Handleiding Nederlandse Ondergrond Viewer
In samenwerking met: INSIGHT Geologische softwaresysteme GmbH
Mei, 2010
Handleiding voor het gebruik van de Nederlandse Ondergrond Viewer In deze handleiding wordt in het kort de werking van de Nederlandse Ondergrond Viewer (NOV) beschreven. Na het doornemen van deze korte handleiding moet de gebruiker voldoende informatie hebben om met behulp van deze viewer meer inzicht in de opbouw van de geologische- en hydrogeologische ondergrond van Nederland te krijgen. De viewer is een programma om de ondergrondmodellen DGM / REGIS vervaardigd door TNO, te visualiseren. De data die binnen deze modellen getoond kan worden, is op DINO-Loket beschikbaar. De viewer wordt eenmalig gedownload en geïnstalleerd. Daarna kunnen in dit programma de verschillende modellen per 1:50.000 kaartblad worden gevisualiseerd en gepresenteerd.
Installatie van de Ondergrond Viewer Nadat de NOV via het DINO-Loket is gedownload, wordt door middel van een dubbele klik op het bestand SV_TNO_setup.exe de installatie gestart. Er wordt een installatie formulier geopend. Na het invullen van de verschillende opties en het accepteren van de gebruikersrechten, kan door middel van het drukken op de knop “start installatie” de installatie gestart worden. Voor het installeren van de NOV zijn geen systeemrechten noodzakelijk. Na een paar minuten zijn alle benodigde bestanden uitgepakt en is het programma geïnstalleerd. De viewer is te vinden onder Start All programs SubsurfaceViewer_TNO SubsurfaceViewer_TNO.exe en als snelkoppeling zichtbaar op het bureaublad.
Download van modellen De DGM en REGIS modellen die binnen de NOV gevisualiseerd kunnen worden, staan ook op de DINO-Loket website. De landelijke modellen zijn opgedeeld in kleinere modellen met een grootte van 20 * 25 km (de zgn. 1:50.000 kaartbladen). Door het gewenste kaartblad te selecteren kan het betreffende model gedownload worden. Een model van een kaartblad bestaat uit een gecomprimeerde directory (.zip file) met hierin alle benodigde bestanden. Bijna alle bestanden zijn van het type ASCII en zijn als zodanig met verschillende standaard programma’s te bekijken en/of te lezen. Uitzondering is het bestand met de projectdefinities (TheModel.esv). Dit is een versleuteld bestand.
Starten met de Ondergrond Viewer De viewer wordt gestart vanuit de menubalk of door middel van het dubbelklikken op het betreffende icoontje op de desktop. Eerst verschijnt er een opstart scherm. Enkele seconden daarna verschijnt de lege viewer.
Bovenin de viewer is een menubalk met een 4 tal opties zichtbaar.
Met behulp van deze menubalk is het mogelijk projecten te laden, instellingen aan te passen, verticale- en horizontale doorsneden te maken en nog een aantal verschillende extra vensters op te starten zoals boor- en modelkolommen, legenda’s, modelvolgorde. Bij het starten van de viewer zijn altijd drie standaard vensters zichtbaar. - Linksboven: het kaartvenster voor het weergeven van de gegevens in 2D - Rechtsboven: het 3D-venster voor het weergeven van de gegevens in 3D - Onderin: het profielvenster voor het weergeven van de gegevens in een dwarsdoorsnede. Een venster bestaat uit twee schermen: - links de zgn. object browser; Hierin wordt een overzicht van alle aanwezige object gegevens gepresenteerd. Binnen de object browser kunnen instellingen en weergaves van de objecten in het grafische scherm geregeld worden. - rechts het grafische scherm, Hierin worden de objecten grafische weergegeven Alle schermen en venster kunnen d.m.v. het verschuiven van de randen vergroot en verkleind worden. Boven aan ieder venster zijn een aantal knoppen opgenomen waarmee het grafische scherm bestuurd kan worden.
Inlezen projectbestand Onder de menuoptie “Bestand” “Open project” kan een gedownload project bestand (*.jar) geladen worden. Door naar de omgeving te navigeren waar de gedownloade modellen vanuit DINO-Loket zijn opgeslagen en het bijbehorende “.jar” bestand te openen, wordt het project geladen. Binnen het project zijn altijd drie model typen aanwezig. Standaard wordt het DGM (Digitaal Geologisch Model) model getoond. In de menuoptie “Bestand” “Eigenschappen” kan het type model gewijzigd worden van DGM in TYPE (Hydro klassen (klei, zand, veen, bruinkool, complex, kalksteen)) of REGIS (REgionaal Geohydrologisch Informatie Systeem).
Het kaartvenster Een geladen project bestaat uit een groot aantal bestanden. Deze zijn zichtbaar in de object browser behorende bij het kaartvenster. Middels een dubbele klik op “project” in de object browser opent deze zich en verschijnen er een vijftal objectitems.
- grids & tins:
- geological unit:
- cross-sections:
- maps:
- others
Hierin is het maaiveldhoogte bestand opgenomen. Hierin zijn alle in het kaartblad voorkomende hydrogeologische eenheden opgenomen. De eenheden zijn gesorteerd van ondiep (mv) naar diep. Dwarsdoorsneden door het model worden hieronder opgeslagen Hierin zijn kaarten opgenomen zoals een topografische achtergrond en een overzichtskaart met de ligging van de boringen Deze blijft in deze versie van de viewer ongebruikt
Het objectitem kan uitgevouwen en/of ingeklapt worden door middel van de + en/of - voor het objectitem. Door voor het betreffende object een vinkje aan of uit te zetten worden het betreffende object in het venster wel of niet zichtbaar gemaakt worden. Door het indrukken van de rechtermuisknop boven een object kunnen er een aantal instellingen van dit object gewijzigd worden zoals verwijderen van object, naar de voorgrond halen of naar de achtergrond brengen, wijzigen van de eigenschappen of koppelen van het betreffende object aan het 3D venster. Twee speciale functies binnen het kaartscherm zijn het weergeven van een boor- en modelkolom. Indien een van deze knoppen wordt gebruikt, dient het “boor- en modelkolommen” venster (venster boor- en modelkolommen) geopend te zijn. De geselecteerde boring of de modelkolom wordt hierin getoond.
Het boor- en modelkolommen venster Het venster wordt gestart op de werkbalk “venster” “boor- en modelkolommen”. In dit venster worden de boor- en modelkolommen grafische weergegeven. Boven de kolom wordt de booridentificatie of het modelpunt met NAP hoogte (m) getoond. Standaard wordt naast de kolom een TYPE-, REGIS- en DGM laagcoderingen weergegeven. Met behulp van de eigenschappen in object browser kan de lay-out naar believen worden aangepast. Tevens kan van hieruit een koppeling naar het 3D venster gelegd worden.
Het profielvenster Om een profiel of dwarsdoorsnede te genereren moet er een profiellijn in het kaartvenster getekend worden. Om deze optie te activeren wordt in de menubalk onder de optie “Extra” het maken verticale doorsnede” gekozen. Vervolgens moet een profielnaam ingevuld worden. Daarna wordt in het kaartvenster de knop “grafische weergave modelkolom” geactiveerd en wordt middels het indrukken van de linkermuisknop op de kaart het beginpunt van de dwarsdoorsnede aangegeven. Om een punt toe te voegen aan de dwarsdoorsnede, moet in het profielvenster de optie “toevoegen coördinaten aan profiel” aangeklikt worden. Voor het tweede punt in de dwarsdoorsnede wordt in het
kaartvenster een volgend knik- of eindpunt geselecteerd en daarna binnen het profielvenster weer de optie “toevoegen coördinaten aan profiel” aan geklikt. Het dwarsprofiel tussen de 2 geselecteerde punten wordt nu zichtbaar binnen het profielvenster. Op deze wijze kan een volledig dwarsdoorsnede met meerdere boringen of knikpunten over een gebied gemaakt worden. Een actief profiel, een profiellijn waaraan nieuwe knikpunten of boringen kunnen worden toegevoegd is altijd rood van kleur. Een zwarte profiellijn is inactief. Binnen het profielvenster is deze weer actief te maken door deze in het profielvenster te tonen. Een profiel is nooit afgesloten. Als een profiel actief gemaakt wordt kunnen er altijd knikpunten na het laatste knikpunt toegevoegd worden. Helaas kunnen bestaande knikpunten/boringen niet gewijzigd worden. Met de verschillende besturingsfuncties in het profielvenster, zoals het aangeven van de verticale overdrijving, kan de weergave van de dwarsdoorsnede aangepast worden. Door opnieuw voor de optie “maken dwarsdoorsnede” in het kaartvenster te kiezen, wordt er een 2 de doorsnede gemaakt. De verschillende dwarsdoorsneden worden aan de object browser toegevoegd. Met de rechtmuisknop kunnen allerlei beheersfuncties en instellingen betreffende de dwarsdoorsneden worden uitgevoerd.
Naast het creëren van een dwarsdoorsnede m.b.v. knikpunten is het ook mogelijk een dwarsdoorsnede op en met boringen te genereren. In plaats van de optie “grafische weergave modelkolom” wordt hiervoor de optie “grafische weergave boorkolom” gebruikt. Het maken van de dwarsdoorsnede werkt hetzelfde als de hierboven beschreven procedure met het verschil, dat na het toevoegen van een knikpunt, de betreffende boring met behulp van de rechter muisknop in het kaartvenster wordt geselecteerd en de optie “invoegen boring of knikpunt” wordt gekozen. De boring zal nu op de juiste plaats binnen het profiel verschijnen. M.b.v. de beheerfuncties en instellingen in de object browser (rechtermuisknop) kan de juiste weergave worden gestuurd. Er bestaat altijd een directe koppeling tussen de dwarsdoorsnede en het kaartvenster. De kruisdraden in het kaartvenster corresponderen met de aangewezen plaats in de dwarsdoorsnede. Een actieve dwarsdoorsnede wordt gekenmerkt door een rode lijnkleur in het kaartvenster. Als een dwarsdoorsnede nog actief is, kunnen er nog knikpunten aan worden toegevoegd. Een zwarte profiellijn betekent dat deze is afgesloten en dat er geen punten en/of boringen meer toegevoegd kunnen worden.
Het 3D venster Objecten uit de verschillende vensters kunnen aan het 3D venster gekoppeld worden door de functie “koppelen aan 3D venster” (rechtermuisknop boven object of boven object item). Topografie en het overzicht van boorlocaties kunnen het best vanuit het 2D venster gekoppeld worden. Boor- en/of modelkolommen worden vanuit het boor- en modelkolommen venster gekoppeld. In eerste instantie verschijnen de objecten in een plat vlak, maar door het instellen van de verticale overdrijving (invoerbox boven in het 3D scherm) worden de objecten drie dimensionaal zichtbaar.
Door middel van het gebruik van de muis binnen het 3D venster kan dit venster bestuurd worden. . linkermuisknop Draaien . rechtermuisknop In, uitzomen . linker- en rechtermuisknop gelijktijdig Verschuiven Bovenaan het 3D venster bevinden de besturingsopties van het scherm (naar volledig beeld, bovenaanzicht, zijaanzicht, linksom- en rechtsom draaien)
In tegenstelling tot de andere vensters bevindt zich onder de object browser van het 3D venster nog een aantal extra tabbladen met extra functies. . Tabblad Eigenschappen Hiermee kan de achtergrondkleur ingesteld worden, het venster als afbeelding opgeslagen worden, het kader aan/uit gezet worden en een informatiefunctie geactiveerd en gedeactiveerd worden. Als de informatiefunctie geactiveerd is kan m.b.v. de muis een punt/vlak binnen het 3D venster geselecteerd worden. Het punt/vlak licht geel op wat aangeeft dat het geselecteerd is. Op het Java console (te openen in menubalk onder “vensters”) wordt de informatie van het betreffende punt/vlak weergegeven. . Tabblad Splitsen Hier heeft de gebruiker de mogelijkheid de verschillende geologische objecten van elkaar te ontkoppelen (splitsen) en deze t.o.v. elkaar te verschuiven. . Tabblad Video Met deze functionaliteit is het mogelijk een video van het model te maken en deze op te slaan. De video is met een standaard Microsoft videospelers af te spelen.
Het Java console Het Java console is een venster, op te starten via menubalk “venster” “Java console”, waarin tekstuele informatie wordt weergeven. Het betreft hier informatie over het inlezen van een project, het weergeven van de informatie functie uit het 3D venster en/of het weergeven van foutmeldingen van het programma.
MLV (Model laag volgorde) Om alle geologische en hydrogeologische eenheden in de juiste volgorde t.o.v. elkaar te kunnen presenteren is een zogenaamd “Model Laag Volgorde” (MLV) bestand noodzakelijk. Dit bestand is te raadplegen in ”venster” “MLV”. De kolommen “regis”, “type” en “dgm” kunnen als model geselecteerd en gepresenteerd worden en afzonderlijk of gezamenlijk als kolom in een boor- en modelkolommen venster getoond worden (regis = kolom nr. 0, type = nr. 1 en dgm = nr. 2)
De Horizontale doorsnede Een speciale optie onder “Extra” is het maken van horizontale doorsneden. Door deze optie te kiezen en een diepte in meters t.o.v. NAP in te geven wordt er een horizontale doorsnede door het model gemaakt. Deze doorsnede wordt als object in het objectitem genaamd “maps” toegevoegd. Uiteraard kan deze ook op de standaard wijze aan het 3D venster gekoppeld worden.
Tot slot Het programma bevat nog vele extra opties in het weergeven van de data, het aanpassen van instellingen, het tonen van top, basis of alleen maar dikte, het weergeven in netstructuren, wijzigen transparantie weergave etc. Echter met doornemen van deze beschrijving moet het voldoende zijn om op snelle, eenvoudige en plezierige wijze nader kennis te nemen van de verschillende DGM en REGIS modellen en zal het helpen een beter inzicht in de opbouw van ondergrond van Nederland te verkrijgen.