Handreiking Uit- en aanbesteding van reïntegratie-activiteiten
Colofon Opgesteld in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Project WBB Implementatie Steunpunt (WIS) Door: Marcel Moes, Margon Tuinstra, Arjen Edzes, Artho Jansen Deloitte tel. 06 - 11003943 fax. 033 - 4792302 (f)
[email protected] Oktober 2003 Herziene versie, juni 2004 Aan deze handreiking kunnen geen rechten worden ontleend.
2
Inhoudsopgave 1
Inleiding 1.1 Deze handreiking 1.2 Uit- en aanbesteding in de WWB 1.3 De gemeente als opdrachtgever voor reïntegratie 1.3.1 Een korte schets van de reïntegratiemarkt 1.3.2 De gemeente en de reïntegratiemarkt
2
3
4
4 4 5 9 9 10
Uit- en aanbesteding als beleidsthema
14
2.1 Het procesmodel 2.2 Uitbestedingsbeleid 2.2.1 Aanbestedingsregime 2.2.2 Werkervaring en loonkostensubsidie 2.2.3 Staatssteun 2.2.4 Activiteiten met behoud van uitkering 2.2.5 Overgangsregeling uitbesteding gesubsidieerd werk 2.2.6 Vrijstelling uitbesteding 2.2.7 Persoonsgebonden reïntegratiebudget (PRB) 2.3 Reïntegratiebeleid en inkoopbeleid 2.4 Uit- en aanbesteding en ketendienstverlening
14 16 16 16 17 23 24 26 28 29 30
De inkoopvraag
32
3.1 Analyse van de reïntegratievraag 3.1.1 Clustering naar doelgroepen 3.1.2 Clustering naar aard van de trajecten 3.1.3 Clustering naar resultaat 3.1.4 Toetsingscriteria 3.2 Zelf doen of (samen) uitbesteden
32 33 34 36 38 38
De aanbesteding
41
4.1 Bepalen inrichting aanbesteding 4.1.1 Aanbestedingsregime 4.1.2 Aanbestedingsprocedure 4.1.3 Financieringssystematiek 4.2 Samenstellen bestek 4.3 Offertes aanvragen en selecteren 4.3.1 Kwaliteit van het aanbod 4.4 Contracteren
41 41 45 47 50 51 51 53
3
5
Het contractmanagement
54
5.1 Plaatsen van cliënten binnen een contract (bestellen) 5.2 Bewaken en bijsturen 5.3 Evaluatie
54 55 56
Consequenties voor de uitvoering
58
Bijlage 1: Aandachtspunten per archetype
59
Bijlage 2: Vragenregister
61
Bijlage 3: Literatuurlijst
63
Bijlage 4: Index van gebruikte figuren
64
6
4
1
Inleiding
1.1 Deze handreiking Op 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand (WWB) van kracht geworden. Deze vervangt de huidige Algemene bijstandswet (Abw), de Wet Financiering Abw, IOAW en IOAZ (WFA), de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) en het Besluit in- en doorstroombanen. Belangrijke elementen van de WWB zijn de volledige financiële verantwoordelijkheid van de gemeenten voor de uitgaven aan bijstand en reïntegratie, meer gemeentelijke beleidsvrijheid en deregulering. Gemeenten hebben beperkt tijd om zich voor te bereiden op de invoering van de WWB. Om ze daarbij te ondersteunen is per 1 juli 2003 het WWB Implementatie Steunpunt (WIS) in het leven geroepen. WIS ondersteunt gemeenten op verschillende manieren bij de invoering van de WWB, ondermeer door het opstellen van een set handreikingen. Eén daarvan is deze handreiking ‘Uiten aanbesteding reïntegratie-activiteiten’, die de gemeente kan gebruiken bij de gedachtevorming en keuzebepaling ten aanzien van de thema’s uitbesteden en aanbesteden. Met de term ‘uitbesteden’ wordt in deze handreiking bedoeld: het buiten de eigen (gemeentelijke) organisatie plaatsen van (reïntegratie-)activiteiten. In deze activiteit ligt dus een duidelijke keuze: doe ik het zelf of laat ik het een ander doen? In de handreiking worden de kaders en de randvoorwaarden rondom deze keuze uitgewerkt. Met de term ‘aanbesteden’ wordt in deze handreiking bedoeld: het proces dat vooraf gaat aan het verstrekken van een opdracht tot uitvoering van een (reïntegratie)dienst aan een derde door een gemeente. Op basis van vooraf vastgestelde selectie- en gunningscriteria worden offertes beoordeeld en wordt een keuze gemaakt voor een reïntegratiebedrijf. Deze activiteit heeft met name betrekking op de wijze waarop het matchingsproces van vraag en aanbod op de reïntegratiemarkt kan of moet worden ingericht. De aanbestedingsprocedure zelf wordt op hoofdlijnen beschreven en voor meer (vaak technische) detailinformatie wordt veelal doorverwezen naar andere bronnen. Specifiek zal aandacht worden besteed aan de rol en de positie van de gemeente op de reïntegratiemarkt. Het onderwerp ‘uit- en aanbesteden’ heeft de afgelopen periode sterk in de belangstelling gestaan. Enerzijds vanwege de behandeling van de WWB in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer (hieruit zijn diverse aanpassingen gekomen in de regelgeving rondom uit- en aanbesteding), anderzijds komt er ook steeds meer duidelijkheid over de invloed van het Europese aanbestedingsrecht op de wijze waarop gemeenten uit- en aanbesteden. Beide thema’s krijgen in de handreiking nadrukkelijk aandacht.
5
Opbouw van de handreiking De handreiking is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op het onderwerp uit- en aanbesteding in de WWB en de positie van de gemeente op de reïntegratiemarkt. Hoofdstuk 2 gaat met name in op het proces van uit- en aanbesteden en de consequenties voor het beleid. In hoofdstuk 3 wordt geschetst op welke wijze de inkoopvraag kan worden uitgewerkt en in hoofdstuk 4 wordt dit vertaald naar het aanbestedingsproces. Hoofdstuk 5 geeft aan op welke wijze de voortgang van de uitvoering van een contract kan worden bewaakt en in hoofdstuk 6 wordt kort ingegaan op de consequenties voor de uitvoering. Bij een specifieke vraag rondom uit- en aanbesteding van reïntegratietrajecten wordt geadviseerd de vragenlijst in bijlage 2 als zoekingang te gebruiken.
1.2 Uit- en aanbesteding in de WWB Met de invoering van SUWI is de uitvoering van reïntegratieactiviteiten in beginsel overgeheveld naar de private reïntegratiemarkt. De gedachte hierbij is dat met een goed werkende reïntegratiemarkt een groter aanbod van activiteiten en een betere prijs/kwaliteitsverhouding voor de gemeenten kan worden gerealiseerd. Deze beleidslijn wordt met de invoering van de WWB verder doorgezet, aangezien ook activiteiten in het kader van gesubsidieerd werk (opvolgers van Wiw- en I/D-activiteiten) naar de private reïntegratiemarkt worden overgeheveld. Voorwaarden voor een goed werkende reïntegratiemarkt zijn dat er voldoende aanbieders zijn, de markt voldoende transparant is en dat er geen toetredingsdrempels zijn. Om de reïntegratiemarkt optimaal te laten functioneren, dienen zoveel mogelijk reïntegratieactiviteiten te worden uitbesteed. De uitbesteding geldt met de invoering van de WWB in beginsel ook voor activiteiten in het kader van gesubsidieerde arbeid. Bij het uitbesteden dienen de aanbestedingsregels te worden gevolgd die zijn opgenomen in artikel 4.1, tweede en derde lid, van het Besluit SUWI. Zoals reeds eerder aangekondigd in de notitie ‘Naar een werkende reïntegratiemarkt1’ kan het aanbestedingsregime van het Besluit SUWI voor gemeenten vervallen, op het moment dat blijkt dat een goed werkende reïntegratiemarkt tot stand is gekomen. Behalve het Besluit SUWI zijn ook van belang: de Europese Richtlijn Diensten2 en de daaraan ten grondslag liggende beginselen van het EGverdrag, waaronder het non-discriminatiebeginsel dat transparantie impliceert. De aanbestedingsregels zorgen voor een transparante en toetsbare besluitvorming en stellen reïntegratiebedrijven in staat eerlijk met elkaar te concurreren.
1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 28719, nr. 1. 2 Richtlijn nr. 92/50/EEG, zoals deze is gewijzigd bij richtlijn nr. 97/52/EG.
6
Onderstaand zijn de hoofdpunten van de WWB met betrekking tot uit- en aanbesteding weergegeven en worden de belangrijkste veranderingen voor gemeenten, de wijzigingen naar aanleiding van de behandeling van de WWB in de Eerste en Tweede Kamer en de relevante aspecten van Europese regelgeving in kaart gebracht:
Uit- en aanbesteding in de WWB op hoofdpunten • Gemeenten dienen zoveel mogelijk reïntegratieactiviteiten uit te besteden. Dit geldt ook voor activiteiten in het kader van gesubsidieerde arbeid (bemiddeling, begeleiding en eventueel werkgeverschap); • In de Regeling WWB 3 is vastgesteld welk deel van de totale reïntegratieactiviteiten niet hoeft te worden uitbesteed; • Bij uitbesteding dient de gemeente de aanbestedingsregels uit het Besluit SUWI te volgen. Deze regels kunnen vervallen op het moment dat een goed werkende reïntegratiemarkt tot stand is gekomen (wel blijven steeds gelden de Richtlijn Diensten en de daaraan ten grondslag liggende beginselen van het EG-verdrag, waaronder het non-discriminatiebeginsel). Conform artikel 6 van de Regeling WWB, zoals gewijzigd bij ministeriële regeling van 27 januari 2004 4, gelden de SUWI-aanbestedingsvoorschriften niet voor het gedeelte van het budget waarvoor geen uitbestedingsplicht geldt; • De gemeente kan binnen de gestelde kaders de aanbestedingsverplichtingen naar eigen inzicht op verschillende manieren invullen. Wel wordt in de Memorie van Toelichting geadviseerd om te kiezen voor een vergaande vorm van resultaatfinanciering. Dit om te borgen dat de focus van reïntegratiebedrijven gericht blijft op de kortst mogelijke weg naar duurzaam werk; • Als resultaat van reïntegratietrajecten wordt ‘resultaat’ in de Memorie van Toelichting in eerste instantie gedefinieerd als duurzame uitstroom naar regulier werk (langer dan 6 maanden). Voor een doelgroep met een grote afstand tot de arbeidsmarkt kan dit resultaat echter nog te ver weg zijn. Voor deze groep kunnen gesubsidieerd werk en sociale activering instrumenten zijn om (op termijn) weer terug te keren naar de arbeidsmarkt. Afhankelijk van het gemeentelijke beleid gelden deze instrumenten ook als resultaat.
Wat verandert er ten opzichte van de huidige uitvoeringspraktijk? • Gemeenten zullen (opnieuw) reïntegratiebeleid moeten gaan vormgeven; • Nieuwe instroom in gesubsidieerd werk zal uiterlijk met ingang van 1 januari 2007 aan de private reïntegratiemarkt moeten worden uitbesteed; • Gemeenten krijgen als gevolg van de budgettering van het FWI een aanmerkelijk belang bij een effectieve inzet van reïntegratiemiddelen;
3 Staatscourant nr. 204, 22 oktober 2003. 4 Staatscourant nr. 22, pagina 21, 27 januari 2004.
7
Resultaatfinanciering kan als instrument worden ingezet om maximaal rendement uit reïntegratietrajecten te halen.
Wat zijn de ontwikkelingen naar aanleiding van de behandeling van de WWB in de Eerste en Tweede Kamer en de wijziging van artikel 6 Regeling WWB in januari 2004? • In de Regeling WWB is opgenomen dat een bedrag van € 100.000,- uit het werkdeel per gemeente wordt vrijgesteld van de verplichte uitbesteding; • De 80% - 20% verhouding uit het werkdeel (betreft de verhouding waarover -respectievelijk wel en niet verplicht hoeft te worden uitbesteed) is gewijzigd in 70% - 30%; • Voor de regelluwe zones (de € 100.000-drempel en de 30%-ruimte) zijn de SUWIaanbestedingsregels niet meer van toepassing. Bij uitbesteding blijven gemeenten overigens wel gehouden aan de Europese aanbestedingsregels; • Het beleid ten aanzien van (doorstroming van) gesubsidieerde arbeid wordt voorzien van een concrete doelstelling. Op basis hiervan wordt de Kamer geïnformeerd over de wijze waarop dit doel gehaald wordt, alsmede over de aard van de uitstroom5; • Gemeenten krijgen de gelegenheid om gedurende een termijn van drie jaar hun gemeentelijke of aan gemeenten gelieerde organisaties om te vormen tot bedrijven die onder gelijke voorwaarden kunnen concurreren met (private) reïntegratiebedrijven 6; • De regering bevordert dat na het verstrijken van de overgangstermijn alle reïntegratiebedrijven voldoen aan door de brancheorganisatie reïntegratiebedrijven (BOREA) geformuleerde kwaliteitseisen. Zo nodig wordt hierbij gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 14 van de Wet SUWI biedt 7; • De effecten van de WWB op de reïntegratiemarkt en het gemeentelijk reïntegratiebeleid zullen twee jaar na invoering van de WWB worden geëvalueerd 8; • De uitbestedingsverplichting kan geheel worden losgelaten nadat de reïntegratiemarkt zich tot een goed werkende markt heeft gevormd. Uitgangspunt is dat deze markt zich over drie jaar heeft gevormd. Criteria voor een goede werking van de markt zijn een gelijk speelveld tussen private en gemeentelijke reïntegratiebedrijven en transparantie. Om vast te stellen of de reïntegratiemarkt zich inderdaad over drie jaar heeft gevormd, wordt deze over twee jaar geëvalueerd.
5 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 28870, nr. 72. 6 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 28960, nr. 12. 7 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 28870, nr. 84. 8 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 28870, nr. 81.
8
Europese regelgeving Met betrekking tot aanbesteding van reïntegratiediensten zijn van belang: • Aanbestedingsregelgeving; Reïntegratiediensten vallen onder het zogenaamde beperkte regime van de Richtlijn Diensten (bijlage IB). Dit houdt in dat slechts een beperkt deel van de richtlijn (namelijk de artikelen 14 en 16) op deze zogenaamde IB-diensten van toepassing is. • Beginselen EG-Verdrag; Het gaat hier om algemene beginselen van non-discriminatie, gelijke behandeling en transparantie. In het EG-verdrag9, is onder meer het non-discrimin atiebeginsel vastgelegd. Hierover heeft het Europese Hof van Justitie enkele uitspraken gedaan. De Europese Commissie interpreteert deze jurisprudentie 10 van het Europese Hof aldus dat aanbestedende diensten (waaronder gemeenten) te allen tijde een ‘passende mate van openbaarheid’ ten aanzien van voornemens tot overheidsopdrachten dienen te betrachten. Het gaat daarbij ook om zogenaamde IB-diensten en om andere opdrachten waarop de aanbestedingsrichtlijnen niet (volledig) van toepassing zijn (bijvoorbeeld omdat daarmee een waarde gemoeid is die lager is dan de relevante drempelwaarde uit de richtlijnen). Vertaald naar situaties waar deze handreiking op ziet, gaat het erom dat elk reïntegratiebedrijf de kans moet krijgen om voor een voorgenomen opdracht van een gemeente tot uitvoering van een (reïntegratie)dienst in aanmerking te komen. Daarvoor is een mate van transparantie vooraf vereist. Transparantie kan worden gerealiseerd door aankondiging in dagbladen, tijdschriften of andere passende bekendmakingen (bijvoorbeeld via de internetsite van de gemeente). De aankondigingen moeten, aldus de Europese Commissie, de informatie bevatten die potentiële gegadigden nodig hebben om te kunnen beoordelen of zij naar de betreffende opdracht willen meedingen. Hierbij kan gedacht worden aan de selectie- en gunningscriteria (een verwijzing naar een aanbestedingsdocument is ook toegestaan), de omschrijving van de aard en omvang van de opdracht, waar documentatie betreffende de opdracht kan worden aangevraagd, de naam en adres van een contactpersoon en tot wanneer offertes kunnen worden ingediend. Deze interpretatie van de Europese Commissie is nog niet bevestigd door het Europese Hof en derhalve valt nog niet met zekerheid te zeggen of deze handelswijze ook volgens het Hof (in alle gevallen) gevolgd zal moeten worden. • Staatsteun; De Europese Commissie zou subsidieverlening aan (lokale) ondernemingen kunnen aanmerken als een regionale steunmaatregel. Dit heeft onder meer betrekking op loonkostensubsidies. Zie hierover verder paragraaf 2.2.3.
9 Publicatieblad Nr. C 325 [24 december 2002]. 10 Met name het arrest Telaustria van 7 december 2000 (zaak C-324/98), het arrest Unitron-Scandinavia van 18 november 1999
(zaak C-275/98) en de beschikking Vestergaard van 3 december 2001 (zaak C-59/00).
9
1.3 De gemeente als opdrachtgever voor reïntegratie 1.3.1 Een korte schets van de reïntegratiemarkt Op de private reïntegratiemarkt komen de reïntegratievraag en het reïntegratie-aanbod bij elkaar. VRAAG
AANBOD
UWV [75.000 trajecten]
Gemeenten [75.000 trajecten]
Re?ntegratiemarkt
650 Re?ntegratiebedrijven
Werkgevers [10.000 trajecten]
Figuur 1: De reïntegratiemarkt
De reïntegratiemarkt is een relatief nieuwe markt: zo begeven veel gemeenten zich nog maar kort op deze markt (sinds de invoering van SUWI in 2002) en zijn ze nog volop bezig om zich te bekwamen in hun nieuwe rol van inkoper en opdrachtgever. Een belangrijk kenmerk van de reïntegratiemarkt is het feit dat het een quasi-markt is11, aangezien de cliënt (gebruiker van de dienst) niet de inkoper van de dienst is en er dus geen rechtstreekse relatie met het reïntegratiebedrijf bestaat. De marktmacht ligt momenteel bij de vraagkant van de reïntegratiemarkt (buyers market): er is meer aanbod dan vraag. In een dergelijke situatie zullen organisaties die niet aan de gestelde eisen kunnen voldoen uit de markt worden gedrongen. De opdrachtgevers op de reïntegratiemarkt hebben daarmee een grote invloed op en verantwoordelijkheid voor de verdere ontwikkeling van de reïntegratiemarkt. De opdrachtgevers op de reïntegratiemarkt kunnen in drie soorten worden onderscheiden:
11 Vormgeving van het opdrachtgeverschap, RWI [mei 2003].
10
Gemeenten UWV Werkgevers/verzekeraars
Doelgroepen voor reïntegratie Bijstandsgerechtigden, Anw-ers en nietuitkeringsgerechtigden Arbeidsongeschikten en ontslagwerklozen Zieke werknemers
Aantal trajecten12 75.000 75.000 10.000
Figuur 2: Doelgroepen voor reïntegratie
In deze handreiking wordt uitsluitend aandacht besteed aan de positie van de gemeente op de reïntegratiemarkt. Met 75.000 trajecten op jaarbasis zijn gemeenten een belangrijke inkoper op de reïntegratiemarkt. De overheveling van een deel van het gesubsidieerde werk naar de private reïntegratiemarkt zal haar inkoopvolume verder laten toenemen. De aanbodzijde van de reïntegratiemarkt wordt gevormd door meer dan 650 reïntegratiebedrijven, waarvan ruim eenderde in opdracht van gemeenten werkt. Het dienstenaanbod van de reïntegratiebedrijven is als volgt in te delen13: Type reïntegratiedienstverlening Medische begeleiding en hulpverlening Activering/motivering/oriëntatie Arbeidsbemiddeling/(her)plaatsing Her-/om-/bijscholing Regie Overig
Percentage 30 % 23 % 15 % 11 % 11 % 10 %
Figuur 3: Typen reïntegratiedienstverlening
De reïntegratiebedrijven zijn grofweg in te delen in full service dienstverleners en specialisten. De full service dienstverleners zijn over het algemeen grote reïntegratiebedrijven met een breed reïntegratieaanbod. De groep specialisten is een diverse groep reïntegratiebedrijven, die zich vaak in een doelgroep, regio of reïntegratieproblematiek hebben gespecialiseerd. 1.3.2 De gemeente en de reïntegratiemarkt De gemeenten hebben de verantwoordelijkheid voor de reïntegratie van bijstandscliënten, nietuitkeringsgerechtigde werkzoekenden en Anw-gerechtigden. Via het werkdeel beschikken de gemeenten in 2004 over een totaalbedrag van ca. 1,6 miljard euro voor de reïntegratie van deze doelgroepen (werkdeel WWB) 14. Jaarlijks worden door de ruim 400 gemeenten in totaal zo’n
12 Op weg naar volwassenheid?, Regioplan [september 2002]. 13 Re?ntegratiemonitor RWI: www.reïntegratiemonitor.nl. 14 Begrotingsstaten Ministerie van SZW voor het jaar 2004, Tweede Kamer der Staten Generaal [september 2003].
11
75.000 reïntegratietrajecten op de private reïntegratiemarkt ingekocht en gemeenten zijn daarmee een belangrijke speler met een grote verantwoordelijkheid bij de verdere ontwikkeling van de reïntegratiemarkt. Naast de trajecten die de gemeente op de private reïntegratiemarkt inkoopt, zet de gemeente ook trajecten uit in het kader van gesubsidieerd werk. In 2001 bedroeg de totale omvang van deze reïntegratietrajecten15: aantal gesubsidieerde banen Wiw-dienstverbanden
31.000
I/D-banen
50.000
Figuur 4: Aantal gesubsidieerde banen
De gesubsidieerde arbeid moet uiterlijk 1 januari 2007 worden overgeheveld naar de private markt. Met betrekking tot de invulling van de rol van opdrachtgever voor reïntegratie door gemeenten is een aantal aandachtspunten te formuleren die enerzijds te maken hebben met het reïntegratiebeleid en anderzijds met de invulling van de rol van de gemeenten als opdrachtgever voor reïntegratietrajecten: •
het ontwikkelen van een visie op reïntegratie en het dienstverleningsconcept en vertaling hiervan naar alle partners in de keten van zorg naar werk (regie);
•
het ontwikkelen van een inkoopstrategie, waarbij het reïntegratiebudget zo effectief mogelijk wordt ingezet (een resultaat van de budgettering) en op basis daarvan doelstellingen (resultaten) richting reïntegratiebedrijven formuleren;
•
de aansluiting van de gevraagde reïntegratiedienstverlening op de eigen werkprocessen (bijvoorbeeld doorlooptijden, inhoud van reïntegratiemodulen);
•
het in kaart brengen van mogelijke calamiteiten bij de toeleiding en de plaatsing van cliënten in reïntegratietrajecten en vooraf oplossingsrichtingen definiëren;
•
het ontwikkelen van een visie op ‘reïntegratie-partnership’ met betrokkenheid van reïntegratiebedrijven en uitvoeringsorganisaties op het terrein van zorg, welzijn en beschut werken.
Het nadenken over de bovenstaande aandachtspunten kan de gemeente helpen bij het vormgeven van haar rol als professionele opdrachtgever en het ontwikkelen van een samenwerkingsrelatie
15 De uitkering van de baan, SCP [juli 2003].
12
met reïntegratiebedrijven. Op een aantal aspecten zal in deze handreiking nader worden ingegaan. Gemeenten zijn geen uniform opererende organisaties; ze verschillen onderling sterk in inkoopvolume en het gekozen regiemodel. Beide aspecten bepalen het aanbestedingsgedrag van gemeenten. Het inkoopvolume van een gemeente hangt sterk af van de omvang van het klantenbestand binnen een gemeente. Hoe groter het klantenbestand, hoe groter het inkoopvolume dat wordt weggezet en hoe meer inkoopmacht men creëert. Dit is de reden waarom kleinere gemeenten samenwerken met andere gemeenten. Ook in de wijze waarop gemeenten hun regiemodel hebben ingericht verschillen de gemeenten onderling van elkaar. Twee uitersten in de regiebenadering zijn16 een strikte scheiding van beleid en uitvoering en een actief keten- en casemanagement. Wanneer de omvang van de gemeente en het gekozen regiemodel worden vertaald naar gedragskenmerken op de reïntegratiemarkt, ontstaat het volgende beeld: Regiemodel
klein (middel)groot
Omvang gemeente
scheiding beleid en uitvoering
actief keten- /casemanagement
Type RIB17 Aantal RIB’s Volume Samen Inkoopcluster Sturing Inkopers
: full service : beperkt : klein : met regiogemeenten : doelgroep : resultaat : beleidsmedewerker /hoofd
Type RIB Aantal RIB’s Volume Samen
Type RIB Aantal RIB’s Volume Samen Inkoopcluster Sturing Inkopers
: full service : beperkt : groot : niet : doelgroep : resultaat : specialist
Type RIB Aantal RIB’s Volume Samen Inkoopcluster Sturing Inkopers
Inkoopcluster Sturing Inkopers
Figuur 5: Gedragskenmerken van gemeenten op de reïntegratiemarkt
16 Op weg naar volwassenheid?, Regioplan [september 2002]. 17 RIB=Reïntegratiebedrijf.
: specialist : relatief groot : klein : niet/met regiogemeenten : problematiek : doorstroom : beleidsmedewerker /hoofd : specialist : groot : groot : niet : problematiek : doorstroom : specialist
13
Gemeenten met een sterke scheiding tussen regie en uitvoering zullen zo min mogelijk reïntegratietaken zelf uitvoeren en maximaal uitbesteden aan de reïntegratiemarkt. In het hierbij passende casemanagement zijn geen reïntegratietaken opgenomen. Deze gemeenten doen vaak zaken met een beperkt aantal hoofdaannemers en kopen daar complete trajecten in, waarbij een uitstroompercentage centraal staat. Er wordt sterk gestuurd op resultaat. Kleine gemeenten met dit regiemodel zullen daarbij kleine volumes aanbieden op de reïntegratiemarkt (en daardoor wellicht sneller geneigd zijn met andere gemeenten samen te werken) en grote gemeenten hebben door hun hoge reïntegratie-volume een behoorlijke inkoopmacht. Over het algemeen zal op resultaat of aard van de doelgroep worden ingekocht (geclusterd). Gemeenten met een actief keten- en casemanagement hebben een intensieve vorm van casemanagement ingevoerd, waarbij de casemanagers sterk bij de uitvoering van het traject zijn betrokken. De kennis van de reïntegratie van individuele cliënten is groot. Op basis hiervan wordt vaak bij meerdere gespecialiseerde reïntegratiebedrijven ingekocht op productbasis. Er wordt ook gestuurd op doorstroom naar een vervolgactiviteit. Kleine gemeenten met dit regiemodel zullen op basis van een individuele vraag hun trajecten uitzetten, grote gemeenten zullen reïntegratievragen clusteren en aanbesteden. In bijlage 1 zijn per archetype aandachtspunten ten aanzien van uit- en aanbesteding geformuleerd. Aan de hand van deze aandachtpunten per archetype kunnen gemeenten snel zicht krijgen op kernpunten uit de handreiking die voor hen relevant zijn.
14
2
Uit- en aanbesteding als beleidsthema
2.1 Het procesmodel Het proces van uit- en aanbesteding is een cyclisch proces, dat als volgt kan worden weergegeven:
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 3 Ja
Evaluatie
Analyse vraag
Zelf doen?
Zelf Uitvoeren
Nee
Bewaken & bijsturen
Bepalen inrichting aanbesteding
Bestellen
Samenstellen Bestek
Hoofdstuk 4 Gefaseerde aanbesteding?
Contracteren Nee
Selectie & gunning
Aanvragen offertes
Ja Voorselectie
Figuur 6: Het proces van uit- en aanbesteding van reïntegratietrajecten
Het proces start bij de analyse van de vraag. Het gaat hierbij om het verkennen van de behoeften en vragen van de gemeente en de mogelijkheden die de markt biedt. Voor het definiëren en clusteren van de vraag van de gemeente kan de gemeente o.a. putten uit haar visie
15
op reïntegratie en het daaruit voortvloeiende reïntegratiebeleid18, de ervaringen van casemanagers en het reïntegratiebudget. Vervolgens ligt de keuze zelf doen of uitbesteden voor. De keuze wordt mede bepaald door de ruimte die de WWB daar voor laat, capaciteiten die de gemeente zelf in huis heeft en het aanbod van de markt. Voorbeelden van activiteiten die een gemeente zelf zou kunnen uitvoeren, zijn: casemanagement en bedienen oude doelgroepen. Daarnaast moet een gemeente in deze fase ook bepalen of zij al dan niet samen met een andere gemeente een traject wil aanbesteden. Deze eerste drie stappen worden in hoofdstuk 3 De inkoopvraag nader uitgewerkt. Indien de gemeente kiest voor het uitbesteden van reïntegratietrajecten moet ze eerst de inrichting van de aanbesteding bepalen. Vragen die hierbij aan de orde komen zijn: • Welk aanbestedingsregels moeten worden gevolgd? • Welke aanbestedingsvorm wordt binnen de geldende regels toegepast? • Welke financieringssystematiek past het beste? De volgende fase omvat het samenstellen van het bestek. In het bestek wordt onder andere vastgelegd wat wordt aanbesteed (aard en omvang), om welk budget het gaat en welke (kwantitatieve en kwalitatieve) eisen de gemeente stelt aan het resultaat, de dienstverlening en de organisatie van het reïntegratiebedrijf. Indien de gemeente ervoor kiest om het traject gefaseerd aan te besteden (bijvoorbeeld in het geval van een beperkte omvang en/of een zeer specifieke vraag) vindt er een voorselectie plaats. Dit reduceert het aantal te beoordelen offertes. Op basis van het bestek worden offertes aangevraagd. De selectie & gunning vindt plaats op basis van de gunningscriteria die reeds in de bestekfase zijn opgesteld. Uitkomst van deze fase is een reïntegratiebedrijf waarmee de gemeente graag een overeenkomst aan wil gaan en wil samenwerken. Tijdens het contracteren worden de wederzijdse verplichtingen vastgesteld. Deze stappen worden in hoofdstuk 4 De aanbesteding nader uitgewerkt. Op basis van het contract vindt het bestellen van individuele reïntegratietrajecten plaats. Dit gebeurt door de gemeente conform de in het contract opgenomen voorwaarden en procedures. Gedurende de bestelfase wordt de uitvoering bewaakt en bijgestuurd. Dit vindt plaats op twee niveaus. Op contractniveau worden de in het contract gemaakt afspraken op nakoming bewaakt. Op bestellingenniveau wordt de (voortgang) van de individuele cliënt (bestelling) bewaakt. In het geval van afwijkingen moeten gemeente en reïntegratiebedrijf bijsturen. De uitkoms ten uit de fase van bewaken en bijsturen moeten in de laatste fase evaluatie worden vertaald naar ‘lessons learned’ en worden gebruikt als input voor de volgende uit- en aanbestedingsronde. Deze stappen worden in hoofdstuk 5 Het contractmanagement nader uitgewerkt.
18 Handreiking Reïntegratiebeleid, Ministerie van SZW [oktober 2003].
16
2.2 Uitbestedingsbeleid Gemeenten dienen zoveel mogelijk reïntegratieactiviteiten uit te besteden. Met de invoering van de WWB is deze uitbestedingsverplichting uitgebreid met activiteiten in het kader van gesubsidieerde arbeid, zoals bemiddeling, begeleiding en een eventueel werkgeverschap. In de praktijk kan blijken dat er ruimte nodig is voor activiteiten die niet via de markt kunnen worden gerealiseerd. Daarom is in de Regeling WWB vastgesteld welk deel van de totale reïntegratieactiviteiten niet hoeft te worden uitbesteed19. Indien twee jaar na de invoering van de WWB blijkt dat er een goed werkende reïntegratiemarkt tot stand is gekomen kan de uitbestedingsverplichting drie jaar na invoering van de WWB vervallen. 2.2.1 Aanbestedingsregime Bij het uitbesteden dienen minimaal de aanbestedingsregels te worden gevolgd die zijn opgenomen in het Besluit SUWI en dient rekening gehouden te worden met het vereiste van transparantie dat volgt uit het EG-verdrag. Bij aanbestedingen met een waarde van meer dan € 200.000,- geldt tevens het beperkte regime van de Richtlijn Diensten (opdrachten in verband met reïntegratiediensten vallen onder bijlage 1B van de richtlijn). Dit houdt in dat in de beschrijving van de opdracht geen discriminerende bepalingen mo gen worden opgenomen die op voorhand bepaalde dienstverleners uitsluiten en dat uiterlijk 48 dagen na de gunning een gunningsbericht gestuurd dient te worden naar het Bureau voor Officiële Publicaties van de Europese Gemeenschappen. Op grond van het transparantiebeginsel mogen overigens ook onder de drempelwaarde van € 200.000,- geen discriminerende bepalingen in de beschrijving van de opdracht worden opgenomen. De aanbestedingsverplichtingen kunnen op verschillende manieren worden ingevuld. Een goed functionerende reïntegratiemarkt is van essentieel belang voor een effectief gemeentelijke reïntegratiebeleid. Gemeenten zijn niet verplicht samen te werken met andere gemeenten om aan hun aanbestedingsverplichtingen te voldoen. Dit kan echter vanuit kostenoogpunt voor gemeenten wel aantrekkelijk zijn. 2.2.2 Werkervaring en loonkostensubsidie Uit een recente risicoanalyse20 blijkt dat de uit- en aanbesteding van gesubsidieerd werk door gemeenten als knelpunt bij de invoering van de WWB wordt gezien. Weinig gemeenten hebben ervaring met dit onderwerp. Gesubsidieerd werk kan als een van de voorzieningen worden ingezet om arbeidsinschakeling te bevorderen. In de wet zijn geen specifieke eisen opgenomen voor gesubsidieerde arbeid. Er geldt alleen de algemene bepaling dat alle voorzieningen moeten dienen om de belanghebbende uiteindelijk aan regulier werk te helpen. Als opstap kan het hierbij soms nodig zijn dat eerst (korte of langere tijd) werkervaring wordt opgedaan op een
19 Artikel 6 van de Regeling WWB, gepubliceerd in de Staatscourant nr. 204, 22 oktober 2003. 20 Rapportage risicoanalyse Wet werk en bijstand, Ministerie van SZW, [juli 2003].
17
arbeidsplaats met loonkostensubsidie, voordat een meer structurele plek op de arbeidsmarkt wordt gevonden. Er zijn hierbij drie situaties denkbaar: •
• •
een loonkostensubsidie aan een reguliere werkgever (vergelijkbaar met de oude ID-banen en Wiw-werkervaringsplaatsen). In dit geval plaatst het reïntegratiebedrijf of uitzendbureau iemand met loonkostensubsidie. Eventueel kan belanghebbende via een begeleidingstraject (jobcoaching) worden ondersteund; een loonkostensubsidie aan een uitzendbureau of reïntegratiebedrijf dat de belanghebbende in dienst neemt en detacheert naar een reguliere werkgever (vergelijkbaar met oude Wiw-dienstbetrekkingen); een detacheringsbaan waarbij belanghebbende in dienst is van de gemeente of het reïntegratiebedrijf. Voordeel van de laatste is dat arbeidsvoorwaarden zo kunnen worden gekozen dat ze dienstig zijn aan uitstroom naar regulier werk. Bij een dienstverband met de gemeente kan op dit moment het gevolg zijn dat sprake is van aanstelling als ambtenaar, tenzij sociale partners de zogenaamde CAR/UWO (de rechtspositie voor gemeente-ambtenaren) nog aanpassen.
2.2.3 Staatssteun In artikel 8, lid 1 van de WWB is vastgesteld dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. De regels moeten worden vastgelegd in de zogenaamde reïntegratieverordening. In deze reïntegratieverordening (of in een daarvan afgeleide regeling) legt de gemeente onder meer neer welke instrumenten en middelen worden ingezet voor reïntegratie. Een van die instrumenten die in de reïntegratieverordening kan worden vastgesteld is een tijdelijke loonkostensubsidie, die wordt verstrekt aan bedrijven die een uitkeringsgerechtigde in dienst neemt. De Europese Commissie zou deze subsidieverlening door gemeenten aan (lokale) ondernemingen echter kunnen aanmerken als een regionale steunmaatregel. Teneinde gemeenten een adequate handreiking te bieden om de regels uit het EG-Verdrag, en in het bijzonder de bepalingen in Verordening (EG) Nr. 2204/2002 met betrekking tot werkgelegenheidssteun, op een correcte wijze uit te voeren heeft het Ministerie van SZW een beleidsaanbeveling geschreven21. Navolging van deze beleidsaanbeveling kan gemeenten ontlasten van de administratieve verplichting – die voortvloeit uit de regelgeving van de Europese Gemeenschap – om een samenvatting van de (loonkosten-) subsidieregeling (zoals vastgelegd in haar reïntegratieverordening) op te sturen naar de Europese Commissie en jaarlijks
21 Deze beleidsaanbeveling is opgenomen in de Verzamelbrief van april 2004.
18
de Europese Commissie een verslag te verstrekken. De gemeente dient daartoe in haar reïntegratieverordening de beleidsaanbeveling te incorporeren en er een expliciete verwijzing naar op te nemen. De beleidsaanbeveling ontneemt gemeenten overigens niet de mogelijkheid om een subsidieregeling te notificeren; bijvoorbeeld wanneer de gemeente de zekerheid van goedkeuring door de Europese Commissie wil hebben. In de navolgende tekst wordt deze beleidsaanbeveling weergegeven. Algemeen: de kwalificatie van gesubsidieerde arbeid als staatssteun Van verboden staatssteun in de zin van artikel 87 lid 1 EG is sprake, als is voldaan aan de volgende omschrijving: een met staatsmiddelen bekostigd voordeel voor bepaalde ondernemingen waardoor de mededinging wordt vervalst en het interstatelijk handelsverkeer ongunstig wordt beïnvloed. Voorbeelden van steunmaatregelen zijn het verlenen van financiële voordelen door middel van bijvoorbeeld subsidies aan bepaalde sectoren (sectorale steunmaatregel) of aan ondernemingen in bepaalde regio’s (regionale steunmaatregel). Zodra aan bepaalde ondernemingen met staatsmiddelen een voordeel wordt verschaft, is het ter beoordeling van de Commissie of ten gevolge van de vervalsing van de mededinging, het handelsverkeer ongunstig wordt beïnvloed. Daartoe strekt de aanmelding van voorgenomen steunmaatregelen (artikel 88 lid 3 EG); alleen indien een vrijstellingsverordening toepasselijk is, is aanmelding niet noodzakelijk. Gesubsidieerde arbeid (meer in het algemeen: loonkostensubsidie) kan, als er sprake is van een met staatsmiddelen bekostigd voordeel voor bepaalde ondernemingen, aangemerkt worden als een aanmeldingsplichtige steunmaatregel. Hiervan is echter in ieder geval geen sprake als: • er sprake is van een generieke subsidieregeling die in zijn uitwerking non-discriminatoir is voor alle ondernemingen, in alle sectoren van de economie in heel Nederland; of • de subsidieontvanger geen economische activiteit uitvoert. De Europese regels inzake staatssteun i.r.t. de gemeentelijke reïntegratieverordening Gemeenten kunnen met tal van subsidieregelingen de reïntegratie van werkzoekenden bevorderen. Voor de beoordeling in hoeverre er daarbij sprake kan zijn van staatssteun is het volgende onderscheid van belang: A: subsidieregelingen die direct de werknemer subsidiëren Te denken valt daarbij ondermeer aan stimuleringspremies aan werkzoekenden bij het aanvaarden van een betrekking. De premie dient direct te worden betaald aan de werknemer. In dat geval is er geen staatssteun volgens het Verdrag; gemeenten hoeven niet aan te melden en hoeven geen goedkeuring te vragen aan de Europese Commissie.
19
B: generieke regelingen (maatregelen die voor alle bedrijven gelden in alle sectoren). Een lokale subsidieregeling kan een generieke regeling zijn wanneer ieder bedrijf of onderneming, ongeacht de vestigingsplaats van de onderneming of de plaats van tewerkstelling van de werknemer, een beroep kan doen op subsidie wanneer deze onderneming een uitkeringsgerechtigde van de betreffende gemeente in dienst neemt. Dit is ook geen staatssteun, want hiervan profiteren geen specifieke bedrijven of sectoren. NB: wanneer bijvoorbeeld andere dan lokale ondernemers van de subsidiëring zijn uitgesloten, of wanneer de subsidiemogelijkheid is voorbehouden aan een bepaalde onderneming of sector dan geldt de subsidieregeling per definitie als specifieke steunmaatregel en is er dus sprake van staatssteun. C: subsidieregelingen die organisaties subsidiëren die geen economische activiteiten verrichten Voorzover gemeenten (loonkosten-) subsidies verstrekken aan organisaties die geen economische activiteiten verrichten22, worden deze niet aangemerkt als staatssteun. D: overige werkgelegenheidsmaatregelen: Gemeenten doen er verstandig aan er op te letten dat (loonkosten-) subsidies die wel als staatssteun zouden kunnen worden aangemerkt voldoen aan de bepalingen van de (EG) vrijstellingsverordeningen – in het bijzonder de Verordening werkgelegenheidssteun23. Het is bovendien van belang dat de gemeente in haar reïntegratieverordening een expliciete verwijzing naar deze beleidsaanbeveling opneemt. Dit voorkomt dat de gemeente een samenvatting van de subsidieregeling (zoals vastgelegd in haar reïntegratieverordening) dient op te sturen naar de Europese Commissie en de Commissie jaarlijks dient te informeren over de toepassing van de Verordening werkgelegenheidssteun. Indien de gemeentelijke reïntegratieverordening niet voldoet aan de voorwaarden van de Verordening werkgelegenheidssteun, kan worden nagegaan of de Verordening de minimissteun24 van toepassing is. Als deze evenmin van toepassing is,
22 De EC geeft geen limitatieve opsomming van deze organisaties die geen economische activiteiten verrichten. Het onderscheid tussen economische en niet-economische activiteiten verandert voortdurend, zo stelt de Commissie. Voorbeelden liggen vooral op het terrein van activiteiten die “typische overheidstaken zijn, namelijk diensten als nationaal onderwijs, stelsels van sociale zekerheid en tal van activiteiten die worden uitgevoerd door organisaties die grotendeels een sociale functie vervullen en niet deelnemen aan industriële of commerciële activiteiten” (Groenboek over Diensten van Algemeen Belang, Europese Commissie, 21 mei 2003, blz. 16). 23 Verordening (EG) nr. 2204/2002 van de Commissie van 12 december 2002, Pb EG 2002, L 337/3 24 De Verordening de minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001) legt vast dat de totale steun die een onderneming gedurende een periode van drie jaar ontvangt niet hoger mag zijn dan een vastgesteld plafondbedrag (€ 100.000 in een periode van drie jaar – dit is een verschuivende termijn). Voor de toepassing van de Verordening de minimis-steun hoeft de gemeente geen verordening vast te stellen.
20
dient – afhankelijk van de situatie – de subsidieregeling danwel de individuele (loonkosten-) subsidie door de gemeente te worden aangemeld bij de Europese Commissie25. De belangrijkste voorwaarden waar de gemeentelijke subsidieregeling vanuit de Verordening werkgelegenheidssteun aan dient te voldoen zijn: a. doelgroepen en steunintensiteit: •
voorzover de subsidieverlening betrekking heeft op loonkosten in verband met de indienstneming van benadeelde26 of gehandicapte werknemers gelden de volgende plafonds (bruto steunintensiteiten): 50 procent (voor benadeelde werknemers) en 60 procent van de loonkosten (voor gehandicapte werknemers)27.
•
Voor beide genoemde groepen (benadeelde en gehandicapte werknemers) is het overigens eveneens toegestaan om niet een forfaitair percentage van de loonkosten te hanteren maar de optelsom van de kosten van compensatie van de eventueel lagere productiviteit en de kosten van begeleiding, werkplekaanpassingen en apparatuur (dit laatste geldt specifiek alleen voor gehandicapte werknemers). Voorwaarde is daarbij wel dat er een individueel dossier wordt bijgehouden waarin alle informatie wordt opgenomen die het voor de Europese Commissie desgewenst mogelijk maakt om te beoordelen of aan de voorwaarden van de Verordening werkgelegenheidssteun is voldaan28.
b. duur van het arbeidscontract: •
Behalve in het geval van gewettigd ontslag, moet(en) de werknemer(s) aanspraak kunnen maken op een ononderbroken tewerkstelling van tenminste 12 maanden.
25 Op grond van de vrijstellingsveror deningen (de Verordening werkgelegenheidssteun (2204/2002) en de Verordening de minimis-steun (69/2001)) kunnen gemeenten zelfstandig beoordelen of aanmelding noodzakelijk is. Bij twijfel kunnen gemeenten contact opnemen met het Coördinatiepunt staatssteun van het ministerie van BZK of met het Kenniscentrum Europa decentraal (www.europadecentraal.nl). 26 Benadeelde werknemers zijn personen die behoren tot categorieën werknemers welke het moeilijk hebben om zonder hulp tot de arbeidsmarkt toe te treden. Art. 2 van de Verordening werkgelegenheidssteun geeft een opsomming. Tot deze categorie behoren ondermeer langdurig werklozen (12 maanden; voor jongeren onder 25 jaar 6 maanden), etnische minderheden, personen zonder startkwalificatie, alleenstaande ouders. 27 Bedoeld wordt het brutoloon, vóór belasting, en de verplichte socialezekerheidsbijdragen. De percentages zijn gedefinieerd in termen van loonkosten op jaarbasis. Voor andere dan benadeelde of gehandicapte werknemers gelden lagere plafonds: afhankelijk van de regio en de omvang van het bedrijf variërend van 7½ procent tot 30 procent. Volgens artikel 8 van de Verordening werkgelegenheidssteun mag steun die verleend wordt aan benadeelde of gehandicapte werknemers (conform de artikelen 5 en 6) gecumuleerd worden met andere staatssteun in de zin van art. 87, lid 1, van het Verdrag of met andere bijdragen van de Gemeenschap, mits de (gecumuleerde) steunintensiteit niet meer bedraagt dan 100 procent van de loonkosten gedurende de gehele periode dat de werknemer in dienst is. 28 Artikel 10 van de Verordening werkgelegenheidssteun. Voorwaarde is ook hier dat de steunintensiteit niet meer bedraagt dan 100 procent.
21
c. geen verdringing van bestaande werkgelegenheid: •
Wanneer de indienstneming niet leidt tot een netto-toename van het aantal werknemers in de betrokken vestiging, moeten de vacatures zijn ontstaan ten gevolge van ontslag of vermindering van werktijd, beide op initiatief van de werknemer, ouderdomspensionering of gewettigd ontslag, en niet door afvloeiingen.
Als de overheidsbijdrage als staatssteun moet worden aangemerkt en de gemeente in de reïntegratieverordening een verwijzing naar deze beleidsaanbeveling opneemt en bij de vaststelling van de subsidie de bepalingen van de (EG) Verordening werkgelegenheidssteun in acht neemt, dan hoeft zij geen samenvatting van de lokale subsidieregeling toe te zenden aan de Europese Commissie. De gemeente kan dan zonder verdere actie richting Europese Commissie de loonkostensubsidieregeling uitvoeren en heeft uitsluitend te maken met de verplichting tot levering van enkele gegevens aan het ministerie van SZW29. Het verslag over de Uitvoering (art. 77 WWB) en de bestaande statistieken voorzien in informatie over aantallen plaatsingen en het totaalbedrag van de verleende subsidie. In geval van een bij de Commissie ingediende klacht tegen een door de gemeente verstrekte subsidie kan de gemeente overigens wel gehouden zijn de voor de beoordeling van die klacht relevante gegevens ter beschikking te stellen van de Europese Commissie. Wanneer de gemeente anders dan op grond van de lokale subsidieregeling die als zodanig voldoet aan de voorwaarden van de Verordening werkgelegenheidssteun en anders dan op grond van de Verordening de minimis-steun, subsidie wil verlenen aan een individuele onderneming dan dient zij deze maatregel ter goedkeuring voor te leggen aan de EC 30. Zolang de Commissie de vereiste goedkeuring niet heeft verleend mag geen subsidie worden verleend.
29 Gemeenten zijn op grond van de (EG) Verordening werkgelegenheidssteun wel verplicht om gegevens met betrekking tot subsidieverstrekkingen in het kader van de gemeentelijke reïntegratieverordening gedurende een periode van 10 jaar (gerekend vanaf het tijdstip van de laatste individuele steunverlening) te bewaren, zodanig dat kan worden nagegaan of aan de voorwaarden van de Verordening werkgelegenheidssteun is voldaan. 30 Zie in dat verband overweging 7 (EG) Verordening werkgelegenheidssteun 2204/2002. Voor de wijze waarop aangemeld dient te worden zij verwezen naar het Coördinatiepunt Staatssteun van het ministerie van BZK of naar het al genoemde Kenniscentrum Europa decentraal.
22
Stappenschema ter beoordeling of er sprake is van staatssteun
Loonkostensubsidie op grond van lokale subsidieverordening of de subsidie is generiek
de subsidie is niet generiek
wordt toegekend aan
de subsidie wordt niet aangemerkt als staatssteun
organisatie die geen economische activiteiten verricht
organisatie die economische activiteiten verricht
de subsidie wordt aangemerkt als staatssteun
de subsidie wordt verstrekt met toepassing van de Verordening de minimis-steun
de subsidieregeling voldoet aan de bepalingen van deze beleidsregel, d.w.z. aan de voorwaarden van de Verordening Werkgelegenheidssteun
geen van de genoemde vrijstellingsverordeningen is van toepassing
de gemeente dient dossier bij te houden van de individuele verstrekkingen die op grond van de subsidieregeling zijn gedaan
de gemeente dient haar subsidieregeling via het Coordinatiepunt Staatssteun ter goedkeuring aan te melden bij de EC
23
De Verordening de minimis-steun Naast de Verordening Werkgelegenheidssteun (Nr. 2204/2002) bestaat er de Verordening de minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001). Deze verordening legt vast dat de totale steun die ondernemingen gedurende een periode van drie jaar ontvangen niet hoger mag zijn dan een vastgesteld plafondbedrag (€ 100.000 in een periode van drie jaar – dit is een verschuivende termijn). In de subsidiebeschikking moet een verwijzing naar de Verordening de minimis-steun worden opgenomen en de werkgever moet een verklaring tekenen dat de ontvangen steun er niet toe leidt dat de totale ontvangen steun (gecumuleerd) het drempelbedrag te boven gaat. Voor de toepassing van de Verordening de minimis-steun hoeft de gemeente geen verordening vast te stellen. Als de subsidieregeling en de op grond hiervan getroffen individuele subsidies – dan wel de individuele subsidies zonder grondslag in een subsidieregeling – voldoen aan de voorwaarden van deze verordening, kan de gemeente volstaan met het bijhouden en bewaren van dossiers. NB: Wanneer de gemeente aan één van beide vrijstellingsverordeningen (2204/2002 of 69/2001) voldoet hoeft zij de subsidieregeling niet ter goedkeuring voor te leggen aan de EC. Dossiervorming Om een zorgvuldige behandeling van eventuele klachten van derden mogelijk te maken, dient de gemeente de gegevens met betrekking tot de subsidieverlening gedurende een periode van 10 jaar (gerekend vanaf het tijdstip van de laatste individuele steunverlening) te bewaren, zodanig dat in de klachtenprocedure kan worden nagegaan of aan de voorwaarden van de Verordening werkgelegenheidssteun is voldaan. Tenslotte Wanneer de gemeente de subsidieverlening anders vormgeeft dan in deze beleidsaanbeveling is aangegeven dan dient zij haar subsidieregels ter goedkeuring voor te leggen aan de Europese Commissie. In afwachting van de eindbeslissing van de Commissie mag geen uitvoering worden gegeven aan die steunregels. 2.2.4 Activiteiten met behoud van uitkering Binnen de uitgangspunten van de WWB is het mogelijk dat activiteiten worden verricht met behoud van uitkering. Dat kan onder omstandigheden op eigen initiatief van de cliënt, maar ook als onderdeel van een reïntegratietraject of in het kader van activiteiten in de sfeer van sociale activering. In alle gevallen staat de positieve bijdrage aan de mogelijkheden voor arbeidsinschakeling centraal. De programma’s kunnen dus nooit alleen dienen als een budgetvriendelijke oplossing voor het doen verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten waarvoor geen of onvoldoende publieke financiering voor handen is. Hieruit volgt dat de verplichting om mee te werken aan werken met behoud van uitkering alleen mag worden opgelegd indien de te verrichten werkzaamheden noodzakelijk zijn om uit te stromen naar
24
regulier werk. Dit houdt in dat de gemeente heeft vastgesteld dat de cliënt baat heeft bij het opdoen van werkervaring dan wel enige tijd nodig heeft om te wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid, zoals regelmaat, gezagsverhouding etc. Daarmee is altijd sprake van een beperkte periode. In de Memorie van Toelichting wordt daarbij gedacht aan het instrument proefplaatsing (thans voor arbeidsgehandicapten opgenomen in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten), op grond waarvan REA-cliënten maximaal 6 maanden met behoud van uitkering bij een (reguliere) werkgever mogen werken. Over het algemeen zullen de werkzaamheden gepaard moeten gaan met een goede individuele begeleiding en met afstemming op de capaciteiten van de cliënt. Daarnaast is het van belang dat de gemeente rekening houdt met de grenzen van het arbeidsrecht. Als de feitelijke situatie niet wezenlijk verschilt van een situatie waarbij sprake is van een arbeidsovereenkomst, kan de betrokkene via de rechter loonbetaling afdwingen. Uit jurisprudentie blijkt dat de volgende maatstaven kunnen worden gehanteerd bij het vaststellen of al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst31: 1. 2. 3. 4.
er dient sprake te zijn van een persoonlijke verplichting om arbeid te verrichten die arbeid wordt verricht onder gezag van een ander (gezagsverhouding) die ander betaalt voor de arbeid een zeker bedrag dat beschouwd kan worden als loon, en aan deze maatstaven wordt gedurende een zekere tijd voldaan.
Indien wordt voldaan aan de hierboven gestelde maatstaven is er sprake van een arbeidsovereenkomst. Vrijwilligerswerk en onbetaalde stages vallen hier dus buiten. Voor cliënten die weinig of geen perspectief hebben op uitstroom naar reguliere arbeid kan de gemeente ervoor kiezen om onbeloonde arbeid op eigen initiatief van de cliënt te honoreren, om zo maatschappelijk isolement te voorkomen of te doorbreken (sociale activering).
2.2.5 Overgangsregeling uitbesteding gesubsidieerd werk In de eerste drie kalenderjaren waarin de WWB van kracht is (van 1-1-2004 tot 1-1-2007) hoeft de gemeente de activiteiten voor oude en nieuwe gesubsidieerde arbeidsplaatsen niet te laten uitvoeren door derden32. Wanneer wel wordt gekozen voor uitbesteding, blijven gemeenten overigens wel gehouden aan de Europese aanbestedingsregels. Gemeenten kunnen door deze bepaling de huidige (interne) publieke Wiw-/ID-uitvoeringsorganisaties die nog niet voldoen aan de vereisten om te kunnen concurreren op de private reïntegratiemarkt (wat betreft rechtspersoonlijkheid en/of de werkwijze, methodiek, kwaliteit, cultuur en personeel) een kans geven om gedurende het overgangsregime zich te bezinnen op de toekomst van de Wiw-/IDuitvoeringsorganisatie. Dit kan een transformatie zijn naar een privaat reïntegratiebedrijf, maar er
31 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 28870 nr. 3. 32 De werkzaamheden t.b.v. de bestaande arbeidsovereenkomsten hoeft de gemeente in het geheel niet uit te besteden; deze mag de gemeente tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst zelf uitvoeren.
25
zijn ook andere mogelijkheden denkbaar zoals publiek-private samenwerking op zakelijk grondslag of overname door een reeds bestaand reïntegratiebedrijf. Indien een uitvoeringsorganisatie een aan de gemeente gelieerd bedrijf (aparte rechtspersoon) blijft, dient er rekening mee te worden gehouden dat het bepaalde over financiële transparantie in de artikelen 25a tot en met 25f van de Mededingingswet van toepassing kan zijn33. Een wijziging van de juridische status van de uitvoeringsorganisaties heeft geen gevolgen voor de rechtspositie van de huidige Wiw-ers. Daarnaast geldt dat als deze publieke Wiw-uitvoeringsorganisaties na de overgangstermijn niet zijn omgevormd naar private reïntegratieorganisaties de gemeente er voor kan kiezen de reeds (voor 1 januari 2007) gestarte werkzaamheden door de publieke Wiw-uitvoeringsorganisatie te laten voortzetten. Hieraan is geen einddatum verbonden. Deze gevallen kunnen dus tot hun uitstroom door de oude Wiw-uitvoeringsorganisaties worden begeleid. Na 1 januari 2007 zal de nieuwe instroom in gesubsideerd werk moeten worden uitbesteed (indien de uitbestedingsplicht niet vervalt34). In het onderstaande schema zijn de verschillende groepen afgezet tegen de tijd:
1-1-2004
‘Oude gevallen’ à niet uitbestedingsplichtig
1-1-2007
‘Nieuwe gevallen’ die in de overgangsregeling vallen à niet uitbestedingsplichtig ‘Nieuwe gevallen’ à uitbestedingsplichtig
Figuur 8: Overgangsregeling gesubsidieerde arbeid
33 Op de situaties waarin gemeenten marktactiviteiten hetzij laten uitvoeren door zelfstandige rechtspersonen die aan de gemeente gelieerd zijn, hetzij zelf uitvoeren (uitvoering door onderde len van de gemeente), zal de Transparantierichtlijn (Richtlijn 80/723/EEG, zoals deze is gewijzigd bij richtlijn 2000/2/EG) en de implementatie hiervan in de Mededingingswet van toepassing zijn. Hierdoor geldt onder andere een verplichting tot het houden van een transparante en gescheiden boekhouding voor marktactiviteiten enerzijds en overige activiteiten anderzijds. 34 Twee jaar na invoering WWB wordt geëvalueerd in hoeverre is voldaan aan de voorwaarden van een goed werkende re?ntegratiemarkt. Is dit het geval dan vervallen na 3 jaar de uitbestedingsverplichting en de SUWI-aanbestedingsregels.
26
2.2.6 Vrijstelling uitbesteding In de Regeling WWB (artikel 6) wordt een bepaald deel van het werkdeel vrijgesteld van de uitbestedingsplicht. Het betreft in de eerste plaats een aantal vrijstellingen voor werkzaamheden en uitgaven die verband houden met: • premies in het kader van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling en kostenvergoedingen voor het verrichten van vrijwilligerswerk; • kinderopvang; • co-financiering in het kader van de ESF-EQUAL regelingen; • het beëindigen van de subsidiëring van arbeidsplaatsen op grond van het Besluit in- en doorstroombanen; • de uitvoering van voor 1 januari 2002 gesloten overeenkomsten met reïntegratiebedrijven Deze werkzaamheden zijn vrijgesteld van de uitbestedingsverplichting. Voor gesubsidieerde arbeid geldt de vrijstelling gedurende de overgangstermijn tot 1 januari 2007. Er geldt evenmin een uitbestedingsverplichting voor activiteiten die worden gefinancierd uit het niet bestede deel van het I-deel van het Fonds voor Werk en Inkomen of uit de algemene middelen van de gemeente 35. Naast de vrijstelling voor de uitgaven aan deze werkzaamheden geldt een vrijstelling van de uitbestedingsplicht voor een bepaald bedrag uit het werkdeel. Om dit bedrag te kunnen bepalen moeten de volgende stappen worden afgelopen: 1. van het totale werkdeel worden allereerst de uitgaven die verband houden met de bovengenoemde werkzaamheden afgetrokken. Daarbij gaat het niet alleen om de directe kosten (zoals de premies zelf), maar ook om de kosten die de gemeente maakt om deze werkzaamheden te (laten) verrichten (deze uitgaven zijn op grond van het bovenstaande al vrijgesteld van de uitbestedingsverplichting). 2. ook de kosten van de werkzaamheden die onder de overgangsregeling voor gesubsidieerde arbeid vallen kunnen worden afgetrokken; 3. van het nog resterende deel van het werkdeel van de gemeente is de eerste €100.000,vrijgesteld van de uitbestedingsplicht; 4. van het daarna resterende bedrag is 30% vrijgesteld van de uitbestedingsplicht (de 70/30regel).
35 Artikel 6, lid 5, Regeling WWB.
27
In het onderstaande schema is de vrije ruimte schematisch als een rekensom weergegeven (de nummers in het schema verwijzen naar de tekst hierboven):
Totale werkdeel
1. uitgaven vrijgestelde werkzaamheden 2. overgangsregeling gesubsidieerde arbeid 3. € 100.000,-
4. 30 % van de rest
Uitbestedingsplichtig deel van het werkdeel
Figuur 9: Bepaling van uitbestedingsplichtig deel van het Werkdeel
De meeneemregeling is niet van invloed op het bepalen van de vrije ruimte, omdat bij de berekening van de vrije ruimte wordt uitgegaan van het toegekende werkdeel voor dat jaar. Vrijstelling van uitbestedingsplicht betekent dat de gemeente niet hoeft uit te besteden. De gemeente heeft echter altijd de mogelijkheid om toch te kiezen voor uitbesteding. Als er wordt uitbesteed, dan moet er ook worden aanbesteed conform artikel 4.1, tweede lid, van het Besluit SUWI. Uit die bepaling volgt dat het gemeentebestuur, alvorens overeenkomsten met reïntegratiebedrijven aan te gaan, eerst een transparante en toetsbare aanbestedingsprocedure moet volgen in het kader waarvan meer offertes worden gevraagd op basis van vooraf vastgestelde criteria. Met de recente wijziging van artikel 6 van de Regeling WWB is geregeld dat deze SUWI-aanbestedingsvoorschriften niet meer gelden voor de regelluwe zones (de € 100.000-drempel en de 30%-ruimte). In artikel 6 van de Regeling WWB, lid twee en lid drie, was al vastgelegd dat deze voorschriften evenmin gelden bij uitbesteding van de vrijgestelde werkzaamheden en van de werkzaamheden die vallen onder de overgangsregeling voor gesubsidieerde arbeid. Bij uitbesteding blijven gemeenten overigens wel gehouden aan de Europese aanbestedingsregels.
Bij het laten uitvoeren van diensten door een dienstonderdeel van de eigen gemeentelijke organisatie is geen sprake van uitbesteding. Zodra een dienst wordt uitgevoerd door een andere (privaatrechtelijke) rechtspersoon dan de eigen organisatie is er sprake van uitbesteding. Worden
28
diensten uitgevoerd door een aan de gemeente verbonden stichting of een naamloze vennootschap, dan is er dus wèl sprake van uitbesteding. Wanneer een gemeente er voor kiest om een activiteit niet uit te besteden, en de gemeente heeft hier voldoende ruimte voor in het werkdeel dat vrijgesteld is van de uitbestedingsverplichting, dan moet een gemeente er goed op letten dat het hierbij niet gaat om uitvoeringskosten. In de WWB (artikel 69, eerste lid, onder a) is namelijk vastgelegd dat uitvoeringskosten niet uit het werkdeel mogen worden betaald. Uitvoeringskosten zijn in dit verband alle kosten die de gemeente maakt voor de uitvoering van in de WWB vastgelegde taken. Dit betreft ook de kosten van het casemanagement. Eén van die taken is namelijk het bepalen en aanbieden van reïntegratievoorzieningen. Als een casemanager bijvoorbeeld bepaalt dat een klant een bepaald traject nodig heeft en contact opneemt met een andere organisatie om dat traject aan te bieden (waarna vervolgens die organisatie het traject in overleg met de klant uitvoert), zijn de kosten van de casemanager reguliere uitvoeringskosten die niet uit het werkdeel mogen worden betaald. Tot de reguliere uitvoeringskosten van de gemeente in het kader van de WWB worden niet gerekend de kosten die samenhangen met het uitvoeren van de reïntegratievoorzieningen. Dit zijn immers normaal gesproken de kosten van de reïntegratiebedrijven aan wie de gemeente iets uitbesteedt. Voorzover de gemeente deze voorzieningen zélf uitvoert, en mits de hoogte van de totale kosten binnen de vrijstelling van uitbesteding blijft, kunnen deze kosten wél uit het werkdeel worden gefinancierd. Als een casemanager bijvoorbeeld zelf een traject (bijvoorbeeld een werkplek voor sociale activering) regelt en de gemeentelijke dienst deze klant gedurende dat traject intensief begeleidt, zoals anders het reïntegratiebedrijf had gedaan, zijn dit geen uitvoeringskosten (zoals bedoeld in artikel 69, eerste lid, onder a) en mogen deze kosten dus wel uit het werkdeel worden betaald. Als de gemeente dus (binnen de vrije ruimte) zelf werkzaamheden uitvoert die ook onderdeel hadden kunnen uitmaken van door reïntegratiebedrijven uitgevoerde voorzieningen dan worden die kosten niet tot de reguliere uitvoeringskosten gerekend en mogen deze uit het W-deel worden gefinancierd. Van de gemeente wordt gevraagd dat uit de administratie blijkt welke uitvoeringskosten samenhangen met het uitvoeren van reïntegratievoorzieningen. De gemeente doet er verstandig aan van te voren met de accountant af te stemmen of de te volgen handelswijze en administratie rechtmatig en controleerbaar zijn. 2.2.7 Persoonsgebonden reïntegratiebudget (PRB) Met de invoering van de WWB worden de mogelijkheden van gemeenten om individueel maatwerk te bieden verder vergroot. Zo kan middels de inzet van een Persoonsgebonden reïntegratiebudget (PRB) rekening worden gehouden met de wensen van de cliënt. Gemeenten kunnen er voor kiezen om de cliënt niet alleen invloed te laten uitoefenen op de inhoud van het reïntegratietraject, maar ook op de keuze van het reïntegratiebedrijf. Indien een gemeente er voor kiest om het PRB in het gemeentelijk reïntegratiebeleid op te nemen, dan zal zij hiermee ook rekening dienen te houden bij de aanbesteding. Zo zal zij bijvoorbeeld met meerdere
29
reïntegratiebedrijven contracten moeten afsluiten, teneinde de cliënt keuzemogelijkheden te bieden. Ook zal het aantal cliënten per contract lastiger aan te geven zijn, aangezien de keuzes van individuele cliënten vooraf niet vaststaan. Het Ministerie van SZW36 heeft aangegeven dat het gebruik van het PRB vier jaar na de invoering van de WWB zal worden geëvalueerd.
2.3 Reïntegratiebeleid en inkoopbeleid Het uitbestedingsbeleid heeft een directe relatie met het reïntegratiebeleid en het inkoopbeleid. Zo zullen binnen het reïntegratiebeleid de volgende elementen worden uitgewerkt 37: •
onderzoek en analyse van vraag en aanbod;
•
visie en missie op reïntegratiebeleid;
•
reïntegratiedoelstellingen en prestatie-indicatoren;
•
inkoopstrategie;
•
casemanagement;
•
planning & control;
•
verantwoording.
Het voert in dit verband te ver om binnen deze handreiking het reïntegratiebeleid nader uit te werken. In de handreiking ‘Reïntegratiebeleid’38 is aandacht aan dit onderwerp besteed. Binnen het gemeentelijke inkoopbeleid worden de algemene inkoopvoorwaarden opgesteld, die gemeentebreed gelden. Hierin kunnen specifieke eisen worden gesteld aan het inkopen van diensten. Bij het vaststellen van het inkoopbeleid door de gemeenteraad zal een relatie gelegd worden met andere beleidsplannen binnen de gemeente en de begroting. Afwijken van deze regels is voor gemeenten met een eigen inkoopbeleid niet mogelijk, tenzij het College daarvoor toestemming geeft. De inkoop van reïntegratiediensten zal binnen het gemeentelijke inkoopbeleid moeten worden vormgegeven.
36 Toezeggingen bij behandeling wetsvoorstel WWB en de invoeringswet WWB, brief Ministerie van SZW, kenmerk B&GA/WWB/03/70480 [5 september 2003]. 37 Een kader voor de inkoop van reïntegratietrajecten door gemeenten, StimulanSZ [september 2001]. 38 Handreiking ‘Reïntegratiebeleid’, Ministerie van SZW [Oktober 2003].
30
2.4 Uit- en aanbesteding en ketendienstverlening Met de invoering van SUWI is de onderlinge afhankelijkheid van actoren op het terrein van werk en inkomen groter geworden. Dit geldt ook voor de reïntegratieactiviteiten: met de invoering van SUWI zijn gemeenten voor deze activiteiten afhankelijker geworden van een goed functionerende reïntegratiemarkt. Gemeenten zoeken naar methoden om hun dienstverlening aan de cliënt beter te organiseren en aan te laten sluiten bij de reïntegratieketen. Met de invoering van de WWB is uitstroom een strategisch belangrijk thema voor gemeenten geworden en is de gemeente in toenemende mate afhankelijk geworden van de prestaties van de reïntegratiebedrijven. Hier ligt een belangrijk argument voor gemeenten om hun regierol op de keten actief invulling te geven. De gemeente zal er hierbij naar streven om te komen tot een optimale taakverdeling en verdeling van verantwoordelijkheden tussen de ketenpartners. Dit alles met als doel een zo effectief mogelijke inzet van reïntegratiemiddelen binnen het werkdeel. Een effectieve inzet van de reïntegratiemiddelen staat of valt met de onderlinge wisselwerking die gemeenten en reïntegratiebedrijven tot stand weten te brengen. Deze wisselwerking zou verder moeten voeren dan het afsluiten en het bewaken van een contract. Reïntegratiebedrijven en gemeenten zouden gezamenlijk kunnen kijken naar de wijze waarop een hoger rendement uit de trajecten kan worden gehaald. Dit kan door een goede vraagdefinitie, innovatieve trajecten en een juiste balans tussen handelingsvrijheid en resultaatverantwoordelijkheid. In de praktijk wordt deze wisselwerking naar de mening van de reïntegratiebedrijven echter nog weinig gerealiseerd39. Zeker met een verdere ontwikkeling naar resultaatfinanciering ligt het in de rede om reïntegratiebedrijven meer invloed te geven op de inhoud van de trajecten. De kwaliteit van de samenwerking tussen gemeenten en reïntegratiebedrijven neemt toe als deze wordt aangestuurd vanuit een integrale ketengedachte. Pas wanneer de taken en de verantwoordelijkheden optimaal zijn verdeeld kan zich een goed werkende reïntegratiemarkt ontwikkelen. Door in deze context van elkaar te leren kan het rendement van de trajecten worden gemaximaliseerd. De gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om deze ontwikkeling te regisseren. Het Steunpunt Keten Samenwerking heeft in haar Programma Ketenresultaten aangegeven dat verbeteringen in de ketensamenwerking verder voornamelijk moeten worden gerealiseerd in en door: - het benoemen van gezamenlijke prestatieafspraken en prestatie-indicatoren; - werkproceskoppelingen en ICT-ondersteuning; - samenwerking in het Bedrijfsverzamelgebouw. Ten aanzien van het uit- en aanbestedingsbeleid van de gemeenten liggen de opgaven ook in:
39 Vormgeving van het
o pdrachtgeverschap, RWI [2003].
31
1. Afstemming van activiteiten met UWV en CWI richting (potentieel) gezamenlijke klanten; Het UWV en de CWI bieden voorliggende voorzieningen als het gaat om WW- en WAOuitkeringsgerechtigden die een beroep (kunnen gaan) doen op de WWB en als het gaat om de reïntegratieactiviteiten die voor deze cliënten zijn ondernomen. Een deel van deze groep zal doorstromen naar de WWB. Voor een inkoopbeleid van de gemeenten is het relevant om te weten: - welke (potentiële) omvang en kenmerken deze doelgroep heeft; - welke reïntegratieactiviteiten al onder het beheer van het UWV zijn ondernomen, waar deze hebben plaatsgevonden en met welk resultaat; - of een gezamenlijk inkoopbeleid voor gezamenlijke doelgroepen profijtelijk is in het licht dat voorkomen kan worden dat mensen langdurig aangewezen raken op de WWB. 2. Afstemming van activiteiten in de richting van andere gemeentelijke diensten en sectoren, waaronder welzijn, zorg en onderwijs; De gemeentelijke organisatie bestaat uit vele diensten en uitvoeringsorganisaties. Naast sociale zaken houden zich mogelijk ook de afdeling welzijn en onderwijs met dezelfde doelgroep bezig. Tevens zijn uitvoeringsorganisaties als het maatschappelijk werk, vrijwilligerswerk en opleidingscentra dienstverleners die een rol kunnen spelen in het traject dat cliënten doorlopen. Als het gaat om de afstemming met andere gemeentelijke diensten, zoals welzijn, zorg en onderwijs doen zich twee vraagstukken voor: - de mate waarin de sectoren binnen de gemeenten samenwerken ten behoeve van hun cliënten. Hierbij speelt tevens de vraag in hoeverre de inzet van middelen vanuit verschillende sectoren wordt afgestemd ; - de mate waarin ook andere gemeentelijke uitvoeringsorganisaties kunnen worden afgerekend op concrete outputdoelstellingen en resultaatfinanciering. 3. Afstemming van activiteiten in de richting van reïntegratiebedrijven; Een traject voor de cliënt kan meerdere schakels van dienstverlening bevatten, uiteenlopend van activering, scholing en educatie, werkervaring en de uiteindelijke bemiddeling. Het traject als zodanig is op te vatten als een keten van dienstverlening. De gemeente zal moeten nadenken over de aansturing van deze ketendienstverlening. Zij heeft hiertoe een aantal mogelijkheden: - de gemeente stuurt op output van de ketendienstverlening en maakt hierover afspraken met de ketenpartners; - de gemeente stuurt op doorstroom tussen de ketenpartners en maakt hierover afspraken met de afzonderlijke ketenpartners.
32
3
De inkoopvraag
ja Analyse vraag
zelf doen?
Zelf Uitvoeren
nee
Figuur 10: Het proces; de inkoopvraag
Het inkoopproces start bij de analyse van de vraag. Het gaat hierbij om het verkennen en definiëren van de behoeften en vraag van de gemeente en de mogelijkheden die de markt biedt. Vervolgens ligt de keuze zelf doen of uitbesteden voor. Daarnaast moet een gemeente in deze fase ook bepalen of zij al dan niet samen met een andere gemeente een traject wil aanbesteden.
3.1 Analyse van de reïntegratievraag Een kwalitatief goed inkoopproces begint bij een goede definitie van de inkoopvraag. Deze inkoopvraag zal zo concreet mogelijk moeten worden gedefinieerd. Hoe concreter de inkoopvraag wordt gedefinieerd, hoe beter de match met het reïntegratiebedrijf zal worden en hoe hoger het rendement op de reïntegratie-inspanningen zal zijn. De analyse van de reïntegratievraag start met het inzicht in de omvang en kwaliteiten van het (te reïntegreren) klantenbestand. Pas dan kan een goed beeld worden verkregen van de omvang van de vraag, de aard van de benodigde reïntegratieactiviteiten en een grosso modo inzicht in de kosten die met reïntegratie zijn gemoeid. Het huidige klantenbestand van de gemeenten is echter een heterogeen bestand. Dat betekent dat er een grote verscheidenheid is aan klantproblemen in combinatie met wisselende persoonsspecifieke combinaties (leeftijd, geslacht, opleiding, burgerlijke staat enz.). Niet voor niets geldt op klantniveau het adagium dat de klant uniek is en dat deze een op maat gesneden traject nodig heeft om hem of haar te laten reïntegreren in de arbeidsmarkt.
33
Voor het inkoopbeleid kan vanzelfsprekend gelden dat reïntegratiewerkzaamheden voor klanten met een ongelijksoortige problematiek worden aanbesteed, waarbij het bedrijf in kwestie een (divers) reïntegratieaanbod moet opstellen dat daar zo veel mogelijk aan tegemoet komt. Echter, voor het inkoopbeleid kan ook gelden dat klanten en hun vraag worden geclusterd naar bepaalde kenmerken om zo een heldere reïntegratievraag te kunnen omschrijven. Op basis van deze omschrijving kan een aanbesteding plaatsvinden bij specialistische bedrijven die een op maat gesneden aanpak voor deze specifieke doelgroep hebben. Gemeenten kunnen de inkoopvraag op verschillende wijze gaan clusteren en opnemen in het bestek: • op basis van de aard van de doelgroep; • op basis van de aard van het traject; • op basis van de aard van het beoogde resultaat. Onderstaand worden de diverse clusteringsmethoden nader toegelicht. 3.1.1 Clustering naar doelgroepen Gemeenten kunnen aan de hand van hun doelgroepenbeleid er voor kiezen om de reïntegratietrajecten voor specifieke doelgroepen in clusters aan te besteden. Per specifieke doelgroep (cluster) kan vervolgens een reïntegratiebedrijf worden ingeschakeld. De volgende twee indelingsmethoden voor doelgroepen zijn onder meer mogelijk40: Indeling naar afstand tot de arbeidsmarkt (klassieke fase 4-indeling) Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4
Indeling naar klantprofiel Uitkeringstype Fase-indeling Leeftijd (jongeren, ouderen) Geslacht (man, vrouw) Specifieke situatie (alleenstaande ouders, herintreders, gehandicapten en chronisch zieken, psychosociale problematiek, ex-gedetineerden) (etnische) Afkomst (allochtoon, autochtoon) Opleiding (in bezit van startkwalificatie) Herkomst (bijv. andere uitkering) Uitkeringstype ((niet-) Uitkeringsgerechtigd/ anw-gerechtigd) Uitkeringsduur Arbeidsmarktperspectief (fase indeling) Ervaringen en effecten van reactiveringsinspanningen Figuur 11: Indeling naar klantprofiel
40 Zie ook handreiking ‘Reïntegratiebeleid’, Ministerie van SZW [oktober 2003].
34
De kenmerken van de doelgroep zijn in deze clustering bepalend voor het gezochte reïntegratieaanbod. De kenmerken van de doelgroep kunnen een indicatie geven voor de reïntegratieproblematiek, dit hoeft echter niet altijd het geval te zijn. Door deze clustermethode worden derhalve met name reïntegratiebedrijven aangesproken die zich hebben gespecialiseerd in de gedefinieerde doelgroep of full service reïntegratiebedrijven die een antwoord kunnen geven op de brede reïntegratieproblematiek die binnen een doelgroep kan spelen. In de onderstaande afbeelding is de doelgroepclustering schematisch weergegeven:
gemeente
Doelgroep 1
Doelgroep 2
Doelgroep 3
Doelgroep 4
RIB 1
RIB 2
RIB 3
RIB 4
Figuur 12: Clustering van de reïntegratievraag naar doelgroep
De clustering naar doelgroepen wordt vaak gekozen door gemeenten die een scheiding hebben aangebracht tussen beleid en uitvoering en die een globaal beeld hebben van de reïntegratievraag van de doelgroepen. 3.1.2 Clustering naar aard van de trajecten Gemeenten met een gedegen kennis van de reïntegratievragen binnen hun cliëntenbestand kunnen er voor kiezen om trajecten in clusters aan te besteden. Deze trajecten zijn gebaseerd op reïntegratieproblemen van cliënten41:
41 Handreiking Re?ntegratiebeleid, Ministerie van SZW [oktober 2003].
35
Cliënten die hulp nodig hebben bij solliciteren Cliënten die getraind moeten worden in beroepsvaardigheden Cliënten zonder werkervaring Cliënten die geactiveerd moeten worden Cliënten die niet-bemiddelbaar zijn Cliënten die niet kunnen werken (vanwege beperkingen, etc.) Cliënten die zijn uitgeactiveerd
De reïntegratievragen kunnen worden geclusterd in een trajectcluster en op basis van dit cluster kan vervolgens een reïntegratiebedrijf worden ingeschakeld. Een voorbeeld van een indeling voor de trajectclusters is: •
diagnose (oriëntaties, assessments, Rea-toetsen, etc.);
•
begeleiding (coaching, hulpverlening, etc.);
•
scholing (cursussen, beroepsopleidingen, etc.);
•
gesubsidieerd werk (loonkostensubsidies, leer-/werkplekken, etc.).
De aard van het traject is in deze clustering bepalend voor het gezochte reïntegratieaanbod. Door deze clustermethode worden derhalve met name reïntegratiebedrijven aangesproken die zich hebben gespecialiseerd in een of meerdere reïntegratieproblematiek(en) of full service reïntegratiebedrijven met een breed dienstenaanbod.
36
In de onderstaande afbeelding is de trajectclustering schematisch weergegeven:
Gemeente
Diagnose
Begeleiding
Scholing
(gesubsidieerd ) werk
RIB 1
RIB 2
ROC
RIB of uitvoeringsorg.
Figuur 13: Clustering van de reïntegratievraag naar traject
De clustering naar trajecten wordt vaak gekozen door gemeenten die een actief keten- en casemanagement voeren. Vanuit het ketenmanagement kan men de diverse reïntegratiebedrijven in een reïntegratietraject laten samenwerken en vanuit het casemanagement heeft men een scherp beeld van de individuele reïntegratievragen binnen het cliëntenbestand. 3.1.3 Clustering naar resultaat Gemeenten met een gedegen kennis van de reïntegratievragen binnen hun cliëntenbestand kunnen er ook voor kiezen om te clusteren naar resultaat. Per resultaatcluster kan vervolgens een reïntegratiebedrijf worden ingeschakeld. Een voorbeeld van een indeling voor resultaatgebieden is: •
zorg-/ hulpverlening (maatschappelijk werk, verslavingszorg, etc.);
•
participatie (sociale activering);
•
werk (duurzaam gesubsidieerd of regulier werk).
Het beoogde resultaat is in deze clustering bepalend voor het gezochte reïntegratieaanbod. Door deze clustermethode worden met name reïntegratiebedrijven aangesproken die zich hebben gespecialiseerd in een type eindresultaat en die groot netwerk hebben met de vraagzijde van de
37
arbeidsmarkt of de regionale welzijnsstructuur. Naast full service reïntegratiebedrijven zijn dit ook vaak regionaal opererende reïntegratiebedrijven. In de onderstaande afbeelding is de resultaatclustering schematisch weergegeven:
Gemeente
Zorg
Participatie
(gesubsidieerd ) werk
RIB 1
RIB 2
Welzijnsinstelling
Figuur 14: Clustering van de reïntegratievraag naar resultaat
De clustering naar resultaat wordt vaak gekozen door gemeenten die een actief keten- en casemanagement voeren. Vanuit het ketenmanagement kan men de diverse reïntegratiebedrijven in een reïntegratietraject laten samenwerken en vanuit het casemanagement heeft men een scherp beeld van de reïntegratievragen binnen het cliëntenbestand. De gemeente is vanuit die deskundigheid in staat een realistische inschatting te maken van de te behalen trajectresultaten.
38
3.1.4 Toetsingscriteria Op basis van de omvang en aard van het klantprofiel, de klantproblematiek of het gewenste resultaat kan een inkoopvraag worden opgesteld. Voor de definiëring van de inkoopvraag geldt een aantal toetsingscriteria. In het onderstaande overzicht zijn deze weergegeven:
Criterium
Controlevraag
concreet
Is de vraag voldoende concreet uitgewerkt in termen van aantal cliënten, tijd, re?ntegratieproblematiek, etc.?
functionaliteit
Is voor reïntegratiebedrijven duidelijk wat nodig is om de gestelde reïntegratiedoelen te bereiken?
kwaliteit
Zijn de gestelde kwaliteitscriteria vastgelegd?
planning (resultaattermijn)
Is er een duidelijke resultaattermijn vastgelegd?
realistisch einddoel
Is het einddoel in overeenstemming met de aard van de doelgroep of de aard van het traject?
Figuur 15: Toetsingscriteria voor de reïntegratievraag
3.2 Zelf doen of (samen) uitbesteden De WWB geeft de gemeente een kader waarin zij kan bepalen of ze reïntegratieactiviteiten in eigen beheer mag of wil uitvoeren of dat ze reïntegratieactiviteiten gaat uitbesteden aan de private reïntegratiemarkt (zie paragraaf 2.2). De gemeente kan hierin zelfstandig een afweging gaan maken, maar kan ook in regionaal verband uitbestedingskeuzes maken.
39
Belangrijke vragen bij de afweging of een reïntegratiedienst zelf wordt uitgevoerd of wordt uitbesteed zijn:
-
Wat is vanuit de WWB en SUWI wettelijk bepaald (zie paragraaf 2.2)?
-
Bestaat de reïntegratiedienst reeds op de private reïntegratiemarkt?
-
Kan de in te kopen reïntegratiedienst en de daaraan gerelateerde kwaliteit voldoende worden gespecificeerd?
-
Vereist het leveren van de reïntegratiedienst kennis die ook buiten de gemeente beschikbaar is?
-
Beschikt de gemeente over voldoende kennis en vaardigheden om de reïntegratiedienst zelf uit te voeren?
-
Zijn de kosten van uitbesteden lager of hoger dan uitvoering in eigen beheer?
Figuur 16: Criteria voor het zelf doen of uitbesteden van reïntegratiediensten
Veel gemeenten zoeken in regionaal verband naar mogelijkheden om samen te gaan werken op het terrein van zowel uit- als aanbesteding van reïntegratietaken. Daarvoor wordt een aantal argumenten aangedragen42: •
door samenwerking wordt meer inkoopmacht gecreëerd en daardoor kan een lagere individuele trajectprijs bij reïntegratiebedrijven worden uitonderhandeld;
•
door samenwerking kunnen specifieke reïntegratievragen worden geclusterd en kan een gericht aanbod worden gezocht;
•
er is geen capaciteit om zelfstandig een aanbesteding vorm te geven;
•
de gemeente beschikt niet over de competenties om zelfstandig een aanbesteding vorm te geven;
•
er bestaat reeds een goed functionerende regionale samenwerking rondom gesubsidieerde arbeid.
Bovenstaande argumenten zijn belangrijke beslispunten om al dan niet over te gaan tot regionale samenwerking. Daaraan kan nog worden toegevoegd dat een regionaal gedragen visie op het
42 Regionaal inkopen deel 1, StimulanSZ.
40
reïntegratiebeleid een belangrijke voorwaarde is voor samenwerking op het terrein van uit- en aanbesteding. Ook dienen gemeenten vooraf een duidelijke keuze te maken over de wijze van contracteren: sluit men als collectief één gemeenschappelijk contract af of wordt per gemeente een contract afgesloten? Het laatste punt heeft voor het aanbod van reïntegratiebedrijven consequenties in termen van kostprijsbepaling. De vorm waarin de samenwerking tussen de gemeenten gestalte wordt gegeven varieert sterk en kan bij uitbesteding uiteen lopen van het opzetten van een gezamenlijk inkoopbureau en het gezamenlijk inschakelen van een externe inkoopadviseur tot het aanhaken bij een grote gemeente in de regio. Met betrekking tot de uitbesteding van reïntegratietaken zal de samenwerking naar verwachting met name rond gesubsidieerde arbeid gestalte kunnen krijgen.
41
4
De aanbesteding
Bepalen inrichting aanbesteding
Samenstellen Bestek
nee
Gefaseerde aanbesteding?
Contracteren
Selectie & gunning
Aanvragen offertes
ja Voorselectie
Figuur 17: Het proces; de aanbesteding
Nadat de inkoopvraag is vastgesteld en de keuze voor uitbesteden is gemaakt, dient de gemeente vast te stellen op welke wijze ze de opdracht op de private reïntegratiemarkt gaat aanbesteden. Tevens moet worden vastgesteld welke financieringssystematiek wordt gehanteerd. Vervolgens kan een bestek worden opgesteld, op basis waarvan offertes kunnen worden ingediend. De offertes worden vervolgens op basis van vooraf vastgestelde selectie- en gunningscriteria beoordeeld en er wordt een keuze voor een reïntegratiebedrijf gemaakt. Tot slot wordt met dit reïntegratiebedrijf een contract gesloten.
4.1 Bepalen inrichting aanbesteding 4.1.1 Aanbestedingsregime Met betrekking tot het aanbestedingsregime moet rekening worden gehouden met de aanbestedingsregels uit het Besluit SUWI, de Richtlijn Diensten43 en de beginselen van het EGverdrag (met name het transparantiebeginsel). De toepassing hiervan is als volgt:
43 Richtlijn nr. 92/50/EEG, zoals deze is gewijzigd bij richtlijn nr. 97/52/EG.
42
• • •
voor alle aanbestedingstrajecten geldt het Besluit SUWI; voor alle aanbestedingstrajecten geldt daarnaast ook het transparantiebeginsel; voor aanbestedingstrajecten boven € 200.000,- geldt (daarboven op) ook het beperkte regime van de Richtlijn Diensten.
Onderstaand is aan de hand van een aantal processtappen in het aanbestedingstraject weergegeven met welke eisen rekening dient te worden gehouden, te beginnen met het Besluit SUWI:
Besluit SUWI à Voor alle aanbestedingstrajecten geldend Publicatie vooraf
à
(Art. 4.1, lid 2): Alvorens overeenkomsten met reïntegratiebedrijven te sluiten volgt het gemeentebestuur een transparante en toetsbare aanbestedingsprocedure …
Offertes aanvragen
à
… in het kader waarvan meer offertes worden gevraagd…
Objectieve selectie- / à gunningscriteria
Melding achteraf
… op basis van vooraf vastgestelde criteria.
Niet vereist
Figuur 18: Besluit SUWI
Naast het Besluit SUWI gelden de beginselen van het EG-verdrag. Volgens de interpretatie van de Europese Commissie van jurisprudentie van het Europees Hof44 geldt een verplichting om bij overheidscontracten (ook wanneer de richtlijnen daarop niet of niet volledig van toepassing zijn) een zogenaamde passende mate van openbaarheid (vooraf) te betrachten. Het gaat erom dat in het belang van potentiële inschrijvers voor voldoende openbaarheid wordt gezorgd, zodat de dienstenmarkt voor mededinging wordt geopend en de onpartijdigheid van een aanbestedingsprocedure getoetst kan worden. De Europese Commissie heeft over die transparantie het volgende gesteld: ‘Transparantie kan door elk daartoe geëigend middel, waaronder publiciteit, worden gewaarborgd. Welk middel geëigend is, hangt af van en houdt rekening met de specifieke aspecten van de betreffende sectoren. Transparantie kan worden gewaarborgd door, onder
44 Met name het arrest Telaustria, zaak C-324/98. Zie ook paragraaf 1.2 van deze handreiking.
43
andere, publicatie van een (voor)aankondiging in dagbladen of gespecialiseerde kranten of door uithanging’45. Er kan overigens vanuit worden gegaan dat minder hoge eisen kunnen worden gesteld bij aanbestedingen voor beperkte bedragen dan bij aanbestedingen voor grote bedragen. Inmiddels heeft de Commissie ook aangegeven dat transparantie kan worden gewaarborgd door een publicatie op (gemeentelijke) internetsites. De precieze vereiste omvang en vorm van transparantie hangt af van het voorwerp van de opdracht en de mate waarin belangstelling van alleen regionale of nationale, of ook Europese gegadigden gewekt kan zijn. Een gemeente zou bijvoorbeeld een opdracht van geringe waarde kunnen aankondigen op haar internetsite of zou een aankondiging op het bord van de gemeente kunnen plakken, aldus de Europese Commissie. Deze interpretatie van de Commissie staat overigens momenteel nog ter discussie en is nog niet door het Europese Hof bevestigd.
45 Interpretatieve mededeling van de Commissie over concessieovereenkomsten in het communautaire recht, Publicatieblad C 121 van 29 april 2000.
44
In het onderstaande schema is aangegeven op welke wijze het transparantiebeginsel inwerkt op het aanbestedingstraject:
Transparantiebeginsel à Voor alle aanbestedingstrajecten geldend Publicatie vooraf
?
?
?
?
à
Volgens de interpretatie van de Europese Commissie van jurisprudentie van het Europese Hof moeten aanbestedende overheidsdiensten een ‘passende mate van openbaarheid’ betrachten Het gaat er hierbij om dat aan elke potentiële inschrijver voldoende openbaarheid wordt gegarandeerd, zodat de dienstenmarkt voor mededinging wordt geopend … en de onpartijdigheid van de aanbestedingsprocedure getoetst kan worden. Transparantie kan worden gerealiseerd door aankondiging in dagbladen of tijdschriften of andere passende bekendmakingen.
Offertes aanvragen
Niet vereist
à
Objectieve selectie- / à gunningscriteria
Melding achteraf
De aankondigingen moeten de informatie bevatten die potentiële gegadigden nodig hebben om te kunnen beoordelen of zij naar de betreffende opdracht willen meedingen. Te denken valt daarbij aan de selectie- en gunningscriteria (een verwijzing naar een aanbestedingsdocument is ook toegestaan) en de omschrijving van de aard en omvang van de opdracht. In de beschrijving van de opdracht mogen geen discriminerende bepalingen worden opgenomen die op voorhand bepaalde dienstverleners uitsluiten.
Niet vereist
Figuur 19: Transparantiebeginsel
Voor aanbestedingen die een drempelbedrag van € 200.000,- overschrijden, geldt naast de regelgeving van het Besluit SUWI en de beginselen van het EG-verdrag nog (het beperkte regime van) de Richtlijn Diensten46.
46 Richtlijn nr. 92/50/EEG, zoals deze is gewijzigd bij richtlijn nr. 97/52/EG.
45
De Richtlijn Diensten geeft aan hoe de waarde van de opdracht moet worden berekend. Het is niet toegestaan om een opdracht in kleinere opdrachten op te splitsen om zo de richtlijn te ontduiken. Reïntegratiediensten vallen onder het zogenaamde beperkte regime (bijlage IB) van de Richtlijn Diensten. Dit houdt in dat slechts een beperkt deel van de Richtlijn Diensten van toepassing is (namelijk de artikelen 14 en 16). In het onderstaande schema is weergegeven aan welke eisen vanuit de Richtlijn Diensten moet worden voldaan:
Richtlijn Diensten à Bij aanbestedingen > € 200.000,Publicatie vooraf
à
Niet vereist (zie echter bij transparantiebeginsel)
Offertes aanvragen
Niet vereist
à
Objectieve selectie- / à gunningscriteria
Melding achteraf
In de beschrijving van de opdracht mogen geen discriminerende bepalingen worden opgenomen die op voorhand bepaalde dienstverleners uitsluiten.
Uiterlijk 48 dagen na de gunning dient een gunningsbericht gestuurd te worden naar het Bureau voor Officiële Publicaties van de Europese Gemeenschappen.
Figuur 20: Richtlijn Diensten
Voor een meer gedetailleerde uitwerking van de Richtlijn Diensten wordt (naast de Richtlijn Diensten) verwezen naar de handreikingen die hiertoe door StimulanSZ zijn opgesteld. 4.1.2 Aanbestedingsprocedure Met betrekking tot de aanbestedingsprocedure dient de gemeente te bepalen volgens welke procedure de aanbesteding zal gaan lopen. De Richtlijn Diensten kent een aantal vormen van procedures die, omdat het beperkte regime van toepassing is (dat geldt voor de diensten die vallen onder bijlage IB), niet verplicht gevolgd hoeven te worden, maar waarbij wel aansluiting gezocht kan worden. Gemeenten besteden hun reïntegratietrajecten vaak op de volgende wijze aan: -
openbare aanbesteding Bij dit type aanbesteding kan ieder reïntegratiebedrijf dat dat wenst een offerte indienen. Aan de hand van selectie- en gunningscriteria wordt een keuze gemaakt.
-
gefaseerde aanbesteding (ook bekend onder de naam ‘niet-openbare aanbesteding’) Bij dit type aanbesteding vindt eerst een zogenaamde voorselectie plaats. Op basis van
46
aangeleverde informatie wordt een eerste selectie uit alle aangemelde reïntegratiebedrijven gemaakt. De geselecteerde organisaties worden vervolgens verzocht om een offerte in te dienen. -
onderhandse aanbesteding Bij dit type aanbesteding nodigt een gemeente enkele bedrijven uit om voor bijvoorbeeld enkele vooraf gespecificeerde cliënten een offerte in te dienen. Aan het eerder genoemde transparantiebeginsel dient wel te worden voldaan (de gemeente zal dus altijd een passende mate van openbaarheid dienen te betrachten; dit kan meer gegadigden opleveren dan de gegadigden die de gemeente zelf heeft uitgekozen en kan daarom ook leiden tot meer te beoordelen offertes).
In de gemeentelijke reïntegratiepraktijk blijkt de gefaseerde (niet-openbare) aanbesteding het meest populair te zijn. Welke aanbestedingsprocedure door gemeenten wordt geselecteerd hangt af van onder meer de aard en omvang van de reïntegratievraag en de administratieve lasten die een gemeente aan kan. In de keuze voor een bepaald type procedure zal een gemeente naar de optimale methode zoeken waarbij (ook voor opdrachten onder € 200.000,-) deze factoren worden meegewogen. In de onderstaande tabel wordt een voorbeeld gegeven van de toepasbaarheid van de verschillende aanbestedingsprocedures:
47
Aanbestedingsprocedure
Procedure
Toepassing
Openbaar
Met name toe te passen bij specifieke vragen waar weinig aanbod voor is of in het geval dat een innovatief aanbod wordt gevraagd.
Niet-openbaar
Met name toe te passen bij generalistische vragen, waar veel aanbod voor op de reïntegratiemarkt is.
Onderhands (met inachtneming van voldoende transparantie)
Met name toe te passen bij een zeer klein inkoopvolume in combinatie met een beperkte inkoopcapaciteit.
Figuur 21: De aanbestedingsprocedure
4.1.3 Financieringssystematiek In de Memorie van Toelichting47 bij de WWB wordt gemeenten geadviseerd om bij de aanbesteding een vergaande vorm van resultaatfinanciering te hanteren om te bevorderen dat bij reïntegratiebedrijven de focus ligt op een zo kort mogelijke weg naar (duurzaam) regulier werk en om de rapportagelasten beperkt te houden. Hierbij wordt resultaat in eerste instantie gedefinieerd als duurzame uitstroom (>6 maanden) naar een reguliere baan. Duurzame uitstroom zal echter niet voor iedereen weggelegd zijn. Voor de groep moeilijk bemiddelbaren zullen daarom andere resultaten gedefinieerd moeten worden. Gesubsidieerde arbeid en sociale activering zijn voor deze groep instrumenten om (op termijn) weer terug te keren naar de arbeidsmarkt en kunnen voor deze groepen (afhankelijk van het gemeentelijke beleid) ook een tussenresultaat zijn (zie voor een toelichting artikel 7, eerste lid, onder a, van de WWB: voorzieningen moeten gericht zijn op arbeidsinschakeling).
47 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 28870 nr. 3.
48
Bij gedeeltelijke resultaatfinanciering krijgt het reïntegratiebedrijf een percentage van de kosten vergoed, bijvoorbeeld bij de start van het traject of voor afzonderlijke trajectonderdelen, zoals aanbodversterking, bemiddeling en plaatsing. Het resterende deel krijgt het reïntegratiebedrijf als een cliënt daadwerkelijk wordt geplaatst. In dat geval wordt gesproken van een ‘no cure, less pay’ financieringssystematiek. Verder kan er voor gekozen worden om voor andere onderdelen van het traject een vaste vergoeding te verstrekken. Hierbij kan gedacht worden aan diagnose, intake en out-of-pocketkosten zoals scholing. Het nadeel daarvan is wel dat de kosten van het traject minder overzichtelijk worden en dat kan de vergelijking van offertes compliceren. Dit nadeel treedt niet op wanneer uitgegaan wordt van integrale trajectprijzen. De percentages vaste vergoedingen en variabele vergoeding bij plaatsing, kunnen verschillen per doelgroep. Zo ligt voor de hand dat voor doelgroepen die dicht bij de arbeidsmarkt staan een lage vaste vergoeding en dus een hoge variabele vergoeding toepasbaar is. Volledige resultaatfinanciering (de zogeheten ‘no cure, no pay’ financieringssystematiek) kent in het geheel geen vaste vergoeding. Randvoorwaarden voor het toepassen van volledige resultaatfinanciering zijn onder meer dat de gemeente een goed inzicht heeft in de kenmerken van de klanten (vooral competenties en motivatie) en dat het reïntegratiebedrijf daadwerkelijk het resultaat kan beïnvloeden. Naarmate dit minder het geval is (doorgaans voor doelgroepen die verder van de arbeidsmarkt af staan) ligt het voor de hand het aandeel vaste vergoeding hoger te laten zijn en voor gedeeltelijke resultaatfinanciering te kiezen. StimulanSZ publiceert binnenkort een aparte handreiking over resultaatfinanciering.
Variabele vergoeding Vaste vergoeding: - diagnose - trajectplan - scholing
Vaste vergoeding
no cure, less pay
no cure, no pay
Figuur 22: De resultaatfinanciering
Het kabinet schrijft de gemeenten geen vorm van resultaatfinanciering voor. Het kabinet gaat er vanuit dat de gemeenten vanwege de eigen financiële verantwoordelijkheid al genoeg belang hebben bij het zoeken naar de meest effectieve vormgeving van de aanbestedingsprocedure. Dit betekent dat de gemeenten bij het vormgeven van de aanbestedingsprocedure een geschikte
49
financieringsvorm zullen moeten vinden. Belangrijk aangrijpingspunt hierbij is het door de gemeente gehanteerde regiemodel. Gemeenten met actief keten- en casemanagement hebben over het algemeen een scherp beeld van de instrumenten die moeten worden ingezet om cliënten weer richting de arbeidsmarkt te laten bewegen. Zij zullen dus gericht instrumenten van een reïntegratiebedrijf betrekken. Het reintegratiebedrijf heeft in dat geval mi nder invloed op de invulling van het traject, maar is wel (deels) verantwoordelijk voor het eindresultaat. Volledige resultaatfinanciering ligt hierbij wellicht minder voor de hand, aangezien zowel de gemeente als het reïntegratiebedrijf een eigen verantwoordelijkheid hebben voor het eindresultaat. Anderzijds geldt voor deze gemeenten dat zij doorgaans een goed inzicht hebben in de kenmerken van de klanten en in de afstand van die klanten tot de arbeidsmarkt. Dat maakt het mogelijk om met prijzen te variëren en het beperkt het risico dat het reïntegratiebedrijf loopt. Deze gemeenten kunnen dus op instrumentniveau wel kiezen voor volledige resultaatfinanciering maar zullen daarbij dan het resultaat anders moeten definiëren. Alleen het reïntegratiebedrijf dat de plaatsing verricht kan op dat resultaat afgerekend worden. Gemeenten met een sterke scheiding van beleid en uitvoering zullen over het algemeen een minder scherp beeld hebben van de instrumenten die moeten worden ingezet om cliënten weer richting de arbeidsmarkt te laten bewegen. In dat geval kan eerst een onderzoek naar de plaatsingsmogelijkheden van de klant worden gedaan. De gemeente koopt de diagnostiek in bij een reïntegratiebedrijf, dat vervolgens een uitspraak doet over het in te zetten traject en het te realiseren eindresultaat. Volledige resultaatfinanciering ligt hierbij voor de hand, aangezien het reïntegratiebedrijf veel invloed heeft op het benoemen van het beoogde eindresultaat en de in te zetten instrumenten. Belangrijk ijkpunt voor het bepalen of een resultaat al dan niet gehaald is, is het trajectplan dat bij de start van het traject wordt opgesteld en waarin gemeente, cliënt en reïntegratiebedrijf de afzonderlijke resultaatverantwoordelijkheden vastleggen. Samenvattend hangt de inzet van resultaatfinanciering sterk samen met: • de afstand van de doelgroep tot de arbeidsmarkt: hoe ‘moeilijker’ de doelgroep, hoe minder vergaand de resultaatfinanciering; • maar, hoe beter het inzicht van gemeenten in de klantkenmerken (dat wil zeggen: in de afstand tot de arbeidsmarkt), hoe meer er met de trajectprijzen gevarieerd kan worden, zodat een meer vergaande vorm van resultaatfinanciering toch haalbaar is; • de invloed die het reïntegratiebedrijf heeft op het bepalen van het eindresultaat en de in te zetten instrumenten: hoe meer invloed van het reïntegratiebedrijf, hoe hoger de variabele vergoeding. In de genoemde handreiking van StimulanSZ wordt een aantal suggesties gedaan voor een intelligente toepassing van vormen van resultaatfinanciering.
50
Samenstellen bestek Op basis van de (geclusterde) inkoopvraag, het aanbestedingsregime, de aanbestedingsprocedure en de financieringssystematiek wordt een bestek opgesteld:
(geclusterde) inkoopvraag
aanbestedingsregime
Bestek
aanbestedingsprocedure
financieringssystematiek
Figuur 23: Informatiebronnen voor het bestek
In het bestek worden de volgende aspecten opgenomen: -
het aanbestedingskader (aanbestedingsregime en – procedure) definities van gehanteerde begrippen contactgegevens eventuele voorbehouden regelingen voor aanspraken en geschillen een beschrijving van de aan te besteden clusters programma van eisen planning van het aanbestedingstraject selectie- en gunningscriteria geldigheidsduur ingediende offertes
Figuur 24: Inhoud van het bestek
51
StimulanSZ heeft een modelbestek opgesteld 48 dat door gemeenten als leidraad bij het opstellen van een bestek kan worden gehanteerd.
4.3 Offertes aanvragen en selecteren Na binnenkomst van de offertes worden deze beoordeeld aan de hand van vooraf vastgestelde selectie- en gunningscriteria. Deze criteria zijn bij de reïntegratiebedrijven bekend, aangezien ze in het bestek zijn opgenomen. Naast goed meetbare kwantitatieve criteria (prijs, levertijd) zal een gemeente ook een kwalitatieve afweging moeten gaan maken (zorgvuldigheid, doelmatigheid, etc.). In de praktijk blijkt dit laatste aspect voor gemeenten nog lastig te zijn, vandaar dat dit onderwerp in paragraaf 4.3.1 nader wordt toegelicht. Voor handvatten met betrekking tot het opstellen van selectie- en gunningscriteria wordt verwezen naar een model selectie & gunningen, zoals dat door StimulanSZ is opgesteld 49. 4.3.1 Kwaliteit van het aanbod De reïntegratiemarkt is zich nog steeds aan het ontwikkelen tot een volwassen markt. Voor de verdere ontwikkeling van de marktwerking is transparantie rondom de prestaties van de reïntegratiebedrijven noodzakelijk. Gemeenten zullen een duidelijk beeld moeten hebben van de prestaties van de reïntegratiebedrijven. Alleen dan kunnen ze een goede afweging maken bij de selectie van een reïntegratiebedrijf dat het best bij hun vraag past. Nu wordt door gemeenten nog vaak afgegaan op eigen ervaringen of ervaringen van andere gemeenten. In het kader van transparantie zijn het door BOREA ontwikkelde kwaliteitskeurmerk, het Cliënten Kwaliteitskeurmerk Reïntegratie (CKR) van Arcon en de Reïntegratiemonitor van het RWI van belang. Naast deze specifieke instrumenten bestaan er nog de breder toegepaste ISO9001 2002 of INK kwaliteitssystemen. Op dit moment heeft ongeveer 20% van de reïntegratiebedrijven een keurmerk van de brancheorganisatie BOREA ontvangen. Naar verwachting zal dit aantal de komende jaren fors toenemen. De Tweede Kamer heeft in het kader van de behandeling van de WWB namelijk in een motie aan de minister gevraagd te bevorderen dat na het verstrijken van de overgangstermijn van drie jaar alle reïntegratiebedrijven voldoen aan door de brancheorganisatie reïntegratiebedrijven geformuleerde kwaliteitseisen, zo nodig door gebruik te maken van de mogelijkheid die artikel 14 van de Wet SUWI daartoe biedt50. Gemeenten kunnen met de bovengenoemde kwaliteitsinstrumenten een indruk krijgen van de kwaliteit en de prestaties van reïntegratiebedrijven.
48 Model Bestek, StimulanSZ [2001]. 49 Model Selectie & Gunningen, StimulanSZ [2001]. 50 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 28870, nr. 84.
52
Aan de hand van het BOREA-keurmerk en het CKR is in een onderzoek in opdracht van de RWI een achttal kwaliteitscriteria geformuleerd51: Kwaliteitscriterium
Elementen
Doeltreffendheid
•
Versterken arbeidsmarktkansen door het traject
Doelmatigheid
•
Passendheid van het resultaat
•
Prijs/kwaliteitsverhouding
•
Planning verloop traject(onderdelen)
Zorgvuldigheid
•
Omgaan met vertrouwelijke informatie
Bereikbaarheid
•
Elektronische (telefoon/fax/e-mail) bereikbaarheid
Klantgerichtheid
•
Mogelijkheid tot bieden van maatwerk
•
Ruimte voor eigen initiatief
•
Algemene klantvriendelijkheid
•
Snelheid van handelen
•
Wijze van contact
•
Transparantie van gemaakte afspraken (rechten en plichten)
•
Transparantie van gekozen methode en duur
•
Deskundigheid op relevante markten
•
Regelmaat en systematiek in rapportages
•
Kwaliteit en volledigheid van de rapportages
•
Wederzijdse afstemming
Klantvriendelijkheid
Transparantie
Professionaliteit
Figuur 25: Kwaliteitscriteria voor reïntegratiebedrijven
De bovenstaande criteria kunnen als kwalitatieve selectiecriteria voor de beoordeling van de kwaliteit van reïntegratiebedrijven in de aanbesteding worden gebruikt of als evaluatiecriteria in de eindfase van het contract.
51 Klanttevredenheid over re?ntegratiebedrijven, RWI [juni 2003].
53
Daarnaast kunnen gemeenten overwegen een casus in de aanbesteding op te nemen en de uitwerking hiervan bij de beoordeling van de offertes te betrekken. Men krijgt hiermee een beeld van de aanpak en werkwijze van het betreffende reïntegratiebedrijf.
4.4 Contracteren De afsluiting van de aanbestedingsprocedure bestaat uit het sluiten van een contract tussen het reïntegratiebedrijf en de gemeente. In het contract worden de gemaakte afspraken vastgelegd. Voor een modelcontract wordt verwezen naar publicaties van StimulanSZ52.
52 Regionaal inkopen deel 2, StimulanSZ [2003] en Modelcontract, StimulanSZ [2001].
54
5
Het contractmanagement
Evaluatie
Bewaken & bijsturen
Bestellen
Figuur 26: Het proces; het contractmanagement
Op basis van het contract vindt het bestellen van individuele reïntegratietrajecten plaats. Gedurende de bestelfase wordt de uitvoering bewaakt en bijgestuurd. De uitkomsten uit de fase van bewaken en bijsturen moeten in de laatste fase evaluatie worden vertaald naar ‘lessons learned’.
5.1 Plaatsen van cliënten binnen een contract (bestellen) De casemanager is feitelijk de opdrachtgever van reïntegratiebedrijven, aangezien hij/zij de reïntegratiediensten voor de individuele klanten inkoopt. In de praktijk worden veelal vier vormen van casemanagement onderscheiden53: Vorm
Omschrijving
Generalist
Laat zoveel mogelijk uitvoerende taken over aan de back-office van de sociale dienst of aan externen
Werkconsulent
Laat zoveel mogelijk uitvoerende taken op het gebied van inkomensverstrekking over aan de back-office van de sociale dienst en stelt zelf het trajectplan op
Inkomensconsulent
Laat alle acties voor arbeidsmarkttoeleiding of sociale activering over aan collega’s of derden en is zelf met name betrokken bij de inkomensverstrekking
Superspecialist
Combineert de taken van de werk- en de inkomensconsulent. In deze variant wordt vaak in duo’s geopereerd.
Figuur 27: Vier vormen van casemanagement 53 De gemeente als klantmanager, SSG, augustus 2002.
55
De vorm van casemanagement bepaalt in belangrijke mate welke reïntegratiediensten worden ingekocht. Immers, hoe meer reïntegratietaken in de functie van casemanager zijn opgenomen, des te minder de gemeente aan de reïntegratiemarkt zal uitbesteden. In de onderstaande tabel is de vraag naar reïntegratiedienstverlening gekoppeld aan het type casemanager: Vorm
Inkoop reïntegratiediensten
Generalist
Koopt maximaal in: van trajectplan tot en met nazorg. Deze casemanager stuurt sterk op output, heeft een globaal beeld van de re?ntegratievraag en zal voornamelijk full-service dienstverlening inkopen.
Werkconsulent
Stelt zelf een trajectplan op en koopt op basis hiervan de re?ntegratiediensten in. Vaak zijn dit deeltrajecten (producten) .
Inkomensconsulent
Als de inkomensconsulent al re?ntegratietaken heeft, dan zullen deze maximaal worden ingekocht.
Superspecialist
De aard van re?ntegratiediensten die wordt i ngekocht hangt af van de hoeveelheid re?ntegratietaken die binnen de werkfunctie van de superspecialist zijn ingebracht.
Figuur 28: Casemanagement versus bestellen van reïntegratietrajecten
Voor elke vorm van casemanagement geldt dat de casemanagers op de hoogte zijn van de afspraken die met reïntegratiebedrijven zijn gemaakt over: •
de reïntegratiediensten die zijn ingekocht;
•
de kwaliteit waaraan de reïntegratiediensten dienen te voldoen;
•
de inkoopvolumes en de actuele stand van zaken.
Deze afspraken kunnen schriftelijk worden vastgelegd in een producthandboek of er kan een oplossing worden gezocht in de ICT-infrastructuur (bijvoorbeeld een reïntegratiemodule waarin contractafspraken kunnen worden vastgelegd).
5.2 Bewaken en bijsturen In het reïntegratiebeleid worden door de gemeente op hoofdlijnen reïntegratiedoelstellingen vastgelegd. In de aanbesteding krijgen deze doelstellingen een vertaling naar reïntegratiedoelen per doelgroep of soort traject. Deze doelen worden opgenomen in het bestek. In de contractrelatie die na de aanbesteding tussen de gemeente en het geselecteerde reïntegratiebedrijf ontstaat worden deze doelstellingen opgenomen en veelal gekoppeld aan een passende vorm van resultaatfinanciering. Van belang hierbij is verder dat per individuele cliënt via het reïntegratieplan individuele resultaatafspraken tussen gemeente, reïntegratiebedrijf en cliënt worden vastgelegd. De afzonderlijke verantwoordelijkheden dienen in het individuele reïntegratieplan duidelijk te
56
worden vastgelegd. Aandachtspunten hierbij zijn de wederzijdse inspanningen en verwachtingen tussen: •
gemeente en cliënt Hierbij kan worden gedacht aan faciliteiten die de gemeente ter beschikking stelt aan de cliënt, de verwachtingen ten aanzien van inzet en motivatie van de cliënt en eventuele sanctiemiddelen;
•
gemeente en reïntegratiebedrijf Hierbij kan worden gedacht aan de in te zetten reïntegratie-instrumenten, de informatievoorziening rondom de voortgang, de handelswijze bij wijzigingen in het traject en het behaalde resultaat;
•
cliënt en reïntegratiebedrijf Hierbij kan worden gedacht aan de mate van begeleiding door het reïntegratiebedrijf en de begeleidingsvorm, de verwachtingen ten aanzien van de inzet van de cliënt en de toestemming van de cliënt voor het uitwisselen van trajectinformatie door het reïntegratiebedrijf met derden (ROC of gemeente).
Nadat de aanbesteding heeft plaatsgevonden en een contract is afgesloten zal de uitvoering van de reïntegratieopdracht vorm krijgen. Hierbij is het van belang dat wordt toegezien op de wijze van uitvoering en de mate waarin de gestelde doelen worden gerealiseerd. Onderstaand is een aantal mogelijke prestatie-indicatoren benoemd. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen prestatie-indicatoren op contract- en op cliëntniveau: Niveau
Voorbeelden van prestatie-indicatoren
Contract
Frequentie tussenrapportages, realisatie planning, realisatie contractdoelstellingen, instroom cliënten, kosten (bonus/malus), aantal klachten
Cliënt
Doorlooptijden, duurzame plaatsingen, uitval, realisatie trajectdoelstellingen
Figuur 29: Prestatie-indicatoren voor bewaken contractafspraken
5.3 Evaluatie Teneinde zich een oordeel te kunnen vormen over de door het reïntegratiebedrijf geleverde prestaties is het aan te raden het contract bij het einde van de looptijd te evalueren. De in paragraaf 4.3.1 genoemde kwaliteitscriteria bieden hiertoe een goede basis. Op basis van de
57
resultaten uit de contractevaluatie kan een gemeente vervolgens besluiten tot contractverlenging (indien het afgesloten contract een verlengingsoptie bevat) of het al dan niet betrekken van het betreffende reïntegratiebedrijf bij een volgende aanbesteding. Met de evaluatie van het contract is de aanbestedingscyclus voltooid.
58
6
Consequenties voor de uitvoering
In de voorgaande paragrafen zijn vele facetten besproken die betrekking hebben op het op een zorgvuldige wijze vormgeven van het uit- en aanbestedingsbeleid. Al deze elementen hebben ingrijpende en fundamentele consequenties voor de wijze waarop van oudsher de gemeentelijke uitvoering is vormgegeven. Zo zal de inkoopfunctie vertaald moeten worden naar de bedrijfsvoering in terme n van: •
informa tie- en automatiseringssystemen: Aandachtspunten hierbij zijn de definitie en clustering van reïntegratievragen binnen de automatiseringssystemen, de informatievoorziening van en naar ketenpartners en het eventueel gezamenlijk aanschaffen van een inkoop- of contractmodule.
•
kwantitatieve en kwalitatieve personeelsaspecten: Aandachtspunten hierbij zijn de huidige en gevraagde inkoopcompetenties van medewerkers, de beschikbare inkoopcapaciteit en eventuele collegiale uitwisseling met andere gemeenten.
•
de organisatie en structurering van de inkoopfunctie: Aandachtspunten hierbij zijn de positionering van de inkoopfunctie, de inrichting van een eventuele samenwerking met andere gemeenten en de wisselwerking met het casemanagement.
•
communicatie: Aandachtspunten hierbij zijn de inrichting van de communicatie rondom het management van de afgesloten contracten, overleg tussen samenwerkende gemeenten en het overleg tussen het casemanagement en de inkoopfunctie.
•
werkprocessen: Aandachtspunten hierbij zijn de koppeling tussen werkprocessen van gemeente(n) en reïntegratiebedrijf en de inrichting van de regiefunctie binnen de gemeente.
59
Bijlage 1: Aandachtspunten per archetype Een kleine gemeente met een sterke scheiding tussen beleid en uitvoering •
koop op basis van algemene doelgroepkenmerken reïntegratiediensten in
•
koop volledige trajecten in van trajectplan tot plaatsing en nazorg
•
overweeg bij zeer kleine inkoopvolumes inkoop of op individuele basis trajecten moeten worden ingekocht
•
overweeg bij kleine inkoopvolumes samenwerking met andere gemeenten
•
overweeg een vergaande vorm van resultaatfinanciering en geef het reïntegratiebedrijf daarbij speelruimte met betrekking tot het benoemen van het resultaat en de in te zetten instrumenten
•
besteed maximaal aan en wees hierover zo open mogelijk
•
overweeg een gefaseerde aanbesteding
•
stuur het reïntegratiebedrijf aan op het resultaat (output)
Een grote gemeente met een sterke scheiding tussen beleid en uitvoering •
koop op basis van algemene doelgroepkenmerken reïntegratiediensten in
•
cluster de reïntegratievragen naar getoetste cliëntkenmerken
•
koop volledige trajecten in van trajectplan tot plaatsing en nazorg
•
overweeg meerdere aanbestedingen per jaar
•
overweeg een vergaande vorm van resultaatfinanciering en geef het reïntegratiebedrijf daarbij speelruimte met betrekking tot het benoemen van het resultaat en de in te zetten instrumenten
•
besteed maximaal aan en wees hierover zo open mogelijk
•
overweeg een gefaseerde aanbesteding
•
stuur het reïntegratiebedrijf aan op het resultaat (output)
60
Een kleine gemeente met actief keten- en casemanagement •
koop op basis van reïntegratievragen van individuele cliënten in
•
koop specifieke trajecten of trajectonderdelen in
•
overweeg bij zeer kleine inkoopvolumes inkoop of op individuele basis trajecten of trajectonderdelen moeten worden ingekocht
•
overweeg bij kleine inkoopvolumes samenwerking met andere gemeenten
•
overweeg een minder vergaande vorm van resultaatfinanciering en maak concrete afspraken met het reïntegratiebedrijf over het te behalen resultaat en de in te zetten instrumenten
•
besteed maximaal aan en wees hierover zo open mogelijk
•
overweeg een openbare aanbesteding
•
stuur het reïntegratiebedrijf aan op doorstroom naar een vervolgtraject (throughput)
Een grote gemeente met actief keten- en casemanagement • • • • • • • •
koop op basis van reïntegratievragen van individuele cliënten in koop specifieke trajecten of trajectonderdelen in overweeg bij zeer kleine inkoopvolumes inkoop of op individuele basis trajecten of trajectonderdelen moeten worden ingekocht overweeg bij kleine inkoopvolumes samenwerking met andere gemeenten overweeg een minder vergaande vorm van resultaatfinanciering en maak concrete afspraken met het reïntegratiebedrijf over het te behalen resultaat en de in te zetten instrumenten besteed maximaal aan en wees hierover zo open mogelijk overweeg een openbare of gefaseerde aanbesteding stuur het reïntegratiebedrijf aan op doorstroom naar een vervolgtraject (throughput)
61
Bijlage 2: Vragenregister
Vraag
Verwijzing naar paragraaf
Wanneer moet ik de huidige Wiw-taken gaan uitbesteden aan de private reïntegratiemarkt?
2.2.4
Wat betekent precies ‘vrijstelling van uit- en aanbestedingsverplichting’ en hoe gebruik ik dat?
2.2.5
Mag ik uitvoeringskosten ook uit het werkdeel financieren?
2.2.5
Moet ik als kleine gemeente een aanbesteding op dezelfde wijze vormgeven als grote gemeenten of het UWV?
Bijlage 1
Welke aanbestedingsregels zijn er?
1. 2 en 4.1.1
Moet ik de richtlijn Diensten volledig volgen?
1.2, 2.2.1 en 4.1.1
Wat wordt bedoeld met het transparantiebeginsel?
1.2 en 4.1.1
Hoe herken ik een kwalitatief goed reïntegratiebedrijf?
4.3.1
Moet ik er bij het hanteren van reïntegratieinstrumenten, zoals loonkostensubsidies, op bedacht zijn dat de EG-bepalingen inzake staatssteun van toepassing kunnen zijn?
1.2 en 2.2.3
Wat is het verschil tussen openbaar, gefaseerd en niet openbaar aanbesteden?
4.1.2
Hoe verhouden de vrijstellingsbepalingen van de regeling WWB zich tot het transparantiebeginsel, als uitvloeisel van het beginsel van non-discriminatie van het EG-verdrag?
2.2.5/4.1.1
Als ik ga uitbesteden, moet ik dan ook aanbesteden?
2.2.5
Wat verandert er door de invoering van de WWB met betrekking tot de aan te besteden activiteiten?
1.2
Waar moet ik op letten op het moment dat ik een contract met een
5.2
62
reïntegratiebedrijf heb afgesloten? Hoe formuleer ik een goede inkoopvraag?
3.1.4
Op welke wijze kan ik mijn inkoopvraag gaan clusteren?
3.1
Wanneer pas ik welke vorm van resultaatfinanciering toe?
4.1.3
63
Bijlage 3: Literatuurlijst
-
Naar een werkende reïntegratiemarkt, Tweede Kamer 2002-2003, 28719, nr.1
-
Vormgeving van het opdrachtgeverschap, RWI [mei 2003]
-
Op weg naar volwassenheid?, Regioplan [september 2002]
-
De uitkering van de baan, SCP [juli 2003]
-
Handreiking Reïntegratiebeleid, Ministerie van SZW [oktober 2003]
-
Risicoanalyse Wet werk en bijstand, Ministerie van SZW [juli 2003]
-
Een kader voor de inkoop van reïntegratietrajecten door gemeenten, StimulanSZ [september 2001]
-
Regionaal inkopen deel 1, StimulanSZ [2002]
-
Regionaal inkopen deel 2, StimulanSZ [2003]
-
Model inkoopbeleid, StimulanSZ [september 2001]
-
Model Bestek, StimulanSZ [september 2001]
-
Model Selectie & Gunningen, StimulanSZ [september 2001]
-
Model contract, StimulanSZ [september 2001]
-
Klantevredenheid over reïntegratiebedrijven, RWI [juni 2003]
-
De gemeente als klantmanager, SSG [augustus 2002]
64
Bijlage 4: Index van gebruikte figuren Figuur 1 Figuur 2 Figuur 3 Figuur 4 Figuur 5 Figuur 6 Figuur 7: Figuur 8 Figuur 9 Figuur 10 Figuur 11 Figuur 12 Figuur 13 Figuur 14 Figuur 15 Figuur 16 Figuur 17 Figuur 18 Figuur 19 Figuur 20 Figuur 21 Figuur 22 Figuur 23 Figuur 24 Figuur 25 Figuur 26 Figuur 27 Figuur 28 Figuur 29
De reïntegratiemarkt Doelgroepen voor reïntegratie Typen reïntegratiedienstverlening Aantal gesubsidieerde banen Gedragskenmerken van gemeenten op de reïntegratiemarkt Het proces van uit- en aanbesteding van reïntegratietrajecten Staatssteun Overgangsregeling WIW en I/D Bepaling van uitbestedingsplichtig deel van het Werkdeel Het proces: de inkoopvraag Indeling naar klantprofiel Clustering van de reïntegratievraag naar doelgroep Clustering van de reïntegratievraag naar traject Clustering van de reïntegratievraag naar resultaat Toetsingscriteria voor de reïntegratievraag Criteria voor het zelf doen of uitbesteden van reïntegratiediensten Het proces: de aanbesteding Besluit SUWI Transparantiebeginsel Richtlijn Diensten De aanbestedingsprocedure Resultaatfinanciering Informatiebronnen voor het bestek Inhoud van het bestek Kwaliteitscriteria voor reïntegratiebedrijven Het proces: het contractmanagement Vier vormen van casemanagement Casemanagement versus het bestellen van reïntegratietrajecten Prestatie-indicatoren voor het bewaken van contractafspraken