Het Activiteitenbesluit De implementatie in de gemeentelijke uitvoeringspraktijk
Het Activiteitenbesluit De implementatie in de gemeentelijke uitvoeringspraktijk
Het Activiteitenbesluit | 1
02 | Het Activiteitenbesluit
Inhoud Bestuurlijke samenvatting
04
1 Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 Doelstelling
06 06 06
2 Werkwijze 2.1 Fasering 2.2 Projectorganisatie
07 07 07
3 Bespreken van de resultaten 3.1 Inleiding 3.2 Analyse bedrijvenbestand 3.3 Programmering 3.4 Herijking toezicht- en het vergunningenbeleid 3.5 Invulling gewijzigde rol overheid/bedrijfsleven 3.6 Aandachtspunten en wensen 3.6.1 Afstemming met Waterwet en Gebruiksbesluit 3.6.2 Afstemming Bouwplantoetsing 3.6.3 Uitvoering vergunningverlening en toezicht
08 08 08 09 10 11 12 12 12 13
4 Conclusies en Aanbevelingen
14
5 Bijlage 1. Wensen en aandachtspunten van de gemeenten
15
Colofon
16
Het Activiteitenbesluit | 03
Bestuurlijke samenvatting De VROM-Inspectie heeft in 2008 onderzocht hoe de gemeenten het Activiteitenbesluit hebben geïmplementeerd en of er knelpunten zijn om het Activiteitenbesluit op een adequate manier uit te voeren. Het Activiteitenbesluit is met ingang van 1 januari 2008 ingevoerd en betekent een kanteling van de systematiek van de Wet milieubeheer. Het algemene uitgangspunt van een vergunningplicht voor elke inrichting is verlaten en vervangen door een stelsel van algemene regels met een meldingsplicht en een lijst met vergunningplichtige inrichtingen. Voor de inrichtingen met een lage milieubelasting is zelfs de meldplicht komen te vervallen, slechts in uitzonderlijke gevallen blijft er een vergunningplicht bestaan. Tevens zijn de regels van Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren voor indirecte lozingen in het Activiteitenbesluit gevoegd en is het bevoegde gezag naar het Wm-bevoegde gezag overgegaan.
van de gemeente ook om een andere aanpak en organisatie, bijvoorbeeld omdat: • vergunningverleners hun werkzaamheden zien veranderen (minder vergunningen te verlenen en meldingen af te handelen met de nieuwe maatwerkmogelijkheden); • bedrijven meer eigen verantwoordelijkheid krijgen. Maar spontane meldingen blijven achterwege en bedrijven vragen om ondersteuning om de voor hun geldende milieueisen te doorgronden; • toezichthouders taken erbij krijgen om voor een goede naleving en een actueel inrichtingenbestand te zorgen (extra vooroverleg of corrigeren door toezicht achteraf, beoordelen alternatieve maatregelen en omgaan met doelvoorschriften); • nieuwe wetgeving zoals Gebruiksbesluit en Waterwet afstemming noodzakelijk maakt.
Door de VROM-Inspectie zijn 40 a-selectief gekozen gemeenten geïnterviewd en is een beperkt dossieronderzoek verricht. De interviews zijn gestandaardiseerd aan de hand van een ontwikkelde maatlat ‘Gemeentelijke uitvoeringspraktijk Activiteitenbesluit’. Het onderzoek heeft zich niet gericht op technische en juridische knelpunten van het Activiteitenbesluit omdat daar via de helpdesk van Infomil al voldoende aan wordt gedaan. Ook de bekend veronderstelde discussie over het, in begin van 2008, onvoldoende functioneren van de AIM (internetmodule) is niet betrokken. Wel is er rekening mee gehouden dat dit de implementatie heeft vertraagd. Het onderzoek heeft zich gefocust op de volgende 5 onderwerpen: 1. Beschikt de gemeente over een goede analyse van het bedrijvenbestand? 2. Heeft de analyse geleid tot programmering van acties en de toekomstige werklast? 3. Heeft de gemeente het toezicht- en vergunningbeleid herijkt? 4. Heeft de gemeenten invulling gegeven aan de gewijzigde rol overheid/bedrijfsleven? 5. Zijn er nog specifieke aandachtspunten en wensen?
Positief is dat door de intensieve opleidings- en coachingtrajecten van het BARIM bijna alle gemeentelijke handhavers en vergunningverleners zijn bereikt en geïnformeerd. Er is werkenderwijs veel ervaring opgedaan met de uitvoering van algemene regels en ook de impact van het Activiteitenbesluit is duidelijk(er) geworden. Toch schieten veel gemeenten nog tekort bij het vastleggen van een visie op de wijze waarop zij, in een tijdperk met algemene regels, met vergunningverlening en het toezicht om willen gaan. Dit terwijl het buiten twijfel staat dat inrichtingenbestanden zich sterk hebben gewijzigd, er meer druk op toezicht is komen te staan en bedrijven meer eigen verantwoordelijkheid hebben gekregen. Dit heeft consequenties voor de taakopvatting en inrichting van de taakuitvoering van de gemeentelijke organisatie. Een herijking van het toezichts-, vergunningenbeleid en het dienstverleningsconcept is op zijn plaats. Het Activiteitenbesluit heeft in veel gemeenten nog onvoldoende de cyclus van beleid, programmering en uitvoering doorlopen. Alhoewel 80% van de gemeenten haar bedrijvenbestand heeft doorgelicht, heeft slechts 34% van de onderzochte gemeenten dit op dossierniveau geanalyseerd waardoor zij een goede beleidsafweging en programmering kan maken. Zorgelijk is dat maar 20% van de gemeenten haar toezichtbeleid heeft aangepast. Het toepassen van de kwaliteitscriteria van de professionalisering van de milieuwethandhaving had hierin moeten voorzien. Hetzelfde kan gezegd worden voor het vergunningenbeleid. Hoe en zoja op welke wijze wordt er met de A-bedrijven omgegaan? Is het handhavingsbeleid afdoende om meldingen binnen te krijgen? Hoe wordt het bedrijvenbestand actueel gehouden? Wie doet vooroverleg? Wie handelt meldingen af? Worden meldingen binnen 4 weken afgedaan? Hoe wordt toezicht geprogrammeerd, voorbereid en vastgelegd? Hoe is de afstemming met Gebruiksbesluit en Waterwet? Is de formatie evenwichtig en op peil? Welke service wil de gemeente nog verlenen? Is preventie en
Dit onderzoek is bedoeld om te komen tot aanbevelingen om gemeenten verder op weg te helpen met de implementatie en niet om handhavend op te treden. Uit de interviews van de 40 gemeenten ontstaat het beeld dat het merendeel van de gemeenten goede stappen heeft ondernomen om het Activiteitenbesluit te implementeren. Onverlet de goede start zullen in bijna alle onderzochte gemeenten nog verbeterslagen moeten worden gemaakt. Dat het Activiteitenbesluit is opgepakt is ook logisch want het Activiteitenbesluit is een groot deel van de dagelijkse praktijk van vergunningverlening en toezicht. Maar de omgeving van die dagelijkse praktijk verandert door het Activiteitenbesluit! Dit vraagt 04 | Het Activiteitenbesluit
voorlichting als strategie efficiënt of wordt ingezet of correctie door handhaving? Is de deskundigheid voldoende aanwezig? Is de beoordeling van meldingen/alternatieve maatregelen in de lijn met functiescheiding? Dit zijn enkele van de afwegingen die gemaakt en vastgelegd moeten worden.
Provincies (in het kader van haar regierol professionalisering toezicht) • A andacht te hebben voor de doorwerking van het Activiteitenbesluit in de milieuprogrammering. • Het hanteren van de beleidscyclus van de professionalisering van de milieuwethandhaving nadrukkelijk volgen en stimuleren.
De onderzoekers realiseren zich dat 2008 voor veel gemeenten een leerjaar is geweest. Dit komt duidelijk tot uiting in de milieuprogrammering van 2008. In maar 25% van de programma’s zijn de consequenties van het Activiteitenbesluit verwerkt. Opvallend is ook dat 50% van de gemeenten in 2008 minder controles uitvoert ten opzichte van de vorige jaren. In veel gevallen is dit niet voorzien en evenmin bestuurlijk besloten. Met de vele wetswijzigingen die op de gemeenten afkomen is het de vraag of dit niet gaat leiden tot structurele vermindering van de output van, met name, het toezicht. Ook de afstemming van het toezicht met het Gebruiksbesluit en de anticipatie op de nieuwe Waterwet is nog beperkt opgepakt. Er zijn goede stappen gezet maar de organisatie en taakopvatting zijn nog niet volledig ingericht op het omgaan met algemene regels. De groep achterblijvers (20%) zal met name eerst nog een erkenning van de impact van het Activiteitenbesluit op hun werklast en organisatie bij het management en bestuur moeten bewerkstelligen om vervolgens verdere implementatiestappen te kunnen nemen. Voor 2009 wordt dan ook nadrukkelijk gewezen op het verzilveren van de ervaringen van 2008. Onderstaand worden hiervoor aanbevelingen gedaan:
Gemeenten • G emeenten worden nadrukkelijk gewezen op het belang om de impact van het Activiteitenbesluit voor haar organisatie goed in beeld te brengen. Een analyse van het bedrijvenbestand en inzicht in de werklast en de hiervoor benodigde capaciteit en kennis zijn de basis voor herijking van het toezichtbeleid, het vergunningenbeleid en een dienstverleningsconcept. Het Activiteitenbesluit kent een overgangsrecht van drie jaar. Binnen deze tijd zouden de noodzakelijke acties gepland en uitgevoerd moeten worden. De ontwikkelde maatlat “Gemeentelijke uitvoeringspraktijk Activiteitenbesluit’ kan een nuttig zelftoetsinstrument zijn.
VROM • H et BARIM-traject voor de opleiding en ondersteuning van de milieuhandhavers en vergunningverleners is door iedereen als een succes benoemd. Deze aanpak wordt voor komende invoeringstrajecten voor nieuwe wetgeving van harte aanbevolen. • Er blijft behoefte aan permanente opleiding en uitwisseling van praktijkervaringen. Het opstellen van factsheets voor vergunningverlening en toezicht is reeds opgepakt door VROM/Infomil. De ervaringen van dit onderzoek worden daarin verwerkt. • De lijst van aandachtspunten en wensen afkomstig van de geïnterviewde gemeenten, zoals opgenomen in bijlage 1, laten doorwerken in wijziging van het Activiteitenbesluit en de informatievoorziening via Infomil.
Het Activiteitenbesluit | 05
1. Inleiding 1.1 Algemeen
1.2 Doelstelling
Per 1 januari 2008 is het Activiteitenbesluit in werking getreden. Elf bestaande 8.40 AMvB’s en het Besluit opslaan ondergrondse tanks maken plaats voor één nieuwe AMvB: het Activiteitenbesluit. Tijdens deze samenvoeging is ook regelgeving voor lozingen in het Activiteitenbesluit opgenomen die eerst onder de Wet verontreiniging oppervlaktewateren viel. Met het stroomlijnen en uniformeren van de milieuregelgeving valt het merendeel van de bedrijven, waar voorheen de vergunningplicht gold, per 1 januari 2008 onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Hierdoor zullen de administratieve lasten verminderen en wordt er door meer uniformiteit een verbetering van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid verwacht. Enkele voorbeelden van dergelijke bedrijven zijn: • de metaal- en elektrotechnische industrie; • de zeefdrukkerijen; • inrichtingen die niet onder de voormalige branchegerichte 8.40 AMvB’s vielen, omdat: - deze niet voldeden aan het ‘in-hoofdzaak-criterium’; - deze onder één of meer uitsluitingscriteria vielen.
De VROM-Inspectie stelt zich dan ook met dit project tot doel om kort na het van kracht worden van het Activiteitenbesluit te onderzoeken hoe het besluit in de gemeentelijke praktijk wordt geïmplementeerd zodat vanuit die praktijkervaring, als dat nodig is, snel kan worden bijgestuurd om een snelle en soepele implementatie te ondersteunen.
In de toekomst worden er nog meer branches onder de algemene regels gebracht, hiervoor is reeds een wetgevingsproject in gang gezet. Voor de totstandkoming van het Activiteitenbesluit is de Wet milieubeheer gewijzigd. De systematiek van de wet ging er tot 1 januari 2008 vanuit dat inrichtingen in principe altijd vergunningplichtig zijn. Met de nieuwe regels is het nieuwe uitgangspunt dat inrichtingen onder algemene regels vallen tenzij ze zijn opgenomen in een limitatieve lijst van vergunningplichtige bedrijven. Vooruitlopend op de Wabo is er voor het Activiteitenbesluit een internetmodule (A.I.M.) waar bedrijven elektronisch meldingen kunnen doen. Op termijn wordt dit gecombineerd met het omgevingsloket voor de WABO. Het Activiteitenbesluit betekent voor de gemeenten een omschakeling van haar werkwijze. Zo is daar ten eerste de initiële inspanning voor het vergaren van voldoende inhoudelijke kennis om het Activiteitenbesluit goed uit te kunnen voeren en de impact voor de organisatie in beeld te brengen. Ten tweede heeft het Activiteitenbesluit invloed op de organisatie van de uitvoering van vergunningverlening en toezicht. Aspecten die daarbij een rol spelen zijn onder andere de elektronische melding, het wijzigen van de bestuurlijke lasten, het verschuiven van personele inzet naar toezicht achteraf in plaats van vooroverleg bij vergunningprocedures, het actualiseren van inrichtingbestanden, het actualiseren van oude vergunningen, toetsen overgangsrecht en afstemming met waterkwaliteitsbeheerders. 06 | Het Activiteitenbesluit
Het onderzoek richt zich op de gemeentelijke uitvoeringspraktijk. De keten van het Activiteitenbesluit reikt natuurlijk verder dan de gemeenten. Nadrukkelijk is het Activiteitenbesluit bedoeld om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te reduceren en te zorgen voor uniformiteit en vergroting van de naleving door verbetering van de handhaafbaarheid. Dit project strekt niet zover om deze hypothesen te toetsen maar zal zich beperken tot de praktijk van de gemeentelijke uitvoering.
2. Werkwijze 2.1 Fasering Het project kent een gefaseerde aanpak: • fase 1: inventariseren en signalering, • fase 2: opstellen meetlat en • fase 3: onderzoek implementatie. FASE 1: april-juli 2008: Inventariseren en Signaleren De eerste fase is bedoeld om inzicht te krijgen in mogelijke knelpunten die in de uitvoeringspraktijk worden ervaren. Deze fase maakt het mogelijk om in de tweede fase een maatlat te kunnen ontwikkelen en in de derde fase zal in een aantal gemeenten de uitvoeringspraktijk te kunnen toetsen. De invoering van het Activiteitenbesluit wordt vanuit diverse kanten intensief ondersteund. Door het ministerie van VROM (VROM) is Infomil ingeschakeld om voor kennisoverdracht te zorgen. Er zijn diverse instructiebijeenkomsten geweest waar veel gemeenten aan hebben deelgenomen. Infomil onderhoudt een informatieve site en heeft een helpdesk. Uitvoeringsproblemen die via de helpdesk binnenkomen worden in nauw overleg met de beleidsdirectie opgepakt. Door BARIM (initiatief van het platform milieuhandhaving grote gemeenten) is veel voorlichting en ondersteuning gegeven in de vorm van train de trainer en zijn er coachingtrajecten opgezet. VROM ondersteunde het BARIM-initiatief en heeft het financieel ondersteund Het bovenstaande genereerde veel kennis bij toegankelijke informatiebronnen die via gesprekken benut zijn om als Inspectie inzicht te krijgen in mogelijke knelpunten in de uitvoeringspraktijk. Verder zijn de gemeenteaccounts van de VROM-Inspectie gevraagd om in contacten met gemeenten in te gaan op het Activiteitenbesluit om signalen op te pakken over de gemeentelijke uitvoeringspraktijk. Aanvullend is samengewerkt met BARIM om middels een enquête de deelnemers van de BARIM-finale, op 12 april 2008, te bevragen over hun ervaringen met het Activiteitenbesluit. Over het onderzoek is vooraf en tussentijds gecommuniceerd met de VNG. Van de eerste fase is een tussenrapportage opgesteld. FASE 2: juli-september 2008: Maatlat adequate uitvoering Voor de toetsing van de uitvoering door de gemeenten in de derde fase is een maatlat ‘Gemeentelijke uitvoeringspraktijk Activiteitenbesluit’ ontwikkeld. Deze maatlat beschrijft de meest essentiële onderdelen van de implementatie en uitvoering van het Activiteitenbesluit en de beleidsmatige en organisatorische aanpassingen die dit vergt. Voor het opstellen van de maatlat is gebruik gemaakt van signalen van de gemeenteaccounts van de VROM-Inspectie, het adequate niveau zoals de Vrom-Inspectie die hanteert bij gemeenteonderzoeken, informatie van BARIM (met onder andere de resultaten van een uitgevoerde enquête onder 81
gemeenten) en extern ingehuurde deskundigheid. De maatlat bevat de vragen die in de interviews in fase 3 zijn onderzocht en hanteert de indeling van beleid, programmering en tenslotte de uitvoeringspraktijk. FASE 3: oktober 2008: Onderzoek implementatie Om uiteindelijk een objectief beeld te kunnen vormen van de wijze waarop de implementatie van het Activiteitenbesluit tot nu toe heeft plaatsgevonden zijn 40 gemeenten bezocht. De gemeenten zijn a-selectief gekozen. De onderzoeken bij de gemeenten zijn door vijf teams van elk twee inspecteurs uitgevoerd. Het onderzoek is opgesplitst in een interview met (zoveel mogelijk een) vergunningverlener, toezichthouder en een vertegenwoordiger van het management. Het interview is gestructureerd aan de hand van de maatlat. Vervolgens is een beperkt dossieronderzoek uitgevoerd waarbij enkele vergunning- en toezichtdossiers zijn doorgenomen. De gemeenten zijn vooraf schriftelijk geïnformeerd en relevante beleidsstukken/programma’s zijn opgevraagd. Het onderzoek heeft zich niet gericht op technische en juridische knelpunten van het Activiteitenbesluit omdat daar via de helpdesk van Infomil al voldoende aan wordt gedaan. Ook de bekend veronderstelde discussie over het, in begin van 2008, onvoldoende functioneren van de AIM is niet betrokken. Wel is er rekening mee gehouden dat dit de implementatie heeft vertraagd. De onderbouwing van de cijfermatige conclusies en de kwalitatieve bevindingen in dit rapport zijn te herleiden naar de kwantitatieveanalyse die afdeling S&I van de VROM-Inspectie heeft gemaakt van de 40 interviews.
2.2 Projectorganisatie Voor de uitvoering van het project is een projectgroep samengesteld met drie Inspectiemedewerkers en een medewerker van de beleidsdirectie van VROM. Dit kernteam heeft de eerste en tweede fase uitgevoerd, meegewerkt aan de gemeenteonderzoeken en deze rapportage opgesteld. Voor het opstellen van de maatlat is een extern adviesbureau ingehuurd. Voor de gemeenteonderzoeken is het kernteam uitgebreid tot 10 inspecteurs, zodat per inspectieregio er een team van twee personen beschikbaar was. Projectteam: Onderzoekers: Ondersteuning:
Ing. J. Aardema MSc, projectleider, VI Noord Ing. J. Hooghordel, VI Noord Ing. R.J. Looijmans, VI Oost Mr. ing. C. van den Berg, VROM BJZ Drs. G. Bareman, Ing. J. Marinissen, Ing. A. Henskens, Ing. J.M.T. Smetsers, A.H. van Oort-Kimmels, Ing. R.E. van der Molen, G.C. Gaartman-Mandala HMA Milieuadvisering Het Activiteitenbesluit | 07
3. Bespreken van de resultaten 3.1 Inleiding In alle gemeenten is aandacht voor het Activiteitenbesluit. Dit is logisch want het is deel van de dagelijkse uitvoering van de VROM-taken. De implementatie van het Activiteitenbesluit in de gemeentelijke organisaties is door ruim twee-derde van de gemeenten projectmatig opgepakt. Bij 20% van de gemeenten is hiervoor een bestuurlijk vastgesteld plan gebruikt. In de volgende paragrafen wordt dieper ingegaan op de wijze waarop de gemeenten het Activiteitenbesluit hebben geïmplementeerd en nu uitvoeren. Hierbij wordt gefocust op de volgende vijf onderwerpen: 1. Beschikt de gemeente over een goede analyse van het bedrijvenbestand? 2. Heeft de analyse geleid tot programmering van acties en de toekomstige werklast? 3. Heeft de gemeente het toezicht- en vergunningbeleid herijkt? 4. Heeft de gemeente invulling gegeven aan de gewijzigde rol overheid/bedrijfsleven? 5. Zijn er nog specifieke aandachtspunten en wensen?
3.2 Analyse bedrijvenbestand Een goede uitvoering van de taken begint bij de noodzaak om voldoende inzicht in het werkpakket te hebben. De basis hiervoor is Heeft de gemeente een analyse van het een goede analyse van het gemeentelijke bedrijvenbestand.
bedrijvenbestand Heeft de gemeente een analysegemaakt? van het Heeft bedrijvenbestand de gemeente een analysegemaakt? van het bedrijvenbestand gemaakt? 18%
18%
inschatting op basis van de SBI-codes van het bedrijvenbestand, een grove beoordeling van alle vergunningplichtige inrichtingen of een analyse op dossierniveau. Een volledige dossieranalyse is door slechts 34% van de gemeenten uitgevoerd. In dat geval is ook pas echt inzichtelijk gemaakt of bedrijven te maken hebben met overgangsrecht of er maatwerk nodig is en/of de resterende vergunningen geactualiseerd moeten worden. Hiermee is het pas echt mogelijk om de inzet, voor vergunningverlening en afhandeling van meldingen en de noodzakelijke acties om vergunningen/ meldingen qua voorschriften actueel te houden, goed te programmeren. 18 % van de gemeenten heeft helemaal geen zicht op de toekomstige werklast en de verhouding tussen A-, B- en C-bedrijven maar gaan dit de komende jaren werkenderwijs invullen. Veelal worden de toezichtmomenten aangegrepen om de bedrijven en voorschriften te beoordelen. Voorbeeld: Gemeente X heeft in het kader van de bedrijvendoorlichting alle vergunningplichtige inrichtingen die op het gezoneerde industrieterrein liggen op dossierniveau beoordeeld. Een groot deel van de inrichtingen bleek een type B-bedrijf. Voor type B-bedrijven komt de vergunning te vervallen en daarmee gaan ook de standaard geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit gelden. Deze standaardvoorschriften kunnen betekenen dat de inrichtingen meer geluidruimte krijgen en daardoor de geluidsbelasting op de zonegrens wordt overschreden en/of andere inrichtingen onnodig worden beperkt. Door de gemeente is per geval beoordeeld of met maatwerkvoorschriften de geluidsruimte van de B-inrichtingen weer gelijk moet worden getrokken met de vergunde situatie. Dit is projectmatig opgepakt.
Ja, alle dossiers
Ja, alle dossiers
34%
28%28% 20%
20%
34%
Er is geen algemeen handvat te geven voor de impact van het Activiteitenbesluit op het bedrijvenbestand. Uit de gegevens van de bezochte gemeenten blijkt dat gemiddeld voor 5% van de inrichtinJa, via een Ja, via een inschatting vaninschatting van gen de vergunningplicht blijft bestaan. Van het resterend deel is SBI-codes SBI-codes zelfs minder dan de helft nog maar meldingsplichtig. Nee, wordt met toezicht Ja, alleen voorheen VP-
Ja, alleen voorheen VPinrichtingen inrichtingen
Nee, wordt met toezicht meegenomen
meegenomen
82% van de gemeenten heeft het bedrijvenbestand op één of andere manier doorgelicht en een indeling gemaakt in nieuwe bedrijftype´s A, B en C (meldingsvrij, meldingplicht, vergunningplicht) en de buiten het Activiteitenbesluit vallende bedrijven (met name de gpbv-installaties). De wijze waarop deze analyse is gedaan varieert. Dit kan zijn een 08 | Het Activiteitenbesluit
Verdeling bedrijfstypes in gemeentelijk inrichtingenbestand 5%
5%
45%
M e l d i n g s p li c h t M e l d i n g s v r ij
50%
45%
Hoe werkt het Activiteitenbesluit door in de milieuprogramma’s
M e l d i n g s p li c h t
V e r g u n n in g s p lic h t
M e l d i n g s v r ij 50%
aan verbonden, waarbij in slechts 2 programma’s alle onderzochte punten (nieuw bedrijvenbestand, actualisatie vergunningen, maatwerk opleggen binnen overgangsrecht, vermindering vergunningverlening, verschuiving van vergunningverlening naar toezicht) zijn opgenomen.
V e r g u n n in g s p lic h t
Opgemerkt moet worden dat in voornamelijk agrarische gemeenten bij relatief weinig bedrijven de vergunningplicht nog komt te vervallen. Door de AMvB-Landbouw zijn per december 2006 al veel vergunningplichtige agrarische inrichtingen onder de AMvB komen te vallen. Voor gemeenten met lichte tot middelzware industrie zal er wel een aanzienlijke wijziging van het bedrijvenbestand optreden. Vaak gaat het om bedrijven in de metaalsector of zeefdrukkerijen. Het belang van een dossierbeoordeling van deze bedrijven is groot omdat het vaak bedrijven zijn die onder het convenant metaal- en electrotechnische bedrijven vielen en mogelijk maatwerk nodig hebben om bestaande (lichtere of zwaardere) vergunningvoorschriften van kracht te laten blijven. Verder hebben deze inrichtingen vaak voor indirecte lozingen een WVO-vergunning, die gelijktijdig met de Wm-vergunning is komen te vervallen. Ook hiervoor geldt mogelijk maatwerk en zal dit in combinatie met de type-indeling moeten worden afgestemd met de waterkwaliteitsbeheerder.
3.3 Programmering Bij het onderzoek is van de veronderstelling uitgegaan dat door het Activiteitenbesluit een verschuiving in de werkzaamheden komt en dat een aantal acties met voorrang opgepakt moet worden. Hiervoor is een goede analyse van het bedrijvenbestand nodig. Immers omdat er minder inrichtingen nog vergunningplichtig zijn, en zelfs een groot deel van de inrichtingen meldingsvrij is, mag een herziening van de inzet voor vergunningverlening en toezicht verwacht worden. Doordat het Activiteitenbesluit uitgaat van doelvoorschriften, keuzevrijheden voor ondernemers om alternatieven voor erkende maatregelen te kiezen en het wegvallen van vooroverleg zal de druk op toezicht groter worden. Ook in de Nota van toelichting op het Activiteitenbesluit wordt gewezen op deze verschuiving in bestuurlijke lasten naast de administratieve lastenverlichting bij het bedrijfsleven. Het onderzoek wijst uit dat de analyse van het bedrijvenbestand en de werkzaamheden die uit de implementatie van het Activiteitenbesluit voortvloeien nog onvoldoende in de milieuprogrammering van 2008 zijn opgenomen. In alle gevallen wordt in de milieuprogramma´s of afdelingsplannen de nieuwe regelgeving wel genoemd en gewezen op extra inzet die dit met zich meebrengt, maar slechts in beperkte gevallen worden er concrete consequenties
6 0% Nw bedrijvenindeling
5 0%
Actualisatie vergunningen
4 0%
Maatw erk binnen overgangsrecht Verschuiving ft VV-> HH
3 0% 2 0%
Vermindering ft VV Geen doorwerking
1 0% 0%
Zo wordt in; • 52% het nieuwe bedrijvenbestand vermeld; • 23% een verschuiving van formatie van vergunningverlening naar toezicht aangegeven; • 20% capaciteit geprioriteerd, om vergunningen binnen de 3 jaar van overgangsrecht in maatwerk om te zetten; • 15% vermindering van de formatie voor vergunningverlening genoemd; • 25% actualisatie van bestaande vergunningen, om deze aan het Activiteitenbesluit aan te passen, geprogrammeerd. Ook is slechts 55% van de gemeenten zich daadwerkelijk bewust dat binnen drie jaar het overgangsrecht van alle relevante dossiers moeten zijn afgehandeld. Bedrijven kunnen, als de vergunningvoorschriften niet worden omgezet naar maatwerk, hierdoor onbedoeld vergunningrechten verspelen of onder soepelere voorschriften van het Activiteitenbesluit komen.
Voorbeeld: Gemeente X heeft het bedrijvenbestand volledig ingedeeld in de bedrijfstypen A, B en C en hieraan nieuwe kentallen verbonden. Voor toezicht is de inzet verhoogd en voor vergunningverlening is de formatie naar beneden bijgesteld. Echter voor 2008 wordt de capaciteit bij vergunningverlening ingezet voor maatwerkprojecten en opleiding. Voorbeeld: Gemeente Y houdt zo weinig vergunningplichtige inrichtingen over dat gekozen is om de deskundigheid bij vergunningverlening te concentreren op de agrarische bedrijfstak. Voor overige vergunningprocedures is besloten terug te vallen op inhuur.
Het Activiteitenbesluit | 09
De uitvoering in 2008 is grotendeels gebaseerd op dezelfde planning als de voorgaande jaren. Het jaar 2008 wordt in veel gevallen genoemd als een leerjaar, waarbij mogelijk vrijkomende tijd wordt gebruikt voor opleiding en implementatie. De consequenties hiervan vinden we terug in het feit dat 50% van de gemeenten over 2008 minder producten levert dan vergeleken met de planning en uitvoering in de vorige jaren (het betreft dan minder controles). Dit is in 18% van te voren gepland door de productie in het milieuprogramma van 2008 te verminderen, in 13% van de gemeenten moet er gedurende het jaar extra inzet worden ingehuurd om de productie te halen. 32% loopt een achterstand op. Heeft de invoering van het Activiteitenbesluit geleid tot minder output van VROM-taken in 2008 tov planning/voorgaande jaren? 18%
18%
Nee, gelijk gebleven
37%
37%
Nee, gelijk gebleven Nee, er is extra ingezet
Nee, er is extra ingezet Ja, minder producten dan gepland
Ja, producten Ja,minder minder producten doch dan gepland dit was al vooraf gepland
32%
32%
13%
Ja, minder producten doch dit was al vooraf gepland
De oorzaak ligt13% volgens 77% van de gemeenten hierin, dat toezicht nu veel meer tijd kost en men het werk binnen de staande organisatie wil uitvoeren. Is er voor de uitvoering van het Toezicht nu meer tijd en/of deskundigheid nodig door het Activiteitenbesluit? 23% 38%
23% 38%
39%
• B lijft de categorie-indeling (cat. 1 t/m 4) bestaan naast de bedrijventypering? Gezien de mogelijkheid om toezicht te nuanceren en een bonus-malussysteem toe te passen wordt hieraan door de meeste gemeenten de voorkeur gegeven. • W at zijn de geëigende middelen om naleving van meldingsplicht en voorschriften in een omgeving van algemene regels te realiseren? Voorziet de toezichtstrategie hier voldoende in? De praktijk leert dat spontane meldingen in het verleden veelal uitbleven. Het achteraf nog doen van een melding werd vaak onnodig geacht, immers het doel om kennis te kunnen nemen van vestiging was al bereikt. In het licht van de huidige regelgeving heeft de melding een zwaarder gewicht. Afhandeling van een melding is nu bijvoorbeeld aan termijnen gebonden om onderzoeksrapporten te kunnen afdwingen. • I s er gelet op het Gebruiksbesluit en de nieuwe Waterwet noodzaak om toezicht meer integraal te programmeren? • I s het handhavingsbeleid en de uitvoering door de gemeente voldoende om geloofwaardig het indienen van meldingen af te dwingen?
Ja, dit is ook gepland • Welke rol krijgt toezicht en welke rol krijgt vergunningverlening? Ja, dit isJa, ook gepland maar dit was niet
gepland
Ja, maar dit was niet Nee, blijft gelijk gepland Nee, blijft gelijk
39%
3.4 Herijking toezicht- en het vergunningenbeleid In de vorige paragraaf is ingegaan op de directe consequenties voor de bestuurlijke inzet bij vergunningverlening en toezicht. Maar het Activiteitenbesluit, en in zijn algemeenheid het omgaan met algemene regels, betekent ook dat er nagedacht moet worden of de ‘oude’ aanpak van vergunningverlening en toezicht nog afdoende is om tot een gewenst niveau van risicobeheersing te komen. In dit kader is een aantal afwegingspunten naar voren gekomen. Genoemd worden:
10 | Het Activiteitenbesluit
• M oeten A-bedrijven nog worden geregistreerd en/of periodiek gecontroleerd? Past een branchegerichte aanpak voor deze bedrijven niet beter in de huidige regelgeving? Is het noodzakelijk om vanuit milieu het toezicht uit te oefenen of kunnen zaken in de bouwfase geregeld worden of is het toezicht op het Gebruiksbesluit voldoende? (Opgemerkt moet worden dat de A-bedrijven ook middelzware inrichtingen uit milieucategorie-II kunnen bevatten.)
• V oorzien de werkinstructies voor afhandeling van meldingen in een adequate intake? • O p welke wijze wordt toezicht voorbereid en vindt transparante verslaglegging plaats? • B lijft er voldoende deskundigheid bij vergunningverlening inzake het Activiteitenbesluit? 52% van de gemeenten schat in dat ze voldoende deskundigheid behouden. 33% reageert hierop negatief en de rest heeft er nog geen zicht op. • Kan de intake van meldingen worden verzakelijkt en afhandeling door toezicht worden verzorgd? • I s vooroverleg een zaak van vergunningverlening of past een verschuiving naar toezicht? • K omt de functiescheiding in het geding door overhevelen van taken naar toezicht? Opgemerkt moet worden dat beoordelingen en advisering over vastgestelde normen door de toezichthouder kan plaatsvinden. Slechts als er sprake is van het opstellen van
maatwerk of het accepteren van een alternatieve verplichte maatregel is functiescheiding noodzakelijk. In de praktijk zien we dat ten aanzien van voorstaande verschillende strategieën worden gevolgd die veelal nog niet bewust zijn gekozen of bestuurlijk zijn vastgesteld. Elke strategie heeft zijn eigen vooren nadelen. De herijking van het beleid zou grotendeels ook terug te vinden moeten zijn in de protocollen van de professionalisering van de milieuwethandhaving (Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer), welke worden overgenomen in het Besluit OmgevingsRecht met ingang van de Wabo. Immers de professionalisering, maar ook de systematiek van de VROM-Inspectie in de VROM-brede gemeenteonderzoeken, gaat uit van de cirkel van beleid, programmering en uitvoering. Feit is dat slechts 20% van de gemeenten het toezichtbeleid en ook de protocollen van de professionalisering handhaving hebben aangepast. Grotendeels geldt hetzelfde voor het ontbreken van een herijking van het beleid voor vergunningverlening. Heeft het activiteitenbesluit geleid tot wijziging van het toezichtsbeleid en de protocollen van de professionalisering van het toezicht? 20%
ja
Van de gemeenten heeft 40% onvoldoende beleid en mogelijkheden om een actueel bedrijvenbestand te borgen. Hierbij speelt met name het ondergeschikt raken van de registratie van A-inrichtingen. De meningen over de noodzaak hiertoe zijn trouwens verdeeld. In 30% van de gemeenten is geen protocol voor een adequate intake en behandeling van meldingen; met name is de borging van beoordelingstermijn (vier weken om aanvullende onderzoeksrapporten op te kunnen vragen) onvoldoende vastgelegd.
3.5 I nvulling gewijzigde rol overheid/ bedrijfsleven Bedrijven krijgen meer eigen verantwoordelijkheid, algemene regels, beperkte meldplicht en doelvoorschriften. De vraag doet zich voor hoever de dienstverlening van de gemeente nog moet strekken en wie die dienstverlening moet geven. Belangrijke discussie hierbij is dat de praktijk laat zien dat individuele, met name kleinere, bedrijven moeite hebben om een goede melding te doen en om te bepalen welke voorschriften voor hun van toepassing zijn. Niet in het onderzoek betrokken, maar wel interessant, is de vraag of het efficiënter is om in het voortraject bedrijven goed te begeleiden en te adviseren of om achteraf door toezicht te moeten corrigeren. Heeft de gemeente haar serviceniveau vastgelegd?
ne e
3%
3% 80%
Voorbeeld: Gemeente X heeft voor de voorbereiding en uitvoering van controles de toezichthouders uitgerust met PDA’s met het voorschriftenpakket van het Activiteitenbesluit. Afhankelijk van de activiteiten wordt er een checklist opgesteld die door toezicht wordt nagelopen. Op kantoor wordt hiermee transparant vastgelegd welke onderdelen aanwezig waren, wat is gecontroleerd en wat niet en welk oordeel er is gegeven over alternatieve maatregelen. Voorbeeld: Gemeente Y heeft de afhandeling van meldingen sterk verzakelijkt. Voor de afhandeling is een werkinstructie om te zorgen dat de beoordeling op ontvankelijkheid en de noodzaak om aanvullende onderzoeksrapporten op te vragen binnen de termijnen plaatsvindt. Het toezicht op de naleving van een goede melding en het naleven van de voorschriften is ondergebracht bij toezicht. Ook als er vooroverleg nodig is wordt dit door toezicht gedaan. Immers toezicht heeft, krijgt en behoudt de meeste kennis op de inhoudelijke details van het Activiteitenbesluit.
74%
74%
23%
23%
ja neeja Niet nee ingevuld
Niet ingevuld
In elk geval is een brede visie (het dienstverleningsconcept) hierop noodzakelijk en ontbreekt dit bij 74% van de gemeenten. Het merendeel van de gemeenten heeft toch een hoog servicegehalte in het vaandel. Van de gemeenten vindt 80% dat verzakelijking en verwijzing naar eigen verantwoordelijkheid te ver gaat. Voorbeeld: Gemeente X is van mening dat het naleefgedrag door bedrijven verbetert door goede communicatie over de voorschriften waar het bedrijf aan moet voldoen. De zoektocht door het Activiteitenbesluit is voor veel bedrijven een drempel die niet wordt genomen, het verwijzen naar de AIM vindt deze gemeente onvoldoende. De gemeente verzorgt bij de afhandeling van de melding een uitdraai van het voorschriftenpakket. Dit wordt ook in het dossier voor de voorbereiding van het toezicht bewaard. Ook bij een vergunning wordt een bijlage gedaan met de van toepassing zijnde voorschriften en een samenvatting van onderzoeksverplichtingen uit het Activiteitenbesluit.
Het Activiteitenbesluit | 11
33%
Van de gemeenten geeft 42% aan dat de begeleiding en advisering onevenredig veel tijd en inzet kost. Dat vorig voorbeeld een uitzondering is blijkt wel. Slechts bij 20% van de gemeenten strekt de dienstverlening zover dat zij bedrijven concreet informeert over de van toepassing zijnde voorschriften door het uitprinten/toezenden en toelichten. De rest verwijst naar de AIM waar het bedrijf zelf aan de hand van zijn activiteiten een voorschriftenpakket met toelichting kan genereren.
Voor gemeenten betekent het dat met ingang van 1 november 2008 er duidelijke afspraken moeten worden gemaakt met de betrokkenen die bouwplannen toetsen op brandveiligheid (BWT of brandpreventisten) en de toezichthouders op het Gebruiksbesluit. Door 65% van de gemeenten zijn er nog geen afspraken gemaakt over de uitvoering van toetsing en toezicht op de brandveiligheidsaspecten.
Met inwerkingtreding van de nieuwe Waterwet zal de gemeente het bevoegde gezag worden voor de indirecte lozingen. De waterkwaliteitsbeheerder blijft nog wel een toezichthoudende bevoegdheid houden. In het Activiteitenbesluit zijn al de eisen voor lozingen opgenomen. WVO-vergunningen voor indirecte lozingen door Wordt het voorschriftenpakket van een A- en B-bedrijf vastgeB-inrichtingen zijn komen te vervallen. Voor de inwerkingtreding legd en aan het bedrijf kenbaar gemaakt? van de Waterwet zullen de gemeenten met de waterkwaliteitsbe20% heerder afstemming moeten zoeken over de bedrijfsindeling en 20% Ja Ja 33% toezicht en zullen de WVO-vergunningen, die mogelijk strenger/ soepeler zijn dan de voorschriften van het Activiteitenbesluit, Nee Nee beoordeeld moeten worden op de noodzaak om maatwerk op te Wordt wel voor eigen gebruik leggen. Ook is er met het Activiteitenbesluit een 1-loket-functie in Wordt wel voorVastgelegd eigen gebruik in dossier werking getreden. Meldingen worden bij de gemeente ingediend. Vastgelegd in dossier 47% De gemeente is verantwoordelijk voor de doorzending van 47% meldingen naar de waterkwaliteitsbeheerder als het lozingen betreft. Uit het onderzoek blijkt dat pas 20% van de gemeenten dit volledig heeft opgepakt.
3.6 Aandachtspunten en wensen
3.6.1 Afstemming met Waterwet en Gebruiksbesluit Het Activiteitenbesluit anticipeert op het Gebruiksbesluit (in werking getreden per 1 november 2008) en de nieuwe Waterwet (zal 20% inwerking treden gelijktijdig met de Wabo). Uit het onderzoek blijkt dat hier nog maar beperkt rekening mee wordt gehouden. 13%
Zijn de consequenties van het Gebruiksbesluit en de Waterwet erkend en zijn de toezichtstaken met brandweer en waterkwaliteitsbeheerder afgestemd?
ZIjn er met de Waterkwaliteitsbeheerder afspraken gemaakt? 3%
3% 20% 25%
25%
Nee
Nee
alleen voor doorzending Ja, alleen voor Ja, doorzending alleen voor Ja, alleen voor Ja, doorzending endoorzending en afstemming bedrijven indeling afstemming bedrijven indeling Ja, voorindeling doorzending, indeling Ja, voor doorzending, en opstellen maatwerk en opstellen maatwerk
13%
39%
39%
Niet ingevuld
Niet ingevuld
120 100 80 A f s t e m m in g
60
Ge e n a fs pr a k e n 40 20 0 G e b r u ik s b e s l u i t
W a te rw e t
Met het Gebruikbesluit en het Activiteitenbesluit wordt het dubbele regiem voor brandveiligheidsvoorschriften opgelost door een duidelijke scheiding aan te brengen; de eisen voor brandveiligheid ten aanzien van brandgevaarlijke niet-milieugevaarlijke stoffen wordt in het Gebruiksbesluit en via het Bouwbesluit geregeld en ten aanzien van de brandgevaarlijke milieugevaarlijke stoffen is de milieuwetgeving van toepassing. In het Activiteitenbesluit zijn dan ook brandveiligheidsvoorschriften vervallen en is een overgangsrecht opgenomen zolang het Gebruiksbesluit nog niet van toepassing was. 12 | Het Activiteitenbesluit
3.6.2 Afstemming Bouwplantoetsing Een ander aandachtspunt is het feit dat 50% van de gemeenten geen afspraken heeft gemaakt met de bouwplantoetsers om milieueisen al bij de beoordeling van de bouwaanvraag te toetsen. Denk hierbij aan vloeistofdichtheid van vloeren, olieafscheiders, brandwerendheid en dergelijke. Dit kan (uit onwetendheid) in de praktijk leiden tot bouwwerken die niet aan de milieueisen voldoen, wat vervolgens door toezicht en handhavend optreden hersteld moet worden. Door het vervallen van de aanhoudingsplicht voor een bouwvergunning voor een A- of B-inrichting kan dit probleem zich meer voordoen; 82% van de gemeenten is zich hiervan bewust en zorgt voor goede afstemming tussen milieu en BWT. Een inrichtinghouder kan eerst een bouwvergunning aanvragen en pas veel later nog een melding doen. Een goede afstemming tussen bouw en milieu kan aan de voorkant veel problemen oplossen en past in het streven naar een ketengerichte aanpak en integrale benadering. In het kader van de Wabo wordt de melding een indieningsvereiste.
3.6.3 Uitvoering vergunningverlening en toezicht Overigens blijkt er nog steeds veel vraag naar ondersteuning in de vorm van factsheets. Met name over toezicht (hoe bereid je een controle voor als niet bekend is welke activiteiten worden uitgevoerd, hoe communiceer je over de voorschriften, hoe leg je voorbereiding en uitvoering transparant vast, beoordeling alternatieve maatregelen etcetera) en vergunningverlening (hoe neem je de directe en indirecte werking op in vergunningen, hoe en wanneer ga je over tot maatwerk, etc). Dit blijkt ook uit de wisselende kwaliteit van de beoordeelde vergunningen en toezichtdossiers en is al met VROM/Infomil opgepakt. Begin 2009 komen hierover factsheets voor de uitvoerders beschikbaar. De door de gemeenten naar voren gebrachte aandachtspunten en wensen zullen hierin worden ingebracht. Een opsomming van aandachtspunten en wensen is in bijlage 1 opgenomen. Ten aanzien van het toepassen van maatwerkvoorschriften wordt door 25% van de gemeenten aangegeven hiervan regelmatig gebruik te maken. Het gaat dan om maatwerk ten aanzien van geluidsvoorschriften (met name op gezoneerde industrieterreinen) en om vrijstelling te geven voor de noodzaak voor vetafscheiders bij kleinschalige horeca. Hiervoor is de uitdrukkelijke wens deze uitzondering in het Activiteitenbesluit op te nemen.
Het Activiteitenbesluit | 13
4. Conclusies en aanbevelingen • U it de interviews van de 40 gemeenten ontstaat het beeld dat het merendeel goede stappen heeft ondernomen om het Activiteitenbesluit in de organisatie en uitvoering te implementeren. Echter onverlet de goede start zullen in bijna alle onderzochte gemeenten nog verbeterslagen moeten worden gemaakt. • P ositief is dat door de intensieve opleidings- en coachingtrajecten van het BARIM bijna alle gemeentelijke handhavers en vergunningverleners zijn bereikt en opgeleid. • V eel gemeenten schieten nog tekort bij het vastleggen van een visie op de wijze waarop zij, in een tijdperk met algemene regels, met vergunningverlening en het toezicht om wil gaan. Dit terwijl het buiten twijfel staat dat inrichtingenbestanden zich sterk hebben gewijzigd en bedrijven meer eigen verantwoordelijkheid hebben gekregen. Dit heeft voor de gemeente consequenties voor de taakopvatting en de organisatie van de taakuitvoering. Een herijking van het toezichts-, vergunningenbeleid en het dienstverleningsconcept is op zijn plaats. • H et Activiteitenbesluit heeft in veel gemeenten nog onvoldoende de cyclus van beleid, programmering en uitvoering doorlopen. Alhoewel 80% van de gemeenten haar bedrijvenbestand heeft doorgelicht, heeft slechts 34% van de gemeenten dit op dossierniveau geanalyseerd waardoor zij een goede beleidsafweging en programmering kan maken. • S lechts 20% van de gemeenten haar toezichtsbeleid heeft aangepast. Grosso modo kan hetzelfde worden gezegd over het vergunningenbeleid. • D e onderzoekers realiseren zich dat 2008 voor veel gemeenten een leerjaar is geweest. Dit komt duidelijk tot uiting in de milieuprogrammering van 2008. In maar 25% van de programma’s zijn de consequenties van het Activiteitenbesluit verwerkt. • O pvallend is ook dat 50% van de gemeenten in 2008 minder controles uitvoert ten opzichte van de vorige jaren. In veel gevallen is dit niet voorzien en evenmin bestuurlijk besloten. • D e afstemming van het toezicht met het Gebruiksbesluit en de anticipatie op de nieuwe Waterwet is nog beperkt opgepakt. • T ot slot zal de groep achterblijvers (20%) met name eerst nog een erkenning van de impact van het Activiteitenbesluit op hun werklast en organisatie bij het bestuur moeten bewerkstelligen om vervolgens verdere implementatiestappen te kunnen nemen.
14 | Het Activiteitenbesluit
Voor 2009 wordt dan ook nadrukkelijk gewezen op het verzilveren van de ervaringen van 2008. Onderstaand worden hiervoor aanbevelingen gedaan:
Gemeenten • G emeenten worden nadrukkelijk gewezen op het belang om de impact van het Activiteitenbesluit voor haar organisatie goed en volledig in beeld te brengen. Een analyse van het bedrijvenbestand en inzicht in de werklast en de hiervoor benodigde capaciteit en kennis zijn de basis voor herijking van het toezichtbeleid, het vergunningenbeleid en een dienstverleningsconcept. Het Activiteitenbesluit kent een overgangsrecht van drie jaar. Binnen deze tijd zouden de noodzakelijke acties gepland en uitgevoerd moeten worden. De ontwikkelde maatlat “Gemeentelijke uitvoeringspraktijk Activiteitenbesluit’ kan een nuttig zelftoetsinstrument zijn.
VROM • H et BARIM-traject voor de opleiding en ondersteuning van de milieuhandhavers en vergunningverleners is door iedereen als een succes benoemd. Deze aanpak wordt voor komende invoeringstrajecten voor nieuwe wetgeving van harte aanbevolen. • Er blijft behoefte aan permanente opleiding en uitwisseling van praktijkervaringen. Het opstellen van factsheets voor vergunningverlening en toezicht is reeds opgepakt door VROM/Infomil. De ervaringen van dit onderzoek worden daarin verwerkt. • De lijst van aandachtspunten en wensen afkomstig van de geïnterviewde gemeenten, zoals opgenomen in bijlage 1, laten doorwerken in wijziging van het Activiteitenbesluit en de informatievoorziening via Infomil.
Provincies (in het kader van haar regierol professionalisering toezicht) • A andacht te hebben voor de doorwerking van het Activiteitenbesluit in de milieuprogrammering. • Het hanteren van de beleidscyclus van de professionalisering van de milieuwethandhaving nadrukkelijk volgen en stimuleren.
5. Bijlage 1. Wensen en aandachtspunten van de gemeenten Algemeen:
Inhoudelijk:
• V ervallen van de meldingsplicht en toch algemene regels en zelfs maatwerk is onduidelijk voor ondernemers. • Ook een A-bedrijf moet de hele AIM-module doorlopen. Dan is een melding maar 1 druk op de knop nog te gaan. Graag deze meldplicht terug, of helemaal buiten de wetgeving. • Bedrijven hebben geen overzichtelijk pakket meer met voorschriften, dit komt naleving niet ten goede. • Toetsing aan BEVI en RO zijn niet goed meegenomen in het AB.
• D oelvoorschriften vaak te vaag. Geldt ook voor de zorgplichtbepalingen en afvalvoorschriften. Daardoor lastig handhaven. • Is er een lijst met zekere maatregelen voor energie? • Er is behoefte aan landelijke informatie (uitwisseling) over goedgekeurde alternatieve maatregelen. • Geluidsvoorschriften in AB, AmvB-Landbouw en Handreiking Geluid zijn verschillend. • Onduidelijkheid over verschuiving van taken door Gebruikbesluit. • Onduidelijkheid over verschuiving van taken naar de Arbeidsinspectie, met name ATEX-controles. • Uienverwerkende bedrijven en mosselindustrie worden onvoldoende gereguleerd door het AB. • Graag een verbod op verbranden binnen inrichtingen. • Ontheffing van de plicht voor vetafscheiders bij kleine horeca zou in AB opgenomen moeten worden, kost nu veel maatwerkvoorschriften.
Invoering: • S torend dat nummering besluit en regeling niet overeenstemmen. • Besluit kende een te korte invoeringstijd. • Impact voor gemeentelijke organisaties van te voren niet duidelijk aangegeven. Graag kentallen voor vergunningverlening en toezicht. • Behoefte aan overzicht van vervallen voorschriften en gewijzigde voorschriften uit de oude AMvB’s. • Behoefte aan vertaling van AB naar branchebladen en branche-checklisten. • Graag voorbeelddocumenten; brieven, considerans voor vergunningen.
AIM/Digitalisering: • Goed werkende software is voor alle partijen een must. • Het meldingsformulier heeft een moeilijk leesbare layout. • Kleine ondernemers hebben grote moeite met de complexiteit van de AIM. Veel vragen worden onzorgvuldig beantwoord waardoor vaak een indeling in type A volgt terwijl het B moet zijn. • De noodzaak om een melding nogmaals te bevestigen via de bevestigingsmail ontgaat veel ondernemers waardoor de feitelijke melding niet wordt gedaan. • Graag ook een papieren meldingsformulier. • Het per post nasturen van tekeningen wordt veelal niet gedaan.
Het Activiteitenbesluit | 15
Colofon Bestelinformatie Deze publicatie is te downloaden via www.vrom.nl onder vermelding van VROM 9044. Datum publicatie Maart 2009
16 | Het Activiteitenbesluit
VROM 9044 | maart 2009
Dit is een publicatie van: Ministerie van VROM Rijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag | www.vrom.nl