Handreiking voor tel- en profielonderzoek zwerfjongeren Opties voor uitvoering en participatie van zwerfjongeren
Enschede, 9 december 2011 KB/11/2720/hazwj drs. Katleen Brummelhuis ir. Lambert Drouven
Inhoudsopgave
Inleiding
.....................................................................................3
Structuur handreiking........................................................................4 1. 1.1 1.2
Telonderzoek ..........................................................................5 Basaal telonderzoek ...................................................................6 Kwalitatieve opties .................................................................. 11
2. 2.1 2.2
Profielonderzoek .................................................................... 13 Bronnenonderzoek ................................................................... 15 Actueel veldonderzoek .............................................................. 18
3.
Participatiemogelijkheden bij onderzoek door zwerfjongeren .......... 24
Bijlage 1. Bijlage 2. Bijlage 3. Bijlage 4. Bijlage 5. Bijlage 6.
Definitie zwerfjongeren ..................................................... 26 Partijen die registraties van zwerfjongeren kunnen aanleveren .... 27 Routes en doorstroom van zwerfjongeren ............................... 28 Format voor landelijke gegevensaanlevering............................ 30 Resultaten divers profielonderzoek ....................................... 35 Literatuurlijst ................................................................. 40
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 2 van 40
Inleiding Hoeveel zwerfjongeren zijn er nu eigenlijk Uit diverse tellingen en schattingen van het aantal zwerfjongeren bestaat de indruk dat het aantal zwerfjongeren in Nederland toeneemt. De uitkomsten zijn steeds met slagen om de arm gepresenteerd, immers de registraties van gemeenten en instellingen zijn op dit moment niet overal betrouwbaar en ontdubbeld. Het is van belang dat het tellen van zwerfjongeren wordt verbeterd. Vaak wordt geteld op basis van registraties door instellingen die met zwerfjongeren in contact komen. Op dit moment heeft iedere organisatie veelal haar eigen registratiesysteem. Uitwisseling van gegevens is daardoor moeilijk en vindt beperkt plaats. In deze handreiking exploreren we hoe het tellen door gemeenten – met medewerking van instellingen en partijen – kan worden verbeterd. Dit is cruciaal vanwege het feit dat informatie over het aantal zwerfjongeren input levert voor beleidsontwikkeling op gemeentelijk en regionaal niveau. Profielen van zwerfjongeren De afgelopen jaren zijn er op diverse plekken in het land profielstudies uitgevoerd naar zwerfjongeren. Deze profielstudies leveren inzicht in de karakteristieken van diverse typen zwerfjongeren. De verschillende profielen laten zien dat zwerfjongeren naast diverse ‘routes’ voorafgaand aan een zwervend bestaan, bovendien variëren in vooruitzichten voor de toekomst en een wisselende aanpak behoeven. Ook deze informatie is voor gemeenten fundamenteel. Het geeft hen inzicht in waar zich mogelijkheden voor preventie en mogelijkheden voor hulp en doorstroom bevinden. We bespreken twee mogelijkheden voor gemeenten om profielonderzoek te doen en beschrijven de varianten in deze handreiking. Voor wie Deze handreiking is geschreven in opdracht van het Ministerie van VWS. De handreiking is primair bedoeld voor de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang (Mo/Vo) en uiteraard ook andere gemeenten die een rol spelen bij de opvang. Ook biedt deze handreiking voor instellingen en andere partijen bruikbare inzichten over zicht krijgen op de omvang en kenmerken van de doelgroep zwerfjongeren. Wij bevelen een ieder die zich met zwerfjongerenproblematiek bezig houdt aan, deze handreiking te lezen en daar zijn/haar voordeel mee te doen bij voorkeur in gezamenlijk gesprek. De gemeenten en onderzoekers die hun ervaringen met ons hebben gedeeld voor het opstellen van deze handreiking willen we hierbij van harte bedanken.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 3 van 40
Structuur handreiking De handreiking kent zoals in de inleiding geschetst verschillende varianten voor telen profielonderzoek. Bij het telonderzoek (hoofdstuk 1) beschrijven we twee werkwijzen, waarbij de eerste uiteenzetting (basaal telonderzoek) in elk geval dient te worden opgepakt. Deze werkwijze kan verder verdiept worden met een kwalitatieve optie die we daarna beschrijven. In paragraaf 1.1 wordt een handreiking gegeven voor telonderzoek gebaseerd op de landelijke definitie 1.1 Basaal telonderzoek zwerfjongeren. Dit onderdeel is opgesteld op basis van de aanpak van de Algemene Rekenkamer, bureau HHM en enkele centrumgemeenten. In paragraaf 1.2 worden vooruitlopend op profielonderzoek opties beschreven om bij de kwantitatieve opties bij het Kwalitatieve opties tellen alvast een aantal belangrijke en snel zichtbare 1.2 bij tellen kwalitatieve parameters te verzamelen van de doelgroepjongeren. Voor het onderdeel profielonderzoek (hoofdstuk 2) geldt eveneens dat we twee varianten beschrijven. Deze varianten staan los van elkaar, waarbij ze verschillen in de mate waarin intensief onderzoek dient te worden gedaan.
2.1 Bronnenonderzoek
2.2
Actueel veldonderzoek
In paragraaf 2.1 wordt beschreven op welke wijze een centrumgemeente voor haar regio een redelijk beeld kan krijgen van de variëteit in hoofdprofielen van de totale doelgroep jongeren op basis van eerder uitgevoerd profielonderzoek. Daarmee kan in gesprek met instellingen de doelgroep in de eigen regio worden ingedeeld. In paragraaf 2.2 wordt beschreven op welke wijze men diepgaand onderzoek kan doen op een bepaalde groep jongeren uit de doelgroep met behulp van dossiers.
Tot slot geven we in deze handreiking ook aan hoe zwerfjongeren zelf kunnen participeren bij telonderzoek en profielonderzoek (hoofdstuk 3).
3
Participatiemogelijkheden
In het laatste hoofdstuk worden mogelijkheden weergegeven voor participatie van jongeren bij de diverse bovenstaande activiteiten.
Het is echter zo dat de definitie van zwerfjongeren die gebruikt wordt voor het tellen een deel van de jongeren eruit licht. Dat betekent niet dat een gemeente voor jongeren die net buiten de definitie vallen geen beleid hoeft te voeren. Zelfs vloeit een en ander veelal naadloos in elkaar over. We hebben daarom in bijlage 3 schematisch aangegeven welke routes er voor jongeren zijn.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 4 van 40
1. Telonderzoek 1.1 Basaal telonderzoek 1.2 Kwalitatieve opties
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 5 van 40
1.1
Basaal telonderzoek
Door de Algemene Rekenkamer is gedurende enkele jaren aan centrumgemeenten gevraagd het aantal zwerfjongeren in hun regio op te geven conform een landelijke definitie1. In 2010 is dit door bureau HHM gedaan. Enkele centrumgemeenten kennen al een doorlopende monitoring van zwerfjongeren, maar veel centrumgemeenten baseren zich op eenmalig telonderzoek, schattingsonderzoek of ruwe schattingen. Aanbevolen wordt om ten minste een uniforme structurele registratie te hanteren, zodat de informatie van alle partijen bij elkaar gevoegd kan worden zonder hiaten of misverstanden. Ook kunnen dan de resultaten op landelijk niveau gemakkelijk uniform worden verzameld. Daarbij kan worden uitgegaan van de huidige landelijke definitie: “Zwerfjongeren zijn feitelijk of residentieel daklozen onder de 23 jaar met meervoudige problemen.” (zie ook de toelichting in Bijlage 1) In bijlage 3 is een overzicht gegeven van verschillende situaties en routes van (zwerf)jongeren. Bij het basaal telonderzoek gaat het om het tellen van twee categorieën (1 feitelijk en 2 residentieel).
Voor deze twee categorieën moeten ten minste alle jongeren tot 23 jaar geteld worden conform de landelijke definitie. Er is geen ondergrens in leeftijd vastgelegd. Er zijn veel partijen binnen centrumgemeenten en regiogemeenten die zicht hebben op zwerfjongeren en het verloop daarvan (zie voor een uitgebreide lijst bijlage 2). Aanbevolen wordt om zo veel mogelijk partijen (die zicht hebben op zwerfjongeren en risicojongeren) in de regio van de centrumgemeente te mobiliseren om structureel op uniforme wijze gegevens door te geven aan een centraal punt. Opties voor gegevensverzameling Het vergaren van informatie over het aantal zwerfjongeren komt in de meeste gemeenten op één van de volgende wijzen tot stand: ● via een centrale digitale registratie; ● via informatie van instellingen die vervolgens centraal verzameld en samengevoegd wordt.
1
De rekenkamer ging uit van de definitie die vanaf 2004 gold: “Zwerfjongeren zijn jongeren tot 25 jaar met meervoudige problemen, die dakloos zijn of in de opvang verblijven.” In 2010 gold de nieuwe definitie.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 6 van 40
Noodzakelijke gegevens Voor de telling is het noodzakelijk dat de instellingen de juiste definitie hanteren voor de zwerfjongeren die zich of op eigen initiatief melden of die (outreachend) worden gesignaleerd. Betrouwbare gegevens Om de telling van de afzonderlijke instellingen te kunnen ontdubbelen op centraal (gemeentelijk of regionaal) niveau adviseren wij om de registrerende partijen een uniform model te verstrekken waarin zo veel mogelijk gegevens van de jongere worden genoteerd conform het format in hierna volgend overzicht T1 op pagina 8 en 9. Peildatum of continu De telling die gemeenten via instellingen/partijen uitzetten is bij voorkeur een volledige registratie van zwerfjongeren die men in beeld heeft en houdt. Regelmatige registratie van datum van aantreffen leidt ertoe dat men zowel op peildatum als gedurende een periode (bijvoorbeeld een kwartaal) het aantal zwerfjongeren kan bepalen. Voorbeelden In Zwolle is het de centrale toegang die de verzamelde gegevens van een groot aantal registrerende partijen verzamelt. Het meldpunt van Team Vangnet, Informatie en Advies (VIA) houdt alle meldingen van instellingen bij en zorgt dat de cliënt (in dit geval de jongere) bij de juiste hulpverlener terecht komt. De jongeren worden in een registratiesysteem geregistreerd. Dit systeem is alleen toegankelijk voor het Team Zwerfjongeren, andere hulpverlenende instanties kunnen hier geen informatie in kwijt. Het doel van het Team Zwerfjongeren is om zwerfjongeren toe te leiden naar de instellingen die hulp kunnen bieden aan de jongeren. Men constateert dat ook in enkele gevallen jongeren collegae zwerfjongeren aanmelden of meenemen bij een eerste contact. Men verzamelt continu en structureel en controleert op dubbelingen op basis van alle bekende gegevens. Feitelijk dakloze jongeren worden vervolgens benaderd door een trajectbegeleider van het team zwerfjongeren die hen verder probeert te leiden.
In Rotterdam is sinds de komst van het Centraal Onthaal Jongeren de samenwerking geoptimaliseerd. Het einddoel is dat elke jongere die dak en/of thuisloos is dan wel dit dreigt te worden, zich bij welke instantie dan ook meldt of door outreachend werk wordt ‘gevonden’, in begeleiding wordt genomen en niet meer kwijtraakt. Zo wordt die jongere in een registratiesysteem geregistreerd waarmee alle deelnemers in het COJ werken. Met elkaar wordt dan gekeken wat de jongere nodig heeft en welk traject daar het beste bij past. Alle instellingen zijn op het systeem aangesloten en het COJ bewaakt het traject.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 7 van 40
In Den Haag is het tot eind 2011 de Centrale Toegang Maatschappelijke Opvang (CTMO) die de gegevens van instellingen elk kwartaal verzamelt en verwerkt. De CTMO heeft via cliëntregistratie zicht op de wachtlijsten en de door- en uitstroom van de voorzieningen. Ieder kwartaal levert CTMO een rapportage met beleidsinformatie aan de gemeente en de instellingen. Men registreerde tot nog toe een aantal basisgegevens en is nu overgegaan tot een uitgebreidere registratie (Aanmelding Diagnose Formulier CCP en zelfredzaamheidmatrix).2 Dit om onder andere breder zicht te hebben op de doelgroep en daarnaast is het bij een eerste contact met een jongere soms moeilijk met zekerheid te bepalen of er inderdaad sprake is van meervoudige problematiek.
Beleidsinformatie Met behulp van deze tellingen verkrijgt de gemeente beleidsinformatie zodat haar beleid in afstemming met de instellingen verder kan worden vormgegeven. Het is noodzakelijk dat er formeel een verantwoordelijke wordt aangewezen met bevoegdheden bij het centrale verzamelpunt en bij de verschillende registrerende partijen voor het verzamelen en doorgeven van de gegevens. Het is voor zuivere registraties van groot belang dubbelingen uit te filteren (jongeren die op twee of meer plekken gemeld worden). Men kan hiervoor de volledige informatie gebruiken maar ook (om privacy redenen) via een unieke code. Door aan instellingen te vragen een unieke code voor de cliënt door te geven zoals een combinatie van de geboortedatum en de eerste twee letters van de achternaam en voornaam. Hieraan zijn de individuele jongeren te herkennen zonder dat volledige personalia nodig zijn. Onderstaande weergave van registratie-elementen is een optie voor een te gebruiken format voor gegevensverzameling. Registratie element
Toelichting
M
Familienaam
M
Voorvoegsels
M
Voornaam
M
Geslacht
M
Leeftijd
Altijd een leeftijd vermelden en als de geboortedatum niet bekend is een geschatte leeftijd aangeven.
M/O
Geboortedatum
Alleen als dit betrouwbaar is vastgesteld. Anders weglaten en alleen de leeftijd melden (dan is tevens duidelijk dat het een geschatte leeftijd is omdat de geboortedatum ontbreekt.)
M
Registrerende partij
Instelling of partij die de betreffende jongere heeft geregistreerd.
Dit om bij het samenvoegen van bestanden van de verschillende registrerende partijen zo veel mogelijk dubbelingen er uit te halen. Indien men dit anoniem wil doen kan men volgens een afgesproken methode een code aanmaken op basis van namen, leeftijd en geslacht.
2
http://www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Aanmelding-Diagnose-Formulier-ADF.htm http://www.gezamenlijkebeoordeling.nl/281/lokale-initiatieven/eenduidig-en-uniformbeoordelen-met-de-zelfredzaamheid-matrix.html KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 8 van 40
Registratie element
Toelichting Het vermoeden van meervoudige problematiek moet duidelijk aanwezig zijn en hier kunnen al vast enkele belangrijke vermoedens of zekerheden worden aangevinkt: Inschatting bij eerste contact feitelijk dakloze jongeren
M
problematiek
Zeker
Vermoeden
Niet
Dakloos Schulden Psychiatrie Verslaving Verstandelijk beperkt Criminele activiteiten
M
Scheiding feitelijk en residentieel zie ook bijlage 1
Locatie waar de jongere is geregistreerd. In de volgende categorieën: ● Feitelijk dakloos: in de noodopvang3, in de dagopvang via een outreachend team op straat of zwervend langs adressen van bekenden. ● Residentieel algemeen: in de 24-uurs opvang (uitgezonderd VO) voor zowel volwassenen als jongeren. ● Residentieel jongeren WMO: in een 24-uurs opvang specifiek voor jongeren WMO gefinancierd.
O
1e registratiedatum
Eerste moment waarop contact is geweest met de betreffende jongere en duidelijk is dat deze tot de doelgroep behoort. Dit is alleen van belang als men informatie over verloop en of doorstroom van jongenen wil opbouwen.
Gemeentelijke herkomst
Oorspronkelijk uit eigen regio van de centrumgemeente of uit een andere gemeente buiten de betreffende regio, of van buiten Nederland. Criterium bijvoorbeeld laatste jaar volledig in eigen regio van de centrumgemeente verbleven. Zo niet: van elders afkomstig. Hiermee kan zicht verkregen worden op migratie.
O
Landelijke herkomst ouders
Dit kan in categorieën zoals: ● Uit Nederland (beide ouders) ● Westers (één ouder NL, één ouder Europees of Noord Amerikaans of beide ouders Europees of Noord Amerikaans) ● Niet westers (één ouder NL en één ouder niet westers of beide ouders niet westers). Maar ook volledig: De herkomst van beide ouders apart vermelden zodat later kan worden samengevoegd in categorieën (voor een andere indeling zie ook overzicht 3.1 bij kwalitatieve opties.)
O
Nationaliteit
Indien bekend
O
BSN nummer
Indien bekend
O
Overzicht T1. Basisregistratie voor telonderzoek (M = minimaal gewenst O = optioneel) Persoonsgegevens
Indien de te verzamelen gegevens informatie kunnen verschaffen over identificeerbare natuurlijke personen dan geldt voor de gegevensverzameling de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) heeft een handleiding voor verwerkers van 3
Noodopvang is de tijdelijke opvang voor één nacht.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 9 van 40
persoonsgegevens ontwikkeld.4 Indien gemeenten gegevens van de jongeren opvragen via een codering van persoonsgegevens waardoor natuurlijke personen niet zonder onevenredige inspanning kunnen worden vastgesteld, dan is de Wbp niet van toepassing. Landelijk telonderzoek In bijlage 4 is een format voor gegevensverzameling weergegeven waarin de minimale gegevens worden gevraagd die voor landelijk telonderzoek gewenst zijn. Voor een centrumgemeente is het echter verstandig om voor eigen beleid breder te kijken. Zie hiervoor de aandachtspunten in bijlage 3. Schematisch ziet het uitvoeren van basaal telonderzoek er als volgt uit: Stap
Inhoud ● ●
1. Vaststellen format registraties
●
●
●
De betrokken instellingen registreren de zwerfjongeren conform het vastgestelde format, de afgesproken periode (dan wel peildatum).
●
De gemeente (of een partij in opdracht van) extraheert de aantallen op peildatum of in een periode. Dit kan op twee manieren: 1) Bij aanlevering van gegevens door instellingen afzonderlijk voert de verantwoordelijke dataspecialist de ontdubbeling uit en levert (geanomiseerde) overzichten voor alle betrokkenen. 2) Bij een centrale registratie genereert de dataanalist overzichten uit het registratiesysteem en levert deze aan betrokkenen.
2. Registreren
●
3. Extraheren aantallen
4. Landelijke gegevensaanlevering
De gemeente stelt (in overleg met instellingen) vast welke items instellingen dienen te registreren. De gemeente formuleert (met instellingen) een methode en of code om dubbelingen uit te filteren. De gemeente kiest (mogelijk in overleg met instellingen) of er op peildatum of continu geregistreerd wordt. Indien mogelijk wordt gebruik gemaakt van één centrale digitale registratie waarin alle instellingen registreren.
●
De overzichten uit de registraties worden indien de gemeente daarom wordt verzocht vertaald naar het format voor landelijke gegevensaanlevering (zie bijlage 4).
Overzicht T2. Schema voor uitvoeren van basaal telonderzoek
4
We verwijzen daarvoor naar: http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/brochures/2006/07/13/handleiding-wet-beschermingpersoonsgegevens/handleidingvoorverwerkerspersoonsgegevens.pdf KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 10 van 40
1.2
Kwalitatieve opties
Indien men op korte termijn geen profielonderzoek kan doen en men toch op een aantal relatief eenvoudig te inventariseren aspecten inhoudelijke kennis over de doelgroep wil vergaren gekoppeld aan telonderzoek is onderstaand een selectie gemaakt van aspecten die door verschillende partijen5 worden aangegeven. Gemeenten en betrokken partijen krijgen met behulp van kwalitatieve gegevens steeds beter zicht op de omvang van de doelgroep, op de aard en ernst van de problemen en op trends. Met dat inzicht wordt het mogelijk gerichter beleid te ontwikkelen en implementeren. Onderwerp
Item voor registratie Crisisopvang Residentiële opvang Dakloos
Woonsituatie vlak voor of bij registratie
Kraakpand Vrienden/familie Bij (een van de) ouders Detentie Eigen huisvesting Vanuit instelling Geen of beperkte schuld (bijvoorbeeld < €500)
Financiële situatie
Aanzienlijke schulden (bijvoorbeeld tussen €500 en €10.000) Hoge schulden (bijvoorbeeld > €10.000) Werk Studiefinanciering
Soort inkomen
Uitkering Overig Geen inkomen Werk
Dagelijkse activiteiten
Scholing Geen
5
Dit overzicht is samengesteld op basis van de volgende bronnen: Onderzoek naar cliëntgroepen door bureau HHM bij Sancta Maria Nijmegen (2011), casestudies Zwolle (UMC Radboud), Profielstudie van Bijvoets voor Den Haag (2006), Team zwerfjongeren Zwolle. Zie voor het volledige overzicht met geraadpleegde bronnen de literatuurlijst in bijlage 6.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 11 van 40
Onderwerp
Item voor registratie Psychiatrische problematiek en aard Alcohol gebruik en mate waarin Sofdrugs gebruik en mate waarin Hard drugs gebruik en mate waarin
Persoonlijke problematiek
Medicatiegebruik en mate waarin Verstandelijk beperkt Lichamelijke beperkingen en aard Criminele activiteiten Agressie en mate waarin Overlast en mate waarin Delict gepleegd (geen, licht, vermogen, geweld) BO IVBO
Opleiding (hoogst genoten)
VMBO HAVO/VWO MBO geen Nederlands Marokkaans
Etniciteit/ herkomst
Antilliaans Surinaams Turks Overig Sociale vaardigheden
Overige kenmerken en mate waarin aanwezig
Zelfvertrouwen en zelfwaardering Motivatie Probleemoplossend vermogen
Overzicht T3. Kwalitatieve opties voor toevoeging aan minimale telling Bij registratie van kwalitatieve aspecten die dienen voor een telling van feitelijk en residentieel dakloze jongeren in een gemeente dient men er rekening mee te houden dat geen zaken worden geregistreerd over ouders. Ouders hebben vaak niet getekend voor informatieoverdracht. Gelet op de privacy van ouders zou de gemeente dan toestemming moeten hebben om zaken te registreren zoals oudersituatie (gescheiden, LAT, e.d.) en vroegere trauma’s van de jongere. Schematisch ziet het doen van telonderzoek met aanvullende kwalitatieve gegevens er hetzelfde uit als in overzicht T2 op pagina 10. Het enige wat hierin anders wordt, is dat het format uit paragraaf 1.1 wordt aangevuld met meer kwalitatieve aspecten om op te registreren. KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 12 van 40
2. Profielonderzoek 2.1 Bronnenonderzoek 2.2 Actueel veldonderzoek
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 13 van 40
Inleiding bij profielonderzoek Het is voor de aanpak van zwerfjongeren van belang om te weten te komen welke verschillende types of profielen aan zwerfjongeren in een gemeente te onderscheiden zijn. Zodoende kan er nagedacht worden over specifieke trajecten welke voor elk profiel van toepassing zijn, waardoor zwerfjongeren adequater geholpen kunnen worden. Om zicht te krijgen op de diverse profielen van zwerfjongeren in uw regio, kunnen gemeenten profielonderzoek (laten) uitvoeren. Profielonderzoek “Een profielonderzoek is een middel om onderlinge verschillen binnen een groep zichtbaar te maken. Een groep kenmerkt zich door bepaalde overeenkomsten (bijvoorbeeld alle personen binnen een groep zijn verstandelijk of lichamelijk beperkt of zijn jeugddelinquenten)… Een aantal aan elkaar gekoppelde kenmerken die samen een ‘subgroep’ vormen, kan een profiel worden genoemd.” (Van Lier, 2009) Mogelijke aanleidingen voor profielonderzoek zijn: ● Er is onvoldoende zicht op de problematieken en mogelijkheden bij zwerfjongeren. ● Men wil weten voor welke combinaties van problematieken en mogelijkheden van jongeren welke trajecten het meest geschikt zijn. ● Men wil selectieve acties nemen op basis van profielen van zwerfjongeren om effectief te kunnen reageren op de volgende zaken: — Een tekort aan opvangplaatsen. — Het dichtslibben van bestaande voorzieningen voor (zwerf)jongeren en/of onvoldoende doorstroommogelijkheden. — Onvoldoende betaalbare zelfstandige woonruimte. — Gebrekkige aansluiting tussen de Jeugdzorg, de Opvang en zorginstellingen (AWBZ). ● Als ondersteuning bij centrale regie van de gemeente ten aanzien van jongeren met problemen. De meest eenvoudige weg om een zeker beeld van profielen te verkrijgen is het gebruik maken van bestaand profielonderzoek: Bronnenonderzoek. Men neemt dan aan dat in de eigen doelgroep ongeveer dezelfde profielen aanwezig zijn in ongeveer dezelfde verhoudingen. Na enige tijd (één tot twee jaar) van voortdurende observatie en indeling, zal blijken wat de werkelijke verhoudingen zijn en of de van buiten geleende profielen ook voldoende passend zijn. Een tweede – meer uitgebreide – mogelijkheid is in korte tijd gericht onderzoek doen of laten doen op basis van een bestaande populatie met bestaande goed gevulde dossiers: Actueel veldonderzoek.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 14 van 40
2.1
Bronnenonderzoek
Een ‘lichte’ variant om tot profielen te komen is door ‘verstandig en geïnformeerd’ te kijken naar reeds ontwikkelde profielen. We noemen deze variant bewust geen profielonderzoek omdat er niet op basis van ruwe data (uit dossiers of interviews) wordt toegewerkt naar profielen. Daarentegen bieden we hier een handreiking om gebruik te maken van bestaande bronnen (profielen) op basis van profielonderzoek elders in het land. De stappen die voor dit onderzoek gevolgd kunnen worden zien er als volgt uit: Stap
Inhoud ● ●
1. Analyse registraties
2. Brononderzoek
●
Beschikbare profielen uit eerdere onderzoeken doornemen (zie ook bijlage 5).
●
Met betrokken instellingen keuze maken in reeds beschikbare profielen. Profielen eventueel lokaal inkleuren.
3. Keuze profielen ●
4. Beleidsconsequenties bespreken
Selecties in beschikbare registraties. Aantallen zwerfjongeren genereren t.a.v. enkele hoofdkenmerken waarop geregistreerd is (in elk geval leeftijd en vermoeden van problematiek, mogelijk ook opleiding, schulden e.a. (zie tabel T3, pagina 11/12).
●
Benodigde hulpverlening, huidig aanbod en aanknopingspunten voor verbetering bespreken.
Overzicht P1. Schema voor uitvoeren van bronnenonderzoek profielen 1. Analyse registraties Er zijn verschillende onderzoeken geweest naar eigenschappen van zwerfjongeren. De uitkomsten daarvan kunnen worden beschouwd als een goede voorspeller van de eigenschappen van de groep zwerfjongeren in de eigen regio. Men kan dan in eerste instantie voor de eigen regio volstaan met geavanceerd tellen (aantallen en enkele makkelijk te inventariseren hoofdkenmerken uit paragraaf 2 kwalitatieve opties voor telonderzoek). Op basis van deze analyses krijgt men inzicht in de doelgroep. De mate waarin men inzicht krijgt is afhankelijk van de items waarop geregistreerd wordt. Daar waar meer registratie heeft plaatsgevonden op kwalitatieve kenmerken van zwerfjongeren in de regio, is een beter inzicht te genereren in de doelgroep. 2. Brononderzoek Op basis van ander onderzoek naar profielen dat elders is gedaan kan men – gelet op de uitkomsten van de analyses uit de registratie - vervolgens een indeling maken voor de eigen regio. Zwerfjongeren hebben te maken met een veelvoud van problemen. Doordat verschillende onderzoekmethoden worden gebruikt voor het genereren van profielen (waaronder analyse van registraties en dossiers, interviews onder zwerfjongeren en KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 15 van 40
onder professionals) verschillen de resultaten van de diverse profiel-/casusstudies. Een andere oorzaak voor verschillen betreft het moment van uitvragen van kenmerken. In een deel van de onderzoeken wordt de actuele situatie beschreven (bijvoorbeeld druggebruik op dit moment). In andere onderzoeken gaat men uit van kenmerken zoals die de periode voorafgaande aan het meetmoment van toepassing waren (bijvoorbeeld druggebruik in het afgelopen jaar). Voorgaande maakt dat uitkomsten van profielstudies niet eenvoudig te vergelijken zijn.6 In bijlage 5 zijn de resultaten van profielonderzoeken vanuit vijf verschillende bronnen weergegeven. 3. Keuze profielen Indien men bestaande profielen wil gebruiken voor beleidsontwikkeling is het aan te bevelen om samen met professionals in de opvang en/of (ex)zwerfjongeren de profielen door te nemen en hier een keuze uit te maken om te zien welke profielen het best de situatie in de regio weergeven. Men zal zich hierbij ook een doel voor ogen moeten houden. Bij het indelen van (zwerf)jongeren in profielen is het aan te bevelen zicht te hebben op bij deze profielen passende trajecten zodat er een relatie kan worden gelegd tussen vraag en aanbod. Men kan hierbij kijken naar: ● de expertise die moet worden ingezet bij begeleiding en behandeling in het traject; ● de te verwachten doorlooptijd van een traject; ● de leefvorm die het meest geschikt is in de verschillende fasen van het traject; ● de samenstelling van de groep in een gemeenschappelijke woonsetting; ● specifieke ondersteuningsvormen die ingezet moeten worden (scholing, begeleiding bij zwangerschap of opvoeding, werkbegeleiding e.a.). We willen hier benadrukken dat de resultaten van profielonderzoek in bijlage 5 ten eerste verschillend zijn en ten tweede relatief beperkte aanwijzingen geven voor geschikte trajecten en voorzieningen. Indien wenselijk kan de gemeente met de instellingen ervoor kiezen om bestaande profielen nog verder aan te scherpen voor de lokale situatie, zodat deze beter aansluiten bij de doelgroep die betrokken instellingen herkennen in de profielen. Daarvoor is de expertise van betrokken instellingen vereist en kan men eventueel ook nog eens kritisch kijken naar beschikbare registraties. Kritische beoordeling is zeker belangrijk omdat door onderzoeker Van Lier aangegeven wordt dat lokale verschillen in bijvoorbeeld beleid bijzondere bijstand en schuldsaneringsbeleid aanzienlijke invloed kunnen hebben op bepaalde problematiek bij jongeren waardoor bepaalde profielen sterker of minder sterk vertegenwoordigd kunnen zijn in een bepaalde regio. Het is statistisch gezien niet aan te bevelen profielonderzoek te doen als men te maken heeft met een relatief beperkt aantal zwerfjongeren per jaar (minder dan 30). Profielonderzoek is in veel gevallen gebaseerd op meer dan 100 casussen. Bij een beperkt aantal zwerfjongeren kan een gemeente beter aan de opvanginstelling 6
Jeeninga (2010). Zwerfjongeren; omvang, kenmerken en zorgbehoeften.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 16 van 40
vragen om op basis van bestaande profielen een jaarlijks overzicht te maken van de jongeren die in en uitgestroomd zijn waarin naast profiel ook trajectstappen (doorlooptijd de diverse vormen van begeleiding en of behandeling) en het effect zijn weergegeven. Op termijn kan men hiermee het beleid (bij)sturen. 4. Beleidsconsequenties bespreken Wanneer de gemeente samen met de betrokken instellingen heeft gekozen welke profielen van zwerfjongeren passen bij de doelgroep(en) in de regio, dan kan men de profielen ook gebruiken om het beleid verder aan te scherpen. In gesprek met de instellingen is het dan mogelijk om per profiel te bespreken wat het huidige aanbod is en welk aanbod nodig is gezien de kenmerken van de doelgroep. De discrepanties tussen beschikbaar en benodigd aanbod kunnen gemeente en instellingen gebruiken voor verbeteringen in het te voeren beleid gericht op zwerfjongeren.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 17 van 40
2.2
Actueel veldonderzoek
Bij actueel veldonderzoek is de situatie aan de orde dat op basis van beschikbare dossiers profielen van zwerfjongeren worden verkregen. In relatief korte tijd worden dossiers van instellingen waar zwerfjongeren bekend zijn, doorgenomen. De profielen die uit de dossiers worden gedestilleerd worden vervolgens ter verificatie en aanscherping voorgelegd aan instellingen uit de regio. Daarnaast kan men aan de profielen de meest geëigende trajecten koppelen indien daar voldoende informatie voor beschikbaar is. Schematisch ziet het profielonderzoek er als volgt uit: Stap
Inhoud ●
1. Startbijeenkomst
● ●
●
2. Dossieronderzoek
● ●
3. Profielen destilleren
● ● ●
4. Panelgesprek(ken)
●
Doelstelling, opzet en uitvoering van het onderzoek bespreken met betrokken partijen. Opstellen lijst kenmerken. Praktische afspraken maken over inzage in dossier.
Dossiers/databases gereedstellen door instellingen. Onderzoeker turft dossiers op kenmerken. Verwerken kenmerken en scores in Excel/SPSS. Analyse van data m.b.v. Homals-analyse. Profielen schriftelijk uitwerken. Herkenbaarheid van profielen voorleggen aan betrokken partijen. Benodigde hulpverlening, huidig aanbod en aanknopingspunten voor verbetering bespreken.
Overzicht P2. Schema voor uitvoeren van actueel veldonderzoek profielen 1. Startbijeenkomst Bij aanvang van actueel veldonderzoek is het aan te raden om met instellingen voor zwerfjongeren en eventuele andere betrokken in gesprek te gaan over de doelstelling, opzet en uitvoering van het onderzoek. De medewerking van instellingen is noodzakelijk voor de uitvoering van profielonderzoek (zie verderop). Maar ook ten aanzien van de opzet is het verstandig gebruik te maken van de expertise van de instellingen. Dit verhoogt mogelijk ook het draagvlak van het onderzoek. Met de instellingen kan worden afgesproken welke kenmerken van cliënten worden meegenomen in het profielonderzoek. In de statistische analyse van Den Haag en Rotterdam zijn 16 kenmerken meegenomen (zie de criteria in overzicht P3. op pagina 21). Voor het profielonderzoek in Leiden bijvoorbeeld zijn 37 criteria voor cliënten meegenomen in het onderzoek en uiteindelijk 30 criteria gebruikt bij de statistische analyse. Afhankelijk van de doelstelling van het onderzoek, de regio en betrokken instellingen kan dus een lijst met criteria worden opgesteld.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 18 van 40
2. Dossieronderzoek Om een profielonderzoek uit te kunnen voeren op basis van dossiers van cliënten, is informatie uit dossiers of databases nodig die inzicht geven in de situatie en de verschillende kenmerken van cliënten. De kenmerken uit deze dossiers worden gebruikt voor een statistische analyse, waardoor profielen tot stand kunnen komen. De kenmerken en scores vanuit de dossiers worden vervolgend ingevoerd in een spreadsheet (of rechtstreeks in SPSS). Een Excel spreadsheet dient te worden omgezet in een SPSS-bestand voor verdere statistische bewerking en analyse. De gegevens worden voor de statistische analyse anoniem en vertrouwelijk verwerkt. Uit de profielen zijn daardoor geen concrete cliënten te herleiden. De gegevens zijn alleen te verzamelen als de organisaties toestemming verlenen om hun dossiers te gebruiken voor de gegevensverzameling. Een gemeente kan aan de instellingen vragen om mee te werken aan een dergelijk profielonderzoek. Van één van de voorbeelden zoals die in bijlage 5 zijn weergegeven is onderstaand op hoofdlijnen de aanpak weergegeven. Voor nadere details verwijzen we naar de bronnen (zie bijlage 7) en de auteurs/onderzoekers. Voorbeeld: Den Haag In het onderzoek dat onderzoeker Bijvoets uitvoerde in Den Haag is de volgende werkwijze gevolgd. In totaal zijn 102 dossiers van zwerfjongeren in Den Haag verzameld en geanalyseerd. De algemene kenmerken van de onderzochte zwerfjongeren zijn weergegeven, waaruit via de Homals-analyse (zie onderstaand) profielen zijn uitgewerkt. De profielen die uitkomst waren van de statistische analyse zijn eerst aan hulpverleners gepresenteerd, waarna vervolgens is gevraagd welke profielen hulpverleners terug zien bij hun eigen hulpverleningsinstantie. Vervolgens is de vorm en aard van de hulpverlening besproken aan de hand van de vier profielen. Er is gevraagd welke hulp er volgens hulpverleners nodig is voor de desbetreffende groep zwerfjongeren, welke hulp er op dit moment aanwezig is voor de zwerfjongeren van een bepaald profiel en tenslotte wat er mogelijk verbeterd kan worden. Ook is nagegaan in hoeverre de profielen van zwerfjongeren in Den Haag en Rotterdam (Maaskant) overeenkomen. Vervolgens hebben er groepsgesprekken met hulpverleners plaatsgevonden om de vorm van hulpverlening voor zwerfjongeren te bespreken aan de hand van de profielen. Uit dit onderzoek is gebleken dat de methode om tot profielen van zwerfjongeren in Den Haag te komen, wel bruikbaar is. Evenals in Rotterdam was het mogelijk vier groepen zwerfjongeren te onderscheiden. De profielen van zwerfjongeren in Rotterdam waren echter niet direct toepasbaar op zwerfjongeren in Den Haag. Uit de groepsgesprekken is gebleken dat er voor elk profiel een andere vorm van hulpverlening nodig is. ● Weglopers hebben vooral een vorm van ‘levensloopbegeleiding’ nodig. ● Kansrijke zwerfjongeren zijn gebaat bij snelle en vroegtijdige hulpverlening, die ook vooral praktisch van aard is. ● Internaatjongeren hebben door hun intensieve hulpverleningsverleden aansluitende hulp nodig die een ‘groot gat’ voorkomt en aansluit bij de hulp vanuit een internaat. ● Bandieten zijn de lastigste groep om hulp voor te ontwikkelen, omdat zij eerst zelf zullen moeten kiezen welke weg zij inslaan: stappen ze uit de criminaliteit of niet? Intensieve ambulante begeleiding is een mogelijkheid om de jongeren van het profiel ‘Bandieten’ in het gareel te houden.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 19 van 40
3. Profielen destilleren Met de Homals-analyse (zie tekstkader) kan worden onderzocht of bepaalde groepen qua patronen van categorieën (antwoordpatronen) veel overeenkomen. Als bepaalde groepen qua kenmerken veel met elkaar overeenkomen, liggen ze dicht bij elkaar, terwijl ze ver van elkaar afliggen als de kenmerken juist niet met elkaar overeenkomen. Met andere woorden: met een Homals-analyse kan getoetst worden of bepaalde kenmerken van de gehele groep zwerfjongeren in combinatie met elkaar vaak voorkomen. In de onderzoeken in Rotterdam, Den Haag, Leiden en Dordrecht zijn hierdoor vier groepen ontstaan. Met deze methodiek komt men tot ‘profielen’ van zwerfjongeren: jongeren die in een bepaald profiel vallen hebben veel overeenkomsten met elkaar gemeen (qua hulpverleningsverleden bijvoorbeeld, of qua contacten met politie) en onderscheiden zich daarmee van zwerfjongeren uit andere profielen. HOMALS staat voor Homogenity analysis by means of alternating least squares. De analyse is bedoeld om nominale variabelen te analyseren. De analyse kan worden toegepast als men wil nagaan of er relaties bestaan tussen variabelen die op nominaal niveau gemeten zijn. Nominaal houdt in dat van de categorieën van de variabele bekend is dat de ene categorie de andere niet is, maar dat niet bekend is hoe de categorieën zich onderling verhouden. Continue variabelen zoals leeftijd dienen voor een Homals-analyse eerst teruggebracht te worden tot een beperkter aantal categorieën. Door de analyse is het mogelijk groepen objecten (cases) op te sporen die qua antwoordpatronen overeenkomen. De Homals-analyse is een beschrijvende techniek en geen toetsende. Dit betekent dat niet kan worden afgeleid hoe groot de kans is dat de gevonden relaties ook in de werkelijkheid voorkomen. Het wordt alleen gebruikt om aan te geven welke relaties in de dataset aanwezig zijn (Van den Berg, 1986).
In Rotterdam en Den Haag zijn 16 kenmerken meegenomen in de Homals-analyse. In Leiden was het aantal kenmerken in de Homals-analyse groter, namelijk 30 en in Dordrecht 29. Hieronder geven we een overzicht van de kenmerken die in de verschillende onderzoeken zijn meegenomen. In alle onderzoeken leidde de statistische analyse tot 4 profielen. Rotterdam – Jongerenloket “Onlangs heb ik het (red. profielonderzoek) nog gebruikt bij uitleg over zwerfjongeren. Aan een nieuwe medewerker, een stagiaire, om aan te geven dat “de zwerfjongere” niet bestaat. Dat men hierin kan differentiëren en die onderlinge verschillen leiden tot een andere aanpak.”
Nieuw profielonderzoek kan ook nieuwe inzichten opleveren in belangrijke kenmerken die een ‘zwerfcarrière’ kunnen voorspellen. Zo blijkt uit onderzoek van Van Lier dat geweld in de thuissituatie en het met het gezin al op meerdere adressen gewoond hebben een belangrijke factor te zijn bij het voorspellen van een zwerfcarrière.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 20 van 40
Kenmerken Rotterdam/ Den Haag (16)
Kenmerken Leiden (30)
Kenmerken Dordrecht (29)
1
Ouders gescheiden
Woonsituatie bij aanmelding
Woonsituatie bij aanmelding
2
Leeftijd tijdens de scheiding
Geslacht
Geslacht
3
Van huis weggelopen
Opleidingsniveau
Opleidingsniveau
4
Traumatische ervaring
Diploma
Diploma
5
Psychiatrische diagnose
Regulier of speciaal basisonderwijs
Regulier of speciaal basisonderwijs
6
Middelengebruik
Starkwalificatie
Starkwalificatie
7
Contact met kinderbescherming
Werk bij aanmelding
Werk bij aanmelding
8
Ondertoezichtstelling
Werkervaring totaal in maanden
Werkervaring totaal in maanden
9
In een internaat gezeten
Inkomen aanwezig
Inkomen aanwezig
10
In een pleeggezin geweest
Soort inkomen
Soort inkomen
11
Contact met politie/justitie
12
Detentie
Aanwezigheid van schulden
Aanwezigheid van schulden
13
Gepleegd delict
Voornaamste type schuldeiser
Voornaamste type schuldeiser
14
Opleiding basisonderwijs
Ouders gescheiden of (één van de) ouders overleden
Ouders wel of niet gescheiden of (één van de) ouders overleden
15
Soort inkomen
Ooit zelf weggelopen
Ooit zelf weggelopen
16
Werk
Reden van weglopen indien van toepassing
Reden van weglopen indien van toepassing
17
Ervaring met de Raad voor de Kinderbescherming
Ervaring met de Raad voor de Kinderbescherming
18
Ooit een OTS uitgesproken
Ooit een OTS uitgesproken geweest
19
Residentiële opname
20
Reden van residentiële opname
Reden van residentiële opname
21
In pleeggezin gezeten
In pleeggezin gezeten
22
Middelengebruik (voornaamste)
Middelengebruik (voornaamste)
23
Traumatisch incident in het verleden
Traumatisch incident in het verleden
24
Aanwezigheid en type psychiatrische diagnose
Aanwezigheid en type psychiatrische diagnose
25
Vermoeden van psychiatrische problemen
26
Contact met de GGZ
Contact met de GGZ
27
Politie en justitie contacten
Politie en justitie contacten
28
Detentie ervaring
Detentie ervaring
29
Ex-AMA
Ex-AMA
30
Jong ouder
Jong ouder
31
Zwanger
Zwanger
Actieve ziektekostenverzekering
Overzicht P3. Kenmerken in Homals-analyse in verschillende profielonderzoeken
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 21 van 40
Nadat de Homals-analyse is uitgevoerd en bekend is welke profielen onderscheiden kunnen worden op basis van verschillende kenmerken, volgt de feitelijke uitwerking van profielen. Dit wil zeggen dat er schriftelijk een omschrijving wordt gegeven van de verschillende profielen, die vervolgens aan de instellingen kunnen worden voorgelegd. 4. Panelgesprek(ken) Nadat de profielen gereed zijn om voor te leggen aan de betrokken partijen is het van belang dat een bijeenkomst (panelgesprek) wordt gepland waarin de profielen worden besproken. Vertegenwoordigers van diverse instellingen kunnen in dit gesprek (eventueel meerdere gesprekken) in eerste instantie aangeven of de profielen herkenbaar zijn voor de organisaties. Tekstuele aanpassingen in de profielen zijn in dit geval mogelijk. De verschillende geclusterde kenmerken in de profielen zijn resultaat van de statistische analyse op basis van het dossieronderzoek en staat in principe niet ter discussie (tenzij de steekproef niet representatief is). De panelgesprekken kunnen vervolgens ook worden gebruikt om de consequenties van de tot stand gekomen profielen te vertalen naar het beschikbare aanbod. Vragen die de onderzoeker hier op tafel zou moeten leggen zijn: ● Wat is de huidige vorm en aard van de hulpverlening per profiel? ● Welke hulp is er volgens hulpverleners nodig voor de desbetreffende groep zwerfjongeren? ● Waar bevinden zich discrepanties in nodigde en beschikbare hulpverlening? ● Welke aanknopingspunten voor verbetering van het ondersteuningsaanbod aan zwerfjongeren kunnen worden benoemd? Op basis van de panelgesprekken verkrijgen zowel gemeente als betrokken instellingen input voor beleid gericht op de doelgroep. Den Haag - De uitkomsten van het profielonderzoek zijn gebruikt om panels te organiseren om professionals bij elkaar te zetten of zij vinden dat er een passend aanbod is voor de specifieke doelgroepen. Je kan betrokkenen een spiegel voorhouden; voor wie is het aanbod passend en voor wie niet? De aanpak zoals deze in Den Haag is gevolgd is aan te bevelen voor andere gemeenten, ook kleine gemeenten. Het is echter wel afhankelijk van wat voor dossiers je hebt en wie er mee wil werken. Ook herhalen na een aantal jaren is wenselijk.
Leiden - Profielonderzoek was plezierig om te doen omdat het lastig is om te praten over ‘de’ zwerfjongere. Het onderzoek gaf inzicht in verschillende subdoelgroepen. Per profiel is een aanpak geformuleerd met partijen. Dit heeft ook meer richting gegeven aan de onderlinge samenwerking. Er kwamen partijen bij die voorheen niet in de overlegstructuur zaten. Vanuit de Federatie Opvang was al bekend dat er veel LVB7-problematiek was onder zwerfjongeren, maar als je het terug ziet in je eigen bestand dan is de stap naar handelen makkelijker. In Leiden is men nog steeds bezig met de uitkomsten, het onderzoek vond plaats in 2009. Er is dus een na-ijleffect van de uitkomsten en er wordt nog steeds naar de resultaten van het onderzoek terug gekeken.
7
LVB: Licht verstandelijk beperkt. KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 22 van 40
3 Participatie mogelijkheden zwerfjongeren
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 23 van 40
3. Participatiemogelijkheden bij onderzoek door zwerfjongeren In feite zijn er twee mogelijkheden om (ex)zwerfjongeren zelf te laten participeren in telonderzoek en profielonderzoek. Voor telonderzoek geldt dat (ex)zwerfjongeren kunnen participeren door als gemeente en instellingen bij hen het belang te benadrukken om collega zwerfjongeren te benaderen om zich te melden. In Zwolle komt het mondjesmaat voor dat zwerfjongeren andere zwerfjongeren weten te motiveren om zich te melden. Door een onderzoeker wordt aangegeven dat ex zwerfjongeren vaak niet willen participeren in onderzoek omdat zij niet geconfronteerd willen worden met hun verleden. In dat geval is het beter om zwerfjongeren te laten participeren die nu nog in de hulpverlening zitten.
Bij profielonderzoek kunnen (ex)zwerfjongeren participeren door hen een rol te geven bij het beoordelen van de profielen op basis van het dossieronderzoek. Deze aanpak wordt sinds kort door van Lier (zie ook literatuurlijst in bijlage 7) toegepast omdat er nu meer zogenaamde spreekbuizen bestaan voor zwerfjongeren. Ook via maatjesprojecten kunnen zwerfjongeren benaderd worden om een bijdrage te leveren aan beoordeling van profielen. Den Haag en Leiden Zwerfjongeren laten participeren in profielonderzoek is lastig. Voor het doornemen van dossiers moet toestemming worden gegeven. In panelgesprekken kunnen zwerfjongeren wel een rol vervullen. Je kan ze bijvoorbeeld zelf laten verwoorden waarom het huidige aanbod niet aansluit.
Zwerfjongeren participeren op dit moment al wel geregeld in onderzoek, evaluatie en hulpverlening aan zwerfjongeren. Het gaat daarbij echter om onderzoeken naar behoefte, waardering en effect. Den Haag Er is nu een jongerenkeuringsteam. Zij hebben de opvanginstellingen bezocht en beoordeeld en verbeterpunten gegeven. http://www.verwey-jonker.nl/doc/participatie/3814_Jongerenkeuringsteam_in_actie.pdf
De resultaten van de participatie van zwerfjongeren zijn in deze onderzoeken bedoeld om de hulpverlening aan de doelgroep zelf te verbeteren. Indien men hierover meer wil weten, verwijzen wij in eerste instantie naar een boekje van Movisie ‘Van zwerfjongere tot medeonderzoeker’ onder regie van Anna van Deth (zie literatuurlijst) waarin de ervaringen zijn gebundeld van de Nederlandse medeonderzoekers en trainers van het Europese project Combating Youth Homelessness. De werving, selectie en training van voormalig zwerfjongeren als medeonderzoekers, de onderzoeksperiode en de evaluatie zijn daarin praktisch uitgewerkt. Het ontwikkelde materiaal en de gebruikte communicatiemiddelen zijn te downloaden op de website www.movisie.nl/maatschappelijkeopvang. Twee voorbeelden van onderzoek waarbij zwerfjongeren zijn ingezet zijn:
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 24 van 40
●
●
Op zoek naar verbondenheid; Zwerfjongeren aan het woord over de verbetering van de hulpverlening (2001) van Marc Noom en Micha De Winter en het Nederlands Platform Zwerfjongeren (Universiteit van Utrecht). Jongeren keuren hun opvangvoorziening (2009) van Mak, Davelaar en van der Lee, Verwy Jonker instituut, dat de participatie audit in 2007 voor zwerfjongeren in Amsterdam van de Volksbond beschrijft en evalueert.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 25 van 40
Bijlage 1.
Definitie zwerfjongeren De landelijke definitie zoals die op 24 juni 2010 aan de tweede kamer is gepresenteerd luidt: ‘Zwerfjongeren zijn feitelijk en residentieel daklozen onder de 23 jaar met meervoudige problemen’ Feitelijk daklozen zijn personen die niet beschikken over een eigen woonruimte en voor een slaapplek gedurende de nacht ten minste één nacht (in de maand) zijn aangewezen op: ● buiten slapen, ofwel overnachten in de openlucht en in overdekte openbare ruimten, zoals portieken, fietsenstallingen, stations, winkelcentra of een auto; ● binnen slapen in passantenverblijven van de maatschappelijke opvang, inclusief eendaagse noodopvang; ● binnen slapen bij vrienden, kennissen of familie, zonder vooruitzicht op een stabiele slaapplek. Residentieel daklozen zijn personen die zijn ingeschreven bij instellingen voor maatschappelijke opvang. Onder maatschappelijke opvang wordt in dit verband niet vrouwenopvang verstaan, hoewel de vrouwenopvang in de Wet maatschappelijke ondersteuning wel valt onder maatschappelijke opvang. Ook vallen kinderen die met hun ouder(s) meekomen in de opvang niet onder de definitie. Ingeschreven staan bij begeleid wonen of een foyer de jeunesse wordt ook uitgesloten, ook wanneer deze is ondergebracht bij een instelling voor maatschappelijke opvang. Jongeren die in een vorm van begeleid wonen of begeleid zelfstandig wonen of jongeren in een reguliere verblijfssetting 24 uurs zoals RIBW of GGZ of VG of kliniek (verslavingszorg of psychiatrie of dubbeldiagnose) of jeugdzorg, worden niet beschouwd als residentieel dakloos. Voor meervoudige problemen geldt dat het voldoende is wanneer sprake is van een vermoeden van meervoudige problematiek.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 26 van 40
Bijlage 2.
Partijen die registraties van zwerfjongeren kunnen aanleveren Partijen die zinvol zijn om feitelijk dakloze jongeren en ook risico jongeren te registreren: ● Outreachend team en of bemoeizorg team en of sociaal team van GGD en of GGZ en of RIBW en of opvangorganisatie en of verslavingszorg. OGGZ- netwerken/meldpunten ● Inloop of dagopvang van opvangorganisaties en of verslavingszorg en of RIBW en of GGZ ● Nachtopvang van opvangorganisaties en of RIBW en of GGZ ● Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) ● Thuiszorg (gespecialiseerde thuiszorg) ● Politie (wijkagent) ● Gemeentelijke loketten (Jongerenloket) ● Instellingen voor verslavingszorg ● GGZ-instellingen (FAC Team) ● Woningcorporaties ● Bureau Jeugdzorg ● Jeugdzorginstellingen ● ● ● ● ● ●
Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) MEE Sociale dienst Scholen (ZAT, leerplicht ambtenaar) Buurtnetwerken Meldpunten (zorg en overlast/vervuiling, verwaarlozing, mishandeling ASHG)
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 27 van 40
Bijlage 3.
Routes en doorstroom van zwerfjongeren Onderstaand is een stroomschema aangegeven waarlangs (zwerf)jongeren bewegen.
Signalering risicojongeren via ZAT, thuiszorg, woningbouw etc.
Jeugdzorg
Veelal via een poging tot zelfstandigheid
1. Feitelijk dakloze zwerfjongeren
noodopvang
2. Zwerfjongeren residentieel
crisisopvang
dagopvang
24-uurs opvang
begeleid wonen
3. Ex-zwerfjongeren in rehabilitatie fase
begeleid zelfstandig wonen zelfstandig wonen met terugval-preventie
4. Ex-zwerfjongeren uitstroom naar reguliere voorzieningen
zelfstandig wonen, zelfredzaam zonder begeleiding
beschermd wonen met structurele langdurige begeleiding (RIBW) woonvoorzieningen VG/LVG klinische opname psychiatrie/ verslavingszorg/ dubbeldiagnose
Legenda: Rode pijl betreft een ongewenst terugval. Blauw betreft reguliere stromen zwerfjongeren. De grijze pijlen duiden op mogelijkheden vanuit de jeugdzorg.
De doelstelling van registratie van vervolgtrajecten is op een later moment evalueren van de cliëntstromen. Vragen als; waar gaan de zwerfjongeren vanuit de verschillende voorzieningen naartoe, in welke percentages en zijn er stappen te zetten op doorstroom te versnellen, kunnen met deze wijze van registreren beantwoord worden. Indien een gemeente de cliëntstromen structureel en continu wil volgen, zal men een registratie moeten opzetten waarin per cliënt de momenten van verandering in de tijd kunnen worden getoond en de bijbehorende verandering in de status. Een cliëntvolgsysteem (CVS) waarin alle partijen deelnemen is dan aan te bevelen omdat dan ook meer zicht kan worden geboden op zwerfjongeren die na een periode van feitelijk zwerven een residentiële plek vinden in de zwerfjongerenopvang of daarbuiten of dat zij inmiddels ander onderdak hebben gevonden. Voor kennis van de doorstroom en het maken van beleid is het goed om een bestaand cliëntvolgsysteem te gebruiken of er een te ontwikkelen, waarbij alle deelnemende instellingen via een beveiligde internetverbinding risicojongeren, zwerfjongeren en jongeren in de vervolgstappen centraal kunnen registreren. Door deze centrale registratie is het ook mogelijk om de cliënt te volgen bij het doorlopen van de keten aan voorzieningen. Daarbij is het ook aan te bevelen risicojongeren bijvoorbeeld gesignaleerd via school (zorg- en adviesteam (ZAT) en leerplichtambtenaar) en thuiszorg (risicogezinnen) in een dergelijk systeem mee te nemen. Zeker nu de AWBZ-begeleiding (individueel en groep), het kortdurend verblijf, de jeugdzorg en de jeugd GGZ
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 28 van 40
gedecentraliseerd wordt naar gemeenten, kan de gemeente sterker regie voeren inzake (zwerf)jongeren en is een goede registratie daarbij nuttig voor beleid en evaluatie. Dit betekent dat een gemeente integraal registratievereisten en beleid zou kunnen voeren op vijf categorieën: Categorie
Omschrijving vijf categorieën
0
Risicojongeren gesignaleerd via maatschappelijk werk, thuiszorg (probleemgezinnen), scholen, woningcorporaties, buurtcentra e.d.
1
Feitelijk dakloze zwerfjongeren
2
Zwerfjongeren residentieel
3
Ex zwerfjongeren in rehabilitatie fases zoals begeleid wonen, begeleid zelfstandig wonen, nazorgtrajecten of terug naar familie.
4
Ex zwerfjongeren die uitstromen naar reguliere voorzieningen.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 29 van 40
Bijlage 4.
Format voor landelijke gegevensaanlevering
Telling zwerfjongeren Zwerfjongeren zijn feitelijk en residentieel daklozen onder de 23 jaar met meervoudige problemen. LET OP: de jongeren in Foyers en Begeleid Wonen vallen niet onder de definitie. Feitelijk daklozen zijn personen die niet beschikken over een eigen woonruimte en voor een slaapplek gedurende de nacht ten minste één nacht (in de maand) zijn aangewezen op: — Buiten slapen, ofwel overnachten in de openlucht en in overdekte openbare ruimten, zoals portieken, fietsenstallingen, stations, winkelcentra of een auto; — Binnen slapen in passantenverblijven van de maatschappelijke opvang, inclusief eendaagse noodopvang; — Binnen slapen bij vrienden, kennissen of familie, zonder vooruitzicht op een stabiele slaapplek. Vraag 1 betreft telling feitelijk dakloze zwerfjongeren
Antwoordmogelijkheden
Vraag 1a Worden feitelijk dakloze zwerfjongeren in de regio van uw centrumgemeente structureel geregistreerd? (Bijvoorbeeld via bemoeizorg of outreachend.)
Ja Nee (ga verder naar vraag 2)
Vraag 1b Wordt er geregistreerd in de hele regio (zowel de centrumgemeente als alle regiogemeentes) van de centrumgemeente?
Ja (ga naar vraag 1d) Nee (ga naar vraag 1c)
Vraag 1c Wilt u in procenten aangeven welk aandeel u naar schatting mist. Vraag 1 d Aantal feitelijk dakloze zwerfjongeren (hierbij conform
Peildatum
Totaal op jaarbasis
Peildatum of jaar van registratie
ddmmjj
jaar
Vrouw < 18
Aantal
Aantal
Vrouw 18 - 22
Aantal
Aantal
Man < 18
Aantal
Aantal
Man 18 - 22
Aantal
Aantal
Totaal uniek
Aantal
Aantal
de eigen registratie één van de twee kolommen invullen)
Onderstaande vragen 2 en 3 alleen invullen in het geval u vraag 1a met Nee heeft beantwoord. Anders verder gaan naar vraag 4.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 30 van 40
Vraag 2 schatting aantal feitelijk dakloze zwerfjongeren Vraag 2a Is er in de regio van uw centrumgemeente onlangs (afgelopen twee jaar) een telling gedaan of betrouwbare schatting gemaakt van het aantal feitelijk dak en thuisloze jongeren?
Antwoordmogelijkheden Ja telling of Ja schatting Nee (ga naar vraag 3)
Vraag 2b Is deze telling gedaan met de bovenstaande definitie?
Ja Nee
Vraag 2c Zo nee: is daaruit wel het aantal volgens de bovenstaande definitie af te splitsen?
Ja Nee
Vraag 2d Wat is het aantal dat u heeft gesignaleerd, inclusief het aantal dat bekend is in de registraties van opvangorganisaties (nachtopvang, dagopvang en outreachende teams)? Bij een betrouwbare telling hier het aantal en de periode van de telling weergeven.
Aantal en periode telling ddmmjj t/m ddmmjj
Bij een schatting het aangenomen gemiddelde weergeven en onderstaand de bandbreedte.
Gemiddelde aantal
Minimaal (bij een schatting)
Aantal
Maximaal (bij een schatting)
Aantal
Periode waarin de schatting is gedaan
ddmmjj t/m ddmmjj
Indien de telling of de schatting niet conform de bovenstaande definitie was dan het hier het geschatte aantal zwerfjongeren conform de bovenstaande definitie weergeven
Aantal
Vraag 3 inventarisatie op korte termijn
Antwoordmogelijkheden
Vraag 3a Kunt u binnen een termijn van 4 weken bij de opvangorganisaties nagaan of zij registraties hebben van feitelijk dak- en thuisloze jongeren conform de definitie? Het gaat hier voornamelijk om de voorzieningen of organisaties genoemd in de onderstaande lijst en per voorziening of organisatie aangeven welke aantallen daar geregistreerd zijn en of er kans op dubbelingen zijn.
Ja, ga naar 3b Nee, dan wordt aangenomen dat u geen zicht op de aantallen feitelijk dakloze zwerfjongeren heeft.
Vraag 3b Wilt u onderstaand de opgaven van het aantal feitelijk dak- en thuisloze jongeren onder 23 jaar van de betreffende voorzieningen en organisaties vermelden? Aantal daken thuislozen <23
Percentage vrouw
maand van telling
Outreachend team van GGD of GGZ of opvangorganisatie of verslavingszorg
N
%
mmm
Nachtopvang opvangorganisaties (inclusief RIBW’s of GGZ),
N
%
mmm
Inloop van opvangorganisaties (inclusief
N
%
mmm
Organisatie
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 31 van 40
Vraag 3 inventarisatie op korte termijn
Antwoordmogelijkheden
RIBW’s of GGZ), Dagopvang opvangorganisaties (inclusief RIBW’s of GGZ)
N
%
mmm
Politie
N
%
mmm
Woningcorporaties
N
%
mmm
Andere:
N
%
mmm
Andere:
N
%
mmm
Andere:
N
%
mmm
Vraag 3c Is er gecontroleerd op dubbelingen?
Ja Nee
Vraag 3d Wat is het aantal unieke feitelijk dakloze jongeren bij alle voorzieningen en instellingen samen?
N
De volgende vragen 4 en 5 betreffen residentieel dakloze zwerfjongeren. Residentieel daklozen zijn personen die zijn ingeschreven bij instellingen voor maatschappelijke opvang. Onder maatschappelijke opvang wordt in dit verband niet vrouwenopvang verstaan, hoewel de Vrouwenopvang in de Wet maatschappelijke ondersteuning wel valt onder maatschappelijke opvang. Ook vallen kinderen/jongeren die met hun ouder(s) meekomen in de opvang niet onder de definitie. Ingeschreven staan bij begeleid wonen of een foyer de jeunesse wordt ook uitgesloten, ook wanneer deze is ondergebracht bij een instelling voor maatschappelijke opvang. Voor meervoudige problemen geldt dat het voldoende is wanneer sprake is van een vermoeden van meervoudige problematiek. Let op: Jongeren die in een vorm van begeleid wonen of begeleid zelfstandig wonen of jongeren in een reguliere verblijfssetting 24-uurs (zoals RIBW/ GGZ/ VG/ kliniek voor VS of dubbeldiagnose of jeugdzorg) worden niet beschouwd als residentieel dakloos. We vragen u het volgende in onderstaande vragenblok: ● De instellingen met specifieke voorzieningen voor zwerfjongeren te noemen waar de gemeente afspraken mee heeft en of er maatschappelijke opvangvoorzieningen voor volwassenen zijn die ook zwerfjongeren opnemen (vraag 4). ● Bij de betreffende instellingen na te gaan wat het aantal aanwezige residentiële zwerfjongeren is. ● Gezien de nieuwe definitie kan het zijn dat de gevraagde plaatsen in de instellingen ook regelmatig worden gebruikt voor jongeren van 23 jaar en ouder. Indien dat het geval is vragen we aan te geven welk aantal plaatsen gemiddeld bezet wordt door jongeren van 23 jaar en ouder. ● Bij de instellingen na te gaan wat het aantal specifieke opvangplaatsen is (voor de doelgroep van de definitie) en dit per instelling aan te geven. ● Indien er sprake is van een voorziening voor volwassenen die ook jongeren opneemt, dan vragen we om na te gaan welk deel voor jongeren beschikbaar is (vraag 5).
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 32 van 40
Vragen betreffende residentiële zwerfjongeren
Antwoord mogelijkheden
Vraag 4 Vul onderstaande tabel na het lezen van bovenstaand informatieblok. Deze tabel is voor instellingen die specifieke voorzieningen voor Zwerfjongeren hebben. LET OP: jongeren in Foyers of begeleid wonen vallen niet onder de definitie. Subvraag
Org. 1
Org. 2
Org. 3
Naam instelling of organisatie per instelling of organisatie kunnen meerdere voorzieningen worden aangegeven Naam voorziening voor 24-uurs opvang specifiek voor jongeren het gaat hier om een groepsvoorziening meerdere slaapkamers (met of zonder sanitair) en gemeenschappelijke gezamenlijke voorzieningen (huiskamer, keuken, eetgelegenheid, sanitair) Welke bovengrens qua leeftijd wordt er gehanteerd? Welke ondergrens qua leeftijd wordt er gehanteerd? Wat is het totaal aantal plaatsen in de betreffende opvangvoorziening? Wat was het aantal aanwezige cliënten conform de definitie op peildatum
? Vraag 5 Vul onderstaande tabel na het lezen van bovenstaand informatieblok. De tabel is specifiek bedoeld voor instellingen voor volwassenen die ook jongeren opnemen. LET OP: jongeren in Foyers of begeleid wonen vallen niet onder de definitie. Naam instelling of organisatie per instelling of organisatie kunnen meerdere voorzieningen worden aangegeven Naam voorziening voor 24-uurs opvang specifiek voor jongeren het gaat hier om een groepsvoorziening meerdere slaapkamers (met of zonder sanitair) en gemeenschappelijke gezamenlijke voorzieningen (huiskamer, keuken, eetgelegenheid, sanitair) Wat was het aantal aanwezige jongeren conform de definitie op peildatum ? Wat was het totaal aantal aanwezige cliënten op (inclusief volwassenen)? Wat is het totaal aantal plaatsen in de betreffende opvangvoorziening? Wat is het aantal residentiële opvangplaatsen specifiek beschikbaar voor jongeren tot 23 jaar? Wat is het minimum aantal plaatsen beschikbaar voor jongeren tot 23 jaar? Wat is het maximum aantal plaatsen beschikbaar voor jongeren tot 23 jaar?
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
N
© bureau HHM
N
Pagina 33 van 40
Let op: Vraag 6 gaat over zowel de feitelijke en residentiële aantallen. Onderstaande vraag is bedoeld om meer duidelijkheid te geven over interpretatie van de cijfers.
Vraag
Antwoord
Vraag 6 Indien afwijkende cijfers ten opzichte van voorgaande telling/schatting: kunt u verklaren waarom cijfers (sterk) afwijken van de vorige telling?
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 34 van 40
Bijlage 5.
Resultaten divers profielonderzoek
Rotterdam Bandieten - vooral jongens (98%) - contact politie/justitie (100%), vooral zware delicten, geweldsdelicten (66%) - detentie (64%) - minder traumatische ervaringen - gescheiden ouders (80%) - weinig contact jeugdzorg - geen diploma (69%) - hoog middelengebruik (80%)
Dissidenten - evenveel jongens als meisjes - weinig contact politie/justitie (22%), vooral voor lichte vergrijpen - conflicten thuissituatie - uit huis gezet (54%) - vaak traumatische ervaringen (65%), vooral mishandeling - vooral twee-oudergezinnen (87%) - weinig/geen contact jeugdzorg - geen internaat/pleeggezin - geen diploma (55%), inkomen (75%) of werkervaring (90%)
Weglopers (meest kansrijk) - vooral meisjes (72%) - zelf weggelopen (75%) - gescheiden ouders (60%) - veel contact jeugdzorg (55%) - geen contacten politie/justitie - weinig middelengebruik - vaker een diploma - vaker werk(ervaring)
Verschoppelingen - vooral jongens (86%) - meestal gescheiden ouders (96%) - veel contact politie/justitie (69%), lichte vergrijpen en zware delicten - veel contact jeugdzorg (87%) - vaak OTS (75%), internaat (76%) en pleeggezin (68%) - veel traumatische ervaringen (92%): verslaving ouders, seksueel misbruik, verwaarlozing - veel psychiatrische problematiek (50%) - hoog middelengebruik (82%) - laag opleidingsniveau, geen diploma (70%)
Tabel 5.1. Profielen en kenmerken uit profielonderzoek Rotterdam (Maaskant, 2005)
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 35 van 40
Den Haag Bandieten - vooral jongens (94%) - contact politie/justitie (100%), vooral zware delicten, geweldsdelicten (42%) - detentie (78%) - veel gescheiden ouders - hoog middelengebruik (70%) - psychiatrische diagnose (55%) - verstandelijke handicap (12%)
Weglopers - vooral jongens (74%) - zelf weggelopen (71%) - vooral twee-oudergezin (61%) - weinig/geen contact jeugdzorg of OTS - geen internaat/pleeggezin - geen diploma of zeer laag opgeleid - vaak geen werk - psychiatrische diagnose (54%)
Kansrijke zwerfjongeren - vaker meisjes (56%) - geen contacten politie/justitie - nauwelijks middelengebruik - vaker een diploma - vaker (werk)ervaring
Internaatjongeren - vooral jongens (60%) - vooral twee-oudergezinnen (60%) - veel contact jeugdzorg (65%) - vaak OTS(55%), internaat (80%), pleeggezin (70%) - veel psychiatrische problematiek (40%) - laag opleidingsniveau: 60% alleen basisonderwijs
Tabel 5.2. Profielen en kenmerken uit profielonderzoek Den Haag (Bijvoets, 2006)
Dordrecht 3D: dakloos, detentie en drugs (23%) - vooral jongens (78%) - geen startkwalificatie - geen inkomen/werk, vaak schulden - geen ziektekostenverzekering - veel gescheiden ouders - zelf weggelopen - veel contacten jeugdzorg, OTS, uithuisplaatsing - contacten politie, justitie en detentieverleden - gebruik softdrugs en alcohol
Thuisloos met toekomstperspectief (34%) - iets meer meisjes (61%) - MBO, HBO/WO opleidingsniveau - nog bezig met opleiding - weinig werkervaring - geen/weinig schulden - weinig weglopers - geen contact jeugdzorg, OTS - geen traumatische incidenten, geen contacten met GGZ - slechte ouder-kind relatie of psychiatrische problematiek bij ouders
Kansrijk met startkwalificatie (24%) - vooral meisjes (86%) - HAVO/VWO opleiding - vaak diploma en startkwalificatie - inkomen uit werk/studiefinanciering - ziektekostenverzekering - hulp ivm problematische thuissituatie - geen middelengebruik - geen contacten politie/justitie - jong moeder en/of zwanger - psychiatrisch: suïcidepoging - AMA met daaraan gekoppeld trauma - zelf weggelopen ivm oorlogsverleden - eigen huisvesting of inwonend bij familie/vrienden
Laaggeschoold, hulpverlening (18%) - 57% meisjes - laag opleidingsniveau, geen diploma - speciaal basisonderwijs - enige werkervaring - inkomen via uitkering (Wajong, WWB) - vaak schulden - veel contacten jeugdzorg, OTS, pleeggezin gebruik harddrugs of combinatie van middelen - traumatische incidenten thuissituatie - zelf weggelopen door eigen gedrag - contacten met GGZ, diverse psychiatrische diagnoses o.a. LVG - straatcircuit of crisisopvang
Tabel 5.3. Profielen en kenmerken uit profielonderzoek Dordrecht (Van Lier, 2009)
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 36 van 40
Leiden Dakloos met justitieverleden (30%) - vooral jongens (97%) - wel werkervaring - geen inkomen/werk, schulden (100%) - zelf weggelopen vanwege eigen gedrag of oorlogstrauma - contacten politie/justitie (91%) - detentieverleden (75%) - ervaring met pleeggezin - veel gebruik soft/harddrugs en alcohol - veel psychiatrische problematiek
Startkwalificatie met schulden (26%) - vooral jongens (82%) - (V)MBO/HBO diploma (50%) - inkomen uit uitkering (niet WWB) - thuisloos of tijdelijke opvang - vaak schulden (79%) - weinig weglopers (21%) - geen contacten jeugdzorg, OTS - geen traumatische incidenten, geen contacten met GGZ - weinig psychiatrische problematiek - weinig middelengebruik
Jongeren/Meiden in familiecrisis (27%) - vooral meisjes (90%) - inkomsten uit werk/studiefinanciering - weinig werkervaring - weinig schulden - jong moeder (31%) - zwanger (34%) - eigen huisvesting, inwonend bij ouders of crisisopvang - gescheiden ouders (66%) - weinig contacten politie/justitie (14%), geen detentieverleden - weggelopen (59%) i.v.m. zwangerschap, cultuurproblemen, adoptieproblemen
Laaggeschoold, hulpverlening (18%) - 58% jongens - alleen BO of IVBO gevolgd, speciaal onderwijs (31%) - geen diploma (95%) - geen startkwalificatie (100%) - inkomen via uitkering (Wajong) - vaak schulden (74%) - veel contacten jeugdzorg, OTS (68%), residentiële opname (95%) - gebruik alle mogelijke middelen - traumatische incidenten thuissituatie - zelf weggelopen of uit huis gezet - contacten met GGZ (68%) - psychiatrisch: vooral LVG en persoonlijkheidsstoornissen
Tabel 5.4. Profielen en kenmerken uit profielonderzoek Leiden (Van Lier, 2009)
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 37 van 40
Profiel
Omschrijving
Cliëntprofiel 1. De perspectiefvolle groep Hoge aansluiting bij de levensgebieden wonen, werken, relaties, identiteit Jongeren die met concrete en gerichte hulpverlening relatief snel en efficiënt geholpen kunnen worden
Cliëntprofiel 2. De multiprobleem/vallen-enopstaan groep Matige aansluiting bij de levensgebieden wonen, werken, relaties, identiteit Jongeren die steeds weer een hulpverleningstraject ingaan, vervolgens afhaken en zo weer op straat belanden; weinig basis; complexe, langdurige multiproblematiek.
KB/11/2720/hazwj
Dit zijn jongeren die over het algemeen goed gefunctioneerd hebben op school en in het gezin, totdat er een bepaalde crisissituatie ontstond. De problemen openbaren zich vaak in de pubertijd en zijn grotendeels van externe aard. Problematiek op het gebied van: uithuwelijking, trauma’s, zelf weggelopen, prostitutie, zwangerschap, stressvolle thuissituatie door een nieuwe partner van een van de ouders. Er is vooral praktische ondersteuning nodig voor het vervroegd zelfstandig worden. 2.1. Geïnstitutionaliseerden, internaatjongeren, uitvallers uit de jeugdhulpverlening: Dit is een problematische groep die negatief tegenover hulpverlening staat. Zij hebben bijna geen netwerk, en hebben veel problematiek op verschillende gebieden. Vaak zijn het overlevers. 2.2. Softdrugs en geen zinvolle dagbesteding: Deze specifieke problemen onder een grote groep jongeren staan leerbaarheid en activiteit in de weg. Het gebruik van softdrugs gaat vaak samen met een onverschillige levensstijl en een passieve houding die de aansluiting bij wonen, werken, relaties en identiteit nog verder belemmert. 2.3. Harde kernjongeren; ex-detentie, veelvuldige politiecontacten: Voor deze jongeren moet in samenwerking met justitie een programma opgezet worden. Aandachtspunt is het ontwikkelen van een niet-crimineel netwerk. Een knelpunt zijn allochtone jongeren die na detentie vaak niet terugkunnen keren naar hun familie. 2.4. Verstandelijk gehandicapten: Deze jongeren hebben een ernstige achterstand in hun verstandelijke ontwikkeling of hebben een verstandelijke beperking. Het gaat hier om een combinatie van laag intellectueel functioneren (een laag IQ) én beperkte sociale redzaamheid, waardoor ze zich niet kunnen handhaven in reguliere maatschappelijke verbanden (gezin, school, werk, groep, leeftijdsgenoten, buurt). Gedragsproblematiek kan een knelpunt zijn. Deze jongeren zien weinig verband tussen de eigen daden en de gevolgen. Verslavingsproblematiek is ook veel voorkomend onder jongeren met een verstandelijke beperking. 2.5. Ernstige problemen rondom seksualiteit en zwangerschap: Hieronder vallen jongeren die zich prostitueren of slachtoffer zijn geworden van loverboys. Het kan ook gaan om traumatische ervaringen rond misbruik, zwangerschappen en lichamelijke integriteit.
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 38 van 40
Profiel
Omschrijving en aanwijzing voor traject
Cliëntprofiel 3. De zorggroep Zeer slechte aansluiting bij de levensgebieden wonen, werken, relaties, identiteit Jongeren waar de thuisloosheid samengaat met ernstige problematiek: psychiatrisch en/of verslaving, gewelddadig.
3.1. Ernstige verslaafden (harddrugs): Een deel van de jongeren is ernstig verslaafd aan harddrugs. Dit is een contra-indicatie voor de meeste gewone jongereninstellingen. 3.2. Ernstige psychiatrische problematiek: De meeste zwerfjongeren zijn psychisch kwetsbaar, maar in dit profiel horen zware gevallen die door contra-indicaties overal buiten vallen. De problematiek betreft: ADHD, autisme, borderline, gevaar voor zichzelf en anderen, concentratiestoornissen. Een knelpunt is dat psychische diagnoses moeilijk vast te stellen zijn bij jongeren in de puberteit. 3.3. Dubbele diagnose: Deze jongeren hebben een combinatie van psychiatrische problematiek en middelengebruik, die wederzijds negatief beïnvloedend werkt. Bijvoorbeeld: ADHD en blowen gaat vaak samen, maar de combinatie van Ritalin en blowen kan psychoses veroorzaken. 3.4. Ernstig gewelddadig (eventueel in combinatie met een verstandelijke beperking of veelvuldige justitie contacten): Deze groep overlapt deels met 2.3., de harde kern-jongeren, het gewelddadige gedrag kan voortkomen uit een psychische stoornis of middelengebruik of de combinatie van beide. Het overheersende kenmerk van deze groep is echter ernstig gewelddadig gedrag, waardoor ze niet terecht kunnen in de reguliere jongeren hulpverleners. Twee groepen: de ‘rakkers’ en de ‘stakkers’. De ‘rakkers’ terroriseren doelbewust, de ‘stakkers’ zien soms het verband niet tussen hun acties en de sancties. Bij de stakkers speelt vaak een verstandelijke beperking een rol. 3.5. Ernstig structuurgebrek: Jongeren die in zeer ernstige mate elke vorm van structuur verloren zijn, of nooit hebben gehad.
Tussengroep Starters in de Nederlandse samenleving (Antillianen, Arubanen, AMA’s, kinderen van asielzoekers)
Jongeren die een goede start nodig hebben in de Nederlandse samenleving om te voorkomen dat zij afglijden naar een illegaal of crimineel circuit. Deze jongeren hebben over het algemeen een hoge zelfredzaamheid, zijn gewend op zichzelf aangewezen te zijn, maar hebben door hun achtergrond meer moeite om een basis in de samenleving te krijgen. Taalbarrière kan een belangrijk knelpunt zijn.
Tabel 5.5. Profielen en kenmerken uit cliëntprofielonderzoek doorstroom MO (Snoek et al., 2008)8
8 Deze profielen zijn gebaseerd op problematiek en de mate waarin er aansluiting is bij het normale ‘burgerleven’ met de leefgebieden wonen, werken, relaties en identiteit.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 39 van 40
Bijlage 6.
Literatuurlijst
Beijersbergen M., Jansen C., Wolf J. (2008) Zwerfjongeren in Utrecht. Omvang en profiel van de zwerfjongerenpopulatie. Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg UMC St. Radboud Nijmegen. Berg, GM. van den (1986) Homals voor beginners. Leiden: Rijksuniversiteit Leiden. Bijvoets M. (2006) Zwerfjongeren in Den Haag. Een onderzoek naar de profielen van zwerfjongeren en de hulpverlening bezien vanuit profielen. Utrecht: Universiteit Utrecht. Deth van A. (2010) Van zwerfjongere tot medeonderzoeker, Movisie ISBN: 97 89 08 86 90 556. Deth A van, Doorn L. van, Rensen P. (2009) Sociale uitsluiting van zwerfjongeren: Stand van zaken in Nederland. Een voorstudie voor het Europees onderzoeksproject ‘Combating Youth Homelessness’. Utrecht: Movisie. Lier van LWN. (2009) Profielen van zwerfjongeren Dordrecht en omstreken. Delft: Van Lier Onderzoek in opdracht van de gemeente Dordrecht. Lier van LWN. (2009) Profielen van zwerfjongeren Leiden en omstreken. Delft: Van Lier Onderzoek in opdracht van de gemeente Leiden. Maaskant J. (2005) ‘Bandieten’, ‘Dissidenten’, ‘Weglopers’ of ‘Verschoppelingen’? Profielen van thuisloze jongeren in Rotterdam. Rotterdam: Dienst Sociale Zaken. Mak J., Davelaar M. en van der Lee I. (2009) Jongeren keuren hun opvangvoorziening, Verwey-Jonker Instituut. Mak J., Davelaar M. (2011) Het jongerenkeuringsteam in actie - Participatie Audit (zwerf-)jongeren Den Haag, Verwey-Jonker Instituut. Noom MJ, de Winter M. (2001) Op zoek naar verbondenheid. Zwerfjongeren aan het woord over de verbetering van de hulpverlening. Utrecht: Nederlands Platform Zwerfjongeren/Universiteit Utrecht. Sauerwein LB., Linnemann JJ. (2002) Handleiding voor verwerkers van persoonsgegevens - Wet bescherming persoonsgegevens. Den Haag: Ministerie van Justitie. Snoek A., Van der Poel A., Van de Mheen D. (2008) Ontwikkeling en toetsing van cliëntprofielen ter bevordering van doorstroom in de maatschappelijke opvang. Rotterdam: IVO.
KB/11/2720/hazwj
9 december 2011
© bureau HHM
Pagina 40 van 40