’ door bij te dragen aan de preventie van ‘atrocity crimes’, en niet alleen door de straffeloosheid voor in het verleden begane misdaden op te heffen. Tevens uitte hij zijn bezorgdheid over het vermeende gebrek aan legitimiteit van het Internationaal Strafhof om dit te bewerkstelligen en boog hij zich over de vraag of dit het werk van de Veiligheidsraad niet dwarsboomt.
•
Promoties De advocaat in het burgerlijk proces De afgelopen decennia is er in het burgerlijk proces een nieuwe verhouding tussen advocaat en rechter ontstaan. De lijdelijke rechter is niet meer. Nu is hij een case manager en moet hij actief sturen zodat het proces zo eerlijk en efficiënt mogelijk verloopt. Daarmee is de vanzelfsprekendheid van de advocaat als dominus litis in het proces eveneens voorbij. Is dat aan hemzelf te wijten? In elk geval blijkt dat hervormingen van het procesrecht in Engeland, Duitsland en Nederland de advocaat in het defensief hebben gedrongen. De advocaat zal zowel tegenover de rechter als tegenover zijn eigen cliënt steeds zijn meerwaarde moeten bewijzen. Het proefschrift waarop Richard Verkijk op 8 oktober promo-
veerde aan de Universiteit Maastricht onderzoekt normen die voor advocaten gelden in het burgerlijk proces: procesrechtelijke, gedrags- en tuchtrechtelijke en civielrechtelijke normen. De centrale vraag daarbij is hoe het normenkader onder invloed van procesrechthervormingen is veranderd en omgekeerd, hoe die normen tot hervormingen van het procesrecht hebben geleid. Promotores van het onderzoek waren prof. C.H. van Rhee en prof. W.D.H. Asser. Het onderzoek behelst in de eerste plaats een brede verkenning van de rol van de advocaat in het burgerlijk proces in de drie genoemde landen. Wat betekent het dat de Engelse advocaat officer of the court is en de Duitse advocaat Organ der Rechtspflege? Waarom is de Nederlandse advocaat toch als officer of the court aan te merken? Hoe is sinds de jaren zestig de verhouding tussen de advocaat en de cliënt veranderd? Welke eisen worden gesteld aan het procesadvies dat de advocaat zijn cliënt geeft? Vervolgens komt aan de orde dat de advocaat weliswaar een belangrijke rol in het proces inneemt maar dat aan zijn rechtsbijstand ongewenste neveneffecten kunnen kleven: vertragingen, onnodige kosten of een belemmerde waarheidsvinding. Vier verschillende ontwikkelingen kunnen die ongewenste neveneffecten tegengaan. De belangrijkste is een versterking van de invloed van de rechter op het proces. Dat kan leiden tot een efficiënter proces maar mogelijk ook tot betere rechtsbescherming van partijen. Dat laatste impliceert dat de kwaliteit van rechtshulpverlening te wensen zou overlaten. Vooral in Duitsland staan rechters zeer kritisch tegenover advocaten. Ten tweede stelt het procesrecht hogere eisen aan partijen die procederen. Er gelden strengere termijnen, scherpere sancties op procedurele overtredingen of een waarheidsplicht. Dit heeft niet alleen voor de partijen maar ook voor hun advocaten gevolgen. Hún risico op fouten en dus op claims en op reputatieverlies neemt toe. Ten derde kan op de advocaat meer verantwoordelijkheid worden gelegd voor een eerlijke en efficiënte procedure. Het effectueren van die verantwoordelijkheid kan door sancties of
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2395
1927
Universitair nieuws
door ‘intrinsieke aanvaarding’, zoals zelfcontrole of gedragsregels. Ten slotte kan een sterkere positie van de cliënt tegenover de advocaat tot een efficiënter proces leiden. Uit de analyse van de proceshervormingen blijkt dat kosten en vertragingen soms worden toegeschreven aan het uiteenlopen van de belangen van advocaten en hun cliënten. Het is daarom belangrijk dat cliënten meer controle op hun advocaten kunnen uitoefenen zodat de advocaat meer rekening houdt met het belang van zijn cliënt. De conclusie is dat de advocaat in het hedendaagse burgerlijk proces een andere rol moet vervullen dan voorheen, maar dat zijn rechtsbijstand nog steeds van groot belang is. R. Verkijk De advocaat in het burgerlijk proces Boom Juridische uitgevers 2010, 872 p., € 95 ISBN 9789089743473
Moet jij niet naar school? Het is sinds 1970 niet meer mogelijk om met thuisonderwijs aan de leerplichtwet te voldoen. De regering moet dit verbod heroverwegen door een zorgvuldige afweging te maken tussen de belangen van ouders en hun kinderen en de doelstellingen van de leerplicht. Daarbij moet de regering zich baseren op wetenschappelijk onderzoek en niet op vooronderstellingen. Dat stelt Joke Sperling in haar proefschrift ‘Moet jij niet naar school?’ Zij promoveerde op 14 oktober 2010 aan de Erasmus Universiteit, met prof. dr. D. Mentink als promotor. Sperling deed als eerste onderwijsjuridisch onderzoek naar thuisonderwijs in Nederland. Zij onderzocht of het verbod van thuisonderwijs in overeenstemming is met verdragsbepalingen waarin staat dat ouders het recht hebben om de opvoeding van en het onderwijs aan hun kinderen te bepalen. Tevens analyseerde ze hoe thuisonderwijs zich verhoudt tot artikel 23 van de Grondwet en de vrijheid van onderwijs. Daarnaast bespreekt zij hoe thuisonderwijs wettelijk was vormgegeven en hoe dat momenteel nog het geval is in een aantal met Nederland vergelijkbare landen.
2396
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
Thuisonderwijs, of ‘huisonderwijs’ zoals destijds de wettelijke term was, was steeds een volwaardig onderdeel van het Nederlandse onderwijsbestel en het ouderlijke keuzerecht. Lange tijd stond de vrijheid van onderwijs zelfs gelijk aan de vrijheid van huisonderwijs. Ouders konden met het (laten) geven van thuisonderwijs aan de leerplichtwet voldoen, mits dat onderwijs kwalitatief voldoende was en zij toezicht door de onderwijsinspectie toelieten. In 1969 werd het echter uit de leerplichtwet geschrapt. De noodzaak voor deze beperking van het ouderlijke keuzerecht en de vrijheid van onderwijs werd uitsluitend gemotiveerd met politiek-ideologische argumenten. Sindsdien zijn ouders verplicht hun kinderen op een school te laten onderwijzen. Alleen ouders die op grond van hun levensbeschouwing bedenkingen hebben tegen het onderwijs op de scholen in hun omgeving kunnen zich tegenwoordig nog in een situatie brengen waarin zij hun kinderen zelf onderwijs geven, door een beroep te doen op vrijstelling wegens gewetensbezwaren. Maar de leerplichtwet stelt in dat geval geen inhoudelijke voorwaarden aan dat onderwijs en de overheid houdt daarop geen toezicht. Het parlement vindt dat de regering het recht op onderwijs van ook deze kinderen moet garanderen. Het heeft daarom aangedrongen op wetgeving die deze ouders verplicht hun kinderen deugdelijk alternatief onderwijs te geven en mee te werken aan overheidstoezicht.
Er is bovendien een groeiend aantal ouders dat hun kinderen om andere redenen thuisonderwijs wil geven. Zij voeren aan dat met thuisonderwijs beter kan worden aangesloten bij de individuele onderwijsbehoeften van kinderen en dat onderzoek steun verleent aan de opvatting dat kinderen via thuisonderwijs goede leerresultaten kunnen realiseren. Verder wijzen zij er op dat ouders in veel westerse landen wél met het geven van thuisonderwijs aan de leerplicht kunnen voldoen. Voorstanders dringen dan ook aan op herinvoering. De regering worstelt al jaren met een antwoord op de vraag of zij thuisonderwijs weer een onderwijsvorm in de zin van de leerplichtwet moet maken. Sperling stelt dat dit antwoord moet worden gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en een zorgvuldige afweging tussen de belangen van ouders en hun kinderen en de doelstellingen van de leerplicht. Deze benadering zal er volgens haar toe leiden dat de wetgever thuisonderwijs weer mogelijk maakt, daaraan kwaliteitsvoorwaarden stelt en toezicht houdt op de naleving van die voorwaarden. Om de regering een handreiking te geven, heeft zij een tekst voor een wetsontwerp opgesteld. Joke Sperling Moet jij niet naar school? Een onderzoek naar de juridische aspecten van thuisonderwijs vanuit Nederlands en rechtsvergelijkend perspectief
•
Scripties De redactie biedt aan studenten de mogelijkheid om met een korte samenvatting van hun masterscriptie in dit tijdschrift te komen. Hiernaast wordt de gehele versie van het document op de website van het NJB geplaatst. De redactie wil graag een podium bieden voor de vele mooie juridische teksten en innovatieve opvattingen van studenten die tot nu toe nog te weinig onder de aandacht komen van de vele juristen die in ons land werkzaam zijn. Heb je belangstelling om te worden geselecteerd voor opname van een samenvatting van je masterscriptie in het NJB? Stuur dan je scriptie, voorzien van een samenvatting van maximaal 200 woorden, het eindcijfer (minimaal een acht) dat je voor de scriptie hebt ontvangen en ook je afstudeerrichting en de naam van je scriptiebegeleider, naar het redactiebureau van het NJB, postbus 30104, 2500 GC Den Haag of e-mail:
[email protected].
Personalia Tijdschriften 1928
Hoge Raad
rijke rol gespeeld bij de totstandkoming van deze voorstellen.’
Hoogleraren
Mr. Fred Hammerstein, raadsheer in de Hoge Raad, is op 30 september benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. Hij ontving de koninklijke onderscheiding uit handen van demissionair minister van Justitie en Binnenlandse Zaken Ernst Hirsch Ballin. Over het conceptwetsvoorstel Versterking cassatierechtspraak dat door de ministerraad werd goedgekeurd zei de minister: ‘Het zal u allen duidelijk zijn dat deze belangrijke vernieuwing van de cassatierechtspraak niet voor niets ook wel ‘het wetsontwerp Hammerstein’ wordt genoemd. Als voorzitter van de Commissie Normstellende Rol Hoge Raad heeft Fred Hammerstein een bijzonder belang-
Prof. dr. Patrick Van Calster is per 1 september 2010 benoemd tot hoogleraar aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij bekleedt de leerstoel Criminologie. Van Calster zal de criminologie benaderen vanuit zowel een sociaalwetenschappelijk als strafrechtelijk perspectief. Van Calster was tot voor kort werkzaam als universitair hoofddocent bij het Instituut strafrecht en criminologie aan de Universiteit Leiden. Van Calsters onderzoeksgebieden en –interesses liggen op het terrein van ethiek en politionele/justitiële praktijken, met een bijzondere interesse voor informatiegestuurde politie en justitie. De Universiteit van Tilburg heeft dr. Sophie van Bijsterveld benoemd tot bijzonder hoogleraar op de leerstoel Religie, rechtsstaat en samenleving
Voor het plaatsen van berichten in deze rubriek kunt u uw tips en informatie naar
[email protected] sturen.
bij de Faculteit Geesteswetenschappen. Sophie van Bijsterveld is Eerste Kamerlid voor het CDA en hoofddocent Europees en Internationaal Publiekrecht aan de UvT. De leerstoel stelt de veranderende positie van religie in het publieke domein centraal.
Advocaten Bart van der Wiel is benoemd tot partner bij Houthoff Buruma. Hij maakt deel uit van de sectie Corporate Litigation, waarbinnen hij met name actief is in de cassatiepraktijk. Hij zal zich als litigationpartner van Houthoff Buruma primair met (cassatie)zaken op algemeen vermogensrechtelijk gebied bezighouden, met nadruk op de financiële sector en de energiebranche.
•
Agenda
VBR Publicatieprijs 2010 In 2011 bestaat de Vereniging voor Burgerlijk Recht vijfentwintig jaar. Om dat jubileum te vieren, stelt het bestuur van de VBR een jaarlijks uit te reiken VBR Publicatieprijs in. De prijs wordt toegekend aan de auteurs(s) van het artikel dat in 2010 de meest belangwekkende bijdrage leverde aan de kennis en verbetering van het burgerlijk recht in brede zin. Op de voorjaarsvergadering 2011 zal bekend worden gemaakt wie de winnaar is van de VBR Publicatieprijs 2010. Een deskundige jury onder voorzitterschap van prof. mr. G.E. van Maanen (Universiteit Maastricht) kiest uit alle inzendingen de meest prominente wetenschappelij-
ke publicatie die in 2010 op het vlak van het burgerlijk recht verscheen. Wilt u een publicatie nomineren voor de VBR Publicatieprijs 2010? Lees dan op de website van de VBR (www.verenigingvoorburgerlijkrecht. nl) het juryreglement voor de precieze regels. Stuur uw nominatie in naar
[email protected] onder vermelding van ‘nominatie 2010’.
28 10 2010 VAR-studiemiddag ‘Wet aanpassing bestuursprocesrecht’ Op 23 juli 2010 is het langverwachte wetsvoorstel Wet aanpassing bestuursprocesrecht bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II,
2009/10, 32 450, nrs. 1-4). De VAR wil bijdragen aan het debat over deze wettelijke regeling door er een studiemiddag over te organiseren. Eerst zal mr.drs. Dorien Brugman (wetgevingsjurist bij het Ministerie van Justitie) een inleidend overzicht geven van de wijzigingen die in de Wet aanpassing bestuursprocesrecht worden voorgesteld. Daarbij wordt ook ingegaan op de relatie met andere recente bestuursprocesrechtelijke noviteiten (zoals die uit de Crisis- en herstelwet). Vervolgens worden drie onderwerpen nader uitgediept. Mr.drs. André Verburg (rechter in de rechtbank Utrecht) gaat nader in op de nieuwe regeling inzake vervangende besluiten hangende bezwaar en beroep (artikel 6:19) en het aangescherpte artikel 8:72 over
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2397
1929
Agenda
spelers op dit terrein samen, die gewicht in de schaal kunnen leggen in de laatste fase van het traject voor de aanname van het wetsvoorstel door de Staten Generaal. Avondvoorzitter is mr. dr. Quirine Eijkman, voorzitter NJCM, senior-onderzoeker/ docent Centrum voor Terrorisme en Contraterrorisme, Universiteit Leiden - Campus Den Haag. Als sprekers zullen optreden: mr. Laurien Koster, voorzitter Commissie gelijke behandeling; dr. Yvonne Donders, directeur Amsterdam Centre for International Law, associate professor International Law, Universiteit van Amsterdam en drs. Pierre Heijnen, Tweede Kamerlid (PvdA)
17 11 2010 Fundamental rights within Europe’s internal market
bevestiging van inschrijving. Kosten: € 75 (voor leden én
Tijd: 19.30-21.30. Inloop 19.00 uur
[email protected], tel. 030 – 253 7047 of fax 030 – 253 7067.
niet-leden) en gratis voor studentleden, over te maken op
Plaats: Nieuwspoort, Lange Poten 10, 2511 CL Den Haag
gironummer 41521, t.n.v. VAR Vereniging voor bestuurs-
Aanmelding: NJCM secretariaat T 071-527 7748, F
recht te Eemnes, onder vermelding ‘studiemiddag 28
071-527 7383,
[email protected], www.NJCM.nl.
oktober 2010’. U ontvangt geen factuur.
Toegang: gratis. Syllabus: € 5 (€ 12,50 voor NJCM-leden)
de uitspraakbevoegdheden van de bestuursrechter. Het onderwerp rechtseenheid wordt besproken door mr. Sandra van Heukelom-Verhage (advocaat Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn). Mr.drs. Theo Simons (president Centrale Raad van Beroep) neemt het hoger beroep, waaronder de invoering van incidenteel appel, voor zijn rekening. Als voorzitter zal optreden prof. mr. Bart Jan van Ettekoven, voorzitter van de VAR. Tijd: van 14.00 uur (ontvangst met koffie en thee vanaf 13.30 uur) - 17.00 uur met aansluitend borrel. Plaats: vergadercentrum Hoog Brabant in Utrecht. Aanmelden: via www.verenigingvoorbestuursrecht.nl. Het aantal plaatsen is beperkt. U ontvangt geen afzonderlijke
Inlichtingen: www.verenigingvoorbestuursrecht.nl, mr.drs. Dorien Brugman, tel. 070-370 80 91 (kantooruren), e-mail
[email protected]
28 10 2010 Nieuw mensenrechteninstituut: vorm of inhoud? Het NJCM organiseert op donderdag 28 oktober 2010 een symposium over het nationaal mensenrechteninstituut in oprichting. Eind augustus is het wetsvoorstel over de omvorming van de Commissie gelijke behandeling tot het College voor de rechten van de mens ingediend (32 467). Uit het advies van de Raad van State blijkt dat de Raad de oprichting van het nationaal mensenrechteninstituut wenselijk acht. De Raad plaatst echter wel een aantal kanttekeningen bij het wetsvoorstel. Ook mensenrechtenorganisaties verwelkomen de komst van het instituut. Tegelijkertijd worstelen ook zij met verschillende vragen. Zoals, voldoet het wetsvoorstel wel aan de vereisten van onafhankelijkheid op grond van de Paris Principles van de Verenigde Naties? Is er een evenwichtige taakverdeling tussen de gelijkebehandelings- en mensenrechtentaken? Kortom: is de oprichting van het nationaal mensenrechteninstituut voor de vorm of levert het een inhoudelijke bijdrage aan de naleving van mensenrechten in Nederland? Het NJCM brengt belangrijke
2398
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
03 11 2011 Het dilemma van de Noordzee: intensief gebruik én het grootste natuurgebied van Nederland De natuurkwaliteit van de Noordzee is sterk achteruit gegaan. In dit grootste natuurgebied van Nederland vinden veel activiteiten plaats die begrensd moeten worden om de natuur te kunnen beschermen, zoals intensieve visserij, zeescheepvaart, zandwinning en -suppletie en opwekking van windenergie. Tijdens deze studiemiddag van de Vereniging voor Milieurecht en de Stichting de Noordzee spreken vijf deskundigen over de juridische knelpunten en ontwikkelingen in de gebieds- en soortenbescherming in de Noordzee, en over de toelaatbaarheid van de visserij en de aanleg van windturbineparken. De Stichting de Noordzee presenteert haar visie op een integrale benadering van ruimtelijke beschermingsmaatregelen voor de Noordzee.
Het Europa Instituut van de Universiteit Utrecht organiseert de lezing ‘The protection of fundamental rights within Europe’s internal market since Lisbon’ De lezing zal verzorgd worden door mr. dr. Sybe A. de Vries, universitair hoofddocent Europees recht aan de Universiteit Utrecht. Dr. Xavier Groussot, Universiteit van Lund, Zweden, zal kritisch reflecteren. Tijd: woensdag 17 november, 16.00 – 18.00 uur Plaats: Academiegebouw, Belle van Zuylenzaal, Domplein 29, Utrecht Inlichtingen en aanmelding: Toegang is vrij, wel graag aanmelden voor 12 november bij Magda Roos via email
17 11 2010 Rotterdams Juridisch Genootschap De voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, mr. F.W. H. van de Emster, houdt een voordracht over het onderwerp ‘Law must be stable and yet it cannot stand still. En datzelfde geldt voor de Rechterlijke Organisatie.’ Tijd: woensdag 17 november, 20.00 uur Plaats: Sociëteit ‘De Maas’, Veerdam 1, Rotterdam Inlichtingen en aanmelding: mr. F.E. Roos, e-mail: froos@ akd.nl; tel. 088-2535540.
19 11 2010 Deskundigheid en Objectiviteit
NOvA-punten: 2; bij uw inschrijving kunt u aangeven of u
Het Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen (LRGD) organiseert in samenwerking met Leyden School of Law & Economics (LSLE) een symposium waarin u vanuit verschillende disciplines inzichten krijgt op welke wijze objectiviteit in de praktijk door deskundigen wordt ingevuld. Wat zijn de grenzen, (juridische) normen en beroepsethiek die hierbij een rol spelen? Aan de orde komen deskundigheid en objectiviteit bij respectievelijk waardering van bedrijf en onderneming, waardering van onroerend goed, bouwkundige schade, in de medische omgeving, in de rechtsgang en in een bestuursrechtelijke omgeving.
NOvA-punten wenst te ontvangen. Voor de NOvA-
Tijd: vrijdag 19 november, 10.00 – 17.30 uur
punten wordt € 75 per dagdeel gerekend.
Plaats: Hotel Vianen
Tijd: 14.00 – 17.00 uur. Plaats: Universiteit Utrecht, Achter Sint Pieter, Raadszaal Aanmelding en informatie: www.milieurecht.nl. Kosten: leden VMR gratis, niet-leden € 85.
Inlichtingen en aanmelding: via http://lrgd.nl/node/261
Agenda
24 11 2010 Bouwen met de CHW Advocatenkantoor Stibbe organiseert een congres over Bouwen met de Crisis- en Herstelwet - de eerste ervaringen. Tijdens het congres zal een zestal experts onder leiding van een deskundige dagvoorzitter samen met de deelnemers aan het congres proberen te komen tot heldere antwoorden. Daarbij zal de werking van de CHW worden belicht vanuit diverse perspectieven (een algemeen praktisch-wetenschappelijk perspectief, het perspectief van de gemeente, het perspectief van de advocaat en het perspectief van de rechter). Daarnaast zal er aandacht zijn voor de vraag welke (financiële) steun van de overheid kan worden verwacht bij het vlottrekken van projecten. Ten slotte zal ook worden ingegaan op de betekenis van de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die per 1 oktober 2010 in werking is getreden. Sprekers zijn: Aaldert ten Veen (Stibbe), Friso de Zeeuw (praktijkhoogleraar TU Delft en Bouwfonds), Marco Lurks (VNG), Tom Barkhuysen/ Tijn Kortmann (Stibbe; Universiteit Leiden, Universiteit Utrecht, Niels Koeman (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State), Manfred Fokkema (PurpleBlue). Tijd: woensdag 24 november, 12.30 – 17.00 uur Plaats: de Stibbetoren te Amsterdam Inlichtingen en aanmelding: via
[email protected]. Er is een beperkt aantal kaarten beschikbaar.
03 12 2010 Hoger beroep Het onderwerp van de najaarsvergadering van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht (NVvP) is ‘Hoger Beroep’. Voor dit onderwerp is om een aantal redenen gekozen. In de eerste plaats is vernomen dat de afdeling wetgeving van het Ministerie van Justitie het hoger beroep binnen afzienbare tijd ter hand zal nemen en met wijzigingsvoorstellen zal komen. In de tweede plaats doet zich de vraag voor of de op handen zijnde beperking van de toegang tot de Hoge Raad gevolgen heeft voor de appelprocedure. In de derde plaats speelt de vraag in hoeverre de appelprocedure geraakt wordt door de omstandigheid dat in eerste instantie, in ieder geval naar de mening van sommigen, minder bewijsincidenten plaatsvinden. In dit licht wordt gemeend dat het tevens interessant is om na te gaan wat de
praktijk is in het Antilliaanse appelrecht, dat althans in de wet anders is vormgegeven dan het Nederlandse: zijn hieruit voor Nederland lessen te trekken? Traditiegetrouw wordt ook plaats ingeruimd voor een vergelijking met de ervaringen binnen het bestuursrecht. Als inleiders zullen optreden mr. G.C.C. Lewin (raadsheer Gerechtshof Amsterdam), mevrouw mr. P.A. Willemsen (docent en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht, Afdeling Staats- en Bestuursrecht) en mevrouw mr. E.M. Wesseling-van Gent (Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad). Tijd: vrijdag 3 december, aanvang 14.00 uur
toelaten en laten groeien van herstelgerichte procedures in strafzaken niet een noodzakelijk teken van vertrouwen in de burgers, dat hen in staat zal stellen met meer zelfvertrouwen conflicten te beheersen en constructief te maken? Ter gelegenheid van zijn tienjarig bestaan organiseert het Tijdschrift voor Herstelrecht in samenwerking met het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen, Universiteit Utrecht en de vakgroep strafrecht, Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Erasmus Universiteit een symposium dat gewijd is aan deze vragen.
Plaats: ten kantore van Houthoff Buruma te Amsterdam
Tijd: vrijdag 3 december
Inlichtingen en aanmelding: De vergadering is uitsluitend
Plaats: Universiteit Utrecht, Raadzaal, Achter Sint Pieter
toegankelijk voor leden van de vereniging. Aan het
200, 3512 HT Utrecht
bijwonen hiervan zijn geen kosten verbonden. Advocaten
Inlichtingen en aanmelding: bij het secretariaat van het
die de gehele vergadering bijwonen komen in aanmerking
Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen,
voor twee studiepunten in het kader van de Verordening op
Boothstraat 6, 3512 BW Utrecht, tel. 030 2537137 / 7299,
de vakbekwaamheid. Enige tijd voor de bijeenkomst
e-mail:
[email protected], aanmelding voor 15 november.
ontvangen de leden een uitnodiging. Inlichtingen kunnen worden ingewonnen bij: mr. R.B. Gerretsen (secretaris) en mr. H.T. Verhaar (adjunct-secretaris), Postbus 1110, 3000 BC Rotterdam, tel. 010 - 224 00 451, e-mail nvvp@ nautadutilh.com, of via www.nvvprocesrecht.nl.
03 12 2010 Herstelrecht, democratie en actief burgerschap Onze samenleving is in de ban van een steeds repressiever wordend strafrecht, maar is niet juist een herstelrechtelijke benadering van onze criminaliteits-verschijnselen meer dan ooit noodzakelijk om uit deze escalerende negatieve dynamiek te ontsnappen? Als het waar is dat onze criminaliteit samenhangt met individualisering en met afnemend normbesef, biedt het herstelrecht met zijn vormen van bemiddeling en herstelgericht groepsoverleg dan niet een uitstekende methode om de anonimiteit en de angst voor de ander weg te nemen en gezamenlijke normen vast te stellen of opnieuw te bevestigen? De burgerlijke verantwoordelijkheid wordt door recente kabinetten steeds opnieuw beklemtoond, maar deze lijkt niet te worden gestimuleerd, maar eerder te worden ontkend door een steeds grotere greep van de strafjustitie op de samenleving in het kader van veiligheidsbeleid. Kan een samenleving van tegen elkaar opgezette en voor elkaar angstige burgers, die telkens van de staat een repressief antwoord verlangen, een democratie vormen en in stand houden? Is het
14 12 2010 Najaarsvergadering Vereniging voor Burgerlijk Recht De najaarsvergadering van de VBR is dit jaar gewijd aan Europeanisering van het goederenrecht en verbintenissenrecht. Als preadviseurs zullen optreden prof. mr. A.L.M. Keirse en prof. mr. P.M. Veder (beiden verbonden aan de Universiteit Utrecht). Tijd: 14.00 uur. Plaats: Hoge Raad der Nederlanden, Kazernestraat 52, 2514 CV Den Haag Aanmelding: via de adjunct-secretaris van de vereniging:Mw. Mr. C.W.M. Lieverse, Postbus 71170, 1008 BD Amsterdam, email:
[email protected]
16 12 2010 Turks personen- en familierecht in de Nederlandse rechtspraktijk Tijdens een symposium, dat plaatsvindt bij de Hoge Raad der Nederlanden, behandelen drie sprekers de volgende thema’s: – The Development of the Turkish Civil Code - prof.dr. E. Örücü (University of Glasgow) – De toepassing van het Turkse personen- en familierecht in de Nederlandse rechtspraktijk - mr. N. Türkkol (advocaat te Amsterdam) – Toetsing van het Turks Burgerlijk Wetboek aan de Principles of European Family Law - prof.dr. M. Antokolskaia (Vrije Universiteit Amsterdam)
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
2399
Agenda
Na afloop van het symposium worden de eerste exemplaren van het boek ‘Nederlandse vertaling Turks Burgerlijk Wetboek’ (F.J.A. van der Velden & F. Ibili) overhandigd aan de Ambassadeur van Turkije (Zijne Excelle Uğur Doğan) en de President van de Hoge Raad der Nederlanden (mr. Geert Corstens). Tijd: donderdag 16 december, 14.30 - 18.00 uur (U bent welkom vanaf 14.00 uur. Na afloop is er een receptie.) Plaats: Hoge Raad der Nederlanden, Kazernestraat 52, Den Haag Aanmelding: U kunt zich aanmelden via
[email protected]. Aan deelname zijn geen kosten verbonden. Advocaten komen bij deelname in aanmerking voor 3 PO punten tegen een vergoeding van € 75,- (inclusief het boek ‘Nederlandse vertaling Turks Burgerlijk Wetboek’). Geeft u s.v.p. bij uw aanmelding aan of u PO punten wilt ontvangen.
17&18 12 2010 Internationale Workshop ‘Incapacitation’ Het afgelopen decennium laat een toename zien van het aantal sancties die incapacitatie (‘onschadelijkmaking’) ten doel hebben. Straat- en contactverboden worden regelmatig opgelegd en zijn in veel landen uitgebreid om zo veel mogelijk de gelegenheid voor het plegen van nieuwe strafbare feiten weg te nemen. Elektronisch toezicht is in veel landen geïntroduceerd en biedt een instrument om (veroordeelde) daders zo veel mogelijk ‘onschadelijk te maken’ door hen voordurend te controleren. Bij gevangenisstraffen lijkt eveneens incapacitatie als strafdoel aan belang te winnen. Hernieuwde aandacht is ontstaan voor het beroeps-
Agenda kort
20&21 01 2011 Materieel strafrecht EU
Tijd: 17 en 18 december 2010
Tijd: donderdag 20 en vrijdag 21 Januari 2011
Plaats: Amsterdam, Vrije Universiteit
Plaats: Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Maastricht Univer-
Inlichtingen en aanmelding: Lobke Berkemeier. E-mail:
sity, Bouillonstraat 1-3 Maastricht
[email protected]. Telefoon: 020 5988036 (woensdag
Inlichtingen en aanmeldingen: via www.law.unimaas.nl/
t/m vrijdag). Er zijn geen kosten verbonden aan deelname,
conferences/substantivecriminallaw
Met de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon heeft de Europese Unie nieuwe bevoegdheden verworven op strafrechtelijk terrein. Waar de nadruk tot dusver lag op samenwerking in strafzaken, is thans zowel de harmonisatie van nationaal strafrecht als de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie mogelijk. Dit roept de vraag op hoe het materiële strafrecht in de Unie zich moet ontwikkelen. Zowel als het gaat om implementatiewetgeving als om wetgeving ten dienste van het Europees Openbaar Ministerie. De Raad heeft recentelijk ‘Richtlijnen en modelbepalingen voor het strafrecht’ gepubliceerd. Deze recente ontwikkelingen sluiten aan bij het onderzoeksproject Towards a general part of criminal law for the EU, van Maastricht University, in welk kader vier proefschriften thans in een afrondende fase zijn. Het doel van dit project is om richtsnoeren te ontwikkelen voor een algemeen deel van Europees strafrecht. Op de op 20 en 21 januari in Maastricht te houden conferentie staat het materiële strafrecht van en voor de Europese Unie centraal. Sprekers zijn afkomstig van de Commissie, de Raad, het Hof van Justitie en de wetenschap.
maar het aantal deelnemers is beperkt.
.
26 10 2010 Cursus ‘Kernthema’s immigratierecht’ (NJB 2010, 1736, afl. 32, p. 2117) 26 10 2010 Studiemiddag ‘Erfpacht’ (NJB 2010, 1874, afl. 35, p. 2336) 27 10 2010 Seminar ‘Mensenhandel en de informele economie’ (NJB 2010, 1788, afl. 33, p. 2172)
2400
verbod. De wetgever heeft plannen om het toepassingsbereik hiervan te vergroten. Een ander voorbeeld is de Plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD), die in de eerste plaats zorgt voor opsluiting van veelplegers, zelfs als het om minder ernstige delicten gaat. Bij zedendelinquenten wordt incapacitatie van groot belang gevonden. Chemische castratie kan als vorm van incapacitatie worden beschouwd. Tot slot hebben ook burgemeesters vergaande bevoegdheden gekregen om de bewegingsvrijheid in te perken van personen die de openbare orde (dreigen te) verstoren. Het NSCR organiseert in samenwerking met de Vrije Universiteit (VU), afdeling Strafrecht en Criminologie, een Internationale Workshop over deze ontwikkelingen. Sprekers uit Europa en de Verenigde Staten zullen een presentatie verzorgen. Onder meer Jelle Troelstra (Van der Hoevenkliniek), Malcolm Feeley (UC Berkeley School of Law), Jonathan Simon (UC Berkeley School of Law), Hans-Joerg Albrecht (Max Planck Institute for Foreign and International Criminal Law), Daniel Nagin (Carnegie Mellon University), Martin Moerings (Universiteit Leiden) en Wim Huisman (Vrije Universiteit) hebben toegezegd een bijdrage te leveren.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 22-10-2010 – AFL. 36
27 10 2010 Symposium ‘Evolutie in het bestuurdersaansprakelijkheidsrecht’ (NJB 2010, 1788, afl. 33, p. 2172)
28 10 2010 Nieuw mensenrechteninstituut: vorm of inhoud? (NJB 2010, 1929, afl. 36, p. 2398)
28 10 2010 VAR-studiemiddag ‘Wet aanpassing bestuursprocesrecht (NJB 2010, 1929, afl. 36, p. 2397)
28-29 10 2010 Congres ‘De doodstraf voorbij - bespiegelingen over straffen’ (NJB 2010, 697, afl. 13, p. 840)
Een uitgebreide versie van deze agenda is te raadplegen op www.njb.nl.
De Open Universiteit is dé universiteit voor
De faculteit Rechtswetenschappen verzorgt een academische opleiding
een leven-lang-leren. Kenmerken van ons
Rechtsgeleerdheid en bevat de vier hoofdgebieden, privaatrecht, staats- en
onderwijs zijn openheid, flexibiliteit en
bestuursrecht, strafrecht en internationaal & Europees recht. Ze streeft naar
kwaliteit. Wij passen de nieuwste techno-
integratie van inhoudelijke en onderwijskundige vernieuwing van het
logieën en onderwijskundige inzichten
onderwijsaanbod, waarbij het accent wordt gelegd op digitale hulpmiddelen
toe, zowel in onze eigen cursussen en
en een elektronische leeromgeving. De faculteit bouwt ook aan de verweven-
opleidingen (bachelor en master) als in
heid van onderwijs en onderzoek door de uitvoering van het onderzoeks-
projecten en -programma’s met partners.
programma “Kennis en verantwoordelijkheid in het recht”.
Nationaal en internationaal spelen wij een belangrijke rol in de innovatie van het
Binnen de faculteit Rechtswetenschappen is momenteel de functie vacant van
hoger onderwijs. Facultair onderzoek is
universitair hoofddocent/ opleidingsdirecteur rechtsgeleerdheid
verweven met ons onderwijs en waarborgt aansluiting op de nieuwste ontwikkelingen. Als leven-lang-leren-universiteit is een belangrijk deel van ons onderzoek gericht op leven-lang-leren en zijn wij voortdurend op zoek naar mogelijkheden om leven-lang-leren in Nederland te
(0,8 fte) Vacaturenummer FAC/RW/10036
stimuleren. Bovendien leveren wij op tal
Belangstelling? Kijk voor uitgebreidere informatie op www.ou.nl/vacatures
van manieren een bijdrage aan de professionalisering van leraren. De Open Universiteit heeft ca. 26.000 studenten en 750 medewerkers. De hoofdvestiging staat
in Nederland en Vlaanderen.
5610504
in Heerlen. Daarnaast zijn er studiecentra
Cremers Mededingingsrecht 2010
Onder redactie van: mr. I.W. VerLoren van Themaat mr.drs. B.M.M. Reuder ISBN 9789013064476 2566 pagina's, € 279,50 abt.korting 20% 1e druk, 2010
Bestellen: www.kluwer.nl Telefoon (0570) 67 35 55, Fax (0570) 69 15 55 E-mail:
[email protected] Prijswijzigingen voorbehouden
w w w. k l u w e r. n l
De belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van het mededingingsrecht zijn in deze editie verwerkt. Dus ook de Europeesrechtelijke mededingingsbepalingen als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Deze editie bestaat uit twee delen: een Nederlands en een Europees deel. In het nationale deel vindt u onder meer de wijzigingen in de Mededingingswet die volgen uit de in werking getreden Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht, de nieuwe beleidsregels ten aanzien van de oplegging van bestuurlijke boetes, clementie en combinatieovereenkomsten. In het Europese deel zijn de langverwachte prioriteiten van de Commissie opgenomen inzake haar handhavingsbeleid tegen misbruik van machtspositie. Daarnaast een groot aantal nieuwe uitspraken en beschikkingen cruciaal voor de rechtspraktijk, zoals het nationale en Europese kartelverbod, de diverse groepsvrijstellingen, het nationale en Europese concentratierecht, de Algemene wet bestuursrecht, de Europese procedureverordening en het EVRM. Cremers Mededingingsrecht 2010 is daarmee hét complete werk op dit terrein.
Het recht op exclusiviteit De Kluwer Collegebundel. Nu verkrijgbaar als limited edition in luxe bewaarcassette! De Kluwer Collegebundel kent u ongetwijfeld uit uw studententijd. Doeltreffend in gebruik door zijn uitgebreide inhoud (4788 pagina’s) én zoekgemak. Altijd handig om snel de inhoud van bepaalde wetteksten te bekijken. Er is nu ook een luxe uitvoering van de Kluwer Collegebundel in limited edition. Chique harde omslag, fraai gebonden bundels en een representatieve bewaarcassette. Zo’n luxe editie mag gezien worden. Ook bij deze luxe uitvoering krijgt u gratis toegang tot de online editie. Deze is nu bovendien uitgebreid met links naar de meeste standaardarresten. Bestel snel op www.kluwer.nl (zoek op ‘limited edition’), want de oplage is beperkt.
Online en mobiel nu uitgebreid met arresten!
www.kluwer.nl
Vacatures in de rechterlijke macht (m/v) Zittende magistratuur
sluiting sollicitatietermijn
Rechtbank Arnhem
5 november 2010
Senior rechter (vacature in de sector Straf) • Het salaris bedraagt minimaal € 6.777,- en maximaal € 7.437,- (categorie 8 Salarissen Rechterlijke Macht). Vicepresident inhoudelijk (VPI, vacature in de sector Straf) • Het salaris bedraagt minimaal € 6.777,- en maximaal € 7.437,- (categorie 8 Salarissen Rechterlijke Macht). Rechter / Teamleider belastingteam (vacature in de sector Bestuur) • Het salaris bedraagt minimaal € 6.777,- en maximaal € 7.437,- (categorie 8 Salarissen Rechterlijke Macht). • De functie omvat zowel leidinggevende als rechtsprekende taken en deelname aan het managementteam • Ervaring met het belastingrecht strekt tot aanbeveling. • Een assessment kan deel uitmaken van de procedure. Voor alle functies bij de rechterlijke macht geldt dat ervaring tot aanbeveling strekt. Algemeen: Voor inlichtingen over de vacatures bij de sector straf kunt u contact opnemen met de heer mr. D.A. van Steenbeek (sectorvoorzitter sector straf), telefoon (026) 3592564 en voor de vacature van rechter/teamleider met mevrouw mr. E.C. Ruinaard (sectorvoorzitter bestuursrecht), telefoon (026) 3592802 . Stuur uw schriftelijke sollicitatie naar: Rechtbank Arnhem, t.a.v. mevrouw mr. M.L.J.C. van Emden-Geenen, president, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Tekst & Commentaar Socialezekerheidsrecht
Onder redactie van: prof.mr. F.J.L. Pennings prof.mr. G.J.J. Heerma van Voss ISBN 9789013068764 1152 pagina's, € 155,2e druk, 2010
Bestellen: www.kluwer.nl Prijswijzigingen voorbehouden
w w w. k l u w e r. n l
In T&C Socialezekerheidsrecht is niet alleen commentaar op onder meer de relevante delen van WW, BW, Ziektewet en WIA opgenomen maar ook op andere relevante regelgeving binnen de onderwerpen werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, overkoepelende regelingen, sancties en uitvoering. Deze editie is benut om het commentaar op verschillende wetten aan te vullen. Tekst & Commentaar Socialezekerheidsrecht maakt het de rechtshulpverlener maar iedereen, die met de praktijk van het socialezekerheidsrecht te maken heeft, mogelijk zich snel op het frequent wijzigende werknemersverzekeringsrecht nauw aansluitend op het arbeidsrecht te oriënteren.
Strafrecht
Handboek Internationaal Strafrecht Van Sliedregt, Sjöcrona, Orie (red.); m.m.v. Borgers, Van Elst, Glerum, Mos, Reijntjes, Rozemond, Sanders Internationaal Strafrecht (ISR) omvat de klassieke interstatelijke strafrechtelijke samenwerking: uitlevering, justitiële en politiële rechtshulp en overdracht en overname van strafvervolging en strafexecutie. Daarnaast worden tot het ISR onderwerpen gerekend als de rechtsmacht van de Nederlandse strafrechter, internationale strafrechtspraak en de vervolging van internationale misdrijven in Nederland. In dit boek worden al deze onderwerpen inleidend besproken. Verder is er veel aandacht voor Europees strafrecht en het EU rechtshulpregime dat voor de praktijk van het internationaal strafrecht steeds belangrijker wordt en op termijn de klassieke interstatelijke strafrechtelijke samenwerking zal vervangen. ISBN 9789013042764, 432 pagina's, € 39,70, 1e druk, 2008
Gedragskundige rapportage in het strafrecht Een multidisciplinair handoek H.J.C. van Marle, P.A.M. Mevis, M.J.F. van der Wolf (red.) Dit handboek over de gedragskundige rapportage in het strafrecht is geschikt voor allen die betrokken zijn bij het (voor) traject van berechting en sanctionering van delinquenten met een psychische stoornis en de tenuitvoerlegging van sancties bij deze personen. Van gedragskundige en juridische zijde wordt een aantal belangrijke onderwerpen besproken die voor betrokkenen over en weer van belang zijn, en die zowel gedragskundige als juridische voetangels en klemmen laten zien. De redactie beoogt met dit handboek vooral verschillende aspecten van het werk van beide disciplines naast elkaar te zetten en te verhelderen op een wijze die leidt tot een verhoging van de kwaliteit van de rechtspraak. ISBN 9789013051131, 484 pagina's, € 57.50, 1e druk, 2008
Het Nederlands strafprocesrecht G.J.M. Corstens In de 6e druk van Het Nederlands strafprocesrecht zijn alle recente wetswijzigingen, nieuwe rechtspraak en publicaties verwerkt. Veel aandacht is noodzakelijkerwijs uitgegaan naar de terrorismewetgeving. Zo is de hantering van een aantal bijzondere opsporingsbevoegdheden (bijv. infiltratie en observatie) in een vroeg stadium mogelijk gemaakt, te weten bij aanwijzingen van een terroristisch misdrijf. Daarmee is het opsporingsbegrip aanzienlijk uitgebreid. Als gevolg van de invoering van diezelfde wetgeving is naast de bedreigde getuige ook de figuur van de afgeschermde getuige komen opzetten. ISBN 9789013029710, 992 pagina's, € 52,50, 6e druk, 2008
Bestellen: www.kluwer.nl/shop Telefoon (0570) 67 35 55, Fax (0570) 69 15 55
E-mail:
[email protected] Prijswijzigingen voorbehouden
w w w. k l u w e r. n l / s h o p
Die ene jurist … … is met één zet gevonden. Brunel Legal is gespecialiseerd in het leveren van tijdelijke en langetermijnoplossingen voor juridische kennis- en capaciteitsvraagstukken. Dit doen we, ongeacht de duur of zwaarte van het project, over de gehele breedte van de juridische dienstverlening: detachering, consultancy, recruitment en Legal Assistance. Hetgeen betekent dat wij voor elk juridisch vraagstuk een passende oplossing kunnen bieden. Met Brunel Legal zet u strategische stappen vooruit en bent u de koning te rijk. Tel. 020 - 312 50 00
[email protected] www.brunel.nl/legal
Roos van Kempenaer advocaat en doorzetter
Roos blijft loyaal.
Inspelen op mijn specifieke situatie. Dat is voor Movir heel normaal. BESTE INKOMENS
VERZEKERAAR
Arbeidsongeschiktheidsspecialist Movir verlaagt per 1 januari voor de meeste beroepen haar tarieven. Soms tot wel 25%. Zowel voor nieuwe als bestaande relaties. Bovendien verkleint Movir de kans dat u arbeidsongeschikt raakt of blijft. Wij bieden namelijk effectieve preventie en re-integratie, afgestemd op úw situatie. Kies net als veel van uw collega’s voor de beste inkomensverzekeraar van Nederland. Kijk voor meer informatie op www.movir.nl of vraag ernaar bij uw adviseur.
een vrij beroep een zeker bestaan