Hard of zacht nieuws: studenten en nieuwsverspreiding op Twitter
Masterscriptie Journalistiek en Media
Naam: Claartje Vogel
T: 06-23535653
Studentnummer: 10411232
E:
[email protected] Twitter: @claartjevogel
Datum: 18 september 2014
Graduate School of Humanities
Begeleider: Bas Broekhuizen
Universiteit van Amsterdam
Inhoudsopgave 1. Inleiding: Van krant bij het ontbijt naar 24 uur per dag nieuws via de smartphone .......... 2 2. Theoretisch kader: Hard en zacht nieuws in het wetenschappelijk discours ..................... 6 Paragraaf 2.1: Hard en zacht nieuws - van 101 definities naar 5 dimensies ............................ 6 Paragraaf 2.2 Vijf dimensies van hard en zacht nieuws ........................................................... 9 Paragraaf 2.3 Kritiek op zacht nieuws .................................................................................... 16 Paragraaf 2.4 Jongeren en nieuwsconsumptie in het digitale tijdperk .................................. 22 Paragraaf 2.5 Deelhypotheses................................................................................................ 29 3. Methode: selectie van Tweets en beoordeling in vijf dimensies ..................................... 30 4. Resultaten .................................................................................................................... 37 5. Conclusie en verantwoording ........................................................................................ 44 6. Bronnen ....................................................................................................................... 47 Bijlages ............................................................................................................................ 53 Bijlage 1: Codeerinstructies Reinemann et al (2012) ............................................................. 54 Bijlage 2: Codeboek themadimensie Knaapen (2013) ........................................................... 56 Bijlage 3: Overzicht wel/geen nieuwsbron ............................................................................. 57 Bijlage 4: SPSS resultaten ....................................................................................................... 58 Bijlage 5: Ingevuld codeerschema .......................................................................................... 72 Bijlage 6: Codering tweede codeur ........................................................................................ 72 Bijlage 7: Verzamelde Tweets ................................................................................................. 72
1
1. Inleiding: Van krant bij het ontbijt naar 24 uur per dag nieuws via de smartphone Even Facebook, NU.nl of Twitter checken tijdens het ontbijt, in de bus of tijdens college. Terwijl de vorige generatie de dag begon met een krant bij het ontbijt, gebruiken de studenten van nu vooral digitale media om op de hoogte te blijven van het nieuws van de dag. Het meest belangrijke medium waarmee mensen nieuws tot zich nemen verandert. Uit het Reuters Institute Digital News Report 2013 blijkt dat 56 procent van de jongeren over de hele wereld het nieuws voornamelijk ontvangt via online media. Voor slechts 28 procent van de jongeren is televisie de belangrijkste bron van nieuws. Sterker nog: voor mensen jonger dan 45 jaar - bijna de helft van de populatie - is het internet op dit moment de belangrijkste en meest gebruikte bron voor nieuws. Voor mensen ouder dan 45 jaar blijft televisie de belangrijkste nieuwsbron en zijn andere traditionele platforms ook belangrijk (Reuters, 2013). Uit onderzoek van Reuters Institute for the Study of Journalism in 2013 blijkt verder dat 47 procent van de Amerikanen onder de 45 jaar nieuws online vindt via sociale media, zoals Facebook en Twitter. Dit sluit goed aan op de verwachtingen van Costera Meijer in haar boek De Toekomst van het Nieuws (2006). Zij schrijft dat jongeren “steeds vaker via een nieuwsaggregator nieuws tot zich laten komen dat hun eigen interesse heeft” (Costera Meijer, p. 90). Zij verwachtte in 2006 dat RSS-feeds belangrijk zouden worden, maar uit de resultaten van het Reuters Institute Digital News Report 2013 blijkt dat sociale media de voornaamste online nieuwsaggregators zijn geworden. Voor iedereen jonger dan 45 jaar, maar vooral voor jongeren van 18 tot 25 jaar, zijn sociale media de belangrijkste bron van nieuws. Dit is goed te verklaren volgens de theorie van Costera Meijer. Zij benadrukt in haar boek het belang van de communicatiefunctie van nieuws voor jongeren. Jongeren gebruiken nieuws om anderen of andere groepen beter te begrijpen, bijvoorbeeld mensen uit andere culturen. Daarnaast moet nieuws voor verschillende groepen (school, sportclub, vrienden uit de buurt, ouders) gespreksstof leveren. Sociale media sluiten hier goed op aan. Door specifieke Twitterkanalen of -experts te volgen, krijgen jongeren relevant nieuws over een bepaald onderwerp te zien. Nieuws dat een bepaalde doelgroep interesseert. Als zij bijvoorbeeld Perez Hilton volgen, krijgen ze veel nieuws over beroemdheden en roddel. Volgen zij correspondent Erik Mouthaan van RTL Nieuws, dan weten ze dat ze specifieke berichten over Amerika op hun tijdlijn krijgen. Dit nieuws kunnen ze direct, via hetzelfde kanaal, delen met vrienden of gelijkgestemden. Ook kunnen zij via het sociale medium over het nieuws in gesprek gaan. 2
Sociale media zijn dus belangrijk voor nieuwsdiffusie en -consumptie op internet. Tegelijkertijd is internet op dit moment de belangrijkste nieuwsvoorziening voor bijna de helft van de jongeren. Met het oog op nieuwsvoorziening in de toekomst, is het relevant om te weten welk type nieuws via sociale media gedeeld wordt. Sommige wetenschappers en journalisten denken dat jongeren via sociale media minder of nauwelijks hard, ‘serieus’ nieuws delen dan zacht nieuws. In 2012 schreef blogger Malone over de 24-uurs-nieuwscyclus. Dat betekent dat mensen tegenwoordig continu nieuws tot zich nemen, in plaats van op vaste momenten van de dag, zoals vroeger. Die continue nieuwscyclus heeft ervoor gezorgd dat er tussen al dat nieuws ook heel veel entertainment wordt verzonden en gelezen. “Social media also helps to share the news, especially soft news”, meent hij (Malone, 2012). Historicus en docent aan de School voor Journalistiek Van der Heijden schreef in januari 2014 een blog op journalistiek opinieplatform Journalism Lab waarin hij pleit voor meer academisch onderzoek naar de opkomst van zacht nieuws. Volgens Van der Heijden “rukt de zachte journalistiek c.q. het zachte nieuws aan alle kanten op” en is er “een opmerkelijke toename van zacht nieuws” (Van der Heijden, 2014). De wetenschapper legt uit dat veel collega’s dit als problematisch zien. “Nog steeds zijn de meeste onderzoekers van mening dat ‘zacht nieuws’ bijdraagt aan een maatschappelijk minder gewenste houding terwijl voor actief burgerschap ‘hard nieuws’ vereist is.” Van der Heijden betwijfelt deze louter negatieve effecten van zacht nieuws en pleit voor meer onderzoek naar de effecten van infotainment. Dit onderzoek raakt aan deze discussie. De kritiek op zacht nieuws wordt daarom besproken, maar de onderzoeksvraag gaat niet over het effect van zacht nieuws. In deze thesis wordt onderzocht wat voor type nieuws jongeren delen via sociale media: vooral hard of zacht? Bij zowel de blog van Malone als die van Van der Heijden ontbreekt een wetenschappelijke onderbouwing - cijfers- van de observatie dat het aandeel zacht nieuws toeneemt onder invloed van sociale media. Er is wel wat onderzoek gedaan naar de hardheid van Twitterberichten in het buitenland (Horan, 2012; Neuberger et al., 2010), maar de uitkomsten spreken elkaar tegen. Daarbij ontbreekt onderzoek naar Nederlandse gebruikers. Zulk onderzoek is zowel van belang voor de wetenschap als de journalistieke praktijk. Wetenschappelijk gezien kan het aannames of observaties over de populariteit van zacht nieuws op sociale media onderbouwen of nuanceren. Daarnaast kunnen de uitkomsten van het onderzoek journalisten helpen om te bepalen hoe zij moeten omgaan met nieuwsdiffusie via sociale media. Daarom luidt de hoofdvraag van deze thesis: 3
In welke mate verspreiden Nederlandse studenten zachte dan wel harde nieuwsberichten via sociaal medium Twitter? Een van de eerste onderzoekers die wetenschappelijk onderbouwde cijfers publiceerden over het aandeel hard of zacht nieuws op sociale media zijn Neuberger, Vom Hofe en Nuernbergk (2010). Het hoofdonderwerp van hun studie is de manier waarop professionele Duitse journalisten sociale media gebruiken, maar ze trekken ook conclusies over de aard van het nieuws dat verspreid wordt. Volgens Neuberger et al. delen de Duitse Twitteraars vooral hard nieuws. “Politische Themen (35%) dominierten vor Wirtschaftsthemen (15%). Medien- und Internetthemen erreichten nur einen Anteil von zehn Prozent. Dies deutet daraufhin, dass die Relevanzzuweisung in den Redaktionen, also die Agenda, durch die Empfehlungen widergespiegelt wird. (Neuberger et. al 2010, p. 86)” In 2012 onderzocht de Amerikaanse socioloog Horan zacht en hard nieuws op microblogs. Dat zijn websites waarop gebruikers korte teksten, foto’s of video’s kunnen publiceren en delen met vrienden. Hij deed een semantische analyse van informatieproductie en -consumptie op de bekendste microblog: Twitter. Volgens Horan delen Twittergebruikers veel meer zacht nieuws dan hard nieuws. “Individuals tend to produce much more information about Human Interest, Entertainment and Culture, Technology and Internet and Hospitality and Recreation than anything else. (Horan 2012, p.16)” Twitteraars die praten over ‘zaken en financiën’ en ‘horeca en recreatie’ hebben wel een groter netwerk dan anderen. Sociale media zijn vooral voor jongeren een belangrijke bron van nieuws. Daarom is dit onderzoek gericht op een jonge doelgroep: studenten. Uit praktische overwegingen is het onderzoek gericht op ‘studenten’ en niet op een bepaalde leeftijdsgroep. Het is niet mogelijk om op Twitter te zoeken naar personen van een bepaalde leeftijd, maar je kunt wel zoeken op woorden in de ‘biografie’ van Twitteraars. In hun Twitter-biografie vermelden jongeren vaak of ze student zijn. In het methodologisch hoofdstuk wordt nader toegelicht hoe de onderzoeksgroep tot stand is gekomen. Om zowel praktische als theoretische redenen is gekozen voor het sociaal medium Twitter, en niet voor bijvoorbeeld Facebook of Tumblr. De eerste reden, is dat het eenvoudiger is om berichten op Twitter te verzamelen en analyseren. De berichten zijn kort en tekstueel, maar via hyperlinks kunnen twitteraars zowel tekstberichten als video's, animaties of infographic delen. Ten tweede kunnen gebruikers op bijvoorbeeld Facebook kiezen een deel van hun berichten af te schermen. Op Twitter delen gebruikers 4
alles met de wereld buiten hun vriendenkring, of niets. Theoretisch gezien sluit Twitter goed aan op voorgaande literatuur. De resultaten kunnen daardoor makkelijker vergeleken worden met de onderzoeken van Neuberger et. al. en Horan. In het theoretisch hoofdstuk zal uitgebreid worden ingegaan op de verschillen tussen hard en zacht nieuws volgens Reinemann et al. (2012) Daarbij worden de vijf dimensies van nieuwshardheid besproken. Of nieuws hard of zacht is, wordt niet alleen bepaald door het onderwerp (politiek of het leven van beroemdheden), maar ook door de nieuwsstijl, -focus en -presentatie. Reinemann et al. zetten vijf dimensies op een rij, die iets zeggen over de hardheid van nieuws. Daarnaast besteedt dit hoofdstuk aandacht aan de verandering in nieuwsgebruik en -diffusie, met name onder jongeren. Er is speciale aandacht voor de rol van sociaal medium Twitter als medium voor nieuwsverspreiding. Aan het eind van het hoofdstuk worden deelhypotheses geformuleerd naar aanleiding van de theorie. In het methodehoofdstuk worden de samenstelling van de onderzoeksgroep en de onderzoeksmethode toegelicht. Het onderzoek is multidimensionaal: er wordt gekeken naar verschillende aspecten van hard en zacht nieuws, waardoor minutieus bepaald kan worden of een bericht valt in de categorie hard of zacht nieuws. Hierbij worden Reinemann et al. nagevolgd, die op basis van 24 uiteenlopende onderzoeken naar de hardheid van nieuws een multidimensionaal, internationaal vergelijkbaar codeboek construeerden. In hoofdstuk 4 worden de resultaten besproken aan de hand van grafieken, tabellen en voorbeelden. Tot slot wordt er in de conclusie in hoofdstuk 5 antwoord gegeven op de onderzoeksvraag en worden in de discussie opmerkelijkheden van het onderzoek en aanbevelingen tot vervolgonderzoek besproken.
5
2. Theoretisch kader: Hard en zacht nieuws in het wetenschappelijk discours Om gedegen onderzoek te doen naar de ‘hardheid’ van nieuws op sociale media, is het van belang om te weten wat er in het academisch discours wordt verstaan onder hard en zacht nieuws. Paragraaf 2.1 gaat in op onduidelijkheid rondom de terminologie van hard en zacht nieuws. In paragraaf 2.2 komen de vijf dimensies aan bod waarmee Reinemann et. al. hard en zacht nieuws van elkaar onderscheiden. Op basis van deze dimensies wordt in dit onderzoek de inhoud van Tweets geanalyseerd. In paragraaf 2.3 staat de kritiek op zacht nieuws centraal. Paragraaf 2.4 gaat over jongeren en nieuwsconsumptie en nieuwsdiffusie in het digitale tijdperk, met speciale aandacht voor de vermeende verzachting van het nieuws en de rol van het sociale medium Twitter. In paragraaf 2.5 worden hoofd- en deelhypotheses opgesteld naar aanleiding van de theorie.
Paragraaf 2.1: Hard en zacht nieuws - van 101 definities naar 5 dimensies Media- en communicatiewetenschappers doen al meer dan 30 jaar onderzoek naar hard en zacht nieuws (Reinemann et al. 2012, p. 222). Er worden heel diverse vraagstukken onderzocht: van de vermeende verzachting van het nieuws tot de invloed van hard dan wel zacht nieuws op de samenleving. Zo onderzochten Patterson (2000) en Grabe, Zhou en Barnett (2001) de effecten van zacht nieuws op het publiek, terwijl Tuchman (1973) wilde weten hoe journalisten verschillende typen nieuws classificeren. Hoewel het erop lijkt dat wetenschappers een intuïtief begrip van de concepten hebben, ontbreekt consensus over de definities van hard en zacht nieuws (Reinemann et al., p. 222). De termen hard en zacht nieuws zijn ontstaan in de dagelijkse praktijk op de redactie, schrijven Reinemann, Stanyer, Scherr en Legnante (2012). De termen zijn dus van oorsprong niet wetenschappelijk. De Amerikaanse communicatiewetenschapper Schramm was in 1949 een van de eerste academici die verschillende nieuwssoorten onderscheidde vanuit het perspectief van de lezer. Schramm gebruikt het lust- en het realiteitsprincipe van psycholoog Sigmund Freud en schrijft dat lezers nieuws selecteren op basis van het type beloning. Er zijn twee types. Het eerste is nieuws dat de lezer een directe beloning geeft: opluchting van een oncomfortabel gevoel of directe blijdschap. Schramm schrijft dat ‘the kinds of news which may be expected to furnish immediate reward are news of crime and corruption, accidents and disasters, sports and recreation, social events and human interest’. 6
Aan de andere kant is er nieuws met een uitgestelde beloning: dit nieuws is niet direct prettig om te lezen, de lezer wordt er niet meteen opgelucht of vrolijk van. Het is ‘de verstandige keuze’: het is informatie waarmee de lezer kan anticiperen op gevaar of problemen. Volgens Schramm ‘delayed reward may be expected from news of public economic matters, social problem, science, education or health’ (Schramm, 1949, p. 260). Volgens communicatiewetenschappers (Kent & Rush, 1975, Reinemann et al., 2012) komt nieuws met een uitgestelde beloning overeen met hard nieuws. Nieuws met een directe beloning is vaak zacht nieuws. Socioloog Tuchman definieerde in 1973 het klassieke en meest basale onderscheid tussen hard en zacht nieuws. Zij keek vanuit het perspectief van de journalist, in plaats van de lezer. Hard nieuws is volgens Tuchman informatie met een hoge mate van nieuwswaarde. Dit soort nieuws moet het liefst direct gepubliceerd worden, burgers moeten snel op de hoogte zijn van belangrijke kwesties en ontwikkelingen. Dit nieuws gaat bijvoorbeeld over politiek, economie en sociale zaken. Een zacht nieuwsbericht hoeft niet meteen gepubliceerd te worden en heeft geen of weinig belangrijke informatiewaarde. Het is vooral bedoeld om burgers te vermaken. Voorbeelden zijn berichten over beroemdheden, human interest of opmerkelijke gebeurtenissen (Tuchman, 1973, p. 113). Met zo’n eenvoudige definitie is het lastig om te bepalen wat nu zacht en wat hard nieuws is. Nieuws over de Amerikaanse president Obama kan bijvoorbeeld heel politiek zijn (Obama geeft een politieke verklaring) of het is echt zacht nieuws (Obama bezoekt Disneyland). Beide onderwerpen zijn op het moment zelf relevant, het publiek wil immers niet pas drie maanden later horen dat de president in een pretpark is. Het nieuws over de politieke verklaring heeft waarschijnlijk niet direct invloed op het leven van de gemiddelde Nederlander. De politieke gevolgen zijn misschien pas maanden later merkbaar, dus het is in principe niet van belang of de Nederlandse burger vandaag of morgen over het onderzoek hoort. Maar het is wel serieus, politiek nieuws. Het onderscheid blijft sterk onderhevig aan de perceptie van de wetenschapper of van proefpersonen. Door deze onduidelijkheid over de definitie, is niet helder wat wetenschappers precies bedoelen als ze het hebben over hard en zacht nieuws. Er heerst een collectieve ambiguïteit, schrijven Reinemann et al. (2012). Wat de ene wetenschapper ziet als zacht nieuws, vindt de ander hard of sensationeel. Ondanks de problemen met het onderscheid, veranderde er in de decennia na de definitie van Tuchman weinig. In de online International Encyclopedia of Communication (IEC) staat: “definition of soft news varies, but one of its common characterizations is ‘all the news that is not hard news’. Hard news may then be defined by coverage of breaking events involving top leaders, major issues, or significant 7
disruptions in the routines of daily life, such as an earthquake or airline disaster” (IEC, soft news: Ban, 2008). Net als Schramm gebruikt de IEC ‘wat het publiek ermee kan’ als maatstaf voor het type nieuws. Volgens de schrijvers van de internationale encyclopedie geeft een hard nieuwsverhaal het publiek feiten en laat hem daarna zelf beslissen wat hij met die informatie doet. Een zacht nieuwsverhaal is bedoeld als advies of vermaak voor het publiek. Het verschil hangt vaak af van de presentatie van het nieuws (IEC, soft news: Ban, 2008). Ook deze definitie is basaal en onderhevig aan de perceptie. Zo kan nieuws over een brand hard nieuws zijn, omdat het publiek niet direct iets met het onheil te maken heeft. Maar als een brand bij de kijker om de hoek is, kan het voor hem een waarschuwing zijn. Een tweede probleem met de definitie van hard en zacht nieuws is dat niet iedere onderzoeker de woorden ‘hard en zacht nieuws’ gebruikt. Ook de woorden tabloidisering, sensationalisering, trivialisering, popularisering en infotainment komen regelmatig voor in teksten over ongeveer hetzelfde onderwerp. De ene wetenschapper onderzoekt de tegenstelling tussen kwaliteitsjournalistiek en populaire journalistiek, de ander heeft het over ‘serieus nieuws’ ten opzichte van ‘sensationeel nieuws’. In de loop der jaren zijn de definities regelmatig bijgesteld, bijvoorbeeld door Lehman-Wilzig en Seletzky (2010), die een extra categorie toevoegden: ‘general news’.
8
Paragraaf 2.2 Vijf dimensies van hard en zacht nieuws
Onderzoeken over hard en zacht nieuws zijn door alle verschillende definities moeilijk met elkaar te vergelijken. Reinemann et al. vinden dat er een standaarddefinitie voor de termen hard en zacht nieuws moest komen. Zij doen een systematische analyse van de belangrijkste literatuur over hard en zacht nieuws van 1990 tot 2011. Op basis van die analyse stellen zij een standaarddefinitie en een multidimensionaal classificeringssysteem op. Zij hebben verschillende definities onderzocht die communicatiewetenschappers door de jaren heen gebruikten in nieuwsanalyses. Op basis van diverse concepten komen ze tot een overkoepelende definitie en een bijbehorende methode om objectiever te kunnen bepalen of iets hard of zacht nieuws is. In november 2011 publiceerden de mediawetenschappers een codeersysteem waarmee academici ieder nieuwsbericht in bepaalde mate tot een van de twee categorieën kunnen classificeren. Hun definitie: “The more a news item is politically relevant, the more it reports in a thematic way, focuses on the societal consequences of events, is impersonal and unemotional in its style, the more it can be regarded as hard news. The more a news items is not politically relevant, the more it reports in an episodic way, focuses on individual consequences of events, is personal and emotional in style, the more it can be regarded as soft news” (234). Tijdens hun vergelijkende studie ontdekken Reinemann et. al. dat wetenschappers regelmatig dezelfde dimensies gebruiken om hard en zacht nieuws van elkaar te onderscheiden. De vijf dimensies die in meerdere studies terugkomen zijn (1) thema/events, (2) nieuwsproductie, (3) nieuwsfocus, (4) nieuwsstijl en (5) nieuwsreceptie. In tegenstelling tot de klassieke definitie van Tuchman, letten Reinemann et. al. niet op het moment van publicatie. De noodzaak van snelle publicatie heeft te maken met het effect dat het nieuws op de samenleving heeft. Anders gezegd: het gaat om actualiteit. Volgens Reinemann et. al. is actualiteit geen eigenschap van de content. Hoe actueel iets is, heeft namelijk te maken met het effect dat een bericht heeft op het publiek. Dat effect is lastig objectief te meten. Daarbij kan een achtergrondverhaal heel relevant voor lezers zijn, ook al gaat het over een gebeurtenis die langer geleden plaatsvond: “For example, background or investigative stories may be highly politically relevant although they are not triggered by events that happened yesterday. Therefore, coding the time difference between event and reporting as apparent in a news item itself does not seem to tell a lot” (233). Wat Reinemann et al. wel doen, is letten op de receptie van het nieuws bij het publiek. Hierover meer in paragraaf 2.2.5.
9
Hieronder worden de vijf dimensies toegelicht aan de hand van verschillende onderzoeken over hard en zacht nieuws, waaronder enkelen van de 24 studies die Reinemann et al. onderzochten.
Themadimensie In 20 van de 24 artikelen die Reinemann et al. analyseren, is het nieuwsthema van een bericht is een belangrijke indicator voor hard of zacht nieuws. In deze artikelen bepaalt het onderwerp van het bericht de ‘hardheid’ van het nieuws. De auteurs beschrijven dat er een aantal onderwerpen is die als typisch hard (politiek, economie, financiën) of typisch zacht (sport, het Koninklijk Huis, beroemdheden, schandalen, misdaad en serviceberichten) worden gezien. Waarom het ene onderwerp hard is en het ander zacht is onduidelijk. Volgens Reinemann et al. gebruiken de meeste auteurs het thema als vervangende indicator voor onderliggende eigenschappen die de echte reden zijn voor de keuze tussen hard of zacht nieuws. Bijvoorbeeld de sociale relevantie van berichten: auteurs gaan ervan uit dat als het ene nieuwsbericht met een bepaald onderwerp veel entertainmentwaarde heeft, een ander bericht met hetzelfde onderwerp ook dezelfde functie dient. Dat hoeft niet altijd zo te zijn. Daarbij waarschuwen ze dat de stijl en presentatie van een bericht de hardheid van het onderwerp kunnen verhullen. Dit schrijft ook de Vlaamse wetenschapper De Swert (2007). Hij laat de vorm van het nieuws buiten beschouwing. Volgens hem doet een toegankelijke, laagdrempelige presentatie niets af aan de hardheid van de inhoud. Hard nieuws dat toegankelijk en laagdrempelig gepresenteerd wordt, blijft hard nieuws. De Swert bepaalt vooraf welke inhoudelijke categorieën hij als hard dan wel zacht bestempelt. Daarnaast voegt hij een derde categorie toe: sensationeel nieuws, nieuws over rampen en ongelukken. De wetenschapper gebruikt twaalf eerdere onderzoeken om een driedeling te maken van hard, zacht (beroemdheden, cultuur, weer, sport) en sensationeel nieuws (criminaliteit, seks, rampen en verkeersongevallen). De Swert beoordeelt ieder bericht op basis van een dominant onderwerp, maar er zijn ook onderzoekers die meerdere thema’s per nieuwsbericht coderen (Brewer & Marquardt, 2007). Reinemann et al. kiezen bewust niet voor een lijst met harde en een lijst met zachte onderwerpen in hun codeersysteem, omdat er tussen onderzoekers nog zoveel onduidelijkheden zijn over welke thema’s zacht zijn en welke hard. Daarom wordt met het codeerschema van Reinemann et al. (bijlage 1) per nieuwsitem de hardheid gemeten aan de hand van de politieke relevantie van het bericht. Het item is hard als er veel sprake is van “norms, goals, interests, and activities related to the preparation, assertion, 10
and implementation of authorative, generally binding decisions about social conflicts” (Reinemann et al. 2012, p. 233).
Productiedimensie Zoals eerder genoemd vinden Reinemann et al. actualiteit geen eigenschap van het nieuwsbericht. Zij menen dat het effect van een bericht op het publiek bepaalt hoe actueel iets is, maar dat het lastig is om dit objectief te meten en dat het kan verschillen tussen kijkers. In 10 van de 24 onderzoeken die Reinemann et al. analyseerden, is productie wel een belangrijke factor. Scott en Gobetz (1992) onderzochten of er tussen 1972 en 1987 naar verhouding meer zachte nieuwsitems waren in Amerikaans televisienieuws. Zij maakten een onderscheid tussen hard en zacht nieuws op basis van het thema, maar vermoedden dat tijdigheid (timeliness) wel op de een of andere manier te maken heeft met de hardheid. De codeurs gaven daarom niet alleen aan of nieuws hard of zacht was, maar ook of het ging over gebeurtenissen van de afgelopen 24 uur. Een tijdig nieuwsbericht is volgens Scott en Gobetz “any story that reports new information surounding the story that has developed within the past 24 hours” (p. 6). Uit het onderzoek blijkt dat 96 procent van alle harde nieuwsitems tijdig werd gebracht volgens deze definitie, terwijl slechts 75 procent van het zachte nieuws de afgelopen 24 uur plaatsvond. Ook in het onderzoek van Boczkowski (2009) wordt de productiedimensie besproken. Boczkowski bepaalt niet de tijdigheid van het nieuws (Scott & Gobetz, 1992), maar de urgentie van de over te brengen informatie of nieuws hard of zacht is. Hard nieuws moet snel, binnen de nieuwscyclus, worden verspreid, omdat het anders aan nieuwswaarde verliest. Zacht nieuws kan ook op een later moment worden gebracht. Boczkowski legt uit dat dit onderscheid niet zo eenvoudig te maken is. Hij haalt Tuchman (1978) aan en legt uit dat ‘‘the structuring of time [in the newsroom] influences the assessment of occurrences as news events” (p. 100). Niet alleen is urgentie afhankelijk van het beoogde publiek (lokaal, nationaal, wereld), volgens Turow (1983) kan een nieuwsbericht verschuiven van hard naar zacht of andersom tijdens de berichtgeving. Na zijn onderzoek op de redactie van een lokaal televisiestation concludeert Turow dat de verschuiving mede wordt veroorzaakt door de beschikbare tijd op de redactie: ‘‘A few staffers noted that sometimes soft news could be ‘turned’ into hard news by ‘the handling,’ that is, by making it seem urgent’’ (Turow 1983, p. 117).
Focusdimensie 11
Na de thema- en productiedimensie bespreken Reinemann et al. de nieuwsfocus. In 5 van de 24 artikelen kijken de auteurs naar de specifieke aspecten waarop de nadruk ligt in het nieuwsbericht. Patterson (2000) beoordeelt de hardheid van nieuwsberichten op focus: ligt de nadruk op maatschappelijke of individuele relevantie? Is het ‘news you can use’? Wordt het episodisch of thematisch gebracht? Als academici letten op de focusdimensie wordt hard nieuws gekenmerkt door focus op maatschappelijke consequenties van het nieuws en ‘thematische framing’. Zacht nieuws benadrukt consequenties op individueel niveau en heeft een ‘episodische framing’ (Reinemann et al. 2012). Een nieuwsbericht met thematische framing wordt juist in een brede context geplaatst. Nieuws over klimaatverandering wordt dan bijvoorbeeld gebracht met nieuwe cijfers en een natuurkundige die uitlegt welke invloed klimaatverandering op de energieproductie van een land heeft. De nadruk ligt op de brede, maatschappelijke gevolgen van een gebeurtenis of ontwikkeling. Een bericht met episodische framing wordt juist exemplarisch gebracht. De nadruk ligt op een op zichzelf staand incident zonder aandacht voor maatschappelijke gevolgen (Patterson 2000). Denk aan nieuws over iemand die is verongelukt omdat hij zijn zonnepaneel niet goed op zijn dak had bevestigd. Een ander voorbeeld van episodische framing is “vermenselijking”: het gaat dan over een persoon of actor die individueel beïnvloed wordt door het thema, zonder aandacht voor de gevolgen voor de maatschappij (Patterson 2000). Het nieuws over klimaatverandering wordt verteld aan de hand van een verhaal over een boer in Zambia die een slechte oogst heeft door opschuiving van de start van het regenseizoen. Kortom, in de focusdimensie leest de wetenschapper aan de toenadering tot de kijker af of het nieuws hard of zacht is. Het vergelijkend onderzoek van Curran et al. (2010) laat zien hoe de focusdimensie een goede aanvulling kan zijn op de andere dimensies om de hardheid van nieuws te bepalen. De onderzoekers definiëren hard nieuws aan de hand van thema's als politiek, economie, wetenschap en technologie. Nieuwsberichten over beroemdheden, human interest, sport en vermaak zijn zacht nieuws. Op het gebied van misdaad vinden de onderzoekers het ‘misleidend’ om vooraf te bepalen of een bericht hard of zacht is. Daarom onderscheiden ze de verschillende soorten misdaadnieuws ook op basis van frame of focus: “If a crime story was reported in a way that contextualized and linked the issue to the public good – for example, if the report referred to penal policies or to the general causes or consequences of crime – it 12
was judged to be a hard news story assimilated to public affairs. If, however, the main focus of the report was the crime itself, with details concerning the perpetrators and victims, but with no reference to the larger context or implications for public policies, the news item was judged to be soft” (Curran et al., 2009, p. 9–10). Reinemann et al. vinden dat Curran et al. ook de overige harde en zachte onderwerpen hadden moeten beoordelen op focus. Zij betwijfelen of ‘harde’ onderwerpen per definitie brede maatschappelijke relevantie hebben en zachte onderwerpen niet. Een bericht over de lancering van de nieuwe iPhone (een technisch onderwerp) lijkt weinig relevantie te hebben voor de maatschappij. Aan de andere kant kan nieuws over beroemdheden en sterren best maatschappelijk relevant zijn. Een voorbeeld is een online nieuwsbericht in op de website van The Observer, over actrice Anna Friel die een campagne steunt tegen olie-exploratie in Congo. In dit bericht gaat de journalist niet alleen in op de bijdrage van de actrice, maar vooral ook op de inhoud van de campagne.
Receptiedimensie Veel academici die onderzoeken of nieuws zacht wordt, richten zich op de effecten die verschillende nieuwstypes hebben op het publiek. Verliezen jongeren interesse in politiek door zacht nieuws? Kijken meer mensen naar het journaal als het in een populairder jasje wordt gegoten? De receptiedimensie gaat over het bedoelde effect van het nieuwsbericht op het publiek. Zacht nieuws wordt dan beschreven als nieuws dat bedoeld is als vermaak of nieuws dat persoonlijk bruikbaar of interessant is (Reinemann et al., 2012). In 7 van de 24 onderzoeken die Reinemann et al. analyseerden, speelt nieuwsreceptie een rol. Het onderzoek van econoom Hamilton gaat over de invloed van de markt op nieuws (2004). Volgens Hamilton klopt het niet dat nieuws zachter wordt omdat dit de wens is van het publiek, maar heeft het te maken met concurrentie tussen aanbieders. Redacteuren en marketeers bij commerciële nieuwsredacties willen steeds vaker niet het breedste publiek aanspreken, maar het publiek waarvoor adverteerders willen betalen (Hamilton 2004, p. 10). Dit is een jonge doelgroep (18-34 jaar) die volgens de profielen van adverteerders geïnteresseerd is in ‘meer persoonlijk’ nieuws. Daarom maken nieuwszenders als CBS steeds vaker items over beroemdheden en zogenaamd “news you can use”, aldus Hamilton (p. 167). In zijn onderzoek onder Amerikaanse nieuwszenders, magazines en online zoekopdrachten, maakt Hamilton onderscheid tussen nieuws dat “entertaining or personally useful” is en nieuws dat is gerelateerd aan bredere sociale of politieke beslissingen (p. 205). 13
In onderzoeken over receptie worden ook de thema-, stijl- of focusdimensies betrokken. Brewer en Marquardt (2007) analyseerden de Amerikaanse, satirische nieuwsshow The Daily Show. Hun conclusie over de effecten op het publiek van deze show is als volgt: “These findings, taken in conjunction with findings regarding the effects of ‘‘soft news’’ media, suggest that The Daily Show may have the potential to educate viewers about politics (including policy issues), draw their attention to events in world affairs, and encourage them to think critically—or perhaps cynically—about traditional news” (Brewer en Marquardt 2007, p. 249). Volgens de communicatiewetenschappers kan een komisch format (stijldimensie, hierover meer in de volgende paragraaf) als The Daily Show kijkers interesseren (receptiedimensie) in hardere nieuwsonderwerpen (topicdimensie).
Stijldimensie Ten slotte zegt ook de stijl van een nieuwsbericht iets over hoe hard of zacht het is. In 13 van de 24 onderzoeken die Reinemann et al. Bestudeerden, wordt aandacht besteed aan format (interview, magazine, talkshow, documentaire) of presentatie (taal, sfeer, visualisatie, objectief versus subjectief). Volgens Reinemann et al. zijn er twee sub-stijldimensies: de mate van objectiviteit en de sfeer van het bericht. Een zacht nieuwsbericht laat de subjectiviteit van de journalist doorschemeren of is op een sensationele manier geschreven of opgemaakt (met prikkelende bijvoeglijke naamwoorden of spannende achtergrondmuziek en effecten). Hard nieuws heeft daarentegen een onpersoonlijke, feitelijke stijl (Reinemann et al., 2012). Grabe, Zhou en Barnett onderzochten in 2001 de vorm van sensationeel nieuws op televisie. Zij concluderen dat de camershots korter zijn bij onderwerpen over zachte onderwerpen. Daarnaast worden bij zacht nieuws meer effecten (vervagen, slow motion) gebruikt. Grabe, Barnett en Zhou noemen dit ‘tabloid packaging’-techniek en stellen dat “previous research suggests that a fast editing pace in television content increases attention and emotional arousal”(Grabe, Barnett & Zhou 2001, p. 643). Hoewel wetenschappers bepaalde stijlen als typisch sensationeel of informatief zien, maakt de stijl een item niet per definitie hard of zacht. Zachte nieuwsvormen kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt om harde nieuwsthema’s aantrekkelijker te maken. Zo suggereren Brewer en Marquardt in hun onderzoek over de satirische nieuwsshow The Daily Show dat de humoristische presentatie en het entertainment14
achtige format de interesse van kijkers voor harde, politieke onderwerpen kan wekken (Brewer en Marquardt 2007, p. 249). Door de vorm van een nieuwsbericht aan te passen kunnen journalisten de grens tussen hard en zacht nieuws overbruggen. Grabe, Barnett en Zhou leggen uit dat een zachte nieuwsstijl de aandacht van kijkers trekt en meer emotie oproept, maar waarschuwen voor het gevaar van te veel opsmuk van serieus nieuws. Uit een experimentele studie van Grabe, Zhou, Lang en Bolls in 2000 blijkt namelijk dat kijkers items met een overdaad aan editing als minder geloofwaardig en informatief beoordelen dan nieuwsitems die nauwelijks zichtbaar zijn bewerkt (p. 581). “In this sense, production features seem to play an important reflexive function in helping audiences categorize television news as either trustworthy or incredulous” (Grabe, Barnett, Zhou 2001, p. 638). Volgens de wetenschappers hebben sensationele stijlkenmerken gevolgen voor de beoordeling van het nieuwsitem: wordt er te veel gebruik van gemaakt, dan gaat de kijker het item minder waarderen.
15
Paragraaf 2.3 Kritiek op zacht nieuws In het wetenschappelijk discours analyseren wetenschappers op vijf dimensies het verschil tussen hard en zacht nieuws. Soms kijken ze vanuit één dimensie, soms combineren ze meerdere dimensies. Dit kan verklaren waarom zij verschillende antwoorden vinden op de vraag of hard of zacht nieuws toeneemt in de media. De artikelen die Reinemann et al. onderzochten, verdelen de wetenschappers op basis van de uitkomsten in drie groepen: onderzoeken die concluderen dat nieuws zachter wordt, onderzoeken die uitwijzen dat dat niet zo is en onderzoeken met verschillende conclusies voor verschillende dimensies of media (Reinemann et al., 2012). In deze thesis wordt onderzocht in welke mate jongeren hard dan wel zacht nieuws verspreiden via sociaal medium Twitter. Zoals in de voorgaande paragrafen duidelijk werd, bevat onderzoek over verzachting of verharding van nieuws vaak een normatieve ondertoon. Voordat veranderingen en trends in nieuwsdiffusie worden besproken, komt de visie van wetenschappers over de vermeende verzachting van het nieuws aan bod. Er zijn twee groepen: wetenschappers die negatief staan tegenover zacht nieuws en wetenschappers die ook de positieve kanten van zacht nieuws zien. Eerst wordt de kritiek op verzachting, tabloidisering of sensationalisering van nieuws besproken. Vervolgens komt de positievere denkwijze, ook wel postmodernistisch genoemd, aan bod. Popularisering Voor veel wetenschappers heeft tabloidisering, sensationalisering of verzachting van nieuws een negatieve connotatie. Dit houdt mede verband met de oorzaak van de popularisering. Volgens James Hamilton (2004) wordt de verzachting van nieuws veroorzaakt door marktwerking: advertentieverkoop en concurrentie op de mediamarkt. Deze opmars begon in de negentiende en twintigste eeuw. Terwijl de eerste nieuwsagentschappen in het begin van de negentiende eeuw zorgden voor een nadruk op objectiviteit en feiten in plaats van opinie (Gorman & McLean 2007, p. 7), werd nieuws populairder onder invloed van mediamagnaten als Lord Northcliffe (Engeland) en Joseph Pulitzer en William Randolph Hearst (Verenigde Staten). Vooral zachtere stijlelementen moesten zorgen voor een grotere oplage (Gorman & McLean 2007, p. 13). Om bepaalde doelgroepen aan te trekken, gebruiken concurrerende nieuwsmedia sensationeel ‘news you can use’. Traditioneel gezien zou dit soort zacht nieuws een jonge doelgroep aantrekken (Hamilton 2004, p. 167).
16
Wetenschappers als Franklin (1997) stellen dat nieuwsmedia door marktwerking onderdeel worden van de entertainmentindustrie. Ook Franklin schrijft dat het aandeel infotainment steeds groter wordt, omdat het belangrijker is geworden om een groot publiek te bereiken. Daarbij raakt journalistieke kwaliteit ondergeschikt (Franklin 1997, p. 5). Dit soort kritiek komt niet alleen uit de academische hoek. Jon Stewart, gastheer van The Daily Show, liet zich bijvoorbeeld kritisch uit toen hij te gast was bij de commerciële, Amerikaanse talkshow Fox News Sunday. The Daily Show wordt gezien als een show die politieke onderwerpen toegankelijk maakt. Volgens Stewart is zijn succes te danken aan de teleurstelling van het publiek over de overdaad aan sensatie in de media. Nieuwsmedia zouden zich moeten schamen: "The bias of the mainstream media is toward sensationalism, conflict and laziness. The embarrassment is that I'm given credibility in this world because of the disappointment that the public has in what the news media does.” (Rogers, 2011) We vermaken ons dood Sommige wetenschappers zien zacht nieuws als bedreiging voor de democratische functie van de journalistiek. Patterson (2000) legt uit dat het publiek minder informatie over politiek en maatschappelijk relevante onderwerpen ontvangt door de toename van zacht nieuws. Patterson: “There was a period in the 1990s, for example, when crime news skyrocketed and people came to believe the crime rate was rising even though it was actually falling” (Patterson 2000, p. 3). De onderzoeker gebruikt de titel van Postmans boek Amusing Ourselves to Death (1985) als hij zegt dat we het risico lopen om “onszelf dood te vermaken” (Patterson 2000, p. 3). Patterson is hard nieuws belangrijker dan zacht nieuws, omdat het burgers informeert over maatschappelijke of politieke zaken. Verzachting van nieuws is volgens de onderzoeker een directe bedreiging voor de democratie, omdat burgers hard nieuws nodig hebben als informatiebron om vrij en zelfbesturend te zijn. Ook Baum (2010) schrijft dat de democratie niet goed kan functioneren als mensen niet goed genoeg geïnformeerd zijn om een politieke of maatschappelijk relevante mening te vormen (p. 174). Volgens Patterson wordt door de verzachting van het nieuws niet alleen de kwaliteit van het nieuws minder en helpt het ook niet om meer kijkers of lezers te trekken. Integendeel, schrijft hij: “soft news and critical journalism, whatever their initial effect, may now be hastening the decline in news audiences” (Patterson 2000, p. 2). Dit schrijft ook Irene Costera Meijer (2007). Zij deed onderzoek naar 17
nieuwsconsumptie onder jongeren. Costera Meijer: “Young people do not want news to be made deliberately more entertaining because it implies that news is no longer (important) news.” (p. 106). De jongeren in haar kwalitatieve studie die aangeven dat ze weinig nieuws kijken, zeggen dat als ze kijken, ze wel “waar voor hun geld” willen.
Sensatie Waar komt het idee vandaan dat nieuws zachter moet worden om meer publiek te trekken? Dat heeft te maken met het feit dat zacht nieuws wordt gezien als verschijningsvorm van of synoniem voor sensationeel nieuws (Reinemann et al. 2012, p. 225). De Swert (2007), die sensationeel nieuws ziet als aparte categorie, geeft een overzicht van typisch sensationele thema’s: geweld, erotiek, criminaliteit en rampen (De Swert 2007, p. 135). De Amerikaanse professor Stephens schrijft in zijn boek dat sensationeel nieuws al wordt overgebracht sinds de eerste mensen verhalen begonnen te vertellen: “I have never found a time when there wasn't a form for the exchange of news that included sensationalism - and this goes back to anthropological accounts of preliterate societies, when news raced up and down the beach that a man had fallen into a rain barrel while trying to visit his lover," schrijft Stephens in een reactie aan blogger Tony Rogers (2011). Volgens Stephens is sensatie onvermijdelijk in nieuws, omdat de mens van nature alert is op sensaties. Dit heeft te maken met overleven. Daarom zijn erotiek, rampen en geweld zulke populaire onderwerpen (Rogers 2011). “Sensationeel nieuws is nieuws dat appelleert aan de basisnoden en instincten van mensen, een soort voyeurisme dat volgens de literatuur vrij universeel zou zijn” volgens De Swert (p. 135). Stephen schrijft dat geschiedenis en antropologie aantonen dat ook samenlevingen zonder schrift, kabel of internet een mix van nieuws verspreiden: zowel serieus, als sensationeel. Tegelijkertijd is ook de kritiek op sensationeel nieuws eeuwen oud. Stephens schrijft dat de Romeinse filosoof Cicero al mopperde dat de Acta diurna populi Romani - de gegraveerde ‘straatkrant’ in de tijd van Julius Ceasar - ‘echt nieuws’ verwaarloosde ten gunste van de laatste roddels over gladiatoren (p. 126).
Stijldimensie De kritiek op sensatie in nieuws richt zich niet alleen op de onderwerpen, maar ook op de stijldimensie. Grote koppen in kranten en overdadige editing op tv zijn typisch sensationele stijlkenmerken (Grabe, Barnett & Zhou 2001, p. 643). Brants beschrijft duidelijk hoe de kritiek op de vorm eruitziet. Net zoals bovengenoemde auteurs in deze paragraaf (onder meer Almond (1950), Lippman (1955), Franklin (1984), Patterson (2000)) staat Brants kritisch tegenover de popularising van nieuws. In 18
de inleiding kwam de blog van historicus Van der Heijden ter sprake, waarin hij verwijst naar het wetenschappelijke artikel van Brants uit 1998. Daarin onderzoekt Brants of competitie en commercialisering van nieuwsmedia in Europa zorgen voor een achteruitgang van de algemene politieke kennis. Hij beschrijft hoe politiek nieuws in Nederland verzacht aan de hand van een politicus, Hans Dijkstal, die saxofoon speelt in een tv-show op de vooravond van de verkiezingen in 1994. Critici laten zich de volgende dag uit over zijn optreden en menen dat hij te veel naar Amerikaanse verkiezingscampagnes heeft gekeken (Brants 1998, p. 314). Ze zijn bang dat als politiek net zo wordt gepresenteerd als amusement, kijkers slechts nog een sensationeel beeld van het politieke proces krijgen. Zij krijgen meer informatie over de persoonlijkheid van politici dan over hun politieke kwaliteiten en standpunten (Brants 1998, p.314). In de praktijk valt het allemaal wel mee, vindt Brants. De wetenschapper geeft een overzicht van onderzoek naar politiek nieuws in diverse Noord-Europese landen. Hieruit blijkt dat door marktwerking en een toename van commerciële nieuwszenders, het politieke nieuws veelal is toegenomen of gelijk gebleven. Volgens de onderzoeken nam het aandeel human interest en sensatie in het nieuws over het algemeen toe, maar nauwelijks in de politieke berichtgeving. De wetenschapper is wel degelijk kritisch op de verzachting van het nieuws. Hij besluit zijn artikel met de stelling dat het populariseren van politiek nieuws wel kan gevaarlijk zijn, maar alleen als: 1) zacht nieuws de dominante vorm is waarin politiek wordt gegoten, 2) infotainment wordt gebruikt om zaken te verhullen en 3) popularisering leidt tot een verstoord beeld van politiek. Maar, besluit Brants “neither of these conditions seem to be unconditionally the case.” (p. 329)
Positieve kijk op zacht nieuws Los van het feit of wetenschappers tot de conclusie komen dat nieuws harder of zachter wordt, zijn er academici die verzachting niet per se als nadelig zien. Volgens Baum (2003) kan zacht nieuws politieke onderwerpen toegankelijk maken voor een publiek dat normaal gesproken niet geïnteresseerd is in politiek. Hij bespreekt de uitkomsten van een onderzoek van zijn collega Prior (2003). Daaruit blijkt niet dat kijkers niets leren van zacht nieuws, schrijft Baum. Hoewel vele wetenschappers schrijven dat een ongeïnformeerd publiek niet in staat is om zijn democratische plicht te vervullen, zijn er ook academici die menen dat er niet per se feitelijke kennis over politiek nodig is voor een democratische keuze (Baum 2003, 174). Samen met Jamison onderzocht Baum hoe zacht nieuws burgers kan helpen om politieke keuzes te maken. Uit hun studie (2006) blijkt dat burgers die niet geïnteresseerd zijn in politiek, maar wel 19
talkshows kijken (een typisch zacht nieuwsformat), beter in staat zijn om te stemmen voor politici die het best bij hun eigen voorkeuren passen. Burgers die niet geïnteresseerd zijn in harde, politieke nieuwsonderwerpen noemen Baum en Jamison ‘low-awareness individuals’. Deze personen gaan hard nieuws het liefst uit de weg. Bij deze kijkers is het “soft news or no news” (Baum & Jamison 2006, p. 948). Dan toch liever zacht nieuws, vinden de onderzoekers. De kijker leert daar namelijk wel degelijk iets van. Typisch zachte nieuwsformats zoals talkshows besteden ook aandacht aan politiek (Baum, 2003) en wel op een manier die het onderwerp interessant maakt voor het ‘low-awareness’ publiek. Ondanks hun ‘zachte benadering’, bespreken de presentatoren ook maatschappelijk beleid met hun politieke gasten. Er wordt wel veel minder aandacht aan besteed dan door traditionele nieuwsmedia (Baum & Jamison, 2006, p. 949). Baum en Jamison beargumenteren dat talkshows de low-awareness individuals voldoende kunnen informeren om hun rol als democratische burgers te vervullen. Met zijn model van het “incidental by-product” laat Baum zien dat journalisten politieke informatie kunnen presenteren in een entertainend format en zo deze feitelijke informatie kunnen verbinden aan informatie die in eerste instantie is bedoeld om te vermaken (Baum & Jamison 2006, p. 948). Het harde nieuws is dan een “incidenteel bijproduct” van de behoefte aan entertainment. Baum noemt dit ‘piggybacking’, een synoniem voor wat in het Nederlands de sandwichformule heet (iets wat vreemd, onbekend of vervelend is verpakken in iets bekends of leuks). De resultaten van Jebril, Albaek en De Vreese (2013) ondersteunen de theorie van Baum en Jamison. Jebril et al. deden systematisch onderzoek in Denemarken, Groot-Brittannië en Spanje en ontdekten dat zacht nieuws niet per definitie nadelig is voor actief burgerschap. Zij maken onderscheid tussen nieuwsprivatisering en nieuwspersonalisering. In het eerste geval, de aandacht voor politieke schandalen en het privéleven van politici, is infotainment ongunstig voor het politiek klimaat. Het tweede geval, de vertaling van maatschappelijke problematiek in individuele verhalen, is zacht nieuws juist gunstig omdat het lastige thematiek inzichtelijk maakt voor een breed publiek. Zacht nieuws brengt de politiek dichter bij het leven van de burgers. Jebril et al. onderbouwen deze theorie samen met Van Dalen. De wetenschappers deden inhoudsanalyses en hielden panelenquêtes in de drie bovengenoemde Europese landen. Ze komen tot de conclusie dat een zachte framing van politiek nieuws, als dit nieuws in een jasje van human interest of conflict wordt gegoten, bijdraagt aan de politieke kennis van het publiek. Vooral “low-awareness indivuals” – mensen die weinig interesse hebben voor het nieuws- hebben baat bij dit 20
soort nieuws: “Those who are least interested learn the most from this type of easily accessible news coverage (Jebril et al. 2013, p. 201). Ten slotte speelt zacht nieuws een rol in de totstandkoming van maatschappelijk debat. Stephens (2007) schrijft dat "while there is plenty of silliness in our various tales of wantonness and crime, they do manage to serve various important societal/cultural functions: in establishing or questioning, for example, norms and boundaries." Dat nieuws de kijker, lezer of luisteraar helpt om te functioneren in de maatschappij, blijkt ook uit het onderzoek van Costera Meijer (2007). In haar boek, gebaseerd op resultaten van haar onderzoek, schrijft zij dat het kwaliteitsgehalte van nieuwsmedia wordt bepaald door de mate waarin zij “de jonge, nieuwsgierige burger van gespreksstof voorzien” (Costera Meijer, 2006, p. 140). “Communicatie blijkt belangrijker dan informatie”, vat zij samen (p. 144). In dit opzicht zijn nieuws en amusement beide belangrijk voor het publieke debat en burgerschap. Nieuws is voor jongeren relevant als het ze informatie geeft om over te communiceren in een groep. Daarnaast zijn ze geïnteresseerd in nieuwsberichten die inzicht geven in de wereld van “de ander” (p. 78). Daarom is het typisch zachte reality genre (programma’s als Big Brother en Utopia) zo populair (p. 49). Costera Meijers onderzoek naar nieuwsconsumptie onder jongeren komt in paragraaf 2.4.3 uitgebreider aan bod.
21
Paragraaf 2.4 Jongeren en nieuwsconsumptie in het digitale tijdperk Volgens Costera Meijer (2007) willen jongeren nieuws waarover ze kunnen praten, nieuws dat het waard is om te delen. ‘News you can use’ krijgt in dit geval een andere betekenis. ‘News you can share’ kan zowel hard als zacht nieuws zijn, als het maar informatie bevat die deelbaar is met verschillende clubs. In het nieuwsgebruik van jongeren blijkt delen dus belangrijk. In deze paragraaf staat nieuwsverspreiding of nieuwsdiffusie centraal. Wat is er veranderd aan de manier waarop nieuws bij het publiek terecht komt? Welke oorzaken liggen daaraan ten grondslag? En welke aspecten zijn hetzelfde gebleven? Deze paragraaf begint met een overzicht van de geschiedenis van nieuwsdiffusie. Vervolgens wordt ingezoomd op de manier waarop nieuws wordt verspreid en geconsumeerd in het digitale tijdperk. Hierbij wordt speciale aandacht besteed aan sociale media. In het laatste deel van deze paragraaf staan jongeren en hun nieuwsgebruik centraal.
Geschiedenis van nieuwsdiffusie Anderson definieert nieuwsdiffusie als de rondgang en transformatie van nieuwsfeiten in een losjes samenhangend nieuws-ecosysteem (Anderson 2010, p. 291). Iedere persoon of organisatie die nieuws verspreidt of ontvangt, behoort tot dit ecosysteem. Om inzicht te krijgen in de hedendaagse diffusie van nieuwsfeiten, is het belangrijk om te weten hoe de manier waarop mensen omgaan met nieuws is veranderd in de geschiedenis. Stephens (2007) beschrijft in A history of news dat nieuws al eeuwen oud is. De eerste mensen verspreiden al informatie, zowel hard als zacht nieuws. Informatie over rampen, misdaad en seks waren immers belangrijk om te overleven. Stephens beschrijft ook de eerste straatkrant in het Romeinse rijk: de Acta diurna populi Romani, uitgegeven in opdracht van keizer Julius Ceasar. Het waren dagelijkse mededelingen, gegraveerd in steen of metaal. Ze werden opgehangen in de stad en na verloop van tijd weer weggehaald. Met slechts één exemplaar op het plein is het logisch dat het nieuws vooral werd verspreid doordat mensen er met elkaar over praatten. In de zeventiende en achttiende eeuw verschenen de eerste gedrukte kranten (Gorman & McLean 2007, p. 6). De oplage van deze kranten was klein; in het begin werden ze vooral gelezen in kapperszaken en koffiehuizen. In de koffiehuizen discussieerden de gasten over actuele zaken uit de krant en verspreidden zo de informatie. In dit opzicht waren deze plaatsen de sociale media van vóór het internettijdperk.
22
In de negentiende eeuw werd de verspreiding veel groter, dankzij sociale, economische en technologische vooruitgang (Gorman & McLean 2007, p. 6). Dankzij de uitvinding van de telegraaf (1844) en later de telefoon (1870) kon nieuws wereldwijd verspreid worden. In de twintigste eeuw ontwikkelde de technologie zich snel. Populaire media als radio, film en televisie zorgden dat nieuws direct uitgezonden kan worden naar een groot publiek. Het tijdperk van de massamedia was begonnen. Ondanks dat nieuwsmedia steeds nieuwe technieken voor handen hebben om nieuws directer, sneller en onder een groter publiek te verspreiden, blijft persoonlijke uitwisseling belangrijk. Het wetenschappelijke onderzoek naar nieuwsdiffusie begon in 1945, toen de Amerikaanse president Franklin Roosevelt werd neergeschoten (De Fleur, 1987). Miller (1945) onderzocht de volgende ochtend wanneer en hoe studenten voor het eerst van het nieuws gehoord hadden. Interpersoonlijke communicatie bleek een belangrijke rol te spelen: “In ten minutes after the first flash of news over communication devices there was a large group of active communicators rapidly passing the electrifying news by word of mouth. Within a half hour later, 91 per cent of the cases reported that they were informed” (Miller, 1945, p. 692). Maar de manier waarop het nieuws over de dood van president Roosevelt zich verspreidde, bleek een geval apart. In de jaren daarna deden Bogart (1950) en Larsen en Hill (1954) onderzoek naar diffusie van andere nieuwsberichten en in dat onderzoek blijkt de invloed van sociale netwerken veel kleiner (De Fleur, 1987, p. 110). Deutschmann en Danielson (1960) waren de eerste niet-sociologen die nieuwsdiffusie onderzochten. Zij verdeelden het verloop van verspreiding van belangrijk nieuws (breaking news) in drie stappen: 1) het nieuws wordt de wereld ingebracht via nieuwsmedia als kranten, radio en televisie; 2) “the period of news diffusion”: de feiten van het verhaal komen terecht in de gemeenschap, ze sijpelen de gesprekken van alledag binnen en hebben invloed op die gesprekken; 3) binnen een paar uur heeft iedereen van het verhaal gehoord en zijn de feiten gemeenschappelijke kennis geworden (Deutschman & Danielson, 1960, p. 345). Uit hun onderzoek in 1960 blijkt dat de meeste mensen van breaking news hoorden in stap 1: via traditionele nieuwsmedia, vooral via kranten en televisie. Slechts 18 procent hoorde het eerst van het nieuws via vrienden of kennissen (stap 2). Deze resultaten komen het meest overeen met onderzoek van Bogart (1950) en Larsen en Hill (1954). In de jaren zeventig ondersteunen steeds meer studies de resultaten van Miller in 1945. Toen in 1972 een voorname gouverneur in Alabama werd neergeschoten, hoorde 70 procent van de lokale bevolking het nieuws voor het eerst via anderen mensen (De Fleur 1987, p. 120). Ook het nieuws over het aftreden 23
van een belangrijke Amerikaanse politicus in 1973, werd door driekwart van de Harvard studenten ontvangen via medestudenten (Fine 1945; De Fleur 1987). De Fleur maakte in 1987 een overzicht en analyse van onderzoek naar nieuwsdiffusie. De volgende drie conclusies uit zijn onderzoek zijn belangrijk voor deze thesis: 1. Veranderingen in mediatechnologie hebben geleid tot veranderingen in de manier waarop mensen voor het eerst informatie ontvangen over belangrijk nieuws. Televisie was in 1987 de belangrijkste bron, gevolgd door radio en kranten; 2. De meeste mensen ontvangen het nieuws direct via nieuwsmedia en niet via andere mensen; 3. Verhalen met een hoge nieuwswaarde komen juist eerder bij mensen terecht via hun sociale netwerk, dan via nieuwsmedia. (De Fleur 1987, p. 126) In de volgende paragrafen wordt verklaard waarom deze van belang zijn. In de jaren ‘90 richt het onderzoek rondom nieuwsdiffusie zich steeds meer op hoe media elkaar beïnvloeden. Anderson (2010) noemt het onderzoek van Page (1996) als een van de eerste moderne vormen van nieuwsdiffusieanalyse. Page onderzocht hoe de verslaggeving van nieuwsgebeurtenissen verandert onder invloed van de media die verslag doen. Door een klein aspect uit de biografie van een politica op een bepaalde manier uit te lichtten, zorgde een radioprogramma bijvoorbeeld dat deze informatie voorpaginanieuws werd (Page 1996).
Nieuwsdiffusie op internet en sociale media De wederkerige invloed van het nieuwsecosysteem is veranderd sinds de opkomst van het internet in de jaren 1990. Het internet maakt nieuws nog sneller, directer en wijdverspreider dan voorheen. Op ieder moment van de dag kunnen lezers of kijkers hun smartphone pakken en het laatste nieuws tot zich nemen. Daarnaast is de rol van het publiek veranderd. Kijkers of lezers zijn van oudsher ‘nieuwsconsumenten’: zij selecteren, kopen, kijken, lezen, luisteren, interpreteren, vergelijken en praten met elkaar over het nieuws. Nieuwsmedia en hun journalisten zijn de ‘nieuwsproducenten’; zij creëren, produceren, verspreiden en leveren commentaar op het nieuws (Slot, 2011). In het digitale tijdperk vervagen deze grenzen. Lezers en kijkers worden prosumers: zowel consumenten als producenten (Toffler 1980).
24
In 2010 beschrijft Anderson de opkomst van de blogosphere als de meest recente, structurele mutatie van het nieuwsecosysteem (Anderson, 2010, p. 291). Bloggers gebruiken nieuws van traditionele media, gaan zelf aan de slag met deze content en verspreiden het. Anderson haalt rechtsgeleerde Netanel (2008) aan: “[news] and opinion blogs are largely (but certainly not entirely) parasitic on the institutional press. They copy, quote from, discuss, and criticize stories reported in the press far more than engaging in original reporting or linking to other blogs.” Bloggers maken een “remix” van het nieuws (Anderson, 2010, p. 292). Deuze (2006) gebruikt hiervoor de term bricolage: het mixen, herconstrueren en hergebruiken van losse acties, ideeën, symbolen, tekens en stijlen om nieuwe inzichten en betekenissen te maken. In de online journalistiek ontstaan hybride vormen door bricolage, onder invloed van ‘oude’ nieuwsmedia. Denk aan blogs die zijn verrijkt met online video’s van Uitzending Gemist en links naar relevante nieuwssites. Uit onderzoek van marketingplatform HubSpot blijkt dat bloggers een groot publiek bereiken: 46 procent van de internetgebruikers in Amerika leest blogs (Zarella, 2010). Het internet wordt een steeds belangrijker medium voor de verspreiding van nieuws. Uit onderzoek van Reuters Institute for the Study of Journalism in 2013 blijkt dat 56 procent van de jongeren over de hele wereld het nieuws voornamelijk ontvangt via online media. Voor slechts 28 procent van de jongeren is televisie de belangrijkste bron van nieuws. Niet alleen voor jongeren is internet een belangrijke nieuwsbron. Uit de resultaten blijkt dat voor publiek jonger dan 45 jaar - bijna de helft van de populatie het internet op dit moment de belangrijkste en meest gebruikte bron voor nieuws is (Reuters, 2013). De eerste conclusie van De Fleur (1987) is nog steeds van toepassing: veranderingen in mediatechnologie leiden tot veranderingen in de manier waarop mensen voor het eerst nieuws ontvangen. Tot 1987 was televisie de belangrijkste bron, gevolgd door radio en kranten. Uit het Reuters Institute Digital News Report 2013 blijkt verder dat 47 procent van de Amerikaanse mensen onder de 45 jaar nieuws online vindt via sociale media, zoals Facebook en Twitter. Sociale media zijn websites en applicaties die gebruikers in staat stellen om content te maken en te delen, of om te participeren in sociaal netwerken. Bijna 90 procent van de Nederlanders is actief op sociale media waaronder ook mensen die alleen meelezen en nauwelijks content plaatsen. Dit blijkt uit het nationale onderzoek van Newcom Research (2014). Vriendenplatform Facebook wordt het meest gebruikt (8,9 miljoen), daarna volgen videosite YouTube (7,1 miljoen), zakelijk netwerk LinkedIn (3,9 miljoen) en Twitter (3,3 miljoen). Uit de geschiedenis van nieuwsdiffusie blijkt dat sociale netwerken altijd van belang zijn geweest bij nieuwsdiffusie. Sociale media maken sociaal netwerken wereldwijd mogelijk, onafhankelijk van tijd en 25
plaats. Het zijn netwerken voor prosumers die samen aan de slag kunnen gaan met produsage: “user-led content production, collaborative engagement, palimpsestic development and heterarchical community structures” (Horan 2011). Als sociale media gezien worden als sociale netwerken, blijkt dat onder invloed van de veranderende technologie - de eerste conclusie van De Fleur (1987) - ook De Fleurs tweede bevinding in de loop der jaren is veranderd: een groter deel van de mensen ontvangt nieuws via sociale netwerken, in plaats van direct via nieuwsmedia. Dit onderzoek is gericht op Twitter. Theoretisch gezien sluit Twitter goed aan op vorig onderzoek naar hard en zacht nieuws via sociale media. Daarbij ziet een groep wetenschappers Twitter meer als nieuwsmedium, dan als sociaal medium (Kwak et al., 2010; Rogers, 2013). Kwak, Lee, Park, and Moon (2010) deden onderzoek naar Twitter als nieuwsmedium. Volgens de mediaonderzoekers “People follow others not only for social networking, but for information, as the act of following represents the desire to receive all tweets by the person” (Kwak et al., 2010, p. 4). Zij laten zien dat Twitteraars geen wederkerige relatie hoeven hebben. Door het gebrek aan communicatie over en weer vinden de onderzoekers Twitter daarom eerder een nieuwsmedium dan een sociaal medium. Rogers (2013) ondersteunt hun idee dat Twitter een belangrijke functie heeft als nieuwsvoorziening, maar vindt dat er wel degelijk sprake is van interactie. Anders dan bij traditionele nieuwsmedia, kunnen gebruikers elkaar vragen stellen en direct in discussie gaan (Rogers 2013, ix). Rogers beschrijft hoe Twitter van 2006 tot 2013 evolueerde door de manier waarop gebruikers van het medium ermee omgaan. Het verspreiden van nieuws speelde een grote rol. De bekende hashtags (#) komen voort uit de behoefte om bepaalde gebeurtenissen te volgen. Rogers noemt als voorbeeld de verkiezingen in Iran. Doordat Twittergebruikers #iranelection aan hun bericht toevoegden wanneer ze het hadden over de verkiezingen, was het nieuws makkelijk te volgen door te zoeken op de hashtag. Vanaf november 2009 veranderde de slogan van Twitter. De vraag die gebruikers werd gesteld was “What are you doing?” en werd “What’s happening?” Toen de trending topicsfunctie (overzicht van meest gebruikte hashtags) werd geïntroduceerd (april 2009), lichtte Biz Stone, medeoprichter van Twitter, toe wat de nieuwe koers van Twitter werd. Twitter is volgens Stone een “discovery engine for finding out what is happening right now” (Stone, 2009). Twitter is dus zowel een sociaal medium, door de mogelijkheid tot netwerken en interactie, als een nieuwsmedium. Gebruikers ontdekken via het medium namelijk wat er op dit moment speelt, allereerst in hun eigen kringen en (via trending topics) in de wereld. Hierbij nemen de gebruikers afwisselend de rol aan van zenders en ontvanger: zij zijn prosumers. 26
Digitale nieuwsverspreiding en jongeren Dat Twitter zo’n populair medium is om nieuws te volgen, valt te verklaren met het onderzoek van Costera Meijer (2007), waarover zij schrijft in het boek De Toekomst van het Nieuws (2006). Zij schrijft dat jongeren “steeds vaker via een nieuwsaggregator nieuws tot zich laten komen dat hun eigen interesse heeft” (Costera Meijer, p. 90). Zij verwachtte in 2006 dat RSS-feeds belangrijk zouden worden, omdat nieuws een basisvoorziening is voor jongeren. Nieuws moet beschikbaar zijn wanneer zij het nodig hebben: “vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week” (Costera Meijer 2006, p. 89). Twitter stond toen nog in de kinderschoenen. Gezien het belang van de communicatiefunctie van nieuws voor jongeren, was Twitter een betere match dan RSS-feeds. Costera Meijer onderzoekt hoe journalisten en programmamakers tegemoet kunnen komen aan de wensen en verlangens van tieners en twintigers op het gebied van informatievoorziening. Zij weerlegt met haar onderzoek de aanname dat jongeren niet meer geïnteresseerd zijn in het harde nieuws. Het klopt dat ze het nieuws in het toenmalig dominante format ‘saai en grijs’ vonden, maar toch gaven de jongeren aan dat nieuws een basisvoorziening voor ze is. Jongeren willen “nieuws dat betrouwbaar, serieus, geloofwaardig, waar, betrokken, veelkleurig en meerstemmig gebracht wordt” (Costera Meijer 2006, p. 89). Het frame of focus en de stijl mogen volgens Costera Meijer best zacht zijn. Bovendien stelt zij dat het belangrijk is dat nieuws verschillende meningen, invalshoeken en facetten aanbiedt. Een recent project van de Engelse krant The Guardian ondersteunt deze resultaten. In maart 2014 liet de krant een paar jongeren (20-30 jaar) de redactie 'overnemen'. Tijdens deze “Generation Y Takeover” van de krant mochten de jongeren schrijven over wat zij belangrijk vinden. Uit het missionstatement van de jongeren blijkt dat zij het belangrijk vinden om meerdere perspectieven te laten zien en leren kennen. Ze willen verhalen maken die anderen helpen om de veranderende wereld beter te begrijpen. “Millions like us everywhere are politically engaged, socially active and creatively motivated” (2014), schrijven de tien jongeren. “Information at the service of communication” schrijft Costera Meijer in haar onderzoek (2007, p. 112), in haar boek (2006) vertaald als “communicatie blijkt belangrijker dan informatie” (p. 144). Hiermee sluit zij aan op Gantz en Trenholm (1979). Zij concluderen dat mensen nieuws met elkaar delen om drie hoofdredenen: om zelf meer te weten te komen, omdat ze hun gevoelens willen delen en omdat ze denken dat de ander geïnteresseerd is. De sociale functie van nieuws is daarmee een belangrijke motivatie voor interpersoonlijke overdracht. 27
Costera Meijer schrijft dat jongeren nieuws gebruiken om anderen beter te begrijpen. Ze willen nieuwe inzichten krijgen en kunnen meeleven. Nieuws moet voor verschillende clubs gespreksstof leveren. Door specifieke Twitterkanalen of -experts te volgen, krijgen jongeren relevant nieuws over een bepaald onderwerp te zien. Als zij een voetbalverslaggever volgen, krijgen ze bijvoorbeeld de laatste uitslagen van de Champions League. En als zij correspondenten volgen, dan weten ze dat ze berichten over een bepaalde regio op hun tijdlijn krijgen. Daarnaast kunnen ze met de ‘trending topic’ functie zien welke hashtag op dat moment het meest gebruikt wordt. Zo weten ze over welk onderwerp nu het meest wordt gesproken. Ze kunnen makkelijk de laatste ontwikkelingen volgen. Dit nieuws kunnen ze direct, via hetzelfde kanaal, delen en erover in gesprek gaan. In dit hoofdstuk zijn de verschillen tussen hard en zacht nieuws volgens Reinemann et al. besproken. De vijf dimensies van nieuwshardheid worden in hoofdstuk 3 (methode) gebruikt om te bepalen in welke categorie een bericht valt. Daarnaast gaf dit theoretisch hoofdstuk inzicht in de manier waarop er in het wetenschappelijk discours wordt gesproken over de verzachting van nieuws. Ook nieuwsdiffusie kwam aan bod, zowel in de geschiedenis als in het huidige, digitale tijdperk. Er was speciale aandacht voor Twitter, een populair sociaal medium dat gezien wordt als medium voor nieuwsverspreiding: zowel door de makers als door academici (Stone 2009; Kwak et al. 2010; Rogers 2013). Ten slotte gaf dit hoofdstuk inzicht in het nieuwsgebruik van tieners en twintigers, een doelgroep die overlapt met de onderzoeksgroep van dit onderzoek: studenten. In Nederland zijn de meeste studenten tussen de 16 en 26 jaar (CBS Statline 2013, geraadpleegd op 02-03-2014). Op basis van deze theorie worden vier deelhypotheses geformuleerd.
28
Paragraaf 2.5 Deelhypotheses Het inzicht in wat nieuwswaarde heeft voor jongeren (Costera Meijer 2007), leidt tot hypotheses voor de uitkomst van het onderzoek. De eerste deelhypothese (H1) is dat meer dan de helft van de links die studenten delen, verwijzen naar nieuwsberichten. Volgens Costera Meijer is nieuws namelijk een basisbehoefte voor jongeren, onder andere omdat ze erover willen communiceren met anderen. In combinatie met de stelling van Rogers (2013) en Stone (2009) dat Twitter zowel een sociaal medium, als een nieuwsmedium is, is de verwachting dat studenten vaker links naar nieuws dan naar andere informatie zullen delen. De tweede deelhypothese (H2) luidt dat berichten met een hard thema even vaak gedeeld worden als berichten over zachte onderwerpen. Deze aanname is gebaseerd op de theorie van Costera Meijer en het voorbeeld van de Generation Y Takeover bij The Guardian. In zowel het onderzoek als het missionstatement komt naar voren dat jongeren graag lezen over veel verschillende onderwerpen en meningen. “Nieuws moet voor verschillende groepen gespreksstof opleveren”, schrijft Costera Meijer, en in het plan van de jongeren bij The Guardian staan uiteenlopende onderwerpen: van gezond leven en seksualiteit tot politieke onrust in het Midden-Oosten. De derde hypothese (H3) is dat de studenten meer berichten met een zachte focus delen. De vierde verwachting (H4) is dat deze berichten vaker een zachte stijl hebben. Deze deelhypotheses zijn afgeleid van de stelling dat het frame of focus en de stijl volgens Costera Meijer best zacht zijn mogen. H 2, 3 en 4 zijn alle drie gekoppeld aan subdimensies van hard en zacht nieuws. Naar verwachting worden dus in twee van de drie dimensies meer zacht, dan hard nieuws gedeeld. Daarom is de algemene hypothese dat er meer zacht dan hard nieuws gedeeld wordt door studenten via Twitter. Als deze hypothese wordt aangenomen, ondersteunt dit de uitkomsten van het onderzoek van Horan (2012) en de verwachtingen van Malone (2012) en Van der Heijden (2013). Om de hoofdhypothese zo goed mogelijk te beantwoorden, wordt in dit onderzoek ook gekeken naar de totale hardheid van de berichten die de studenten delen via Twitter.
29
3. Methode: selectie van Tweets en beoordeling in vijf dimensies Dit hoofdstuk beschrijft de manier waarop het onderzoek is uitgevoerd. In paragraaf 3.1 wordt uitgelegd hoe het multidimensionale codeersysteem van Reinemann et al. (2012) is toegepast en aangepast voor dit onderzoek. De steekproef wordt toegelicht in paragraaf 3.2. In paragraaf 3.3, 3.4, 3.5 en 3.6 wordt aan de hand van het codeboek per dimensie aangegeven hoe de analyse van de nieuwsberichten in zijn werk ging. In paragraaf 3.7 wordt de codering met additieve index toegelicht. Paragraaf 3.8 laat ten slotte de intercodeursbetrouwbaarheid zien.
3.1 Multidimensionaal codeersysteem Deze thesis is een kwalitatief onderzoek naar de mate van hardheid van nieuwsberichten op sociaal medium Twitter. Om te ontdekken of studenten meer hard of zacht nieuws delen via Twitter wordt een multidimensionaal codeersysteem gebruikt. Zoals besproken in het theoretisch hoofdstuk, heerst er in het academisch discours collectieve ambiguïteit rond de begrippen hard en zacht nieuws. Om tot “collaborative, cumulative and comparative research” (Reinemann et al 2012, p. 223) te komen, hebben Reinemann et al. een standaarddefinitie opgesteld. Dit deden de onderzoekers op basis van een systematische analyse van 24 onderzoeken naar hard en zacht nieuws. De onderzoeken bleken gericht op vijf verschillende dimensies van hardheid. Vanwege het multidimensionale karakter van nieuws, stelden Reinemann et al. een multidimensionaal codeersysteem op (Reinemann et al., 2012). Om ook dit onderzoek wetenschappelijk vergelijkbaar te maken, wordt hardheid van nieuwsberichten gemeten volgens het codeersysteem van Reinemann et al. (2012). Het codeersysteem van Reinemann et al. is gericht op drie van de vijf nieuwsdimensies: de themadimensie, de stijldimensie en de focusdimensie. Volgens de onderzoekers zijn de receptie- en productiedimensie van toepassing op meer kwalitatief onderzoek: “In order to measure them, surveys of journalists, participant observations in newsrooms or effects studies including ordinary recipients would be needed. And because our focus here is on characteristics measurable in actual news content, we concentrate solely on the topic, focus and style dimensions (...).” (Reinemann et al. 2012, p. 230-231) Aangezien in deze thesis kwantitatief onderzoek wordt gedaan naar nieuwsberichten, is ook in dit geval gekozen om de berichten enkel op thema, focus en stijl te coderen en analyseren. Hiervoor wordt het originele coderingsmodel van Reinemann et al. (2012) gebruikt. 30
3.2 Steekproef Dit onderzoek is een voorbeeld van inductieve statistiek, waarbij aan de hand van een steekproef uitspraken worden gedaan over de gehele populatie. Als populatie is gekozen voor ‘studenten op Twitter’. Om precies te zijn Nederlandse studenten die zichzelf in hun Twitter-biografie hebben geprofileerd als ‘student’. Via de online tool Followerwonk kon een lijst worden gemaakt van deze studenten. Er zijn handmatig 80 studenten uit verschillende Nederlandse regio’s geselecteerd die in de eerste helft van de maand oktober minstens een keer tweetten over een nieuwsonderwerp. Vanwege de tijdspanne van dit onderzoek is gekozen om de Tweets te analyseren van 80 Nederlandse studenten in een periode van 15 dagen: 1 tot en met 15 oktober 2013. Deze Tweets zijn verzameld met Twitter Capturing and Analysis Toolset van het Digital Methods Initiative van de Universiteit van Amsterdam (url: https://wiki.digitalmethods.net/Dmi/ToolDatabase?cat=DeviceCentric&subcat=Twitter). Deze verzameling resulteert in een totaal van 4.533 berichten. Van deze berichten bevat 18,9 procent een link naar informatie: 855 berichten. Dit is een werkbaar aantal voor de gestelde periode van deze thesis. Er is gekozen om alleen de inhoud van Tweets met een link naar informatie te kiezen, omdat van deze Tweets zeker is dat er informatie gedeeld wordt. Zo zijn persoonlijke updates (“Ik eet nu een boterham” of “Het is gezellig hier”) eruit gefilterd. Hoewel een Tweet van 140 tekens zonder link zeker nieuwswaarde kan hebben, is het lastig om onderscheid te maken in stijl of framing van zulke korte berichten. Bij de codering zal daarom in de eerste plaats gekeken worden naar hetgeen waarnaar de Tweet verwijst: de inhoud van de link. Deze inhoud kan een nieuwsbericht, column, blog, video of afbeelding zijn. Als er twijfel bestaat over de nieuwswaarde van een link, wordt ook de inhoud van de Tweet beoordeeld.
3.3 Wel of geen nieuws Voordat het bericht (een tekst, foto, video of opiniestuk) wordt beoordeeld per dimensie, wordt bepaald of de inhoud van het bericht wel of geen nieuws betreft. Dit wordt in de eerste plaats bepaald aan de hand van de bron. In bijlage 3 staat een uitgebreid overzicht van welke bronnen wel en welke bronnen niet als nieuwsbron worden gezien. Websites van nieuwszenders als NOS of BBC News en kranten als Trouw en The New York Times worden gezien als nieuwsbron. Tracking apps (waarmee gebruikers hun locatie of route kunnen delen) zoals Foursquare of Runkeeper zijn geen bronnen van nieuws. Hetzelfde geldt voor gamesites of handelsplatformen zoals Marktplaats. De derde categorie bestaat uit bronnen 31
die soms wel, en soms geen nieuws bevatten. Een voorbeeld is Buzzfeed: een site die een sectie heeft met grappige plaatjes en een sectie met nieuws. Ook sociaal medium YouTube valt in deze categorie. Op dit videoplatform worden niet alleen muziekvideo’s en bloopers gedeeld, maar ook nieuwsitems. Of het geheel van Tweet en linkinhoud nieuws betreft, wordt in dit geval door de codeur beoordeeld aan de hand van de definitie van Stephens (2011): “new information about a subject of some public interest that is shared with some portion of the public.”
3.4 Themadimensie In navolging van het onderzoek van Els Knaapen (2013) naar hard en zacht nieuws in het NOS-journaal is in dit onderzoek gekozen de themadimensie anders te coderen dan Reinemann et al. (2012) doen. Reinemann et al. coderen het thema op basis van vier factoren: “(1) Two or more societal actors that disagree on a societal issue (e.g., two parties, a party and an NGO, voters and politicians, employers and trade unions). 0 = not present; 1 = present (2) Decision-making authorities (legislative, executive, judiciary) that are or could be involved in the generally binding decision about that societal issue. 0 = not present; 1 = present (3) The substance of a planned or realized decision, measure, programme that relates to the issue. 0 = not present; 1 = present (4) The persons or groups concerned by the planned or realized decisions, measures, programmes. 0 = not present; 1 = present” (Reinemann et al. 2012, p. 237) De onderzoekers kiezen niet voor een lijst met harde en zachte onderwerpen, maar meten de hardheid aan de hand van de politieke relevantie van het nieuwsbericht. Hoe hoger een nieuwsbericht scoort op basis van bovenstaand schema, hoe harder het is. Knaapen (2013) stuitte tijdens haar proefcodering op problemen: “Opmerkelijk is dat het topic van veel nieuwsitems die ogenschijnlijk hard zijn, niet als hard worden geclassificeerd volgens dit coderingsmodel” (Knaapen 2013, p. 31). Als voorbeeld noemt zij een nieuwsitem over werkloosheidscijfers, wat logischerwijs onder het thema economie valt: “Een klassiek ‘hard’ onderwerp, waarover in de literatuur consensus bestaat. Volgens het codeboek van Reinemann et al., moet er in het item sprake zijn van onenigheid tussen twee partijen (punt 1 uit het coderingsmodel) en moeten er besluiten worden genomen met betrekking tot de werkloosheidsproblematiek (punt 2), wil het item in aanmerking komen voor de classificatie ‘hard’. Dat hoeft bij een item over nieuwe werkloosheidscijfers echter niet het geval te zijn, maar het topic wordt desalniettemin als zacht geclassificeerd” (Knaapen 2013, p. 31). 32
Om dit probleem te voorkomen, wordt voor dit onderzoek het codeboek van Knaapen gebruikt voor de themadimensie. Op basis van de literatuur van De Swert (2007) en themalijsten uit een internationaal vergelijkend onderzoek van Brekken en Aalberg (2010) stelt zij vooraf inhoudelijke categorieën op, ondanks de kritiek van Reinemann et. al. Volgens Reinemann et al. is het misleidend om vooraf vast te stellen of thema’s hard of zacht zijn “because seemingly soft topics may be framed as socially relevant or hard news might be presented as light-hearted, entertaining and with a focus on their soft aspects” (Reinemann et al. 2012, p. 231). Knaapen weerlegt deze kritiek door te benadrukken dat deze aspecten worden gecodeerd in de focus- en stijldimensie (Knaapen 2013, p.31). Zoals in de theorie besproken onderscheidt De Swert (2007) naast hard en zacht nieuws een derde categorie: sensationeel nieuws. Knaapen ziet dit als een vorm van zacht nieuws. “Zachte en sensationele topics krijgen in de codering dan ook het gelijke aantal punten mee (namelijk: 1).” Sensatie wordt wel als aparte inhoudelijke categorie gecodeerd, “zodat er bij een significante stijging of daling van zachte nieuwstopics geanalyseerd worden op welk topictype (‘zacht: algemeen’ of ‘zacht: sensationeel’) die verandering terug te voeren is” (Knaapen 2013, p. 31). In figuur 1 zijn de basiscategorieën onderverdeeld. Valt het bericht waar de Tweet naar linkt in de categorie hard nieuws, dan wordt het getal 0 toegekend. Valt het in een van beide zacht-nieuwscategorieën, dan krijgt het bericht 1 punt. In bijlage 2 is het volledige codeerschema met subcategorieën te vinden. Tijdens het coderen van dit onderzoek bleek het schema uitgebreid genoeg om alle berichten onder te brengen. Hard nieuws
Zacht nieuws: algemeen
Zacht nieuws: sensatie
Politieke thema’s buitenland /
Kunst, cultuur, geloof / Sport &
Ongelukken / rampen /
Politieke thema’s binnenland /
kansspelen / Lifestyle / Familie /
Justitie & Veiligheid /
Politieke praktijk Economische
Gezondheid Entertainment /
Geweld /
zaken
beroemdheden / roddels
Medische ophef
Figuur 1: Inhoudelijke categorieën van de themadimensie (Knaapen 2013, p. 31)
3.5 Focusdimensie Volgens de codeerinstructies van Reinemann et. al wordt de focusdimensie onderverdeeld in twee subdimensies. De eerste gaat over persoonlijke of maatschappelijke relevantie, de tweede over episodische of thematische framing. 33
De eerste subdimensie heeft te maken met de persoonlijke of maatschappelijke relevantie van een bericht. Let wel, dit is geen publieksonderzoek: het gaat om waar de journalist het accent legt. Een bericht dat gericht is op persoonlijke relevantie benadrukt de persoonlijke, individuele betekenis of consequenties van het nieuws voor een deel van de samenleving. Een bericht met een maatschappelijke focus benadrukt de overkoepelende, algemene consequenties voor de maatschappij als geheel (Reinemann et. al 2012, 237). Zo kan een bericht over een storing bij de bank benadrukken dat rekeninghouders die avond niet kunnen pinnen (persoonlijke focus) of het kan benadrukken welke gevolgen dit heeft voor de hele Nederlandse economie (maatschappelijke focus). Als het nieuwsbericht een geheel of voornamelijk persoonlijke focus heeft, krijgt het 2 punten. Benadrukt het bericht zowel persoonlijke als maatschappelijke consequenties of relevantie, dan krijgt het 1 punt. Een volledig of voornamelijk maatschappelijk gefocust bericht krijgt 0 punten. De tweede subdimensie heeft te maken met het frame van het bericht. Een bericht kan thematisch of episodisch geframed zijn. Een thematisch frame plaatst een onderwerp in een brede context: de achtergrond van een ontwikkeling wordt belicht. Vaak worden er statistieken gebruikt en komen er experts voor die het nieuws duiden. Berichten met een episodische focus maken (of houden) het nieuws klein: het bericht gaat over een specifiek geval, casus of gebeurtenis zonder brede context. Het kan ook zijn dat het nieuws wordt gepersonaliseerd: er wordt een exemplarische persoon opgevoerd die wordt beïnvloed door het nieuwsthema (Reinemann et. al 2012, p. 238). Berichten met een episodische framing krijgen het cijfer 2, berichten met een thematische framing krijgen een 0. Er zijn ook berichten die beide frames gebruiken. Het verhaal begint bijvoorbeeld met een illustratie van het nieuws (episodisch) en geeft daarna de achtergronden of zoomt uit naar de brede context (thematisch). Dit soort berichten krijgen het cijfer 1.
3.6 Stijldimensie Om te bepalen of de stijl van een nieuwsbericht hard of zacht is, wordt het codeersysteem van Reinemann et. al gebruikt. Ook stijl wordt in twee subdimensies gemeten: subjectiviteit van de journalist en journalistieke stijl. De eerste substijldimensie meet de mate waarin de persoonlijke mening van de journalist naar voren komt. Denk aan opiniestukken, maar ook items waarin de eigen interpretatie of speculaties van de verslaggever duidelijk naar voren komen. Openlijk commentaar of een waardeoordeel zijn persoonlijke elementen. Reinemann et. al benadrukken dat het hier niet gaat om opinies van journalisten die niet de auteurs zijn van het item (maar die bijvoorbeeld als expert worden geciteerd). Als het bericht geheel of 34
voornamelijk subjectief of persoonlijk is, krijgt het cijfer 2. Bevat het item een mix van persoonlijke en onpersoonlijke elementen, dan wordt het gecodeerd met een 1. Geheel of voornamelijk onpersoonlijke, objectieve berichten krijgen het cijfer 0. In de tweede subdimensie wordt de journalistieke stijl gecodeerd: de mate van emotionele presentatie van informatie. Nieuwsberichten met een emotionele stijl bevatten verbale, visuele of auditieve middelen om emotie op te roepen of te versterken bij het publiek. Gebeurtenissen worden gedramatiseerd: er wordt emotionele taal gebruikt (superlatieven en sterke bijvoeglijk naamwoorden), video’s bevatten overdadige, filmische editing of er wordt verslag gedaan van expressie of emotie. Hard nieuws wordt juist gepresenteerd in een feitelijke stijl, zonder opsmuk en emotieopwekkende middelen. In deze sub-stijldimensie krijgt een volledig of hoofdzakelijk feitelijk item 0 punten. Bevat het bericht een mix van emotionele en niet-emotionele elementen, dan krijgt het het cijfer 1. Berichten met een volledig of voornamelijk emotionele stijl krijgen 2 punten.
3.7 Additief puntensysteem De nieuwsberichten waarnaar de Tweets linken worden op drie manieren gecodeerd. Om de deelhypotheses te bewijzen of ontkrachten, wordt de hardheid per testvariabele (thema, stijl, focus) gemeten. Daarnaast wordt met een kruistabel gekeken in hoeverre stijl en focus verband houden met het thema. Om de hoofdvraag te beantwoorden wordt gecodeerd met een additieve index. Dit komt overeen met de codeerinstructies van Reinemann et al. (2012, p. 233). Het betekent dat de hardheid van het nieuws wordt gemeten aan de hand van drie verschillende dimensies. Voor iedere dimensie krijgt het bericht punten. Deze worden opgeteld tot een totaal waarbij geldt: hoe meer punten, hoe zachter het nieuws. Reinemann et. al ontwikkelden bewust een puntensysteem zonder strikte scheiding tussen hard en zacht nieuws. Volgens de onderzoekers is er sprake van een continuüm, waarbij hard nieuws in het midden overgaat in zacht nieuws. “Using the dimensions and categories we suggest will allow for the construction of a simple additive index representing the position of a news item on a continuum from harder to softer types of news” (Reinemann et. al 2012, p. 233).
3.8 Intercodeurbetrouwbaarheid Om de betrouwbaarheid van de methode te bepalen, is 10,2 procent van het corpus door een tweede codeur opnieuw geanalyseerd. De mate van overeenstemming tussen de eerste en tweede codeur is bepaald met behulp van Krippendorff’s Alpha. De tweede codeur heeft 87 van de 855 Tweets van het 35
corpus gecodeerd. De tweede codeur maakte voor 100% hetzelfde onderscheid tussen wel of geen nieuws als de eerste codeur. Nadat dit eerste onderscheid was gemaakt, bleven 52 nieuwstweets over om te coderen aan de hand van de vijf dimensies. Een variabele is betrouwbaar, als die een waarde heeft van 0.67 of hoger. In tabel 2 zijn de Krippendorff’s Alpha-waarden terug te vinden. Daaruit blijkt dat het meetinstrument ruim voldoende betrouwbaar is om conclusies te kunnen verbinden aan de resultaten van de analyse (zie ook bijlage 6). Variabele
Krippendorff’s Alpha
Themadimensie
1
Focusdimensie 1
0.932
Focusdimensie 2
0.796
Stijldimensie 1
0.785
Stijldimensie 2
0.764 Figuur 2: Intercodeurbetrouwbaarheid per variabele
36
4. Resultaten In dit hoofdstuk worden per dimensie de onderzoeksresultaten besproken. Met behulp van de resultaten worden de deelhypotheses besproken en vervolgens aangenomen of verworpen. H1: Delen jongeren nieuws op Twitter? In hoofdstuk 3 is besproken hoe de steekproef van 855 Tweets met een link tot stand is gekomen. Allereerst is bepaald hoeveel van de berichten waarnaar de Tweets verwijzen over nieuws gaan. Uit de codering blijkt dat de studenten in de periode 1 tot en met 15 oktober 2013 in totaal 543 keer een link naar nieuws verstuurden via Twitter (63,5 procent). De nulhypothese van een gelijke verdeling kan significant worden verworpen (Chi2 = 62,41; df = 1; p = 0,00). Dat betekent dat de eerste deelhypothese kan worden aangenomen: meer dan de helft van de berichten die studenten delen, is nieuws. De resultaten die in de volgende paragrafen worden besproken, gaan over de 543 nieuwsberichten die de studenten deelden. H2: Themadimensie De tweede deelhypothese is dat berichten met een zacht onderwerp even vaak gedeeld worden als berichten met een hard onderwerp. Uit de resultaten blijkt dat 50,3 procent van de berichten (n = 273) een hard thema heeft. De studenten in deze onderzoeksgroep deelden dus evenveel berichten over hard nieuws, als over zacht nieuws (n = 270; 49,7 procent). De resultaten verschillen niet significant met de nulhypothese van gelijke verdeling (Chi2 = 0,17; df = 1; p = 0,89). H2 kan ook worden aangenomen. Studenten delen niet significant meer berichten met een hard of zacht thema. H3: Focusdimensie Zoals in hoofdstuk 3 uitgelegd is de focus van nieuwsberichten verdeeld in twee subdimensies: focus 1 en focus 2. De eerste subdimensie heeft te maken met de maatschappelijke relevantie van een bericht, de tweede meet in welke mate context wordt gegeven aan het nieuws.
37
De resultaten van de eerste subfocusdimensie zijn te zien in figuur 3. Uit de resultaten blijkt dat bij 41,8 procent (n = 227) van de berichten de focus ligt op maatschappelijke relevantie of gevolgen. Een voorbeeld hiervan is een bericht op The Post Online
Focus 1 Waarde Hard Mix hardzacht Zacht Totaal
Frequenties 227 68
Percentage 41,805 12,523
248 543
45,672 100,0
over de beëindiging van het Nederland-Ruslandjaar. Figuur 3: subfocusdimensie 1
In dit bericht worden ook de mogelijke gevolgen voor de economie besproken. Bij 12,5 procent (n =
68) is er een mix tussen maatschappelijke en persoonlijke gevolgen. Een voorbeeld is een interview met schrijfster Jennifer Hazen over haar nieuwe boek. Dit interview gaat grotendeels over Hazen zelf, maar bespreekt ook kort de inhoud van haar boek: advies voor overheden om conflicten te beslechten met rebellen. In 45,7 procent van de berichten (n = 248) heeft het nieuws een voornamelijk persoonlijke focus. Bijvoorbeeld het bericht over amateurvoetbal in De Gelderlander: Weer verlies voor Silvolde. Dit nieuws heeft alleen gevolgen voor de voetbalclub. De resultaten zijn significant: ze komen niet overeen met de nulhypothese van gelijke verdeling (Chi2 = 107,04; df = 2; p = 0,00). Er worden meer berichten met een voornamelijk persoonlijke focus gedeeld, maar het verschil is niet erg groot. Bij de tweede subfocusdimensie wordt gekeken of een bericht opzichzelfstaand is of in breder perspectief wordt geplaatst. In figuur 4 is te zien dat bij 37,9 procent van de berichten de context wordt besproken. In het bericht over de beëindiging van het Nederland-Ruslandjaar wordt bijvoorbeeld niet
Focus 2 Waarde Hard Mix hardzacht Zacht Totaal
Frequenties 206 95
Percentage 37,937 17,495
242 543
44,567 100,0 Figuur 4 :subfocusdimensie 2
alleen het nieuws gebracht, maar schrijft de auteur ook over wat hieraan vooraf ging en wat de gevolgen zullen zijn voor politiek en maatschappij. In 95 van de nieuwsberichten (17,5 procent) waarnaar studenten verwijzen is er een mix tussen brede context en opzichzelfstaand nieuws. Een voorbeeld is een bericht op Nu.nl over een Nederlandse diplomaat die mishandeld is in Rusland. Het bericht gaat over het incident, maar bespreekt onderaan ook kort de verhoudingen tussen Nederland en Rusland. In 44,5 procent staat het nieuws vooral op 38
zichzelf. Bijvoorbeeld een bericht op Pownews over een bejaarde man die zijn rijbewijs kwijtraakt. Dit bericht gaat alleen over dit incident, het heeft geen bredere context of cijfers. Ook in dit geval zijn de cijfers significant (Chi2 = 64,87; df = 2; p = 0,00). Er wordt meer opzichzelfstaand nieuws (44,5 procent) gedeeld dan nieuws in bredere context (37,9 procent). Het procentuele verschil is groter dan in de eerste focusdimensie. Met een kruistabel is bekeken hoe de themadimensie zich verhoudt met de focusdimensies. Uit de Cramér's V test blijkt dat het thema en de eerste focusdimensie een sterke relatie met elkaar hebben (Cramér's V = 0,54). In figuur 5 is te zien dat berichten met een hard thema vaak ook een
Thema * Focus 1 (aantal, rij %) Thema Focus 1 Hard Mix hardzacht Hard 182,00 35,00 66,67% 12,82% Zacht 45,00 33,00 16,67% 12,22% 227,00 68,00 Totaal 41,81% 12,52%
Totaal Zacht 56,00 20,51% 192,00 71,11% 248,00 45,67%
273,00 100,00% 273,00 100,00% 543,00 100,00%
Figuur 5: Kruistabel themadimensie en subfocusdimensie 1
maatschappelijk relevante focus hebben: 66,7 procent van de berichten met een hard thema heeft een focus op maatschappelijke consequenties. Berichten met een zacht thema zijn in 71,1 procent van de gevallen opzichzelfstaand nieuws.
Ook de tweede subfocusdimensie heeft een sterke relatie met de themadimensie
Thema * Focus 2 (aantal, rij %) Thema Focus 2 Hard Mix hardzacht Hard 161,00 51,00 58,97% 18,68% Zacht 45,00 44,00 16,67% 16,30% 206,00 95,00 Totaal 37,94% 17,50%
Totaal Zacht 61,00 22,34% 181,00 67,04% 242,00 44,57%
273,00 100,00% 273,00 100,00% 543,00 100,00%
Figuur 6: Kruistabel themadimensie en subfocusdimensie 2
(Cramér's V = 0,48). In figuur 6 is te zien dat 58,9 procent van de berichten met een hard thema in een brede context wordt geplaatst.
Van de berichten over een zacht thema is 67 procent opzichzelfstaand nieuws. Aan de hand van deze kruistabellen kan geconcludeerd worden dat als studenten
39
berichten delen met een hard thema, dit vooral berichten zijn waarbij het nieuws in brede context wordt geplaatst en waarin maatschappelijke relevantie wordt besproken. Het zachte nieuws dat zij delen is veelal opzichzelfstaand en persoonlijk relevant. H3 luidt dat er meer berichten met een zachte focus worden gedeeld, dan berichten met een harde focus. Deze hypothese kan deels worden aangenomen. In totaal worden er inderdaad meer opzichzelfstaande nieuwsberichten met persoonlijke relevantie gedeeld, maar de kruistabellen in figuur 5 en 6 laten zien dat berichten met een hard thema vaker ook een harde focus hebben. Berichten met een zacht thema en een harde focus komen beduidend minder vaak voor: 16,7 procent bij focus 1, 16,7 procent bij focus 2.
H4: Stijldimensie Net als de focusdimensie, is ook stijl van de nieuwsberichten in twee subdimensies verdeeld. De eerste substijldimensie heeft te maken met de subjectiviteit van de auteur. Bij een zachte eerste substijldimensie is de mening van de auteur duidelijk zichtbaar in het stuk, aldus het codeerschema van Reinemann et al. Een bericht heeft een harde eerste stijldimensie, als het stuk onpersoonlijk en objectief is geschreven. In figuur 7 is te zien dat het grootste deel van de berichten die studenten deelden op Twitter onpersoonlijk is (62,6 procent; 340 berichten). In het nieuwsbericht over de mishandelde diplomaat in Moskou geeft de auteur bijvoorbeeld alleen de feiten weer. Hij geeft geen eigen mening in het stuk. Stijl 1 Waarde Hard Mix hardzacht Zacht Totaal
In 13,6 procent van de berichten is er sprake van een mix tussen persoonlijk en onpersoonlijk. Een voorbeeld is een artikel op nieuwssite De Correspondent: 'De bijna betekenisloze prognose'.
Frequenties 340 74
Percentage 62,615 13,628
129 543
23,757 100,0
Figuur 7: substijldimensie 1
In dit stuk introduceert de auteur het onderwerp met een waardeoordeel, maar geeft vervolgens voornamelijk feiten en cijfers. In de onderbouwing komt zijn mening nauwelijks naar voren. Van de 543 nieuwsberichten die studenten deelden, komt in 23,8 procent (129 berichten) de mening van de auteur duidelijk naar voren. Bijvoorbeeld een opiniestuk in de Volkskrant, waarin de auteur schrijft dat de Nobelprijs voor de Economie moet worden afgeschaft. Hij geeft duidelijk zijn mening over het uitreiken van prijzen en het falen van economen. Ook noemt hij economen 'arrogant'. 40
Ook de eerste substijldimensie is getoetst met behulp van een chi-kwadraattoets. Uit deze toets blijkt dat de cijfers significant verschillen met de nulhypothese van gelijke verdeling (Chi2 = 217,87; df = 2; p = 0,00). Er kan dus gesteld worden dat er minder berichten worden gedeeld zonder persoonlijke mening van de auteur. De tweede subdimensie van stijl gaat over de presentatie van het nieuws. Berichten met een emotionele stijl worden gekenmerkt door onder andere veel beeld- en geluidseffecten, grote koppen en dramatisch taalgebruik. Van de onderzochte berichten heeft 11,2 procent (61 berichten) een emotionele stijl (figuur 8).
Stijl 2 Waarde Hard Mix hard-zacht Zacht Totaal
Frequenties 398 84 61 543
Percentage 73,297 15,470 11,234 100,0
Figuur 8: substijldimensie 2
Een voorbeeld is een item op PowNed waarin de verslaggever op zoek gaat naar 'klaploper Van der Roest'. In het filmpje worden veel geluid- en videoeffecten gebruikt en de presentator gebruikt dramatische woorden om de aandacht te trekken ('steelsocialist', 'wat ben je toch laag', 'smerig dat je het gedaan hebt'). Het grootste gedeelte van de gedeelde nieuwsberichten is zakelijk vormgegeven (73,3 procent; 398 berichten). Dit zijn nieuwsberichten, blogs of video's zonder emotionele opmaak. De tussenvorm, waarbij er een mix is tussen zakelijk en emotioneel, is te zien in 15,5 procent van de berichten. Een voorbeeld is een documentaire op Animal Planet, waarbij de makers af en toe filmische effecten toepassen. Ook voor deze tweede substijldimensie kunnen we stellen dat er significant (Chi2 = 391,70; df = 2; p = 0,00) meer berichten met een harde, zakelijke stijl worden gedeeld. Om te ontdekken of er een verband is tussen het thema van de nieuwsberichten en de stijl, zijn kruistabellen gemaakt. Deze zijn terug te vinden in de bijlage, want de Cramér's V test wijst uit dat beide stijldimensies geen verband houden met het thema van de nieuwsberichten. Thema in combinatie met substijldimensie 1 geeft een Cramér's V van 0,11, voor thema en substijldimensie 2 is het 0,13. H4 luidt dat er meer berichten met een zachte stijl worden gedeeld. Deze hypothese wordt verworpen. In totaal worden er significant meer onpersoonlijke, zakelijk vormgegeven berichten gedeeld, ongeacht het thema van het bericht. Totale hardheid Tot slot is de themadimensie gekoppeld aan de totale hardheid van de nieuwsberichten. In het methodehoofdstuk is uitgelegd dat de resultaten geanalyseerd zijn volgens een additief puntensysteem. Per variabele zijn punten gegeven, wat resulteert in een totale hardheidsscore per gedeeld bericht. Hoe 41
hoger het getal, hoe zachter het nieuws. Getallen zijn zo te vergelijken, al is er geen duidelijke grens tussen harde en zachte berichten. Uit de kruistabellen blijkt dat het onderwerp sterk verbonden is met de totale hardheid (Cramér's V = 0,68). In figuur 9 is te zien dat een bericht met een hard onderwerp vaak ook een hoge totale hardheid heeft. Andersom heeft een nieuwsbericht met een zacht onderwerp ook vaker een lage totale hardheid. Dit resultaat helpt de hoofdvraag te beantwoorden, omdat het laat zien hoe sterk het totaal van de focus- en stijldimensies verbonden is met het thema van de berichten.
Thema * Totaal (aantal, totaal %) Thema Totaal 0 1 2 Hard 91,00 27,00 56,00 16,76% 4,97% 10,31% Zacht ,00 16,00 10,00 ,00% 2,95% 1,84% 91,00 43,00 66,00 Totaal 16,76% 7,92% 12,15%
3 37,00 6,81% 26,00 4,79% 63,00 11,60%
4 34,00 6,26% 28,00 5,16% 62,00 11,42%
5 15,00 2,76% 81,00 14,92% 96,00 17,68%
6 8,00 1,47% 29,00 5,34% 37,00 6,81%
Totaal 7 8 9 3,00 2,00 ,00 273,00 ,55% ,37% ,00% 50,28% 54,00 8,00 18,00 273,00 9,94% 1,47% 3,31% 49,72% 57,00 10,00 18,00 543,00 10,50% 1,84% 3,31% 100,00% Figuur 9: themadimensie en totale hardheid
De grafiek in figuur 10 brengt in beeld hoe de verhouding is tussen de totale hardheid van de onderzochte berichten.
110 100 90 80 70 60 50
Aantal berichten
40 30 20 10 0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Totale hardheid
Figuur 10: Grafiek totale hardheid berichten
42
In totaal heeft 16,8 procent van de berichten een totale hardheid van 0 (91 berichten). Berichten die in alle dimensies voornamelijk zacht zijn, krijgen 9 punten. Dit is 3,3 procent van de berichten (18 berichten). Procentueel hebben de meeste berichten een totale hardheid van 5 (17,7 procent; 96 berichten). De gemiddelde hardheid van de berichten is 3,6. Deze resultaten verschillen significant met een nulhypothese van gelijke verdeling (Chi2 = 130,24; df = 9; p = 0,00). Er is geen strikte grens tussen totaal hard of zacht, maar met behulp van de grafiek is wel te zien dat er meer berichten zijn meer een hoge totale hardheid (0, 1 of 2), dan een hoge totale zachtheid (7, 8, 9).
43
5. Conclusie en verantwoording In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de hoofd- en deelvragen aan de hand van theorie en resultaten. Tot slot volgt de verantwoording van dit onderzoek. De hoofdvraag van dit onderzoek is: “In welke mate verspreiden Nederlandse studenten vaker zachte dan wel harde nieuwsberichten via sociaal medium Twitter?” Om deze vraag te beantwoorden zijn 4.533 Tweets van studenten verzameld. Na filtering blijken 855 berichten een link te bevatten, waarvan 543 verwijzen naar een hard- of zacht nieuwsbericht. Of het bericht waarheen gelinkt wordt wel of geen nieuws is, is beoordeeld aan de hand van de definitie van Stephens (2011): “new information about a subject of some public interest that is shared with some portion of the public.” Vervolgens worden de 543 berichten waarnaar studenten linken geclassificeerd aan de hand van vijf deeldimensies op basis van de methode van Reinemann et al. (2012) en Knaapen (2013). H1 is dat meer dan de helft van de links die studenten delen, verwijst naar nieuwsberichten. Deze hypothese kan worden aangenomen op basis van de resultaten van dit onderzoek: 63,5 procent van de gedeelde berichten betreft nieuws. Er kan worden geconcludeerd dat de geselecteerde studenten in deze specifieke periode regelmatig nieuwsberichten deelden. Dit ondersteunt de stelling van Costera Meijer dat jongeren graag communiceren over nieuws. Zoals Rogers (2013) en Stone (2009) stellen, blijkt Twitter zowel een sociaal medium als een medium voor verspreiding van nieuws. Wat betreft het onderwerp van deze berichten, worden harde thema's even vaak gedeeld als zachte thema's. De studenten zijn geïnteresseerd in nieuws over kunst, cultuur, sport en entertainment, maar delen ook harde onderwerpen. De meeste van deze berichten hebben een zachte focus. De focusdimensie is opgedeeld in twee subdimensies. De eerste subdimensie gaat over of een bericht maatschappelijke (hard) of persoonlijke (zacht) relevant was. In de tweede subdimensie wordt gekeken of het bericht in context wordt geplaatst (hard), of op zichzelf staat. Een nieuwsbericht over politicus Mark Rutte (politiek, hard thema) kan een zachte focus hebben als het enkel draait om Rutte als persoon en er niet of nauwelijks achtergrondinformatie over hem of zijn politieke carrière wordt gegeven. Conform de derde deelhypothese worden meer opzichzelfstaande nieuwsberichten met persoonlijke relevantie gedeeld, dan berichten met maatschappelijke relevantie die van context zijn voorzien. Wel blijkt dat berichten met een hard thema vaker ook een harde focus hebben. Dat betekent dat de berichten die ze delen over 44
bijvoorbeeld politiek en economie, vaker van context zijn voorzien en het maatschappelijk belang naar voren komt. Berichten met een zacht thema en een harde focus komen beduidend minder vaak voor. Ongeacht het thema, zijn de meeste berichten waarnaar gelinkt wordt zakelijk en onpersoonlijk vormgegeven. Een sensationele vormgeving draagt dus niet bij aan de deelbaarheid van nieuwsberichten. Deze uitkomst ondersteunt de theorie van Grabe, Barnett en Zhou (2001) dat kijkers een item met sensationele stijlkenmerken eerder minder dan meer waarderen. De hoofdhypothese was dat er meer zacht dan hard nieuws gedeeld wordt door studenten via Twitter. Dit op basis van de verwachting dat twee van de drie dimensies zouden duiden op zachtheid. Uit het onderzoek blijkt dat harde thema's net zo vaak worden gedeeld als zachte, dat de items vaker een zachte focus hebben en vaker een zakelijke vormgeving. Om de hoofdvraag duidelijker te kunnen beantwoorden, is daarnaast gekozen voor beoordeling volgens een additief puntensysteem. Uit analyse blijkt dat berichten met een hard onderwerp vaak ook een hoge totale hardheid hebben. Er is geen strikte grens tussen totaal hard of zacht, maar met behulp van de grafiek is wel te zien dat er meer berichten zijn met een hoge totale hardheid (0, 1 of 2, samen 200 berichten), dan een hoge totale zachtheid (7, 8, 9, samen 85 berichten). Nieuwsberichten met een zacht onderwerp hebben ook vaker een lage totale hardheid. Thema blijkt meer bepalend voor de totale hardheid dan focus en stijl. Deze uitkomst lijkt de conclusies van het onderzoek van Horan (2012) en de verwachting van Malone (2012) tegen te spreken. Volgens de studie van Horan delen Twittergebruikers veel meer zacht nieuws dan hard nieuws. Uit de resultaten van deze thesis blijkt dat dit niet geldt voor Nederlandse studenten op Twitter. Wat betreft onderwerp, delen zij harde en zachte nieuwsberichten in gelijke verhouding. In combinatie met de focus en stijl van de berichten, worden berichten met een hoge totale hardheid juist vaker gedeeld. Dit komt overeen met het onderzoek van Neuberger, Vom Hofe en Nuernbergk (2010). Zij concluderen dat Duitse Twitteraars vooral hard nieuws delen. De stelling van Malone (2012) “social media also helps to share the news, especially soft news”, blijkt dus zowel voor de Duitse doelgroep als de Nederlandse studenten niet juist. De Twitteraars delen volop nieuws, maar niet meer zacht dan hard nieuws. Discussie Er is een aantal kanttekeningen te plaatsen bij dit onderzoek. Allereerst bij de manier van coderen. De Tweets zijn gecodeerd aan de hand van het codeerschema van Reinemann et al. (2012). Voor de themadimensie is het codeboek gebruikt dat Knaapen (2013) opstelde. De definities en instructies zijn uitgebreid omschreven en afgebakend. Daarnaast zijn ze getest door eerder genoemde wetenschappers. 45
Toch blijft het schema altijd aan perceptie onderhevig. Hoe groot is een grote kop? Hoe sterk is de mening van een auteur weergegeven in het stuk? Uit de intercodeursbetrouwbaarheidstest blijkt dat de beoordeling van de tweede codeur sterk overeenkomt met die van de onderzoeker. Dit wijst erop dat de resultaten betrouwbaar zijn, maar om het coderen nog betrouwbaarder te maken zouden eigenlijk meerdere codeurstesten gedaan moeten worden. Een andere kanttekening is dat de resultaten worden vergeleken met eerder onderzoek van Costera Meijer, terwijl in dit onderzoek slechts een subgroep in haar doelgroep wordt onderzocht. Deze thesis gaat specifiek gaat over studenten. De groep jongeren van Costera Meijer was een stuk breder: zij onderzocht ook de voorkeuren van middelbare scholieren. Voor dit onderzoek is een selectie gemaak van studenten die actief zijn op Twitter. Dit zijn gebruikers die de term 'student' in hun Twitter-biografie hebben geplaatst. Of zij ook echt een opleiding volgen is niet zeker, aangezien geen van de studenten bekend is bij de onderzoeker. Het enige wat zeker te zeggen is, is dat zij zich online identificeren als “student”. Om meer zekerheid te hebben over of zij ook echt studeren, zou de onderzoeker de Twitteraars moeten benaderen voor achtergrondgegevens. Een suggestie voor verder onderzoek is een kwalitatieve analyse, om meer te weten te komen over achtergrond en beweegredenen van de studenten. Eerder onderzoek van onder andere Costera Meijer geeft inzicht in de interesse van jongeren in nieuws. Op basis hiervan is niet zomaar te zeggen waarom studenten meer berichten delen met een hoge totale hardheid. Onderzoek op basis van interviews met de studenten kan helpen verklaren waarom zij bepaalde berichten delen. Daarnaast kan een kwalitatief onderzoek duidelijk maken hoe sterk de presentatie bepaalt of het nieuws deelbaar is. In dit onderzoek was het grootste gedeelte van de berichten zakelijk vormgegeven. Hebben de studenten daar een bewuste voorkeur voor? Dat kan verder worden onderzocht. Een tweede suggestie voor verder onderzoek is analyseren of studenten ook op andere sociale media nieuws delen en zo ja, of hun gedrag op die kanalen anders is dan hun gedrag op Twitter. Op moment van schrijven zijn er tientallen andere sociale media waarop studenten actief zijn: Facebook, YouTube, Google Plus, Instagram, Tumblr, blogs en fora. Wellicht delen studenten op dit soort sociale netwerksites een heel ander type (nieuws)berichten dan op Twitter.
46
6. Bronnen Anderson, C. (2010). Journalistic Networks and the Diffusion of Local News: The Brief, Happy News Life of the “Francisville Four”. Political Communication, 27(3), 289-309. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://www.tandfonline.com.proxy.uba.uva.nl:2048/doi/abs/10.1080/10584609.2010.496710 Boczkowski, P. (2009). Rethinking Hard and Soft News Production: From Common Ground to Divergent Paths. Journal of Communication, 59(1), 98-116. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/j.1460-2466.2008.01406.x/abstract Boczkowski, P. & Peer, L. (2011). The choice gap: The divergent online news preferences of journalists and consumers. Journal of Communication, 61(5) 857-876. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/j.14602466.2011.01582.x/abstract?deniedAccessCustomisedMessage=&userIsAuthenticated=false Brants, K. (1998). Who's Afraid of Infotainment? European Journal of Communications, 13(3), 315-335. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://ejc.sagepub.com.proxy.uba.uva.nl:2048/content/13/3/315 Brewer P.R. & Marquardt, E. (2007). Mock news and democracy: Analyzing the Daily Show. Atlantic Journal of Communication 15(4), 249–267. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://arapaho.nsuok.edu/~scottd/mock.pdf Centraal Bureau voor de Statistiek (2013). StatLine “Leerlingen en studenten.” Laatst geraadpleegd 2808-2014, via http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=71450ned&D1=0&D2=0&D3=225&D4=8-17&D5=0&D6=0,4,13,41,73,98,592&D7=10-11&HDR=T,G4,G1,G6,G5,G2&STB=G3&VW=T Costera Meijer, I. (2006). De Toekomst van het Nieuws. Amsterdam, Nederland: Otto Cramwinckel Uitgever.
47
Costera Meijer, I. (2007). The Paradox of Popularity: How Young People Experience the News. Journalism Studies, 8(1), 96-116. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://dx.doi.org.proxy.uba.uva.nl:2048/10.1080/14616700601056874 Curran, J., Salovaara-moring, I., Coen, S. & Iyengar, S. (2010). Crime, foreigners and hard news: A crossnational comparison of reporting and public perception. Journalism, 11(1), 3–19. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://jou.sagepub.com.proxy.uba.uva.nl:2048/content/11/1/3 Deuze, M. (2006). Participation, Remediation, Bricolage: Considering Principal Components of a Digital Culture. The Information Society, 22(2), 63-75. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via https://scholarworks.iu.edu/dspace/bitstream/handle/2022/3200/Deuze+Dig?sequence=1 Fine, G. A. (1975). Recall of Information About Diffusion of a Major News Event. Journalism Quarterly, 52, 751-755. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://jmq.sagepub.com/content/52/4/751.extract De Fleur, M. L. (1987). The Growth and Decline of Research on the Diffusion of the News, 1945-1985. Communication Research, 14(1), 109-130. Laatst geraadpleegd 28-08-2014 via http://crx.sagepub.com/content/14/1/109 Followerwonk. Search Twitter Bios. Laatst geraadpleegd 28-08-2014 via https://followerwonk.com/bio Franklin, B. (1997). Newszak and News Media. London: Arnold. Gans, H. (1980). Deciding What's News: A study of CBS Evening News, NBC Nightly News, Newsweek and Time. New York: Vintage Books. Gantz, W. & Trenholm, S. (1979). Why People Pass on News: Motivations for Diffusion. Journalism Quarterly, Vol.56(2), 365-70. Laatst geraadpleegd 28-08-2014 via http://search.ebscohost.com.proxy.uba.uva.nl:2048/login.aspx?direct=true&db=ufh&AN=14839006&sit e=ehost-live
48
Grabe M.E., Zhou S. and Barnett B. (2001). Explicating sensationalism in television news: Content and the bells and whistles of form. Journal of Broadcasting and Electronic Media 45(4), 635–655. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1207/s15506878jobem4504_6 Grabe, M. E., Zhou, S., Lang, A, & Boils, P. (2000). Packaging television news: The effects of tabloid on information processing and evaluative responses. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 44(4), 581-598. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1207/s15506878jobem4404_4 Hamilton J.T. (2004). All the News That’s Fit to Sell: How the Market Transforms Information into News. Princeton, NJ: Princeton University Press. Horan, T. (2013). 'Soft'versus 'Hard' News on Microblogging Networks. Information, Communication & Society, 16:1, 43-60. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://dx.doi.org/10.1080/1369118X.2011.649774 Jebril, N, De Vreese, C.H., Albæk, E. (2013). Infotainment, cynicism and democracy: The effects of privatization vs personalization in the news. European Journal of Communication, 28(2), 105-121. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://ejc.sagepub.com/content/28/2/105.abstract Jebril, N., De Vreese, C.H., Van Dalen, A. & Albæk, E. (2013). The Effects of Human Interest and Conflict News Frames on the Dynamics of Political Knowledge Gains: Evidence from a Cross-national Study. Scandinavian Political Studies, 36(3), 201–226. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/1467-9477.12003/abstract Kent, K.E. & Rush, R. (1975) Communication, Public Affairs Knowledge & Older Persons. Florida: College of Journalism and Communications. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://files.eric.ed.gov/fulltext/ED127616.pdf Knaapen, E. (2013) 'Sierlijk zwaaiende mannelijke geslachtsdelen': Hard en Zacht Nieuws in het NOS Journaal. Amsterdam: Graduate School of Humanities. 49
Kovach, B. & Rosenstiel, T. (2007). The Elements of Journalism: What newspeople should know and the public should expect. New York: Crown Publishers. Kwak, H., Lee, C., Park, H. & Moon, S. (2010). What is Twitter, a Social Network or a News Media? Daejeon: Korea Advanced Institute of Science and Technology. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://wwwconference.org/proceedings/www2010/www/p591.pdf Lehman-Wilzig, S. & Seletzky, M. (2010). Hard news, soft news, ‘general’ news: The necessity and utility of an intermediate classification. Journalism, 11 (1), 37-56. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://jou.sagepub.com/content/11/1/37.short Lenhart, A. & Fox, S. (2006). Bloggers: A portrait of the Internet’s new storytellers. Washington, DC: Pew Internet & American Life Project. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://www.pewinternet.org/files/oldmedia/Files/Reports/2006/PIP%20Bloggers%20Report%20July%2019%202006.pdf.pdf Malone, B. (2012). Hard News vs. Soft News. Pocket Bryant Politics. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://pocketbpolitics.blogspot.nl/2012/09/hard-news-v-soft-news.html McVeigh, T. (2013). Anna Friel joins campaign against oil exploration in Democratic Republic of the Congo. The Observer. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://www.theguardian.com/world/2013/oct/13/anna-friel-oil-exploration Miller, D. C. (1945). A Research Note on Mass Communication: How Our Community Heard About the Death of President Roosevelt. American Sociological Review, 10, 691-94 (October 1945) Neuberger C., Van Hofe H.J. & Nuernbregk, M. (2010). Twitter und Journalismus. Der Einfluss des „Social Web“ auf die Nachrichten. Institut für Kommunikationswissenschaft der Westfälischen WilhelmsUniversität Münster. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://www.lfm-nrw.de/fileadmin/lfmnrw/Publikationen-Download/LfM_Doku38_Twitter_Online.pdf
50
Page, B. (1996). Who deliberates? Mass media in modern democracy. Chicago: University of Chicago Press. Patterson, T. (2000). Doing Well and Doing Good: How soft news and critical journalism are shrinking the news audience and weakening democracy – and what news outlets can do about it. Harvard: University Press. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://shorensteincenter.org/wpcontent/uploads/2012/03/soft_news_and_critical_journalism_2000.pdf Prior, M. (2003). Any Good News in Soft News? The Impact of Soft News Preference on Political Knowledge. Journal for Political Communication (20) 149-171. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via https://www.princeton.edu/~mprior/Prior2003.Soft%20News.pdf Reinemann, C., Stanyer, J., Scherr, S. & Legnante, G. (2012). Hard and soft news: A review of concepts, operationalizations and key findings. Journalism 13 (2), 221-231. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://jou.sagepub.com/content/13/2/221 Reuters Institute for the Study of Journalism (2013). Reuters Institute Digital News Report. Reuters. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via https://reutersinstitute.politics.ox.ac.uk/fileadmin/documents/Publications/Working_Papers/Digital_Ne ws_Report_2013.pdf Rogers, T. (2011). Jon Stewart blasts sensationalism in the news media, but is it really so bad. About.com. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://journalism.about.com/od/trends/a/Jon-StewartBlasts-Sensationalism-In-The-News-Media-But-Is-It-Really-So-Bad.htm Schramm, W. (1949) The Nature of News. Journalism Quarterly, 26(3). 259-269. Laatst geraadpleegd 2808-2014, via http://www.aejmc.org/home/wp-content/uploads/2012/09/Journalism-Quarterly-1949Schramm-259-69.pdf Scott, D.K. & Gobetz, R.H. (1992) Hard News/Soft News Content of the National Broadcast Networks, 1972-1987. Journalism Quarterly, 69(2). 406-412. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://files.eric.ed.gov/fulltext/ED342039.pdf 51
Slot, M. (2011). Web roles re-examined: explaining user roles in the online media entertainment domain. Rotterdam: Erasmus University & TNO Information and Communication Technology. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://www.abs-center.si/gbccd/papers/P058.pdf Stephens, M. (2007). A History of News. New York: Oxford University. Stephens, M. (2011). Journalism and News: Untangling their histories. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://journalism.nyu.edu/publishing/beyondnews/ De Swert, K. (2007). Soft en hard nieuws als kwaliteitskenmerk van het televisienieuws. In: Hooghe, M., De Swert, K. & Walgrave, S. De kwaliteit van het nieuws: Kwaliteitsindicatoren voor televisienieuws. Leuven: Acco, 131–149. The Guardian (2014). Generation Y takeover: the issues that matter to us and why. Theguardian.com. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://www.theguardian.com/lifeandstyle/2014/mar/14/generation-y-takeover-guardian-digitaljournalists?CMP=fb_gu Toffler, A. (1980). The Third Wave: The Classic Study of Tomorrow. New York: Bantam Books. Turow, J. (1983). Local television: Producing soft news. Journal of Communication, 33, 111–123. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/j.14602466.1983.tb02393.x/abstract Zarella, D. (2010) HubSpot Science of Blogging 2010. Social Media at Boston University. Laatst geraadpleegd 28-08-2014, via http://blogs.bu.edu/socialmedia/2011/01/21/recap-the-science-ofblogging-a-webinar-by-dan-zarrella-and-hubspot/
52
Bijlages Bijlage 1: Codeerinstructies Reinemann et. al (2012) Bijlage 2: Codeboek themadimensie Knaapen (2013) Bijlage 3: Overzicht wel/geen nieuwsbron Bijlage 4: Resultaten SPSS Bijlage 5: Verzamelde Tweets Bijlage 6: Codering tweede codeur
53
Bijlage 1: codeerinstructies Reinemann et al (2012)
54
55
Bijlage 2: codeboek themadimensie Knaapen (2013)
56
Bijlage 3: overzicht wel/geen nieuwsbron
Nieuws/geen nieuws: Sommige Tweets zijn geen nieuws. Om een onderscheid te maken tussen wel of geen nieuws, wordt allereerst gekeken naar de bron. Nieuwsbronnen: Websites van nieuwszenders (NOS, RTL, BBC, Shownieuws, Omroep Brabant, RTV Noord-Holland, Nieuws.be) Websites van kranten of tijdschriften (Volkskrant, The Guardian, Telegraaf, BN De Stem, Elsevier, Knack) Nieuwsblogs (Linda Nieuws, Geenstijl) Persbureaus (ANP, Reuters, AP) Perssites (bijv. een pagina met persberichten van een bedrijf, overheid of politieke partij) Niche-blogs (Frankwatching, Android News, Voetbal International, Mediamatters, Villamedia) Persoonlijke blogs Geen nieuwsbronnen: Tracking apps (bijv. Foursquare, Runtastic, Runkeeper) Meme-sites Gamesites Instragram, Untappd Marktplaats Nieuwsbronnen, mits de inhoud nieuws is (“new information about a subject of some public interest that is shared with some portion of the public” (Stephens, 2011): YouTube Fora Tumblr/Facebook / LinkedIn Buzzfeed Upcoming
57
Bijlage 4: SPSS resultaten
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
Bijlage 5: Ingevuld codeerschema Bijlage 6: Codering tweede codeur Bijlage 7: Verzamelde Tweets
72