Jaargang 31, no. 2, juni 2010
Herbronning De r e dac t i e
Inhoud Nieuws van de redactie Herbronning
1
Benedicte de Vries & Gerard Bles Tot in onze vezels met de mensen verbonden...
2
Nico Roozen Visie en Strategie van Solidaridad (Jaarverslag 2009)
3
P. Nelen C.Ss.R. Reflectie bij de beëindiging van het BIS op 29 mei 2010
6
Ren Lantman Boekbespreking: Wie diep geworteld is, kan veel dragen
12
André van Kempen De steppe blijft maar bloeien
14
Meindert Muller Overrapportage
17
Ren Lantman Terloops een spoor door de geschiedenis trekken
18
Peter Nissen Kerk na de vanzelfsprekenheid (I)
22
Binnenkort zal het vijftig jaar geleden zijn dat het Tweede Vaticaans Concilie plaats vond. Een tijd vol hoop en verwachting, met het venster op de wereld. De goede paus Johannes XXIII gaf hiertoe de belangrijke voorzet. Op de vleugels van dit aggiornamento en de herbronning van de grondslagen van het evangelisch getuigenis is er ook in onze streken veel goeds gebeurd o.a. op de fundamen‑ ten van van het ‘Volk Gods’ als basis van de kerk, de verantwoor‑ delijkheid van de leek, het hernieuwde missionaire elan vanuit een nieuwe kijk op missie en ontwikkeling. In dat licht is het zaak de ontwikkelingen rond Solidaridad ‑ bijna ondergesneeuwd in de ker‑ kelijke publiciteit ‑ in de gaten te houden. Een hartszaak voor religi‑ euzen, ook uit onze streken, die het elan van Vaticanum II hebben voortgestuwd en willen doorgeven aan de volgende generaties. Zie de oproep van een aantal religieuzen om zich op de ontstane situ‑ atie te bezinnen. Bij gelegenheid van het afscheid van BIS is het goed nog eens goed naar die herbronning te kijken, en het resultaat voor het mis‑ sionair werken van vandaag en morgen te overwegen. Zie het boekje van Kees Dekkers en de toespraak van Piet Nelen. In dit nummer ook de weergave van een gesprek met Lei Meulen‑ berg, kerkhistoricus, die zijn leven lang in het spoor van Vaticatum II gestaag bezig is geweest met de herbronning en vele studenten heeft geïnspireerd. Een nummer, dat voor onze lezers een ‘gevaarlijke herinnering’ (om een bekende theoloog nog maar eens te citeren) mag zijn, en der‑ halve een uitnodiging om de lessen van de (recente) geschiede‑ nis niet te vergeten. Tevens openen we in dit nummer een tweeluik waarin Peter Nissen zijn licht laat schijnen over de geschiedenis van het bisdom Roermond. In dit nummer deel 1 met een terugblik, in het septembernummer volgt deel 2, vanaf nu naar de toekomst. Tot slot kunnen we meedelen dat in het kader van de samenwer‑ king met de afdeling Limburg van de VPW vanaf het volgende nummer de redactie versterkt zal worden met Anne Indenkleef.
1
juni 2010 -
Tot in onze vezels met de mensen verbonden... B e n e d ic t e de V r i e s & G e r a r d B l e s
Een aantal religieuzen in Noord Brabant en Lim‑ burg hebben met verontrusting gereageerd op de plannen van de bisschoppen inzake de cen‑ tralisatie van de missionaire fondsen en de erbij behorende campagnes, alsook van de beslissing die Solidaridad naar aanleiding daarvan heeft gemeend te moeten nemen. In het verlengde van het Vaticanum II werden op het einde van de jaren zestig kerkelijke inzamelingsacties toever‑ trouwd aan lekenorganisaties, o.a. ook aan Soli‑ daridad, die aanvankelijk vooral haar aandacht richtte op Latijns Amerika. Zo is in de afgelopen 40 jaren belangrijke expertise opgebouwd op dit terrein, is verbondenheid ontstaan met tal van groepen op het grondvlak van de kerk, en is met name gewerkt aan het bevorderen van rechtvaar‑ dige handel. Het bewustzijn daarvan is binnen de kerken levend geworden, en het scheppen van rechtvaardige wereldverhoudingen een belangrijk element van de verkondiging. Solidaridad-zon‑ dag, de 3e zondag in de Adventtijd, met aandacht hiervoor in de liturgie, is hiervan de jaarlijkse uit‑ drukking. Met de beoogde bisschoppelijke herstructure‑ ring wordt deze ontwikkeling weer onder hiërar‑ chisch toezicht geplaatst, toevertrouwd aan een bisschoppelijke commissie, en gecommuniceerd onder het motto ‘kerken voor kerken’. Hiermee wordt getornd aan de traditie, dat leken deze beweging in de afgelopen veertig jaren hebben gedragen, en dat daarom niet de bestemming ‘van boven af’, maar de dialoog met groeperingen aan de basis bepalend zijn voor het welslagen van structurele veranderingen, die aan de mensen zelf ten goede komt, zoals tal van voorbeelden in de afgelopen jaren laten zien. Het is bovendien zo, dat door persoonlijke uitwisselingen op het grond‑ vlak – wederzijds bezoek en investering in vertrou‑ wen – het begrip van een en dezelfde, ondeelbare wereld is gegroeid en dieper geworteld in paro‑ chiegemeenschappen, die zich hierin hebben her‑ kend en er in hebben geïnvesteerd. - juni 2010
Het is niet voor niets, dat religieuzen hierover verontrust – en zelfs verontwaardigd – zijn. Met deze bisschoppelijke ingreep zien zij een belang‑ rijke, en wellicht onbegrepen erfenis van Vatica‑ num II in de waagschaal geplaatst. Het ging en gaat volgens dit Concilie allereerst om het avon‑ tuur van het Volk Gods onderweg (Gaudium et Spes), waarin de kerk haar boodschap in deze wereld gestalte geeft, en de leken een belang‑ rijke eigen verantwoordelijkheid dragen. De religi‑ euzen hebben zich in het spoor van het Concilie opnieuw bezonnen op hun bronnen, en zich van daaruit op tal van vlakken geëngageerd in de mis‑ sionaire bewegingen, waarin de ‘optie voor de armen’ is gepraktiseerd, en in Constitutieregels van ordes en congregaties is verankerd. Tal van netwerken zijn ontwikkeld, die op een fijnmazige wijze de ‘interdependentie’ tussen rijke en arme wereld gestalte geven. Zo heeft de kerk allereerst een boodschap in de wereld; zij is er niet voor zichzelf, maar mede om structurele veranderin‑ gen gestalte te geven, die ten goede komen aan armen en kwetsbare mensen. Religieuzen, die binnen hun eigen mogelijkheden mede gestalte hebben gegeven aan de uitwerking van Vaticanum II en zich tot in hun vezels met de mensen om wie het gaat verbonden voelen, willen dat deze traditie begrepen wordt, en naar moge‑ lijkheid door leken voortgezet wordt. Juist vanuit deze trouw willen zij reageren op het plan tot reor‑ ganisatie van bisschoppelijke zijde, die er opper‑ vlakkig uitziet als een efficiëntiemaatregel en een stroomlijning, maar geen recht doet aan wat gegroeid en verworven is. Want daarin ligt voor de religieuzen het vertrouwen in de toekomst. Wie deze verontrusting wil delen, een afschrift van het rondschrijven wil ontvangen, neme con‑ tact op met G. Bles sma, via de mail:
[email protected]
2
Solidaridad wordt een netwerkorganisatie Solidaridad wordt een netwerkorganisatie Solidaridad wordt een netwerkorganisatie
Visie en strategie
De De organisatiestructuur organisatiestructuur van van Solidaridad Solidaridad maakt maakt een een belangrijk belangrijk veranderingsproces veranderingsproces door: door: de de De organisatiestructuur van Solidaridad maakt een belangrijk veranderingsproces door: de omvorming naar een internationale netwerkorganisatie. Door de verandering van de structuur kan omvorming naar een internationale netwerkorganisatie. Door de verandering van de structuur kan omvorming naar een internationale netwerkorganisatie. Door de verandering van de structuur de zeggenschap van zuidelijke partners bij de formulering van het beleid sterk vergroot worden. de zeggenschap van zuidelijke partners bij de formulering van het beleid sterk vergroot worden.kan de partners bij de formulering vandoor het beleid sterken Bovendien wordt de uitvoering van meer gedragen de ervaring van De zeggenschap organisatiestructuur van Solidaridad maakt een belangrijk veranderingsproces door:worden. de lokale Bovendien wordtvan de zuidelijke uitvoering van het het beleid beleid meer gedragen door de kennis kennis envergroot ervaring van lokale Bovendien wordt de uitvoering van het beleid meer gedragen door de kennis en ervaring van lokale partners. Deze vernieuwing is nodig om de internationale samenwerking van de toekomst vorm te omvorming naar een internationale netwerkorganisatie. Door de verandering van de structuur kan partners. Deze vernieuwing is nodig om de internationale samenwerking van de toekomst vorm te partners. Deze vernieuwing is nodig om de internationale samenwerking van de toekomst vorm kunnen geven. de zeggenschap kunnen geven. van zuidelijke partners bij de formulering van het beleid sterk vergroot worden.te kunnen geven. Bovendien wordt de uitvoering van het beleid meer gedragen door de kennis en ervaring van lokale partners. Deze vernieuwing is nodig om de internationale samenwerkingsamenwerking van de toekomstparochies vorm te de Historie de basis basis oecumenische oecumenische samenwerking tussen tussen parochies en en Historie kunnen geven. de basis oecumenische samenwerking parochies en Historie gemeenten gestimuleerd. Het klimaat in tussen kerkelijk Nederland Solidaridad is in 1969 opgericht door de katholieke bisschop-
gemeenten gestimuleerd. Het klimaat in kerkelijk Nederland Solidaridad is in 1969 opgericht door de katholieke bisschopgemeenten Het kerkelijk Nederland Solidaridad is in 1969 opgericht door de katholieke bisschopsloeg echter geleidelijk De kerken trokken zich terug pen, sloeg echter gestimuleerd. geleidelijk om. om. De klimaat kerken in trokken zich terug in in pen, als als katholieke katholieke adventsactie adventsactie voor voor Latijns-Amerika. Latijns-Amerika. In In de de sloeg echter geleidelijk om. De kerken trokken zich terug in pen, als katholieke adventsactie voor Latijns-Amerika. In eigen kring en de interkerkelijke samenwerking kwam onder jaren zeventig was oecumenische samenwerking tussen de eigen kring en de interkerkelijke samenwerking kwam onder jaren zeventig was oecumenische samenwerking tussen de de basis oecumenische samenwerking tussen parochies en Historie eigen kring en de interkerkelijke samenwerking kwam onder jaren zeventig was oecumenische samenwerking tussen de druk Met van Kerk kerken een gedeeld De Herdruk te te staan. staan. Met de de vorming vorming van de de in Protestantse Protestantse Kerk in in kerken een breed breed gedeeld streven. streven. De Nederlandse Nederlandse Hergemeenten gestimuleerd. Het klimaat kerkelijk Nederland Solidaridad is in 1969 opgericht door de katholieke bisschopdruk te staan. Met de vorming van de Protestantse Kerk in kerken een breed gedeeld streven. De Nederlandse HerNederland, als fusie van hervormden, gereformeerden en vormde Kerk trad toe tot Solidaridad en door de toetreding Nederland, fusie van hervormden, gereformeerden vormde Kerk trad toe tot Solidaridad en door de toetreding sloeg echter als geleidelijk om. De kerken trokken zich terug en in pen, als katholieke adventsactie voor Latijns-Amerika. In de Nederland, als fusie van hervormden, gereformeerden en vormde Kerk trad toe tot Solidaridad en door de toetreding lutheranen, kwam een einde aan de brede protestantse deelvan de remonstranten, doopsgezinden en oudkatholieken lutheranen, kwam een einde aan de brede protestantse deelvan de remonstranten, doopsgezinden en oudkatholieken eigen kring en de interkerkelijke samenwerking kwam onder jaren zeventig was oecumenische samenwerking tussen de lutheranen, kwam een einde aan de brede protestantse deelvan de remonstranten, doopsgezinden organisatie. en oudkatholieken name aan Solidaridad. Alleen remonstranten, doopsgeontstond in 1976 interkerkelijke Op dat name Solidaridad. Alleen de de remonstranten, doopsgeontstond in breed 1976 een een interkerkelijke organisatie. Op Herdat druk te aan staan. Met de vorming van de Protestantse Kerk in kerken een gedeeld streven. De Nederlandse name aan Solidaridad. Alleen de remonstranten, doopsgeontstond in 1976 een interkerkelijke organisatie. Op dat zinden en oudkatholieken continueerden hun participatie, in moment was dat een unieke vorm van samenwerking tussen zinden en oudkatholieken continueerden hun participatie, in moment was dat een unieke vorm van samenwerking tussen Nederland, als fusie van hervormden, gereformeerden en vormde Kerk trad toe tot Solidaridad en door de toetreding zinden en oudkatholieken continueerden hun participatie, in moment was dat een unieke vorm van samenwerking tussen een toch overwegend katholieke actie. Naast de afbraak van de diaconale programma’s van de kerken. Daardoor werd aan een toch overwegend katholieke actie. Naast de afbraak van de diaconale programma’s van de kerken. Daardoor werd aan lutheranen, kwam een einde aan de brede protestantse deelvan de remonstranten, doopsgezinden en oudkatholieken een toch overwegend katholieke actie. Naast de afbraak van de diaconale programma’s van de kerken. Daardoor werd aan name aan Solidaridad. Alleen de remonstranten, doopsgeontstond in 1976 een interkerkelijke organisatie. Op dat De regiodirecteuren van Solidaridad Network, vlnr.: Jeroen Douglas (Zuid-Amerika), De regiodirecteuren van Solidaridad Network, vlnr.: Jeroen Douglas (Zuid-Amerika), karugu karugu Macharia Macharia (oost(oostzinden en oudkatholieken continueerden hun participatie, in moment was dat een unieke vorm van samenwerking tussen Afrika), Gonzalo la Cruz (Andes), Shatadru Chattopadhayay (Zuiden Zuidoost-Azië), Brigitte Cerfontaine (MiddenDe regiodirecteuren van Solidaridad Network, vlnr.: Jeroen Douglas (Zuid-Amerika), karugu Macharia (oostAfrika), Gonzalo la Cruz (Andes), Shatadru Chattopadhayay (Zuiden Zuidoost-Azië), Brigitte Cerfontaine (Middeneen toch overwegend katholieke actie. Naast de afbraak van de diaconale programma’s van de kerken. Daardoor werd aan Amerika), Rory Petre (Zuidelijk Afrika), Nico Roozen (Nederland) en Martin Ma (China). Hans Perk, directeur van Afrika), Gonzalo la Cruz (Andes), Shatadru Chattopadhayay (Zuiden Zuidoost-Azië), Brigitte Cerfontaine (MiddenAmerika), Rory Petre (Zuidelijk Afrika), Nico Roozen (Nederland) en Martin Ma (China). Hans Perk, directeur van het regiokantoor West-Afrika staat niet de foto. Amerika), Rory Petre (Zuidelijk Afrika), Nico het regiokantoor West-Afrika staat niet op op deRoozen foto. (Nederland) en Martin Ma (China). Hans Perk, directeur van De van Solidaridad Network, vlnr.: Jeroen Douglas (Zuid-Amerika), karugu Macharia (oosthetregiodirecteuren regiokantoor West-Afrika staat niet op de foto. Afrika), Gonzalo la Cruz (Andes), Shatadru Chattopadhayay (Zuid- en Zuidoost-Azië), Brigitte Cerfontaine (MiddenAmerika), Rory Petre (Zuidelijk Afrika), Nico Roozen (Nederland) en Martin Ma (China). Hans Perk, directeur van het regiokantoor West-Afrika staat niet op de foto.
8 8 8
Solidaridad Jaarverslag 2009 Solidaridad Jaarverslag 2009 3
8
Solidaridad Jaarverslag 2009
Solidaridad Jaarverslag 2009
juni 2010 -
Visie en strategie
SOLIDARIDAD NETWORK Solidaridad SOLIDARIDAD Internationale RaadNETWORK van Toezicht
Azië 2 zetels
Solidaridad LatijnsInternationale Afrika Raad van Toezicht
Azië 2 zetels
2 zetels
Amerika 2 zetels
Afrika 2 zetels
LatijnsAmerika 2 zetels
Europa 2 zetels Europa 2 zetels
Algemeen directeur Algemeen directeur Directieraad
NegenDirectieraad regionale centra Azië Raad van Toezicht
Afrika Negen regionale centra Latijns-Amerika Raad van Toezicht Raad van Toezicht
Europa Raad van Toezicht
Azië Raad Chinavan Toezicht in China
Afrika Raad vanAfrika Toezicht Zuidelijk in Botswana
Europa Raad van Toezicht Europa in Nederland
Latijns-Amerika Raad vanAmerika Toezicht Middenin Guatemala
China in China Zuid en Zuidoost-Azië
Zuidelijk Afrika in Botswana Oost-Afrika
Midden- Amerika in Guatemala Andes
in India
in Kenia
in Peru
West-Afrika in Ghana
Zuid-Amerika in Argentinië
Zuid en Zuidoost-Azië in India
Oost-Afrika in Kenia
West-Afrika in Ghana
de oecumene zou een ander proces de officiële, kerkelijke de oecumene zou een proces geleidelijk de officiële, kerkelijke basis van het werk van ander Solidaridad eroderen. In basis van het werk van Solidaridad geleidelijk eroderen. In de katholieke kerk ontstond een klimaat waarbij de kerk zich de katholieke kerk ontstond een klimaat waarbij de kerk zich naar binnen richt en de wereld steeds minder als de akker naar binnen richt en de wereld steeds minder als de akker wordt gezien waarop geploegd en gezaaid moet worden. wordt gezien waarop geploegd en gezaaid moet worden. Het opkomende conservatisme, vooral in de leiding van de Het opkomende conservatisme, vooral in de leiding van de Rooms-Katholieke Rooms-Katholieke kerk, kerk, heeft heeft uiteindelijk uiteindelijk geleid geleid tot tot het het ververbreken van de banden tussen Solidaridad en de bisschoppenbreken van de banden tussen Solidaridad en de bisschoppenconferentie. conferentie. De Rooms-Katholieke Rooms-Katholieke kerk kerk heeft heeft zich zich in in januari januari 2010 2010 terugterugDe getrokken uit het bestuur van Solidaridad en Solidaridad heeft het mandaat voor het organiseren van de adventsactie terug moeten geven, omdat de bisschoppen een onwerkbaar baar samenwerkingsmodel samenwerkingsmodel hadden hadden voorgelegd. voorgelegd. Solidaridad Solidaridad zou worden gereduceerd tot een uitvoeringsorganisatie van zou worden gereduceerd tot een uitvoeringsorganisatie van bisschoppelijk bisschoppelijk beleid. beleid. Daarmee Daarmee komt komt er er een een einde einde aan aan een een veertigjarige periode van interkerkelijke samenwerking. Of veertigjarige periode van interkerkelijke samenwerking. Of de oecumenische samenwerking aan de basis van de kerken de oecumenische samenwerking aan de basis van de kerken daarmee ook beëindigd is, zal de toekomst ons leren. Veel daarmee ook beëindigd is, zal de toekomst ons leren. Veel parochies en gemeenten zijn tot op heden betrokken gebleparochies en gemeenten zijn tot op heden betrokken gebleven bij het werk van Solidaridad. ven bij het werk van Solidaridad.
Europa in Nederland
Andes in Peru
Zuid-Amerika in Argentinië
een internationale netwerkorganisatie opgebouwd. Solidaeen netwerkorganisatie opgebouwd. Solidaridad internationale Nederland wordt een onderdeel van een netwerk van ridad Nederland wordt een onderdeel van een netwerk negen partnerorganisaties uit verschillende delen van van de negen partnerorganisaties uit verschillende delen van de wereld, negen regionale expertisecentra die het Solidaridadwereld, negen regionale expertisecentra die het Solidaridadprogramma in de regio’s gaan ontwikkelen en uitvoeren (zie programma in de regio’s gaan ontwikkelen en uitvoeren (zie schema). Deze negen centra worden met elkaar verbonden schema). Deze negen centra worden met elkaar verbonden in in het het Solidaridad Solidaridad Network, Network, een een internationale internationale organisatie organisatie met een een gecoördineerd gecoördineerd programma. programma. De De beleidsvorming beleidsvorming met geschiedt door een gelijkwaardige inbreng vanuit alle centra. geschiedt door een gelijkwaardige inbreng vanuit alle centra. De vergadering vergadering van van de de directeuren directeuren van van de de negen negen regionale regionale De centra is in de werkorganisatie het besluitvormende lichaam, onder voorzitterschap van een internationale directeur. Het bestuurlijke toezicht wordt uitgeoefend door een internationale tionale Raad Raad van van Toezicht, Toezicht, die die samengesteld samengesteld is is uit uit vertegenvertegenwoordigers uit de verschillende continenten. woordigers uit de verschillende continenten.
Nieuwe structuur Nieuwe structuur De ontwikkeling in de relatie tot de kerken biedt Solidaridad De ontwikkeling in de relatie tot de kerken biedt Solidaridad nu de mogelijkheid een diep ingrijpend vernieuwingsproces te starten. De organisatie van karakter veranderen, nu de mogelijkheid een diep zal ingrijpend vernieuwingsproEr wordt een proces dat De veel perspectief energie geeft. ces te starten. organisatie zal en van karakter veranderen,
Nieuwe werkwijze Nieuwe werkwijze De nieuwe structuur is meer dan een ander organisatiemoDe nieuwe structuur is meer dan een ander organisatiemodel. De verhouding tussen Noord en Zuid verandert drastisch. del. De verhouding tussen Noord en Zuid verandert drastisch. In de beleidsvorming is er sprake van een verschuiving van In de beleidsvorming is er sprake van een verschuiving van partnerconsultatie naar een meer verplichtende, gezamenpartnerconsultatie naar een meer lijke beleidsontwikkeling. Met een verplichtende, gelijkwaardige gezameninbreng lijke beleidsontwikkeling. Met een gelijkwaardige inbreng vanuit negen regionale contexten wordt een globale strategie vanuit negen regionale contexten wordt een globale strategie voor de netwerkorganisatie ontwikkeld. Wederzijdse verstervoor de netwerkorganisatie ontwikkeld. Wederzijdse versterking van de capaciteit om gezamenlijk beleid te ontwikkelen is de hoogste graad van ontwikkelingssamenwerking. De uitking van de capaciteit om gezamenlijk beleid te ontwikkelen voering van het in goed overleg geformuleerde beleid wordt is de hoogste graad van ontwikkelingssamenwerking. De uit-
een proces dat veel perspectief en energie geeft. Er wordt
voering van het in goed overleg geformuleerde beleid wordt
Solidaridad Jaarverslag 2009
Solidaridad Jaarverslag 2009 - juni 2010
9
4
9
Visie enGroeicurve strategie regionale centra in de periode 2008-2012 Visie en strategie Beginstadium
Tussenstadium Groeicurve regionale centra in de periode 2008-2012 1 Structuur nader te bepalen Structuur wettelijk vastgelegd
Eindstadium
Groeicurve regionale centra in de periode 2008-2012
Beginstadium
Tussenstadium
21
Beginstadium
Structuur naderprocedures te bepalen Minimaal aantal Structuur opgesteld nader te bepalen
Structuur wettelijk vastgelegd Projectcycli en procedures geregeld
3
Financieel management op basisniveau geregeld Minimaal aantal procedures Minimaal Personeelsbezetting / managementopgesteldaantal procedures opgesteld met lokale vertegenwoorcapaciteit Financieel management op basisnidiging Financieel management op basisniveau geregeld veau geregeld Programmaontwikkeling Personeelsbezetting Personeelsbezetting // managementmanagementcapaciteit vertegenwoorcapaciteit met met lokale lokaleen vertegenwoorPartneridentificatie projectdiging diging formulering Programmaontwikkeling Programmaontwikkeling
1
Tussenstadium
Structuur wettelijk vastgelegd
67
Partneridentificatie en projectBasis monitoringsysteem is formulering aanwezig
8
Geen lokale fondsenwerving
Financieel management volgens MANGO vereisten / externe controle Projectcycli en procedures geregeld Projectcycli en procedures geregeld Personeelsbezetting / managementcapaciteit met eigen personeel Financieel management volgens Financieel management volgens MANGO vereisten / externe controle MANGO vereisten / externe controle Jaarplannen Personeelsbezetting Personeelsbezetting // managementmanagementcapaciteit met personeel capaciteit met eigen eigenen personeel Partneridentificatie projectformulering ProgrammaJaarplannen Jaarplannen / projectgoedkeuring Lokaal budgetmanagement Partneridentificatie en projectMonitoring- en evaluatiesysteem formulering aanwezig Programma- / projectgoedkeuring Lokaal Lokale fondsenwerving Lokaal budgetmanagement budgetmanagement
77
Basis Basis monitoringsysteem monitoringsysteem is is aanwezig aanwezig
MonitoringMonitoring- en en evaluatiesysteem evaluatiesysteem aanwezig aanwezig
Geen lokale fondsenwerving
Lokale fondsenwerving
2 42 3 3
5 4 4 6 55
9 8 8
Geen lokale fondsenwerving
Lokale fondsenwerving
Structuur wettelijk vastgelegd / formele erkenning, lokale inbedding en vitaal multi-stakeEindstadium holder netwerk Eindstadium Structuur wettelijk vastgeISO-certificering legd / formele erkenning, lokale Structuur wettelijk vastgeinbedding en vitaal multi-stakelegd / formele erkenning, lokale inbedding en vitaal multi-stakeFinancieel management volgens holder netwerk holder netwerk MANGO vereisten / externe controle ISO-certificering ISO-certificering Uitgebreid personeelsbestand / HR-beleid aanwezig Financieel management volgens Financieel management volgens MANGO vereisten / externe controle MANGO / externe controle Meerjarigvereisten strategisch plan aanwezig Uitgebreid personeelsbeUitgebreid personeelsbestand stand // HR-beleid HR-beleid aanwezig aanwezig Partneridentificatie en projectformulering Programma/ projectgoedkeuring Meerjarig plan Meerjarig strategisch strategisch plan aanwezig aanwezig Lokale budgettoewijzing Partneridentificatie projectLerende organisatie en (monitoring, formulering evaluatie en impactmeting) Programma- / projectgoedkeuring Lokale Strategie voor lokale fondsenwerLokale budgettoewijzing budgettoewijzing ving, substantiële externe financiële Lerende organisatie Lerende organisatie (monitoring, (monitoring, middelen evaluatie en impactmeting) evaluatie en impactmeting) Regionale expertisecentra vol in Strategie voor fondsenwerStrategie voor lokale lokale fondsenwerbedrijf ving, substantiële externe financiële ving, substantiële externe financiële middelen middelen
9 gedecentraliseerd en gedelegeerd aan de regionale experti9 secentra. Een ingrijpende verandering is de verschuiving van de projectgedecentraliseerd en gedelegeerd aan de regionale experticyclus naar de zuidelijke kantoren. aan De projectcyclus bestaat gedecentraliseerd en gedelegeerd de regionale expertisecentra. uit de partneridentificatie, programmabeoordeling, budgetsecentra. Een ingrijpende verandering is de verschuiving van de projecttoewijzing, en de De monitoring en evaluatie Een ingrijpende verandering is de verschuiving van de projectcyclus naar contractafsluiting de zuidelijke kantoren. projectcyclus bestaat van de programma’s. Dit proces vindt steeds minder plaats in cyclus naar de zuidelijke kantoren. De projectcyclus budgetbestaat uit de partneridentificatie, programmabeoordeling, Utrecht, maar in de regio’s. Ieder regionaal centrum heeft een toewijzing, contractafsluiting en de monitoring en evaluatie uit de partneridentificatie, programmabeoordeling, budgetvan de programma’s. Dit proces vindt steeds minder plaats in team dat in staat is deze taken over te nemen en goed uit te toewijzing, contractafsluiting en de monitoring en evaluatie Utrecht, maar in de regio’s. Ieder regionaal centrum heeft een voeren. Het zwaartepunt van de organisatie verschuift door van de programma’s. Dit proces vindt steeds minder plaats in team dat in staat is deze taken over te nemen en goed uit te dit proces van Noord naar Zuid. Internationale samenwerUtrecht, maar in de regio’s. Ieder regionaal centrum heeft een
Regionale expertisecentra vol in king wordt vooral samenwerking tussen de continenten van Regionale expertisecentra vol in bedrijf bedrijf het Zuiden. Solidaridad Nederland gaat zich toeleggen op de bijdrage aan beleidsontwikkeling voor het netwerk, marktking wordt vooral samenwerking tussen de continenten van ontwikkeling in het Noorden, fondsenwerving ter dekking van king wordt vooral samenwerking tussen de continenten van het Zuiden. Solidaridad Nederland gaat zich toeleggen op de het netwerkbudget en het voeren van campagnes om consuhet Zuiden. Solidaridad Nederland gaat zich toeleggen op de bijdrage aan beleidsontwikkeling voor het netwerk, marktment, burger en bedrijfsleven te betrekken bij de verduurzabijdrage aan beleidsontwikkeling voor het netwerk, marktontwikkeling in het Noorden, fondsenwerving ter dekking van ming van de internationale economie. Dit is een spannend, ontwikkeling in het Noorden, fondsenwerving ter dekking van het netwerkbudget en het voeren van campagnes om consumaar veelbelovend transformatieproces. ment, burger en bedrijfsleven te betrekken bij de verduurzahet netwerkbudget en het voeren van campagnes om consu-
voeren. Het zwaartepunt van de organisatie verschuift door Schema ontwikkelingsgang Solidaridad dit proces van Noord naar Zuid. Internationale samenwer-
Nico Roozen
voeren. Het zwaartepunt van de organisatie verschuift door team dat in staat is deze taken over te nemen en goed uit te dit proces van Noord naar Zuid. Internationale samenwer-
ming van de internationale economie. Dit is een spannend, ment, burger en bedrijfsleven te betrekken bij de verduurzamaar veelbelovend transformatieproces. Nico ming Roozen van de internationale economie. Dit is een spannend,
maar veelbelovend transformatieproces. Nico Roozen
Schema ontwikkelingsgang Solidaridad Van
Naar
Schema Solidaridad Karakter ontwikkelingsgang organisatie Ontwikkelingsorganisatie Van
Organisatie voor Internationale Samenwerking Naar
Karakter organisatie Institutionele ontwikkeling Ontwikkelingsorganisatie Westerse ontwikkelingsorganisatie
Van
Institutionele ontwikkeling Westerse ontwikkelingsorganisatie Beleid organisatie Armoedebestrijding Karakter Ontwikkelingsorganisatie
Organisatie voor Internationale Samenwerking Internationale netwerkorganisatie Naar Internationale netwerkorganisatie Duurzame ontwikkeling
Financiën Partners Financiën
Donaties Producentenorganisaties Donaties Maatschappelijke organisaties
Financiën Reikwijdte
Donaties Producentenontwikkeling
Veranderingspotentieel
Niche markt op basis van consumentenlabels Niche markt op basis van consumentenlabels
Organisatie voor Internationale Samenwerking – economische dimensie Duurzame ontwikkeling –Internationale sociale dimensie – economischenetwerkorganisatie dimensie –– ecologische dimensie sociale dimensie –Duurzame ecologische dimensie ontwikkeling Verbreding naar –Verbreding economische private sector naardimensie –– sociale dimensie kennisinstellingen private sector ecologische dimensie –– kennisinstellingen Financieringsmix van: Verbreding – donaties naar van: Financieringsmix private sector – donaties katalysator van kredieten bancaire instellingen kennisinstellingen – katalysator van kredieten bancaire instellingen kapitaal van investeringspartners – katalysator van kapitaal van investeringspartners Financieringsmix van: Ketenontwikkeling van product tot markt Ketenontwikkeling van product tot markt – donaties –Mainstreaming katalysator vandoor kredieten bancaire instellingen MVO en round tables Mainstreaming MVOvan en round tables – katalysator vandoor kapitaal investeringspartners
Reikwijdte
Producentenontwikkeling
Ketenontwikkeling van product tot markt
Veranderingspotentieel
Niche markt op basis van consumentenlabels
Mainstreaming door MVO en round tables
Beleid
Armoedebestrijding
Beleid Partners
Armoedebestrijding Producentenorganisaties Maatschappelijke organisaties Producentenorganisaties
Institutionele ontwikkeling Westerse ontwikkelingsorganisatie
Partners
Reikwijdte Veranderingspotentieel
Maatschappelijke organisaties
Producentenontwikkeling
10 10
Solidaridad Jaarverslag 2009 5 Solidaridad Jaarverslag 2009
10
Solidaridad Jaarverslag 2009
juni 2010 -
Reflectie bij de beëindiging van het BIS op 29 mei 2010
P. N e l e n
Na 35 jaar stopt het BIS met zijn activiteiten. Het heeft zich altijd gesitueerd als een missionaire instelling binnen onze kerk en dat roept de vraag op: door welke missionaire visie heeft het BIS zich in die voorbije jaren laten leiden en inspireren? Een negatief antwoord hierop is: niet door de seculiere waan van de dag, zoals zijn tegenstanders bij voortduring hebben beweerd en tot op vandaag beweren. Het positieve antwoord wordt naar mijn mening gevonden bij onze eerste kerkleider Petrus, die in zijn 2de brief de volgelingen van Jezus als volgt opriep tot vertrouwen. "Kijk vol vertrouwen uit naar de dag van God... Volgens zijn belofte verwachten we een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid zal heersen." (2 Petr. 3, 12-13) Maar verwachten is iets anders dan afwachten. "Als volgelingen van Jezus”, voegde hij hieraan toe, "moeten jullie ook aan die gerechtigheid werken.”
Door die oproep heeft het BIS zich laten inspire‑ ren om zijn missionaire opdracht in de actualiteit van de 2de helft van de 20ste eeuw uit te voeren. Het heeft zich daarbij vooral laten gezeggen door de ervaringen en keuzes van missionaire werkers en bisschoppelijke leiders in de frontlinie. Een voorbeeld hiervan is de aartsbisschop van San Salvador, mgr. Oscar Arnulfo Romero, van wie we op 24 maart herdacht hebben dat hij 30 jaar geleden het slachtoffer werd van zijn inzet voor de gerechtigheid. Hij werd niet vermoord, omdat hij zich mengde in politieke kwesties en keuzes maar omdat hij zich op grond van zijn geloofs‑ overtuiging gedwongen zag om op te komen voor gerechtigheid en te protesteren tegen de onmenselijke onderdrukking van zijn volk door de politieke machthebbers. Vanwege die moedige keuze dringt de huidige bisschoppenconferentie van El Salvador nu terecht aan op zijn zaligverkla‑ ring. Want hij is nog steeds een bron van inspira‑ tie voor de Salvadoraanse bevolking. Hij is een van die vele anderen, bekend en onbekend, die voor velen en ook voor de missionaire activiteiten van het BIS een inspiratiebron zijn geweest. - juni 2010
6
Met het noemen van deze naam en zijn mede‑ standers is echter meteen het spanningsveld aangegeven waarin onze kerk (en niet alleen de onze) in de voorbije vijftig jaren is terecht geko‑ men. Dit spanningsveld heeft ook de missio‑ naire opdracht van de kerk sterk beïnvloed. Bij dit afscheid van het BIS wil ik hierbij even stil‑ staan, omdat het BIS heeft geopereerd binnen dit spanningsveld in onze kerk, daarbinnen zijn weg heeft gezocht en zijn keuzes heeft gemaakt. Als vertrekpunt neem ik de beleidslijn, die in onze kerkprovincie momenteel als leidraad geko‑ zen is voor het missionaire werk: "kerken helpen kerken”.
De missionaire beleidslijn "Kerken helpen kerken” Het devies "kerken helpen kerken” kon ontleend zijn aan het beleid van mijn medebroeder kar‑ dinaal. W. van Rossum, die in het begin van de vorige eeuw aan het hoofd stond van het cen‑ trale missiedepartement in Rome. Hij stimuleerde de planting van zelfstandige kerken in de zoge‑ naamde missiegebieden en organiseerde daar‑ voor de financiële hulpverlening in de PMW, de Pauselijke Missie Werken. Deze PMW groeide uit tot een krachtige centrale kerkelijke hulporgani‑ satie. Ze waren gericht op ondersteuning van de evangelisatie en de kerkopbouw, maar ook van de diaconale activiteiten van die kerken. In de 2de helft van de vorige eeuw zijn we deze diaconale activiteiten ‘ontwikkelingshulp’ gaan noemen. Dit gebeurde onder de invloed van het nieuwe gegeven dat regeringen en nieuwe par‑ ticuliere organisaties zich nadrukkelijk gingen engageren met de ontwikkeling van de zuide‑ lijke landen. Binnen onze kerk kenden we al een aantal van deze particuliere initiatieven zoals de Memisa en de Miva, maar de bisschoppen namen toen ook het initiatief van de Vastenaktie als een gezamenlijke kerkelijke actie voor ont‑ wikkelingsprojecten. De opbrengsten hiervan werden uitdrukkelijk bestemd voor sociaal-eco‑ nomische projecten en niet voor de evangelisatie en de kerkopbouw. De Vastenaktie ontwikkelde zich dus uitdrukkelijk tot een bisschoppelijke ont‑ 7
wikkelingsorganisatie. Nieuw was daarbij ook dat deze actie niet direct geleid werd door de hiërar‑ chie, maar door een aparte organisatie met een eigen bestuur, waarin de hiërarchie invloed had door een benoemingsrecht en een vertegen‑ woordiging. Mede door deze ontwikkeling, maar ook door de opkomende secularisatie, ontstond er in die periode een discussie over de vraag wat tot de ‘missie’ gerekend kon worden en wat tot ‘ontwik‑ kelingshulp’. Concreet spitste deze zich toe in een spanning tussen de PMW als de centrale ker‑ kelijke missie-organisatie en de Vastenaktie als de ontwikkelingsorganisatie. Die spanning vond mede zijn oorzaak in het feit dat de opbrengsten van de PMW een neergang gingen vertonen door een afnemende kerkbetrokkenheid en de Vaste‑ naktie financieel groeide, omdat deze actie ook door niet-kerkelijke en minder kerkelijk betrokken mensen ervaren werd als een betrouwbare hulp‑ organisatie. In feite is een dreigend uit elkaar groeien overstegen door de inspanning van de NMR (Nederlandse Missie Raad), die in 1967 als een coördinerende instantie werd opgericht en waarin zowel de PMW als de Vastenaktie zitting hadden. Grote verdiensten hiervoor hadden J. Schoenma‑ kers als directeur van de PMW en de missionaire instellingen van de religieuzen. Het resultaat van deze coördinatie vond ook zijn uitdrukking in het jaarlijkse collecteschema, dat door de NMR werd ontwikkeld. Hierbij werd in de wereldmissiemaand oktober actie gevoerd voor de PMW, waarbij het accent werd gelegd op de solidaire onderlinge hulp van de kerken op het gebied van de evangelisatie en de kerkopbouw, en werd in de vastentijd aandacht gevraagd voor ontwikkelingsprojecten. De meeste van deze laat‑ ste projecten waren afkomstig van kerken en reli‑ gieuze instellingen in de zuidelijke wereld, maar het kerkelijk verband gold niet persé als een cri‑ terium voor hun acceptatie en goedkeuring. Het devies "kerken helpen kerken” vormde dus geen beslissend criterium in de beleidslijn van de Vas‑ tenaktie. juni 2010 -
Omgaan met de pluriformiteit van onze concrete kerken: drie verschillen Het devies ‘kerken helpen kerken’ kan de indruk oproepen dat deze kerken een uniformiteit verto‑ nen in denken en handelen. De nuchtere feiten van de voorgaande halve eeuw geven aan dat deze indruk niet juist is; onze kerken treden naar buiten als pluriforme gemeenschappen. Die plu‑ riformiteit laat zich niet alleen zien in de verschil‑ len in cultuur en geloofsuitingen tussen Noord en Zuid maar ook in verschillen in geloofsinterpre‑ taties en keuzes in handelen binnen plaatselijk kerken. Bij deze laatste verschillen valt te signaleren dat er zich na Vaticanum II bijna wereldwijd twee richtingen aftekenden. De ene richting zocht naar vernieuwingen en een nieuw elan in de kerk als een antwoord op de uitdagingen, die een nieuwe levenscultuur en de groei naar een mondiale wereldsamenleving aan de beleving van onze geloofsovertuiging stelden. De andere richting werd vooral gedragen door een bezorgdheid voor het behoud van het eigen geloofsgoed en de eigen identiteit van onze kerk. Beide richtin‑ gen ontkwamen niet aan extreme standpunten en wederzijdse verwijten, die geleid hebben tot een diepgaande polarisatie in de kerk. Ieder van ons heeft dit op een of andere manier meebeleefd of aan den lijve ondervonden en daarom behoeft dit geen verdere toelichting of uitleg. Maar het is wel van belang dat we ons van die pluriformiteit bewust zijn als we spreken over ‘kerken helpen kerken’. Op dit belang voor onze missionaire acti‑ viteiten wil ik daarom even ingaan. In zijn positiebepaling en zijn concrete hande‑ len komt de missionaire inzet tot verschillende keuzes. Aan de oproep uit de 70-er jaren om bij onze missie te leren denken in termen van een ‘missie in zes continenten’ wordt momenteel in theorie vrij algemeen gehoor gegeven maar hoe wordt er concreet mee omgegaan? In zijn verslag van de viering van het 50-jarig jubi‑ leum van de Vastenaktie plaatste het blad RKK als kop "Terug naar pater Piet”. Bij het lezen van dit verslag begreep ik die kop en kon ik het met het meeste van wat gezegd werd eens zijn. Maar - juni 2010
toch kwamen de herinneringen aan de 60-er en 70-er jaren weer in me op, toen de missie-comi‑ tés zich exclusief bezig hielden met de ‘zorg voor pater Piet’ en slechts moeizaam te interesseren waren voor de bredere structurele context van de kerk en de samenleving waarin pater Piet werk‑ zaam was. Gaan we ons nu opnieuw terug trek‑ ken op de hulp aan pater Piet, kwam in me op, en dit niet zozeer op overtuigende argumenten, maar vooral omdat we denken dat ons goede geld dan ook goed besteed wordt? Het is dan nuttig te bedenken dat het juist ook onze missi‑ onarissen zijn geweest die ons opriepen en nog altijd blijven oproepen om de afhankelijkheid van onze hulp van mondiale politieke en economi‑ sche krachtvelden niet uit het oog te verliezen. We beluisteren dat bijvoorbeeld in de kerken in Latijns Amerika. De spanning in de desbetref‑ fende landen tussen de ‘onderdrukkers en de onderdrukten’ is niet opgelost en heeft zich naar de mening van de Braziliaanse theoloog José Comblin zelfs verspreid in wereldverband. Vol‑ gens hem zijn er twee onderscheiden en tegen‑ gestelde werelden ontstaan, waarin de gruwelijke scheiding en onrechtvaardige tegenstellingen nog toenemen. De kerken kunnen hier niet om heen en dit betekent voor hun een fundamen‑ tele uitdaging. Op deze uitdaging wordt in feite verschillend ingegaan. De vaak met wantrouwen bekeken theologie van de bevrijding heeft deze fundamentele uitdaging tot op vandaag helder aan de orde gesteld en veel bisschoppen zijn er door ‘bekeerd’, zoals ze dat zelf noemen. Bis‑ schop Pedro Casaldáliga stelde in dit verband: "Alles is betrekkelijk behalve God en de honger. De 25 kinderen die iedere dag van honger ster‑ ven, laten iets absoluuts zien en dat kan niet gebagatelliseerd worden.” (Concilium, febr. 2010, p. 6). Anderen in deze kerken leggen echter meer de nadruk op de bescherming en het behoud van de positie en het geloofsgoed van de kerk en beantwoorden deze uitdaging op grond van pragmatische overwegingen met een oproep tot hulp aan armen in nood als een charitatieve dia‑ conale plicht. Een zelfde verschil in benadering is ook in andere kerken te constateren zoals in de katholieke Filippijnen. Als we dus - overigens terecht - verwijzen naar de kerken in het Zuiden die vitaliteit vertonen en een gelovig elan uitstra‑ 8
len, blijken hun positiebepaling en hun keuzes in het concrete handelen niet geringe verschillen te vertonen. Onze missionaire inzet van ‘kerken helpen kerken’ kan een confrontatie met deze verschillen niet ontwijken. Een tweede verschil binnen de pluriformiteit van onze kerken ontmoet onze missionaire inzet op het terrein van de reflectie op onze relatie met andere religies en levensovertuigingen zoals het humanisme, en de daarmee samenhan‑ gende dialoog. Met name in Oost Azië heeft dit al langer grote aandacht en zijn theologen een open dialoog aangegaan met de daar aanwe‑ zige grote religies. Van oudsher (denk aan de missie in China) tot op vandaag heeft dit tot een ernstig meningsverschil geleid tussen werkers die deze dialoog zochten en degenen die de eigen identiteit en de uniciteit van onze christe‑ lijke overtuiging en traditie benadrukten. De min‑ derheidspositie van onze kerken in Azië en het ontstaan van fundamentalistische stromingen binnen de daar overheersende religies maken het omgaan met deze verschillende benadering erg moeilijk. Ondanks dat blijven gezagvolle mensen binnen deze kerken de poging tot een open dia‑ loog sterk verdedigen als de enige weg om met elkaar in vrede te kunnen leven en ook van elkaar te kunnen leren. Anderen gaan echter in de ver‑ dediging en sluiten zich op in hun eigen visie en overtuiging met het risico, dat ze in een isolement terecht komen en een afgesloten enclave gaan vormen. We beluisteren dit alles uit verhalen over situaties ver weg, maar stoten daar ook steeds meer op in ons eigen land en omliggende landen. Ook wij staan steeds meer voor de vraag: hoe gaan we om met andere religies en levensovertuigingen? Waar leggen we in onze missie dan het accent, op een gelovige reflectie en een dialoog met andersdenkenden of op een bescherming en ver‑ dediging van het eigen geloofsbezit? De Arnul‑ fusstichting (Katholiek Weekblad) koos in haar recente brief voor het laatste. Ze schreef enigs‑ zins triomfantelijk dat ons erfgoed in onze wes‑ terse kerk opnieuw ontdekt wordt en verwees het gelovige zoeken van mede-christenen in de voor‑ bije decennia vrij simplistisch naar het rijk van de ‘vrijzinnigheden’ waar niets van te verwachten is. 9
Maar een ander geluid kwam van Karel van de Voorde van het bisdom Gent in het januarinum‑ mer van KERKplein. "Het kerkelijk monopolie op zingeving”, schreef hij, "behoort nu helemaal tot het verleden. Een veel individueler zoeken temid‑ den van een pluralistische context kwam voor de moderne mens in de plaats.” Ook met deze plu‑ riforme visies en keuzes binnen onze kerk heeft de missionaire inzet rekening te houden bij het devies ‘kerken helpen kerken’. Een derde verschil binnen onze kerken is te con‑ stateren in het bij de tijd brengen van de inhoud en vormgeving van ons geloofsgoed ofwel het actualiseren van het evangelie in onze tijd. Ik citeer nogmaals Karel van de Voorde van de dienst parochiepastoraat in het bisdom Gent. "Stilaan groeit het inzicht”, stelt hij, "dat de grote uitdaging er vandaag in bestaat om als kerk ter plaatse zichtbaar te worden als gemeenschap. Enkel vanuit een eigen identiteit kunnen we van‑ daag met onze postmoderne en pluralistische omgeving het gesprek aangaan. Maar uiteraard kan het nooit de bedoeling zijn dat de kerk zich zomaar terugplooit naar haar binnenkant, want een authentieke kerk is per definitie open en gastvrij. Bovendien is het vanuit een hernieuwd besef van het als ‘volk Gods’ samengeroepen te zijn rond Christus, dat we als gemeenschap een waarachtig teken kunnen stellen. ... Een welbe‑ grepen missionaire houding is onontkoombaar, niet om greep te krijgen op de hele samenleving maar om er ‘omwille van Zijn naam’ dienstbaar te zijn.” Om onze kerk bij de tijd te brengen wijst hij dus op het belang van onze eigen identiteit, maar waarschuwt ook voor het zich terugtrekken in een gesloten gemeenschap. Juist die eigen iden‑ titeit vraagt om openheid voor de actuele wereld en gastvrijheid voor zoekende mensen. Want we zijn geroepen tot dienstbaarheid aan mensen en hun wereld. De tendens om zich als kerk af te zetten tegen de omringende wereld en zich te willen profileren met een duidelijke orthodoxe waarheidsopvatting komt in strijd met haar eigen identiteit. Hij kan leiden tot een relatief succes zoals we constateren bij strenge reformatorische kerken en van nieuwe evangelische gemeenten, maar het leidt ook tot afgesloten gemeenschap‑ pen met sektarische trekken. Om de kerk bij de juni 2010 -
tijd te brengen kiest een andere richting daarom voor een open houding voor andere mensen die verlangen naar zingeving en levensverdieping. Zij is zich bewust dat onze kerk niet meer het mono‑ polie heeft op het terrein van zingeving en wil in dienstbaarheid de hedendaagse mens tegemoet treden, die als een pelgrim voortdurend zoekend onderweg is. Tussen deze twee richtingen moeten we als kerken proberen een juist evenwicht te vinden, tussen het profileren van onze identiteit ener‑ zijds en het in alle openheid gastvrijheid tonen voor hedendaagse mensen anderzijds. Voor het vinden van de weg naar dit evenwicht kan onze missionaire dienstbaarheid een goede routewij‑ zer zijn. Zelfbewust, maar zonder onnodige pre‑ tenties kan deze dienstbaarheid onze kerk bij de tijd brengen en de inhoud van ons evangelie actualiseren.
Consequenties van deze pluriformiteit voor de beleidslijn ‘kerken helpen kerken’ Wat zijn de consequenties van deze feitelijke plu‑ riformiteit binnen onze kerken in de praktijk voor onze concrete missionaire inzet? Een algemene consequentie is - zo weten we - dat we leren met meningsverschillen en conflicten om te gaan door met respectvol geduld naar elkaar te blijven luisteren, door met elkaar in gesprek te blijven en door niet te proberen bepaalde keuzes gefor‑ ceerd af te dwingen. Meer specifiek wil ik op per‑ soonlijke titel enkele punten noemen die ons in de praktijk wellicht zouden kunnen helpen om met de consequenties van de bestaande plurifor‑ miteit om te gaan bij de beleidslijn ‘kerken helpen kerken’. Toen rond de 80-er jaren de polarisatie binnen de missionaire inzet in onze Nederlandse kerk hoog opliep, heeft Jos Schoenmakers als directeur van de PMW voorgesteld om als gemeenschap‑ pelijke grondslag te kiezen voor de formule: ‘Kerken helpen kerken om dienstbaar te zijn aan mens en maatschappij’ (ontleend aan zijn per‑ soonlijk archief). Mede vanwege andere actoren in het conflict heeft hij daarmee de betrokken partijen niet kunnen overtuigen, maar ik denk - juni 2010
dat met deze formulering het conflict overste‑ gen had kunnen worden. Enerzijds worden hierin de eigen identiteit en het voornaamste actieveld van de kerken voldoende gemarkeerd en ander‑ zijds worden de openheid voor en de gerichtheid op de hedendaagse mens en de samenleving ongeacht hun levensovertuiging – hierin duidelijk aangegeven. Ik zou alsnog die aanvulling willen toevoegen aan de beleidslijn ‘kerken helpen kerken’. Wanneer we spreken over kerken, hebben we het niet alleen over de leiding van de kerk, maar over het hele ‘volk Gods’. Ieder lid van de gemeen‑ schap draagt verantwoordelijkheid voor de missie van de kerken. Vanuit mijn ervaring stel ik dan dat we die verantwoordelijkheid van onze kerkle‑ den alleen kunnen oproepen en begeleiden via educatie en persoonlijke nabijheid. Ik vind het daarom een ernstig verlies dat zowel binnen de bisdommen als de missionaire organisaties de inzet voor deze educatie en persoonlijke nabij‑ heid tot een uiterst minimum is teruggebracht vanwege de kosten die ermee gemoeid zijn. Juist in onze tijd met zijn snelle en diepgaande evolu‑ tie zijn deze educatieve inzet en de aanwezigheid van missionaire werkers meer dan ooit nodig om vrijwilligers aan de basis te inspireren, hun actu‑ ele kennis aan te reiken en wegwijs te maken in de grote hoeveelheid informatie die hen over‑ spoelt. Evenzeer uit ervaring weet ik dat kwan‑ titatief zichtbare resultaten van het missionaire veldwerk moeilijk aanwijsbaar te maken zijn. Daarom vind ik het niet juist dat deze veldwer‑ kers vaak op aanwijsbare resultaten afgerekend worden door besturen en directies. De keuze voor het korte termijn succes in geldopbrengs‑ ten via het gebruik van de massamedia gaat momenteel ten koste van de missionaire inhoud en betrokkenheid op lange termijn. In een arti‑ kel van IS van oktober 2009 kregen de westerse missionarissen een late erkenning als ontwikke‑ lingswerkers, omdat ze de ‘ups en downs’ van hun werk met hun mensen gedurende een lan‑ gere termijn meemaakten en hun inzet niet lieten afhangen van aanwijsbare resultaten; ze waren dienstbaar op grond van hun diepe motivatie. Daaraan zouden we ons in Nederland kunnen spiegelen bij onze beoordeling van onze missi‑ 10
onaire inspanningen. De kosten van de educa‑ tie en nabijheid gaan vóór de baten van de (ook financiële) resultaten uit. De kerk verstaan als ‘volk Gods’ brengt ook met zich mee dat er aan instellingen binnen de kerk ruimte gegeven wordt voor een eigen verant‑ woordelijkheid. Op missionair terrein hebben met name de religieuzen in het verleden die ruimte gekregen en benut. Nu zou die ruimte en eigen verantwoordelijkheid naar mijn mening ook mogen gelden voor organisaties die werken op het terrein van de ontwikkelingssamenwer‑ king. Deze is momenteel een eigen sector in onze samenleving geworden zoals dat eerder het geval was met instellingen op het gebied van het onderwijs en de maatschappelijke zorg. Op deze laatste terreinen zijn katholieke organisaties werk‑ zaam met een eigen verantwoordelijkheid, waar de hiërarchie wel bij betrokken is gebleven en via vertegenwoordigingen of anderszins haar invloed kan laten gelden, maar waar die eigen verant‑ woordelijkheid van de organisatie niet wordt aan‑ getast. De vraag stelt zich of organisaties op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking, zoals de Vastenaktie, daar nu ook niet aan toe zijn. Dat zou ook het omgaan met de pluriformiteit van de kerken wellicht ten goede kunnen komen. Momenteel wordt in onze kerk grote nadruk gelegd op een goede verzorging van catechese, en dat gebeurt terecht want de kennis van ons geloofsgoed is tot een minimum gedaald, ook bij mensen die zich oprecht met onze kerk verbon‑ den voelen. Het lijkt me echter van groot belang dat onze missionaire opdracht van dienstbaar‑ heid aan mens en wereld daarbij uitdrukkelijk aan bod komt. Het gaat hier immers om een kernge‑ geven van ons geloofsgoed, omdat – volgens de bekende uitspraak van bisschop Gaillot – de kerk die niet dient, tot niets dient. Het leren van deze dienstbaarheid zet mensen ook op het spoor van het open staan voor de noden, de verlangens en het zoeken naar levenszin van hun medemen‑ sen. Bij het volgen van dit spoor leren ze beter de kernboodschap van ons evangelie verstaan en dit draagt zowel aan de verdieping van onze identiteit bij als aan het meewerken met de zen‑ ding van Gods Geest in onze wereld. 11
De beëindiging van het werk van het BIS Het BIS moet zijn werk beëindigen. Het heeft 35 jaar aan de missionaire lijn vastgehouden die met name de religieuzen hadden getrokken. Dat betekende een duidelijke keuze waarin velen zich hebben herkend, maar waarin anderen zich niet konden vinden. Ik denk, dat zijn stafleden - Kees Dekkers, Karel Weerkamp en al die anderen er in geslaagd zijn om in al die jaren die keuze vast te houden. Conflicten zijn ook hun niet gespaard gebleven, maar ze hebben zich niet tot een defensieve houding laten verleiden en hebben geprobeerd meningsverschillen te over‑ bruggen. Zo heeft het BIS in die lange periode zijn werk kunnen blijven doen. Het stond daarbij niet alleen, maar kon rekenen op veel vrijwilligers aan de basis van de kerk en van collega’s in onze kerkprovincie en missionaire organisaties. Het stemt tot dankbaarheid dat er signalen van erkenning voor de ook door het BIS gemaakte keuze zijn waar te nemen. Zo mocht de Nicara‑ guaanse dichter en bevrijdingstheoloog Ernesto Cardenal op 85-jarige leeftijd onlangs in Wenen één van de grootste Oostenrijkse onderschei‑ dingen ontvangen. Hij stichtte indertijd een religieuze gemeenschap op het eiland Solen‑ tiname en vocht tegen de Godsverachting die zich manifesteert in de mensverachting. Maar het missiewerk is nog niet voorbij. "Ik vind”, zei oud-missionaris Hans Burgman in het contact‑ blad van Mil Hill (maart 2010), "dat dit eigenlijk nog maar net begint. We moeten nog veel meer van elkaar leren, veel meer van elkaar houden en veel meer samen doen. Pas dan maken we van de wereld een plek waar rechtvaardigheid en vrede zich thuis voelen. En dat is onze evangeli‑ sche opdracht.” Kerken helpen kerken om dienstbaar te zijn aan mens en maatschappij. Oud-bisschop Jan Bluys‑ sen schreef een boekje "De donkere stilte van God, ervarenderwijs op zoek”. Dat is ook voor de missionaire opdracht een goed advies, zeker nu onze kerk in zwaar weer verkeert: ervarenderwijs zoeken naar God en gehoor geven aan de zen‑ ding die Hij ons gaf. juni 2010 -
Wie diep geworteld is, kan veel dragen Boekje bij het afscheid van BIS (1975-2010)
Ren Lantman
Onder auspiciën van het BIS (Bureau voor Internationale Solidariteit) is onlangs een klein boekje uitgege‑ ven over haar geschiedenis. Het is geschreven door Kees Dekkers, een van de prominente missionaire werkers in het 35 jarig bestaan van dit bureau, dat in 2010 ophoudt te bestaan. In dit boekje wordt een overzicht gegeven van de bepalende gebeurtenissen uit het verleden, voorafgegaan door een autobiogra‑ fische schets van de auteur en afgesloten met aanbevelingen voor de toekomst. De geïnteresseerde lezer kan op deze manier kennis nemen van een belangrijk hoofdstuk in de recente geschie‑ denis van het bisdom, dat hier vanuit het perspectief van auteur en BIS wordt beschreven. Het is een tijdsbeeld met voor mij als tijdgenoot tal van punten van her‑ kenning maar ik lees er ook een verma‑ ning in: wie de geschiedenis niet kent, is gedoemd haar te herhalen. Het boekje is daarom een belangrijk document voor wie de post-Vaticaanse gebeurtenissen in een of ander opzicht heeft mee-gemaakt (in de actieve zin van het woord).
Tekening: P. Ziezo
In het autobiografische deel laat Kees Dek‑ kers zien, hoe zijn opleiding startte in de nadagen van het kleinseminarie, in zijn geval; de S.M.A. in Cadier en Keer. Na zijn kandidaats aan de gloednieuwe H.T.P. in Heerlen engageerde hij zich in het jon‑ gerenwerk in Heerlen, om na een tijd zijn theologiestudie weer op te pakken. Geïn‑ spireerd door met name de Latijns Ame‑ rikaanse bevrijdingstheologie gaf hij een leven lang vorm aan de missionaire bewe‑ ging in Limburg, en werd een belangrijke spil in het stimuleren van kerkelijke ver‑ nieuwing, tegen de verdrukking in. Het ontstaan van het BIS, medio 70-er jaren, opgericht door de religieuzen, is onderdeel geweest van het conflict in het Limburgse bisdom, en een reactie op de opheffing door Mgr. Gijsen van de vigerende orga‑ nisatie voor missie en ontwikkeling DIVIS. Toen er door de bisschop eigen missieorganen in het leven geroepen werden is, - juni 2010
12
BIS jarenlang het steunpunt geweest voor de lan‑ delijke vastenactie en andere landelijke initiatieven op het gebied van missie en zending. Een decen‑ nium geleden is opnieuw een samenwerking met het bisdom tot stand gekomen, zij het dat de oude tegenstellingen maar langzaam zijn uitgesleten. Die tegenstellingen, die teruggaan op een opvatting van missie en ontwikkelingssamenwerking, worden in dit boekje beknopt en sereen beschreven. Onder inspiratie van ontwikkelingen in de derde wereld zelf – waarbij de Latijns Amerikaanse bevrijdingstheologie in de jaren zeventig een belangrijke invloed verwerft – brengt BIS een mis‑ sionaire beweging op gang, waarbij de daad van de geloofsbeleving voorafgaat aan een theoreti‑ sche duiding; de vindplaats van het evangelie is de dagelijkse realiteit, waarin mensen leven. Dan wordt duidelijk dat de scheiding tussen ‘wij’ als de brengers van de boodschap en ‘zij’ als ontvan‑ gers doorbroken wordt; dat er ‘daar’ structurele ongerechtigheid kan worden blootgelegd, die ook de ogen opent voor ongelijke maatschappelijke verhoudingen hier. Maar ook dat er een ‘kracht’ tot bevrijding in mensen huist aan de onderkant van de samenleving, die elders maar ook hier kan worden blootgelegd en gestimuleerd. Op grond van deze inzichten ontwikkelt BIS activiteiten op het vlak van bewustwording (voorlichting, informa‑ tie, voor verschillende groepen in kerk en samen‑ leving) en solidariteit (engagement met groepen in de samenleving, zoals de WAO-beweging, inzet voor dialoog met moslims enz.). Er groeit een coa‑ litie van groepen, binnen en buiten kerk-verband, die in deze zelfde beweging staan, zoals de VPW. Gedragen door het visioen van een kerk, zoals dat in de basisbewegingen elders vorm krijgt; een kerk die recht doet aan alle talenten die er zijn, en die zich inzet voor bevrijdende initiatieven in kerk en samenleving. In een samenvattende formule: in het streven naar een open en solidaire kerk. Na dit sober overzicht de toekomst. BIS hoopt dat het opgebouwde werk verder gedragen wordt door mensen en groepen, die deze open en solidaire kerk willen vormgeven, in samenwerking met de bisdommelijke kaders, die hiervoor gevonden zijn. Het is in ieder geval goed om dit overzicht van de geschiedenis daarbij in gedachten te houden. Een 13
geschiedenis, waarin door Kees Dekkers en andere medewerkers met grote inzet een levenslange erva‑ ring in de missionaire beweging is opgebouwd. Het nodigt uit goed naar de huidige ontwikkelin‑ gen te kijken (vgl. de situatie rond Solidaridad, en de reactie van de religieuzen vanuit hun kennis van de geschiedenis, zie elders in dit nummer van EN TOCH) en de balans op te maken: wat is de winst van dit alles geweest? Welke wereld is er te winnen? Hierbij zou ik in ieder geval (zelfkritisch) willen opmerken dat de missionaire beweging, zoals gestimuleerd door BIS, niet altijd voor iedereen van‑ zelfsprekend is geweest. Toen op de HTP in 1981 het Diesthema "de arme kant van Nederland" werd gekozen, was dat niet zonder weerstand. Als voor‑ zitter van de commissie herinner ik me een gesprek met de toenmalige rector Rogier van Rossum ss.cc., toen het ging over de complexiteit van dit thema in een academische omgeving. "Wie diep geworteld is, kan veel dragen”, was zijn gouden uitspraak die in meerdere opzichten de kern van de zaak raakt, en die nieuwe inspiratie gaf om het thema te doordenken en aan de orde te stel‑ len, hetgeen toen ook gelukt is. Ik denk dat deze spreuk ook toe‑ passelijk is voor de auteur van dit boekje, die ik toewens dat hij ook vanaf enige afstand terug kan blikken op dit verdienste‑ lijke levenswerk, en er onder zijn eigen vijgen‑ boom van mag genieten. Voor alle anderen geldt: verplichte literatuur. Kees Dekkers, Ten Slotte, Omkijken en vooruitzien na 35 jaar BIS. Interne uitgave van BIS, Heinsbergerweg 2, 6045 CH ROERMOND juni 2010 -
De steppe blijft maar bloeien... A n dr é va n K e m p e n
"Omdat Gij het zijt, groter dan ons hart, die mij hebt gezien, eer ik werd geboren...” of "Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen of ergens al de wereld daagt...” Wie kent het niet? Heel de zondag blijft het in je hoofd klinken, de grondtoon die je tijdens de viering te pakken heeft gekregen en niet meer los laat. En dan lees je een paar dagen later in TROUW dat een enkele kerkelijke leiders het werk van Oosterhuis afkraken en willen verbieden. Hoezo trouwens? Inmiddels hebben de feiten ons weer ingehaald.
Een aantal bisschoppen schijnt nu toch afstand te willen nemen van collega’s. Het blijft een vreemde zaak. Die willekeur is zeer verwarrend en ook wel ‘een beetje dom.’ Zijn liederen en teksten, tafelgebeden en overwe‑ gingen zijn simpelweg niet meer weg te denken uit de Nederlandstalige liturgie en zelfs langzamer‑ hand in Duitse en Engelse vertaling. "Wat rond het jaar 900 in het Zwitserse klooster St.Gallen, wat rond 1200 de school van de Notre Dame in Parijs was en wat in de 17-de en 18-de eeuw de Europese hofkerken waren - iets dergelijks is in onze grootstedelijke dagen de Amsterdamse Studentenecclesia: een plek waar geconcentreerd en creatief, poëtisch en muzikaal gewerkt wordt aan de vormgeving van de liturgie”. Zo typeert de Duitse theoloog Alex Stock de invloed van het werk van Huub Oosterhuis. Bijna 40 jaar is hij nu al bezig en het gaat nog steeds door. Aanvankelijk moest zij zich noodgedwongen “behelpen” met de klassieke melodieën, met name uit de reformatie en uit de schat van onze oude lie‑ deren binnen het Nederlandse taalgebied. Maar vrij snel heeft hij zich kunnen verzekeren van de samenwerking met enkele uitnemende componis‑ ten die haarzuiver de teksten verstonden en aan‑ voelden. Zij hebben er schitterend inspirerende muziek bij geleverd. Huybers, Löwenthal, maar vooral natuurlijk het meest gelukkige huwelijk uit de laatste decennia de samenwerking met Antoine Oomen.
Gunstige bedding Naar mijn mening zijn het vooral drie factoren geweest die het werk van Huub Oosterhuis een gunstige bedding en een meer dan goede ont‑ - juni 2010
vangst hebben bezorgd. Ik bedoel daar het vol‑ gende mee. In de loop der geschiedenis is vaak gebleken dat het er geweldig toe doet wanneer en hoe je iets nieuws brengt. Er zijn elementen aan te wijzen waardoor hij de wind mee had. 1. Na eeuwenlange schoonheid van Latijnse litur‑ gie, met het onomstreden gregoriaans tekende zich binnen het levensgevoel van veel godsdien‑ stige mensen een behoefte af om in de eigen taal - in woord en lied - te mogen vieren. Eeuwenlang hebben wij als katholieken liturgisch droog gestaan. Wat tijdens de liturgie diende plaats te vinden stond tot in de kleinste details tussen de lezingen en gebeden beschreven en wee je gebeente als je er van af durfde te wijken. En dit gold voor de gehele wereld. Toen in de zes‑ tiger jaren Vaticanum II deze behoefte serieus nam, kwam er ruimte. Maar de geloofsgemeenschap beschikte nauwelijks over liturgisch materiaal. Toen Oosterhuis dan ook in de Studentenecclesia van Amsterdam gewoon heel praktisch aan de gang ging en hij de ruimte opeiste om te mogen expe‑ rimenteren vonden zijn tafelgebeden en liederen (aanvankelijk op losse velletjes) heel snel hun weg. Dwars door Nederland en Vlaanderen. Hij beant‑ woordde dus geheel en al aan een algemeen erva‑ ren behoefte. 2. In 1966 werd het eerste bundel teksten en liede‑ ren gepubliceerd en opvallend genoeg hoef je er geen letter in te veranderen. Het enige wat aan‑ gepast dient te worden zijn de aandachtsvelden waarvoor gebeden wordt. Uiteraard is de politieke context veranderd. Bid om vrede was binnen de kortste keren vertaald in meer dan 15 talen. In het 14
Frans kreeg het de naam ‘Quelqu’un parmi nous’. Iemand in ons midden, te midden van ons. Jezus dus. En daarmee heeft Oosterhuis exact aangevoeld en ver‑ taald dat ons beeld van God al aan het veranderen was en dat wij van een transcendente God (dus een god ver weg en hoog boven ons) ook steeds meer open kwamen te staan voor Onze lieve Heer zoals die in Jezus en verder in deze wereld zicht‑ baar was geworden. 3. Als gevolg daarvan kwam de sociopolitieke dimensie de kerk binnen en Oosterhuis vertaalde dat in teksten en liederen die tegelijk Bijbels waren, en zodoende de krant naast die Bijbelse traditie in het oog hielden. Zelf was hij voortdurend in de weer met en voor Chili, met mensen die in Neder‑ land te kort kwamen en hij oversteeg onmiddel‑ lijk en definitief alle conflicten van de Nederlandse kerkprovincie met Rome, en vooral over hemzelf en zijn werk. Trouwens, hij kon om zo te zeggen zijn tijd wel beter gebruiken. Gerechtigheid, vrede en solidariteit, dat zijn voor hem de kernwoorden die er toe doen, waar het om gaat.
Toegepaste liturgie Het meeste heeft Oosterhuis wellicht te danken aan zijn Amsterdamse Studentenecclesia als litur‑ gische werkplaats. Een levendige gemeente, waar zondag na zondag alles ‘uitgeprobeerd ‘kon worden. Zijn manier van werken herinnert aan die van J.S. Bach, die jarenlang wekelijks voor een nieuwe cantate garant stond. In alle vrijheid en rust hield Huub Oosterhuis vast aan de klassieke litur‑ gie als grondmodel. Met volle overtuiging staat hij sindsdien in het spanningsveld van de Bijbelse taal en traditie aan de ene kant en de uitdagingen van onze tijd aan de andere kant. Tastend en zoekend, niemand uitsluitend noch verketterend, maar trouw op zoek naar de wortels van ons joods-christelijk erfgoed en daar nieuwe vormen voor bedenkend. Dat veel gelovige mensen vandaag de dag zich hierdoor aangesproken voelen is geen wonder. Hij slaagt erin belijdende christenen van katholieke 15
en protestantse huize een stem te geven en voor hen een taal te scheppen waarin ze weer van harte hun geloof kunnen vieren en uitzingen. Zelf zegt hij: "Dé grote utopie, het visioen van vrede, van een wereld die voor iedereen menswaardig is, die hou je alleen levend als je erover zingt, als je ook je kin‑ deren erover leert zingen.” (Bijeen, mei 1999)
Vijf aspecten Oosterhuis’ geestelijk leiderschap zou je vanuit vijf gezichtspunten kunnen bekijken. Zijn werk nodigt uit de verschillende aspecten van zijn oeuvre met voorbeelden toe te lichten. Daarvoor is hier geen ruimte op dit moment. a. Oosterhuis heeft talrijke teksten en essays geschreven die in de liturgie te gebruiken zijn of die ons gelovig worstelen met de werkelijkheid als uitgangspunt hebben. Bij hem kan zowel een maatschappelijke gebeurtenis als een Bijbels ver‑ haal inzet en opmaat zijn voor een verhandeling of overweging. Gedichten, gebeden, maar vooral tek‑ sten met een dubbele bodem illustreren dat keer op keer. Bij de verlening van zijn eredoctoraat zei hij: "De kunst van de liturgie doet een poging om het veel en slordig gebruikte woord ‘God’ te gene‑ zen van misverstanden, en in lied en voorbeden, schriftuitleg en dienst-van-de-tafel zo uit te spreken en te articuleren dat het wordt opgeladen met de kracht van Bijbelse profetenvisioenen en Psalmen.’ Bij alles wat er reeds in boekvorm bestaat heeft hij een aantal jaren geleden een scheurkalender op de markt gebracht. Veel vrienden en beken‑ den hebben me laten weten dat ook zij zich dage‑ lijks laten inspireren door een korte meditatie of gedicht; sommige van hen nemen ze op voorhand mee op vakantie. b. Oosterhuis heeft veel poëzie geschreven. Daar is hij eigenlijk mee begonnen in zijn Groningse stu‑ dententijd. Vele dichtbundels blijven getuigen van deze kant van zijn pastoraat, zijn meest karakteris‑ tieke wellicht. Want Oosterhuis noemt zichzelf niet toevallig in de eerste plaats dichter. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat hij in dichterland nu en dan met minachting wordt beschouwd. Daar staat tegenover dat het werk van weinig dichters zo vaak en met zoveel waardering wordt gezongen als zijn gedichten juni 2010 -
c. Huub Oosterhuis heeft als voorganger duidelijk een nieuwe trend gezet en daar nu al ruim veer‑ tig jaar trouw vorm aan gegeven. Hij heeft naar mijn mening ook de oecumene tot haar recht laten komen. Hij probeert steeds het beste uit de verschil‑ lende tradities te benutten en van elkaars rijkdom te profiteren. Daarmee overstijg je in één beweging al het theologisch gekissebis dat veel mensen binnen en misschien nog meer buiten de kerken alleen maar als een tegen-getuigenis ervaren. Zijn overwegingen en gebeden zijn nooit modieus. Ik zou zijn werk op dit gebied willen typeren als een poging om de nieuwe levensvragen en bestaans‑ ervaringen van vandaag de dag opnieuw tegen het licht te houden van ons geestelijk erfgoed dat in Bijbel en traditie ligt opgestapeld. d. Als liturg verricht hij ook baanbrekend werk. Veel teksten die nu helemaal gemeengoed zijn gewor‑ den tijdens veel begrafenisdiensten bijvoorbeeld zijn van zijn hand. Maar het blijft niet alleen bij nieuwe teksten, ook soms wat oude en versleten symbolische handelingen krijgen weer zeggings‑ kracht door een enkel woord dat hij een nieuwe lading geeft. De opbouw van vieringen op Goede Vrijdag en in de Paaswake heeft hij stevig ter hand genomen. Eenmaal op dat spoor heeft menigeen ontdekt zelf ook tot creatieve liturgie in staat te zijn. Wat de tafelviering betreft heeft Oosterhuis ook zijn sporen verdiend. Talloze tafelgebeden heeft hij geschreven. Vaak hebben ze de vorm van samen‑ zang tussen voorganger, gemeente en koor/canto‑ rij. Hiermee heeft hij dit hoogtepunt in de katholieke eucharistie ook meteen uit de sfeer van de magie gehaald en het opnieuw tot een echte communio, een gemeenschapsgebeuren gemaakt. Zo heeft hij de gemeente haar avondmaal weer teruggegeven. "Tot zijn gedachtenis nemen wij daarom dit brood en breken het voor elkaar, om goed te weten wat ons te wachten staat als wij leven hem achterna”. e. Oosterhuis dankt ontegenzeggelijk het meest zijn bekendheid aan de vele liederen die hij samen met echte beroepsmusici gecomponeerd heeft. Het zijn steeds liederen waarin de muziek dienstbaar is aan de tekst. En zo hoort het ook. De woorden krijgen reliëf, dankzij de muziek. Sommige zijn zeer toegankelijk en liggen goed in het gehoor, anderen zijn wat moeilijker van taal en ook de muziek ver‑ - juni 2010
eist soms nogal wat deskundigheid van zowel zan‑ gers als pianist. Het grote voordeel van de meeste liederen van Oosterhuis is naar mijn mening dat de liedteksten nooit ‘op slot’ zitten. Zij zijn eerder suggestief dan dat ze bewerend of bezwerend van inhoud zijn. Het is geen vertaalde dogmatiek, op ritme of rijm, op hele en halve noten gezet. Vaak is het vragenderwijs - zoekend en tastend - en door de veelvuldige beeldrijke taak ontleend aan de Bij‑ belse visioenen nodigt het uit tot eigen invulling en actualisering. Zodoende zijn het geen vrijblijvende gezangen, je wordt ook uitgenodigd, soms zelfs uitgedaagd. Van dit soort kerkmuziek krijg je lucht, het schept in veel gevallen ruimte.
Kerkelijke censuur Op dit moment ken ik niemand die op zo’n sugges‑ tieve en inspirerende manier eeuwenoude Bijbelse beelden weet te koppelen aan eigentijdse taal, vol openheid en ruimte. God, de mens, de schep‑ ping en de politieke realiteit van alle dag houdt hij bij elkaar. Zo zoekt hij naar zinsverbanden. Geen wonder dat zo velen zich in zijn oeuvre herkennen en er dankbaar gebruik van maken. Zijn medewer‑ ker Kees Kok schreef onlangs: ”De grote verdienste van het liturgisch werk van Oosterhuis blijft dat hij naar veler ervaring de liturgische bloedsomloop van ‘gehoord, gevierd en geleefd woord’ heeft hersteld en haar zo nieuwe levenskansen heeft gegeven.” De recente poging van vernieuwde kerkelijke cen‑ suur moeten we mijn inziens opvatten als een uit‑ daging om de liederen van Oosterhuis te blijven zingen en ervan te genieten. Hoe wij geloven, bidden en zingen in 2010 is toch een zaak van de gelovigen zelf. De leiding van de kerk heeft altijd veel rekening gehouden met de ‘sensus fidelium’, het algemeen geloof van de katholieken, met name als het heiligverklaringen en dogmaontwikkeling betrof. Aan dat vertrouwen kan toch niet ineens paal en perk gesteld worden. Men zal toch niet zoveel mensen op hun ziel willen trappen. Tenslotte: het feit dat talloze mensen binnen kerken - katholiek en protestant - nog geloven is te danken aan de visie en het werk van Huub Oosterhuis. Als geen ander heeft hij in zijn niet aflatende liturgi‑ sche creativiteit ons opnieuw woorden en liederen gegeven om samen te vieren en elkaar te bemoe‑ digen en zodoende het visioen van Onze Lieve Heer, begaan met deze wereld, levend te houden. 16
DE ONTZUILING DE ONTZUILING DE ONTZUILING DE ONTZUILING DE ONTZUILING DE ONTZUILING
Overrapportage M e i n de r t M u l l e r
Het heeft er even de schijn van - of is het wer‑ kelijkheid? - dat Deetman zijn eerste succes al binnen heeft. De presentatie van zijn onderzoeks‑ voorstel was kennelijk zo stevig en - o toverklank – zo transparant en de instemming van de bis‑ schoppen zo onomwonden, dat zelfs de media er geen los eindje aan konden vinden en tot beda‑ ren kwamen. Het was zowaar mogelijk om radio of televisie aan te zetten zonder stante pede mee‑ getrokken te worden in de koortsige holen en hei‑ melijke spelonken van kloosters en internaten, waar hitsige papen zich in lang vervlogen dagen aan onnozele knapen verlustigden. Even iets als een helende stilte, waarin wellicht enige ruimte is voor nuance en een enkele verstandige gedachte, al lijkt me het overwegen van de mogelijkheid van een ietsje relativering nog altijd riskant. Een nuchtere, taboe-doorbrekende gedachte is te lezen in het bulletin van de KNR, de Konferen‑ tie van Nederlandse Religieuzen. Algemeen secre‑ taris Patrick Chatelion Counet, tevens theoloog, kerkjurist en hoogleraar, ziet een belangrijke oor‑ zaak van de seksuele aberraties onder geestelij‑ ken van de R.-K. Kerk in het zondig verklaren van de zelfbevrediging, waardoor wie kiest voor het celibaat tevens “een seksueel bovenmenselijke heiligheid moet nastreven”. “Priesters mogen een symbolisch [gewijd] lichaam bezitten, het fysieke is minstens zo werkelijk.” Je vraagt om frustraties als je mensen “het recht op seksuele ontlading” ontzegt. In de Deetman-stilte blijkt het dus moge‑ lijk dat vanuit de hoek van de KNR de genuan‑ ceerde gedachte geopperd wordt dat niet zozeer het celibaat debet is aan het seksueel misbruik als wel het feit dat de “hormonale ontlading” als zonde ís en nog steeds wórdt bestempeld. Als er nu ook voor enige relativering ruimte was, zou ik iets relativerends willen schrijven over die overkill aan lijden die in honderden heren op leeftijd - mijn leeftijd en daarboven - vanuit hun geschonden onschuld na zoveel jaren blijkt schuil te zijn gegaan. Of het ietsje minder kan, zou ik vragen. Zo niet, even goede vrienden; ik ga er tenslotte niet over. Ik heb op het semenarie een 17
goede tijd gehad en bovendien heb ik alleen maar onkuisheid “gedaan”, niet ondergaan. Maar lijden is zo dwingend, zeker als de media en letseladvo‑ caten er beslag op leggen. Het maakt elk ander weerwoord en elke andere reactie dan alleen de politiek correcte schier onmogelijk. Die werd en wordt dan ook door kloosteroversten en bisschop‑ pen gegeven, en dat siert hen in dit geval. Prelaten in het Vaticaan laten zien dat het toch ook anders kan, en dat is dan ook weer meteen bijzonder treu‑ rig, zo niet weerzinwekkend. Maar een verstandig man als Peter van Koppen, hoogleraar rechtspsy‑ chologie, zelf op internaat geweest bij de Augus‑ tijnen en destijds niet onkundig van geruchten, gaf Deetman de raad mee om op te passen voor, zoals hij dat noemde, “overraportage”. Dit lijkt mij een juridische term voor overdrijving. Hij zei dit overigens zonder het oogmerk te relativeren, het‑ geen ik niet van mijzelf durf te beweren. Lijden en verdriet hebben vaak het subtiel bijef‑ fect dat ze de niet-lijdende, de niet-verdrietige, wil deze niet in andermans en eigen ogen als botterik te kijk staan, als het ware tot mede lijden verplich‑ ten of de mond snoeren. Lijden en verdriet hebben dikwijls een moeilijk vermijdbare licht chanterende werking; dat is lang niet altijd een beoogd, maar niettemin vervelend trekje. Zover ik het gevolgd heb, werd de reeks coming outs van vroeger mis‑ bruikte mannen merkwaardigerwijs in de media min of meer geopend door een mevrouw. Zij zou in een vakantiesituatie in de bergen door een pater onzedelijk zijn betast. De pater in kwestie kende ik goed en ik zou ook nu mijn hand voor hem in het vuur steken. Maar ik was er niet bij en moet dus mijn mond houden. Echter, iemand die er wel bij was en beargumenteerd volhoudt dat het in de betreffende situatie onmogelijk gebeurd kan zijn, dat geluid staat op een voorlopig moeilijk over‑ brugbare achterstand. Blij ben ik met Deetman. Hij lijkt me wat je noemt een wijs en doortastend man en hij heeft er zin in. Dat hij CDA-er is en protestant, neem ik op de koop toe. Dit laatste is ironisch bedoeld, zeg ik er voor alle zekerheid maar bij. Alléén dat laatste. juni 2010 -
Terloops een spoor door de geschiedenis trekken Portret van Lei Meulenberg, emeritus hoogleraar Kerkgeschiedenis Heerlen/Nijmegen
REN LANTMAN
Gelukkig, de fiets staat nog in de gang, en de inrichting van de werk- en woonkamer is alsof die altijd zo geweest is; stoer, vertrouwd en zonder poespas. Maar de onafscheidelijke pijp is verdwenen. Een vastenoffertje, voortgezet in de Paastijd, ter bevordering van de gezondheid. En als Lei een nieuwe richting inslaat, dan wordt deze ook consequent volgehouden. Als troost is daar nog een pijp uit de familiegeschiedenis in het archief, en zo wordt geschiedenis geschreven en doorgegeven.
Een gesprek met Lei Meulenberg (prof.dr. L.F.J. Meulenberg) in zijn woning in de binnenstad van Heerlen, betekent het mee voltrekken van een tocht door de kerkgeschiedenis. Maar ook het proberen te overzien van het werk van een kerk‑ historicus, die het overvloedige materiaal grondig op de bronteksten heeft onderzocht. En daarin een bepaald spoor heeft getrokken. Hij heeft een leven lang gedoceerd aan generaties studenten, en is over zijn bevindingen nog lang niet uitgepu‑ bliceerd. Lei hoort tot de generatie professoren, die in de zestiger jaren als pas gewijd priester door zijn superieuren, de staf van het bisdom Roermond, naar Rome werd gestuurd om zich daar te specialiseren. Hij heeft met volle teugen genoten van het verblijf in het Hollands college, middelpunt van vernieuwend denken ten tijde van Vaticanum II. Zijn proefschrift over de middel‑ eeuwse paus Gregorius VII hoort in het vakgebied nog altijd tot de verplichte literatuur. Na vijf jaar kwam de afgestudeerde terug om kapelaan te worden aan de Amalbergakerk in Susteren, en om nog twee jaar te doceren aan het toenmalige Grootseminarie van het bisdom Roermond. Vanaf 1968 werd hij achtereenvol‑ gens docent, lector en hoogleraar aan de H.T.P./ U.T.P, om na de fusie vanaf 1992 nog zijn bijdrage te leveren aan de opleiding in Nijmegen, waar hij in 1997 als hoogleraar afscheid nam. In zijn afscheidscollege januari 1998 gaf hij een over‑ zicht van wat hem als kerkhistoricus had geboeid - juni 2010
en bezig gehouden. Als het ware ‘terloops’, want in al het materiaal gaat een hoeveelheid kennis schuil, waarover de emeritus nog niet uitverteld is. Vooral het verhaal van boeiende figuren uit de kerkgeschiedenis wil Lei Meulenberg vertel‑ len en blijven vertellen. Want als iets het werk van Lei Meulenberg kenmerkt, dan is het narrativiteit. De kerkgeschiedenis is het verhaal van en over mensen, over hun scheppingsgeloof, heilserva‑ ring en toekomstverwachting1. Als docent heeft hij een vast spoor getrokken; afwisselend heeft hij grote figuren uit de patris‑ tiek, de tijd van de kerkvaders, en belangrijke personen uit de 19e eeuw bestudeerd, daarover colleges gegeven, en daarna tot monografie uit‑ gewerkt en gepubliceerd. De keuze voor deze tijdperken is niet alleen een praktische keuze geweest om het werk tussen hem en zijn colle‑ ga’s van de opleiding te verdelen, maar ook een vaklogische. De Vaders zijn altijd zijn grote liefde geweest, en in de 19e eeuw is door geleerden als Möhler en Newman de patristiek opnieuw als bron van kennis en vernieuwing ontdekt en ver‑ kend. Ook door Vaticanum II wordt opnieuw een beroep op de kerkvaders gedaan; in dit concilie wordt de collegialiteit in het bisschoppencollege herontdekt en bevestigd, alsmede de veranke‑ ring van de bisschop in de plaatselijke geloofsge‑ 1 De teksten van Lei Meulenberg zijn voor de doorsneelezer goed toegankelijk. Voor de ‘vak’mensen is er altijd een uitgebreid notenapparaat voorzien. Ook deze schets zal het niet zonder enige voetnoten kunnen stellen.
18
meenschap (‘vox populi, vox Dei’). Terugblikkend blijkt er sprake te zijn van een vast spoor, dat hij door de geschiedenis heeft getrokken en naar twee kanten heeft uitgewerkt. In twee publicaties in de zeventiger jaren geeft hij daarvan al een proeve van grote belezenheid en inzicht. Wat er na komt, is uitwerking, verfij‑ ning, portrettering. We kunnen dit spoor volgen aan de hand van zijn voorliefde voor het sprookje2. Daarin wordt ons verwon‑ dering om de schepping, het men‑ selijk treffen en samentreffen, maar altijd het vertrouwen op goede afloop, voorgehou‑ den. Met deze ogen en oren kunnen we opnieuw het scheppingsverhaal lezen en de stuwende kracht ervan (her)ontdekken. Ogen en oren, die in de 17e eeuw los zijn geraakt van het scheppings‑ geloof, de ratio heeft ontdekt, maar daarin los is geraakt van de menselijke bestemming. Meulen‑ berg herneemt in zijn afscheidsrede de beroemde sprookjes, waarin het vooruitgangsgeloof wordt geschetst en zijn plek wordt gewezen; Gullivers reizen (Swift), Candide (Voltaire) en Nathan de Wijze (Lessing)3. Deze vertellingen zetten vraag‑ tekens bij de menselijke grootheidswaanzin, het vooruitgangsgeloof, en sporen aan tot realisme. De dichter Heine is een sleutelfiguur om deze ont‑ wikkeling te duiden; God wordt doodverklaard, hooguit in een devotionele uithoek nog geduld. Maar – en dat is de tweede lijn van het spoor, dat Meulenberg trekt – het humanisme berooft zich hiermee van zijn eigen wortels; waar God dood‑ verklaard wordt, gaat de mens dood4. Ook Heine beseft dit. En er staan markante figuren op, die ieder op een eigen terrein het geloof in de schep‑ 2 Theologie: een pleidooi voor het sprookje, in: Tijdschrift voor Theologie, 1974, 357-364. Hernomen in enkele recente artikelen in Het Teken, juliaugustus, september, oktober 2007 3 Dr. L.F.J. Meulenberg, Heer onze heer, hoe machtig is uw naam. Afscheidscollege bij het aftreden als gewoon hoogleraar in de kerkgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen op vrijdag 30 januari 1998, KUN, interne uitgave, pag. 15 – 22. 4 Deze overtuiging in het spoor van De Lubac heeft hij al uitgewerkt in: Christendom en humanisme, een historisch essay, in: Tijdschrift voor Theologie en Pastoraat, 1973, 347-348. Hernomen in de afscheidsrede, pag. 23 - 28.
19
ping en in het avontuur van de kerk – tegen allerlei binnenkerkelijke defensiemechanismen in – fun‑ deren en vormgeven. De studie van de negen‑ tiende eeuw heeft Meulenberg gebracht tot het portretteren van personen, die – in een tijd van geloofstwijfel en -verdediging – nieuwe, en strijd‑ bare elementen in het geloof ontdekken en daarin kerkelijk en maatschappelijk baanbrekend zijn. Zo is leven en werk te verstaan van Ozanan (kerk, dienstbaar in de maatschappij), Möhler (wortels van de kerkgemeenschap) Newman (taak van de leek in de kerk t.a.v. maatschappij), Von Hügel (strijdbaar lekentheoloog) en Péguy (trekkracht van de hoop). Misschien is de in 2008 versche‑ nen studie over Newman wel in Rome gelezen als achtergrond voor de heiligverklaring, die in het najaar op stapel schijnt te staan. Het is maar een terloopse aanwijzing voor de actualiteit van deze monografie. Overigens werkt Meulenberg nog verder aan twee studies. De eerste gaat gaan over de 19e eeuwse kerkhistoricus Möhler, die opnieuw de wortels van de kerk onderzoekt en haar por‑ tretteert als gemeenschap, waar tegenstellingen elkaar verrijken. De tweede gaat over het pause‑ lijk gezag, toegespitst op de uitspraken van Vati‑ canum I. Met het uitgeven van deze studies ziet de emeritus zijn portrettengalerij als voltooid, maar er is nog genoeg te publiceren. Toch nog een vraagje. In de oudheid zelf stoten we op het verschil in benadering tussen de Grie‑ ken en de Romeinen; welke zijn hem meer aan het hart gebakken? Hij kan moeilijk een keuze juni 2010 -
maken, maar misschien verdienen dan toch de Grieken de voorkeur, zoals dezen zonder omwe‑ gen de betekenis van de Schepping en uitstra‑ ling van de mens geworden ‘logos’ uitdragen. Daarvan getuigt ook een van de openingszin‑ nen van zijn afscheidscollege, dat als een motto en samenbindende draad Lei’s overtuiging weer‑ geeft. "Bij het vervullen van mijn opdracht heb ik steeds gepoogd om trouw te blijven aan een kerk, die mij dierbaar is. Ondanks alles leeft voor mij in haar midden de droom, dat zich hier op aarde het plan van Gods liefde ontvouwt, die in de persoon van Jezus Christus heel de mensheid omvat”5 Voor hem draagt elke, ook hedendaagse, dieper gaande geloofs- en kerkcrisis het gevaar in zich meegezogen te worden in kramp en grimmig‑ heid. Lei weet waar hij over spreekt, want hij heeft de bewogen geschiedenis van de UTP helemaal meegemaakt en mee vormgegeven. Maar een crisis is ook steeds een mogelijkheid tot zelfreflec‑ tie en het inzetten van het eigen talent. Dat heeft hij wetenschappelijke artikelen gedaan, maar ook in levenslange betrokkenheid bij zijn studenten. Zonder omzien of defensieve kramp, maar wel met passie, volgehouden inzet, gecombineerd met noeste studieuze arbeid. Om het maar met een kenmerkende zin van de professor zelf te for‑ muleren; het is duidelijk waar Lei staat. Lei heeft zijn kennis en kunde niet alleen vrucht‑ baar kunnen maken voor generaties studenten in eigen land. In 1978 is hij door de theologische faculteiten van Brazilië gevraagd om college te komen geven op de faculteiten van het land. Dit betekende voor hem als een student Portugees te moeten leren, en zich in de eerste tijd met handen en voeten verstaanbaar te maken. Gedurende een aantal jaren heeft hij reizen naar Brazilië gemaakt, en daar gedoceerd aan de faculteiten van o.a. Recife, Belem, Pétropolis, Bello Horizonte en São Paulo. Aan deze laatste faculteit ‘Nossa Senhora da Assunção’ is hij door kardinaal Arns benoemd als bijzonder hoogleraar (1993 – 2003). Zo heeft hij ook de Latijns Amerikaanse kerk leren kennen, waarbij de enorme onderlinge solidariteit en ver‑ bondenheid met ‘het volk’ hem heeft getroffen. 5 Idem, pag. 1.
- juni 2010
Zijn colleges zijn uitgewerkt in publicaties, verta‑ lingen verschenen of verschijnen van zijn mono‑ grafieën, maar er is ook een ‘oogst’ te melden, verwerkt in drie deeltjes over het erfgoed van de patristiek. En inmiddels is er – voortbouwend op zijn eigen bijdrage – een inheemse generatie stu‑ denten opgestaan, die zijn docentschap voortzet‑ ten. Wie Lei zegt, zegt zingen, zegt UTP-koor, gestart in 1974 als een terloops initiatief, dat in de 80er jaren ook radio- optredens heeft verzorgd, en verschil‑ lende LP’s en een CD heeft gemaakt. Lei denkt met genoegen terug aan die periode, waarbij menige uitstap naar het verre parochiële achter‑ land van de studenten van de UTP werd gemaakt. Het was goed, het was simpel, en het was na de repetitie tot diep in de nacht, waarin duidelijk werd uitgesproken hoe het in het leven, en in het stu‑ dentenleven in het bijzonder gesteld is. Om dat de volgende morgen weer grondig te relativeren. Maar dit koor en haar geschiedenis is voor de bui‑ tenwereld slechts het meest zichtbare teken van verbondenheid van Lei met zijn studenten en zijn UTP- gemeenschap. Hij heeft er voor gezorgd, dat de dagelijkse liturgie in verschillende varian‑ ten (Gregoriaans, Nederlands gezongen, meer‑ stemmig) zowel zondag als door de week een plek heeft gekregen in de UTP en door alle woelige tijden heeft behouden. Zijn studenten – die hem wisten te vinden als zij hem nodig hadden, maar ook als tochtgenoten op de befaamde fietstochten - hebben hem om deze constante aanwezigheid en beschikbaarheid zeer gewaardeerd6. Inmiddels is Lei alweer 11 jaar "van de (Molen) berg afgedaald” (de plek, waar de UTP heeft gehuisd ) en heeft nu inmiddels in goede harmo‑ nie een eigen liturgische plek in de Pancratius‑ kerk, hartje Heerlen, gevonden. Waar hij onlangs met oud-leden van het koor, UTP-kerk en nieuwe kennissen en vrienden zijn gouden priesterfeest heeft gevierd. Met de volkszang, die hij hier wortel heeft doen schieten en waarin hij nog graag voor‑ gaat. Zijn muzikaliteit leeft hij uit op de piano, waar hij elke dag nog een uur studeert op de grootmeesters van de klassieke muziek. De com‑ 6 Zie de meer persoonlijke overdenkingen over de UTP-tijd ‘van Marianne Boselie in zijn ’Festschrift’dat de Meulenbergiaanse titel draagt: ‘Voor de mens die er nog in gelooft’; Theologisch Cahier nr.52, 38-49.
20
puter is in deze kamer niet te vinden; Lei zweert bij pen en papier. En dat verbindt hem weer met het edele handwerk van zijn voorgeslacht, een onderwijzersfamilie in Doenrade, die met passie voor onderzoek het nodige professorabele en reli‑ gieuze talent heeft voortgebracht. En is Lei nu zelf voldoende geportretteerd? Helaas is de computer nog niet aan Lei besteed. Maar wie zijn naam in-googlet, komt een paar keer zijn naam tegen. De opvallendste is de link via Wikepedia, via de componist Hans Meeuwis en zijn betrok‑ kenheid bij het UTP-koor. Deze componeerde een vierstemmige setting van psalmen, zoals ze door het koor zijn uitgevoerd (en op CD te beluisteren)7. Als het goed is, komt deze schets in EN TOCH via de VPW ooit op internet. En zo komt het met de bekendheid van Lei helemaal goed. Want wie het rijtje monografieën (zie kader) bestudeert, zal onder de indruk komen van de constante ‘produc‑ tie’ – vooraf gegaan of gevolgd door artikelen in vele talen, waaronder het Portugees - en de veel‑ zijdigheid van de door hem gekozen invalshoeken. Waarbij het eigen spoor – of grondtoon, zo je wilt – herkenbaar is en blijft. Maar zo wil Lei zich niet het liefst herinnerd weten. Hoewel hij zich vaker uitroept tot ‘Einzelganger’ weet hij zich door vele lezers gewaardeerd om zijn heldere schrijfwijze en duidelijke interpretatie. Ook heeft hij zijn verdien‑ 7 Gij kent mij. Psalmen op muziek van Hans Meeuws. Composities voor orgel. Uitvoerenden: het koor van de Universiteit voor Theologie en Pastoraat te Heerlen o.l.v. prof. L. Meulenberg. Peter van der Weide, organist. (opname in 1990)
21
ste op regionaal vlak door het geven van lezingen op zijn vak‑ gebied, in 2006 in tegenwoor‑ digheid van minister van der Hoeven nog bekroond door een benoeming als erelid van de Ver‑ eniging van Limburgse Auteurs. Maar boven alles is hij met hart en ziel verknocht aan die gene‑ raties studenten, die – met de UTP als voedingsbodem – op hun plek en met hun (zang)talent het avontuur van de kerk verder vormgeven. En het spoor dat hij in deze levens getrokken heeft zal hem, hopen we, nog jaren tot vreugde zijn. Monografieën als zelfstandige uitgaven verschenen 1980 Augustinus. Een liefde, die de angst overwint? Averbode 1983 Johannes Chrysostomos. Handen met eelt. Averbode* 1987 Cyprianus. De ene bron en de vele stromen. Kampen* 1990 Frederic Ozanam. Een bewogen gelovige. Kampen 1993 Basilius de Grote. Een bruggenbouwer. Kampen* 1996 "Jij, mijn arme neef”. De plaats van Jezus in de geestelijke ontwikkeling van Heinrich Heine. Kampen 1999 Ambrosius. Hoe verwerft een kerk gezag? Kampen* 2003 Charles Péguy. "De hoop is het hart van de vrijheid”. Averbode 2005 Friedrich von Hügel, Een gelovige in de branding. Averbode 2008 John Henry Newman, Een pleitbezorger der leken. Averbode In voorbereiding 2011 Johan Adam Möhler. Een open kerk. 2011 "De Paus heeft het toch gezegd...”De grenzen van de onfeilbaarheid, * Reeds In het Portugees vertaald juni 2010 -
Kerk in Limburg Na de vanzelfsprekendheid deel I
Peter Nissen
Vanaf mei 2009 vierde het bisdom Roermond zijn 450ste verjaardag. Die viering ging door tot Pinksteren 2010. Bij gelegenheid van het bisdomjubileum werd Peter Nissen in 2009 uitgenodigd om op de zaterdag voor Pinksteren in de kloosterbibliotheek van het Redemptoristenklooster te Wittem de jaarlijkse Pinksterlezing uit te spreken. Deze was gewijd aan verleden, heden en toekomst van het bisdom Roermond. En Toch publiceert deze lezing in twee gedeelten. In dit eerste gedeelte staat de geschiedenis van het bisdom Roermond centraal. In het tweede gedeelte zullen heden en toekomst van de kerk in Limburg aandacht krijgen.
Continuïteit en discontinuïteit Door de afkondiging door paus Paulus IV van de bul Super Universas op 12 mei 1559 kregen de Nederlanden een nieuwe kerkelijke indeling. Drie van de huidige zeven Nederlandse bisdom‑ men gedenken dit feit: het bisdom Haarlem, het bisdom ’s-Hertogenbosch en het bisdom Roer‑ mond vieren dat zij 450 jaar geleden gesticht zijn. Ook het bisdom Groningen-Leeuwarden zou zich - juni 2010
bij de herdenking kunnen aansluiten, want bij de nieuwe indeling kwamen ook de beide bisdom‑ men tot stand waarvan het huidige, pas in 1956 her-opgerichte bisdom de naam draagt. Voor Groningen-Leeuwarden is er dus geen sprake van continuïteit tussen het huidige en de vroe‑ gere bisdommen met die naam, die allebei in de troebelen van de Opstand tegen Spanje al na goed twee decennia weer ophielden te bestaan. 22
Maar dat er geen continuïteit is, geldt ook voor de drie bisdommen die wel feestvieren. Zij zijn alle drie een tijd uit de geschiedenis verdwenen geweest. Het bisdom Roermond heeft tussen 1801 en 1840 niet bestaan en het bisdom van 1559 zag er geografisch heel anders uit dan het huidige bisdom dat in 1840 als apostolisch vicariaat Limburg werd opgericht en in 1853 tot bisdom Roermond werd verheven. Van de hui‑ dige Nederlandse bisdommen zou ten slotte ook het aartsbisdom Utrecht zich bij de herden‑ king kunnen aansluiten. Want ofschoon Utrecht al sinds de dagen van Sint Willibrord bisschops‑ zetel was, werd het uitgestrekte middeleeuwse bisdom Utrecht, met een heel andere geogra‑ fische afbakening, pas in 1559 tot aartsbisdom verheven. Van de huidige zeven Nederlandse bisdommen zijn er maar twee die geen directe
historische relatie hebben met de nieuwe bisdo‑ mindeling van 1559: het bisdom Breda, dat pas in 1801 een eigen vicariaat werd (als restant van het door Napoleon opgeheven bisdom Antwer‑ pen) en in 1853 het bisdom Rotterdam, dat pas in 1956 als Zuid-Hollands randstadbisdom van het bisdom Haarlem werd afgescheiden.
Paus Paulus IV De nieuwe kerkelijke indeling van 1559 is een van de weinige daden van paus Paulus IV waar‑ over de historici mild oordelen. De hoogbejaarde paus – hij was al 79 toen hij op 23 mei 1555 tot paus werd gekozen, een jaar ouder dus dan de huidige paus bij zijn keuze – was een argwanend en aarts-reactionair man, iemand met, zoals de Ierse kerkhistoricus Eamon Duffy het formuleert, ‘een fatale bekrompenheid van geest’. Kardinaal Caraffa, stichter van de nieuwe orde van de the‑ atijnen, was paus geworden door zijn concurrent, de Engelse kardinaal Pole, tijdens het conclaaf ervan te beschuldigen in het geheim lutheraan te zijn. Een andere concurrent, de gerespecteerde kardinaal Morone, zette hij gevangen op verden‑ king van ketterij, en hetzelfde deed hij met de Spaanse aartsbisschop Caranza. Paus Paulus IV verbood gehuwde mannen lid te zijn van het koor van de Sixtijnse kapel, want hun gehuwde staat zou de zuiverheid van de pauselijke kapel bezoe‑ delen. Hij voerde het getto in voor de joden in Rome en verplichtte hen een geel hoofddeksel te dragen. In hetzelfde jaar van de nieuwe bisdom‑ indeling voerde de paus de Romeinse index van verboden boeken in en liet meteen alle werken van de humanist Erasmus op die lijst plaatsen.
Politieke achtergronden Aan deze paus dus danken we de nieuwe ker‑ kelijke indeling van de Nederlanden, drie maan‑ den voor zijn overlijden afgekondigd. Die indeling werd door allerlei overwegingen ingegeven. De bestaande kerkelijke indeling, die zich vanaf de vroege middeleeuwen had ontwikkeld, werd door verschillende partijen niet adequaat gevonden. Dat was al langer het geval. Al in de late middel‑ eeuwen stoorde het de territoriale vorsten in de Nederlanden dat de bisdomgrenzen niet corres‑ 23
juni 2010 -
pondeerden met de staatkundige grenzen. Daar‑ door viel een deel van hun onderdanen onder het kerkelijk gezag van buitenlandse bisschop‑ pen als die van Reims, Keulen of Münster, of zij vielen kerkelijk onder het gezag van een bis‑ schop die tegelijk wereldlijk heer was, zoals de prins-bisschop van Luik. Om die redenen pro‑ beerden bijvoorbeeld al hertog Jan III van Bra‑ bant in de veertiende eeuw en Filips de Goede in de vijftiende eeuw een nieuwe bisdomindeling tot stand te brengen voor respectievelijk het hertog‑ dom Brabant en voor de Bourgondische Neder‑ landen, maar zonder succes. Ook Karel V liet in 1522 onderhandelingen voeren met de Neder‑ landse paus Adrianus VI, maar eveneens zonder succes. Voor de vorsten kwam de kwestie weer op de agenda toen de territoriale afronding van de Nederlanden een feit was geworden met het verdrag van Venlo in 1543, waarbij ook het her‑ togdom Gelre onder het gezag van de lands‑ heer van de Nederlanden werd gevoegd. Die landsheer wilde niet langer met buitenlandse bis‑ schoppen te maken hebben en wilde bovendien zelf de bisschoppen in zijn territorium kunnen benoemen.
Prins-bisschop en wijbisschop Bij deze politieke overwegingen voegden zich in de zestiende eeuw ook pastorale en kerke‑ lijke overwegingen. De bestaande bisdommen werden veel te uitgestrekt gevonden en hun bis‑ schoppen gedroegen zich vooral als wereldlijke heren en niet als kerkelijke herders. Een groot deel van de Zuidelijke Nederlanden bijvoorbeeld behoorde tot het bisdom Luik, onderdeel van de Keulse kerkprovincie. Dat bisdom Luik was enorm uitgestrekt: het telde maar liefst 2200 parochies, verdeeld over acht aartsdiaconaten en 28 dekenaten. Het kerkelijk bestuur werd feitelijk uitgeoefend door de aartsdiakens en niet door de bisschop van Luik zelf, die meestal alleen tot bisschop benoemd was, maar niet tot bis‑ schop gewijd. Hij had daarmee wel de bestuur‑ lijke bevoegdheden van een bisschop, maar niet de wijdingsmacht en de sacramentele bevoegd‑ heden. Voor dat laatste had hij hulpbisschoppen of wijbisschoppen. De laatste naam geeft al aan wat hun belangrijkste taak was: zij moesten de - juni 2010
sacrale handelingen verrichten die met de wij‑ dingsmacht van de bisschop verbonden waren. De bisschop zelf was vooral een wereldlijke vorst: prins-bisschop. De nieuwe bisdomindeling moest dus zorgen voor kleinere bisdommen, die een kleinscha‑ liger en fijnmaziger net zouden vormen voor het waarborgen van de zielzorg en het kerkelijk leven in de parochies en de kloosters. En de bis‑ schoppen van die nieuwe bisdommen moesten vooral ook kerkelijke herders zijn, zoals het Con‑ cilie van Trente het had voorgeschreven: theo‑ logisch geschoold en met herderlijke aandacht voor pastoraat en geloofsleven. Zo zou wellicht ook, hoopte men, een dam opgeworpen kunnen worden tegen de groeiende populariteit in de Nederlanden van het reformatorische gedachte‑ goed.
Franciscus Sonnius In de wandelgangen van de tweede zittingsperi‑ ode van het Concilie van Trente in 1551-1552 was door de Leuvense hoogleraar Ruard Tapper uit Enkhuizen, die als theoloog aan dat concilie deel‑ nam, al eens met enkele curieprelaten over een nieuwe bisdomindeling voor de Nederlanden van gedachten gewisseld. Maar de keuze van paus Paulus IV gooide drie jaar later roet in het eten. De paus haatte namelijk alles wat Spaans was, want de Spanjaarden hadden zijn geboorteplaats Napels bezet, en dus haatte hij ook de Spaanse koning Karel V en zijn zoon Filips II. Maar in 1557 kwam het tot een vredesakkoord tussen Spanje en de paus. Nu kon opnieuw een Leuvense the‑ oloog naar Rome gestuurd worden om over de bisdomindeling te spreken. Dit keer was dat Fran‑ ciscus Sonnius, afkomstig uit het Brabantse Son, hoogleraar te Leuven, in 1543 rector van de uni‑ versiteit geweest, maar bovendien een gevreesd inquisiteur. Hij vertrok in maart 1558 naar Rome en ruim een jaar later kon hij de eerste vrucht van zijn werk oogsten: op 12 mei 1559 kondigde paus Paulus IV tijdens een consistorie (een vergade‑ ring met de kardinalen dus) de nieuwe bisdom‑ indeling van de Nederlanden af, waarbij Sonnius hem ter zijde stond voor het uitspreken van die moeilijke, barbaarse plaatsnamen uit het noor‑ den. Er kwamen drie kerkprovincies: Kamerijk 24
Roermond Van de nieuwe bisdommen in de Mechelse kerk‑ provincie was het bisdom Roermond zo onge‑ veer het kleinste (samen met Ieper) en zeker het armste. Het omvatte het merendeel van het huidige Midden- en Noord-Limburg, dat toen Overkwartier van Gelre was, en in Zuid-Limburg eigenlijk alleen het Land van Valkenburg. De rest van Zuid-Limburg bleef overwegend bisdom Luik. Tot het oude bisdom Roermond behoorden verder de omgeving van Nijmegen en het Land van Maas en Waal, een deel van Noord-Oost-Bra‑ bant (dekenaat Cuijk) en stukken van het Duitse grensgebied (de dekenaten Gelder, Krieken‑ beek en Erkelens). Het bisdom telde 146 paro‑ chies, terwijl Keulen er ongeveer 1500 telde en Luik na de nieuwe bisdomindeling (waardoor het een stuk kleiner werd) nog altijd zo’n 900. Alleen al het Luikse dekenaat Maastricht telde zo’n 140 parochies, slechts zes minder dus dan het hele bisdom Roermond.
Armlastig
voor het Franstalige zuidelijke deel van de Neder‑ landen, Utrecht voor het noordelijke deel (met vijf bisschopszetels: Haarlem, Groningen, Leeuwar‑ den, Deventer en Middelburg), en in het midden de kerkprovincie Mechelen, met bisschopszetels in Ieper, Brugge, Gent, Antwerpen, ’s-Hertogen‑ bosch en Roermond. Waar nu de grenzen van die bisdommen liepen en hoe ze gefinancierd moesten worden, wist men in 1559 nog niet. Om dat uit te werken bleef Sonnius nog twee jaar in Rome, tot in 1561 met opnieuw twee pauselijke bullen de zoge‑ naamde circumscriptie (dus de omschrijving) en de dotatie (dus de bronnen van inkomsten) van de nieuwe bisdommen werden vastgelegd. Toen werden ook de eerste bisschoppen benoemd. Sonnius werd voor zijn werk beloond door de eerste bisschop te worden van het bisdom waar‑ toe zijn geboortestreek behoorde: ’s-Hertogen‑ bosch. 25
Het bisdom was bovendien arm en daarom weinig aantrekkelijk voor kerkelijke carrièrema‑ kers. In de goed 240 jaar dat het oude bisdom bestaan heeft, is de zetel van Roermond 47 jaar vacant geweest. En van de veertien bisschoppen die Roermond geteld heeft, hebben er zes pro‑ motie gemaakt naar een ander en rijker bisdom. Maar een promotie in omgekeerde richting, dus van een ander bisdom naar Roermond, heeft zich nooit voorgedaan. Ondermeer wegens de armoede van het bisdom werden de bisschops‑ kandidaten vooral gezocht in de adel en de aris‑ tocratie van de Zuidelijke Nederlanden, in de hoop dat zij enig familiekapitaal zouden mee‑ brengen voor hun levensonderhoud. Zij lieten zich dan ook liefst wijden in de hofkapel in Brus‑ sel of in de kathedraal in Mechelen, zodat hun familie het glorieuze feest kon meemaken. De Roermondenaren zelf hebben in hun kathedraal in die bijna twee en een halve eeuw slechts één keer een bisschopswijding meegemaakt, die van de franciscaan Franciscus Ludovicus Sanguessa, die in 1721 door zijn voorganger Angelus graaf d’Ongnies et d’Estrées als coadjutor met recht van opvolging gewijd werd. Zelfs de enige uit het juni 2010 -
bisdom zelf afkomstige bisschop van Roermond, Philippus Damianus rijksgraaf van Hoensbroek, liet zich in 1775 niet in de bisschopsstad tot bis‑ schop wijden, maar in de Dom van Speyer, waar hij tevoren kanunnik was geweest.
Episcopale distantie De gewone gelovigen merkten eigenlijk niet veel van hun bisschop. Zij zagen hem hooguit wan‑ neer hij tijdens een visitatie- en vormselreis hun parochie aandeed. En verder hoorden zij indirect van hun bisschop via de schriftelijke instructies en reglementen die deze uitvaardigde en waar‑ mee hij het kerkelijke en parochiële leven naar de richtlijnen van het Concilie van Trente probeerde in te richten. Die richtlijnen konden te maken hebben met het catechismusonderricht, dat tij‑ dens de vroegmis moest plaatsvinden en waar‑ voor vanaf de zeventiende tot in de negentiende eeuw de zogenaamde Mechelse catechismus van de jezuïet Lodewijk Makeblijde werd gebruikt. Die richtlijnen konden ook te maken hebben met de praktijk van de sacramentele vieringen, zoals doop, biecht, huwelijk en ziekenzalving, waar‑ voor het in 2009 heruitgegeven Rituale uit 1599 gebruikt werd. De richtlijnen betroffen ook de devotionele praktijken van broederschappen, bedevaarten en processies, heiligenverering, zegeningen en exorcisme, die de bisschoppen probeerden te reguleren en te disciplineren. Ook merkten de gewone gelovigen iets van de pogin‑ gen van de bisschoppen om de alledaagse volks‑ cultuur in toom te houden: hun instructies tegen het vloeken, het dansen, het gemengde vertier van jongens en meisjes, het herbergbezoek, het tappen door herbergiers tijdens de misviering, de toename van het aantal kermissen, de uitbundig‑ heid van de koffietafels bij bruiloften en uitvaar‑ ten, het opvoeren van vastenavondspelen en het uitroepen van meiliefsten. Maar of de gelovigen zich daar veel van hebben aangetrokken, valt te betwijfelen. De cultuur van alledag was hardnek‑ kig en de bisschop was ver weg.
Ruilen Aan het bestaan van het oude bisdom Roer‑ mond kwam een einde in 1801 door het concor‑ - juni 2010
daat dat keizer Napoleon sloot met paus Pius VII. Een deel van het voormalige bisdom Roermond werd nu weer Luiks, en dat bleef zo tot de deling van Limburg in 1839. Bij het verdrag van Londen werd een deel van Limburg, de huidige Neder‑ landse provincie, door de koning van de Belgen geruild met koning Willem I tegen een deel van het groothertogdom Luxemburg, dat nu een Bel‑ gische provincie werd. Koning Willem I wilde, net als zijn zestiende-eeuwse voorgangers, niet dat een deel van zijn onderdanen onder het kerkelijk gezag van een buitenlandse bisschop vielen, al was de Luikse bisschop van dat moment, Cor‑ nelis van Bommel, dan een geboren Leidenaar. Daarom kwam er in 1840 voor het nu Nederlands geworden deel van Limburg een eigen kerkelijk territorium, het vicariaat Limburg.
Politieke en kerkelijke grenzen En tot groot verdriet van de Maastrichtenaren werd niet hun stad de zetel van de bestuurder van dit vicariaat, maar Roermond, en werd de deken van Roermond, Joannes Augustinus Pare‑ dis, benoemd tot apostolisch vicaris van Lim‑ burg en gewijd tot titulair bisschop van Hirene. In 1853 zou hij de eerste bisschop worden van het nieuwe bisdom Roermond, waarvan de grenzen precies samenvielen met die van de Nederlandse provincie Limburg. Dat was en bleef lange tijd een unicum in kerkelijk Nederland: het samenval‑ len van bisdom en provincie. Pas de opsplitsing van het bisdom Haarlem in 1956 bracht daar ver‑ andering in: het bisdom Rotterdam valt namelijk ook precies samen met de provincie Zuid-Hol‑ land (tot het Noord-Hollandse bisdom Haarlem behoort momenteel ook nog een deel van de provincie Flevoland).
Eenheidsfactor Het samenvallen van bisdom en provincie heeft een belangrijke rol gespeeld in de succesformule van het katholieke Limburg in de negentiende en twintigste eeuw. In zekere zin was de katholieke kerk de enige factor van eenheid in de nieuwe provincie. Die eenheid was er niet op sociaaleconomisch of cultureel gebied, en op politiek gebied was de eenheid nog jong: de provincie 26
Limburg was ontstaan uit wat in de achttiende eeuw nog een bont conglomeraat van kleine en grotere territoria was. De confessie bracht een‑ heid in het gewest. Die confessie was uitzonderlijk homogeen in Lim‑ burg: bij de volkstelling van 1899, bij de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw, was 98,1 procent van de Limburgers rooms-katho‑ liek, en dat was ongeveer hetzelfde als bij het begin van de negentiende eeuw, toen in 1809 in het Departement van de Nedermaas een reli‑ gietelling plaatsvond (toen was 98,26 procent rooms-katholiek). Limburg was dus uniform en homogeen rooms-katholiek: alleen in de steden en in enkele Maasdorpen waren kleine protes‑ tantse en joodse minderheden. Dat gaf aan het katholicisme in Limburg een grote mate van van‑ zelfsprekendheid. Het was zo vanzelfsprekend als het water van de Maas en als de lucht die de Limburgers inademden.
Doorwerking Daardoor kreeg het nieuwe bisdom Roermond voor de gelovigen in dat bisdom veel meer bete‑ kenis dan het oude bisdom ooit gehad had, en veel meer betekenis ook dan enig ander bisdom in Nederland ooit gehad heeft. De bis‑ schop personifieerde de eenheid van de Lim‑ burgse samenleving meer dan de gouverneur of de Commissaris van de Koning of Koningin dat in de negentiende en de twintigste eeuw hebben gedaan. Die centrale positie van het bisdom én van de bisschop in de Limburgse samenleving werkt nog door in de aandacht die de Limburgse media, zoals de krant De Limburger/Limburgs Dagblad en de publieke omroep L1, besteden aan nieuws dat met bisdom of bisschop te maken heeft. Dat zij daar zoveel aandacht aan beste‑ den (het bisdom ’s-Hertogenbosch moest bij de viering van 450 jaar bisdom tevreden zijn met slechts twee bladzijden in het Brabants Dagblad, terwijl De Limburger een hele bijlage aan het Roermondse bisdomjubileum wijdde, een bijlage overigens waaraan de bisschop weigerde mee te werken), heeft niet te maken met een hetze, maar is een uitgesteld effect van de centrale en domi‑ nante positie die de rooms-katholieke kerk in de Limburgse samenleving heeft ingenomen. 27
Eigenteelt Die positie zorgde voor een soort alomtegen‑ woordigheid van de bisschop en het bisdom, zonder dat de gelovigen de bisschop nu per se ook fysiek meer zagen, al liet vooral ‘vader bis‑ schop’ Guillaume Lemmens zich graag in de parochies zien. De institutionele kerk, georga‑ niseerd in het bisdom Roermond en geperso‑ nifieerd in de bisschop, was in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw veel nadrukkelijker aanwezig in de Limburgse samen‑ leving dan ooit daarvoor. De mensen wisten wie hun bisschop was, iets wat voor de bewoners van het platteland in de zeventiende en achttiende eeuw maar zeer de vraag is. De bisschop was één met zijn bisdom. Alle bisschoppen én hulp‑ bisschoppen van Roermond uit de tijd van het nieuwe bisdom kwamen, anders dan in het oude bisdom, ook uit de geestelijkheid van het bisdom zelf voort, op één uitzondering na, de Salesiaan Jan ter Schure, die van december 1984 tot maart 1985, toen hij bisschop van ’s-Hertogenbosch werd, drie maanden hulpbisschop van bisschop Gijsen is geweest. Alle residerende bisschoppen van Roermond uit de tijd van het nieuwe bisdom kwamen tot nu toe uit de eigen clerus van het bisdom, en dat kan van geen enkel ander Neder‑ lands bisdom gezegd worden.
Onderwijsbeleid De leiding van het bisdom kenmerkte zich door een grote mate van continuïteit, waarvoor de toon gezet werd door bisschop Paredis, die vanaf 1840 tot zijn dood in 1886, dus ruim 45 jaar, leiding gaf aan kerkelijk Limburg, en die werd opgevolgd door de man die ooit zijn secre‑ taris was en daarna deken van Weert en van Roermond, de toen al zeventigjarige Frans Boer‑ mans uit Venlo, die de negentiende eeuw vol‑ maakte (hij overleed op 3 februari 1900). Paredis en Boermans legden de grondslag voor een bis‑ dombeleid dat gericht was op de bescherming van de katholieke eigenheid van Limburg. Die vermeende eigenheid bracht hen ertoe vaak een andere koers te volgen dan de andere Neder‑ landse bisschoppen, bijvoorbeeld in het onder‑ wijsbeleid. Terwijl de andere bisschoppen het belang van bijzonder onderwijs beklemtoon‑ juni 2010 -
COLOFON Het Tijdschrift En Toch... werd in 1979 in het leven geroepen door een groep van 12 Limburgse priesters die van mening waren dat het goed zou zijn om van tijd tot tijd zowel kritische geluiden alsook positief nieuws uit Kerk en Samenleving te laten horen. Vanuit het Limburgse blijft de redactie van En Toch... ook in de toekomst de gebeurtenissen op de voet volgen en zal daarop reageren in de mate en op de wijze die haar goed dunkt. En Toch... verschijnt vier maal per jaar (maart, juni, september, december). De abonnementsprijs bedraagt minimaal € 12. ISSN: 1872-6518 De redactie wordt gevormd door: Esther de Boer, Ruud Foppen, Paul Van Gerven, Anne Indenkleef (VPW Limburg), Frans Jespers, Ren Lantman, P. Linders (VPW Limburg), Ton Reijnen. Medewerkers: Meindert Muller (column), Peter van de Winkel. Redactiesecretariaat: Paul Van Gerven. Correspondentie-adres: Jurastraat 20, 6412 EW Heerlen, tel. 045-5725016 E-mail:
[email protected] Financiële administratie en ledenadministratie: Marco Linssen, Swier 17, 6363 CK Wijnandsrade, tel. 045 - 522 34 49. E-mail:
[email protected] Postgiro: 56 31 229 t.n.v. EN TOCH-groep, Heerlen. Grafische verzorging en drukwerk: Drukkerij Pasklaar, Overhoven 71, 6136 EB Sittard.
den, dacht Paredis dat dit in de Limburgse samenleving, vooral in de dorpen, niet nodig was. De onderwijzers waren toch alle‑ maal katholiek, en de invloed van de geestelijkheid in de dorpen was zo groot dat het openbaar onderwijs vanzelf een katholiek karakter zou hebben. En tot de financiële gelijkstelling van open‑ baar en bijzonder onderwijs in 1917 had dit bovendien het voor‑ deel dat de katholieken niet zelf voor de financiering van hun scholen hoefden op te draaien. Pas na 1917 zien we in Limburg, veel later dan in de rest van het land, het bijzonder rooms-katho‑ liek onderwijs tot ontwikkeling komen, vooral doordat openbare lagere scholen omgezet werden in bijzondere, met het kerkbe‑ stuur als schoolbestuur.
Alomtegenwoordigheid Ik noemde al de invloed van de geestelijkheid. Ook die was in Limburg bij wijze van spreken alomtegenwoordig, meer dan in de rest van katholiek Nederland. Het bisdom Roermond had name‑ lijk een getalsmatig sterk corps van diocesane priesters. Van alle Nederlandse provincies was Limburg die waar van de jongens die priester werden, het verhoudingsgewijs grootste deel, name‑ lijk ruim één derde, koos voor de diocesane geestelijkheid en niet voor een orde of congregatie. Zij werden dus wereldheer in plaats van pater. In de jaren dertig van de twintigste eeuw telde het bisdom Roermond in tien jaar tijd 236 priesterwijdingen, meer dan het veel uitgestrektere aartsbisdom Utrecht en het dito bisdom ’s-Hertogenbosch. Het topjaar was 1932, met een oogst van 31 nieuwe diocesane priesters. Die priesters moesten ook allemaal iets te doen hebben, en daarom was het bisdom zo alomtegenwoordig aanwezig, niet alleen in parochies met een pastoor en enkele kapelaans, maar ook in het onderwijs, in het katholieke verenigingsleven en in de maatschappelijke organisa‑ ties, als priester-leraar, aalmoezenier, geestelijk adviseur, mode‑ rator, rector of directeur. Tot in de jaren vijftig van de twintigste eeuw kende Limburg daar‑ mee een voor Nederland unieke situatie, die ook in het katholieke Brabant niet geëvenaard werd. De kerk had een vanzelfspre‑ kende en centrale plaats in de samenleving. Ja, kerk en samen‑ leving vielen in Limburg min of meer met elkaar samen. Aan die situatie zou spoedig na de jaren vijftig een einde komen. Meer daarover in de volgende aflevering van En Toch.
- juni 2010
28