Heilig leven in verwachting van de wederkomst, wijkavond 26-02-2009
1
Heilig leven in verwachting van de wederkomst 1 Thessalonicenzen 4 vers 1-12 Psalm 143 : 10 en 11 Gebed Schriftlezing: 1 Thessalonicenzen 4 : 1-12 Bijbellezing Psalm 92 : 7 en 8 Pauze Psalm 25 : 2 en 7 Vragenbeantwoording Psalm 33 : 11 Zegenbede Praktische raad Hoe houdt een kleine christelijke gemeente het vol in een heidense omgeving? Die vraag, zo hebben we al eerder gezien, houdt de apostel Paulus bezig als hij zijn brief aan de Thessalonicenzen schrijft. Timotheüs heeft inmiddels verslag van zijn visitatie gedaan. Nu volgen er in het tweede gedeelte van de brief een aantal praktische voorschriften voor de gemeente. ‘Voorts dan’, zo begint hoofdstuk 4. In het Grieks is het een aanduiding voor de overgang naar een nieuw thema. Het terugkijken maakt plaats voor het heden en voor de toekomst. Of liever gezegd: het gaat om de toekomst, de parousia, de wederkomst van onze Heere Jezus Christus. In dat licht staat ook het heden. De christelijke gemeente is geroepen om haar Heere en Heiland te verwachten. In heiligheid en reinheid. Levenswandel Het gaat dus over de levenswandel. Want dat woord valt in vers 1. Broeders, wij bidden (vragen) en vermanen u in de Heere Jezus, zoals u van ons ontvangen hebt, hoe u moet wandelen en Gode behagen, dat u daarin meer overvloedig wordt. In het voorafgaande heeft Paulus duidelijk laten merken, hoe blij hij is over de geestelijke groei van de gemeente van Thessalonica. Maar dat betekent niet dat er niets meer valt te zeggen. De levenswandel is een aangelegen punt. Daar had Paulus blijkens vers 1 ook al in Thessalonica over gesproken: u hebt het van ons ontvangen (in de prediking) hoe u moet wandelen en Gode behagen. Hier hebben we een voorbeeld dat in de apostolische prediking leer en leven altijd samengaan. Met andere woorden: de prediking van Christus de Gekruisigde betekent niet dat de levensstijl van de gemeente ongenoemd kan blijven. Waar Christus de Gekruisigde gepredikt wordt, daar klinkt ook de apostolische vermaning van het kruisigen van het vlees met zijn begeerten. Of, beter gezegd: daar wordt verkondigd dat onze oude mens met Christus gekruisigd is; laat dan de zonde niet heersen over uw sterfelijke lichamen. Wat dogmatischer gezegd: de rechtvaardiging wordt gevolgd door de heiliging. Of nauwkeuriger: de rechtvaardiging van de goddeloze is de bron, waaruit de heiliging van het christenleven voortkomt. Niet opknappen Als het over levensheiliging gaat, dan leven daar nog wel eens verkeerde gedachten over. Alsof het zou betekenen dat we onszelf wat kunnen opknappen. Ik denk aan een evange-
Heilig leven in verwachting van de wederkomst, wijkavond 26-02-2009
2
lisch heiligheidsstreven, waarbij wij de volmaaktheid hier op aarde kunnen bereiken. Ik denk ook aan de gedachte die makkelijk bij ons leeft dat wij iets voor God terug moeten doen. De rechtvaardiging is Gods werk; maar bij de heiliging zijn wij aan zet. Dan moeten we het uitstralen. Het is veelzeggend dat we zulke dingen in de Bijbel niet tegenkomen. Het is geen kwestie van jezelf een beetje opknappen. Het gaat om sterven met Christus en over opstaan met Hem. Ook de heiliging is Gods werk, hoezeer dat we er ook zelf bij betrokken raken. Heiliging komt uit de bron die Christus Zelf is. Dat blijkt duidelijk uit wat Paulus zegt, in vers 1 en 2: ‘wij bidden en vermanen u in de Heere Jezus’ en: ‘U weet, welke bevelen wij u gegeven hebben door de Heere Jezus’. De kruisiging van ons vlees is een vrucht van het kruisevangelie. Voor Gods aangezicht Heiliging is geen kwestie van het bijbrengen van wat waarden en normen. Het is een vrucht van de omgang met God, door de Heilige Geest. Als we God er buiten laten, dan is het dweilen met de kraan open. Dan kom je hooguit tot wat meer fatsoensnormen en omgangsvormen, maar we komen niet bij de wortel. Het gaat er niet om, wat wij met elkaar willen en wat wij verantwoord gedrag en wat wij ontoelaatbaar gedrag vinden, maar het gaat er om, wat God wil. Het gaat om de eis van Gods heiligheid. Die zal ons gepredikt moeten worden om ons tot bekering te brengen en die zal ook gepredikt moeten worden om ons te brengen tot een geheiligd leven in de praktijk. Want dat wil God: onze heiligmaking. Weest heilig, want Ik, de HEERE, uw God, ben heilig. Dat heeft Christus Zelf ook in de praktijk gebracht: Ik kom om Uw wil te doen, o God. Zijn leven was één en al heiligheid. En waar een mens tot geloof komt, gaat hij iets van dat beeld van Christus weerspiegelen. Wie in zijn leven weet van de vergeving van de zonden, die krijgt ook de strijd tegen de zonde. Juist als we zien dat we nooit goedkoop zondigen, maar dat we tegen God zondigen – dat het de Heere Jezus Zijn bloed gekost heeft – komt er een verlangen naar een heilig leven. Heiliging als voorbereiding De heiliging van het leven staat in de brief aan de Thessalonicenzen in het teken van de wederkomst. Dat blijkt wel uit het gebed aan het slot van hoofdstuk 3: ‘Onze God en Vader Zelf en onze Heere Jezus Christus richte onze weg tot u. En tegelijk doet Paulus voorbede voor de gemeente. Een gebed om groei, niet alleen in de breedte, maar ook in de diepte. ‘De Heere vermeerdere u en Hij make u overvloedig in de liefde tegen elkaar en tegenover allen, zoals wij ook zijn tegenover u. Opdat Hij uw harten versterke om onberispelijk te zijn in heiligmaking, voor onze God en Vader, in de toekomst van onze Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen.’ Het woordje ‘toekomst’, parousia, is immers een van de kernwoorden van deze brief. Heiliging heeft blijkbaar te maken met de wederkomst. Het is de wijze waarop de bruid van Christus zich voorbereidt op de komst van haar Bruidegom. In heiligheid en eerbaarheid, om het te zeggen met woorden uit vers 4. In dat kader staat de heiliging trouwens altijd; ook in het Oude Testament. Wees heilig, want Ik, de HEERE, uw God, ben heilig (Lev. 19). Dat moeten we op de achtergrond horen meeklinken als in het Nieuwe Testament over levensheiliging wordt gesproken. God is heilig; daarom komt de oproep tot Zijn volk om heilig te leven. Drie cirkels Dit is de wil van God: uw heiligmaking. Dat had Paulus reeds eerder verkondigd, zo kunnen we dus opmaken uit vers 1. Maar er staat nog iets bij: ‘u hebt het van ons ontvangen,
Heilig leven in verwachting van de wederkomst, wijkavond 26-02-2009
3
hoe u moet wandelen en Gode behagen. Maar wij bidden en vermanen u in de Heere Jezus dat u daarin meer overvloedig wordt.’ Om dat laatste gaat het dus. Paulus zal zijn redenen gehad hebben om dit thema ook bij de Thessalonicenzen aan de orde te stellen. Ze weten het wel, maar ze moeten er meer overvloedig in worden. Concreet betekent dit, dat in de onderlinge verhoudingen zichtbaar wordt wat heilig leven betekent. Paulus trekt een aantal cirkels: te beginnen bij de omgang tussen mannen en vrouwen, vervolgens de omgang tussen broeders en zusters in de gemeente en ten slotte de manier waarop de gemeente omgaat met degenen die buiten zijn, de ongelovigen. Heiliging heeft te maken met het concrete, geleefde leven. Porneia Allereerst dus de omgang tussen mannen en vrouwen. Dit is de wil van God, uw heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij. Onthouden van, dat wil zeggen: je ervan afgrenzen, omdat het verboden gebied is. Hoererij. Porneia, staat er in het Grieks. Daar valt dus hoererij onder. Paulus zal het niet voor niets hebben geschreven, aan de Christenen in Thessalonica, die havenstad. Maar er vallen ook al die ongeoorloofde seksuele verbintenissen onder buiten het huwelijk om. Zelfs onze gedachten en fantasieën. Ik hoef niet te zeggen, hoe actueel dit is. Als er één invalspoort is waar de duivel bij ons binnen kan komen, en daarmee ook de christelijke gemeente bedreigt, dan is het wel de seksuele begeerte en drift. Porno. Eén op de twee mannen schijnt wel eens pornosites te bekijken. Met alle verwoestende gevolgen van dien. U onthouden van de hoererij, zegt Paulus. Hoererij was in de oude wereld van Grieken algemeen aanvaard. Net als vandaag dus. Daar moet u zich verre van houden, zegt Paulus. Jezelf in toom houden ‘Dat een ieder van u wete om zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer; niet in kwade beweging van begeerte, zoals de heidenen, die God niet kennen.’ Hoererij hoort bij heidenen die God niet kennen. Dat het ook in de christelijke gemeente voorkomt, is dubbel erg. In plaats daarvan vermaant Paulus de gemeenteleden: dat een ieder van u wete om zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer. Wat bedoelt Paulus met dat woordje ‘vat’? De eerste uitleg zegt: onder ‘vat’ moeten we de vrouw verstaan. Zo komen we het woord ook in de brieven van Petrus tegen. De vrouw als het zwakkere (kwetsbare) vat. Toch is het maar de vraag, of deze beeldspraak zo exclusief voor een vrouw kan worden gebruikt. Paulus spreekt in de Korinthebrief over de schat van het evangelie, die in aarden vaten zit. En daarmee bedoelt hij dan de dienaren van het evangelie. Een tweede opvatting zegt dat het woordje ‘vat’ slaat op ons lichaam. Dat brengt ons denk ik dichter bij de bedoeling van de tekst. Ons lichaam als een tempel van de Heilige Geest, dat past heel goed in deze context van seksuele reinheid. Maar dan kunnen we beter nog een stap verder gaan en zeggen dat het woord ‘vat’ verhullend taalgebruik is voor seksueel verkeer. Het gaat om het rein bewaren van ons lichaam. Het zegt iets over onze omgang met elkaar. Ook als we nog niet getrouwd zijn. Als we verkering hebben. Het kan Gods bedoeling niet zijn, dat we in onze verkeringstijd als man en vrouw leven en ondertussen maar moeten afwachten of er een huwelijk volgt. Daar zijn al velen door beschadigd geworden. Dat zeg ik niet gemakkelijk, want de verkeringstijd is een mooie tijd, maar ook een tijd met veel verleidingen. Maar ik zeg het wel, omdat die gave van de lichamelijke eenwording niet zonder die geestelijke eenwording gaat. De diepe eenheid tussen man en vrouw hoort alleen thuis in het huwelijk. Ook op dit punt is een christen – en dus ook een christenjongere – anders. Al moet je op tegen de stroom van de tijd en ook tegen de
Heilig leven in verwachting van de wederkomst, wijkavond 26-02-2009
4
stroom van je eigen hart. Daar gaat boven uit: Heere, Uw wil is altijd heilig, groot en goed. Paulus zegt: je moet je lichaam rein bewaren; niet in kwade beweging der begeerlijkheid, zoals de heidenen die God niet kennen. Zonder God blijft alleen de zondige begeerte over. Dan geeft een mens zich over aan de hartstochten. Met alle gevolgen van dien. Ten slotte zegt Paulus in vers 6: ‘niemand moet zijn broeder vertreden, noch bedriegen in zijn handeling.’ Vertreden wil zeggen: een grens overschrijden. Je vergrijpen aan de vrouw van een ander. Overspel. Of aan het kind van jezelf of van een ander. Incest. Het komt beide ook binnen de kerk voor. Met alle bedrog dat er om heen zit. Een christen wordt geroepen om zich er ver van te houden, want, zo zegt Paulus, de Heere is een wreker over dit alles (zie Psalm 94). God kan de zonde niet toelaten en niet zomaar door de vingers zien. De heiliging van ons leven heeft immers alles te maken met de heiligheid van God. En God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar tot heiligmaking. Wie dat naast zich neer legt, zegt Paulus, die verwerpt geen mens, maar God, die ook Zijn Heilige Geest in ons gegeven heeft. Leg die woorden maar naast uw leven. Broederlijke liefde Nu trekt Paulus nog een cirkel. Iets breder dan die van de omgang tussen man en vrouw. Iets minder intiem dan de cirkel van de seksualiteit. Hij spreekt over de broederlijke liefde. De liefde die als het goed is kenmerkend is voor allen die Christus liefhebben. Daar wisten ze in Thessalonica van. Paulus kan zelfs zeggen: ‘Van de broederlijke liefde hoef ik u niets te schrijven; want u bent zelf door God geleerd om elkaar lief te hebben. Het is zelfs in heel Macedonië bekend.’ Er bestond in de gemeente van Thessalonica een hechte band. Ze hielden elkaar vast, omdat ze elkaar in het Woord van God gevonden hadden. Dat overstijgt allerlei menselijke verschillen. Waar Gods Woord heerschappij heeft, en waar we zelf leren leven van de liefde van Christus, daar krijgen we ook onze broeders en zusters in Christus lief. Polarisatie Hoe staat het bij ons met die broederlijke liefde? We leven in een tijd van toenemende polarisatie in de kerk en in onze maatschappij. Een tijd van individualisme. Broederlijke liefde. Die groeit daar waar we onszelf steeds meer leren kennen als een mens die het van genade moet hebben. Anders ben je verloren. Broederlijke liefde groeit rondom het kruis van Christus. Waar je elkaar vindt in dat ene geloof in onze Borg en Zaligmaker. Die liefde kan er nooit genoeg zijn. In Thessalonica bloeide de broederlijke liefde. En toch zegt Paulus: ‘Wij vermanen u, broeders, dat u meer overvloedig wordt.’ Het is blijkbaar nooit genoeg. Je kunt er altijd nog in groeien. Want wie God liefheeft, die heeft ook zijn broeder lief. Allen, die hetzelfde geloof deelachtig zijn. Over de eerste christenen werd gezegd: ‘Ze delen wel hun tafel, maar niet hun bed’. Dat laatste hebben we het net over gehad, maar dat eerste is dan ook wel van grote betekenis. Wel hun tafel. Niet alleen de huiskamertafel, maar ook de avondmaalstafel. Hoeveel scheuringen zijn er al niet dwars door avondmaalstafels heengegaan? Met alle gevolgen van dien. Verscheurdheid, polarisatie. Als broederlijke (en zusterlijke) liefde een vrucht is van de liefde van Christus, dan kan het toch zo niet? ’t Moet dan toch schuld voor ons worden: wie God liefheeft, die heeft ook zijn broeder lief. En als iemand zijn broeder niet liefheeft die hij heeft gezien, hoe kan zo iemand dan God liefhebben, die hij niet heeft gezien? De breedste cirkel
Heilig leven in verwachting van de wederkomst, wijkavond 26-02-2009
5
Ten slotte trekt Paulus nog een bredere cirkel. De gemeente van Christus leeft niet op een eiland. Ze leeft in deze wereld. Weliswaar is ze niet van de wereld, maar toch wel in deze wereld. Zo heeft God het gewild. De Heere Jezus bidt in het hogepriesterlijke gebed: ‘Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar wel dat U ze bewaart van de boze.’ Ook het leven in deze wereld hoort bij de praktische raadgevingen. Daar zijn we soms juist ook vandaag om verlegen. Waaruit blijkt het nu als je christen bent? Laat duidelijk zijn: dat blijkt in onze handel en wandel, in onze woorden en daden, enzovoorts. Maar we hoeven er verder niet krampachtig mee om te gaan. Ik kom wel eens mensen tegen die doen alsof ze op de werkvloer een soort evangelisatieactie moeten houden. Dat lees ik niet. Wel dat ik altijd bereid moet zijn tot verantwoording, aan een ieder die mij rekenschap vraagt van de hoop die in me is. Maar het is geen kwestie van kramp. Dan wordt heiliging toch weer een moeten. Paulus antwoord op de vraag hoe een christen in deze wereld moet staan, is nuchter. Ontnuchterend misschien wel. Doe maar gewoon je werk. Werken en verwachten Er waren in de eerste christengemeente mensen die dachten: de wederkomst is zo dichtbij, we hoeven niet meer te werken. Dat hoort allemaal bij deze aardse bedeling die voorbij gaat. Daar moet je bij Paulus niet mee aankomen. Span u ervoor in om stil te zijn, om rustig te blijven. Je verantwoordelijkheid te nemen. Uw eigen dingen te doen. Geen klaploper zijn, die op de zak van een ander leeft, maar werken met uw eigen handen, zoals we u bevolen hebben. Heeft Paulus er zelf het voorbeeld niet van gegeven? Hij predikt de komst van Christus, maar ondertussen gaat hij gewoon door met tenten maken. Zolang het duurt zet hij zijn werk voort. Zo moet een christen leven in deze wereld. Niet proberen om hier op aarde het paradijs te vestigen. Dat is vergeefse moeite. ’t Hoeft ook niet. Het paradijs ligt boven, bij God. Maar wie van genade leeft, die werkt hier, iedere dag die God hem geeft. Zolang het dag is. Zo heeft de Heere Jezus ook geleefd en gewerkt. Werk met uw eigen handen. ’t Heeft weer te maken met de levenswandel, zo blijkt uit vers 12: ‘opdat u eerlijk wandelt bij degenen die buiten zijn (de heidenen) en geen ding nodig hebt.’ Ten slotte Wie leert leven van de genade van Christus, die gaat ook vruchten van het nieuwe leven voortbrengen. En dat zoveel te meer als we zien dat de dag van de wederkomst naderbij komt. In een vervallen wereld leert Gods kerk het pad van Gods geboden gaan. En hoe dikwijls ze ook struikelen en hoe ze er ook achterkomen dat ze nog niet volmaakt zijn, maar steeds onvolmaakter in eigen oog worden, ze hebben het oog omhoog. Om in Christus volmaakt te zijn. En straks volkomen. In de verwachting van de wederkomst.