Academiejaar 2014-2015 Tweedesemesterexamenperiode
HEAVY METAL, MUZIEK VAN DE ROEKELOZE HEADBANGER? Experimenteel onderzoek naar de effecten van Heavy Metal op jongeren
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Bedrijfspsychologie door Marijn Mestdagh
Promotor en begeleider : Prof. Dr. Wim Beyers
Abstract In dit onderzoek worden de effecten van heavy metal op roekeloos gedrag experimenteel onder de loep genomen. In de bestaande literatuur worden vooral correlationele verbanden tussen dit muziekgenre, roekeloos gedrag en de persoonlijkheidstrek sensatiezucht beschreven. Dit onderzoek bouwt verder op de onderzoeken van De Wilde (2007) en Arijs (2012), beide experimentele onderzoeken, en breidt het uit met de toevoeging van een extra manipulatie van het muzikale tempo. Metalfans (n = 28) en niet-fans (n = 45) werden random toegewezen aan één van de vier condities (snelle metal, snelle pop, trage metal of trage pop). Voorafgaand werden via twee vragenlijsten sensatiezucht en risicogedrag gedurende de voorbije zes maanden gemeten. Na het beluisteren van de muziek doorliepen de deelnemers de Stoplight Task (het Verkeerslicht Spel), een gevalideerde meting van roekeloos gedrag, en vulden ze een vragenlijst in die de roekeloze attitude mat. Er werden geen significante effecten van het beluisterde genre of het tempo gevonden en ook het al dan niet fan zijn van heavy metal bleek geen significante invloed op de metingen van roekeloosheid te hebben. Wel bleken metalfans een minder roekeloze attitude te hebben na het beluisteren van snelle muziek. Deze resultaten tonen aan dat het tijd is om de focus van de discussie over heavy metal te verplaatsen naar de positieve in plaats van de negatieve effecten.
Dankwoord Deze masterproef is het resultaat van twee jaar onderzoek- en schrijfwerk. Naast mijn eigen persoonlijke bijdrage zou dit werk niet tot stand gekomen zijn zonder de bijdrage en hulp van meerdere personen. Op de eerste plaats zou ik mijn promotor en begeleider, Prof. Dr. Wim Beyers, willen bedanken. Zijn opbouwende kritiek, immense geduld en enthousiasme motiveerden mij enorm, met deze masterproef als resultaat. Zijn steun en toezicht doorheen de voorbije twee jaren zijn de hoofdreden waarom ik in staat was deze opdracht tot een goed einde te brengen. De deelnemers aan mijn onderzoek ben ik uiterst dankbaar voor het opofferen van hun kostbare tijd. Zonder hen was dit onderzoek uiteraard onmogelijk. Graag bedank ik het Sint-Jozefscollege te Aalst, voor de toestemming die ik kreeg om dit onderzoek uit te voeren tijdens de schooluren. Ik zou ook graag Tom De Wilde en Cedric Arijs willen bedanken voor hun voorgaande boeiende onderzoeken en het geven van de aanzet tot mijn eigen onderzoek . Verder bedank ik ook
Steven Vandenhole voor het aanpassen en
programmeren van de vertaalde versie van de Stoplight Task voor dit onderzoek. Daarnaast zou ik ook Ilias El Houari en Sara Van Yperzele willen bedanken voor het nalezen en corrigeren van deze masterproef. Ten slotte bedank ik mijn ouders, voor hun financiële en emotionele steun doorheen mijn hele leven. Zonder hen was ik niet gekomen waar ik nu sta.
Bedankt!
Inhoudstafel Inleiding
1
De Adolescentie
3
Een periode van intense ontwikkeling
3
Adolescentie en roekeloos gedrag
5
Adolescentie, muziek en roekeloos gedrag
7
Heavy Metal Effecten van heavy metal Huidig Onderzoek
9 10 16
De Stoplight Task als meting van roekeloos gedrag
16
Onderzoeksvragen en hypotheses
18
Methode
21
Steekproef
21
Meetinstrumenten
21
Sensatiezucht
21
Zelfrapportage roekeloos gedrag
21
Roekeloze attitude
22
Experimentele gedragsmeting: de Stoplight Task
22
Procedure Resultaten
23 26
Preliminaire Analyses
26
Toetsing van Hypotheses
28
Hypothese 1: Metalfans en sensatiezucht
28
Hypothese 2: Metalfans en roekeloos gedrag
28
Hypothese 3: Tempo en roekeloos gedrag
29
Hypothese 4: Heavy metal en roekeloos gedrag
29
Hypothese 5: Metalfans, heavy metal en roekeloos gedrag
29
Hypothese 6: Heavy metal, tempo en roekeloos gedrag
30
Hypothese 7: Metalfans, tempo en roekeloos gedrag
30
Discussie
31
Bespreking van de Hypotheses
31
Interpretaties van de Resultaten
34
Sensatiezucht, metalheads en roekeloos gedrag
34
Heavy metal, een voorspeller van roekeloos gedrag?
36
Sterktes en Zwaktes van dit Onderzoek
37
Suggesties voor Verder Onderzoek
38
Conclusie
39
Referenties Bijlagen
41
Inleiding Muziek is heel sterk aanwezig in onze maatschappij en in ons leven. Van de supermarkt tot in onze luie zetel worden we begeleid door muzikale melodieën. Het is iets wat velen niet kunnen missen en weinigen haten. Muziek is ook een breed begrip, er zijn eindeloos veel genres en iedereen heeft zijn eigen smaak. Muziek verandert snel en evolueert door de jaren heen sterk. De muziekindustrie doet namelijk haar opperste best om in te spelen op de nood van jongeren en adolescenten om hun eigen muzikale identiteit te ontwikkelen en creëert zo bijna jaarlijks nieuwe muziektrends. Maar dit is niet altijd zo geweest. Voor de 2de Wereldoorlog was muziek iets door en voor volwassenen en specifieke muziekgenres voor adolescenten waren vrijwel onbestaande. Na de 2de Wereldoorlog kende Amerika een sterke groei in de economie, en een groot aanbod aan tijdelijke jobs en weekendwerk zorgde er voor dat tieners meer zakgeld hadden om uit te geven (Cox, 1997-2009). Al snel werd hier door de muziekindustrie op ingespeeld en ontstond Rock 'n Roll. Adolescenten hadden voor het eerst hun eigen muziek, verschillend van die van hun ouders. De oudere generatie, die de harde tijden van de Grote Depressie en Wereldoorlog 2 meegemaakt had, bekeek de feestende, jonge generatie met minachting. Ondanks die minachting schoten de magazines en radio's gericht op jongeren als paddestoelen uit de grond. De jeugdcultuur was geboren (Weisbard, 2008). De oudere generatie was geschokt door deze jeugdcultuur. Plots hadden de jongeren hun eigen identiteit en werd het ouderlijk gezag ondermijnd, adolescenten traden in discussie en vonden steun bij peers. Rock 'n Roll werd aangewezen als de grote schuldige en op alle fronten aangevallen. Platen werden vernietigd, rockers werden geschorst van school en dansfuiven werden verboden (Powers, 2010). Tot op vandaag de dag worden bepaalde muzikale genres met argusogen bekeken. Niet enkel op muzikaal vlak, maar ook op maatschappelijk vlak. Muzieksmaak wordt vaak geassocieerd met allerhande negatieve effecten, zoals delinquent gedrag. Frequent worden hiphop en heavy metal er uitgepikt door hun agressieve teksten of klanken en hun specifieke kledingstijl. Fried (2003) interviewde 50 inwoners van een gemeente (van 20 tot en met 60 jaar) en 50 universiteitsstudenten (gemiddeld 19 jaar oud)
1
omtrent hun attitude ten opzichte van rap- en heavy metal muziek. Maar liefst 74% van de respondenten aanzag fans van rapmuziek als "een gevaar voor de maatschappij" en 82% was van mening dat "zelfdestructief gedrag" een kenmerk was van heavy metal. Veel symbolen in de heavy metal doen ook denken aan satanisme en sommige metalbands of metalfestivals (bv. Hellfest) werden in het verleden aangeklaagd voor satanisme of duivelsverering. Zo is er bijvoorbeeld het kenmerkende handgebaar waarbij de wijsvinger en pink gestrekt worden gehouden, terwijl de andere vingers onder de duim gehouden worden. Dit staat historisch gezien bekend als de 'duivelshoorn' en lijkt, met enige portie fantasie, op een duivelshoofd. Nochtans gebruiken metalheads het puur als symbool van hun appreciatie van de muziek en is het niet afkomstig van een satanische subcultuur, maar van Ronnie James Dio, die het gebaar vaak maakte toen hij zanger was van de iconische metalband Black Sabbath. Hij nam het op zijn beurt over van zijn grootmoeder, die het uit bijgeloof gebruikte om 'het boze oog' af te weren (EvilG, 2001). Het symbool is weliswaar ook door fans van vele andere genres overgenomen en is tegenwoordig in vele muzikale en non-muzikale contexten te zien (Arijs,2012). Doordat vele jongeren zich sterk identificeren met één bepaald muziekgenre, wordt bij een misdaad of traumatische gebeurtenis al snel hun muziekvoorkeur met de vinger gewezen. Zo werd Judas Priest, een bekende Britse metalband, in 1989 voor de rechter gedaagd na de zelfmoord van twee Amerikaanse tieners. Volgens de ouders waren er subliminale boodschappen in hun muziek aanwezig die aanzetten tot zelfmoord (Rohter, 1990). Ook Slayer, een Amerikaanse metalband, werd in 2001 voor de rechter gedaagd omdat hun agressieve muziek jongeren zou aangezet hebben tot de moord op Elyse Marie Pahler, een meisje van 15 jaar oud (Campbell, 2001). Ook in eigen land duikt deze discussie regelmatig op. Bart De Wever, vooraanstaand politicus en mediafiguur in België, richtte in 2013 zijn pijlen op de hiphop cultuur van "Ho's en BlingBling"(De Wever, 2013). Hij liet zich inspireren door ter Bogt, Keijsers en Meeus (2013) die in hun onderzoek de link legden tussen muziekvoorkeur en delinquent gedrag. Zij vonden dat muzieksmaken zoals heavy metal, rapmuziek of gothic op jonge leeftijd (12 jaar) gecorreleerd waren met huidig (12 jaar) én toekomstig (16 jaar)
2
delinquent gedrag. Het debat rond muzikale voorkeur en de mogelijke gevolgen ervan woedt dus nog steeds voort. Met regelmaat van de klok verschijnen artikels, opiniestukken of columns over de mogelijke effecten van muziek op (ongewenst) gedrag. Is dit slechts een reflectie van een eeuwenoud mechanisme van rebellie van de jeugd en onbegrip van de ouderen zoals weergegeven in onderstaand citaat van Socrates, of zijn er wel degelijk causale verbanden tussen muziek en probleemgedrag?
“Onze jeugd heeft tegenwoordig een sterke hang naar luxe, heeft slechte manieren, minachting voor het gezag en geen eerbied voor ouderen. Ze geven de voorkeur aan kletspraatjes in plaats van training… Jonge mensen staan niet meer op als een oudere de kamer binnenkomt. Zij spreken hun ouders tegen, houden niet hun mond in gezelschap, … en tiranniseren hun leraren.” - Socrates, 500 VC
De Adolescentie Een periode van intense ontwikkeling. De adolescentie is de overgangsperiode van kindertijd naar volwassenheid, of in leeftijd uitgedrukt van 10 tot 22 jaar en heeft de reputatie een woelige fase te zijn. Volgens Erikson (1968) wordt de adolescentie gekenmerkt door een psychologisch conflict: identiteit versus (rol)verwarring. Tijdens de puberteit wordt gezocht naar de eigen identiteit, wat vaak gepaard gaat met verwarring en angst over het zelf, waarna uiteindelijk, bij een goede ontwikkeling, de jongvolwassene een stabiele identiteit opbouwt, die zekerheid en zelfvertrouwen biedt. Naast de vele biologische ontwikkelingen, die voor seksuele maturiteit en een volwassen lichaam zorgen, ondergaan jongeren tijdens deze periode ook een grote psychologische ontwikkeling. Ze worden steeds meer zelfbewust en kunnen zichzelf plaatsen in een bredere sociale omgeving. Samen met het veranderende zelfbeeld verandert ook de zelfwaarde tijdens de puberteit. Meer complexe dimensies zoals hechte vriendschappen of romantische relaties worden aan de zelfwaarde toegevoegd (Harter, 1999). Deze zelfwaarde daalt voor sommigen tijdelijk op het moment dat ze van de lagere school naar de middelbare school gaan (Wigfield, Eccles, MacIver,
3
Reuman, & Midgley, 1991). Op het einde van de basisschool zijn de jongeren namelijk de oudsten van de school terwijl ze één jaar later de jongsten zijn, en dat heeft voor sommigen een daling in zelfwaarde tot gevolg. Ondanks deze tijdelijke daling is er toch een stijgende trend in zelfwaarde zichtbaar, indien men kijkt naar de gehele periode van adolescentie (Wigfield et al., 1991). Ook op moreel vlak maken adolescenten doorheen de tienerjaren vorderingen. Kohlberg maakte in 1958 een model op met zes fases van morele ontwikkeling. Het eerste niveau is het preconventioneel niveau, waarop het kind regels accepteert en acties evalueert aan de hand van de consequenties (straf of beloning) die eraan vasthangen, en het laatste niveau is het postconventionele niveau, waarop maatschappelijke regels en wetten in vraag gesteld kunnen worden en moraliteit wordt omschreven aan de hand van universele waarden en abstracte principes (Berk, 2010). Longitudinale onderzoeken zoals die van Dawson (2002) tonen aan dat de morele ontwikkeling inderdaad volgens de stadia van Kohlberg verloopt, en in de adolescentie grote vooruitgang vertoont. Jongeren krijgen dus heel wat meer cognitieve capaciteiten, maar ook op biochemisch vlak verandert er veel. Adolescenten gaan intenser reageren op prikkels en worden responsiever ten opzichte van (vooral exiterende) impulsen. Zeker in het begin van de adolescentie wordt de emotionele beleving hierdoor een stuk instabieler: adolescenten ervaren plezier en stress intenser dan in de kindertijd maar hebben er nog geen volledige controle over. Ze beleven als het ware een rit op een emotionele achtbaan. De schuld van het typische puberaal gedrag wordt vaak op hormonen gestoken.
Hogere
niveaus
van
bepaalde
geslachtshormonen
(testosteron,
oestrogenen) zorgen inderdaad voor meer wispelturigheid, maar slechts in beperkte mate (Berk, 2010). Vanuit evolutionair perspectief kan de pubertijd gezien worden als een overgangsperiode waarin iemand onafhankelijk wordt en nieuwe vaardigheden uittest. Het doel is zich succesvol van de ouderlijke omgeving los te maken om op eigen benen te staan. Het gedrag dat wiijst op onafhankelijk worden of loskomen is vooral merkbaar aan het begin van de adolescentie. Blos (1979) bekeek dit loskomen als een
4
intrapsychisch emotioneel proces. Dat proces houdt een emotionele verandering in, waarbij jongeren het traditionele ideaalbeeld van ouders gaan wijzigen naar meer volwassen ideeën. De ouder daalt als het ware neer van de Olympus en wordt meer als mens, met een eigen karakter, kwaliteiten én gebreken aanzien (Beyers, 2004). Deze verandering heeft als gevolg dat adolescenten heel wat sneller de ouderlijke wetten in vraag stellen. Niet verwonderlijk zorgt dit gedrag van loskomen ervoor dat de jongere in meer risicovolle situaties terecht komt en worden adolescenten soms als roekeloos aanzien. Adolescentie en roekeloos gedrag. Adolescenten of jongeren komen dikwijls negatief in de actualiteit omwille van problematisch gedrag. "Jongeren tussen 14 en 16 vinden geweld dagelijkse kost" (Vanhecke, 2012), "Gebruik van zware drugs door jongeren stijgt explosief" (Het Laatste Nieuws, 17/03/2010), "Eén jongere op vijf denkt aan zelfdoding" (De Morgen, 22/10/2012), de lijst met verontrustende krantenkoppen over jongeren is vrijwel eindeloos. In tegenstelling tot dit negatieve beeld van jongeren dat de media lijken te scheppen, doorlopen de meeste jongeren het proces tot volwassenwording vrij probleemloos (Slot & van Aken, 2013). Maar er is ook die groep jongeren die wel degelijk roekeloos gedrag stelt dat de gezonde ontwikkeling in de weg staat (Arnett, 1999). Vaak wordt nagedacht over roekeloos gedrag in een maatschappelijk of volwassen denkkader. Iets wat door volwassenen wordt afgekeurd wordt snel bestempeld als roekeloos of probleemgedrag. Op deze manier omschrijven Jessor en Jessor (1977) probleemgedrag, bijvoorbeeld seksuele activiteit en druggebruik vallen onder deze omschrijving. Maar op deze manier is de inhoud van het probleemgedrag erg afhankelijk van de maatschappij en tijd en dat is in strijd met de wetenschappelijke objectiviteit. Arnett (1992a) kiest er dan ook voor om het begrip roekeloos gedrag objectiever te definiëren. Roekeloos gedrag is gedrag dat sterke negatieve gevolgen met zich meedraagt. Zo is volgens Arnetts visie seksuele activiteit bij jongeren niet noodzakelijk roekeloos gedrag maar seksuele activiteit zonder condoom wel. Enkel in het laatste geval kan het seksuele contact ernstige gevolgen zoals ongewenste zwangerschappen of SOA's met zich meedragen. Ook alcoholgebruik is niet
5
noodzakelijk roekeloos gedrag, tenzij het overmatig is of gepaard gaat met bijvoorbeeld het besturen van een voertuig. Arnett (1992a) ziet roekeloos gedrag als een manifestatie van de latente persoonlijkheidstrek sensatiezucht. Deze trek kan omschreven worden als een nood aan nieuwe ervaringen met de bereidheid om hiervoor sociaal of fysiek risico te lopen. Deze trek piekt rond de leeftijd van 16 jaar. Met andere woorden zijn jongeren op die leeftijd het meest op zoek naar nieuwe ervaringen ongeacht de risico's die daaraan vasthangen. Dergelijk risicogedrag valt gedeeltelijk te verklaren doordat de prefrontale cortex, die verantwoordelijk is voor cognitieve controle, nog niet volledig ontwikkeld is. Recent onderzoek (Casey, Getz & Galvan, 2007) suggereerde op basis van MRI scans dat gedrag van adolescenten op hersenniveau complexer is dan bij volwassenen. De subcorticale limbische regio's worden heel wat actiever in het begin van de adolescentie, terwijl de prefrontale cortex slechts geleidelijk aan groeit. Gevolg hiervan is dat door de ontwikkelde limbische regio's (bv. nucleus accumbens) pubers meer risicogedrag vertonen en dat dit gedrag nog onvoldoende gecontroleerd kan worden door de prefrontale cortex. Op het einde van de adolescentie heeft de prefrontale cortex haar achterstand ingehaald en vermindert het risicogedrag terug. Zoals eerder vermeld is de adolescentie een belangrijke periode in de ontwikkeling van de hersenen, het kan zelfs een kritieke periode genoemd worden (Gogtay, Vyas, Testa, Wood & Pantelis, 2011). Het experimenteren met alcohol en andere drugs kan evolueren naar drugsmisbruik en drugsverslaving. Dit kan sterke invloed hebben op de hersenontwikkeling en zo tot levenslange effecten leiden (Crews, He, & Hodge, 2007). Aangezien de prefrontale cortex nog niet volgroeid is tijdens de adolescentie kan drug- of alcoholgebruik sterk inwerken op het groeiproces en zorgen voor permanente gevolgen op het vlak van roekeloos gedrag, meerbepaald de controle van het eigen gedrag. Naast het experimenteren met en het gebruiken van drugs en alcohol halen jongeren helaas ook vaak de voorpagina's omwille van verkeersongelukken. Volgens de statistische analyse van de in 2012 geregistreerde verkeersongevallen met gewonden of doden van het Belgisch Instituut Voor Verkeersveiligheid komen de meeste
6
verkeersslachtoffers in België uit de categorie van 20 tot 24 jaar. Op de tweede plaats staat de categorie van 15 tot 19 jaar. In deze laatste categorie is het zelfs de belangrijkste doodsoorzaak voor mannen en vrouwen (Focant, 2013). Deze dramatische statistieken tonen aan hoe belangrijk het onderwerp verkeersveiligheid en rijgedrag van jongeren is. De harde cijfers kunnen niet zomaar verklaard worden door een gebrek aan ervaring. Zelfs wanneer gecontroleerd wordt voor de hoeveelheid rijervaring blijft het verband tussen leeftijd en verkeersongelukken overeind (Jonah, 1986). Hoewel jongeren voor een groot deel de gevaren bij het rijden zelf in kaart kunnen brengen, zoals dronken zijn, sms'en of racen (Ginsburg et al., 2008) weerhoudt het hen er niet volledig van om deze roekeloze gedragingen te stellen. Zo gaven meer dan 70% van de ondervraagde jongeren in een studie uit 2011 aan dat ze sms'en lazen, beantwoordden of stuurden tijdens het rijden (Atchley, Atwood, & Boulton, 2011). Jongeren zijn zich dus wel degelijk bewust van het gevaar op de weg, maar toch blijven ze zichzelf en anderen in gevaar brengen. Hoe is dit roekeloze gedrag te verklaren? Zoals eerder vermeld is de adolescentie, waarin de trek sensatiezucht piekt, een typische periode van risico's nemen en grenzen verleggen (Arnett, 1994). In een onderzoek uit 2001 bleek dat 25-jarige jongvolwassenen die hoog scoorden op sensatiezucht vaker sneller reden, geen gordel droegen, dronken reden en verkeersagressie toonden (Jonah, Thiessen, & Au-Yeung, 2001). De basis van het roekeloos rijgedrag bij jongeren kan dus gezocht worden in hun sensatiezucht. Ook agressiviteit kan een oorzaak zijn, en in dat geval is het rijgedrag een expressie van vijandigheid en kwaadheid. Ook wanneer iemand in een kwade bui is zal hij vaak sneller en roekelozer gaan rijden (Arnett, Offer & Fine, 1991). Opvallend is dat zowel sensatiezucht als agressiviteit hoger is bij jongens dan bij meisjes (Arnett, 1991) en dat het aantal mannelijke slachtoffers bij verkeersongevallen ook hoger ligt dan het aantal vrouwelijke slachtoffers (Focant, 2013). Adolescentie, muziek en roekeloos gedrag. Muziek wordt van kindertijd naar adolescentie steeds belangrijker, vele tieners hebben een favoriete band of artiest en spenderen veel van hun vrije tijd aan het luisteren naar hun favoriete muziek. Onderzoek door Davis en Rosen (1985) toonde al aan dat adolescenten toen
7
gemiddeld 10500 uur naar muziek luisterden in de tijdspanne tussen 12 en 18 jaar. Uit recenter onderzoek (Rideout, Roberts, & Foehr, 2005) bleek dat adolescenten gemiddeld 2.5 uur per dag naar muziek luisterden. Met de komst van MP3-spelers, Youtube en smartphones is het voor jongeren mogelijk om op elk moment en elke plaats muziek te beluisteren. Jongeren gebruiken muziek om te relaxen, om met problemen om te gaan of om hun humeur te verbeteren (ter Borgt et al., 2013) maar het speelt ook een sterke rol in het sociale leven van jongeren. Samen met vrienden genieten ze immers van dezelfde soort muziek (Johnstone & Katz, 1957; Schwartz & Fouts, 2003). Muzieksmaak is iets wat tijdens de adolescentie dan ook vaak zeer opvallend tentoon gesteld wordt. Jongeren dragen genrespecifieke kledij (bv. goth of emo) of bandshirts, "liken" bandpagina's op sociale media of gaan naar concerten of festivals waar hun favoriete bands spelen en dragen het toegangsbandje vaak lang na het festival om hun aanwezigheid op het evenement aan te tonen, als een soort symbool of ereteken. Ter Borgt et al. (2013) trachtten in hun Music Marker Theorie (MMT) het belang van muziek voor adolescenten te verklaren. Zij stelden dat een jonge adolescent nog niet veel bewegingsvrijheid krijgt en slechts op bepaalde vlakken zijn onafhankelijkheid ten opzichte van zijn ouders kan bevestigen. Muziek is daar de grootste speler. Weinig ouders controleren vandaag de dag streng naar welk soort muziek hun zoon of dochter luistert, en het is voor de adolescent de ideale manier om zich af te zetten van de ouderlijke voorkeuren. Vanuit de muziekgeschiedenis bekeken lijkt hun verklaring logisch; jongerenmuziek en jongerencultuur werd door zowel ouderen als adolescenten snel gezien als middel van jongeren om zich af te zetten tegen- en zich te differentiëren van hun ouders (Goossens, 1999). Volwassenen bekijken de tienerspecifieke muziekcultuur namelijk vaak met wantrouwen, als buitenstaander is die immers soms moeilijk te begrijpen. Bepaalde muziekgenres werden in het verleden, en nu nog steeds, door volwassenen als gevaarlijk beschouwd en zouden bij de fans ervan tot delinquentie leiden (Christenson & Roberts, 1998). Het achterliggende idee hierbij is dat de muzieksmaak van jongeren hun waarden en gedragingen reflecteert: agressief klinkende genres zoals rock en
8
metal of genres met delinquente teksten zoals rap worden dus al snel geassocieerd met agressief of roekeloos gedrag. In de jaren '80 van de 20e eeuw ontstond de eerste grote opschudding omtrent adolescenten, muziek en delinquentie. Het Parents Music Resource Center (PMRC), onder leiding van vier invloedrijke vrouwen (waaronder Tipper Gore, de vrouw van Al Gore, de latere vice-president van de USA), vochten openlijk de muziek en bands aan die (volgens hen) 'niet geschikt waren voor adolescenten' (Goossens, 1999). Zij wilden een ratingsysteem invoeren waardoor muziek,
net
zoals
film,
zou
beoordeeld
worden
op
de
inhoud.
Vele
muziekmaatschappijen volgden de raad van het PMRC op, met sterke gevolgen: Waarschuwingslabels werden aangebracht en 'onveilige muziek', waaronder heavy metal, werd niet meer te koop aangeboden in supermarkten (Byron, Earnhart, & Gagliardi, n.d.). De grote opschudding en de bijhorende discussie wekte de interesse van de wetenschappelijke wereld voor het onderzoek naar de effecten van muziek op het gedrag van adolescenten. Aangezien het PMRC hoofdzakelijk de toen zeer populaire heavy metal en rockbeweging aanviel, behandelden deze nieuwe wetenschappelijke studies vooral deze 'deviante' genres.
Heavy Metal Heavy metal (vaak ook gewoon metal genoemd) is een muziekstijl ontstaan tussen de late jaren '60 en begin jaren '70 van de vorige eeuw. Eén van de vele verklaringen voor de etymologie van heavy metal is dat de term uit de roman Naked Lunch van William Burroughs komt, waar hij spreekt over "heavy metal thunder". Dit werd overgenomen door de band Steppenwolf in hun hit Born To Be Wild uit 1968 en de naam was geboren (Heathley, n.d.). De iconische band Black Sabbath wordt vaak genoemd als de grondlegger van het genre maar er zijn meerdere artiesten die elk hun eigen bijdrage hebben geleverd aan het genre. Denk hierbij aan Jimi Hendrix, Led Zeppelin (die eerder bij de hardrock horen) en The Who. Heavy metal is tegenwoordig een verzamelnaam voor een groot aantal subgenres, van Speedmetal tot Viking Metal of Christian Metal, het is bijna onmogelijk ze allemaal op te noemen. Hun benamingen
9
(Arijs, 2012) zijn vaak te herleiden naar hun geluid (bv. Thrashmetal), de plaats van afkomst (bv. Gothenburg Metal) of de inhoud van hun teksten (bv. Christian Metal). Metal wordt getypeerd door zware gitaarmelodieën, gillende hoge solo's en in de meeste gevallen een snel ritme. De melodie overheerst vaak de tekst; in sommige genres of liedjes is de tekst zelfs onverstaanbaar door de speciale zangtechnieken zoals 'grunt' of 'growl' (grommen) of 'scream' (schreeuwen). Voor de meerderheid van de metalfans primeert dan ook de melodie boven de tekst (Arnett, 1992b). Het genre is van oorsprong eerder gericht op mannen en wordt gekenmerkt door duivelse ondertonen en verheerlijking van agressie, seks en drugs. De fans van het genre hanteren al jarenlang een dresscode: Jeans, leer, studs (metalen pinnen), bandshirts en lang haar zijn de vaakst voorkomende kenmerken. Heavy metal wordt frequent verward met hardrock, het verschil tussen de twee genres is vooral te vinden in de bluesinvloeden, die veel minder aanwezig zijn bij heavy metal. Heavy metal werd in de jaren ’80 van de vorige eeuw immens populair, ondanks (of misschien net door) het feit dat het genre grotendeels genegeerd werd door critici en radio's of zelfs aangevallen werd door morele belangengroepen zoals Christelijke verenigingen of het PMRC (Walser, 1993). De metalbands konden rekenen op een steeds groeiende en trouwe fanbasis, die nieuwe platen bleef kopen en zo de metalindustrie deed draaien. Door de grote groep fans en de controverse die de morele belangengroepen creëerden begon de wetenschappelijke wereld zich ook te interesseren voor de mogelijke effecten van heavy metal. Ook heeft de metalbeweging, in tegenstelling tot vele andere genres, sinds zijn ontstaan in de jaren '80 van de vorige eeuw een vrij stabiele en grote fanbasis bij jongeren en vormen zij daarom een ideale onderzoeksgroep (Google, 2014; Stevens et al., 2004). Effecten van heavy metal. Veel studies die de mogelijke effecten van heavy metal onderzochten behandelden slechts één aspect van roekeloos of probleemgedrag in detail, zoals zelfmoord, druggebruik, seksueel roekeloos gedrag of roekeloos rijgedrag. De definities die omlijnen wat roekeloos gedrag is en wat niet, zijn niet overal gelijk, zoals eerder al geïllustreerd. Ondanks deze verschillen is het interessant
10
enkele van deze onderzoeken kort toe te lichten, alsook de kritieken en tegenstellingen die er verband mee houden. Eén van de meest bekende studies rond de effecten van heavy metal is deze van Arnett (1991). In zijn studie vond hij dat metalfans, zowel jongens als meisjes, roekelozer waren dan hun leeftijdgenoten die geen fan van het genre waren. Naast gedragingen zoals roekeloos rijgedrag, druggebruik, criminaliteit of roekeloos seksueel gedrag scoorden de metalfans ook hoger op de trek sensatiezucht. Arnett legde als één van de eersten de link tussen heavy metal, sensatiezucht en roekeloos gedrag. Wanneer hij de correlaties tussen heavy metal en roekeloos gedrag controleerde voor de trek sensatiezucht verdwenen sommige verbanden. De correlaties met andere variabelen (marihuanagebruik en roekeloos rijgedrag voor mannen en winkeldiefstal, onveilig seksueel gedrag en marihuanagebruik voor vrouwen) bleven wel overeind. Sensatiezucht was eerder al gelinkt aan roekeloos gedrag: mensen die hoger scoorden op
sensatiezucht
stelden
meer
roekeloze
gedragingen.
Hoogscoorders
op
sensatiezucht zouden door het heavy metal genre aangetrokken worden aangezien het een opzwepend, sensationeel genre is. In navolging van deze studie onderzocht Arnett in 1992 de redenen van adolescenten om naar heavy metal te luisteren (Arnett, 1992b). Uit de interviews met 52 metalfans (14-20 jaar) bleek dat een groot deel van de ondervraagde metalheads naar metal luisterden wanneer ze zich agressief of boos voelden. Opvallend is dat ze zelf aangaven dat de muziek hen kalmeerde en een relaxerend effect had; het hielp hen om de kwaadheid van zich af te zetten. Verder gaven ze aan energie te krijgen van de muziek en er vrolijk van te worden. Arnett (1992c) kwam daarom tot de conclusie dat heavy metal niet noodzakelijk roekeloos gedrag veroorzaakte, maar eerder de soundtrack van roekeloos gedrag was. Veel onderzoekers waren geïnteresseerd in het verband tussen (rebelse) muziek en zelfmoord. Van alle roekeloze gedragingen is zelfmoord wellicht de meest kritieke en daarom voor velen ook wel de belangrijkste. Een vaak aangehaalde studie is deze van Stack, Gundlach en Reeves (1994). Zij vonden een verband tussen het aantal zelfmoorden en metalmuziek. Hoe populairder heavy metal was in een Amerikaanse staat (gemeten aan de hand van het aantal abonnees van metal magazines), hoe hoger
11
het zelfmoordcijfer bij jongeren in die staat. Een choquerende conclusie, waarop snel wetenschappelijke kritiek kwam. Het is namelijk nogal moeilijk om concrete conclusies te trekken uit een correlatie tussen twee cijfers op staatsniveau. Lester en Whipple (1996) onderzochten de correlatie op indvidueel niveau en stelden vast dat metalfans frequenter zelfmoordgedachten gehad hadden in het verleden, maar dat dit geen verband had met huidige depressieve of suïcidale gevoelens. Ook Ballard en Coates (1995) vonden in hun studie geen effect van metal op zelfmoordgedachten, angst of zelfwaarde. Deze pilootstudie werd weliswaar uitgevoerd op een kleine, selectieve sample (16 studenten psychologie) en kan niet zomaar gegeneraliseerd worden. Een grotere studie van Scheel en Westefeld (1999) vond dat metalfans (vooral vrouwelijke fans) wel meer zelfmoordgedachten hadden dan fans van andere genres. Het luisteren naar metalmuziek zelf had weliswaar een positief effect op de emoties en het gemoed van de metalfans, net zoals eerder uit de interviews van Arnett (1992b) bleek. Ook een andere studie over zelfmoord van Lacourse, Claes en Villeneuve (2001) vond een klein verband tussen de voorkeur voor heavy metal en zelfmoordrisico bij meisjes: indien ze fan waren van heavy metal hadden ze een hoger risico op zelfdoding. Ook op schoolresultaten zou heavy metal een effect hebben. De rebelse muziek zou de jonge fans slechter doen presteren en hun interesse in de school doen dalen. Took en Weiss (1994) vond in hun studie met 87 adolescenten (en hun ouders) dat fans van heavy metal of rap slechter dan gemiddeld presteerden op school en meer schoolproblemen hadden. De gebruikte sample was echter niet representatief aangezien deze volledig geselecteerd was uit een patiëntenpopulatie die eerder hulp had gezocht bij een psychiatrische, psychologische of medische (voor druggebruik) instelling. Walker en Kreiner (2006) vonden echter, in contrast met het vorige onderzoek, dat jongeren die naar rebelse muziek luisterden hoger scoorden op een IQ test, vooral het abstract redeneren was bij hen hoger dan bij mainstream fans. De fans van rebelse muziek scoorden in dit onderzoek gelijkaardig op de IQ test als fans van 'rustige' genres zoals klassiek, jazz of blues. De hogere score werd door de onderzoekers verklaard doordat metal een genre is vol abstracte taal en metaforen die misschien wel het abstract redeneren van jongeren stimuleren.
12
Het luisteren naar metal of rebelse muziek wordt regelmatig geassocieerd met druggebruik. Lacourse et al. (2001) vonden in hun studie naar het verband tussen zelfmoord en heavy metal inderdaad een positieve correlatie tussen fan zijn van heavy metal en druggebruik. De onderzoekers argumenteerden dat het hogere druggebruik een verklarende factor kon zijn voor het hogere zelfmoordcijfer, gevonden bij vrouwelijke metalfans. Naast Lacourse vond Arnett (1991) eerder ook al een positieve correlatie tussen druggebruik en fan zijn van heavy metal. De meeste van voorgaande onderzoeken zijn cross-sectioneel en daardoor niet geschikt voor het onderzoeken van de richting van een verband, causaliteit of de betekenis achter het verband. Verder werden ook vaak enkel heavy metal fans onderzocht zonder een controlegroep (Arnett, 1992b), was de sample niet generaliseerbaar (Took & Weiss, 1994) of was de sample gewoonweg zeer klein (Ballard & Coates, 1995). Kortom, er was nood aan degelijke longitudinale of experimentele studies. Slater, Henry, Swaim en Cardador (2004) onderzochten of er een verband was tussen agressiviteit en verscheidene vormen van mediagebruik. Hiervoor werd op vier verschillende tijdstippen de mate van agressiviteit gemeten. Tussen de tijdstippen in werd ook gemeten aan welke media de participanten blootgesteld werden. Uit de resultaten bleek dat er een verband was tussen agressieve media en agressiviteit, en dat dit verband gemodereerd werd door onder andere sensatiezucht. Ze deden in hun studie geen uitspraak over de richting van het verband, ze geloofden eerder dat het beide richtingen uit gaat. Dit impliceert enerzijds dat agressieve jongeren worden aangetrokken door agressieve media, zoals bijvoorbeeld heavy metal muziek, maar anderzijds ook dat de agressieve media zelf jongeren agressiever maakt. Vooral bij jongeren met een hoge sensatiezucht waren deze verbanden tussen agressieve muziek en agressie sterker. Deze verhoogde agressie kan dan uiteindelijk tot een aantal roekeloze gedragingen leiden zoals bijvoorbeeld het eerder vermelde effect op rijgedrag (Arnett, 1991). Selfhout, Delsing, ter Bogt en Meeus (2008) onderzochten 931 adolescenten op twee tijdstippen, met een interval van twee jaar. Uit de eerste meting bleek dat jongeren met een voorkeur voor heavy metal meer externaliserende
13
problemen hadden, na de tweede meting bleek ook dat de muziekvoorkeur een significante voorspeller was voor meer externaliserende problemen, twee jaar later. In tegenstelling tot wat Slater et al. (2004) suggereerden vonden Selfhout et al. (2008) geen significant effect in de andere richting, van externaliserende problematiek naar muziekvoorkeur. Hoewel longitudinale studies zoals deze van Selfhout et al. (2008) nuttig zijn om het effect van fan zijn van heavy metal op langere termijn te onderzoeken, en eventueel bewijs voor causaliteit te bekomen, kan een direct effect van heavy metal enkel onderzocht worden met een experimenteel design. Nater, Krebs en Ehlert (2005) trachtten het effect van heavy metal experimenteel te onderzoeken. Zij deelden proefpersonen in naarmate hun score op de trek sensatiezucht en lieten hen vervolgens luisteren naar ofwel heavy metal ofwel klassieke renaissance muziek. Laagscoorders op sensatiezucht rapporteerden na het luisteren van heavy metal meer rusteloosheid, activatie en agressie dan hoogscoorders. De Wilde (2007) onderzocht de specifieke relatie tussen heavy metal en roekeloos gedrag bij jongeren. Hij onderzocht zowel niet-metal fans als metal fans en liet hen luisteren naar heavy metal of popmuziek (controleconditie). Er werd geen verschil in sensatiezucht gevonden tussen metal of niet-metal fans. Dit resultaat sprak de bewering van Arnett (1991) dat heavy metal de soundtrack zou zijn van sensatiezucht tegen. Fans van heavy metal scoorden wel hoger op een impliciete meting van roekeloze attitudes (IAT; Greenwald, McGhee, & Schwartz, 1998). Naast deze effecten van muziekvoorkeur werd ook een effect van blootstelling aan metal- of popmuziek gevonden. Zowel fans als niet-fans die heavy metal beluisterd hadden vertoonden een hogere impliciete roekeloze attitude op de IAT en een hogere expliciete roekeloze attitude (gemeten aan de hand van een toestandsversie van sensatiezucht; Zuckerman, 1979) dan personen die popmuziek beluisterd hadden. Aanvullend werd roekeloos gedrag gemeten aan de hand van het gedrag in een computerspel (GTA Vice City), maar dit bleek achteraf geen betrouwbare meting van roekeloos gedrag te zijn. Heavy metal zelf lijkt dus te zorgen voor bepaalde effecten, en niet de onderliggende trek sensatiezucht. Arijs (2012) repliceerde dit onderzoek deels maar gingen op zoek naar een meer betrouwbare manier om
14
roekeloos gedrag te meten. Hij gebruikte in zijn onderzoek de Balloon Analogue Risk Task (BART; Lejuez et al., 2002) als expliciete gedragsmeting. Verder onderzocht hij ook de invloed van aliënatie en de verschillen tussen subgenres van heavy metal. Net zoals in het onderzoek van De Wilde (2007) vond ook Arijs (2012) geen verschillen in sensatiezucht tussen fans of niet-fans. Tussen aliënatie en roekeloos gedrag werd evenmin een verband gevonden, in tegenstelling tot de studie van Slater et al. (2004) waarin aliënatie een moderator was op het effect van media op agressiviteit. Metalfans vertoonden geen hogere scores op de metingen van roekeloos gedrag en ook de voorkeur voor hardere of zachtere subgenres had geen invloed op roekeloos gedrag of sensatiezucht. Het luisteren naar metalmuziek (experimentele conditie) had wel een significant effect. Na het luisteren naar heavy metal scoorden jongeren, ongeacht ze fan of niet-fan waren, hoger op de expliciete roekeloze attitude voor roekeloos gedrag dan jongeren die naar popmuziek geluisterd hadden. Met de BART (Lejuez et al., 2002), de gedragsmeting van roekeloosheid, werden geen significante verschillen gevonden tussen de luistercondities. Heavy metal heeft volgens deze resultaten dus vooral impact op de attitudes omtrent roekeloos gedrag (gemeten met vragenlijsten), maar niet op het gedrag zelf (BART gedragsmeting). Anders gesteld leidt de neiging tot het stellen van een bepaald gedrag niet noodzakelijk tot het daadwerkelijk stellen van dat gedrag, ook al zou het gedrag positieve gevolgen met zich meebrengen (in het onderzoek van Arijs (2012) werd roekeloos gedrag beloond met een hogere geldscore). Het ontbreken van een verband tussen de attitude en het gedrag kan mogelijk verklaard worden door een minder goede validiteit van de BART taak, althans in deze experimentele context (Arijs, 2012). Eén mogelijke verklaring voor de effecten van heavy metal op roekeloosheid bij adolescenten is het vaak hoge tempo of de snelheid van deze muziek. Husain, Thompson en Schellenberg (2002) onderzochten of tempo en modus (majeur of mineur) een invloed hadden op arousal en gemoedstoestand bij 36 studenten tussen 18 en 27 jaar oud. Het tempo van een sonate van Mozart werd gemanipuleerd waardoor participanten een snellere of tragere versie te horen kregen. Uit de resultaten bleek dat het tempo van de muziek een invloed had op de arousal, maar
15
niet op de gemoedstoestand. Door Carpentier en Potter (2007) werd eveneens gevonden dat een hoger muzikaal tempo zorgde voor een hogere sympatische arousal. Naast het tempo lijkt ook de geluidssterkte van muziek een effect te hebben op rijgedrag. Hoe luider de muziek staat hoe langer de responstijd (op bijvoorbeeld de remlichten van een voorligger) doordat luidere muziek meer belastend is voor onze aandacht (North & Hargreaves, 1997). North en Hargreaves (1999) onderzochten aan de hand van een motorrace spel of het tempo en de geluidssterkte van muziek een invloed had op rijprestaties. Uit hun onderzoek bleek dat de prestaties het beste waren in de conditie met trage (tempo) en zachte (geluidssterkte) muziek. Het onderzoek van Brodsky (2002) is het eerste onderzoek dat de invloed van tempo op rijgedrag onderzocht met een stabiele geluidssterkte. Zij gebruikten instrumentele nummers van verschillende stijlen om een zo neutraal mogelijke weergave van muziek te bieden. In totaal onderzochten ze drie condities, een trage conditie (40-70 beats per minute; bpm), een gemiddelde conditie (85-110 bpm) en een snelle conditie (120-140 bpm). Elke participant moest gemiddeld 90 minuten rondrijden in een virtueel schaalmodel van de Amerikaanse stad Chicago. Tijdens het experiment werd gekeken hoeveel keer de participanten een rood licht negeerden , botsten of op het verkeerde rijvak reden. Uit het experiment bleek dat er significant meer rode lichten genegeerd werden bij een hoger tempo. Ook werd er sneller gereden in de condities met snellere muziek. In het onderzoek van Brodsky (2002) werd niet ingegaan op de verschillende genres, er werd zelfs gezorgd voor een zo neutraal mogelijke muzieksample. Misschien zijn er bovenop, of los van het effect van tempo ook effecten van het genre op rijgedrag te vinden?
Huidig Onderzoek De Stoplight Task als meting van roekeloos gedrag. Zoals eerder vermeld, is veel onderzoek omtrent de effecten of gevolgen van heavy metal of andere muziekstijlen correlationeel uitgevoerd. Ons eigen onderzoek had echter als doel op een experimentele manier na te gaan of heavy metal naast roekeloze attitudes (Arijs, 2012; De Wilde, 2007) ook leidt tot het daadwerkelijk manifesteren van roekeloos
16
gedrag. Om dit experimenteel te meten was uiteraard ook een valide meetinstrument voor roekeloos gedrag nodig. Eerder gebruikte meetinstrumenten (GTA Vice City; De Wilde (2007) en BART (Arijs, 2012) vertoonden gebreken inzake validiteit. De correlaties met expliciete vragenlijstmetingen van roekeloos gedrag waren bijvoorbeeld heel laag en niet significant. Reilly, Greenwald en Johanson (2006) evalueerden of de Stoplight Task (het Verkeerslicht Spel) een goede meting vormt van roekeloos gedrag. Het spel meet risicogedrag aan de hand van een GO/STOP taak in een virtuele rijsimulatie, waarbij de speler een beslissing moet nemen of hij het rode of oranje licht negeert (GO) of respecteert (STOP). Het negeren van rood of oranje kan leiden tot tijdswinst maar kan ook tot gevolg hebben dat er een aanrijding plaatsvindt, waardoor veel tijd verloren wordt. Doelstelling van het spel is om binnen een bepaalde tijdspanne een einddoel te bereiken (een muziekstation waar je kan meedoen aan een wedstrijd waarbij geld te winnen is). Merk op dat het meten van roekeloos gedrag op deze manier nauw aansluit bij onze definitie van roekeloos gedrag, waarbij gedrag pas roekeloos is wanneer het sterke negatieve gevolgen met zich meedraagt (Arnett, 1992a), maar mogelijk ook tot positieve uitkomsten kan leiden. Uit de resultaten van Reilly et al. (2006) bleek dat het gedrag in het Verkeerslicht Spel correleerde met persoonlijkheidstrekken gemeten door de vragenlijsten van Eysenck over risicogedrag, avontuurlijkheid en impulsiviteit. Ze besloten dan ook dat het Verkeerslicht Spel een geschikte methode was voor het meten van risicogedrag. Saunders et al. (2008) vonden in hun studie met een analoge GO/STOP taak dat hoge GO-scores gecorreleerd waren met verminderde gedragscontrole (gemeten door de Sociability scale of the California Psychological Inventory). Steinberg et al. (2008) onderzochten deze correlatie verder in een grote studie met 935 proefpersonen tussen 10 en 30 jaar oud, hiervoor ontwikkelden ze hun eigen versie van het Verkeerslicht Spel, die ook gebruikt wordt in onze studie (in een Nederlandstalige versie). Zij vonden dat de prestaties in het Verkeerslicht Spel gecorreleerd waren met de zelfrapportages van sensatiezucht maar niet met zelfrapportages van impulsiviteit, noch met de gedragsmeting van impulsiviteit
17
(gemeten met de Tower of London taak). Bovendien toonden ze aan dat de gedragsmatige uiting van sensatiezucht, zijnde roekeloos gedrag (Arnett, 1992a), zoals gemeten met het Verkeerslicht Spel, piekte in de vroege adolescentie (leeftijd; 10-15 jaar), wat op basis van eerder geciteerd onderzoek (Casey et al., 2007) ook te verwachten is. Dit leeftijdsverschil in roekeloos gedrag werd niet gevonden wanneer dit gemeten werd met de BART (Lejuez et al., 2002), wat bevestigt dat de BART geen valide meting van roekeloos gedrag is. Chein, Albert, O'Brien, Uckert en Steinberg (2011) repliceerden deze bevindingen met een kleinere sample in hun onderzoek naar het risicogedrag van adolescenten. Gardiner (2013) onderzocht in haar masterproef de relatie tussen het Verkeerslicht Spel, de BART en risicogedrag. Uit haar onderzoek bleek dat risicovol gedrag in het Verkeerslicht Spel een significante predictor was voor antisociaal risicogedrag in het echte leven, al was deze correlatie niet meer significant wanneer gecontroleerd werd voor geslacht, persoonlijkheid en leeftijd. Niettemin is het Verkeerslicht Spel door de simulatie van een alledaagse verkeerssituatie een meetinstrument met een hoge ecologische validiteit. Bovendien is het onderliggend mechanisme van winst en verlies iets wat vaak voorkomt in meerdere situaties waarin roekeloosheid voorkomt, waardoor de validiteit nog robuuster wordt. Samen met zelfrapportages (onder de vorm van vragenlijsten) geeft het ons een bredere meting van roekeloos gedrag en sensatiezucht. Bovendien worden met een gedragsmeting zoals het Verkeerslicht Spel nadelen van een vragenlijst vermeden, denk hierbij aan sociale wenselijkheid of antwoordbias. Onderzoeksvragen en hypotheses. Hypothese 1. Volgens Arnett (1992c) is heavy metal de soundtrack van roekeloosheid. In zijn onderzoek scoorden metalfans significant hoger op de trek sensatiezucht dan niet-fans. Hoewel De Wilde (2007) noch Arijs (2012) een significant verschil vonden, veronderstellen we nog steeds dat in onze steekproef metalfans significant hoger zullen scoren op sensatiezucht dan niet-fans. Dit zou onder meer in lijn zijn met het onderzoek van Slater et al. (2004) waar een verband gevonden werd tussen agressieve media en sensatiezucht. We verwachten dus een hoofdeffect van het al dan niet fan zijn op de algemene sensatiezucht.
18
Hypothese 2. In navolging van de resultaten van het onderzoek van De Wilde (2007) en het onderzoek van Arnett (1991) onderzoeken we of er een hoofdeffect van het al dan niet fan zijn van heavy metal op roekeloos gedrag aanwezig is. We verwachten dat heavy metalfans meer roekeloze gedragingen rapporteren bij de zelfrapportage (Hypothese 2a), meer roekeloos gedrag gaan vertonen in het Verkeerslicht Spel (Hypothese 2b) en een meer roekeloze attitude gaan hebben (Hypothese 3c). Hypothese 3. Gezien de onderzoeken van Brodsky (2002) en North en Hargreaves (1999) waaruit bleek dat het rijgedrag roekelozer was en de rijprestaties zwakker waren in condities met snelle muziek, gaan we er vanuit dat proefpersonen meer roekeloos gedrag gaan stellen in het Verkeerslicht Spel indien ze in een conditie zitten waar ze moeten luisteren naar muziek van een hoog tempo. We verwachten dus een hoofdeffect van tempo op roekeloos gedrag. Hypothese 4. Om te onderzoeken of er een hoofdeffect bestaat van heavy metal op roekeloos gedrag, los van de muziekvoorkeur, vergelijken we een experimentele conditie (fans en niet-fans die naar snelle of trage heavy metal luisteren) en een controle conditie (fans en niet-fans die naar snelle of trage pop luisteren) en wordt er gecontroleerd voor sensatiezucht. Verder wordt ook de expliciete attitude omtrent roekeloos gedrag gemeten door een toestandsversie van de SSS-V (Zuckerman, Eysenck & Eysenck, 1978) en wordt roekeloos gedrag zelf in kaart gebracht door het Verkeerslicht Spel. In navolging van de de onderzoeken van Arijs (2012) en De Wilde (2007) verwachten we dat zowel fans als niet-fans een hogere expliciete attitude tot het stellen van roekeloos gedrag zullen rapporteren (Hypothese 4a) na het beluisteren van heavy metal, ook wanneer we controleren voor de algemene sensatiezucht (Arijs, 2012; De Wilde, 2007). In tegenstelling tot het resultaat van Arijs (2012) gaan we er ook van uit dat, na het beluisteren van metal, fans en nietfans meer roekeloos gedrag zullen stellen in het Verkeerslicht Spel (Hypothese 4b). Hypothese 5. Uit voorgaand onderzoek bleek dat metalfans heavy metal kalmerend vinden (Arnett, 1992b). We onderzoeken daarom ook of er een interactie effect bestaat tussen het beluisterde genre en de muziekvoorkeur. We verwachten dat
19
het effect van heavy metal op de uiting van roekeloos gedrag groter zal zijn voor nietfans dan voor metalfans (Hypothese 5a). Indien Hypothese 1 bevestigd wordt en metalfans hoger scoren op de sensatiezucht dan niet-fans, zou het onderzoek van Nater et al. (2005) bijkomende ondersteuning geven voor deze Hypothese 5a, aangezien uit hun onderzoek bleek dat hoogscoorders op sensatiezucht rustiger waren na het beluisteren van metal dan laagscoorders. We kunnen echter ook het tegengestelde verwachten van Hypothese 5a, namelijk dat het effect van popmuziek op de gedragsmeting van roekeloos gedrag groter zal zijn voor fans van heavy metal, aangezien zij niet in de conditie van hun voorkeur geplaatst zijn (Hypothese 5b). Hypothese 6. Uit voorgaand onderzoek blijkt dat muzikaal tempo een effect heeft op de rijprestaties (Brosdky, 2002; North & Hargreaves, 1999). Aangezien het prototype van heavy metal muziekeen snel tempo heeft, werd eerder onderzoek (Arijs, 2012; De Wilde, 2007) vooral uitgevoerd met deze snellere muziek. In ons onderzoek vermoeden we echter een interactie tussen heavy metal en tempo, namelijk dat het effect van heavy metal zich enkel zal manifesteren in de conditie met een hoog tempo en niet zozeer in de trage conditie. Hypothese 7. Husain et al. (2002) kwamen tot de bevinding dat muzikaal tempo een effect had op arousal. We vermoeden dat metalfans meer gehabitueerd zullen zijn aan een hoog tempo dan niet-metalfans, doordat zij veel vaker in contact komen met muziek van een hoog tempo. Bovendien geven metalfans zelf aan dat ze hun snelle muziek kalmerend vinden. We onderzoeken daarom de aanwezigheid van een interactie-effect van het al dan niet fan zijn van heavy metal en muzikaal tempo op roekeloos gedrag en de roekeloze attitude. We verwachten een positief effect van een snel tempo op roekeloos gedrag en roekeloze attitude bij niet-fans en een negatief effect bij metalfans.
20
Methode Steekproef Alle deelnemers waren 16, 17, 18 of 19 jaar oud (M = 17 jaar en 7 maanden, SD = 1 jaar). De deelnemers werden ingedeeld in ofwel de metal ofwel de niet-metal groep door middel van een vragenlijst die hun muziekvoorkeur mat en die ze voor de testafname invulden en terugstuurden (Bijlage 2). De groep metalfans bestond uit 28 participanten, waarvan 6 meisjes en 22 jongens. De groep niet-fans bestond uit 45 participanten, waarvan 25 meisjes en 20 jongens. Het opleidingsniveau van de deelnemers was hoofdzakelijk ASO (69 ASO, 3 TSO, 1 BSO).
Meetinstrumenten Sensatiezucht. Sensatiezucht werd gemeten door middel van een vragenlijst van De Wilde (2007). Deze werd overgenomen uit de masterproef van Arijs (2012) en bestaat uit 19 items uit de originele Sensation Seeking Scale-V (SSS-V; Zuckerman et al., 1978). Deze werd eerder door De Wilde en later door Beyers, promotor van deze masterproef, vertaald in het Nederlands. De vragenlijst meet sensatiezucht door uitspraken zoals "Ik hou van wilde en ongeremde feestjes". Via een een 4-punten schaal van helemaal niet tot helemaal wel konden deelnemers kiezen hoe sterk de uitspraak bij hen paste. De betrouwbaarheid van de originele SSS-V van Zuckerman et al. (1978) bedraagt α = .84. De test-hertest betrouwbaarheid met een interval van drie weken is r = .94. De Nederlandse versie van De Wilde uit 2007 heeft een betrouwbaarheid van α = .73. In het onderzoek van Arijs (2012) was de betrouwbaarheid nog beter (α = .87). In ons eigen onderzoek was de betrouwbaarheid van deze vragenlijst over sensatiezucht α = .76 Zelfrapportage roekeloos gedrag. Om de prevalentie van roekeloos gedrag in het dagdagelijkse leven van de participant te meten werd opnieuw een vragenlijst, opgesteld door Beyers en Arijs (2012), gebruikt. Deze vragenlijst werd in ons onderzoek gebruikt ter validering van de SSS-V en de experimentele meting van roekeloos gedrag door de Stoplicht Taak. Beyers en Arijs (2012) stelden 14 items op die gedrag bevragen dat mogelijk negatieve gevolgen heeft, ook al vinden jongeren zelf dit
21
misschien geen problematisch gedrag. Enkele items ter voorbeeld waren"gegokt voor echt geld" of "een rood licht genegeerd". Er moest op een 5-puntenschaal worden aangeduid hoe vaak de jongere de voorbije zes maanden het beschreven gedrag hadden vertoond, gaande van geen enkele keer tot meer dan tien keer. De betrouwbaarheid van deze vragenlijst was α = .73 in het onderzoek van Beyers en Arijs (2012). In dit onderzoek werd nog één gedragsbeschrijving toegevoegd aan deze meting, namelijk "Hoe vaak heb je het afgelopen half jaar cannabis (wiet) gebruikt op een openbare plaats?". De betrouwbaarheid van de zelfrapportage in ons onderzoek was α = .79 Roekeloze attitude. Om de expliciete sensatiezucht of roekeloze attitude te meten tijdens de experimentafname werd gebruik gemaakt van de vragenlijst opgemaakt door Beyers en Arijs (2012). Zij gebruikten hiervoor negen items uit de SSSV van Zuckerman et al. (1978) aangepast naar een toestandsmeting, wat wil zeggen dat de verwoording van items werd aangepast zodat ze de huidige toestand zouden beschrijven en meten. Zo werd bijvoorbeeld een item als "Ik geniet ervan om in nieuwe situaties terecht te komen waarin ik niet kan voorspellen hoe dingen zullen aflopen" aangepast naar "Ik zou er nu van genieten om in een nieuwe situatie terecht te komen waarin ik niet kan voorspellen hoe dingen zullen aflopen". Net zoals de sensatiezucht vragenlijst die voor het experiment werd afgenomen werkt ook deze vragenlijst met een 4-punts schaal, gaande van helemaal niet tot helemaal wel, waarop participanten konden aanduiden hoe toepasselijk ze een uitspraak vonden voor zichzelf, hier en nu (zie Bijlage 3). Bij De Wilde (2007) bedroeg de betrouwbaarheid van deze vragenlijst α = .75. In het onderzoek van Beyers en Arijs (2012) bereikten ze een betrouwbaarheid van α = .86 . In ons onderzoek was de betrouwbaarheid α = .81. Experimentele meting voor roekeloos gedrag: Stoplight Task. Om het effect van tempo en muziekgenre op roekeloos gedrag experimenteel te toetsen werd gebruik gemaakt van de Stoplight Task, of vertaald naar het Nederlands het Verkeerslicht Spel. Deze computertaak simuleert het stoppen voor verkeerslichten. Een screenshot van deze taak is opgenomen in Bijlage 4. De participant moest in het spel binnen vijf minuten tijd op de bestemming (een radiostation: Studio Brussel)
22
geraken om een prijs te verdienen. Onderweg waren er 20 kruispunten waar het licht van groen op rood tot oranje sprong. Op deze kruispunten moesten de deelnemers de beslissing nemen om te stoppen door middel van de spatiebalk of om door te rijden en zo tijd te winnen (het nemen van een risico) . Indien ze doorreden bestond wel de kans dat ze werden aangereden en verloren ze meer tijd. Het gehele spel was een rechte baan zonder tegenliggers en de auto reed vanzelf, de enige actie die dus ondernomen moest worden was het stoppen of doorrijden op de 20 kruispunten. In tegenstelling tot andere onderzoeken met het Verkeerslicht Spel, werd in het huidige onderzoek wel steeds eenzelfde geldbedrag uitgekeerd voor deelname, ongeacht het resultaat in het Verkeerslicht Spel. De deelnemers werden hiervan echter niet op voorhand op de hoogte gebracht zodat zij nog steeds de financiële motivatie hadden om binnen vijf minuten bij het radiostation te geraken. Er diende niet gestuurd te worden of van richting veranderd te worden. Het gezichtspunt tijdens het spel was vanuit de bestuurderspositie een veranderende omgeving die de snelheid simuleerde. Ook was bovenaan een timer zichtbaar en kon de participant links zien hoeveel kruispunten er nog te gaan waren. Door de hoofdtelefoon werd het geluid van de klok afgespeeld alsook muziek van de autoradio, bij het stoppen werd een geluid van piepende banden afgespeeld en bij een botsing het geluid van een crash. Indien het gewenst was kon er voor de echte taak een demo gespeeld worden. Dit was niet verplicht en werd door de meesten niet gedaan omwille van de simpliciteit van het spel en de duidelijke instructies. De taak werd volledig naar het Nederlands vertaald. De uiteindelijke score was het aantal risicovolle (door het rood rijden) ten opzichte van het totale aantal beslissingen. De scores lopen hierdoor van 0 (enkel veilige beslissingen) tot 1 (enkel risicovolle beslissingen).
Procedure Dit onderzoek verliep in overeenstemming met de deontologische regels inzake wetenschappelijk onderzoek, dit wil zeggen met respect voor de deelnemers. De deelnemers aan dit onderzoek werden hoofdzakelijk geworven via metal- en muziekgroepen op Facebook. Ook in diverse scholen en faculteiten werd de wervende
23
flyer (zie Bijlage 1) verspreid. Om het doel van het experiment niet uit de doeken te doen en te voorkomen dat deelnemers gewenste gedragingen zouden vertonen werd het experiment op de flyer omschreven als “een onderzoek naar de betekenis van muziek bij jongeren”. Wanneer iemand geïnteresseerd was in het onderzoek moest hij of zij een e-mail sturen en een afspraak maken via een online Doodle. Na het maken van die afspraak kregen zijn de eerste vragenlijst (zie Bijlage 2) via mail toegestuurd. In deze vragenlijst werd eerst gevraagd naar hun geboortedatum, geslacht, opleidingsniveau of huidige opleiding en e-mail adres. Verder werd gevraagd welke muziekgenres zij kenden en tot welk genre zij het meeste aangetrokken waren of fan van waren. Hierdoor konden zij ingedeeld worden in ofwel de metal groep (indien ze aangetrokken waren door metal en fan waren van het genre) ofwel de niet-metal groep. Ook werd gevraagd hoeveel uur zij gemiddeld wekelijks naar muziek van hun favoriete genre luisterden en of ze de afgelopen maand muziek gekocht of gedownload hadden van dat genre. Deze vragenlijst werd grotendeels overgenomen van Beyers en Arijs (2012), met het oog op een goede replicatie van hun voorgaande onderzoek. De andere vragenlijsten waren metingen van sensatiezucht als persoonlijkheidstrek en de frequentie van roekeloos gedrag bij de deelnemer. De experimentafnames gebeurden individueel in een onderzoekslokaal op de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Gent. Ongeveer de helft van de deelnemers werd in groep (klasgroep) getest in het computerlokaal van hun middelbare school (ASO), hierbij werd één deelnemer toegewezen aan één computer. Deelnemers werden opgedeeld in metal of niet-metalfan op basis van hun muziekvoorkeur en vervolgens random aan één van de vier condities toegewezen. Op een laptop of op de aan hen toegewezen computer luisterden de participanten naar één van de vier muzieksamples, horende bij de vier condities. Deze samples bestonden uit een snelle metalsample, een trage metalsample, een snelle popsample of een trage popsample. De snelle metalsample bestond uit volgende nummers: Accept - Pandemic, Alestorm - Rum, DOPE - Violence, Children of Bodom - Bodom Beach Terrors, Epica Semblance of Liberty, Hellyeah - Pole Rider, Iron Maiden - The Trooper, POD - Alive, Marylin Manson - The Beautiful People en Anvil - Bullshit (gemiddelde beats per
24
minuut (bpm) = 146). De trage metalsample bestond uit Gorguts - Clouded, Metallica Nothing Else Matters, A Perfect Circle - Passive, Iron Maiden - Journeyman, Limp Bizkit - Build a Bridge, Megadeth - Promises, Ozzy Osbourne - I Just Want You, Rammstein Sonne, Stoner Kebab - Superdoom, Sabaton - A Lifetime of War, en Testament - Return to Serenity (bpm = 66). De snelle popsample bestond uit David Guetta - She Wolf, Psy Gangnam Style, Britney Spears - Womanizer, Lady Gaga - Applause, Kesha - My First Kiss, DVBBS & Borgeous - Tsunami, Baauer - Harlem Shake, Britney Spears - Work Bitch, DJ Fresh - Gold dust, en Avril Lavigne - Girlfriend (bpm = 141). De trage popsample bestond uit Ellie Goulding - How Long Will I Love You, Miley Cyrus - I Adore You, Sophie Ellis Baxter - Young Blood, Lorde - Royals, Stromae - Formidable, Ed Sheeran - I See Fire, Marco Borsato - Samen Voor Altijd, Lady Gaga - Brown Eyes, Shakira - Under Your Clothes, en Lana Del Rey - Young and Beautiful (bpm = 68). Alle vier de samples duurden 12 minuten en werden afgespeeld op een constant volume via een hoofdtelefoon. Na het beluisteren van de muzieksample werd een vragenlijst afgenomen over expliciete roekeloze attitudes (zie Bijlage 3) en werd het Verkeerslicht Spel uitgevoerd. Deze twee uitkomstmaten werden in een gebalanceerde volgorde aan de verschillende deelnemers aangeboden, om volgorde-effecten te vermijden. Na het beeindigen van het gehele experiment kreeg elke deelnemer een bedrag van €10, ongeacht of ze de doelstelling van de Stoplicht Taak bereikt hadden of niet.
25
Resultaten Preliminaire Analyses Alle analyses werden uitgevoerd met behulp van het Statistical Package for Social Sciences 22 (SPSS). Voor het toetsen van de verschillende hypotheses werd een significantieniveau α = .05 gehanteerd. Om onze onderzoeksinstrumenten te valideren keken we naar de correlaties tussen onze onderzoeksvariabelen zoals weergegeven in Tabel 1. De meting van de trek sensatiezucht correleerde significant positief met zowel de zelfrapportage van roekeloos gedrag, de roekeloze attitude en de experimentele testing van roekeloos gedrag door het Verkeerslicht Spel. Deze laatste variabelen waren onderlng niet-significant gecorreleerd.
Tabel 1 Gemiddeldes, Standaarddeviaties en Correlaties tussen de Primaire Onderzoeksvariabelen M
SD
1
2
1. Sensatiezucht
2.64
0.35
2. Roekeloos Gedrag
0.88
0.58
.30**
3. Roekeloze Attitude
2.53
0.51
.54***
.13
4. Roekeloos Gedrag (Verkeerslicht Spel)
0.48
0.19
.36**
.13
3
.14
*p < .05. **p < .01.
Verdere correlaties tussen de primaire onderzoeksvariabelen en de secundaire onderzoeksvariabelen worden weergegeven in Tabel 2. Het al dan niet fan zijn van Heavy Metal correleerde negatief met geslacht en leeftijd. Metalfans in dit onderzoek waren dus vaker mannelijk en ouder dan de andere proefpersonen. Oudere deelnemers luisterden wekelijks gemiddeld meer uren naar muziek dan jongere deelnemers. Het gemiddelde aantal uren luisteren naar muziek correleerde verder ook met het opleidingsniveau. Jongeren van het ASO niveau luisterden gemiddeld minder naar muziek dan TSO en BSO. Het opleidingsniveau hing ook samen met de roekloze
26
attitude (F(2,64) = 3.39, p < .05, η² = .01). Jongeren uit TSO scoorden het hoogst op de roekeloze attitude (M = 3.12, se = .29) , diegene van het ASO niveau het laagst (M = 2.38, se = .08). Op de zelfrapportage voor roekeloos gedrag rapporteerden jongens (M = 1.10, se = .22) significant meer roekloze gedragingen dan meisjes (M = .77, se = .24) (F(1,64) = 6.63, p < .05, η² = .09). Op basis van deze resultaten werd in de verdere analyses gecontroleerd voor geslacht en opleidingsniveau.
Tabel 2 Gemiddeldes, Standaarddeviaties en Correlaties tussen de Primaire en Secundaire Onderzoeksvariabelen M
SD
1
2
3
4
5
1. Metalfan
1.62
0.49
2. Leeftijd (maanden)
211.22
17.29
-.40**
3. Geslacht
1.58
0.50
-.35*
.12
4. Opleiding
1.07
0.30
-.10
.18
.10
5. Aantal uren muziek luisteren
10.56
9.67
-.12
.40**
.02
.28*
6. Roekeloos gedrag
2.67
0.88
-.07
.21
.37**
.16
.23*
7. Roekloos gedrag 0.48 (Verkeerslicht Spel)
0.19
.20
-.21
-.03
.11
-.07
8. Roekeloze attitude
0.51
-.01
-.01
.05
.27*
.10
2.53
*p < .05. **p < .01.
Om te controleren of onze gebruikte muzieksamples valide waren, werd nagegaan of de metal- en popfans de samples horende bij hun favoriete genre postief onthaalden. Door middel van een Visueel Analoge Schaal van 10 cm gaven de deelnemers aan hoe aangenaam ze de beluisterde sample vonden. Een ANOVA met conditie (metal- of popmuziek) en fan (metalfan of controle) als onafhankelijke variabelen en aangenaamheid van de samples als afhankelijke variabele, toonde een hoofdeffect van conditie, F(1,69) = 4.61, p < .05, η² = .06, waarbij de metalsample 27
aangenamer werd bevonden (M = 6.26, se = .46) dan de popsample (M = 4.91, se = .45). Verder vonden we een duidelijk significante interactie tussen de conditie en het al dan niet fan zijn van metal, F(1,69) = 18.04, p < .001, η² = .21. Metalfans vonden de metalsamples aangenaam (M = 7.53, se = .71) en vonden de popsamples significant minder aangenaam (M = 3.51, se = .71) dan niet-fans (M = 6.32, se = .56), die ook opvallend genoeg de metalsample behoorlijk aangenaam vonden (M = 5.00, se = .57). Naast een beoordeling op de aangenaamheid werd ook gecontroleerd hoeveel van de nummers de participanten herkend hadden tijdens het beluisteren van de samples. In een analoge ANOVA vonden we opnieuw een hoofdeffect van de conditie (F(1,69) = 12.83, p < .001, η² = .16), waarbij de nummers in de metalsample minder vaak correct herkend werden (M = 1.81, se = .29) dan de nummers in de popsample (M = 3.92, se = .29). Verder werd er een significante interactie gevonden tussen de conditie en het al dan niet fan zijn met betrekking tot het aantal herkende nummers F(1,69) = 16.79, p < .001, η² = .20. Metalfans herkenden gemiddeld 2.93 van de metal nummers (se = .46) en niet-fans gemiddeld 0.68 (se = .37). Van de popsample herkenden metalfans gemiddeld 2.71 nummers (se = .46) en niet-fans gemiddeld 3.90 (se = .36). Aangezien er tweemaal een significant interactie-effect gevonden werd kunnen we concluderen dat de samples toereikend waren.
Toetsing van de Hypotheses Hypothese 1: Metalfans en sensatiezucht. Hypothese 1 werd getoetst door middel van een ANCOVA met als afhankelijke variabele de score of de trek sensatiezucht en als onafhankelijke variabele het al dan niet fan zijn van heavy metal. Hierbij werd gecontroleerd voor opleiding en geslacht. Het fan zijn of niet-fan zijn had geen significant effect op de trekscore voor sensatiezucht, F(1,69) = 0.02, p = .90, η² = .00 De gemiddelde scores op sensatiezucht waren nagenoeg gelijk (metalfans: M = 2.61, se = 0.07, niet-fans: M = 2.63, se = 0.05). Hypothese 2: Metalfans en roekeloos gedrag. Om deze hypothese te toetsen gebruikten we een MANCOVA met als afhankelijke variabelen de score op de zelfrapportage in de voormeting voor roekeloos gedrag en uit de nameting de score op
28
roekeloos gedrag zoals gemeten door het Verkeerslicht Spel en de score op de roekeloze attitude. Opnieuw werd gecontroleerd voor geslacht en opleiding. Uit de multivariate toets bleek geen significant effect van het al dan niet fan zijn, Wilk's Lambda = .94, F(3,67) = 1.51 , p = .22, η² = .06. In de univariate analyses werd voor de score op het Verkeerslicht Spel wel een randsignificant effect gevonden, F(1,69) = 3.46, p = .07, η² = .05 De gemiddelde score op het Verkeerslicht Spel was voor metalfans (M = 0.43; se = 0.04) lager dan voor niet-fans M = 0.52 (se = 0.03). Hypothese 3: Tempo en roekeloos gedrag. Hypothese 3 werd getoetst met een ANCOVA met als afhankelijke variabele het roekeloos gedrag (gemeten door het Verkeerslicht Spel) en de roekeloze attitude in de nameting, en als onafhankelijke variabele het tempo (snel of traag). Geslacht en opleiding werden opgenomen als controlevariabelen. Het effect van tempo op roekeloos gedrag of roekeloze attitudes was niet significant (Wilk's Lambda = .99, F(2,68) = 0.43, p = .65., η² = .01). Hypothese 4: Heavy Metal en roekeloos gedrag. Een MANCOVA met als afhankelijke variabelen roekeloos gedrag (Verkeerslicht Spel) en de roekeloze attitude en als onafhankelijke variabele de conditie (metal of popmuziek) werd uitgevoerd om deze hypothese te toetsen. Opnieuw
werden
geslacht
en
opleiding als
controlevariabelen opgenomen, met als extra controlevariabele de sensatiezucht. Uit de multivariate toets bleek dat de conditie geen invloed had op de afhankelijke variabelen, Wilk's Lambda = 1.00, F(2,67) = .03, p = .97, η² = .00 , ook in de univariate analyses werd geen effect gevonden. Wanneer we de analyse uitvoerden zonder de extra controlevariabele sensatiezucht, had de conditie opnieuw in de multivariate noch in de univariate analyses een significant effect op de afhankelijke variabelen. Hypothese 5: Metalfans, Heavy Metal en roekeloos gedrag. Hypothese 5 werd getoetst aan de hand van een MANCOVA met als afhankelijke variabelen het roekeloos gedrag (gemeten door het Verkeerslicht Spel) en de roekeloze attitude. De onafhankelijke variabelen waren het al dan niet fan zijn van metal en de conditie (metal of pop). Er werd gecontroleerd voor geslacht, opleiding en sensatiezucht. Uit de multivariate toets bleek zoals verwacht dat het al dan niet fan zijn een significant effect had (Wilk's Lambda = .90; F (2,65) = 3.44, p < .05, η² = .10). Het effect van
29
conditie was niet signficant (Wilk's Lambda = 1.00; F (2,65) = .00, p = 1, η² = 0). Uit de univariate toetsen bleek echter dat het al dan niet fan zijn van metal enkel een randsignificant effect heeft op het roekeloos gedrag (gemeten door het Verkeerslicht Spel) (F (1,66) = 3.97, p < .06, η² = .06). Onverwacht was de gemiddelde score op roekloos gedrag voor metalfans (M = .43; se = 0.04) lager dan voor niet-fans (M = .58; se = 0.03). Het fan zijn had verder geen significant effect op de roekeloze attitude. Het interactie effect tussen de conditie en het fan zijn van metal was voor zowel het roekeloos gedrag als de roekeloze attitude niet significant. Hypothese 6: Heavy Metal, tempo en roekeloos gedrag. Hypothese 6 werd getoetst door middel van een MANCOVA met als afhankelijke variabelen roekeloos gedrag (gemeten door het Verkeerslicht Spel) en de roekeloze attitude. De onafhankelijke variabelen waren de conditie (metal of pop) en het tempo. Geslacht, opleiding en sensatiezucht werden opgenomen als controlevariabelen. Uit de multivariate test bleek geen significant effect van de conditie of het tempo. Ook in de univariate tests waren geen van de onafhankelijke variabelen een significante voorspeller. Hypothese 7: Metalfans, tempo en roekeloos gedrag. Hypothese 7 werd opnieuw getoetst met een MANCOVA met afhankelijke variabelen het roekeloos gedrag (Verkeerslicht Spel) en de roekeloze attitude. De onafhankelijke variabelen waren het tempo en het al dan niet fan zijn van metal. Ook hier waren geslacht en opleiding controlevariabelen. Uit de multivariate test bleek geen van de onafhankelijke variabelen een significant effect te hebben. Op univariaat niveau had het al dan niet fan zijn van metal een randsignificant effect op het roekeloos gedrag F(1,67) = 3.39, p = .07, η² = .05. De interactie tussen het fan zijn en het tempo van de beluisterde sample had bij de univariate testen een significant effect op de roekeloze attitude F(1,67) = 4.14, p < .05, η² = .06, maar niet op het roekeloze gedrag. Metalfans vertoonden een lagere roekeloze attitude bij het luisteren naar snelle samples, bij niet-fans was dit verschil niet in dezelfde mate aanwezig, al werden wel licht hogere scores gevonden op de roekeloze attitude na het beluisteren van snelle samples.
30
Discussie Deze masterproef trachtte eerst en vooral het bestaande onderzoek rond de effecten van heavy metal op roekeloos gedrag bij jongeren uit te breiden met een experimentele toetsing van dit effect. Hierbij werd voortgebouwd op eerder experimenteel onderzoek door De Wilde (2007), waarin aangetoond werd dat het luisteren naar heavy metal een rechtstreeks effect heeft op de impliciete en expliciete attitude tot het stellen van roekeloos gedrag, en het onderzoek van Arijs (2012), waaruit bleek dat het effect van heavy metal zich enkel manifesteerde bij de expliciete roekeloze attitude maar er geen effect was op het roekeloze gedrag zelf. De afhankelijke variabele roekeloos gedrag werd in dit onderzoek geoperationaliseerd door twee metingen. Enerzijds de vragenlijst omtrent de expliciete roekeloze attitude, zoals overgenomen van De Wilde (2007) en anderzijds het Verkeerslicht Spel als gedragsmeting voor roekeloos gedrag. Daarnaast hanteerden we ook een vragenlijst, overgenomen van Arijs (2012), die de gestelde roekeloze gedragingen in de voorbije zes maanden bevroeg, dit ter bijkomende validering. Naast de afhankelijke variabelen roekeloos gedrag en roekeloze attitudes keken we ook naar de persoonlijkheidstrek sensatiezucht, gezien de eerder beschreven verbanden tussen sensatiezucht, heavy metal en roekeloos gedrag in de literatuur (Arnett, 1991, 1992a, 1992c, 1994; Jonah et al., 2001).
Bespreking van de Hypothesen De eerste hypothese behandelde de vraag of metalfans inderdaad meer nood hebben aan sensatie zoals geopperd werd in het onderzoek van Arnett (1992c). In navolging van het onderzoek van Arijs (2012) en De Wilde (2007) vonden we echter geen significant verschil op de trek sensatiezucht tussen metalfans en niet-fans. Onze eerste hypothese moest dus verworpen worden. Uit onze analyses bleek dat de trek sensatiezucht wel degelijk samenhing met al onze afhankelijke onderzoeksvariabelen omtrent roekeloos gedrag. Zo bleek een hoge mate van sensatiezucht een hogere score op zowel de zelfrapportage als de experimentele meting van roekeloos gedrag te voorspellen, alsook een hogere score op de roekeloze attitude. Sensatiezucht is dus
31
een belangrijke parameter in het verhaal van roekeloos gedrag, maar gezien het nuleffect van Hypothese 1 kunnen we het verband tussen sensatiezucht en roekeloos gedrag niet meteen verklaren door het fan zijn van heavy metal. Voor de tweede hypothese keken we of fans van metal meer roekeloos gedrag stelden, zoals gesuggereerd door De Wilde (2007) en Arnett (1991). We verwachtten dat metalfans hoger zullen scoren op zowel het aantal gerapporteerde roekeloze gedragingen van de laatste zes maanden als het roekeloze gedrag gemeten door het Verkeerslicht Spel. We vonden geen significant effect van het al dan niet metalfan zijn op het aantal gerapporteerde roekeloze gedragingen gedurende de laatste zes maanden. We dienen Hypothese 2a dus te verwerpen. Wel vonden we een randsignificant effect van het fan zijn van heavy metal op het Verkeerslicht Spel. Uit de resultaten kwam namelijk de onverwachte tendens naar voor dat metalfans minder roekeloos gedrag stellen dan niet-fans. Ook hypothese 2b dienen we met andere woorden te verwerpen, sterker nog, een omgekeerde tendens werd gevonden. Uit de resultaten bleek duidelijk dat jongens aangaven meer risicogedrag gesteld te hebben tijdens de voorbije zes maanden dan meisjes. Het geslacht had evenwel verder geen invloed op het roekeloos gedrag of de roekeloze attitude. Opleiding had wel een invloed op de roekeloze attitude, proefpersonen die ASO onderwijs volgden scoorden significant lager op de roekeloze attitude dan proefpersonen van TSO en BSO onderwijs. Deze hogere attitude ging dan weer niet gepaard met daadwerkelijk gesteld risicogedrag. Er werd namelijk geen effect van opleiding op het Verkeerslicht Spel gevonden noch op de zelfrapportage. Hypothesen 3, 6 en 7 gingen na of snelle muziek meer roekeloos gedrag zou uitlokken en of er interacties zouden zijn tussen de snelheid van de muziek en het al dan niet metalfan zijn of de muziekconditie (metal of pop) op roekeloos gedrag of roekeloze attitudes. Uit de analyses kwamen gemengde resultaten naar voor. In tegenstelling tot de onderzoeken van Brodsky (2002) en North en Hargreaves (1991) vonden we geen verband tussen de snelheid van muziek en het gestelde roekeloze gedrag. Aangezien er geen hoofdeffect van tempo gevonden werd, dient Hypothese 3 verworpen te worden. De interactie-effecten werden onder Hypothese 6 en 7
32
getoetst. Er bleek geen interactie op te treden tussen de conditie (metal of pop) en het tempo van de beluisterde sample. Er was dus geen extra effect van snelle metal of trage pop. Bij de analyse van Hypothese 7 vonden we een interactie tussen het al dan niet fan zijn en het beluisterde tempo: metalfans hadden een minder roekeloze expliciete attitude na het beluisteren van snelle samples dan na het beluisteren van trage samples. Bij niet-fans was dit effect van tempo op de attitude minder zichtbaar, al was er een licht hogere score na het beluisteren van snelle samples. Het lijkt er dus op dat metalfans wel degelijk rustiger worden na het beluisteren van een snel ritme of meer gewend zijn aan de snellere ritmes. Dit interactie effect werd evenwel niet gevonden voor de gedragsmeting. Net zoals in Hypothese 2 werd ook bij het testen van Hypothese 7 een randsignificant effect gevonden van het al dan niet fan zijn op het roekeloos gedrag gesteld in het Verkeerslicht Spel, waarbij metalfans lager scoorden dan niet-fans. Hypothese 7 kan niet volledig aanvaard worden, het verwachtte interactie-effect deed zich enkel voor op de roekeloze attitude, maar niet op het gedrag zelf. In Hypothese 4 onderzochten we of heavy metal, los van de muziekvoorkeur, een effect zou hebben op roekeloos gedrag (gemeten door het Verkeerslicht Spel) en de roekeloze attitude. Er werd geen effect van het luisteren naar heavy metal op het roekeloze gedrag of de roekeloze attitudes gevonden. In tegenstelling tot het onderzoek van Arijs (2012) en De Wile (2007) rapporteerden jongeren die eerst naar metal luisterden niet meer roekeloze attitudes dan jongeren die naar popmuziek hadden geluisterd. Tegen onze hypothese in repliceerden we het nuleffect van heavy metal op roekeloos gedrag, gemeten door het Verkeerslicht Spel, zoals Arijs (2012) eerder gevonden had met de BART. Zowel Hypothese 4a als 4b werden niet bevestigd en Hypothese 4 moet dus ook integraal verworpen worden. Er was geen enkele indicatie te vinden van een interactie tussen de muziekvoorkeur en het beluisterde genre en Hypothese 5 kan dus niet worden aanvaard. Bij het analyseren van de resultaten van Hypothese 5 werden enkele tendensen van het onderzoek bevestigd. Opnieuw beïnvloedde de mate van sensatiezucht zowel het roekeloos gedrag (gemeten door het Verkeerslicht Spel) als de
33
roekeloze attitude sterk. Ook werd wederom lichte evidentie gevonden dat metalfans minder roekeloos gedrag stellen dan niet-fans door een randsignificant effect van de muziekvoorkeur op het Verkeerslicht Spel.
Interpretatie van de Resultaten Sensatiezucht, metalheads en roekeloos gedrag. Net zoals in vele voorgaande onderzoeken blijkt sensatiezucht een sterke voorspeller te zijn van roekeloos gedrag. De trekversie van de SSV hing sterk samen met de toestandsversie, maar ook met het aantal gerapporteerde risicogedragingen van het laatste halve jaar en met het gedrag tijdens het Verkeerslicht Spel. De samenhang tussen de trek- en toestandsversie versterkt het idee dat sensatiezucht een onderliggende persoonlijkheidstrek is die vrij stabiel is. Net zoals in het onderzoek van Arijs (2012) werd een sterk verband gevonden tussen de sensatiezucht en het aantal gerapporteerde risicogedragingen, wat de validiteit van de vragenlijsten, en de kwaliteit van de Nederlandse vertaling door De Wilde (2007), bevestigt. Arnett's (1992a) assumptie dat roekeloos gedrag een manifestatie van de latente persoonlijkheidstrek sensatiezucht zou zijn lijkt dus bevestigd. In tegenstelling tot zijn bevinding uit 1991, namelijk dat metalfans hoger zouden scoren op deze trek vonden we in dit onderzoek geen significant verschil tussen metalfans en niet-fans, beide groepen scoorden vrijwel gelijk. Deze resultaten sluiten aan bij de eerdere onderzoeken van Arijs (2012) en De Wilde (2007). Een mogelijke verklaring voor dit nuleffect is het feit dat de groep niet-fans een vrij diverse groep was, waarvan meerdere jongeren fan waren van metal-gerelateerde genres zoals punk of rock (11%) of van genres die geassocieerd worden met verhoogde sensatiezucht zoals rap of hip hop (4.5%). Bovendien vonden de niet-fans de metalsamples ook nog vrij aangenaam, wat een indicatie kan zijn dat meerdere deelnemers in de niet-fan groep wél graag naar metal luisterden, zonder er fan van te zijn. Opvallend is dat in de studies waarbij rockfans in dezelfde groep geplaatst werden als metalfans er wel een verschil tussen metalfans en niet-fans gevonden werd (Arnett; 1991, Christenson & Roberts; 1998), en in studies waar dit niet gebeurde, zoals dit onderzoek en het voorgaande onderzoek van Arijs (2012), niet. Het lijkt er dus op dat
34
metalfans geen gescheiden groep zijn van rockfans met betrekking tot hun nood aan sensatie, of toch dat metalfans niet dermate hoger scoren om een significant verschil teweeg te brengen. Een mogelijke verbetering naar toekomstig onderzoek toe zou een grotere opdeling en vergelijking tussen genres kunnen zijn, waarbij bijvoorbeeld gekeken wordt naar verschillen tussen metalfans, rockfans, rap/hiphop fans en popfans in plaats van de in dit onderzoek gehanteerde opdeling tussen metal en nietmetal te maken. Het is echter moeilijk deze precieze opdeling te maken, aangezien vrijwel niemand naar slechts één genre luistert. Vele van de deelnemers aan dit onderzoek en dat van Arijs (2012) gaven dan ook meerdere genres op als hun favoriete genres. Een onderzoek waarin selectief proefpersonen worden geselecteerd die zeer sterk fan zijn van één genre heeft dus weinig zin, aangezien de gevonden effecten helemaal niet representatief zullen zijn voor de gehele populatie. Een andere mogelijke verklaring is dat ons meetinstrument voor sensatiezucht niet vergelijkbaar is met datgene gebruikt bij andere onderzoeken. Zowel dit onderzoek als het onderzoek van Arijs (2012) maakte gebruik van een aangepaste versie van de SSS-V van Zuckerman, Eysenck en Eysenck. (1978). Enkele gedragingen (drugs- en alcohol gebruik, seksueel gedrag) werden hieruit verwijderd om te vermijden dat we hetzelfde zouden bevragen in de vragenlijst van sensatiezucht als in de vragenlijst over risicogedrag tijdens de laatste zes maanden (en zo uiteraard een correlatie zouden bekomen). We vonden echter net zoals Arijs (2012) geen significante verschillen op het aantal gerapporteerde risicogedragingen, waardoor we deze verklaring naast ons kunnen neerleggen. Gezien het feit dat in onze steekproef van metalfans het percentage rockfans (11%) gevoelig lager lag dan bij Arijs (2012) (26%) kunnen we misschien ook veronderstellen dat er gewoonweg geen verband meer is tussen sensatiezucht en heavy metal. De beleving van heavy metal, en de plaats ervan in de maatschappij, is namelijk anders dan in 1991. Waar heavy metal tijdens zijn hoogdagen in 1991 een echte rebelse beweging was, die zich afzette van de maatschappij, vinden we metal vandaag de dag terug op "mainstream" kanalen, denk maar aan Iron Maiden op de festivals van Rock Werchter en Pukkelpop, of "De Zwaarste Lijst" op Studio Brussel.
35
Daarnaast worden metal- of rocktracks ook regelmatig gebruikt in games en films en komt het genre zelfs aan bod in het onderwijs. We kunnen dus stellen dat metal niet niet langer het buitenbeentje van de maatschappij vormt, waardoor het effect op sensatiezucht weggevallen is. Heavy metal, een voorspeller van roekeloos gedrag? De uiteindelijke hoofdvraag van dit onderzoek is of het luisteren naar heavy metal een voorspeller is van roekeloos gedrag. Het is en blijft een populaire theorie dat muziekvoorkeur, en dan vooral genres zoals heavy metal, jongeren op een slecht pad kan brengen. In sommige gevallen werd deze volkswijsheid ook daadwerkelijk ondersteund door onderzoek, zoals bijvoorbeeld in de longitudinale studie van Selfhout et al. (2008) of het onderzoek van ter Borgt et al. (2013). In ons experimenteel onderzoek bleek er echt geen link te zijn tussen het luisteren naar metal en het stellen van roekeloos gedrag of het hebben van een roekeloze attitude. In de onderzoeken waar ons onderzoek op voortbouwt, namelijk deze van De Wilde (2007) en Arijs (2012), werd eveneens geen effect op het roekeloos gedrag gevonden, maar wel op de roekeloze attitude. Waarom werd deze attitude dan niet bij ons gevonden? Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat een groot deel van de niet-fans getest werd in groep, en zoals Gardner en Steinberg (2005) eerder aantoonden kan het effect van peers in de ruimte op roekeloos gedrag vrij sterk zijn. Echter, wanneer we de analyses opnieuw uitvoerden zonder diegene die in groep getest waren bleven de resultaten dezelfde. Deze verklaring valt dus uit te sluiten. Een tweede mogelijke verklaring is dat tijdens het Verkeerslicht Spel ambigue muziek werd afgespeeld die de autoradio simuleerde, wat de effecten van de eerder beluisterde muziek mogelijk verminderde. Tijdens de experimentafname kreeg de helft van de participanten weliswaar de attitude vragenlijst voor het spelen van het Verkeerslicht Spel, waardoor we een dergelijk effect trachtten te vermijden. Het is natuurlijk mogelijk dat dit het confounding effect van de ambigue muziek niet volledig heeft vermeden. Indien het beluisteren van vijf minuten ambigue muziek het effect van de eerder beluisterde muziek kon wegvagen, kunnen we ons ook de vraag stellen of muziek dan wel een sterk (korte termijn) effect heeft in realiteit. We worden immers
36
overal geconfronteerd met muziek die niet steeds ons favoriete genre is. Zo zouden de effecten van het luisteren naar metal op weg naar de supermarkt teniet worden gedaan door de radio die speelt in de supermarkt. Enkele onderzoeken toonden aan dat muzikaal tempo kan leiden tot een hogere arousal (Husain et al., 2002; Potter & Carpenter, 2007), het negeren van rode lichten in een computerspel (Brodsky, 2002) of slechtere prestaties in een racegame (North & Hargreaves, 1999). Bij deze studies werd echter geen rekening gehouden met de muziekvoorkeur van de participanten of het genre van de afgespeelde muziek. Heavy metal is een muziekgenre dat er om bekend staat snel en opzwepend te zijn. We vonden het daarom interessant om te kijken of de snelheid van muziek een andere invloed had op metalfans dan op niet-fans. Uit onze studie bleek duidelijk dat metalfans minder roekeloze attitudes hebben na het beluisteren van snelle muziek. Deze bevinding ligt in lijn van de interviews door Arnett (1992b), waarin metalfans het luisteren naar metal bestempelden als kalmerend. Een interessante aanvulling is dat het effect aanwezig is voor snel tempo in het algemeen, dus ook voor snelle popmuziek. Het lijkt er dus op dat zowel snelle pop als snelle metal een kalmerend effect heeft op fans van heavy metal, een conclusie die vele metalheads waarschijnlijk doet steigeren. Mogelijks is de pure verhoogde arousal (uitgelokt door het hogere tempo) voldoende om dit milderende effect uit te lokken, los van de muziekvoorkeur.
Sterktes en Zwaktes van dit Onderzoek Een duidelijke sterkte van dit onderzoek is de experimentele opzet ervan. Samen met de voorgaande onderzoeken van De Wilde (2007) en Arijs (2012) is dit onderzoek één van de weinige experimentele onderzoeken naar het verband tussen heavy metal en roekeloos gedrag. Daarnaast keken we met extra aandacht naar de rol van tempo in dit verband en werden er maar liefst vier verschillende condities ontworpen. Ook werd zorgvuldig gekeken naar bijkomende informatie zoals het aantal bekende genres, het al dan niet fan zijn van het favoriete genre en de appreciatie van het beluisterde muzieksample, om slechts een paar voorbeelden te geven. De gedragsmeting door de Verkeerslicht Taak lijkt een voldoende betrouwbare meting te
37
zijn, waardoor dit onderzoek zich onderscheidt van de onderzoeken van De Wilde (2007) en Arijs (2012) waarbij de gedragsmeting niet geheel naar wens was. Gezien het feit dat dit onderzoek experimenteel was, is de steekproefgrootte (n = 73) zeker en vast één van de meest opvallende sterktes. Door het grote aantal deelnemers konden we immers betere conclusies maken. Naast deze sterktes zijn er uiteraard ook een aantal zwaktes aan ons onderzoek. Zoals eerder vermeld werd ongeveer de helft van de deelnemers, hoofdzakelijk niet-fans, in groep getest, wat de resultaten beïnvloed kan hebben. Daarnaast bestond de groep deelnemers enkel uit oudere adolescenten (16 tot 19 jaar oud) om de vergelijking naar eerdere studies te kunnen maken. Hierbij valt uiteraard een belangrijke groep jonge adolescenten uit de boot. We kunnen op basis van dit onderzoek met andere woorden geen uitspraak doen over het effect van metal op alle adolescenten. Bijna alle jongeren luisterden voor het experiment in het wachtlokaal naar hun eigen muziek via hun GSM en MP-3 spelers. We hebben geen kennis over de duur, het tempo of het genre van deze muziek, waardoor we niet weten of de eerder beluisterde muziek onze afhankelijke variabelen beïnvloed kan hebben.
Suggesties voor Verder Onderzoek De gedragsmeting voor roekeloos gedrag door het Verkeerslicht Spel hing sterk samen met sensatiezucht en lijkt een voldoende bruikbare gedragsmeting te zijn. Het is echter ten sterkste aangeraden om in toekomstig onderzoek de ambigue radiomuziek tijdens het spel te verwijderen of om de experimentele manipulatie tijdens het spel uit te voeren. Hierbij zouden de metal of pop samples worden afgespeeld tijdens het spel zelf. Zoals Arijs (2012) eerder aangaf kan het interessant zijn de meting van roekeloze attitude voor en na de experimentele manipulatie af te nemen, om het effect van de conditie op de attitude beter te kunnen observeren. Een andere suggestie is het meten van fysiologische arousal tijdens de experiment afname, hierdoor kunnen we enerzijds het effect van de emotionele staat van de deelnemer controleren en de effecten van de snelheid van de muziek controleren voor fysiologische arousal. In ons onderzoek werd geen speciale aandacht gegeven aan
38
groep versus non-groep effecten, terwijl deze mogelijk wel een rol kunnen spelen. Om de grootte van die rol na te gaan kan, naar analogie met het onderzoek van Gardner en Steinberg (2005), de vergelijking gemaakt worden tussen deelnemers die het experiment alleen doorlopen of deelnemers die het experiment doorlopen met een peer die hen aanmoedigt tijdens de gedragsmeting. Gezien een mogelijke verklaring voor het uitblijven van effecten de aanwezigheid van rock- en rapfans in onze niet-fan groep was, zou het interessant zijn om in toekomstig onderzoek een verdere opdeling te maken tussen fans van metal, fans van rock, fans van rap/hip hop en pop fans. Naast de suggesties om het onderzoek naar de effecten van heavy metal op roekeloos gedrag en roekeloze attitudes te verbeteren, kunnen we aan de hand van onze gevonden resultaten ook onderzoek stimuleren naar de positieve effecten van heavy metal of andere muziekgenres. We zagen dat metalfans door snelle muziek minder roekeloze attitudes hadden, misschien zijn er andere positieve effecten van muziek te vinden zoals coping-, concentratie- of motivatie-effecten.
Conclusie Dit onderzoek is door de toevoeging van een gedragsmeting van roekeloos gedrag en het gebruik van vier verschillende condities een waardevolle aanvulling op de bestaande literatuur over het verband tussen heavy metal en roekeloos gedrag. Heavy metal blijkt weinig tot geen invloed op roekeloos gedrag bij jongeren te hebben, wat impliceert dat de theorie waarin heavy metal roekeloos gedrag voorspelt niet (meer) geldig is. Praktisch gezien betekent dit dat, wanneer bepaalde feiten zich voordoen, zoals de moord op de 15-jarige Elyse Marie Pahler in 1995, men verder dient te kijken (of net minder ver) dan naar de muzieksmaak van de betrokken jongere(n), in dit voorbeeld de thrashmetal band Slayer. Verder onderzoek kan deze bevindingen verder ondersteunen, maar misschien is het tijd om de focus van deze discussie te verplaatsen naar de positieve in plaats van de negatieve effecten van (heavy metal) muziek.
39
"For me music is a vehicle to bring our pain to the surface, getting it back to that humble and tender spot where, with luck, it can lose its anger and become compassion again."- Paula Cole
40
Referenties Arijs, C. (2012). Zijn metalheads 'Relentless Reckless Forever'? Een experimenteel onderzoek naar de effecten van heavy metal op roekeloos gedrag bij adolescenten.
Masterproef
Faculteit
Psychologie
en
Pedagogische
Wetenschappen, Universiteit Gent. Arnett, J. J. (1991). Heavy metal music and reckless behavior among adolescents. Journal of Youth and Adolescence, 20, 573-592. doi: 10.1007/ BF01537363 Arnett, J. J., Offer, D., & Fine, A. M. (1991). Reckless driving in adolescence: 'State' and 'trait' factors. Accident Analysis & Prevention, 29, 57-63. doi: 10.1016/S00014575(97)87007-8 Arnett, J. J. (1992a). Reckless behavior in adolescence: A developmental perspective. Developmental Review, 12, 339-373. doi: 10.1016/0273-2297(92)90013-R Arnett, J. J. (1992b). Adolescents and heavy metal music, from the mouths of metalheads. Youth and Society, 23, 76-98. doi: 10.1177/0044118X91023001004 Arnett, J. J. (1992c). The soundtrack of recklessness: Musical preferences and reckless behavior among Adolescents. Journal of Adolescent Research, 7, 313-331. doi: 10.1177/074355489273003 Arnett, J. J. (1994). Sensation seeking: A new conceptualization and a new scale. Personality and Individual Differences, 16, 289-296. doi: 10.1016/0191-8869(94) 90165-1 Arnett, J. J. (1999) Adolescent storm and stress, reconsidered. The American Psychologist, 54, 317-326. doi: 10.1037/0003-066X.54.5.317 Atchley P., Atwood, S., & Boulton A. (2011). The choice to text and drive in younger drivers: Behavior may shape attitude. Accident Analysis & Prevention, 43, 134– 142. doi: 10.1016/j.aap.2010.08.003 Ballard, M. E., & Coates, S. (1995). The immediate effects of homicidal, suicidal, and nonviolent heavy metal and rap songs on the mood of college students. Youth and Society, 27, 148-168. doi: 10.1177/0044118X 95027002003 Berk, L. E. (2010). Development through the lifespan (6th ed). Boston, MA: Pearson.
41
Beyers, W. (2004). Emotioneel loskomen van de ouders tijdens de adolescentie. In L. Goossens, D. Hutsebaut, & K. Verschueren (Reds.), Ontwikkeling en levensloop. Liber amicorum Alfons Marcoen (pp. 171-190). Leuven: Universitaire Pers. Blos, P. (1979). The adolescent passage. Madison, CT: International Universities Press. Brodsky, W. (2002). The effects of music tempo on simulated driving performance and vehicular control. Transportation Research, 4, 219-241. doi: 10.1016/S13698478(01)00025-0 Byron, K., Earnhart, D., & Gagliardi, D. (n.d.) Parents' Music Resource Center (PMRC). Online beschikbaar op http://censorship7.tripod.com/id17.html Campbell, D. (23/01/2001). US band sued over murder of girl. The Guardian. Online beschikbaar op http://www.theguardian.com/world/2001/jan/23/duncancamp bell Casey, B. J., Getz, S., & Galvan, A. (2007). The adolescent brain. Developmental Review, 28, 62-77. doi: 10.1016/j.dr.2007.08.003 Carpentier, F. R. D., & Potter, F. R. (2007) Effects of music on physiological arousal: Explorations into tempo and genre. Media Psychology, 10, 339-363. doi: 10.1080/15213260701533045 Chein, J., Albert, D., O’Brien, L., Uckert, K., & Steinberg, L. (2011). Peers increase adolescent risk taking by enhancing activity in the brain’s reward circuitry. Developmental Science, 14, 1–10. doi: 10.1111/j.1467-7687.2010.01035.x Christenson, P. G., & Roberts, D. F. (1998). It's not only rock and roll: Popular music in the lives of adolescents. Creskill, NJ: Hampton. Cox, E. (1997-2009). Teenage life in the 1950's. Online beschikbaar op http://www. loti.com/fifties_history/Teenage_Life_in_the_1950s.htm Crews, F., He, J., & Hodge, C. (2007). Adolescent cortical development: A critical period of vulnerability for addiction. Pharmacology, Biochemistry and Behavior, 86, 189-199. doi: 10.1016/j.pbb.2006.12.001 Davis, S., & Rosen, J. (1985). Pop lyrics: a mirror and molder of society. A Review of General Semantics, 42, 167-169.
42
Dawson, T. L. (2002) New tools, new insights: Kohlberg's moral judgement stages revisited. International Journal of Behavioral Development 2002, 26, 154-166. doi: 10.1 OSO/O 1650250042000645 De Morgen (22/10/2012). Een jongere op vijf denkt aan zelfdoding. Online beschikbaar op
http://www.demorgen.be/dm/nl/989/Binnenland/article/detail/1521253/
2012/10/22/Een-jongere-op-vijf-denkt-aan-zelfdoding.dhtml De Wever, B. (15/01/2013). Ho's en blingbling. De Standaard. Online beschikbaar op http://www.standaard.be/cnt/dmf20130114_00433336 De Wilde, T. (2007). Heavy metal muziek en sensatiezucht als predictoren van risicogedrag bij laatadolescenten. Masterproef van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Universiteit Gent. Erikson, E. H. (1968). Identity, Youth and Crisis. New York: Norton EvilG. (2001, 9 maart). Metal-rules.com interview with the voice of metal: Ronnie James Dio. Online beschikbaar op: http://www.metal-rules.com/zine/ index.php? option=content&task=view&id=666 op 07/03/2011. Focant,
N.
(2013).
Statistische
analyse
van
de
in
2012
geregistreerde
verkeersongevallen met doden of gewonden. Brussel, België : Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid- Kenniscentrum voor Verkeersveiligheid. Fried, C. B. (2003). Stereotypes of music fans: Are rap and heavy metal fans a danger to themselves or others? Journal of Media Psychology, 8, online edition. Online beschikbaar op http://www.calstatela.edu/faculty/sfischo/Fried%20rev.pdf Gardiner, B. T. (2013). Adolescent risk-taking: The validity of stoplight as a laboratorybased measure. Thesis master of arts in psychology at the University of Otago. Gardner, M., & Steinberg, L. (2005). Peer influence on risk taking, risk preference, and risky decision making in adolescence and adulthood: An experimental study. Developmental Psychology, 41, 625-635. doi: 10.1037/0012-1649.41.4.625 Ginsburg, K. R., Winston, F. K., Senserrick, T. M., García-España, F., Kinsman, S., Quistberg, A. D., Ross, J. G., & Elliott, M. R. (2008). National young-driver survey: teen perspective and experience with factors that affect driving safety. Pediatrics, 121. doi: 10.1542/peds.2007-2595.
43
Gogtay, N., Vyas, N. S., Testa, R., Wood, S. J., & Pantelis, C. (2011). Age of onset of schizophrenia:
Perspectives
from
structural
neuroimaging
studies.
Schizophrenia Bulletin, 37, 504-513. doi: 10.1093/schbul/sbr030 Google, Big Picture and Music Intelligence research groups at Google (2014). Google Music Timeline. Online beschikbaar op https://research.google.com/big picture/music Goossens, L. (1999). Effecten van populaire muziek op jongeren: Een psychologische benadering.
Niet-gepubliceerd
rapport,
Centrum
voor
Ontwikkelings-
psychologie, K.U. Leuven. Greenwald, A. G., McGhee, D. E., & Schwartz, J. L. K. (1998). Measuring individual differences in implicit cognition: The Implicit Association Test. Journal of Personality and Social Psychology, 74, 1464-1480. DOI: 10.1037/00223514.74.6.1464. Harter, S. (1999) The construction of self, a developmental perspective. New York: Guilford. Heatley, M. (n.d.). Rock & Pop, een halve eeuw geschiedenis. 452-462 Het Laatste Nieuws (17/03/2010). Gebruik van zware drugs door jongeren stijgt explosief. Online beschikbaar op http://www.hln.be/hln/nl/957/Binnenland/ article/detail/1080979/2010/03/17/Gebruik-van-zware-drugs-door-jongerenstijgt-explosief.dhtml Husain, G., Thompson, W. F., & Schellenberg, E. G. (2002). Effects of musical tempo and mode on arousal, mood and spatial abilities. Music Perception, 20, 151-171. doi : 10.1525/mp.2002.20.2.151 Jessor, R., & Jessor, S. L. (1977) Problem behavior and psychosocial development, a longitudinal study of youth. New York: Academic Press. Johnstone, J., & Katz, E. (1957) Youth and popular music: A study in the sociology of taste.
The
American
Journal
of
Sociology,
62,
563-568.
doi:
http://www.jstor.org/stable/2773131.
44
Jonah, A. B. (1986). Accident risk and risk-taking behaviour among young drivers. Accident
Analysis
& Prevention, 18, 255-271.
doi:
10.1016/ 0001-
4575(86)90041-2 Jonah, A. B., Thiessen, R., & Au-Yeung, E. (2001). Sensation seeking, risky driving and behavioral adaptation. Accident Analysis & Prevention, 33, 679–684. doi: 10.10 16/S0001-4575(00)00085-3 Lacourse, E., Claes, M., & Villeneuve, M. (2001). Heavy metal music and adolescent suicidal risk. Journal of Youth and Adolescence, 30. doi: 10.1023/A:10 10492128537 Lejuez, C. W., Read, J. P., Kahler, C. W., Richards, J. B., Ramsey, S. E., Stuart, G. L., Strong, D. R., & Brown, R. A. (2002). Evaluation of a behavioral measure of risk taking: the Balloon Analogue Risk Task (BART). Journal of Experimental Psychology: Applied, 8, 75-84. doi: 10.1037/1076-898X.8.2.75 Lester, D., & Whipple, M. (1996). Music preference, depression, suicidal preoccupation, and personality: Comment on Stack and Gundlach’s papers. Suicide and LifeThreatening Behavior, 26, 68-70. doi: 10.1111/j.1943278X.1996.tb00257.x Nater, U. M., Krebs, M., & Ehlert, U. (2005). Sensation seeking, music preference and psychophysiological reactivity to music. Music Scientiae, 9, 239-254. doi: 10.1177/102986490500900205 North, A. C.., & Hargreaves, D. J. (1997). Experimental aesthetics and everyday music listening. In D. J. Hargreaves & A.C. North (Eds.), The social psychology of music (pp. 84-106). Oxford, UK. Oxford University Press. North, H. & Hargreaves, D. (1999). Music and driving game performance. Scandinavian Journal of Psychology, 40, 285-292. doi: 10.1111/1467-9450.404128 Powers, R. (2010). The life of a 1950's Teenager. Online beschikbaar op https://socialdance.stanford.edu/Syllabi/fifties.htm Reilly, M. P., Greenwald, M. K., & Johanson, C. (2006). The stoplight task: A procedure for assessing risk taking in humans. Psychological Record, 56, 191. Online beschikbaar
op
https://www.researchgate.net/publication/46283395_The_
45
Stoplight_Task_A_Procedure_for_Assessing_Risk_Taking_in_Humans?ev=pub_ cit_inc Rideout, V., Roberts, D., & Foehr, U. (2005). Generation M: Media in the lives of 8-18 year
olds.
Online
beschikbaar
op
http://kaiserfamilyfoundation.files.
wordpress.com/2013/01/generation-m-media-in-the-lives-of-8-18-year-oldsreport.pdf Rohter, L. (1990). 2 families sue heavy-metal band as having driven sons to suicide. The New York Times, July 17, 1990. Online beschikbaar op http://www.nytimes. com/1990/07/17/arts/2-families-sue-heavy-metal-band-as-having-driven-sonsto-suicide.html Saunders, B., Farag, N., Vincent, A. S., Collins, F. L., Sorocco, K. H., & Lovallo, W. R. (2008). Impulsive errors on a Go-NoGo reaction time task: Disinhibitory traits in relation to a family history of alcoholism. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 32, 888–894. doi: 10.1111/j.1530-0277.2008.00648.x Scheel, K. R., & Westefeld, J. S. (1999). Heavy metal music and adolescent suicidality: An empirical investigation. Adolescence; 34, 253–273. Schwartz, K. D., & Fouts, G. T. (2003). Music preferences, personality style, and developmental issues of adolescents. Journal of Youth and Adolescence, 32, 205–213. doi: 10.1023/A:1022547520656 Selfhout, M. H. W., Delsing, M. J. M. H., ter Bogt, T. F. M., & Meeus, W. H. J. (2008). Heavy metal and hip-hop style preferences and externalizing problem behavior. A two wave longitudinal study. Youth and Society, 39, 435-452. doi: 10.1177/0044118X07308069 Slater, M. D., Henry, K. L., Swaim, R. C., & Cardador, J. M. (2004). Vulnerable teens, vulnerable times: How sensation seeking, alienation and victimization moderate the violent media content–aggressiveness relation. Communication Research, 31, 642-668. DOI: 10.1177/0093650204269265. Slot, W., & van Aken, M. (2013). Psychologie van de adolescentie: Basisboek. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
46
Stack, S., Gundlach, J., & Reeves, J. (1994) The heavy metal subculture and suicide. Suicide & Life - Threatening Behavior, 24, 15-23. doi: 10.1111/j.1943278X.1994.tb00659.x Steinberg, L., Albert, D., Cauffman, E., Banich, M., Graham, S., & Woolard, J. (2008). Age differences in sensation seeking and impulsivity as indexed by behavior and self-report: Evidence for a dual systems model. Developmental Psychology,44, 1764 –1778. doi: 10.1037/a0012955. Stevens, F. (2004). Jeugd en media. Het leven zoals het is … Media als verlengstuk van het dagelijkse leven. In D. Burssens, S. De Groof, H. Huysmans, I. Sinnaeve, F. Stevens, K. Van Nuffel, N. Vettenburg, M. Elchardus, L. Walgrave & M. De Bie (Eds.), Jeugdonderzoek belicht. Voorlopig syntheserapport van wetenschappelijk onderzoek naar Vlaamse kinderen en jongeren (2000-2004) (pp. 81-104). Onuitgegeven onderzoeksrapport, K.U.Leuven, VUB & UGent. Ter Bogt, T. F. M., Keijsers, L., & Meeus, W. H. J. (2013). Early adolescent music preferences
and
minor
delinquency.
Pediatrics,
131,
1-10.
doi:
10.1542/peds.2012-0708 Took, K. J., & Weiss, D. S. (1994). The relationship between heavy-metal and rap music and adolescent turmoil – real or artifact. Adolescence, 29, 613-621. Vanhecke, N. (05/06/2012). Geweld is alledaags voor Vlaamse pubers. De Standaard. Online beschikbaar op http://www.standaard.be/cnt/dmf20120604_00172810 Walker, K. A., & Kreiner, D. S. (2006). Relationship of music preference with perceived intelligence, measured intelligence and mood state. Poster gepresenteerd op de 18de Annual Conference of the Association for Psychological Science. New York, New
York.
Online
beschikbaar
op
http://www.avila.edu/psychology
pdfs/avilapaper.pdf Walser, R. (1993). Running with the devil: Power, gender and madness in Heavy Metal Music. Middletown: Wesleyan University Press. Weisbard, E. (2008). Rock and roll, encyclopedia of children and childhood in history and society. Online beschikbaar op http://www.faqs.org/childhood/ReSo/Rock-and-Roll.html
47
Wigfield, A., Eccles, J. S., Mac Iver, D., Reuman, D. A., & Midgley, C. (1991). Transitions during early adolescence: Changes in children's domain-specific selfperceptions and general self-esteem across the transition to junior high school. Developmental Psychology, 27, 552-557. doi: 10.1037/0012-1649.27.4.552 Zuckerman, M. (1979). Sensation seeking: Beyond the optimal level of arousal. Hillsdale NJ: Lawrence Erlbaum. Zuckerman, M., Eysenck, S., & Eysenck, H. J. (1978). Sensation seeking in England and America: Cross-cultural, age, and sex comparisons. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 46, 139-149. doi: 10.1037/0022-006X.46.1.139
48
Bijlagen
Bijlage 1. Wervende flyer Bijlage 2. Vragenlijst vooraf Bijlage 3. Vragenlijst na experimentele manipulatie Bijlage 4. Screenshot van het Verkeerslicht Spel
Bijlage1
Muziek luisteren en geld verdienen? In het kader van mijn thesis die de betekenis van muziek bij jongeren onderzoekt, ben ik op zoek naar : 17 , 18 en 19 jarigen Zowel Metal fans als niet-Metal fans Het onderzoek gaat door op de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen (Henri Dunantlaan 2, 9000 Gent). Luisteren naar muziek Computertaak uitvoeren en een korte vragenlijst invullen Tot €10 verdienen voor een half uurtje ontspannen ! Wanneer kan je dit doen ? Afhankelijk van je beschikbaarheid wordt een afspraak vastgelegd gedurende maart, april of mei 2014 E-mail naar :
[email protected] → Ken je personen die voldoen aan de voorwaarden en geïnteresseerd zouden zijn, aarzel dan niet om mijn contactgegevens door te geven !
Bijlage 2 ACHTERGRONDGEGEVENS: DATUM VAN VANDAAG: Dag…………Maand…………Jaar………… GEBOORTEDATUM: Dag…………Maand…………Jaar………… GESLACHT: Meisje/Jongen (schrappen wat niet past) OPLEIDING : ASO / TSO / BSO E-MAIL ADRES (belangrijk voor contact en koppeling data): ……………........... PROEFPERSOON (in te vullen door de proefleider): ……………………............ 1) Welke van de volgende muziektrends/stijlen ken je? Kleur het bolletje van degene die je kent ( of maak ze vet op de computer ) : o House/techno o Hip hop/rap o Hardcore/metal o Punk o New wave o Grunge o Alternatief o Reggae o Pop o Blues o Klassiek o Rock o Folk o Latin o Drum and Bass o Electro-House o andere:……………………………………………………........................................ 2) Voel jij jezelf tot één van de trends/stijlen aangetrokken? En zo ja, tot dewelke? (Als je tot meerdere genres bent aangetrokken vul dan het genre in waartoe je het meest bent aangetrokken) …………………………………………………………………... 3) Zou je jezelf een fan van dit genre noemen? JA/NEEN 4) Hoeveel tijd besteed je ongeveer per week aan het luisteren naar de muziek van dit genre (aantal uren)? ………………………… uur. 5) Heb je de afgelopen maand muziek van dit genre gekocht of gedownload? ...................................................................................................
IK EN MIJN VOORKEUREN Gelieve onderstaande vragen te beantwoorden op een zo eerlijk mogelijke manier. Er zijn geen juiste of foute antwoorden mogelijk, de vragenlijst meet ALGEMENE individuele voorkeuren die kunnen verschillen tussen personen. Bij elke uitspraak kan je aanduiden of deze helemaal niet, eerder niet, eerder wel of helemaal wel bij je persoonlijkheid past. Er mag slechts één mogelijkheid worden aangeduid per uitspraak. Gelieve geen uitspraken over te slaan. Op de digitale versie kan je je antwoordalternatief aanduiden door het cijfer Vet en onderlijnd te maken. 1 Helemaal niet
2 Eerder niet
3 Eerder wel
4 Helemaal wel
1.
Ik hou ervan om nieuwe en spannende ervaringen en sensaties op te doen, ook al zijn deze een beetje beangstigend.
1
2
3
4
2.
Ik hou ervan om dingen te doen gewoon voor de kick die ik ervan krijg.
1
2
3
4
3.
Soms doe ik "gekke" dingen alleen omdat ik het leuk vind.
1
2
3
4
4.
Soms vind ik het leuk om dingen te doen die een beetje beangstigend zijn.
1
2
3
4
5.
Ik geniet ervan om in nieuwe situaties terecht te komen waarin ik niet kan voorspellen hoe dingen zullen aflopen.
1
2
3
4
6.
Ik zou alles wel eens één keer willen proberen.
1
2
3
4
7.
Ik verkies vrienden die op een spannende manier onvoorspelbaar zijn.
1
2
3
4
8.
Ik hou van "wilde" en ongeremde feestjes.
1
2
3
4
9.
Ik zou graag het soort leven willen waarin je veel onderweg bent en veel reist, met veel veranderingen en spannende dingen.
1
2
3
4
10. Ik ben een impulsief persoon.
1
2
3
4
11. Ik vind het leuk om in mijn eentje een vreemde stad of een dorp te
1
2
3
4
1
2
3
4
13. Voordat ik aan een moeilijke taak begin, maak ik zorgvuldige plannen.
1
2
3
4
14. Ik besteed zelden veel tijd aan het gedetailleerd plannen van iets wat ik
1
2
3
4
1
2
3
4
16. Meestal denk ik na over wat ik ga doen voordat ik iets onderneem.
1
2
3
4
17. Ik doe vaak dingen in een opwelling.
1
2
3
4
18. Vaak word ik zo meegesleept door nieuwe en spannende dingen of
1
2
3
4
1
2
3
4
verkennen, ook al zou ik kunnen verdwalen.
12. Ik zou het leuk vinden om op reis te gaan zonder vooraf te plannen wat ik wanneer en waar zal doen.
ga doen.
15. Ik heb de neiging om aan een nieuwe taak te beginnen zonder veel plannen te maken over hoe ik die taak ga aanpakken.
ideeën, dat ik niet nadenk over mogelijke nadelige gevolgen.
19. Ik ben snel geneigd om mijn interesses te veranderen.
WAT IK DOE Gelieve onderstaande vragen te beantwoorden op een zo eerlijk mogelijke manier. De vragenlijst meet de frequentie van enkele gedragingen die kan verschillen tussen personen. Bij elke uitspraak kan je aanduiden hoe vaak je het genoemde gedrag gesteld hebt het AFGELOPEN HALF JAAR. Er mag slechts één mogelijkheid worden aangeduid per uitspraak. Gelieve geen uitspraken over te slaan. Op de digitale versie kan je je antwoordalternatief aanduiden door het cijfer Vet en onderlijnd te maken. Er wordt nogmaals benadrukt dat de vragenlijsten volledig anoniem verwerkt worden. Je persoonlijk gegevens worden losgekoppeld van de data. Bij het antwoorden kan je kiezen uit volgende mogelijkheden: 0 Geen enkele keer
1 Slechts één keer
2-5 Twee tot vijf keer
6-10 Zes tot tien keer
>10 Meer dan tien keer
Hoe vaak heb je het afgelopen half jaar… 1.
Met een auto gereden of in een auto meegereden zonder een veiligheidsgordel te dragen.
0
1
2-5
6-10
>10
2.
Gespiekt tijdens een toets of examen.
0
1
2-5
6-10
>10
3.
In het donker gefietst zonder lichten.
0
1
2-5
6-10
>10
4.
Gegokt voor echt geld.
0
1
2-5
6-10
>10
5.
Gefietst of zelf met de auto gereden terwijl de muziek zo luid stond dat je het verkeer rondom je niet meer hoorde.
0
1
2-5
6-10
>10
6.
Seks gehad zonder een condoom te gebruiken.
0
1
2-5
6-10
>10
7.
Met een auto gereden, ook al had ik op dat moment nog geen geldig rijbewijs.
0
1
2-5
6-10
>10
8.
Afgesproken met mensen die je enkel kent via internet.
0
1
2-5
6-10
>10
9.
Gebeld of sms-berichten gestuurd terwijl je reed met de fiets of auto.
0
1
2-5
6-10
>10
10. Zoveel gedronken dat je niet meer wist wat je deed.
0
1
2-5
6-10
>10
11. Alleen meegelift met een onbekend persoon.
0
1
2-5
6-10
>10
12. Seks gehad met iemand die je nog niet goed kent.
0
1
2-5
6-10
>10
13. Een rood licht genegeerd (te voet, met de fiets, of met de auto).
0
1
2-5
6-10
>10
14. Iets kleins gestolen terwijl er een risico was om betrapt te
0
1
2-5
6-10
>10
0
1
2-5
6-10
>10
worden.
15. Cannabis (wiet) gebruikt op een openbare plaats.
Bijlage 3
PROEFPERSOON:(laten invullen door de proefleider) .......................................... IK, HIER EN NU Gelieve onderstaande vragen te beantwoorden op een zo eerlijk mogelijke manier. Er zijn geen juiste of foute antwoorden mogelijk, de vragenlijst meet individuele voorkeuren die kunnen verschillen tussen personen. Bij elke uitspraak kan je aanduiden of ze OP DIT MOMENT helemaal niet, eerder niet, eerder wel of helemaal wel bij je persoonlijkheid past. Er mag slechts één mogelijkheid worden omcirkeld per uitspraak. Gelieve geen uitspraken over te slaan. 1 Helemaal niet
2 Eerder niet
3 Eerder wel
4 Helemaal wel
1.
Ik wil nu nieuwe en spannende dingen doen, ook als ze een beetje beangstigend zijn.
1
2
3
4
2.
Ik wil nu iets doen, puur voor de kick.
1
2
3
4
3.
Ik heb nu zin om iets “geks” te doen, alleen voor het plezier.
1
2
3
4
4.
Ik wil nu iets doen dat een beetje beangstigend is.
1
2
3
4
5.
Ik zou er nu van genieten om in een nieuwe situatie terecht te komen waarin ik niet kan voorspellen hoe dingen zullen aflopen.
1
2
3
4
6.
Ik zou nu graag naar een “wild” en “ongeremd” feestje gaan.
1
2
3
4
7.
Ik zou nu graag het soort leven willen waarin je veel onderweg bent en veel reist, met veel veranderingen en spannende dingen.
1
2
3
4
8.
Ik zou nu graag in mijn eentje een vreemde stad of een dorp verkennen, ook al zou ik kunnen verdwalen.
1
2
3
4
9.
Ik zou het nu leuk vinden om op reis te gaan zonder vooraf te plannen wat ik wanneer en waar zal doen.
1
2
3
4
Tot slot nog enkele vraagjes: Herkende je nummers uit de sample die je zonet hoorde? JA/NEE. Indien ja, probeer dan zoveel mogelijk titels en uitvoerders te geven. …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Duid op onderstaande lijn met een kruisje aan hoe aangenaam je het luisteren naar de nummers uit de sample vond. Niet aangenaam
Erg aangenaam
Bijlage 4