Heffingendecreet van 22 maart 2007 Hoofdstuk V : Aanvullende heffing op de inzameling en het beheer van afval Verduidelijkingen van het Office Wallon des Déchets Voorwoord Dit document is opgesteld om een antwood te geven op een aantal vragen die zijn gesteld door de leden van FEBEM over de manier waarop het formulier moet worden ingevuld voor de kwartaalaangifte van de bovenvermelde heffing. Het is de bedoeling om enkele punten te verduidelijken en een gecoördineerd antwoord te geven. Zoals met andere documenten over het Vlaamse Gewest (FAQ of uitwisseling van mails tussen OVAM en FEBEM), kunnen deze antwoorden aangepast en verduidelijkt worden in functie van de evolutie van de kennis of zelfs van wetswijzigingen.
Algemene opmerking Het Office Wallon des déchets dringt erop aan dat we altijd contact kunnen opnemen met de diensten voor heffingen. Dankzij de vele jaren praktijkervaring zijn veel specifieke gevallen kunnen worden opgelost door middel van een vergadering in plaats door veel briefuitwisselingen. Aurore Toussaint: 081 / 33.65.73 en Rosetta Cavalcante: 081 / 33.58.68
Vraag over de hardcopy 1.1.
Kan het document worden gewijzigd om rekening te houden met bedrijven die veel stromen moeten aangeven? Antwoord Ja, het deel van de aangifte met betrekking tot stromen kan worden gewijzigd, mits het voldoet aan het door ministerieel besluit uitgevaardigd schema. Als de heffingsplichtige heeft gekozen voor een aangifte op papier, dient de aangifte echter leesbaar te zijn, en mag er dus niet te klein geschreven worden. Als de heffingsplichtige het model voor de aangifte zelf wijzigt, behoudt de administratie zich het recht voor om deze aangifte al dan niet goed te keuren.
Vragen over het principe van het aanvullende heffingenstelsel 1.2.
Fost Plus en Recupel zijn twee organismen die belast zijn met terugnameplichten en die met name de recyclage van afval organiseren, door te beslissen over de verwerkingseenheid, soms buiten het Waalse Gewest. Met betrekking tot deze stromen : o Moeten zij geregistreerd worden als vervoerder of als overbrenger ? o Zijn zij deze heffing verschuldigd ? Wie moet aangifte doen van de stromen die worden verwerkt buiten Vlaanderen of Wallonië ? Antwoord Neen, OWD is van mening dat de beheersorganisaties niet actief zijn op het veld. Ze beschikken niet over eigen vervoersmiddelen. Ze worden dus noch erkend, noch geregistreerd. Het is dan aan de operatoren om de aangifte te doen. Het PMD-sorteercentrum, hoewel het niet beslist over de eindbestemming van de afvalstoffen (in dit geval is het hier meestal Fost Plus), kan dus wel worden beschouwd als een "producent" aangezien de definitie stelt dat een producent “elke persoon is die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen verricht die leiden tot wijziging in de aard of de samenstelling van die afvalstoffen". Net als onze collega's van OVAM maakt een sorteercentrum dus wel een “wijziging in de aard of de samenstelling”. Met het oog op vereenvoudiging staat OWD sommige actoren toe om zich te identificeren als heffingsplichtige voor een hele reeks oorspronkelijke heffingsplichtigen.
1.3.
Het verwerkingscentrum bevindt zich niet in het Gewest. Bij het verlaten van Wallonië, worden sommige stromen gerecycleerd, andere verbrand, co-verbrand of zelfs verwijderd. o Kan een jaarlijkse massabalans van een installatie buiten het Gewest volstaan ? wetende dat er meerdere verschillende stromen worden verwerkt (voorbeeld : een sorteercentrum in Vlaanderen waar vergelijkbaar industrieel afval, plastic, hout, … wordt verzameld en gesorteerd) o Kan een jaarlijkse massabalans van een installatie buiten het Gewest volstaan ? wetende dat er slechts één stroom wordt verwerkt, maar van verschillende origine (voorbeeld : recyclagecentrum in Frankrijk dat glas uit Vlaanderen, Wallonië, Frankrijk, … verwerkt ) ? o Moeten we denken aan het opzetten van een jaarlijkse test om deze massabalans te bewijzen of volstaat een attest ? Antwoord In het kader van bijlage I, is de belastingplichtige gehouden om een beschrijving te geven van het gebruikte verwerkingsproces. Een nauwkeurige traceerbaarheid van een Waalse stroom of zelfs van de enige Waalse stroom door een installatie kan vrij moeilijk blijken. De administratie aanvaardt dan ook dat er een jaarlijkse massabalans wordt ingediend als bewijs. Deze laatste zal moeten gepreciseerd worden per afvalcode en per bestemming (een massabalans per installatie en niet per gevolgd proces). Wat het opzetten van een jaarlijkse test betreft, deze mogelijkheid zal door de administratie op verzoek kunnen worden gerealiseerd of in geval van een controle. De administratie nodigt de heffingsplichtige uit om een goede omschrijfing van de ganse keten te bezorgen. Als de aangifte door CODITAX wordt gedaan, moeten de bewijsstukken ter beschikking van de administratie worden gehouden. Indien dezelfde installaties worden gebruikt en indien er geen enkele verandering in de massabalans is geweest ten opzichte van het jaar ervoor, volstaat het dat gewoon te vermelden. Het is interessant te herhalen dat:
de aangiftes eensluidend en authentiek worden gewaarmerkt; controle mogelijk is gedurende 3 jaar (zelfs 5 jaar in geval van opzettelijke fraude); de heffing, indien er boetes worden uitgevaardigd, kan worden verdrievoudigd.
1.4.
Het formulier voorsiet niet expliciet het geval van een Waals afval dat gesorteerd wordt in het Buitenland of een ander Gewest, om nadien terug te komen in Wallonie voor finale verwerking
Antwoord Dit is inderdaad zo. Het is opnieuw van belang om een goede omschrijving van de ganse keten te bezorgen via het veld voorzien in bijlage 1. De tabel in bijlage 1 moet worden ingevuld, en men veronderstelt dat hetzelfde bedrag komt te staan in kolom 4 en kolom 5, en dat men een nul bedrag moet invullen in kolom 6 ? Het is inderdaad zo dat kolom 4 spreekt van “taks betaald buiten het Waalse Gewest” terwijl in dit geval geen taks werd betaald, omdat het afval terugkomt naar Wallonië. Deze aangifte moet echter toch worden gedaan, zelfs als de stroom naar Wallonië terugkeert. De stroom is immers ”uit het Gewest gegaan”, de regeling is dus van toepassing.
1.5.
Zouden we de tekst van het decreet niet kunnen wijzigen en gewoon stellen dat de belastingplichtige diegene is die beslist over de bestemming van het afval ? (cfr de Vlaamse redenering) Antwoord OWD heeft deze piste bekeken, maar het lost niet alle gevallen op. Als voorbeeld (cfr. 1.1) bepaalde operatoren die beslissen, zijn niet geregistreerd of erkend. Langs een andere kant bestaat een solidariteitsprincipe tussen ophaler en transporteur, wat de mogelijkheid biedt aan de administratie om een aanspreekfirma te vinden in geval van vervolgingen.
1.6.
Mag men bij de berekening van de in het Gewest van origine verschuldigde heffing rekening houden met de reeds betaalde gemeenteheffingen ? Antwoord Neen, het moet gaan om heffingen die identiek zijn inzake beginselen aan die van het Waalse Gewest, dus heffingen op hetzelfde institutionele niveau. Bv.: de door het Duitse Gewest Nordrhein Westfalen toegepaste heffing kan worden beschouwd als van hetzelfde niveau op voorwaarde dat de grondslag ervan vergelijkbaar is met de Waalse grondslag. Daarentegen mag er geen rekening worden gehouden met een heffing toegepast door de stad Keulen, zelfs als de grondslag ervan gelijk is aan het Waalse ontstaansfeit.
1.7.
Wat gebeurt er indien de heffingsplichtig afvalstoffen uitvoert voor verwerking dmv een techniek verboden in Wallonië? Antwoord De algemene regel blijft geldig : men moet in totaal betalen wat men in Wallonië had moeten betalen bij verwerking in Wallonië met dezelfde techniek (vb storten van afval dat verboden is te storten). Men zal dus de maximale heffing toepassen voor de illegale verwerking min wat men eventueel al als heffing heeft betaald buiten Wallonië.
Algemene vragen over het zogenaamde stelsel van de « collecteur » 2.1.
Het « cumulatieve » stelsel zorgt soms voor problemen, want de vervoerder is niet altijd op de hoogte van de reeds betaalde heffingen. Het is immers niet diegene die de factuur ontvangt van de verwerkingsfabriek die buiten het Waalse Gewest is gelegen, indien hij onderaannemer is van een andere operator. Moeten we rekening houden met een ruim begrip van de term « in gebreke » ? (« in gebreke » zou aldus eveneens diegene zijn die niet op de hoogte is) en dit zodanig dat het « cumulatieve » zou kunnen slaan op de overbrenger, de oorspronkelijke producent of in geval van een beheersactiviteit die leidt tot een verandering van aard of van samenstelling, de persoon die de laatste van deze activiteiten heeft uitgevoerd.
Antwoord Uit de voorbereidende werkzaamheden blijkt dat de filière moet georganiseerd worden en dat de operatoren met elkaar moeten praten en diegene die de informatie bezit, moet de aangifte doen. De anderen moeten dan op hun eigen aangifte vermelden dat zij handelen « voor rekening van … ». Het formulier werd aangepast (cfr. Annex 2) om de relaties tussen de verschillende operatoren te verduidelijken.
Een overbrenger dient punten 3.A 1), 2), 3) alsook bijlage 1 in te vullen
Een transporteur die vervoert voor eigen rekening, voor een producent of voor een niet geregistreerde/niet erkende overbrenger, doet hetzelfde, nl het invullen van punten 3.A 1), 2), 3) alsook van bijlage 1
Een transporteur die vervoert voor rekening van een erkende of geregistreerde overbrenger vult punt 3.B en bijlage 2 in.
Het OWD moedigt in ieder geval de aangevers aan om een aantal preciseringen aan te brengen op de aangifte, indien nodig met de hand geschreven.
Vragen over het formulier en het decreet 3.1.
Wanneer de hele keten gekend is en iedereen een formulier heeft gekregen om in te vullen (overbrenger/vervoerder, ja zelfs producent) – hoe moeten dan de antwoorden aan elkaar gelinkt worden, teneinde er zeker van te zijn dat uiteindelijk een afvalstof slechts één keer wordt aangegeven ?
Antwoord De filière moet georganiseerd worden en de operatoren moeten met elkaar praten (zie antwoord op vraag 2.1.) 3.2.
Kader 1, I: Ondernemingsnummer : wat in geval van een filiaal voor eenzelfde industriële groep ? Is er een antwoord nodig per juridische entiteit ?
Antwoord
Elke geregistreerde vennootschap moet haar aangifte doorsturen naar het OWD. Als een industriële groep wil antwoorden (soort consolidatie) voor meerdere filialen, moet ze dan de schrapping van de registratie of de erkenning aanvragen voor haar filialen en slechts één registratie of erkenning overhouden. Op termijn zal kunnen gedacht worden aan een soort consolidatie voor een industriële groep, maar momenteel is dat niet aan de orde. Bij wijze van test zou een onderneming kunnen gecontacteerd worden. 3.3.
Kader 3 : Hoeveelheid beheerd binnen of buiten het Waalse Gewest : wat als er stock is ? (dus 100 ton opgehaald in het jaar t0, maar 80 overgebracht in t1 (t0 en t1 in éénzelfde trimester) en 20 in t2 (andere trimester) ) ? Kan men niet spreken over de opgehaalde en de verwerkte hoeveelheid ?
Antwoord Het betreft duidelijk de opgehaalde tonnage, en daarna de verwerkte tonnage tijdens dezelfde trimester. Men kan dus een verschil hebben tussen deze twee tonnages. In dit geval vult me het zo in: 1) in het Waalse Gewest : 2) in het Waalse Gewest en verwerkt in het Waalse Gewest tijdens de betrokken trimester : 3) in het Waalse Gewest en verwerkt buiten het Waalse Gewest tijdens de betrokken trimester :
100 ton 0 ton
80 ton
De 20 ton in stock kunnen worden vermeld onder de rubriek “anderen” in het tabel dat volgt in de declaratie 3.4.
Kader III,A : tabel van het in het Waalse Gewest beheerde afval – Gaat het hier om de eerste bestemming ? wat met betrekking tot de sorteercentra die niet in het Waalse Gewest zijn gelegen ? Bijlage 1 : eerste bestemming ? maar hoe tewerk gaan, als het gaat om een extern sorteercentrum en er nadien nog andere verwerkingen zijn ?
Antwoord Ja, het gaat om de eerste bestemming en een sorteercentrum is dan ook de eerste bestemming. Het dient gemeld dat een sorteercentrum moet geregistreerd of erkend worden en dus ook een aangifteformulier gaat ontvangen – dit centrum zal dus de verwerkte hoeveelheden aangeven. Immers, 1. De besluiten van 9 april 1992 (gevaarlijk afval) en van 13 november 2003 (niet-gevaarlijk afval) verduidelijken, respectievelijk in artikel 2 en artikel 29 dat de ophaling en de overbrenging respectievelijk onderworpen zijn aan voorafgaande erkenning of registratie. In deze twee besluiten wordt de ophaling wel degelijk, hetzij door verwijzing naar het Afvalstoffendecreet, hetzij rechtstreeks, gedefinieerd als de activiteit van verzamelen, groeperen en/of sorteren van afval.
De registratie is dus duidelijk en als men eveneens de jurisprudentie van het Office volgt (wat het gevaarlijk afval betreft, moet men over middelen beschikken), kan het sorteercentrum dan ook worden erkend. 2. Verder, wat het aanvullende stelsel betreft en de « cumulatieve » belastingplichtigen : als men de jurisprudentie in andere Gewesten volgt, wijzigt het feit van het gemengd stockeren van de afvalstromen wel degelijk de « samenstelling » van de afvalstof. Het sorteercentrum is dus wel degelijk een potentiële belastingplichtige en kan dus de aangifte organiseren van de afvalstromen die het centrum bevoorraden en die buiten het Waalse Gewest wordt overgebracht.
Ten tweede, in dit geval is het a priori aan het sorteercentrum (dat beslist over de bestemming van het geëxporteerde afval) om de stromen aan te geven.
3.5.
De overbrenger of vervoerder vermeldt in punt 3.B (en in bijlage 2) de opgehaalde hoeveelheid en het feit dat hij deze hoeveelheid volledig heeft afgeleverd aan een sorteercentrum in het Waalse Gewest. Het sorteercentrum doet aangifte in punt 3. A. 1), 2), 3) alsook in bijlage 1 (door vermelding van de opgehaalde hoeveelheid (met inbegrip van het sorteren)) en 3) (geëxporteerde hoeveelheid). Bijlage 1 : wat als bijvoorbeeld : van 100 ton organisch afval dat is geëxporteerd, er telkens 85 % gecomposteerd wordt in Brussel, 5 % niet-brandbare residu’s worden gestort en 10% verbrand in Vlaanderen. Hoe moet dan de tabel worden ingevuld ?
Antwoord
Tabel 3.C. invullen – men veronderstelt hier enkel één lijn
C. Afval (warvan sprake onder A3) et « uitgevoerd » om verwerkt te worden buiten het Waalse Gewest (één bijlage 1 per code en per eerste bestemming) Indien het aantal gebruikte technieken groter is dan het aantal lijnen in de tabel, kan men een bijkomende tabel toevoegen aan de declaratie. 1. Afval code 20.02.01
2. Benaming Déchets biodégradables
3. Bijlage N°
4.Berekende heffing per techniek
1/1
Betrokken bijlage 1/1 zoals vermeld in tabel 3 C. invullen. Eerst en vooral de afvalcode vermelden van de geëxporteerde stroom (ook al zal die later in verschillende stromen worden gescheiden) en de eerste bestemming buiten het Waalse Gewest.
Het proces beschrijven en een massabalans indienen van de installatie
Dan de tabel als volgt invullen met betrekking tot uw voorbeeld
7
1. Afvalcodes 2. Hoeveelheden
3. Verwerkingscode
4. Tarief betaald buiten het Waalse Gewest (€/t)
5. Tarief (€/t) in het Waalse Gewest
6. Verschil in tarieven (€/t)
7. Heffing per beheerswijze (2. x 6.)
20.02.01
85
R3
0
0
0
0
19.05.01
5
D5
28
35
7
7
19.05.01
10
D10
5,06
2,10
0
0
Totaal te noteren bij punt C van de Aangifte vergeleken met de betreffende bijlage
3.6.
______7_____
Bijlage 1 : waar moeten we stoppen bij de eindverwerking van het afval ? 1e verwerking, 2e verwerking, 3e verwerking … zouden we er kunnen aan denken om door te gaan tot de verwerking van afvalwater in een verwerkingscentrum waar slib (filterkoek) wordt verwerkt ? Wat met de fysisch-chemische verwerking ?
Antwoord Er bestaat geen enkele grens, aangezien het beginsel ‘Non bis in idem’ niet wordt toegepast in Wallonië, maar in het licht van de hypothese die wordt aangeboden in de vraag, dient de belastingplichtige zich een redelijke grens op te leggen en is het nodig dat de vermelding van de latere verwerking (met bewijs van een massbalans) de moeite loont om aangegeven en verwerkt te worden door de administratie. Met “de moeite loont” bedoelt men qua tonnage en/of euro. De interpretatie wordt echter overgelaten aan de administratie. In naleving van het billijkheidsbeginsel creëert de administratie een jurisprudentie die geldt voor elke heffingsplichtige in dezelfde situatie. Deze souplesse is te verdedigen als de kosten voor zowel de heffingsplichtige als de administratie hoger zijn dan de verwachte inkomstenbelasting bijvoorbeeld, of als het gaat om hoeveelheden van amper een paar ton of zelfs kilo. Niettegenstaande behoudt het Office wallon zich het recht voor op elke nuttige controle en beschikt zij over vrij uitgestrekte bevoegdheden (middel en duur) om deze controles uit te voeren, opdat er geen enkel misbruik zou worden vastgesteld.
3.7.
In fine, welke autoriteit beslist over de effectieve verwerkingsmethode die in het buitenland veelvuldig zal worden gebruikt ? voorbeeld van de zoutmijnen in Duitsland – Duitsland zou melden dat het gaat om nuttige toepassing (tarief 0) terwijl andere gewestelijke autoriteiten zouden beslissen dat het gaat om verwijdering (volle tarief) ? Autoriteit van oorsprong van de afvalstof of autoriteit van het land van verwerking ? Wat als men zegt dat het gaat om « recyclage » terwijl men weet dat er residu’s zijn ?
Antwoord
Op het niveau van de Verordening inzake grensoverschrijdende overbrenging, in geval van een conflict betreffende de benaming tussen twee landen, is het altijd de meest dwingende procedure (in dit geval kennisgeving) die zal worden opgelegd. Het is in ieder geval niet omdat de belastingplichtige aangeeft dat het gaat om 100% recyclage, dat het Office geen controle gaat uitoefenen :
Het gebruikte procédé (en sommige procédés worden niet erkend als recyclage door de gewestelijke autoriteit) zou dus een nieuwe klassificatie kunnen krijgen, De aangegeven massabalans. Aldus zou een vergelijking met dezelfde in het Waalse Gewest bestaande procédés kunnen uitgevoerd worden. Zo is het niet logisch dat men 100% recyclage aangeeft in het buitenland, terwijl hetzelfde procédé/dezelfde verwerkingsfabriek in Wallonië residu’s heeft die worden belast.
Het is verschillende keer zo geweest met de zoutmijnen. OWD beschouwdt deze techniek als een verwijdering. Indien de heffingsplichtige code R5 gebruikt, dan wijzigt de administratie deze code in code D10 of D5.
3.8.
Het stelsel van de « collecteur » zorgt ervoor dat men van een theoretische heffing in Wallonië (waar de overbrenger wel degelijk de belastingplichtige is), bedragen aftrekt die zijn betaald aan een verwerkingscentrum buiten het Waalse Gewest (waar het verwerkingscentrum belastingplichtig is). Men maakt dus de verrekening tussen een heffing die aan het Waalse Gewest dient betaald te worden en reeds betaalde bedragen (indien mogelijk duidelijk geïdentificeerd op de factuur van het centrum dat niet in het Waalse Gewest is gelegen) in het kader van een heffing (waarvan de belastingplichtige het bedrag doorberekent in een kostprijs, die niet speciaal als dusdanig moet vermeld worden op de factuur). Sommige verwerkingscentra factureren eveneens een factor 0,5149 (om rekening te houden met de fiscale niet-aftrekbaarheid). Mag men daar rekening mee houden ?
Antwoord Inderdaad, in het kader van het stelsel van de « collecteur », is het wel degelijk de overbrenger die belastingplichtig is, maar die van een aan het Waalse Gewest verschuldigde heffing één of meerdere andere heffingen aftrekt, die hij niet betaalt als belastingplichtige, maar wel in het kader van een kostprijs van een installatie die hij gebruikt buiten het Waalse Gewest (het is de exploitant van deze installatie die in het algemeen belastingplichtig is). Dat is geen enkel probleem, aangezien het als dusdanig is beschreven in artikel 21 (de bewijslast berust bij decreet bij de belastingplichtige) . Het is duidelijk dat het opleggen van een transparantie van de betaalde heffing in een factuur, een Waalse wetsbepaling is ; vandaar het belang voor de Waalse belastingplichtigen om dat eveneens te eisen van hun leverancier die buiten het Waalse Gewest is gevestigd. Betreffende de factor 0,5149 die in het algemeen op de facturen wordt toegevoegd ter compensatie van de fiscale niet-aftrekbaarheid, vertrekt het OWD van het principe dat men zich moet houden aan identieke vergelijkingen, en dat men zich moet beperken tot de bepalingen van het heffingendecreet : heffingtarief en factor 0,7 in voorkomend geval.
3.9.
Artikel 46 van het Decreet. Hoe deze bepaling toepassen op een factuur als – a priori – men niet weet welke heffing in fine zal worden toegepast, aangezien de berekening nog niet is gemaakt op het moment van de facturatie ? (we wachten op de jaarlijkse balansmassa van de buitenlandse installatie).
Antwoord Men kan zich baseren op de massabalans van een voorgaande periode en het bewijs leveren van een zekere stabiliteit in de informatie over meerdere jaren.
Andere vragen over het Decreet 4.1. Hoe moeten we de bepaling van artikel 15 interpreteren : « gebruikt als brandstof » ? Immers, wat de co-verbranding van gevaarlijk afval in de cementfabriek betreft, welke criteria worden er gehanteerd om te bepalen of het gaat om thermische valorisatie (onderworpen aan een heffing) of om nuttige toepassing van materiaal (vrijgesteld van heffing) ? In Vlaanderen heeft Minister Crevits de criteria gedefinieerd van onbrandbaarheid (de 35/80regel + onderste verbrandingswaarde < 8 Mj/Kg wat het afval betreft dat langs de warme kant van de oven wordt ingevoerd, of invoering langs de koude kant van de oven), maar deze beslissing wordt betwist voor de rechtbank, en in afwachting aanvaardt OVAM deze criteria nog altijd niet formeel. Antwoord Voor wat de exploitatievergunningen betreft van de cementproducenten van het westelijke bekken, wordt het afval met een "onderste verbrandingswaarde" van minder dan 5GJ/ton (5MJ/kg) beschouwd als onbrandbaar. Dit criterium zal in aanmerking worden genomen voor de heffing
-----------------------------------------------------------