Het allereerste begin. De Bataven vestigden zich rond 12 vóór Chr. in de Rijndelta. De Bataven gelden in vroeg Romeinse tijd als elitetroepen. Als enige zijn ze in staat bewapend en met paard zwemmend de Rijn over te steken. Ten noorden van de Waal, bij Lent en Oosterhout zijn uitgebreide sporen van bewoning te vinden die beginnen in de derde eeuw v.C. en doorlopen tot in de Romeinse tijd. Deze bewoning kan met een grote mate van zekerheid aan de Bataven worden toegeschreven. Sporen van bewoning in deze tijd, vind men in de gehele Betuwe. In 69 na Christus leidt Julius Civilis de Opstand van de Bataven tegen de Romeinen. Met behulp van de Friezen behaalden ze veel overwinningen. Een hele reeks Romeinse forten aan de Rijn werd in korte tijd verwoest. Het jaar daarop zijn de kansen gekeerd. De opstand eindigt met de nederlaag van de Bataven. Na de Bataafse opstand was het 200 jaar rustig in onze streken. In de vierde eeuw lieten de Romeinen de noordwestelijke gebieden aan hun lot over. De Franken maakten daar dankbaar gebruik van en namen het gebied over. De Franken waren een Germaans volk dat zover bekend vanaf het begin van onze jaartelling in het huidige Duitsland woonde. In de noordelijker gewesten van Nederland waren lange tijd de Friezen oppermachtig, vooral langs de kust. In tegenstelling tot Friezen ( Noordelijke kust) en Saksen (Oost Nederland) gingen de Franken al vroeg, omstreeks 490, tot het katholieke christendom over. Utrecht was lange tijd een Frankisch bolwerk van waaruit werd geprobeerd ook de Friezen te kerstenen (en te onderwerpen). Aan het einde van de 8e eeuw was de kerstening van Friezen en Saksen in volle gang. Uit deze tijd stamt de zgn. Utrechtse doopgelofte:
Verzaak je de duivel? (antwoord): ik verzaak de duivel. en duivelsdienst? (antwoord): en ik verzaak alle duivelsdienst. en alle werken van de duivel? (antwoord): en ik verzaak alle duivelswerken en -woorden, Donar en Wodan en Saksnoot en alle demonen die hun gezellen zijn'.
Karel de Grote (Duits: Karl der Große (742- 814) was van 771 tot aan zijn dood koning van de Franken; daarbovenop werd hij in 800 tot keizer van het Westen gekroond.
1
Om zijn rijk makkelijker te kunnen besturen voerde Karel de Grote een centralisatiepolitiek. Hij stelde een bestuur in door graven en liet deze controleren door rondreizende ambtenaren (missi dominici of afgevaardigden van de heer, de koning). De eerste vermelding van Drenthe is gevonden in een document uit het jaar 820 waarin wordt gesproken van Pago Treanth wat staat voor het gewest Drenthe. Uit archiefstukken in het Drents Archief blijkt dat in 1024 en 1025 over Drenthe als graafschap wordt gesproken. In 1024 schonk Keizer Hendrik II(973-1024) de Graafschap Drenthe aan de Bisschop van Utrecht, Otto II van Lippe. Naast zijn kerkelijke functie kreeg hij de “wereldse “ baan als leenman van de Keizer. In 1046 bevestigde keizer HenrikIII de schenking met een bijvoeging dat zonder toestemming van de Bisschop niemand enige macht had in dit gebied. Door de Bisschop werden in Coevorden en Groningen stadhouders benoemd. De navolgende jaren vinden er vele opstanden en veldslagen plaats. Zo werd in 1226 de Burcht Glimmen door de Drenten aangevallen en volledig vernield.
Op 28 juli 1227 ontmoetten de troepen van de bisschop van Utrecht, Otto II van Lippe, een grote groep opstandige Drenten onder Rudolf van Coevorden op een veld in de buurt van het huidige dorp Ane nabij Coevorden. De Bisschop was naar de zuidgrens van Drenthe gegaan om de opstandelingen tot de orde te roepen. Hij had hiervoor een indrukwekkend leger bij elkaar geroepen dat zelfs enkele kruisridders telde. De Drenten lokten welbewust een gewapend treffen uit in een moerassig gebied genaamd de Mommenriete (Mommerytten). De paarden van het bisschoppelijke leger zakten in de zompige grond weg en de ridders met
2
hun zware harnassen konden zich hier niet op eigen kracht uit redden. De Drenten, niet veel meer dan een groep boeren, wonnen de slag dan ook.
De opvolger van Otto II, Willebrand van Oldenburg, was een geoefend krijgsheer en was door de keizer voor vele belangrijke zaken gebruikt en had al twee kruistochten achter de rug. Hij versloeg de Drenten een jaar later bij Peize. Naar aanleiding van de slag bij Ane ommuurde hij de burcht in Hardenberg. Uit erkentelijkheid voor de hulp bij de bouw werd Zwolle stadsrechten verleend. In een volgende slag bij Bakkeveen (bij Norg) wonnen de Drenten. Willebrand van Oldenburg sloeg echter hard terug, vanuit 6 verschillende zijden viel hij Drenthe binnen en er bleef de opstandelingen geen keus dan vrede te sluiten. Het werd een dure vrede. De Drenten werden verplicht 100 soldaten naar het Heilige Land te sturen en te onderhouden. Rudolf van Coevorden en zijn vrinden moesten afstand doen van kastelen in Lare (vlak bij Hannover) en Coevorden en van alle rechtsgebieden in Drenthe. In 1230 werd Rudolf van Coevorden onder valse voorwendselen naar het kasteel in Hardenberg gelokt en daar wreedachtig vermoord. Vermoedelijk is hij gelyncht door de ridders en krijgsknechten. Wel moet gezegd worden dat hij zelf ettelijke malen een bestand verbrak en op alle mogelijke manieren de Bisschop beledigde en nadeel berokkende. Als boetedoening voor de slag bij Ane wordt er tussen Ane en Coevorden in 1246 een klooster gebouwd. Beate Maria in Campis. Dit klooster heeft er niet lang gestaan. Al snel werd er bij bisschop Hendrik van Utrecht geklaagd over de slechte staat van het klooster, over de weinige en onvruchtbare landerijen en over de vele overstromingen. De kloosterlingen zagen zo geen kans om zich in stand te houden en ze vragen daarom overplaatsing van hun klooster aan. Omdat die overplaatsing erg lang duurt, besluiten de kloosterlingen zich in 1258 ergens anders te vestigen. Door goederenruil tussen graaf Otto van Bentheim en het klooster wordt bij Deurze een stuk grond geruild waar het Cisterciënzer klooster zich kan vestigen. Uiteindelijk gaan de zusters niet naar Deurze, maar zoeken haar heil wel in de omgeving, ten oosten van Rolde. De zusters verhuisden in 1260 of 1261 naar de plaats genoemd Assen in de parochie Rolde, waarmee een eind kwam aan het kloostergebeuren bij Coevorden. Van het klooster bij Coevorden is nooit iets terug gevonden. Het klooster in Assen is er ook niet meer maar een muur van het klooster is terug te vinden in het Drents museum in Assen. De geschiedenis van de Drentse hoofdstad begint dus eigenlijk pas echt in 1258, toen er een nieuwe plek gevonden moest worden voor het klooster ''Sancta Maria de Campe'' (Maria in Campis). Het klooster werd uiteindelijk gebouwd aan wat nu de Brink van Assen is.
3
Het grootste deel van de toen gegraven singels, met een doorsnede van circa 300 m. rond het klooster, is later gedempt, maar de huidige straatnamen (Gedempte Singel, Noordersingel, Oostersingel en Zuidersingel) herinneren er nog aan.
De Unie van Utrecht is een op 23 januari 1579 getekende overeenkomst tussen de gewesten Holland, Zeeland, Utrecht, Gelre en de Groningse Ommelanden. Later dat jaar sloten ook Overijssel, Landschap Drenthe en Friesland en de steden Groningen, Venlo, Antwerpen, Breda, Brussel, Brugge, Lier en Ieper zich bij de Unie aan.
Tot aan de omwenteling waren in Drenthe 32 pastoors en Vicarissen aanwezig. Daarnaast werden in elk Kerspel (oude rechtsgebied) 3 Joden, met hun gezin, geduld. De overlevering zegt, dat op één dag alle Drenten tot het Hervormde kerkgenootschap toetraden. Het tegendeel blijkt uit bewaarde gebleven stukken. Sterker nog de benedictijner monnik Stephen Sasse was zo opstandig dat hij in 1599 in de kerker belandde. In Drenthe werden geen Rooms
4
katholieke geestelijken geduld. Pas in 1786 werd in Coevorden een pastoor geduld. De abdijkerk in Assen zou kort na 1599 gesloten worden en verviel tot ruïne. Het klooster Maria in Campis werd in 1602 opgeheven, waarna het hoofdgebouw in gebruik werd genomen als vergaderplaats voor onder meer het College van Gedeputeerden. Tot 1615 viel Assen onder het veel belangrijker Kerspel Rolde..
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was de naam van de republiek die ontstond tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) op het grondgebied van wat nu ongeveer Nederland is. De zeven Nederlanden waren de gewesten die deel uitmaakten van de Republiek: Holland, Zeeland, Groningen, Utrecht, Friesland, Gelderland en Overijssel. Drenthe was (tot 1814) ook een gewest met een eigen statenvergadering, maar had geen stemrecht in de Staten-Generaal. Men spreekt over de 7 Nederlanden, omdat Drenthe te arm werd geacht en niet mee mocht beslissen. Het had maar ongeveer 20.000 inwoners, omdat het grotendeels een onontgonnen hoogveen was. Het gewest beheerde zijn eigen financiën.
Door stadhouder Willem IV werd Alexander Carel Vrijheer Van Heiden tot Drost van Drenthe benoemd. Tussen de stadhouderlijke familie en de familie Van Heiden bestonden vriendschappelijke betrekkingen.
Na de dood van Alexander Carel, volgde diens zoon Sigismund Pieter Alexander zijn vader op.
5
Deze echter verbleef de meeste tijd in het Westen, verwierf zich daar de Utrechtse Ridderhofstad Rhijnestein en noemde zich Van Heiden Rhijnestein (later: Reinestein). Het in Assen gebouwde Drostenhuis heeft de Drost nooit betrokken. Voor zover in Drenthe aanwezig, was Laarwoud in Zuidlaren het onderkomen. In 1600, tijdens de Reformatie en twee jaar vóór het klooster werd opgeheven, kwamen de bezittingen van het Asser klooster in handen van de Landschap Drenthe. Er was inmiddels een kleine nederzetting rondom het klooster ontstaan en de bewoners gebruikten het hout naar hartelust. In 1608 verbood het 'provinciaal bestuur' het kappen van bomen en later ook het weiden van vee. Een nog veel grotere bedreiging vormde echter de ontginning van het Groote Holt (Asser bos) waar boerderijen en moestuinen werden aangelegd. Rond 1760 begon men in te zien dat er toch wat gedaan moest worden aan het bos en besloot men akkers en heidevelden weer te bebossen. Het was Wolter Hendrik Hofstede (1725 – 1796) die met dit voor die tijd omvangrijke project startte. Hofstede was eerste klerk (topambtenaar van de provincie). Ook de aanleg van de Drentsche Hoofdvaart staat onder supervisie van Wolter Hendrik Hofstede. Om de Smilder venen te ontginnen werd van 1767 tot 1780 de Smildervaart of Drentsche Hoofdvaart gegraven van het Meppeler Diep naar Assen. Op 12 juli 1780 werd door het college van Drost en gedeputeerden, het besluit genomen om een keerpunt aan het einde van de vaart te graven; de Kolk. De laad- en losplaats daar aan gelegen, werd het Veermans brinkje genoemd. Het jaar 1780 lijkt in de geschiedenis van Assen een zeer interessant jaar te zijn geweest. Het geestelijke, culturele en politieke klimaat was zeer woelig en rumoerig. Twee stromingen waren in botsing gekomen: de Verlichting en het Patriottisme. In de voorgaande jaren waren er, zelfs in Drenthe, boerenacties geweest om verbetering te brengen in de bestuurlijke praktijken van de Landschap. Na de verovering van de Nederlanden door de Fransen in 1795, werd de 'Bataafse Republiek' de officiële naam voor De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De zeven Nederlanden waren de gewesten die deel uitmaakten van de Republiek: Holland, Zeeland, Groningen, Utrecht, Friesland, Gelderland en Overijssel. Drenthe was ook een gewest met een eigen statenvergadering, maar had geen stemrecht in de Staten-Generaal. De Republiek werd genoemd naar de Bataven, een Germaanse stam die ten tijd van Julius Caesar de Nederlandse delta bewoonde. Gedurende de
6
vroegmoderne tijd werden deze Bataven steeds meer gezien als voorouders van de inwoners van de Zeven Provinciën. In jaar 1780 was de voltooiing van de Vaart een feit. Op 21 maart 1780 werd, zeer waarschijnlijk mede op initiatief van Sigismund Pieter Alexander Van Heiden Reinestein, in Assen een Sociëteit opgericht. De leden uit Assen waren; Wolter Hendrik Hofstede Petrus Hofstede Johannes van Lier (getrouwd met Roelina Johanna Hofstede) Johannes H.P van Lier Mr. Erkenswijk G.W. van der Feltz Mr. Jan Haak Oosting (getrouwd met dochter van Johannes van Lier) Mr Hendrik Vos Uit Meppel kwam: Coenraad Wolter Ellents De sociëteit had zeker niet alleen Asser leden, in 1780 traden 32 leden toe. Driekwart van de leden kwam derhalve van buiten Assen. Vermoedelijk is de sociëteit grotendeels ter vermaak opgericht. De meeste leden hadden allen al een redelijk vermogen opgebouwd. Daarnaast kwam men alleen bij elkaar op dagen dat er een gewestelijke vergadering werd gehouden. Men legde dan een biljartje, lazen een krantje en dronken een flesje wijn onder het genot van een sigaar. Uiteraard zullen er ook zaken zijn gedaan tussen de leden onderling. Dit komen we later in de geschiedenis tegen bij de handel in grondplaatsen aan de Vaart. Geschiedenis van familie Hofstede. Wolter Hendrik Hofstede is geboren in 1725. Zijn vader en opa waren beide predikant. Opa Willem Janz Hofstede (1652-1717) was predikant in Beilen. Zijn vader Johannes Hofstede (1685-1736) stond in Groningen op de kansel. Wolter Hendrik trouwde in 1750 met Maria Cos uit Naarden. Hij was officier bij het bataillon Oranje-Drenthe dat dienst deed in Doornik (België). Doornik was één van de barrière steden en moest de Republiek beschermen tegen invallen van de Fransen. Echtpaar Hofstede kwam in 1757 naar Assen met drie kinderen. Hun derde kind: Petrus was net 2 jaar geworden toen hij naar Assen verhuisde. Wolter Hendrik werd Eerste Klerk en ontvanger der Vidualiën. Hij werd een beschermeling van de drost. In 1784 werd hij Secretaris van de Landschap. In totaal kreeg hij tien kinderen. Hij overleed in 1796. In 1755 was zijn zoon Petrus Hofstede in Doornik geboren. In 1775 was hij in Groningen gepromoveerd en werd een jaar later advocaat-fiscaal bij de drost. Ook hij werd een vertrouweling van drost van Heiden. In 1784 volgde hij zijn vader op als eerste klerk en in 1793 werd ook hij Secretaris van de Landschap. Het doorgeven van dergelijke functies was in die tijd redelijk gebruikelijk. In 1786 gaf Petrus Hofstede zijn functie als klerk bijvoorbeeld door aan zijn broer Johannes Hofstede. Dit alles gebeurde zonder enig bezwaar. Hierdoor werden de belangrijker posities binnen een beperkte groep gehouden. Dit leidde regelmatig tot grote bezwaren. Met de komst van de Fransen in 1795 moesten alle Oranjeklanten hun ambten neerleggen. Ook Petrus Hofstede wordt ambteloos. Door de herindeling van de gewesten was Drenthe trouwens geheel verdwenen als zelfstandig gewest. Drenthe was opgedeeld tussen Departement Oude IJsel en Departement Eems.
7
Om het gewest Drenthe weer als een zelfstandig gewest te laten functioneren verenigde Petrus Hofstede in 1804 zijn politieke mede- en tegenstanders van vóór de omwenteling. 42 ondertekenaars dienden een rekwest (verzoek) in aan het Staatsbewind (Willem V) om Drenthe als zelfstandig gewest te laten terugkeren. Het lot hielp een handje.
Aangezien Napoleon Bonaparte niet tevreden was over het functioneren van het Staatsbewind veranderde hij het staatsbestel en werden de bevoegdheden van de departementen beperkt. In 1805 had dit als gevolg dat Drenthe wederom een zelfstandige Landschap werd. In maart 1806 werd Louis (Lodewijk) Napoleon Bonaparte door zijn broer Napoleon aangesteld als Roi-Prefect van Holland. Aangezien Lodewijk zeer geïnteresseerd was in ontginningen van nog woeste gronden en hij het belang inzag van de hoogwaardige turf in Drenthe voerde hij een uitgebreide correspondentie met mr. Petrus Hofstede. De uitbreidingsplannen van Napoleon resulteerden in maart 1809, tijdens een bezoek aan Drenthe, in een gift aan de gemeente van het Sterrebos (Asserbos), een schenking van fl 20.000,- voor de bouw van nieuwe huizen en tevens verhief hij Assen tot stad van eerste rang. Daags na zijn bezoek gaf hij een opdracht aan de bekende architect C.J.F.A. Giudici om de plannen uit te werken. Ook de wensen van Petrus Hofstede werden opgenomen in de plannen. Een groot gedeelte van de plannen zijn werkelijk gerealiseerd. Alleen een theater aan de brink en de zomerresidentie van de koning, tussen de Vaart en de Wittestraat, zijn nooit werkelijkheid geworden. Aangezien Assen op dat moment nog maar zo’n 600 inwoners had en een stad er eigenlijk 6000 moest hebben werd er een aardige belastingregel ingesteld: nieuwkomers hoefden géén belasting te betalen. Bij Koninklijk Besluit van 5 november 1815 werd bepaald dat de gemeente Assen bestaat uit Assen, Anreep, Loon, Peelo, Steendijk, Vredeveld, en Witten. Assen is in Nederland de stad met de jongste stadsrechten
Geschiedenis Hofstedehuis – Markt 11-12
Vier dagen na het oprichten van de Sociëteit: op 25 maart 1780 werd door het Landschapsbestuur het besluit genomen om 22 grondpercelen uit te geven. Bijzonder bij dit besluit was dat de bestuurders zelf eerst een keuze mochten maken uit de grondplaatsen tot maximaal 4 grondplaatsen per persoon. Was dit het gevolg van de tijdgeest waarbij de nieuwe Drentse elite, in navolging van ondermeer westerling Johannes van Lier, het eigenbelang meer en meer boven het gemeenschapsbelang van de traditionele boerensamenleving stelde? Een grondplaats was 20,5 meter breed en 165 meter diep. Op voorhand werd aan Baron Frederik Ottho van Dörnberg Heiden, een ver familielid en plaatsvervanger van de Drost S.P.A. van Heiden Reinestein, vijf grondplaatsen gegund. Waarom is niet bekend! Mogelijk was het een poging om op deze manier provinciale bestuurders naar Assen te lokken. De huisplaatsen die werkelijk aan de Vaart lagen werden genummerd vanaf 1 t/m 15. De vijf daaropvolgende nummers werden gegund aan Frederik Ottho van Dörnberg Heiden.
8
Mogelijk dat de twee niet genummerde grondplaatsen (primo/nul en 0 secundo) aan de huidige Markt lagen. De grondplaatsen van het Hofstedehuis dus.
Slechts drie van de aangeboden grondplaatsen werden afzonderlijk verkocht; één aan bosbewaarder Jacob Tebberman, één aan schoolmeester Jans Sikkens en één aan aannemer Albert Bollingh. Op 29 oktober 1780 kocht F.O van Dörnberg Heiden ook nog eens deze afzonderlijke grondplaats van A. Bollingh. In 1783 staat deze huisplaats op naam van Timmerman Abraham Martinus Sorg. Deze hield zich ook bezig met ondermeer de bouw van het Drostenhuis te Assen en de Koepelkerk te Kloosterveen (Bovensmilde). Boze tongen beweerden dat materialen van de Koepelkerk verdwenen en gebruikt zijn voor de bouw van onder andere het Hofstedehuis maar ook werd in een pamflet in 1787 gewezen op de overeenkomsten van het bouwmateriaal van de Koepelkerk en het huis Overcingel; het huis van Johannes van Lier(1726). Johannes was getrouwd met Rolinde (Rolina) Hofstede, de zus van Wolter Hendrik Hofstede. Deze Johannes van Lier is op een goede dag spoorloos uit Assen verdwenen. Mogelijk dat de grond hem hier te heet onder de voeten was geworden. Zijn carrière was zeer snel gegaan. Na zijn baan als particulier secretaris van de Drost van Drenthe werd hij op 32-jarige leeftijd al ontvanger generaal der belastingen. Het meest lucratieve baantje in Drenthe. Na zijn vlucht vertrekt ook Rolinde (Rolina) onder de schuilnaam Meesters en voegt zich in Kleef bij hem met drie dochters. Korte tijd later overlijdt zij daar. Zij is in 1796 in Assen begraven. Van de 22 grondplaatsen waren dus nog er nog 12 over, zes waren er van F.O. van Dörnberg Heiden twee waren in handen van particulieren en de overige 14 werden opgekocht door aanzienlijke families die op één af andere manier bij het landschapsbestuur betrokken waren.
Wolter Hendrik Hofstede : Eerste klerk van Drenthe kocht de grondplaatsen 9 en 10 Petrus Hofstede : advocaat-fiscaal bij de landdrost van Assen. Hij kocht een dubbele grondplaats 5 en 6 (Vaart ZZ 11-19) én de enkele grondplaats (7) van Jacob Tebberman. Hij bezat dus drie aaneengesloten grondplaatsen.
Coenraad Wolter Ellents : landschapssecretaris Kocht zelfstandig een dubbele grondplaats en samen met mr. Johannes van Lier (de oom van Petrus Hofstede) nog eens twee dubbele grondplaatsen 11 t/m 14. Het perceel waarop het huis Vaart ZZ 33 is gebouwd in oktober 1780 was geplaatst op grondplaats nr. 11 Vermoedelijk hebben de beide heren de kavel al snel doorverkocht aan Petrus Hofstede. Omstreeks of kort vóór 1831 verkocht Hofstede het perceel aan Aalt Willem van Holthe, deze
9
woonde hier alleen ’s winters. De rest van het jaar woonde van Holthe nog op het huis Oldengaerde te Dwingeloo.
Jan Haak Oosting (getrouwd met een dochter van Johannes van Lier) Kocht in 1780 de grondplaatsen 3 en 4. Korte tijd later (1792?) verkocht hij deze aan een derde zoon van Wolter Hendrik Hofstede. Johannes Hofstede De conclusie van bovenstaande is dat behalve grondplaats 1, 2 en 3 (het wapen van Drenthe) de gehele vaart ZZ op enig moment in handen is geweest van één van de gezinsleden van de familie Hofstede. In de verkoopcondities was opgenomen dat een eigenaar van een grondplaats verplicht was binnen twee jaar na aankoop van de grond op elke huisplaats een huis te (laten) bouwen. Het moest van steen zijn, pannen hebben en het houtwerk moest groen geverfd zijn. Een bijkomend voordeel van het selecte groepje grondbezitters, die gezamenlijk het landschapsbestuur vormden, is ongetwijfeld geweest dat er niet alleen afzonderlijke woningen werden gebouwd maar ook alleenstaande woningen op “stand” op een dubbele grondplaats. Bewoners van de markt 11-12: 1 - Baron Fredrik Ottho van Dörnberg Heiden (1730 –1811) en Margareta Mackaij. Door protectie van zijn neef graaf Alexander Carel van Heiden Reinestein, drost in Drenthe en diens zoon S.P.A van HeidenReinestein werd hij in Drenthe met allerlei functies belast. In 1755 ontfermde de bovengenoemde drost van Drenthe zich over hem, door hem naar Drenthe te halen, hij bezorgde hem de havezate Ther Borch in Eelde, waardoor Dörnberg kon worden verschreven in de Ridderschap. Als ridder genoot hij jaarlijks een inkomen van twaalfhonderd gulden. Fredrik Ottho van Dörnberg Heiden was eigenaar van1784 tot 1804, hij kocht het huis voor een prijs van fl 4.800,- Van Dörnberg Heiden woonde in 1784 nog op het huis Lemferdinge te Eelde/Paterswolde. Als Gedeputeerde en plaatsvervanger van de Drost moest hij echter vaak in Assen zijn, waardoor een huis aldaar uitermate handig was. Uiterlijk in 1789 verhuisde Van Dörnberg Heiden echter definitief naar Assen. Daarmee was hij de enige van de Drentse bestuurselite die zich al in de jaren tachtig van de achttiende eeuw op één van de nieuwe huisplaatsen aan de Vaart vestigde.
10
2 - Willem de Lille. (1750-1810) Zijn grootvader heette ook Willem de Lille en was overste der ruiterij in dienst van de prins van Oranje. Zijn voornaam duidt er reeds op dat dit van origine Franse geslacht reeds langere tijd in ons land verbleef. Willem ging evenals zijn vader had gedaan, in Franeker studeren en wel filosofie en rechten. Na de voltooide studie vestigde hij zich in 1773 als advocaat in Zwolle. In 1779 werd hij stadssecretaris van Steenwijk. Op 3-1-1789 volgde het huwelijk tussen de 39-jarige vrijgezel Willem de Lille en de 48-jarige weduwe van Arent Sloet (Landdrost van Salland), Johanna Philippina van Dedem tot de Gelder. Deze weduwe kreeg de helft van de nalatenschap toebedeeld, waaronder havezate Ter Heyl bij Roden. Willem de Lille en zijn vrouw brachten dit lange tijd verwaarloosde huis weer in goed bewoonbare staat en gingen er wonen. Willem de Lille ontpopte zich nu als landheer hij hield zich intensief met veen ontginningen bezig. Zijn juridische kennis, waarover in zijn Steenwijkse periode met waardering werd gesproken, bracht hij in als raad van de etsstoel en vervolgens als raadsheer in het departementale gerechtshof te Assen. Hij werd door Petrus Hofstede en Johannes Hendrikus Petrus van Lier opgenomen in het Gerechtshof bij de hervorming van het Drentse justitiële systeem. Om veel heen en weer gereis te voorkomen werd in Assen een huis gekocht. Willem de Lille was ook één van de ondertekenaars van het Rekwest in 1804 om Drenthe weer als zelfstandig gewest op de kaart te brengen. Familie de Lille was eigenaar van 1804 tot 1815, het pand werd gekocht voor fl 12.275,-. In 1805 kocht de Lille de erfpacht (canon) van fl 4,- per jaar af. Hij stierf op 28-01-1810 op Ter Heyl. Daar overleed later ook zijn vrouw. De erfgenamen besloten op 22 september 1815 over te gaan tot veiling van een “groote Heerenbehuizing met een tuin daaragter, alles staande en gelegen te Assen, gequateert met numero dertig, zwettende ten westen van de Beilerweg, ten zuiden en oosten de Allee en ten noorden de Straat”. Hoogste bieder voor een bedrag van ƒ. 13.006,- was Harm de Boer, wonende te Ten Boer. Tot een finale toewijzing van het grote herenhuis kwam het echter niet, aangezien het bod van Harm de Boer “opgehangen zijnde op eene Somme van vijfentwintig duizent Carolij guldens, 11
en na gedane afslag gekoomen zijnde op de Somme van vijftien duizent één hondert guldens, zo hebben de Heeren Comparanten verklaart dat ze voorschrevene huis en tuin voor geene lagere prijs wilden verkoopen, en dat hetzelve also onverkogt bleef. Een jaar later, in 1816, werd het pand alsnog verkocht. De Erven de Wed. W. de Lille staan weliswaar voor het belasting-jaar 1816 nog op de legger genoteerd; doch er diende overtekening te geschieden voor het belasting-jaar 1817 ten name van Mr. C.W.E. Hofstede uit hoofde van Koop. De prijs die betaald werd voor het huis is niet bekend. Het pand heeft dan huisnummer 25 en sindsdien bekend onder de naam: Hofstedehuis.
3 - mr. Coenraad Wolter Ellents Hofstede (1784-1841) Hij is degene waaraan het Hofstedehuis zijn huidige naam te danken heeft. Coenraad Wolter Ellents Hofstede was het 2e kind van mr. Petrus Hofstede (1755-1839) en Susanna Christina Kijmmell (1758-1825). Wolter Hendrik Hofstede was dus zijn oudere broer. Coenraad werd op 28-11-1784 in Assen gedoopt; zijn geboortedatum is niet bekend. Bij zijn doop werd het navolgende vermeld: “Getuige: Lucas Kijmmell, representerende mevrouw Ellents”. Met die vrouw werd ongetwijfeld Gesina Oldenhuis Kijmmell bedoeld; zij trouwde in 1767 met de Landschapssecretaris Coenraad Wolter Ellents uit Meppel. Gesina was een tante van Coenraads moeder Susanna Christina Kijmmell. Zijn dubbele achternaam, dan wel laatste voornaam, is hiermee verklaard. Coenraad was in 1808 advocaat in Dememarij (Georgetown). Demerara is een rivier in het huidige Guyana en was tot 1814 een Nederlandse kolonie. Het Drents Genealogisch Jaarboek meldt dat hij trouwde met Magdalena Hofstede en dat in 1808 zijn dochter Suzanna Christina werd geboren (30-08-1808) te Demerarij. Zij overleed op12-07-1822 in Assen; slechts 14 jaar oud geworden. Een andere bron vermeldt dat hij in 1810 trouwde met een West-Indische schone, Anna Cornelia Loncke, zijn tweede vrouw én dat hij nóg een dochter had: Annette Cornelie Marie Francoise Ellents Hofstede. Zij werd op 03-07-1811 geboren te Zwolle. De geschiedenis van zijn eerste vrouw Magdalena blijft – vooralsnog - een mysterie. Coenraad Wolter Ellents Hofstede was op 01-02-1810 met attestatie uit Demerarij te Assen aangekomen. Op 9 juli 1810 werd het grondgebied van het koninkrijk Holland door Napoleon ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Het voormalig koninkrijk werd omgezet in een gouvernementgeneraal, waarin alvast – ter voorbereiding van een algehele versmelting van de Nederlanden met het Franse grondgebied – de Franse bestuurlijke en rechterlijke organisatie werd ingevoerd en tevens de Franse wetten van toepassing werden verklaard. Drenthe verloor opnieuw zijn zelfstandigheid en werd met Groningen verenigd in het Departement Wester-Eems. Deze was weer onderverdeeld in vier arrondissementen waarvan het arrondissement Assen samenviel met het voormalig Departement Drenthe. Landdrost van Zuylen van Nijevelt werd per 1 januari 1811 voorlopig op diens post aangehouden – nu als (sous-prefect) = onder-prefect – maar werd in juni 1811 opgevolgd door mr. J. Engelenberg. Deze had lang geaarzeld of hij deze benoeming zou aannemen en kreeg in maart 1812 al weer zijn ontslag.
12
Eenzelfde aarzeling ontstond bij Coenraad Wolter Ellents Hofstede toen hij eveneens een benoeming tot onder-prefect ontving – hierbij ongetwijfeld geholpen door zijn vader, mr. Petrus Hofstede; weliswaar toen Landdrost van Overijssel – “maar hij ontwikkelde zich tot een ijverige, haast serviele dienaar van de nieuwe Franse meesters” Diverse correspondentie met Coenraad Wolter Ellents als onder-prefect is van hem bewaard gebleven. Hij werd in 1812 sous-prefect in Assen en in 1814 Militiecommissaris. In 1815 werd hij gedeputeerde onder zijn eigen vader (Petrus). Van 1816 tot 1818 was hij, in driemanschap, burgemeester te Assen. Mr. I. Collard Mr. G.W. van der Feltz Mr. C.W. Ellents Hofstede
2 jan. 1816- 14 maart 1817 (overlijden) in driemanschap 2 jan. 1816- 6 maart 1816 in driemanschap 2 jan. 1816 - 2 jan. 1818 in driemanschap.
Deze functie, onder zijn vader, beviel hem waarschijnlijk niet zo goed want in 1821 liet hij zijn vrouw in Assen achter en werd weer advocaat in Demerarij. Opvallend is dat ook Jhr. Pieter Adam van Holthe tot Echten, ontvanger registratie te Meppel, geboren 1783 te Ruinen, in 1823 is overleden te Demerarij. Hij was een leeftijdsgenoot van Coenraad. Mij is niet bekend of deze beide heren tezamen in Guyana verzeild zijn geraakt. Omstreeks 1821 is Coenraad Wolter Ellents Hofstede met diens tweede vrouw Anna Cornelia Loncke definitief naar Demerarij – sinds 1814 geen Nederlandse kolonie meer! – vertrokken, en is daar op 56-jarige leeftijd op 06-01-1841 in Georgetown/Brits Guyana overleden. Als enige universele erfgename heeft Coenraad Wolter Ellens (de naam is nu geschreven zonder de letter t !) Hofstede “tot zijn enige universele erfgename, zijne dochter Annette Cornelie Marie Francoise Ellens (ook die naam is geschreven zonder t !) Hofstede zijn bezittingen nagelaten. Op het moment dat de Memorie van Successie werd ingeschreven (14 maart 1842) was zij woonachtig te Amsterdam. Zij was getrouwd met Josephus Albertus Borg; in hun huwelijk werd op 20-08-1849 te Assen een levenloos kind geboren. Annette Cornelie Marie Francoise Ellents Hofstede is op 26-01-1850 te Assen overleden; 38 jaar oud. Zij had bij testament d.d. 18 augustus 1849 haar man Josephus Albertus Borg “tot haren enigen en universelen erfgenaam ingesteld”. Na haar overlijden blijkt evenwel dat “geene goederen zijn nagelaten ……. noch vruchtgebruik vervallen en door niemand iets zonderen wordt genoten” Blijkens bovengenoemde Memorie van Successie heeft Coenraad Wolter Ellents Hofstede geen mannelijke erfgenamen nagelaten, zodat met zijn dood deze tak in de Hofstede genealogie is afgestorven. Het Hofstede is dus, zoals eerder gemeld slechts 6 jaar in het bezit geweest van Hofstede want bij notariële akte d.d. 21 augustus 1822 werd “Eene Heerenbehuizinge, met stallingen, Koetshuizen, hoveniershuisje en tuinen, staande en gelegen te Assen gezwet ten noorden aan de groote Straat, ten zuiden aan een laan van de stad Assen uitkomende aan de Beilerweg en ten westen aan de ingang van de groote Straat naar het Asserbosch en aan een laan van gemeld Bosch” – toen met huisnummer 28 – voor ƒ. 7.600,-- verkocht aan de koopman Abraham Heemskerk. Kennelijk had de familie goede contacten met deze Amsterdamse koopman, want op diezelfde dag werden nog vier notariële akten gepasseerd inzake onroerend goed. Een jaar eerder (1821) was al volmacht/procuratie verleent aan Coenraads vader Mr. Petrus Hofstede, aangezien Coenraad zelf inmiddels weer in Demerarij verbleef.
13
4 – Bij akte van 19 mei 1826 verklaarde Abraham Heemskerk “volgens contract in dato 4 Julij 1825 de Somma van Elf Duizend Guldens (f 11.000) in voldoening den kooppenningen van een Huis cum annexis gelegen te Assen” te hebben ontvangen; waarna op 15 juni 1826 de hypothecaire inschrijving ten verzoeke van Abraham Heemskerk werd geroyeerd de eigenaar van het Hofstedehuis werd: Rudolph Otto van Holthe tot Echten. De familie van Echten behoorde tot de adellijke geslachten in Drenthe, waarvan diverse personen vanaf halverwege de 13e eeuw regelmatig optraden in allerlei zaken. Het is zeer waarschijnlijk dat in die 13e eeuw deze familie is voortgekomen uit het geslacht van Koevorden. In 1353 verkochten Henric van Koevorden en zijn vrouw Sophije de hofstede te Echten met meerdere onroerende goederen aan Volkier van Echten; hij komt voor in akten uit de jaren 1262-1290. Tot ver in de 20e eeuw heeft de familie van Echten op huize Echten in de gemeente Ruinen gewoond. Roelof van Echten tot Echten (1731-1797), gehuwd met Anna Wilhelmina Fiarda van Starkenborg, had twee dochters: Allegonda Susanna en Anna Geertruida. Na zijn overlijden – in 1798 overleden ook zijn vrouw en oudste dochter Allegonda Susanna – bleef Anna Geertruida alleen op huize Echten achter. Nog minderjarig werd zij in diverse akten niettemin omschreven als “Hoog Wel Geborene Jonkvrouwe Anna Geertruida Baronesse van Echten”. Het huwelijk van haar oom Arend bleef kinderloos en haar oom Jan had alleen twee dochters, zodat de familie van Echten in mannelijke lijn eind 18e eeuw eindigde. Anna Geertruida trouwde op 30 maart 1802 in Ruinen met de vijf jaar oudere Rudolph Otto van Holthe; geboren op 17-08-1772 in Rhebruggen onder Ruinen die bij haar introk op huize Echten. Toen in 1814 de ridderschap hersteld werd, werd hij ingeschreven als Rudolph Otto van Holthe tot Echten. Sindsdien is deze naam gehandhaafd en heeft hij verschillende functies bekleed. In de Franse tijd was hij president van de kantonnale vergadering te Hoogeveen – hiertoe in 1812 benoemd door keizer Napoleon –; in 1814 werd hij bij Koninklijk Besluit erkend als lid van de Ridderschap in Drenthe en in datzelfde jaar – eveneens bij Koninklijk Besluit – benoemd tot lid van Gedeputeerde Staten van Drenthe. In 1820 werd hij tevens benoemd tot lid van het Provinciaal College van Toezicht. Beide laatstgenoemde functies heeft hij tot zijn dood bekleed. Voor zover bekend heeft geen enkel lid van de familie Holthe van Echten ooit in het Hofstedehuis gewoond.
Vanwege diverse aankopen van kavels was een oppervlakte aan eigendom ontstaan van maar liefst ca. 8.150 vierkante meter. Die tuin – geheel onbebouwd! – grensde aan de zuidzijde van de woningen gelegen aan het Plein aan de Vaart (= de huidige Markt); alsmede aan de Beilerstraat (= de huidige Kerkstraat), de groote laan van het Asserbosch (= het huidige Kerkplein) en de Dwarslaan naar het Asserbosch (= de huidige Collardslaan). De bebouwing aan de westelijke zijde van de Kerkstraat als wel die aan de oostelijke zijde van de Collardslaan kwam dan ook eerst ná ca. 1850 gereed. .
14
In 1845 werd het zuidelijk gedeelte van die tuin ten behoeve van de bouw van de Hervormde kerk – de huidige Jozefkerk aan het Kerkplein; op 30 april 1848 officieel in gebruik genomen – voor drieduizend guldens vrijgeld verkocht aan het college van Kerkvoogden der Hervormde Gemeente te Assen. Vrouwe Anna Geertruida Douairiere van Holthe tot Echten geboren Baronesse van Echten – sinds 20-01-1832 weduwe zoals hiervoor al vermeld – had bij die verkoop ondermeer bedongen: “De aankoopers zijn verpligt de houten schutting of heining, staande aan de Zuidzijde van de tuin, in behoorlijken staat te doen verplaatsen en oprigten aan de Noordzijde van de verkochte grond; blijvende echter het onderhoud dier schutting voor rekening van der verkopers – de verkoopers behouden het regt om de boomen op de verkochte grond staande, bij of dadelijk na de aanvaarding te doen verplaatsen of wegnemen” Op een tekening uit 1850 is te zien dat de Jozefkerk (1840) is gebouwd in de tuin van het Hofstedehuis. Op de prent is ook een zeer bescheiden kloktorentje te zien. Op 30 april 1848 vond de officiële opening plaats van de Nieuwe Kerk, de huidige Jozefkerk. De kerk werd in 1910 door bliksem getroffen, de toren brandde grotendeels af. In 1911 kon de herbouw van de, aanzienlijk forsere, toren worden gerealiseerd.
15
Het Hofstedehuis heeft op dit moment drie hoofdbewoners: 1. Jans Gebbegien, een alleenstaande man waarvan nadere gegevens in de Drentse digitale genealogische bronnen ontbreken 2. mr. Lambert Oortwijn en Roelina Meijer en 3. mr. Johannes Hofstede, luitenant bij de Schutterij met drie bewoners. Laatstgenoemde was een broer van mr. Petrus Hofstede en dus de oom van Coenraad, en een kleinzoon van Wolter Hendrik Hofstede; de ontwerper van het Asser bos en het tracé tussen Smilde en Assen van de Drentse Hoofdvaart. Op 24-01-1828 werd Johannes Hofstede weduwnaar van Anna Theodora Geertruida Schröder. Als derde bewoner van Johannes’ huis werd een dienstbode vermeld, zodat we moeten aannemen dat de tweede bewoner in deze woning Johannes’ zoon Nicolaas Wilhelm Hofstede (1801-1888) is geweest. Hij is ongehuwd gebleven en begon in 1842 een notarispraktijk in Norg, als opvolger van mr. H.H. van Lier. Mr. H.H. van Lier is op 08-03-1863 te Assen overleden; hij was een kleinzoon van Johannes van Lier (1726-1796) in wiens opdracht huize “Overcingel”in de jaren 1777/78 te Assen was gebouwd. De tweede bovengenoemde bewoner mr. Lambert Oortwijn is op 15-04-1757 geboren te Westerbork, werd president van de rechtbank te Assen, en is op 11-02-1840 te Assen overleden. Hij trouwde op 19-10-1783 in Westerbork met Rolina Cornelia Meijer; geboren op 10-12-1757 te Groningen en overleden op 14-11-1845 te Assen.
Op 29-05-1884 verschenen voor notaris Meester Hendrik van Lier en in bijzijn van kantonrechter Bernhart Oosting: Margaretha Stephania Johanna van Holthe tot Echten en de voogd van de minderjarige kinderen Jhr. Rudolph Otto Arend van Holthe tot Echten, (kantonrechter in Emmen) en Hendrik van der Wijck (burgemeester van Rolde) weduwnaar van Anna Geertruida van Holthe tot Echten en als voogd van zijn minderjarige kinderen. Zij waren de erfgenamen van Jhr. Pieter Adam van Holthe tot Echten en Vrouwe Petronella Maria Nicolette de Court.De eerste was overleden op 12 februari 1883, zijn vrouw op 02 januari van datzelfde jaar. De erfenis verdeeld. De percelen van de markt 11/13 waren: 640 erf en tuin 2 aren 30 centiaren 642 tuin 3 aren 40 centiaren 3258 huis en erf 1 are 42 centiaren 3259 huis en erf 2 aren 85 centiaren 3260 tuin en schuur 31 aren 34 centiaren Eén are is 100 vierkante meter. Het gehele kavel was derhalve 4131 m2. De totale waarde was vastgesteld op fl 43.000,-
16
Op maandag 28-01-1884 waren in het concerthuis van Schuurman de veilingvoorwaarden vastgesteld terzake de erfenis van Jhr. Pieter Adam van Holthe tot Echten en zijn overleden vrouw. Hierbij werd de enorme grondplaats opgedeeld in verschillende percelen. Het gehele gebied wat momenteel ligt tussen de Markt, de Collardslaan, de Kerkstraat en het Kerkplein ligt was in bezit van de familie. De grond werd verdeeld in totaal 13 percelen. 6 langs de Kerkstraat (toen nog Beilerstraat) 6 langs de Collardslaan en één aan de kop van de Markt nu Markt 13. Het statige Hofstedehuis was toen al gesplitst in verschillende wooneenheden. Eén van de veilingvoorwaarden was dat wanneer de gedeelten apart verkocht worden de scheidingsmuur niet mocht worden doorgetrokken tot aan de voorgevel. In de voorgevel, aan de zijde van de Markt, was de ingang van het Hofstedehuis gelegen. Het is niet bekend hoe de entree toen is geweest. Tegenwoordig zouden we de bewoners waarschijnlijk voordeurdelers noemen. Maandag 18-02-1884 vond de daadwerkelijke veiling plaats. Twee percelen werden samengevoegd, zijnde het Hofstedehuis en een grondplaats met schuur. Koper was Pieter Westerdijk uit Nijmegen, houtkoper. Hij betaalde fl 14.842,72. Op een later tijdstip heeft deze Pieter Westerdijk ook het tweede gedeelte van het pand gekocht. Op 09-12-1913 vond er namelijk opnieuw een veiling plaats. Deze werd gehouden in het Wapen van Drenthe en werd uitgeschreven door notaris K.L Rambonnet. Wellicht vindt u het leuk te weten dat Assen in 1915 266 telefoonaansluitingen had. Notaris Rambonnet had nummer 61. J. Nanninga, van Hotel "’t Wapen van Drenthe" beschikte over nummer 8.
17
Naast twee openbare telefooncellen kon men ook op de volgende adressen bellen: nummer 39 Publieke spreekcel, Wed. J. Lamberts, Stationstr. 1 nummer 41 Publieke spreekcel, F.G. Thürkow, Vaart Z.Z. 69 nummer 48 Publieke spreekcel, B.J. Somer, Groningerstr. 4 Door Pieter Westerdijk, inmiddels zonder beroep, werden de drie percelen ter veiling aangeboden. Markt 11 werd op dat moment gehuurd door Baron Mr. Arend Willem van Imhoff (1848-1940), griffier van het Kantongerecht. Hij had privé geen telefoon. Op het werk beschikte hij over telefoonnummer 229. Voor mij persoonlijk begint de geschiedenis van het huis eigenlijk op dit moment. Mijn overgrootmoeder; Hendrikje Schans, getrouwd met Jan Sturing, was keukenmeid in dienst van Baron van Imhoff. Een maal per jaar mocht haar man opdraven. Wanneer het turfschip kwam moest er turf van het schip naar de turfschuur gesleept worden. Hij verdiende daar fl 1,-- mee. Markt 13 werd bewoond door Bartollotie Reijnders. De veiling viel waarschijnlijk tegen. Twee percelen werden door de verkoper ingehouden. Alleen de Markt 11 werd verkocht voor fl 12.201,- aan de koperslager Roelof van Wijk. Roelof van Wijk heeft van de begane grond inmiddels een winkel gemaakt. De bovenverdieping was in ieder geval verhuurd en in gebruik als woonruimte. In de tussentijd was toch ook Markt 13 verkocht want de eigenaar, de heer Franken, bood zijn pand in 1920 tegelijkertijd met Roelof van Wijk ter veiling aan. Tjabel Jans Bies kocht kavel één en drie (Markt 11 en grond met schuur voor fl 22.439,-.) Wel was hij verplicht de inventaris van de winkel over te nemen. Voor het bedrag van fl 400,- werd hij de eigenaar van de “toonbank, de roeden in en om de etalage en het gordijn daarachter hangende, twee groote kasten aan de wanden alsmede de electrische lichtleiding in den winkel”. Hij begint in 1927 met Hotel Restaurant Café Royal of ook wel genoemd Hotel Bies. (tel. 05920-3113) Op 29 oktober 1931 koopt Eelze Bies (1897) met zijn vrouw Roelfina de Vries het pand van Tjabel Jans Bies (eigenaar deels volgens acte van scheiding 06-07-1923 en deels bij aankoop in publieke veiling per 29-031927) Eelze en Roelfina betalen fl 35.000,-. Eelze en Roelfina Bies bleven kinderloos. Na het overlijden van mevrouw Bies in 1973 werd het pand op 02-07-1974 verkocht aan bankdirecteur Albert Ottens, als gemachtigde van Aannemingsbedrijf H. Hazenberg en Zn. BV te Amsterdam. De koopprijs was fl 170.000,-. Eelze woonde zelf in het pand en het horeca gedeelte was verhuurd aan Destileerderij Herman Jansen NV te
18
Schiedam. Bij de koop werd bedongen dat E. Bies mocht blijven wonen tot de verkoper kon worden geplaatst in de Vijverhof (bejaardentehuis). Mocht hij na 01-06-1975 nog niet vertrokken zijn moest een huur van fl 200,- per maand betaald worden.
Vermoedelijk werd in 1977 begonnen met de verbouw en renovatie om het pand geschikt te maken voor de Nederlandse Crediet Bank (NCB). In deze periode (1979) mocht ik stage lopen bij de NCB. Dat moet in de maand juni geweest zijn want de enigszins beschonken Duitser die het fietsenhok als slaapplaats had gebruikt hebben we, na het geven van een kop koffie om de ontnuchteren, verzocht te vertrekken.
19-09-1988 koopt de nieuwe eigenaar: Stamrecht BV A. Dubbelboer het pand voor een bedrag van fl 430.000,- van Triba BV van H.Hazenberg en Zn BV ( De beide BVs zijn inmiddels opgeheven) Het kavel wordt door de eigenaar gesplitst en op de op de parkeerplaats (van oudsher altijd al een kavel) heeft de eigenaar een opstal laten bouwen. De Collardslaan 20-22. De begaande grond van dat nieuwe pand is momenteel verhuurd aan Stichting van Boeijen. Het woonappartement daarboven werd door de eigenaar bewoond en is in 2006 verkocht.. Op 19-01-1994 is het Hofstedehuis opgenomen in het register van Rijksmonumenten. Omschrijving van het Rijksmonument “Hofstedehuis” Het vanuit een rechthoekige plattegrond opgetrokken pand heeft twee bouwlagen onder met geglazuurde Hollandse pannen gedekte schilddaken met houten dakkapellen met profiellijst, schoorsteenschachten op alle vier nokhoeken (waarvan de twee voorste onder concaaf gewelf zinken spitsje) en een entablement met geprofileerde gootlijst op klossen. De symmetrische voorgevel is vijf-assig met licht getoogde zesruits schuifvensters met persiennes onder strekken. Het karakteristieke huis heeft zowel historische als architectuurhistorische waarde als één van de zeldzame overblijfselen van de achttiende eeuwse bebouwing van Assen. Het beeldbepalende pand staat op een bijzondere locatie en heeft als afsluitend onderdeel van de waardevolle negentiende en vroeg-twintigste eeuwse bebouwing aan de Vaart grote stedebouwkundige en ensemblewaarde. Het huis maakt tevens deel uit van het beschermd stadsgezicht van Assen.
Op 01-12-2005 koopt Het Hofstedehuis Monumenten Beheer BV de Markt 11-12 Eigendom van Robert la Riviére en Peter Sturing.
19
Inwoners in Assen: 1630: 113
1896: 10000
1953: 25000
1780: 840
1898: 11000
1961: 30000
1795: 863 1810: 1000 1830: 2000 1838: 3000 1845: 4000 1853: 5000 1863: 6000 1870: 7000 1880: 8000 1888: 9000
1905: 12000 1910: 13000 1912: 14000 1917: 15000 1918: 16000 1920: 17000 1923: 18000 1930: 17000 1933: 18000 1939: 20000
1965: 34239 1970: 40.474 1975: 43.774 1980: 45.170 1985: 46.925 1990: 49.650 1995: 52.849 1998: 56.359 2002: 60.000 2005: 63.387
* In 1935 werd door J.S. Magnin, Provinciaal archivaris van Drenthe, het boek “De voormalige Kloosters in Drenthe” geschreven. De tweede druk in 1846 werd door de schrijver zelf verbeterd en vermeerderd met 100 bladzijden. Het boek is opgedragen aan onder andere Mr. Lodewijk Napoleon Graaf Van Randwyck. Minister van Binnelandse zaken: vroeger Gouverneur van Drenthe en aan Mr. Wolter Hendrik Hofstede Jr. Griffier de Staten van Drenthe beide ridders der Orde van de Nederlandsche Leeuw. Een uittreksel over het klooster in Assen uit is aangevuld met informatie uit diverse bronnen.
20