2 _
Handleiding: Geïntegreerde Buitenschoolse Opvang voor kinderen met specifieke zorgbehoeftes Een uitdaging met perspectief!
3 _
Inhoudsopgave p. 6
Inleiding
p. 10
Voorwoord
p. 16
1. De doelen en achtergronden van het project ‘geïntegreerde buitenschoolse opvang’
p. 34
2. De randvoorwaarden voor het opzetten van een buitenschoolse opvang regulier+ locatie
p. 50
3. De procedures en werkbeschrijvingen
p. 76
4. Samenwerking tussen de kinderopvang en (jeugd) zorgorganisaties.
p. 96
Bijlage 1 Intakeformulier voor aanmelding buitenschoolse opvang regulier+
p. 102
Bijlage 2 Toestemmingsverklaring informatieoverdracht tussen BSO en school
p. 104
Bijlage 3 Overdrachtsformulier van school naar BSO
p. 108
Bijlage 4 Evaluatie formulier bijscholing
p. 110
Bijlage 5 Lijst met gehanteerde afkortingen
p. 112
Bijlage 6 Telgegevens buitenschoolse opvang de Flierefluiters (peildatum 1.6.2009)
_
_
Inleiding Voor u ligt een handleiding die u behulpzaam kan zijn bij visievorming, voorbereiding, opzet en uitvoering van geïntegreerde thuisnabije buitenschoolse opvang voor kinderen met specifieke zorgbehoeftes. Voorliggende handleiding is gebaseerd op het doorgemaakte proces tijdens het Tilburgse project “geïntegreerde buitenschoolse opvang”. Het project heeft zich vanuit de praktijk ontwikkeld.
De handleiding geeft richtlijnen voor •
de uitvoeringspraktijk van een buitenschoolse opvanggroep regulier+;
•
het management van een kinderopvangorganisatie die vorm wil geven aan geïntegreerde buitenschoolse opvang;
•
visie en beleidsontwikkeling ten aanzien van afstemming en samenwerking met betrekking tot integratie van kinderen uit het (speciaal) basisonderwijs en de reguliere buitenschoolse opvang.
Concreet richt de handleiding zich op professionals werkzaam in de kinderopvang en het (speciaal) basisonderwijs, organisaties die buitenschoolse dagbehandeling ofwel -begeleiding bieden aan kinderen met specifieke zorgbehoeftes en gemeenten. Tussen september 2007 en juni 2009 heeft er een project plaats gevonden tussen de in de regio Tilburg en omgeving gesitueerde kinderopvangorganisatie Kinderstad en Stichting Speciaal 6 _
Onderwijs Tilburg. In het kader van het project werd een pilot gehouden, dat zich richtte op een groep kinderen van het speciaal basisonderwijs, SBO Noorderlicht, die in de reguliere buitenschoolse opvang, BSO de Flierefluiters, samen met andere kinderen uit de wijk geïntegreerd opgevangen werden. Dit stuk beschrijft op een dusdanige wijze de ontwikkeling en de uitvoering van de het project dat het de lezer ideeën en inspiratie zal geven om op de eigen locatie een dergelijke samenwerking op te gaan zetten. In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de achtergronden, visie, beleid en doelen van het project “Geïntegreerde buitenschoolse opvang”. Daarnaast zal het verloop van het project worden beschreven. Hoofdstuk 2 gaat in op de randvoorwaarden om een start te maken met het opzetten van een geïntegreerde BSO locatie. In hoofdstuk 3 worden de interne procedures en werkbeschrijvingen uiteengezet die de twee organisaties doormaakten met betrekking tot de aanmeldingsprocedures naar geschikte vormen van buitenschoolse opvang. Met name zal worden ingegaan op de samenwerking tussen het speciaal basisonderwijs en de kinderopvang. Hoofdstuk 4 beschrijft het externe samenwerkingstraject met lokale (jeugd)zorg organisaties. Deze samenwerking heeft geleid tot het ontwikkeling van een aanmeldingsprocedures en het gezamenlijk opzetten en uitvoeren van een bijscholing ten behoeve van pedagogische medewerkers werkzaam in de buitenschoolse opvang. Meer informatie over de bijscholing is te krijgen bij Kinderstad op afdeling Kwaliteit en Innovatie.
7 _
In de bijlagen zijn de in de praktijk gehanteerde formulieren toegevoegd. Integratie van kinderen met specifieke zorgbehoeftes is geen nieuw begrip in het onderwijs en de kinderopvang. Tijdens het project hebben de ontwikkelaars er een nieuwe dimensie aan gegeven door te kiezen voor een vernieuwende vorm van integratie. Om deze reden heeft de handleiding de titel “Geïntegreerde buitenschoolse opvang voor kinderen met specifieke zorgbehoeftes, een uitdaging met perspectief! gekregen.
8 _
9 _
Voorwoord Binnen de reguliere kinderopvang wordt de vraag van het basisonderwijs én het speciaal basisonderwijs naar buitenschoolse opvang steeds groter. Motie Aartsen / Bos, waarin is vastgesteld dat de verantwoordelijkheid voor het bieden van buitenschoolse opvang een taak van school is, is al van kracht voor het reguliere basisonderwijs en vermoedelijk binnen enkele jaren ook voor het speciaal basisonderwijs. Dat neemt niet weg dat er nu al geanticipeerd moet worden op deze nieuwe doelgroep kinderen met specifieke zorgbehoeftes waaronder kinderen met ontwikkelingskenmerken zoals autisme, ADHD, etc.
Landelijke ontwikkelingen
1
Verschillende organisaties gebruiken parallel of in plaats van ‘buitenschoolse opvang’ de uitdrukking ‘naschoolse opvang’. In dit stuk wordt voor
het leesgemak de term buitenschoolse opvang gehanteerd.
De wet buitenschoolse opvang is sinds 2007 van kracht waarin
10 _
basisscholen verplicht zijn gesteld om voor kinderen buitenschoolse opvang te organiseren. Ook kinderen vanuit het speciaal (basis) onderwijs hebben recht op buitenschoolse opvang1. Voor het speciaal basisonderwijs geldt deze wettelijke verplichting echter nog niet. Buitenschoolse opvang voor kinderen uit het speciaal basisonderwijs ofwel kinderen met specifieke zorgbehoeftes, staat nog in de kinderschoenen. In de reguliere buitenschoolse opvang vormt de onbekendheid met deze kinderen vaak een struikelblok als het gaat om aanmelding, screening en het bieden van daadwerkelijke opvang. Landelijk onderzoek toont aan dat het speciaal basisonderwijs en steeds meer ouders met een kind met specifieke zorg-
behoeftes de weg vinden naar de reguliere buitenschoolse opvang. Uit onderzoek van Sardes2 (2008) blijkt dat ouders wiens kind op het speciaal basisonderwijs zit hun kind het liefst geïntegreerd op een reguliere buitenschoolse opvang willen plaatsen, dat in hun woonwijk ligt en waar speciaal gekwalificeerde pedagogische medewerkers werkzaam zijn. De ontwikkelingen in het land tonen verder dat er verschillende vormen van buitenschoolse opvang zijn opgezet: speciale opvang gesitueerd in een ruimte binnen het schoolgebouw van het
voor bijvoorbeeld kinderen met autisme en / of ADHD. Het komt minder vaak voor dat kinderen uit het speciaal basisonderwijs of met een speciale zorgvraag geïntegreerd worden opgevangen in een reguliere groep. Inclusie is wél de manier om veel barrières en vooroordelen te doorbreken. Inclusie betekent, kort gezegd, verandering. Verandering is een proces waarvoor tijd,
onderwijsvoorzieningen en alle ondersteuning die daarbij geboden kan worden.4 Vanaf 2004 is men op landelijk en regionaal niveau bezig om te zoeken naar manieren om dit in de praktijk te kunnen realiseren. Kinderstad en Stichting Speciaal Onderwijs Tilburg (SSOT) hebben geanticipeerd op bovengenoemde signalen en hebben gezamenlijk gekozen om samen de weg van inclusie, verandering in te gaan.
Buitenschoolse opvang voor kinderen met een beperking; een nadere inventarisatie, IJsbrand Jepma, Karin Westerbeek, m.m.v. Els Rietveld,
leerling mogelijk gaat maken optimaal gebruik te maken van de
2
nodig is. Passend onderwijs is de ontwikkeling die het voor elke
Sardes 2008
motivatie, geduld, samenwerking maar bovenal veel enthousiasme
3 www.sam nnaardekinderopvang.nl
er initiatieven voor specifieke buitenschoolse opvang plekken
4
guliere buitenschoolse opvang, de zogeheten BSO-plus3. Ook zijn
www.passendonderwijs.nl
speciaal basisonderwijs, of in een aparte ruimte binnen een re-
11 _
Opvang voor ieder kind Elk kind heeft recht op geschikte buitenschoolse opvang ongeacht de achtergrond van het kind. Het maakt in principe dus niet uit of een kind regulier of speciaal onderwijs volgt. Elk kind moet gebruik kunnen maken van buitenschoolse opvang, zo mogelijk dichtbij thuis, dat past bij of zo nodig aangepast wordt aan de behoeften van het kind. Als deze opvang niet aanwezig is, dan is Kinderstad van mening dat een lokale kinderopvangorganisatie deze taak op zich moet nemen en moet bekijken hoe te anticiperen op de individuele ontwikkelingsmogelijkheden van het kind. Dit kan een kinderopvangorganisatie echter niet zelfstandig, maar alleen in samenwerking met onderwijs en andere (zorg) instanties.
Dit dient meerdere doelen •
kinderen integreren meer in de eigen woonomgeving;
•
kinderen hebben de mogelijkheid om in een veilige omgeving zich op sociaal en emotioneel gebied weerbaarder te maken;
•
kinderen hebben de mogelijkheid tot zinvolle vrijetijdsbesteding dat aangeboden wordt op hun individueel ontwikkelingsniveau.
Tot slot een dankzegging aan alle mensen die zich met enthousiasme hebben ingezet om het project tot een succes te maken. Anni Tüski projectleider
12 _
13 _
1. De doelen en achtergronden van het project ‘geïntegreerde buitenschoolse opvang’ Basisvisie geïntegreerde buitenschoolse opvang In dit project is de basis visie ten aanzien van geïntegreerde buitenschoolse opvang als volgt omschreven: “Regulier waar mogelijk en speciaal waar nodig” Elk kind en of jongere heeft recht op geschikte buitenschoolse opvang ongeacht welke achtergrond het heeft. Het maakt in principe dus niet uit of een kind regulier basisonderwijs of speciaal basisonderwijs volgt. Elk kind moet de kans krijgen om buitenschoolse opvang te krijgen in een zo mogelijk thuisnabije omgeving, dat past of zo nodig aangepast moet worden naar zijn / haar behoeftes. Als deze niet aanwezig is dan is het in deze visie de taak van een lokale organisatie om te anticiperen op de individuele behoefte van een kind. Dit kan een kinderopvang organisatie echter niet zelfstandig maar alleen in samenwerking met onderwijs en andere (zorg)instanties.
Doelgroepomschrijving zorgkinderen / jongeren Zorgkinderen zijn kinderen die speciale aandacht behoeven wegens medische redenen en / of wegens (dreigende) problemen in de ontwikkeling. Het gaat hier ook om kinderen met een licht verstandelijke beperking. In deze handleiding hanteren we voor al deze kinderen het begrip ‘kinderen met specifieke zorgbehoeftes’.
16 _
Doelgroep Kinderstad wil thuisnabije ofwel wijknabije buitenschoolse opvang bieden voor: •
kinderen van 4 - 12 jaar die speciaal basisonderwijs volgen;
•
Kinderen van 4 – 12 jaar die regulier geïntegreerd basisonderwijs volgen maar speciale aandacht behoeven (medisch/sociaal/algemene ontwikkeling).
Opvangmogelijkheden •
Geïntegreerd op een buitenschoolse reguliere opvanglocatie;
•
Geïntegreerd op een buitenschoolse opvang regulier+ (BSO regulier+).
Buitenschoolse opvang regulier+ Dit betekent dat zorgkinderen met minimale ondersteuning in principe zelfstandig kunnen functioneren in de reguliere groep. Kinderstad kiest hiervoor vanuit de visie dat integratie van kinderen uit het speciaal basisonderwijs zo vroeg mogelijk moet plaatsvinden. Dit is niet alleen belangrijk voor deze kinderen maar juist ook voor kinderen uit het regulier basisonderwijs. Kinderen leren zo op een jonge leeftijd om te gaan met mensen die zich op een andere manier / in een ander tempo ontwikkelen dan zijzelf. Kinderen die ‘anders zijn’ zijn dan niet vreemd meer of speciaal, maar ‘horen er gewoon bij’.
Ondersteuning op de BSO regulier+ De pedagogisch medewerkers zijn extra geschoold en kunnen zodoende gerichte oefen- en leermogelijkheden creëren voor deze
17 _
kinderen. Ten aanzien van de organisatie kan extra structuur, in de vorm van pictogrammen of pictoagenda, aangeboden worden.
Voor de kinderen betekent dit concreet •
Het bieden van een zinvolle vrijetijdsbesteding zo nodig met aangepaste activiteiten en aangepaste dagstructuur;
•
Het bieden van een plek waar kinderen op een natuurlijke manier sociale vaardigheden kunnen oefenen en zo aansluiting vinden met leeftijdsgenoten. Dit wordt afhankelijk van het kind aangeboden middels pictogrammen waarin activiteiten worden uitgebeeld;
•
Individuele programma’s voor kinderen die daar behoeften aan hebben in een zogeheten pictoagenda;
•
Tijdsafbakening van spelen middels een time-timer (is een klok waarbij middels kleur de overgebleven tijd wordt aangeven).
Achtergrond en doelen project Het project geïntegreerde buitenschoolse opvang vond plaats tussen september 2007 en juni 2009 in het kader van een subsidietoekenning van het Agentschap SZW. Het centrale doel van dit project is het ontwikkelen van kwalitatief hoogwaardig, zo mogelijk thuisnabije, buitenschoolse opvang voor kinderen uit het speciaal basisonderwijs waarbij alle andere kinderen met specifieke zorgbehoeftes worden meegenomen. Dit doel wordt gerealiseerd door een zestal verschillende projectactiviteiten te ontwikkelen en uit te voeren. Al deze activiteiten 18 _
zijn min of meer direct gerelateerd aan één buitenschoolse opvang locatie in Tilburg-Noord waar een pilot werd gehouden. Daadwerkelijk is er op één buitenschoolse opvanglocatie thuisnabije geïntegreerde opvang voor kinderen van één speciaal basisonderwijs school gerealiseerd. De pilot richtte zich in eerste instantie op de kinderen van het SBO school die ook woonachtig zijn in de wijk.
Projectactiviteiten •
In overleg met ouders opzetten van een toeleidingstraject voor kinderen naar thuisnabije, regulier / geïntegreerde buitenschoolse opvang, dan wel naar wijknabije, speciale buitenschoolse opvang;
•
Het ontwikkelen van een screeningsmodel voor kinderen uit het speciaal basisonderwijs voor het ‘toewijzen’ van de voor de kinderen meest geschikte, door de ouders gewenste en meest thuisnabije buitenschoolse opvang;
•
Procedures ontwikkelen voor het genereren van aanvullende middelen voor geheel of gedeeltelijk gesubsidieerde buitenschoolse opvang;
•
Ontwikkelen van een overdrachtsformulier / observatielijst en een implementatieplan;
•
Het opleiden van personeel in de buitenschoolse opvang zodat zij in staat zijn binnen een reguliere groep enkele kinderen van het speciaal basisonderwijs op te vangen of dat zij gespecialiseerd zijn in het begeleiden van een specifieke groep wijk nabij; 19 _
•
Projectbeschrijving in de vorm van deze handleiding.
Samenwerking In dit project is intensief samengewerkt teneinde de doelstellingen te realiseren door de pilot school, de kinderopvang en de volgende gespecialiseerde instellingen: •
MEE regio Tilburg, landelijke organisatie met een regionaal bureau die gratis informatie, advies en ondersteuning biedt aan alle mensen met een beperking en hun families / betrokkenen;
•
Orthopedagogisch Centrum Brabant, behandeling en begeleiding licht verstandelijk beperkten;
•
Bureau Jeugdzorg Tilburg, regionaal bureau waar kinderen en jongeren tot 18 jaar met opvoedings- en opgroeiproblemen en hun ouders voor hulp terecht kunnen;
•
Kompaan - De Bocht, organisatie voor jeugdhulpverlening;
•
Amarant, instelling zorg voor verstandelijk beperkten;
•
ROC Tilburg;
•
SOM onderwijsadviseurs.
In de beschrijving zal duidelijk worden op welke manier elke organisatie zijn bijdrage heeft geleverd. Deze vorm van samenwerking heeft er toe geleid dat de gescheiden expertise bij aanvang van het project nu gebundeld ingezet is. De deelnemende organisaties waren allen van mening dat de overdracht van kennis en vaardigheden en de onderlinge afstem-
20 _
ming, de waarborg bieden voor kwalitatief hoogwaardige thuisnabije reguliere buitenschoolse opvang of wijknabije speciale buitenschoolse opvang.
Uitkomsten project Hieronder volgt een beknopte beschrijving van de belangrijkste ontwikkelingsmomenten van de voorgenomen activiteiten en de geboekte resultaten. Er wordt beschreven wat er per activiteit gedaan is en met welk resultaat. In de hoofdstukken twee en drie zullen de resultaten van de activiteiten uitgebreider aan bod komen. Activiteit 1 In overleg met ouders opzetten van een toeleidingstraject voor kinderen naar thuisnabije, regulier / geïntegreerde buitenschoolse opvang, dan wel naar wijknabije, speciale buitenschoolse opvang. Op welke manier weten ouders wat er aan aanbod aanwezig is in hun stad, woonwijk? Hoe weten deze ouders wat het beste aansluit bij de behoeftes van hun kind? Deze vragen werden gesteld en beantwoord middels het in kaart brengen van bestaande informatie lijnen naar de ouders. Concreet: welke organisaties bieden informatie, ondersteuning, advies ten aanzien van buitenschoolse opvang. Belangrijk was, dat ouders duidelijkheid kregen welke verschillende vormen van buitenschoolse opvang er aanwezig zijn in hun wijk. De praktijk laat zien, dat voor de ouders de school een eerste belangrijke informatiebron is als het gaat over toeleiding naar geschikte buitenschoolse opvang. Via het interne zorgteam van de school is verder de informatielijn voor de ouders gevolgd en 21 _
zo kwam men in eerste instantie uit op de volgende twee organisaties die ouders ondersteunt en adviseert: MEE regio Tilburg en Bureau Jeugdzorg Tilburg elk met eigen afgebakende taken en bevoegdheden met betrekking tot buitenschoolse opvang. Bij deze organisaties kunnen ouders gezamenlijk met hulpverleners een keuze maken. Dit betekent echter niet dat elk kind altijd in de voor / hem meest geschikte vorm van buitenschoolse opvang werd geplaatst. Het aanbod past zich niet altijd aan op de vraag. Concreet: in veel gevallen is er geen geschikte wijkgebonden buitenschoolse opvang aanwezig. Hierdoor moeten kinderen noodgedwongen verder reizen voor een plaatsing op een ‘zwaardere’ vorm van buitenschoolse opvang. In het kader van het project was het verzamelen van bovenstaande informatie voldoende maar vooruitdenkend was het belangrijk om ook te kijken naar manieren waarop ouders nog beter bereikt kunnen worden. Met name ook de ouders wiens kinderen geïntegreerd basisonderwijs volgen. De plaatsing van deze kinderen op een reguliere buitenschoolse opvang vormde ook een struikelblok voor de kinderopvang. Bij aanmelding is niet altijd duidelijk of het gaat om bijvoorbeeld een kind met specifieke zorgbehoefte, zoals autisme. Vaak kwam dit pas ter sprake ná een plaatsing. De resultaten van deze activiteit werden gebundeld met de resultaten van activiteit 2.
22 _
Activiteit 2 Het ontwikkelen van een screeningsmodel voor kinderen uit het speciaal basisonderwijs voor het ‘toewijzen’ van de voor de kinderen meest geschikte, door de ouders gewenste en meest thuisnabije buitenschoolse opvang. Om erachter te komen welke vormen van buitenschoolse opvang het meest geschikt is voor een kind moest eerst het volgende in kaart worden gebracht: wat is er in Tilburg e.o. aanwezig, in welke vorm, wat verstaat men er onder, en op welke (wijkgerichte) locaties zijn deze organisaties actief. Onderstaande tabel geeft hiervan een overzicht. Door duidelijkheid te krijgen over de vormen en definities en locaties (in deze tabel zijn deze niet genoemd) weet elke deelnemende organisatie van elkaar wat men daadwerkelijk aanbiedt. Dit vormde de basis om in deze activiteit en de volgende activiteiten verdere stappen uit te werken.
Thuisnabije opvang van schoolgaande kinderen van 4 - 12 jaar na schooltijd1
Buitenschoolse Opvang en minimale opvang regulier+ ondersteuning
Thuisnabije opvang voor speciaal basisonderwijs gaande kinderen van 4 - 12 jaar na schooltijd geïntegreerd in buitenschoolse opvang regulier
Buitenschoolse Opvang en opvang+ ondersteuning
Wijknabije opvang in een aparte groep groep van speciaal basisschoolgaande kinderen van 4 - 12 jaar na schooltijd gevestigd in combinatie met een reguliere buitenschoolse opvangvoor- ziening
Buitenschoolse Begeleiding/ opvang speciaal behandeling
Over het algemeen verstaat men onder dit begrip een kinderopvangvoorziening voor kinderen van 4 – 18 jaar met extra begeleiding en mogelijkheden voor de zogeheten kwetsbare kinderen. Het gaat hierbij vaak om één of meer- dere problemen. Ontwikkelingsproble- men, sociaal-emotionele problemen en opvoedingsproblemen. Ook wordt doorgaans opvoedingsondersteuning aan ouders/verzorgers geboden2
2
Buitenschoolse Opvang opvang regulier
http://www.jso.nl/web/show/ id=47496/contentid=149
definitie
http://www.thesauruszorgen welzijn.nl/naschoolseopvang. htm
welke vorm
1
wat
23 _
Buitenschoolse Behandeling dagopvang
Dagbehandeling (naschoolse) voor schoolgaande en (tijdelijk) niet-school- gaande jongeren met ontwikkelings- en/of gedragsproblemen, opvoedings- problemen en hun ouders; er wordt een meer individuele inrichting van het hulpverleningstraject en individuele trainingen geboden1
Dagbehandeling
Idem boven
Behandeling
De volgende stap was het in kaart brengen van het verloop van de aanmeldings- en plaatsingsprocedure van de deelnemende organisaties. Achtereenvolgend werden van de volgende organisaties de interne procedures in kaart gebracht en besproken: •
Buitenschoolse opvang regulier bij Kinderstad;
•
Het speciaal basisonderwijs (toeleiding naar buitenschoolse opvang);
•
Orthopedagogisch Centrum Brabant (buitenschoolse behandeling / begeleiding);
•
Stichting Kompaan (buitenschoolse dagbehandeling).
Door deze aanmeldings- en plaatsingsprocedures transparant te maken was het mogelijk om gezamenlijk de hiaten te bekijken. Zo waren er situaties waarin kinderen deeltijd waren geplaatst
1
http://www.thesauruszorgen welzijn.nl/dagbehandelingou derejeugd.htm
op een buitenschoolse behandelgroep en deeltijd geplaatst bij
24 _
Kinderstad op een reguliere groep zonder dat men dit van elkaar wist. Bij aanmelding bij Kinderstad melden de ouders dit meestal niet. Pas toen er problemen met een kind ontstond op de reguliere groep kwam het aan het licht. Daarnaast ondervonden de organisaties die buitenschoolse behandeling / begeleiding bieden problemen in het eind traject. De overgang van een kleine, hoog
gestructureerde groep naar een grote, minder gestructureerde groep is voor veel kinderen met speciale zorgvragen vaak groot. De kans op terugval en op een succesvolle plaatsing neemt hierdoor af. Ten tijde van de pilot was er nog geen buitenschoolse opvang+ voorziening aanwezig. De insteek van het project was immers het ontwikkelen van buitenschoolse opvang regulier+. Met deze ervaring zou na afronding van dit project de mogelijkheden worden bekeken voor ontwikkeling van een buitenschoolse opvang+. Met de gezamenlijke visie dat het kind ten alle tijde centraal moet staan, werden de volgende drie nieuwe procedures ontwikkeld: 1. Toeleidingsprocedure bij het speciaal basisonderwijs (SBO Noorderlicht) met betrekking tot toeleiding naar één van de vormen van buitenschoolse opvang; 2. Aanmeldings- en plaatsingsprocedure bij Kinderstad met betrekking tot buitenschoolse opvang regulier+ ten behoeve van kinderen uit het speciaal basisonderwijs; 3. Aanmeldings- en plaatsingsprocedure van buitenschoolse dagbehandeling / begeleiding (Kompaan ofwel Orthopedagisch Centrum Brabant) naar buitenschoolse opvang regulier + (Kinderstad). Door deze drie nieuwe procedures werden de tot dan toe ondervonden hiaten gevuld en kon elke organisatie intern aan de slag om deze werkwijze geïntegreerd te krijgen in de eigen interne procedures. In hoofdstuk drie en vier wordt dit verder beschreven.
25 _
Activiteit 3 Procedures ontwikkelen voor het genereren van aanvullende middelen voor geheel of gedeeltelijk gesubsidieerde buitenschoolse opvang. Door de informatie uit activiteit 1 en 2 kon tegelijkertijd in kaart worden gebracht op welke manier de verschillende vormen van buitenschoolse opvang gefinancierd worden. Het (Nederlandse) subsidie systeem met betrekking tot alle buitenschoolse opvang vormen is georganiseerd volgens een ingekaderd systeem: Als een kind naar de reguliere buitenschoolse opvang gaat wordt het kind geplaatst via de Wet Kinderopvang. Als een kind naar de buitenschoolse behandeling / begeleiding gaat wordt het, afhankelijk van IQ geplaatst middels indicatie Jeugdzorg en / of een indicatie AWBZ. Dit principe: op elk potje past de juiste deksel, werkt niet bij de doelgroep kinderen die deze pilot voor ogen heeft: kinderen die in principe geen behandeling / begeleiding nodig hebben. Het ligt financieel juist ingewikkelder bij kinderen waarvan men van mening is, dat geïntegreerde plaatsing de ontwikkeling juist bevorderd en daarmee wil voorkómen dat het kind in een behandelgroep (dus duurdere zorg) terecht komt en / of blijft. Daarnaast wordt door deze plaatsing ook een gezin ontlast. Plaatsing via de Wet Kinderopvang is een gedeeltelijke optie omdat de praktijk aangeeft dat elk kind uit het speciale basisonderwijs in meer of mindere mate extra ondersteuning in de reguliere groep nodig heeft. Dit betekent in de meeste gevallen (tijdelijk) extra personele inzet, de groep verkleinen en pedagogisch medewerkers extra toerusten / scholen. 26 _
Een van de resultaten van activiteit 2 is de beschreven Aanmeldings- en plaatsingsprocedure van een locatie voor buitenschoolse dagbehandeling / begeleiding naar de buitenschoolse opvang regulier+ (zie hoofstuk 4).
Op basis van deze procedure is gezamenlijk besloten om mogelijkheden te bekijken op welke manier de financiële rugzak van een kind die in behandeling / begeleidingsgroep zit in de eindfase mee kan worden genomen op een buitenschoolse opvang regulier+ locatie. Dit zou betekenen dat personeel van Kompaan - De Bocht uit de buitenschoolse dagbehandeling het laatste traject ambulant uitvoert in eerste instantie op de buitenschoolse opvang regulier+ groep. Op deze manier zou het voor een kind mogelijk zijn om geleidelijk te wennen aan de overgang en kan worden bekeken of het kind daadwerkelijk op zijn plaats is in betreffende setting. Dit idee is in een projectaanvraag geformuleerd en gezamenlijk ingediend bij het zorgkantoor door Kompaan - De Bocht, Bureau Jeugdzorg en Kinderstad. Bij Kinderstad is het niet gebruikelijk dat een kind op de reguliere buitenschoolse opvang middels een Persoons Gebonden Budget wordt geplaatst. Tijdens de pilot kwam men voor een situatie waarin dit onvermijdelijk was. SBO Noorderlicht heeft de ouder ondersteund bij de aanvraag van een Persoons Gebonden Budget. Resultaat activiteit 1, 2 en 3 Aangezien de resultaten van activiteit 1, 2 en 3 met elkaar te maken hebben, is besloten om alle resultaten in één informatiebron te bundelen: een website: www.buitenschoolseopvangbreed.nl Ten tijde van de pilot is Centrum Jeugd en Gezin Tilburg 27 _
van start gegaan. Bovengenoemde website is gelinkt op de website van Centrum Jeugd en Gezin Tilburg zodat ouders en professionals toegang hebben tot deze informatie bron.
Activiteit 4 Ontwikkelen van een overdrachtsformulier / observatielijst en een implementatieplan. De kern van het project “Geïntegreerde buitenschoolse opvang” is de plaatsing van kinderen van de pilot school SBO Noorderlicht op de pilot locatie BSO de Flierefluiters. Vóór aanvang van het project waren al kinderen via de reguliere weg geplaatst op BSO de Flierefluiters. Om deze reden was er al minimale samenwerking gaande tussen de twee pilot locaties. Middels de resultaten van activiteit 2 is er stap voor stap nagegaan welke procedures en afspraken er nodig zijn voor het onderling afstemmen en uitwisselen van de onderwijs- en zorgplannen tussen het interne zorgteam van de school en de pedagogische medewerkers van de buitenschoolse opvang teneinde een doorgaande harmonische ontwikkeling van de kinderen mogelijk te maken. Concreet is dit gedaan door de toeleidingsprocedure van de school en de aanmeldingsprocedure van Kinderstad op elkaar aan te sluiten en in de praktijk te toetsen. Hierbij werd de bij activiteit 2 ontwikkelde volgende twee procedures in de praktijk uitgeprobeerd en zo nodig aangepast. Toeleidingsprocedure bij het speciaal basisonderwijs met betrekking tot toeleiding naar één van de vormen van buitenschoolse opvang. Aanmeldings- en plaatsingsprocedure bij Kinderstad met betrekking tot buitenschoolse opvang regulier+ ten behoeve van kinderen uit het speciaal basisonderwijs.
28 _
Resultaten activiteit 4 •
Het interne zorgteam van de school is in staat om middels een goede screening kinderen voor te dragen naar één van de vormen van buitenschoolse opvang;
•
Er is een standaard toestemmingsformulier waarin ouders toestemming geven dat er informatie mag worden uitgewisseld over het kind tussen de school en de buitenschoolse opvang;
•
Kinderstad gebruikt de extra intake vragenlijst als uitgangspunt bij het intern kindgericht overleg1;
•
Er is een vaste contactpersoon tussen de school en de buitenschoolse opvang (korte lijnen);
•
Er is een standaard overdrachtsperiode tussen de school en de buitenschoolse opvang van 3 maanden vastgesteld;
•
Er is een overdrachtformulier vanuit school met actuele informatie over het kind. Deze wordt na plaatsing van het kind op de buitenschoolse opvang door de leerkracht van het kind ingevuld en toegestuurd;
•
Er is een communicatieschrift tussen de school, de buitenschoolse opvang en de ouders van het kind.
dit overleg zit een directielid, unitmanager en kwaliteitsfunctionaris. Zo nodig wordt een externe deskundige aangetrokken. Daarnaast komt
gesteld aan de ouders (ouderbetrokkenheid);
Het intern kindgericht overleg komt in actie als er een aanmelding komt van een kind met opvallend gedrag, met medisch indicatie dan wel handicap. In
lijst waarin gerichte vragen over het kind kunnen worden
dit overleg in actie als er na plaatsing van een kind problemen ontstaan.
Kinderstad hanteert bij aanmelding een extra intakevragen-
1
•
29 _
Activiteit 5: Het opleiden van personeel in de buitenschoolse opvang zodat zij in staat zijn binnen een reguliere groep enkele kinderen van het speciaal basisonderwijs op te vangen of dat zij gespecialiseerd zijn in het begeleiden van een specifieke groep wijknabij. De in de voorgaande beschreven activiteiten gaan met name over de randvoorwaarden om een kind geïntegreerd geplaatst te krijgen. Éen van de belangrijkste elementen op een succesvolle geïntegreerde plaatsing is de inzet en motivatie van de pedagogische medewerkers op de locatie. Dit kan alleen als ze 100% steun krijgen van hun direct leidinggevende en de beleidsmakers van de organisatie waarin zij werken. Het is van belang dat de pedagogische medewerkers op de werkvloer de juiste handvaten en vaardigheden krijgen om deze doelgroep kinderen op een kwalitatief hoogwaardig niveau te ondersteunen. De voornaamste manier om de kennis en vaardigheden van de pedagogisch medewerkers te verbreden is door middel van een bijscholing. Gezien het uitzonderlijk karakter van de pilot is besloten om zelf een bijscholing te ontwikkelen. De bijscholing is middels een unieke samenwerking ontwikkeld door de volgende (jeugd)zorg, welzijn en onderwijs organisaties in Tilburg e.o.: MEE regio Tilburg, Stichting Kompaan - De Bocht, Orthopedagogisch Centrum Brabant, Kinderstad; het team van buitenschoolse opvang de Flierefluiters. In de beginfase is SBO Noorderlicht ook betrokken geweest maar zij hebben zich daarna volledig gericht op de ontwikkeling van de samenwerking tussen de school en de buitenschoolse opvang. Daarnaast is de ontwikkeling inhoudelijk ondersteund door SOM Onderwijsadviseurs en het ROC Tilburg (docent van school voor Welzijn). 30 _
De bijscholing bestaat uit de volgende modules •
Algemene inleiding: ontwikkelingsproblematiek: ontwikkelingsachterstand, specifieke stoornissen: ADHD en autisme;
•
Pedagogisch klimaat en competentiegericht werken;
•
Grensoverschrijdend gedrag;
•
Samenwerking en afstemming;
•
Ouders met een licht verstandelijke beperking.
Elke module is steeds door een orthopedagoog en / of een GZpsycholoog, trainer / supervisor werkzaam bij één van de eerder genoemde instellingen, in samenwerking, inhoudelijk ontwikkeld, opgezet en uitgevoerd. Elke module is met het team apart geëvalueerd en daarna ook door de betrokkenen docenten. De modules zijn gebundeld in één landelijk overdraagbare bijscholingsreader met de titel: “Buitenschoolse opvang voor iedereen! Opvang voor kinderen met specifieke zorgbehoeftes.” De bijscholing duurde één kalenderjaar, waarbij voortdurend intensief vaardigheden in de praktijk zijn geoefend. Daarnaast zijn door middel van huiswerkopdrachten de theoretische kennis in de praktijk doorgevoerd. Dit betreft veranderingen op het gebied van inrichting, inzet visuele middelen, aanschaf (spel) materialen, oudercontacten en de dagstructuur. Deelnemers aan de scholing zijn naast de pedagogisch medewerkers ook de direct leidinggevende.
31 _
2. De randvoorwaarden voor het opzetten van een buitenschoolse opvang regulier+ locatie In dit gedeelte wordt beschreven welke vereiste stappen er nodig zijn om op een locatie buitenschoolse opvang regulier+ op te zetten. Aangezien de kinderopvang de meeste interne veranderingen heeft doorgemaakt zal de kinderopvang als uitgangspunt worden genomen. De randvoorwaarden voor de samenwerkende partners zoals de school en (zorg) organisaties komen daarna aan bod komen. In 2006 is in samenwerking met expertise centrum Jeugd Samenleving en Opvoeding (JSO) door het Interprovinciaal Platform Kinderopvang (IPK)1 een geactualiseerde versie van de Handleiding Beleid Integratie van Kinderen met een Handicap in de Kinderopvang uitgebracht. Dit stuk richt zich op het kinderdagverblijf, de peuterspeelzaal en het gastouderbureau (0 - 4 jaar). Dit hoofdstuk heeft zich laten inspireren op bovengenoemd stuk
1
http://www.jso.nl/upload/ 92644_647_1225192081797Integratie_handicapKinderopvang_Aangepaste_versie.pdf
door de voorwaarden zo praktisch mogelijk neer te zetten.
34 _
Intern verandertraject per instelling Intern verandertraject kinderopvang Wanneer je als Kinderopvang organisatie het voorgestelde BSO regulier+ wilt gaan realiseren, stap je een uitdagend verandertraject in.
Werkwijze Het is aan te raden een projectgroep te formeren bestaande uit een beleidsmedewerker / pedagoog, de locatie manager en een of meerdere pedagogisch medewerkers. Het team van de locatie waar dit gerealiseerd wordt, zal vanaf het begin ook betrokken moeten worden. Dit kan door één pedagogisch medewerker deel te laten nemen in het projectgroep. Deze persoon zit daar namens het team en kan gevraagd worden om bepaalde ontwikkelactiviteiten samen met het team uit te werken. Afhankelijk van het proces eventueel aangevuld met de P&O medewerker, in verband met de bijscholing. Belangrijk is dat één van de projectgroepleden de coördinatie krijgt. Deze persoon houdt overzicht en bewaakt het gehele veranderproces en de voortgang binnen het team. Huidige situatie in kaart Een van de eerste stappen is het in kaart brengen van de beginsituatie van waaruit je als instelling vertrekt. Het huidige beleid van de eigen instelling dient hierbij als uitgangspunt. Met behulp van de vragen in het schema “Huidige situatie in kaart” breng je de eigen beginsituatie van de Kinderopvang organisatie in kaart. Je beantwoordt stapsgewijs elke vraag. Je kunt er voor kiezen om de aangereikte volgorde aan te houden of je eigen prioriteiten te stellen. Mocht de vraag binnen de organisatie al beantwoord zijn, ga dan naar de tweede kolom voor het inventariseren van aanvullende ideeën. Mocht de vraag nog niet beantwoord zijn, gebruik dan de aanvullende ideeën in de laatste kolom.
35 _
De inventarisatie- en analysevragen richten zich op de volgende thema’s
•
Algemeen beleid;
•
Pedagogisch werken;
•
Het gebouw;
•
Organisatorisch;
•
Personeel.
Door deze vragen te beantwoorden krijg je als organisatie inzicht in datgene wat er al aan kennis en ervaring in huis is en wat er aanvullend nodig is, zowel intern en vervolgens extern, om de opvang van de doelgroep kinderen te starten. Op basis van voorgaande inventarisatie en analyse kan een plan van aanpak worden geformuleerd en geïmplementeerd.
36 _
Huidige situatie in kaart vraag
01
02
vraag reeds uitgewerkt binnen de organisatie
Algemeen beleid Is er een huidige visie Volstaat deze visie ten aanzien omschreven ten aanzien van van het voorgenomen plan om opvang van kinderen met buitenschoolse opvang speciale zorgbehoeftes? regulier+ op te zetten? Welke ervaring is er reeds opgedaan met de buiten- schoolse opvang van kinderen met speciale zorgbehoeftes?
Maak onderscheid tussen kinderen uit het speciaal basisonderwijs en kinderen met speciale zorgvragen die op een reguliere basisschool zitten.
Is dit vastgelegd in een protocol?
vraag nog niet uitgewerkt binnen de organisatie
Formuleer als project- groep gezamenlijk een conceptvisie als uitgangspunt, dit kan later in het proces nog worden bijge- steld Stel vast waarom er tot nu toe voor gekozen is om geen kinderen met speciale zorgbehoeftes op te vangen?
03
Hoe verloopt de huidige Zijn er plaatsingscriteria plaatsingsprocedure? vastgelegd met betrekking tot de plaatsing van kinderen met speciale zorgbehoeftes? Is dit vastgelegd in de plaatsingsprocedure?
Stel basis voorwaarden vast, wat je als organi- saties bij voorbaat al wilt vastleggen wat betreft plaatsingscriteria. Dit kan later in het proces nog worden bijgesteld
04
Wat is de visie / beleid van de Is dit vastgelegd in een organisatie ten aanzien van protocol? grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen, tussen kinderen gericht naar personeel?
Neem als organisatie ruim de tijd om vraag 4 te beantwoorden. Formuleer hierbij wat je onder grensoverschrijdend gedrag verstaat. Dit kan later in het proces nog worden bijgesteld
05
Met welke organisaties wordt Is dat vastgelegd in een er nu al door de buitenschoolse samenwerkingsdocument? opvang samengewerkt?
Breng de lokale organisa- ties in kaart met wie je samen zou willen werken
Pedagogisch werken 06
Waarom willen we kinderen uit het speciaal basisonderwijs en / of kinderen met specifieke zorgbehoeftes gaan opvangen in onze BSO?
Stel vast waarom je als organisatie hiervoor kiest, formuleer hierbij ook concreet de doelgroep kinderen
07
Wat moet er in het pedagogisch Breng huidige zorgstructuur in beleid veranderd / aangepast kaart, wat loopt er goed / wat worden? zijn de hiaten ten aanzien van plaatsing kinderen in de BSO regulier + locatie.
Maak hiervoor een eerst opzet zodat je dit later stap voor stap verder kunt uitwerken
37 _
vraag
vraag reeds uitgewerkt binnen de organisatie
vraag nog niet uitgewerkt binnen de organisatie
Het gebouw / de locatie 08
Is de huidige locatie geschikt Gebruik vraag 9 en 10 als voor de opvang van doelgroep checklist kinderen in de reguliere groep?
09
Hoe ziet de huidige inrichting van de locatie er uit en zijn alle teamleden het met deze inrichting eens?
Beantwoord deze vraag door uitwerking van vraag 9 en 10
Kijk naar: - hoeveel speelhoeken - hoge / lage (eet)tafels - zithoek met / zonder tv - beschikbare afzonderlijke ruimtes - ligging toilet (met/zonder begeleiding door gebouw) - ligging buitenspeelplaats (met / zonder begeleiding naar buiten) 10
Is de huidige ruimte geschikt voor inzet extra hulpmiddelen zoals: - pictogrammen of visualisatie bord - inzet visualisatie in alle ruimtes en hoeken, (spel)kasten - time-timer klok(ken) - time-out hoek - rustige / prikkelarme werk / speelhoek - zonodig vaste zitplek aan tafel voor een kind Organisatorisch
38 _
11
Welke organisatorische veranderingen zal dit met zich meebrengen?
Bestudeer alle interne afdelingen / mensen die direct met plaatsing te maken hebben.
12
Hoe ziet de team samenstelling Betrek het betreffende team in er uit? de discussie over plaatsing van doelgroep kinderen. Deel visie en plannen maar maak ook ruimte voor vooroordelen, bedenkingen.
De huidige situatie van het deelnemende team moet in kaart worden gebracht: opleiding, werk ervaring, huidige kennis ten aanzien doelgroep kinderen en motivatie!
vraag
vraag reeds uitgewerkt binnen de organisatie
vraag nog niet uitgewerkt binnen de organisatie
Personeel 13
Hoe kijkt het team aan tegen de voorgenomen verandering?
Veranderbereidheid / verandermogelijkheid. Top down of bottom up
14
Wat betekent het om kinderen met specifieke zorgbehoeftes op te vangen?
Kom tot één visie
15
Wat heeft het team als geheel Stel een prioriteitenlijst samen Beantwoord vraag en stel nodig om geïntegreerde buiten- op een prioriteitenlijst schoolse opvang te kunnen samen op realiseren?
16
Wat hebben individuele Maak een inventarisatie van pedagogisch medewerkers individuele leer- ontwikkel en nodig? ondersteuningsvragen
17
Wat heeft de locatie nodig om Betrek het team bij het Betrek het team bij het geïntegreerde buitenschoolse bekijken of aangewezen locatie bekijken of aangewezen opvang te kunnen realiseren? geschikt is voor de opvang van locatie geschikt is voor kinderen met specifieke de opvang van kinderen zorgbehoeftes (zie vragen 8 - 10 met specifieke zorgbe- uit eerder vermelde schema) hoeftes (zie vragen 8 - 10 uit eerder vermelde schema)
Maak een inventarisatie van individuele leerontwikkel en ondersteuningsvragen
Intern verandertraject speciaal basisschool (SBO) Onderstaande stappen zijn geformuleerd vanuit het uitgangspunt dat het SBO beschikt over een intern zorgteam en / of Zorg Advies Team. Net als bij de kinderopvang is het hier ook aan te raden om ten aanzien van het verandertraject een projectgroep op te zetten waarin de volgende mensen kunnen deelnemen: voorzitter intern zorgteam, schoolmaatschappelijk werker en een intern begeleider eventueel aangevuld met een leerkracht. Deze groep kan onderstaande stappen uitwerken en implementeren. De voorzitter van het intern zorgteam draagt de coördinatie ten aanzien van de implementatie en voortgang. In hoofdstuk 1 van deze handleiding is al reeds benadrukt dat de school een centrale rol speelt bij ouders als het gaat over het 39 _
geven van advies met betrekking tot het vinden van geschikte buitenschoolse opvang voor hun kind. Om deze reden zal door de projectgroep in eerste instantie de huidige situatie goed in kaart moeten worden gebracht en op basis daarvan geleidelijk veranderingen invoeren. Wat moet er in kaart worden gebracht?
•
Alle vormen van buitenschoolse opvang waar mee het SBO te maken heeft (zie schema hoofdstuk 1);
•
De kinderen die gebruik maken van bovenstaande opgesomde verschillende vormen van buitenschoolse opvang. Kijk ook naar ligging buitenschoolse opvang vanuit het kind gezien: schoolnabij, thuisnabij;
• •
Zet de criteria op een rij om welke redenen (criteria) naar welke type buitenschoolse opvang wordt doorverwezen. Inventariseer op welke manier, wanneer en waarom er contact is tussen school en de BSO;
•
(b.v. dagelijks, telefonisch, via ouders, via school maatschappelijk werker, leerkracht, etc.).
Doorontwikkeling
•
Als de doorverwijzingscriteria op een rijtje zijn gezet, blijft er een ‘restgroep’ van de kinderen over. Formuleer voor deze kinderen redenen om geplaatst te worden op een buitenschoolse opvang regulier+ locatie. Als er al kinderen naar een reguliere buitenschoolse opvang gaan, gebruik dan deze ervaring. Mocht dit niet het geval zijn, zoek een school die al wel deze ervaring heeft;
40 _
In hoofdstuk 3 van deze handleiding zullen de ervaring van SBO Noorderlicht te Tilburg met BSO de Flierefluiter uitgebreid aan bod komen;
•
Stel voor het dagelijks contact tussen school en de BSO één vaste contactpersoon aan;
•
Stel vast welke informatie over het kind relevant is om te weten voor de pedagogische medewerkers werkzaam in de BSO. Denk hierbij aan: benaderingswijze van het kind maar ook informatie over (spel)activiteiten, inzet visuele middelen, picto agenda etc.
Intern verandertraject regulier basisonderwijs Basisscholen die kinderen met specifieke zorgvragen aanleveren voor buitenschoolse opvang en hiervan werk willen maken, kunnen in grote lijnen dezelfde stappen zetten als hiervoor beschreven voor SBO scholen.
Samenwerking Bij de start van een nieuwe samenwerking of verdieping van bestaande samenwerkingsverbanden is er altijd iemand nodig die de kar trekt en de verbindingen tussen de verschillende organisaties legt. Aangezien de meeste veranderingen binnen de kinderopvang zal plaatsvinden, is het te adviseren om binnen die organisatie iemand aan te stellen die voor een periode toeziet dat de interne randvoorwaarden worden geïmplementeerd maar ook een verbinding maakt met de samenwerkende partners. Als je als kinderopvang organisatie intern op een rijtje hebt welke koers je wilt varen, nodig dan de externe partners uit om gezamenlijk
41 _
in gesprek te gaan. Nodig niet alleen uitvoerende organisaties uit maar ook anderen zoals MEE of een onderwijsadviseur. Door deze bredere samenstelling kan een ruimer licht worden geworpen bij vraagstukken zoals financiën, specifiek inhoudelijke informatie en kennis, ondersteuning van de samenwerkings- en veranderingsprocessen enz. Uit project ervaring is gebleken dat de kracht van samenwerking hier begint: praten en luisteren. Echter in Nederland heerst een vergadercultuur en iedere manager loopt met een drukke digitale agenda te zwaaien. Om deze reden is ook het advies: praat en luister naar elkaar maar kom daarna ook in actie! De inhoudelijke stappen die hieronder worden beschreven zijn om die reden per organisatie praktijkgericht geformuleerd.
Samenwerking tussen het speciaal basisonderwijs en de kinderopvang Inhoudelijke stappen Begin klein: start tussen één buitenschoolse opvang locatie en één SBO school. Stel vast of er al kinderen geplaatst zijn van betreffende school op betreffende buitenschoolse opvang locatie. Als dit het geval is, gebruik deze plaatsing(en) als uitgangspunt voor onderstaande stappen. Gebruik als uitgangspunt in dit hele proces het kind en zijn / haar ouders: transparante communicatie en een eenduidige benadering van het kind. Informatieoverdracht: In het intern verandertraject van de school (zie boven onder kopje ‘doorontwikkeling’ heeft de school al vast42 _
gelegd welke informatie zij relevant vinden om over te dragen aan een buitenschoolse opvang locatie. Deel dit met de buitenschoolse opvang locatie en de ouders en bepaal dan gezamenlijk wat relevante informatie is voor informatieoverdracht bij plaatsingsprocedure en na een plaatsing bij de verdere dagelijkse / wekelijkse overdracht. Belangrijk naar ouders is om de relevantie van informatieoverdracht duidelijk te maken: eenduidige benaderingswijze van hun kind. Overdrachtsperiode: stel na de plaatsing van een kind een overdrachtsperiode vast (advies:koppel het aan drie maanden proeftijd). Stel gezamenlijk vast wat er in die periode aan overdracht plaatsvindt, met wie deze overdracht plaatsvindt. Het is belangrijk om dit van te voren goed af te spreken. De ervaring leert, dat als er tijdig relevante informatie is over het kind op de BSO, de pedagogische medewerkers de juiste benaderingswijze kunnen overnemen. Het betreffende kind zal zich ook sneller op zijn gemak gaan voelen. (In hoofdstuk drie zijn de ervaring van dit project beschreven) Communicatieschrift: start na de plaatsing een communicatieschrift tussen de school − BSO − thuis. Aangezien de school vaak al een communicatieschrift heeft tussen school en thuis, is het handig om deze te gebruiken.
Samenwerking buitenschoolse behandeling / begeleiding en de kinderopvang Gebruik als uitgangspunt in dit hele proces het kind en zijn / haar ouders: transparante communicatie en een eenduidige benadering van het kind.
43 _
Inventariseer of er kinderen zijn die zowel op de buitenschoolse opvang zitten als deeltijd buitenschoolse behandeling / begeleiding krijgen. Gebruik deze ervaring voor verder uitwerking van onderstaande. Stel als kinderopvang de redenen vast wanneer een kind gebaat is bij een buitenschoolse opvang regulier+ plaatsing. Stel als buitenschoolse behandeling / begeleiding vast wanneer een kind gebaat is bij een buitenschoolse opvang regulier+ plaatsing (b.v. in het kader van eindtraject behandeling). Breng deze informatie samen en kom tot een gezamenlijk standpunt en afspraken wat betreft:
•
Aanmeldingsprocedure vanuit de kinderopvang naar behandeling / begeleiding;
•
Aanmeldingsprocedure vanuit behandeling / begeleiding naar de kinderopvang.
Neem hierin ook de overlap periode mee: Dus als een kind al deeltijd geplaatst is op een reguliere buitenschoolse opvang en behandeling / begeleiding. Denk ook aan de mogelijkheid om een behandelingstraject af te bouwen op een BSO regulier+ locatie en omgekeerd.
Financiën Plaatsing op een buitenschoolse opvang regulier+ geschiedt veelal middels de Wet Kinderopvang. Let wel: het gaat hier om de plaatsing van kinderen die met aanvullende ondersteuning zich redden op de groep. Echter in de begin periode zal er extra personele inzet nodig zijn zodat de pedagogische medewerkers ruimte
44 _
krijgen om nieuwe vaardigheden eigen te maken. De Kinderopvang organisatie moet erover nadenken hoe zij dit kan faciliteren. Ten tijde van het project heeft Kinderstad dit bekostigt uit de projectsubsidie in het kader van de bijscholing. Daarnaast heeft Kinderstad met toestemming van de oudercommissie de uurprijs minimaal verhoogd waaruit óf extra personeel kan worden bekostigd óf een kleinere groep wordt gerealiseerd. Tijdens de plaatsingprocedure zal de kinderopvang informatie moeten vergaren van school en de ouders om zo een inschatting te maken wat het kind aan ondersteuning nodig zal hebben m.n. in de begin periode. Als blijkt dat dit te veel vergt, voor zowel het kind, de pedagogisch medewerkers als de groep dan is het de vraag of de deze vorm van buitenschoolse opvang wel aansluit bij de behoefte van dit kind. Deze handleiding geeft geen richtlijn wat betreft pedagogische medewerker / kind ratio. Ook geeft het bewust geen richtlijn over hoeveel kinderen met speciale zorgvragen in een reguliere groep kunnen worden opgevangen. Wederom: individuele situatie is hierin leidend.
Welke mogelijkheden liggen er om voor de aanvullende momenten extra personeel in te zetten
•
Inventariseer binnen de gemeente naar aanvullende subsidiemogelijkheden;
•
Gebruik de kennis en ervaring van de andere organisaties en ouders wat betreft het gebruik van AWBZ mogelijkheden;
•
Inventariseer de mogelijkheid waarin het eindtraject van de
45 _
behandeling / begeleiding op de BSO regulier+ plaatsvindt. Zo kan b.v. ambulante begeleiding als indicatie worden ingezet. Dit betekent dat in de overgang periode extra personeel kan worden ingezet. Let wel: uitvoerend personeel is dan personeel dat werkzaam is in behandeling / begeleiding. Deze begeleider komt dan op de BSO regulier+ om het kind daar te ondersteunen.
46 _
47 _
3. De procedures en werkbeschrijvingen Doorverwijzing van SBO Noorderlicht naar Kinderstad In dit hoofdstuk zal de praktijk worden beschreven van de ontwikkeling van de samenwerking tijdens het project tussen SBO Noorderlicht en Kinderstad, de instelling voor kinderopvang waaronder BSO de Flierefluiter valt. Ook zullen de resultaten worden beschreven van de interne veranderingsprocessen die de twee organisaties doormaakten met betrekking tot de aanmeldingsprocedures naar geschikte buitenschoolse opvang. Deze informatie dient als praktijkvoorbeeld ten aanzien van de voorwaarden zoals omgeschreven in hoofdstuk 2.
Toeleidingsprocedure op SBO Noorderlicht Vraag naar buitenschoolse opvang Ouders kunnen met hun vraag dat ze op zoek zijn naar buitenschoolse opvang voor hun kind, rechtstreeks contact opnemen met het schoolmaatschappelijk werk (SMW). De redenen kunnen divers zijn:
•
Ouder(s) werkt / werken;
•
Ontlasting van het gezin voor kortere of langere tijd;
•
Bevordering van de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind.
50 _
Het onderwijs maakt met het interne zorgteam op basis van hun kennis over het kind een eerste screening tussen buitenschoolse opvang regulier+ en behandeling / begeleiding. Dit wordt via de school maatschappelijk werker teruggekoppeld naar de ouders. Omgekeerd kan een leerkracht een ouder adviseren om gebruik te maken van reguliere buitenschoolse opvang. Bijvoorbeeld uit preventief oogpunt omdat hij / zij ziet dat het wat minder goed dreigt te gaan in het gezin. Tijdelijke ontlasting kan al veel uitmaken. In voorkomende situaties wordt de ouder door de school doorverwezen naar de afdeling Planning en Bemiddeling van Kinderstad. De ouders kunnen daar hun kind zelf aanmelden.
Vraag naar buitenschoolse opvang bij zorgsignalen In de situatie waarin iets niet goed gaat met het kind, is de situatie wat complexer. De leerkracht is dé persoon die merkt dat er iets aan de hand is met een kind. Het duidelijkste signaal is dat een kind zich anders gedraagt dan normaal. Een druk aanwezig kind kan opeens rustig en teruggetrokken zijn. Ook kan het tegenovergestelde gebeuren.
Leerkracht In eerste instantie gaat de leerkracht bij het kind na of het om iets tijdelijks gaat. Dit wordt gedaan middels een gesprekje. Een volgende stap is om middels contact met de ouders na te gaan of er bijzonderheden thuis zijn.
Schoolmaatschappelijk werk Als de leerkracht het niet vertrouwt, wordt er contact gezocht
51 _
met de schoolmaatschappelijk werker. De schoolmaatschappelijk werker inventariseert samen met de leerkracht alle mogelijk signalen over het kind en zijn omgeving. In grote lijnen wordt gekeken naar kindfactoren en milieu factoren. Kindfactoren kunnen zijn (ervaren door leerkracht én / of ouders): averechts gedragspatroon, moeilijk te hanteren gedrag, zorgen rond specifieke ontwikkelingsgebieden m.n. rond sociaal-emotionele ontwikkeling, etc. Milieufactoren zijn factoren in de nabije omgeving van het kind die de kindfactoren kunnen beïnvloeden: armoede, opvoedingsvragen ouders, ruzie / geweld, culturele / taal aspecten, beperking ouders, etc. De schoolmaatschappelijk werker gebruikt een standaard vragenlijst om met de ouders na te gaan wat de problemen / behoeftes zijn. De ‘zwaarte’ van de uitkomsten van bovengenoemde factoren vormen gelijk de criteria om een kind door te verwijzen naar buitenschoolse opvang of naar naschoolse dagbehandeling. Belangrijkste pijler hierbij is: zonder ingrijpen dreigt het kind in zijn ontwikkeling vast te lopen of is dit reeds gebeurd. Na één gesprek kán het duidelijk worden welke vorm van buiten-
1 Zie verder over het Zorg Advies (en Begeleidings) team op SBO Noorderlicht het handboek: Onderwijs met Zorg: de schakels verbonden.
schoolse opvang vanuit SMW wordt geadviseerd.
52 _
Het Zorg Advies (en Begeleidings) team De schoolmaatschappelijk werker kan een kind en gezin inbrengen in het Zorg Advies (en Begeleidings)team (ZA(B)T)1. Dit gebeurt wanneer:
•
Ouders niet op gesprek komen bij de schoolmaatschappelijk
werker (zorgmijders);
•
Als tijdens het eerste (en vervolg) gesprek met ouders complexe vraagstukken naar boven komen. Het betreffen m.n. milieu factoren. (multi-problem);
•
Als er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van het kind.
In het ZA(B)T kan worden nagegaan of het kind en gezin al bekend is bij andere organisaties. Op basis van de uitkomsten in het ZA(B)T wordt er actie ondernomen. Één van die acties kan zijn, doorverwijzing naar één van de vormen van buitenschoolse opvang bijvoorbeeld naar buitenschoolse behandeling.
Contactpersoon buitenschoolse opvang Als aan ouders wordt geadviseerd om hun kind te plaatsen op een buitenschoolse opvang regulier+, dan kunnen zij ondersteuning
om hiervoor een aparte persoon aan te stellen in de vorm van een onderwijs assistente maar een interne begeleider zou deze taak ook goed kunnen vervullen2. De resultaten van het project geven aan dat een aparte contactpersoon er voor zorgt dat de dagelijkse communicatie lijnen over het kind korter zijn tussen de school en de buitenschoolse opvang. Dit bevordert de directe samenwerking tussen school en de pedagogische medewerkers en komt ten goede voor een eenduidige benaderingswijze van het kind. Daarnaast betekent dit dat het werk van de schoolmaatschappelijk werker wordt ontlast. De school maatschappelijk werker kan zich toeleggen op de complexere vraagstukken.
2 Voor het leesgemak wordt de contactpersoon buitenschoolse opvang hieronder onderwijsassistente genoemd. Het moge duidelijk zijn, dat ieder school
SBO Noorderlicht heeft ten tijde van het project er voor gekozen
naar eigen inzicht bepaalt wie deze neventaak verricht.
krijgen van een interne contactpersoon die binnen de school werkt.
53 _
De onderwijsassistent is dus het aanspreekpunt tussen de school, opvang regulier+ en thuis.
De onderwijsassistent heeft de volgende taken
•
Ondersteunt zo nodig ouders bij het invullen en het versturen van het aanmeldingsformulier;
•
Voorziet tijdens het plaatsingsproces op verzoek van de unitmanager van de opvanglocatie Kinderstad relevante informatie over het kind;
•
Onderhoudt namens de leerkracht de contacten met de buitenschoolse opvang betreffende geplaatste kinderen;
•
Voert intern overleg betreffende aangemelde kinderen en al geplaatste kinderen;
•
Verzorgt namens de leerkracht van het kind de overdracht tussen school en opvang (schriftelijk en persoonlijk);
•
Voert minimaal 2 keer per jaar kort overleg met de mentor van de geplaatst kinderen (telefonisch of persoonlijk).
Aanmeldings- en plaatsingprocedure bij Kinderstad Als er bij de afdeling Planning en Bemiddeling een aanmelding komt van een kind die op school gaat naar SBO Noorderlicht wordt het kind niet automatisch geplaatst. Er vindt eerst een intake plaats om helder te krijgen welke specifieke zorgbehoeftes het kind heeft.
Locatiemanager De ouders worden door de locatiemanager van de in aanmerking 54 _
komende BSO uitgenodigd voor een intakegesprek. Tijdens het intakegesprek wordt met de ouders / verzorgers een intakevragenlijst doorgenomen. De gebruikte intakevragenlijst is ten tijde van het project ontwikkeld en ingevoerd op basis van de bevindingen van het project “Een beetje anders en toch gewoon”1. Als bij aanmelding duidelijk was dat het ging om een kind met specifieke zorgvragen vond voorheen geen intakegesprek plaats met de ouders maar in eerste instantie een intern kindgericht overleg. Zo nodig werd externe expertise gevraagd. Het intern kindgericht overleg vindt nog steeds plaats hieronder wordt beschreven op welke manier. De locatiemanager heeft als taak om zo veel mogelijk informatie te verzamelen om op basis daarvan een besluit te kunnen nemen. Het doel is om vast te stellen of de buitenschoolse opvang regulier+ locatie aansluit bij de behoefte van het betreffende kind en het gezin. De locatie manager neemt hierbij achtereenvolgend de volgende perspectieven in acht: het kind, de ouders, de school, de actuele groep en het team. Door de ouders en de school actief bij de plaatsingsprocedure te betrekken voorkom je dat je ná een plaatsing voor onnodige verrassingen komt te staan. Dit is
Het kind Tijdens het intake gesprek met de ouders wordt een vragenlijst doorgenomen (zie bijlage 1) Het gesprek gaat over bijzonderheden van het kind: ontwikkeling, gedrag, sociaal emotioneel, spelvoorkeuren, etc. Het doel van deze vragenlijst is om vanuit de ouders een beeld te krijgen over het kind.
1 Een beetje anders en toch gewoon: naschoolse opvang + in Veenendaal, Netty Jongepier, 2004, www.nji.nl
ten tijde van het project ingevoerd.
55 _
De ouders
•
Komen de verwachtingen van de ouders over de opvang overeen met datgene wat de buitenschoolse opvang te
bieden heeft?
•
Is het de ouders duidelijk en gaan zij akkoord met het gegeven dat zij geen ‘hulpverlening’ kunnen verwachten?
•
Stemmen de ouders er mee in dat zo nodig extern ondersteuning en deskundigheid wordt gezocht?1
Tijdens het intakegesprek tekent de ouder een toestemmingsverklaring dat Kinderstad ten alle tijden contact mag opnemen met school voor informatieoverdracht over het kind (zie bijlage 2). De locatiemanager kan op deze manier na het gesprek met de ouders extra informatie van de school in winnen over het kind.
De school
•
Hoe functioneert het kind in de groep?
•
Op welke manier speelt het kind met andere kinderen (in de groep, vrije spel situatie)
•
Worden er aangepaste dagstructuurmiddelen gebruikt zoals
1
Uit: Integratie van kinderen met een handicap in de kinderopvang, Interprovinciaal Platform Kinderopvang, 2006
pictoagenda?
56 _
•
Welke begeleiding heeft het kind in de klas?
•
Heeft de school tips, handvaten mocht het kind geplaatst worden op de buitenschoolse opvang regulier+?
Vanuit de actuele groep2
•
Hoe is de sfeer in de beoogde BSO-groep (relaties en machtsverdeling tussen de kinderen; groepsgedrag of los-zand structuur?);
•
Blijft er genoeg aandacht over voor de andere kinderen in de groep wanneer het beoogde kind geplaatst zou worden?;
•
Het temperament van de kinderen van de bestaande groep (veel drukke chaotische of juist veel rustige kinderen)?;
•
Het aantal kinderen in de groep en de wisselingen tussen de kinderen in de week;
•
Past de groep bij het kind? En andersom? Is de ruimte en samenstelling van de groep geen aanzienlijke belemmering voor het kind?
Vanuit het team3
•
Is de draagkracht van de pedagogische medewerkers voldoende?
•
Is er voldoende actuele kennis en vaardigheid in buitenschoolse opvang aanwezig?
•
Is de ruimte en samenstelling van het team geen aanzienlijke belemmering voor het kind?
•
Zijn er mogelijkheden voor deskundige ondersteuning EUit:idem 11
beschikbaar?
3
Zijn er mogelijkheden voor extra aanpassingen / materialen
EUit:idem 11
•
2
beschikbaar?
57 _
•
Zijn er momenten beschikbaar voor evaluatie?
Bovenstaande vragen zijn hulpmiddelen voor de locatiemanager om een afgewogen besluit te kunnen nemen. Tijdens het project is er bewust voor gekozen om geen objectieve plaatsingscriteria vast te stellen. Belangrijkste reden hiervoor is: de actuele situatie op basis van bovenstaande perspectieven bepaalt het besluit. Met uitzondering is er één plaatsingsvoorwaarde vastgesteld: het kind moet in dezelfde wijk woonachtig zijn als waar de opvang is gesitueerd zodat wijknabij opvang kan worden gerealiseerd. Brenda werd niet op de vrijdagmiddag geplaatst omdat er op die middag al 5 kinderen met extra zorgvragen geplaatst waren waardoor het een extra drukke groep was. Ook zou Brenda hier geen baat bij hebben. Ze kon wel op de woensdagmiddag geplaatst worden, waar het betrekkelijk rustiger was voor haar.
Proefplaatsing De locatiemanager kan besluiten tot een proefplaatsing van 3 maanden om te kijken of het kind écht op zijn plek is. Dit wordt in gezamenlijkheid met de ouders, de pedagogische medewerkers en de contactpersoon van de school gedaan. Het intern kindergericht overleg hoeft dan nog niet gevoerd te worden.
Intern kindgericht overleg Als een locatiemanager niet tot een beslissing kan komen, kan het advies vragen bij het intern kindgericht overleg. Dit is een intern overlegorgaan van Kinderstad bestaande uit een kwaliteitsmedewerker, een directeur, en de betreffende locatiemanager.
58 _
De locatiemanager kan tijdens dit overleg zijn / haar vragen en twijfels neerleggen. Aan het eind van dit overleg wordt er een besluit genomen over wel / niet plaatsing. De directeur is eindverantwoordelijk in het genomen besluit. Wanneer er besloten wordt voor geen plaatsing, dan zal er een advies aan de ouders worden gegeven voor doorverwijzing naar een andere vorm van buitenschoolse opvang. Dit gebeurt altijd in overleg met de school. Tijdens de pilot periode heeft de praktijk aangetoond dat de kinderen die volgens bovenstaande procedure vanuit SBO Noorderlicht naar Kinderstad zijn doorverwezen in alle gevallen succesvol geplaatst zijn op de buitenschoolse opvang regulier+. Een student pedagogiek heeft onderzoek gedaan naar de ervaringen van de betrokkenen met betrekking tot het gebruik van de vragenlijst die tijdens het intake gesprek met de ouders wordt
een betere inschatting rondom wel of geen plaatsing1. Daarnaast blijkt, dat de extra- intakevragenlijst zonder koppeling met school niet compleet is. Ook werd duidelijk dat de ouders zich door dit gesprek meer serieus genomen voelden en daardoor ook actiever betrokken bij het vaststellen of hun kind bij Kinderstad op zijn plek is. De extra vragenlijst is dus een meerwaarde voor de locatiemanager om een goed beeld te krijgen over een kind.
Overdracht tussen SBO Noorderlicht en BSO de Flierefluiters De overdracht is gericht op relevante informatie over het kind met betrekking tot zijn / haar ontwikkeling, gedrag, benaderingswijze en dagelijkse bezigheden.
1 Integreren binnen de reguliere buitenschoolse opvang; Een kwalitatief onderzoek naar de extra- intakevragenlijst, M.P.J. van den Oetelaar, Fontys
ken dat de extra- intakevragenlijst bijdraagt aan het maken van
Hogeschool voor Pedagogiek te Tilburg, juni 2009
doorgenomen (zie bijlage 1). Uit het praktijkonderzoek is geble-
59 _
Doel van de overdracht Tijdens het project is ondervonden, dat kindgerichte informatie alleen van de ouders niet voldoende is om een volledig beeld van het kind te krijgen. De pedagogische medewerkers zijn op de hoogte van het feit dat kinderen die van het speciaal basisonderwijs komen extra aandacht / ondersteuning nodig hebben. Om deze reden is het belangrijk dat de pedagogische medewerkers werkzaam in de BSO voldoende informatie krijgen over het geplaatste kind zodat zij hun gedrag kunnen afstemmen op de specifieke zorgbehoefte. Juist op school, waar het kind overdag de meeste tijd doorbrengt, heeft de leerkracht waardevolle informatie, die van belang kan zijn voor een succesvolle plaatsing op de opvang. Tijdens het project heeft de pilot tussen SBO Noorderlicht en BSO de Flierefluiters aangetoond dat het daarnaast ook belangrijk is dat er dagelijks actuele informatie over het kind meegenomen wordt naar de BSO. Zo kunnen de pedagogische medewerkers adequaat inspelen op de actualiteit en de overgang tussen school en de BSO zo soepel mogelijk maken voor het kind. Het overdrachtsschriftje speelt hierbij een belangrijke rol. Bas had ’s ochtends flinke ruzie gehad op het schoolplein met een ander kind. Het was de leerkracht niet gelukt om hem daarna geheel tot rust te krijgen. Bas kan moeilijk zijn gevoelens verwoorden en reageert opvliegend als hij niet begrepen wordt. Nog opgefokt liep Bas richting de buitenschoolse opvang. In de tussentijd belde de leerkracht naar de opvang om pedagogische medewerker Linda op de hoogte te brengen. Bij de ingang wachtte 60 _
Linda Bas op en gaf hem de ruimte om op verhaal te komen.
Vormen van overdracht Tussen de school en de opvang zijn twee vormen van overdracht ontwikkeld.
•
Schriftelijke overdracht:
- Het overdrachtsformulier wat direct ná een plaatsing
aangeleverd wordt. Hierin wordt actuele informatie over
het betreffende kind vermeld (zie bijlage 3)
- Het communicatieschriftje wat dagelijks op en neer
gaat tussen SBO school en BSO. Hierover verderop
meer bij “Verdere contact na plaatsing”.
•
Persoonlijke overdracht:
Een gesprek tussen de vaste contactpersoon buiten-
schoolse opvang van de school (onderwijsassistent)
en een toegewezen mentor van het kind / een vaste
pedagogisch medewerker van het SBO. Dit gesprek
vindt plaats binnen 6 weken ná plaatsing van het kind.
De onderwijsassistent en de mentor op de BSO De onderwijsassistent en mentor zijn de eerste aanspreekpersonen voor alle zaken betreffende het kind. Beide vormen van informatieoverdracht verloopt tussen de onderwijsassistent en de mentor. Als er verder zaken zijn over het kind (buiten het dagelijkse overdrachtsschriftje) dan verloopt dit ook via de mentor en de onderwijsassistent. Zo zijn de lijnen voor iedereen helder. Als een van de pedagogische medewerkers zich zorgen maakt om een kind met specifieke zorgbehoeftes wordt dit 61 _
eerst intern met de mentor van desbetreffend kind besproken. Bij afwezigheid wegens ziekte / vakantie overleggen de pedagogische medewerkers onderling, nemen zo nodig contact op met hun leidinggevend en dan pas met de onderwijsassistent.
Stapsgewijs schriftelijke overdracht
Stap 1
De onderwijsassistent krijgt informatie van locatiemanager Kinderstad van de locatie (via mail) dat een kind van SBO Noorderlicht geplaatst is op de BSO en wanneer eerste opvangdag is.
Stap 2
De onderwijsassistent vult overdrachtformulier in en stuurt dit terug naar de BSO.
Stap 3
De onderwijsassistent neemt contact op met mentor van betreffende kind voor afspraak persoonlijke overdracht (binnen eerste 6 weken ná plaatsing).
Stapsgewijs persoonlijke overdracht
62 _
Stap 1
Pedagogische medewerker (mentor van betreffende kind) ontvangt overdrachtsformulier, leest informatie aanmeldingsformulier Kinderstad en bereidt zo nodig vragen voor.
Stap 2
Er vindt een gesprek plaats tussen de onderwijsassistent en mentor van betreffende kind. Dit kan plaatsvinden in de eerste 6 weken ná plaatsing. Overdrachtsformulier wordt besproken, afspraken vastgelegd.
Stap 3
De onderwijsassistent verblijft zo nodig 2 - 3 contact- momenten op de BSO en is er voor betreffende kind, geeft middels eigen praktisch handelen aanwijzingen aan pedagogisch medewerker op welke manier in welke situatie het kind beste benaderd kan worden. Dit kan zo nodig verspreid zijn over een periode van 3 maanden, afhankelijk van de situatie.
Stap 4
Pedagogisch medewerkers nemen stapsgewijs werkwijze van de onderwijsassistent over. (pictogrammen agenda, communicatie, etc.)
Stap 5
Na 2-3 contactmomenten volgt afsluitingsmoment waarbij onderwijsassistent en de mentor samen beslissen of verdere overdracht nodig is. De locatiemanager is eind- verantwoordelijk.
verantwoordelijk.
Stap 6 Stap 6
AlsAls verlenging persoonlijke verlenging persoonlijke overdracht nodig is: overdracht nodig is:
-Vaststellen Vaststellenvoor voorwelke welke periode periode
-Concrete Concretereden redenvaststellen: vaststellen: nodig voor kind enen / of / of nodig voor kind pedagogische medewerkers? pedagogische medewerkers?
-Aan Aanwelke welkeaandachtspunten aandachtspunten wordt gewerkt? DitDit wordt wordt gewerkt? wordt vastgelegd vastgelegd
-Communicatie Communicatienaar naarouders ouders viavia mentor van het kind mentor van het kind
Stap 7 Als persoonlijke overdracht wordt afgerond:
De contactpersoon vult zo nodig de schriftelijke over- dracht aan met extra aanbevelingen.
Stap 8 Als persoonlijke overdacht wordt afgerond:
De Contactpersoon vult zo nodig de schriftelijke overdracht aan met extra aanbevelingen.
Verdere contact na de plaatsing Na plaatsing blijft er nauw contact over het kind tussen thuis, school (contactpersoon) en buitenschoolse opvang middels het communicatieschrift. Er wordt gebruik gemaakt van het communicatieschrift van de school. Deze samenwerking noemen we DRIEHOEK. Het doel van DRIEHOEK is dat iedereen op de hoogte is over het dagelijkse welzijn van het kind zodat er een zo eenduidig mogelijk aanpak is naar het kind toe. Dit is ook belangrijk voor het kind, zodat hij / zij zich overal veilig en prettig voelt. De praktijk heeft geleerd, dat de ervaringen van school over een kind aanvullend zijn voor de BSO maar dat er wel een verschil is in kijk op een kind. Een kind gedraagt zich immers anders op een BSO dan op school. Dit is natuurlijk ook logisch omdat op een school elke minuut bepaald wordt wat een kind doet (hoge structuur). Op de buitenschoolse opvang is er sprake van minder structuur
63 _
ofwel voor het individuele kind aangepaste structuur. Meer is ook niet nodig omdat middels deze aanpassingen het kind geen les hoeft te volgen maar een zinvolle vrijetijdsbesteding heeft met als doel aansluiting te vinden met leeftijdsgenootjes.
Einde plaatsing buitenschoolse opvang regulier+ Plaatsing op de buitenschoolse opvang regulier+ kan om de volgende redenen worden beëindigd:
•
een kind verlaat de basisschool
•
een kind gaat verhuizen
•
een ouder besluit dat opvang niet meer nodig is
•
de minimale ondersteuning vanuit de BSO is niet voldoende voor het kind om aan zijn / haar zorgbehoefte te voldoen
De eerste twee redenen spreken voor zich en behoeven geen verdere uitleg.
Een ouder besluit dat opvang niet meer nodig is Ieder ouder heeft het recht om er voor te kiezen geen gebruik meer te maken van de buitenschoolse opvang. In een reguliere situatie volgt een eindgesprek met de ouders en wordt de einddatum vastgesteld. Latifa, de moeder van Samira besluit buitenschoolse opvang te stoppen. De mentor Bianca maakt een standaard afspraak met haar voor een eindgesprek. Omdat Samira oorspronkelijk geplaatst is wegens ontlasting van het gezin (preventieve redenen) vraagt Bianca tijdens het eindgesprek dieper door over de redenen van beëin64 _
diging. Tijdens het gesprek blijkt dat Latifa flinke schulden heeft opgebouwd. Met toestemming van Latifa neemt Bianca contact op met de onderwijsassistent Marga. Marga bespreekt dit met de schoolmaatschappelijk werker die Latifa uitnodigt voor een gesprek. Latifa krijgt uiteindelijk hulp en Samira kan naar de opvang blijven komen. De pedagogisch medewerker moet dus de contactpersoon van school tijdig in lichten over de voorgenomen keuze van de ouder om de opvang te stoppen. Bovenstaand voorbeeld geeft aan hoe belangrijk het is om rechtstreeks te communiceren tussen school en de opvang.
Minimale ondersteuning is niet voldoende voor het kind om aan zijn / haar zorgbehoefte te voldoen Het is mogelijk dat een kind met extra zorgvragen wegens (externe) omstandigheden veranderend, extremer gedrag gaat vertonen ofwel zodanige ondersteuning nodig heeft die de buitenschoolse opvang regulier+ niet meer kan bieden. Het is aan de locatiemanager, in overleg met het team, de ouders en de school om vast te stellen of het om iets tijdelijks gaat b.v. ouders van het kind gaan scheiden en dit brengt veel onduidelijkheid met zich mee bij het kind.
Hoe stel je dit vast? Een locatiemanager kan terug naar de basis gaan en gebruik maken van de vragen die gesteld zijn ten tijde van de plaatsingsprocedure. Op deze manier kan bekeken worden of dit type opvang nog steeds aansluit bij de behoefte van het kind. Op basis hiervan 65 _
wordt een besluit genomen en vastgesteld of het betreffende kind er eventueel meer bij gebaat is, gebruik te maken van een andere vorm van buitenschoolse opvang.
Aanpassingen op de opvang locatie Welke aanpassingen zijn er nodig op een locatie om kinderen met extra zorgvragen op te vangen? Om antwoord te geven op deze vraag moet er onderscheid worden gemaakt tussen veranderingen in de ruimte / inrichting, aangepaste pedagogische benadering en gebruik van een observatie instrument.
Veranderingen in de ruimte/inrichting Elke kind tussen 4 en 12 jaar heeft structuur en overzicht nodig als het een ruimte binnen komt. De ruimtelijke indeling is voor veel kinderen al voldoende visuele stimulans om te weten wat ze er kunnen doen. Op een reguliere BSO wordt er al gebruik gemaakt van verschillende ruimtes en (speel)hoek indelingen. Voor kinderen met extra zorgvragen kan dezelfde ruimte echter onoverzichtelijk zijn en onduidelijk zijn wat waar gespeeld kan worden. Als centrale aanpassing is het daarom nodig om de functies van de verschillende ruimtes en (speel) hoeken concreter af te bakenen en te visualiseren met visuele ondersteuning zoals bijvoorbeeld pictogrammen. Bijvoorbeeld een bouwhoek letterlijk in de hoek plaatsen met een hogere kast als afbakening zodat er meer rust wordt gecreëerd. Activiteiten waarbij er gebruik wordt gemaakt van elektronische apparatuur kunnen het beste in een aparte ruimte of bij gebrek daarvan in een rustiger deel van de BSO worden geplaatst.
66 _
Bijvoorbeeld plaats de tv niet centraal in de ruimte. Dit geeft te veel extra achtergrondgeluid en kan onrust veroorzaken. Dit zelfde geldt voor de (spel)computers en muziekinstallatie. Zorg voor een aparte ‘hangbank’, niet voor de televisie, waar gelezen, bij gekletst kan worden of waar kinderen gewoon even tot rust komen. In de opvang wordt veelvuldig gebruik gemaakt van multifunctionele tafels: er wordt gegeten, gedronken, geknutseld, gepuzzeld, etc. Voor bepaalde kinderen kan dit te druk of onduidelijk zijn en is het nodig om op bepaalde momenten een activiteit (puzzel, kleuren, boekje lezen, etc.) aan een kleinere tafel te verrichten. Zet bij voorkeur de tafel tegen de muur. Als dit gezien de ruimte niet mogelijk is, zorg voor de mogelijkheid dat een kind een vaste zitplek heeft aan de multifunctionele tafel. Voor kinderen met extra zorgvragen kan een middag op de BSO lang duren m.n. als ze nog geen klok kunnen kijken. Ook zijn er kinderen voor wie de overgang van de ene spelgelegenheid naar de ander onrust kan veroorzaken. Dit kan simpel worden opgelost met een zogeheten time-timer. Dit is een tijdsklok waarbij de resterende tijd met een rode kleur wordt aangegeven. Op deze manier weet een kind bijvoorbeeld hoe lang het nog achter de computer kan spelen. Het is onvermijdelijk dat kinderen onderling af en toe ruzie maken. Dit kan soms uit de hand lopen. Op zulke momenten is een time out hoek een geschikte plek om iemand even in een prikkelarme omgeving te laten bezinken. Dit geldt niet alleen voor kinderen met speciale zorgvragen maar voor álle kinderen!
67 _
Aangepaste pedagogische benadering Een kind met extra zorgvragen vraagt om andere vormen van pedagogische benaderingen. Tijdens het project is bekeken welke dit zijn en wat haalbaar is binnen een reguliere setting. Deze zijn gebundeld in de bijscholing “Buitenschoolse opvang voor iedereen!”, bestemd voor pedagogisch medewerkers. De bijscholing is speciaal in het kader van het project geïntegreerde buitenschoolse opvang ontwikkeld. De bijscholing buitenschoolse opvang voor iedereen! gaat er van uit dat je als buitenschoolse opvangorganisatie open staat voor alle kinderen uit de buurt. Er zijn kinderen die in individuele situaties extra ondersteuning nodig hebben. Wegens gebrek aan kennis en vaardigheden wordt er soms op de werkvloer door de pedagogisch medewerkers inadequaat gereageerd. Dit geldt m.n. voor situaties die gaan over kinderen die communicatief anders reageren op dagelijkse situaties en dus anders over komen op zowel personeel als leeftijdsgenoten.
De bijscholing heeft de volgende doelstellingen:
•
Pedagogische medewerkers bekend te maken met de groep kinderen uit het speciaal basisonderwijs (ontwikkelingsachterstand, ontwikkelingsstoornis);
•
Pedagogische medewerkers praktische handvaten bieden ten aanzien van opvang van deze doelgroep (communicatie, groepsdynamica, dagstructuur, activiteiten, oudergesprekken);
•
Het bieden van kennis en vaardigheden rond de samenwerking tussen school, thuis, evt. hulpinstanties, en de buitenschoolse opvang ten aanzien van het individuele kind.
68 _
Op basis van de bijscholing is er in het dagelijks werk van de pedagogisch medewerkers het volgende veranderd
•
de wijze van communiceren en dus benaderen van kinderen met zorgvragen;
•
omgaan met grensoverschrijdend gedrag;
•
indeling van het middagprogramma;
•
voorbereiding en aanbieden van individuele en groepsactiviteiten;
•
het houden van oudergesprekken.
Daarnaast is het volgende principe toepasbaar: elk geplaatst kind bepaalt wat er aan aanpassing nodig is. De samenwerking met de school en de ouders is hierbij doorslaggevend. Er wordt aangesloten bij wat een kind reeds aan ondersteuning heeft / ervaart. Dus maakt een kind gebruik van visualisatie, bepaalde dagstructuur, rituelen dan wordt dit zo binnen het haalbare overgenomen op de opvang. De onderwijsassistent draagt zorg dat in ieder geval de mentor van het kind ingewerkt wordt, zodat andere collega’s van de BSO dit over kunnen nemen. Joey gebruikt op school een pictogrammen agenda waarin hij kan zien welke activiteiten er volgen. Dit geeft hem duidelijkheid en daardoor rust. Jannie zijn mentor op de buitenschoolse opvang en Marga, de contactpersoon van school, bekijken samen welke pictogrammen van school ook toepasbaar zijn voor de buitenschoolse opvang. Op deze manier wordt de pictogrammen agenda uit
69 _
gebreid en toepasbaar gemaakt voor Joey als hij op de buitenschoolse opvang regulier+ komt.
Hoe te handelen? Zet samen op een rijtje met de ouders en school hoe te handelen bij het kind bijvoorbeeld:
•
wat te doen bij een driftbui,
•
aanspreekwijze individueel en in groepsverband
•
inzet time-timer
•
inzet visuele middelen
•
omgang vrije spel momenten: b.v. kan kind het aan om zomaar buiten te spelen of moet de pedagogisch medewerker dit structureren door een spelkeuze te geven?
•
Op welke manier introduceer je een onverwachte wijziging van het programma: b.v. spontaan naar de speeltuin omdat het toch niet is gaan regenen.
Observatie instrumenten Welbevinden Kinderstad gebruikt het observatie-instrument “welbevinden”. Dit is een manier om systematisch te kijken naar kinderen, hun welbevinden te evalueren en zo de kwaliteit van de opvang te verbeteren. Het observatie – instrument is toepasbaar op het welbevinden van kinderen en de verschillende ontwikkelingsaspecten, zoals de sociaal-emotionele- , motorische, taal- en spelontwikkeling.
70 _
Het sociogram Tijdens het project is gekeken naar mogelijkheden om het bestaande instrument aan te vullen met andere observatie instrumenten. In samenwerking met Stichting Rijswijkse Kinderopvang is het sociogram ingezet. Met dit instrument kunnen de relaties van de kinderen onderling in kaart worden gebracht. Centrale doel van het gebruik van een sociogram is om te kijken of de geplaatste zorgkinderen het naar hun zin hebben en ook of de reguliere kinderen het naar hun zin hebben. Tijdens het project is een sociogram gemaakt op de dagen dat er zorgkinderen op de opvang komen. Het sociogram is afgenomen door het stellen van de volgende vier vragen: 1. Naast wie zit je het liefst aan tafel? 2. Met wie wil je het liefst spelen? 3. Wie vind je het aardigst? 4. Wie vind je het minst aardig? De uitkomsten werden positief bevonden door de pedagogisch medewerkers in die zin dat de zorgkinderen niet buiten de groep vielen. Maar het team heeft wel zijn vraagtekens gesteld bij het feit of het werkelijk een aanvulling is op het instrument welbevinden. Het gebruik van een sociogram is immers een momentopname en daarnaast is het afnemen van een sociogram ook tijdsintensief. Er is echter wel vastgesteld dat het sociogram als methode inzetbaar is. Het kan pedagogisch medewerkers behulpzaam zijn wanneer ze moeilijk zicht hebben op wat er gaande is in de groepsdynamiek en de positionering van kinderen uit het speci-
71 _
aal basisonderwijs in de BSO groep. Een sociogram kan helpen om de actuele groep te begrijpen.
Onderlinge informatie-uitwisseling Daarnaast vormt als belangrijk ‘observatie instrument’ het contact tussen de pedagogisch medewerkers, de school en de ouders. Doordat er over en weer informatie wordt uitgewisseld over het kind worden signalen sneller opgepakt. De DRIEHOEK en het communicatieschriftje zijn uitwerkingen hiervan.
Ontwikkeling van kindbesprekingen op de BSO Tijdens de bijscholing hebben de pedagogisch medewerkers een methode geleerd om op een andere manier naar probleemgedrag te kijken: S-R-C (Stimulus- Respons- Consequence ofwel: situatie- gedrag- gevolgen). Dit komt vanuit de methode competentiegericht werken en is aangepast voor de BSO situatie. Ze hebben uitleg gekregen op welke manier ze het S-R-C kunnen gebruiken (doel, inzicht in gedrag, inzicht in wanneer ingrijpen en nodig om goed concreet gedrag naar kinderen te kunnen benoemen). Gedurende het project zijn extra kindbesprekingen gehouden met als doel deze methode te oefenen en wordt nu zo nodig ingezet tijdens kindbesprekingen. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om de onderwijsassistent van de school uit te nodigen bij een kindbespreking. Dit gebeurt alleen als er sprake is van complexe vragen, waarbij afstemming nodig is tussen de BSO en de school.
72 _
De oudercommissie Tijdens het project is de oudercommissie van de BSO Flierefluiters voortdurend op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen van de pilot met SBO Noorderlicht. Mocht een kinderopvang er voor kiezen om een regulier+ opvang te ontwikkelen, dan is het van belang om tijdig in gesprek te gaan met alle ouders van de BSO. Zo kunnen mogelijke vragen, vooroordelen de wereld uit worden geholpen. Als er aanpassingen worden doorgevoerd, zoals hierboven omschreven, zal de oudercommissie ook op de hoogte moeten worden gehouden en bij aanpassingen in het pedagogisch beleid advies kunnen geven. Het is de ervaring van dit project, dat door actieve betrokkenheid en transparantie, de oudercommissie enthousiast was over de vorderingen. Toen bijvoorbeeld de zogeheten time–timer klokken werden geïntroduceerd, bleek dat dit voor álle kinderen behulpzaam was. De oudercommissie steunde dan ook deze verandering.
73 _
4. Samenwerking tussen de kinderopvang en (jeugd) zorgorganisaties Inleiding Tijdens het project geïntegreerde buitenschoolse opvang is ook intensief samengewerkt met lokale (jeugd) zorg organisaties. Concreet zijn alle organisaties betrokken die kinderen en ouders toeleiden naar geschikte buitenschoolse opvang (Bureau Jeugdzorg Tilburg en MEE regio Tilburg) en de organisaties die na schooltijd opvang bieden in de vorm van begeleiding / behandeling (Orthopedagogisch Centrum Brabant, Kompaan - De Bocht en Amarant). Wat is de meerwaarde om in het kader van de ontwikkeling van buitenschoolse opvang regulier+ locatie zo een brede samenwerking op te zetten?
Knelpunten Eerder in deze handleiding is vermeld dat met name bij de toeleiding naar geschikte buitenschoolse opvang hiaten werden geconstateerd. Op de kinderopvang werden kinderen geplaatst waarbij tijdens de plaatsing bleek dat ze niet op hun plek waren. Andersom waren er kinderen die in het eindtraject zaten van begeleiding / behandeling en de begeleiders / ouders moeilijk hun kind doorgeplaatst kregen naar een reguliere opvang.
76 _
Resultaten De resultaten van dit project geven aan dat er door de intensieve samenwerking beter kan worden gekeken in welke vorm van opvang een kind het best op zijn plek is. Daarnaast zijn er bruggen gebouwd om de overgang van de ene opvang naar de andere vorm van opvang voor het kind en de ouders te versoepelen. Een ander resultaat is dat de grenzen van de taken van een organisatie beter bewaakt kunnen worden. Net zoals de andere organisaties kan de kinderopvang zich nu op zijn kerntaken toeleggen.
Bijscholing De organisaties die (in)direct betrokken zijn bij het (aan)bieden van andere vormen van buitenschoolse opvang beschikken over specifieke kennis en ervaringen die relevant zijn gebleken voor de pedagogisch medewerkers van de reguliere kinderopvang. Om deze reden is er dan ook voor gekozen om gezamenlijk een bijscholing voor de pedagogisch medewerkers van de reguliere opvang te ontwikkelen. Het ontwikkelingstraject van de bijscholing heeft een tweeledig doel gehad.
•
Opzetten en uitvoeren van een bijscholing voor medewerkers van een BSO regulier+;
•
Vanuit de praktijk de grenzen verkennen waaraan een BSO regulier+ kan voldoen.
Van de lesontwikkelaars werd gevraagd dat zij hun kennis op een dusdanige manier overdraagbaar maakten, dat het voor de pedagogisch medewerkers in een reguliere opvangsetting uitvoerbaar
77 _
zou zijn. Hiervoor moesten de lesontwikkelaars niet alleen lesmodules ontwikkelen en uitvoeren maar daarnaast ook intensief samenwerken en afstemmen met de pedagogisch medewerkers, de direct leidinggevende van de BSO en de projectleider. Dit ontwikkeltraject werd begeleid door een externe adviseur van SOM Onderwijsadviseurs. De ontwikkelde modules werden vervolgens meegelezen en beoordeeld door een docent van het ROC en de adviseur van SOM Onderwijsadviseurs. In dit hoofdstuk zal eerst de samenwerking tussen Kompaan - De Bocht en het Orthopedagogisch Centrum Brabant rond de aanmeldingsprocedures worden beschreven. Vervolgens wordt een beschrijving van het bijscholingstraject gegeven.
Aanmeldings- en plaatsingsprocedures naar BSO regulier+ vanuit behandel / begeleidingssetting Behandel / begeleidingssetting Op SBO Noorderlicht zijn er kinderen die dusdanige zorgvragen hebben dat behandeling en begeleiding door gespecialiseerde instellingen geboden is. Er wordt nauw samengewerkt met de jeugdhulpverleningsinstellingen Kompaan - De Bocht en het Orthopedagogisch Centrum Brabant (OCB).
Kompaan Kompaan biedt hulp aan jeugd van 0 tot 18 jaar en hun ouders of verzorgers als er complexe opgroei- en opvoedingsproblemen zijn. De hulp kan bestaan uit ondersteuning, begeleiding, training of behandeling. Soms is het beter dat een kind (tijdelijk) niet meer thuis woont. Kompaan biedt dan verblijf in de vorm van: dagbe-
78 _
handeling, dag- en nachtbehandeling of pleegzorg. In overleg met het kind en de ouders wordt een individueel hulpplan samengesteld.1
Orthopedagogisch Centrum Brabant Orthopedagogisch Centrum Brabant (OCB) is een instelling voor behandeling van jongeren met een lichte verstandelijke beperking en hun gezin. Naschoolse dagbehandeling is een passend aanbod als ouders in de opvoeding van een jongere met LVG-problematiek tegen problemen aanlopen waar ze ondersteuning bij nodig hebben. De problemen zijn niet goed op te lossen met hulp aan huis. Maar ze zijn ook weer niet van díen aard, dat de jongere opgenomen moet worden. De dagbehandeling vindt na schooltijd plaats. Bij deze vorm van hulp wordt nauw samengewerkt met scholen.2
Van begeleiding / behandeling naar reguliere opvang Aan het eind van de begeleiding / behandeling op het OCB of Kompaan - De Bocht, wordt de vraag gesteld: “hoe verder?” In de meeste gevallen gaat de ouder op zoek naar een andere vorm van buitenschoolse opvang. Juist in de eindfase van de begeleiding / behandeling is het van belang, dat kinderen en hun ouders op een goede manier worden toe
www.ocbrabant.nl 2
1
Bron: www.stichtingkompaan.nl
geleid naar een andere geschikte buitenschoolse opvang.
79 _
Dit heeft verschillende redenen:
•
kinderen met een licht verstandelijk beperking of met gedrags-, ontwikkelings-, ofwel psychiatrische problematiek hebben ook recht op reguliere opvang;
•
plaatsing op een reguliere opvangsetting geeft de mogelijkheid om te zien of een kind echt klaar is voor een reguliere opvang;
•
(gedeeltelijke) plaatsing van een behandelsetting naar reguliere opvang kan een preventief effect te weeg brengen (kans op terugval oud gedrag wordt hierdoor verkleind);
•
overstap van reguliere opvang naar (gedeeltelijke) behandelsetting kan een preventief effect te weeg brengen;
•
geleidelijke overgang gewenst van een behandelsetting naar een reguliere opvang. Hierbij aandacht voor: kennismaking andere locatie, eenduidige begeleiding en overdracht in aanpak ten aanzien van het kind door betrokken professionals;
•
ouders behouden de mogelijkheid om te werken.
Afbouwperiode Aan het begin van de afbouwperiode van de behandeling / begeleiding bij Kompaan - De Bocht / OCB wordt aan de ouders advies gegeven welke vorm van buitenschoolse opvang het beste zou kunnen aansluiten bij de zorg en behoefte van hun kind. Als er gekozen wordt voor een plaatsing op een BSO regulier+ kan de overgang voor het kind te groot zijn. Daarom kan er worden gekozen voor een zogeheten afbouwperiode. Dit is een periode
80 _
van 2 tot 3 maanden waarbij een kind geleidelijk de dagdelen op de behandel / begeleidingsgroep afbouwt en een aantal dagdelen bij Kinderstad geplaatst wordt. Zo kan een kind wennen aan de nieuwe omgeving. Ook kan er dan worden bekeken of het kind echt op zijn plek is en welke vorm van begeleiding het nog nodig heeft.
Als afbouwperiode niet vereist is Aan het begin van de afbouwperiode wordt duidelijk of een kind ‘klaar’ is met de behandeling en in principe aan het eind van de afbouwperiode zonder intensieve begeleiding maar wel met een goede overdracht naar een regulier buitenschoolse opvang kan. Met toestemming van de ouders neemt de kinderopvang contact op met de school van het kind zodat de in hoofdstuk drie besproken DRIEHOEK samenwerking kan worden geïnitieerd. Daarnaast kan het interne zorgteam kijken welke rol het kan spelen voor het gezin. Kompaan - De Bocht / OCB geven advies aan ouders. In voorkomende situaties kunnen ouders in principe zelfstandig hun kind aanmelden bij Kinderstad. Op het aanmeldingsformulier moet de ouder wel aangegeven, dat kind vanuit een behandelsetting komt. Ook wordt aan de ouder gevraagd een toestemmingsverklaring te ondertekenen, zodat er een goede informatieoverdracht kan plaatsvinden. Als afbouwperiode wel vereist is In veruit de meest situaties is een overgangssituatie vereist. Dit betekent dat in de afbouwperiode de behandeling doorloopt, maar dat dit geleidelijk ten aanzien van het kind op de reguliere buitenschoolse opvang wordt opgepakt. Met toestemming van de
81 _
ouders neemt de kinderopvang contact op met de school van het kind zodat de in hoofdstuk drie besproken DRIEHOEK samenwerking kan worden geïnitieerd. Daarnaast kan het interne zorgteam kijken welke rol het kan spelen voor het gezin.
Plaatsingsvoorwaarden ten aanzien van het kind als afbouwperiode vereist is
•
Als een kind extra ondersteuning nodig heeft voor bepaalde tijd;
•
Als plaatsing mogelijkerwijs een preventief effect te weeg brengt;
•
Als plaatsing op een reguliere opvangsetting de mogelijkheid geeft om te zien of een kind echt klaar is voor een reguliere opvang. (kans op terugval oud gedrag wordt hierdoor verminderd).
Inzet financiële middelen Om bovenstaande in de praktijk te kunnen realiseren is als randvoorwaarde het ontwikkelen van ingebedde financieringsstroming ten behoeve van overdrachtsplaatsing vanuit (dag) behandeling / begeleiding naar buitenschoolse opvang regulier+ ofwel omgekeerd. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden, die ten tijde van het schrijven van deze handleiding nog in ontwikkeling zijn:
•
De plaatsing wordt voortgezet in de buitenschoolse opvang regulier+ met verlenging van indicatie deeltijdverblijf en indicatie jeugdhulp thuis. binnen de gestelde indicatie, als onderdeel van een afbouwtraject;
82 _
•
Kinderstad verzorgt de reguliere plaatsing en daarnaast is er een indicatie voor jeugdhulp thuis: zowel voor Praktische Pedagogische Thuishulp als gezinsbegeleiding. De indicatie wordt afgegeven door Bureau Jeugdzorg voor drie tot zes maanden. Hier is dan wel sprake van een verlenging van de indicatie;
•
Kinderstad verzorgt de reguliere plaatsing en Kompaan De Bocht vraagt voor de kinderen met een beperking en / of psychiatrische problematiek via de AWBZ (indicatie BG groep). Dit kan zowel via Bureau jeugdzorg als het CIZ worden aangevraagd. Zo nodig kunnen ouders eventueel met ondersteuning van MEE regio Tilburg een indicatie aanvragen. Kompaan - De Bocht ofwel het OCB zet dan ondersteunende begeleiding in door:
1. pedagogisch medewerkers van Kinderstad te laten
ondersteunen door pedagogisch medewerkers van
Kompaan - De Bocht ofwel het OCB
2. daarnaast wordt het kind op de BSO-groep onder
steund door pedagogisch medewerker van Kompaan
ofwel het OCB (1 en 2 indicatie BG groep)
3. een ambulante hulpverlener in te zetten voor de be-
geleiding in de thuissituatie (indicatie BG-individueel).
Plaatsingsvoorwaarden BSO regulier+:
•
Er moet sprake zijn van thuis/wijknabije buitenschoolse opvang;
•
Ouders kunnen een beroep doen op de Wet op Kinderopvang
83 _
met betrekking tot de reguliere buitenschoolse opvang. Als de ouders geen beroep kunnen doen op de regulier BSO vanuit de wet KO omdat het kind b.v. alleen met voortdurende extra begeleiding in de reguliere opvang kan verblijven, dan zou bureau jeugdzorg dit in de indicatie kunnen meenemen;
•
Als nog sprake is van complexe opvoed- en opgroeiproblemen, dient de reguliere buitenschoolse opvang aangevuld te worden met een indicatie voor deeltijdverblijf en jeugdhulp thuis, of dienen die indicaties uitgevoerd te worden op de locatie van de reguliere buitenschoolse opvang en ondersteund door Kompaan ofwel het OCB (binnen de gestelde indicatie, in het kader van het afbouwtraject);
•
Als indicatie behandeling is afgelopen, her-indicatie in het kader van AWBZ bij kinderen met een licht verstandelijke beperking en psychiatrische grondslag;
•
Kinderstad verzorgt de reguliere plaatsing volgens Kinderstad plaatsingsprocedure (zoals omschreven in hoofdstuk 3).
Het bijscholingstraject Aangezien er ten tijde van het project ‘geïntegreerde buitensschoolse opvang’ geen bestaande bijscholing beschikbaar was dat aansloot bij het doel van het project en de leerbehoeften van het team, is besloten om lokaal zelf een bijscholing op maat te ontwikkelen. Er is samengewerkt met dezelfde organisaties die bij andere activiteiten van dit project betrokken waren: MEE regio Tilburg, Stichting Kompaan - De Bocht, Orthopedagogisch Centrum Bra-
84 _
bant, het team BSO de Flierefluiters, SBO Noorderlicht. Daarnaast zijn het ROC Tilburg (docent van school voor Welzijn) en SOM Onderwijsadviseurs inhoudelijk betrokken bij het tot stand komen van de bijscholingsmap en docentenhandleiding “Geïntegreerde buitenschoolse opvang voor iedereen!”. Voor het opstarten van een buitenschoolse opvang regulier+ locatie zal een organisatie dus de keus moeten maken: zelf een bijscholing op maat te ontwikkelen ofwel gebruik te maken van al reeds ontwikkelde bijscholingen zoals de bijscholingsmap ontwikkeld in het kader van dit traject “Geïntegreerde buitenschoolse opvang voor iedereen”! of Tis knap Lastig!, ontwikkeld door het Nederlands Jeugd Instituut.
Op maat ontwikkelen van een bijscholing Het zelf ontwikkelen van een bijscholing is een intensief en tijdrovend proces. Een organisatie kan zich de vraag stellen of het deze investering wel waard is. De praktijk heeft echter aangetoond dat er in het proces van ontwikkelen niet alleen een bijscholing is ontstaan maar dat de betrokken organisaties meer openheid toonden naar elkaar waardoor er op andere activiteiten steeds meer natuurlijke samenwerking ontstond. Dit is ten goede gekomen voor de langdurige implementatie van de andere ontwikkelde activiteiten in het kader van dit project.
Wat is er nodig om een bijscholing op maat te ontwikkelen?
•
De kinderopvang heeft de regie in de ontwikkeling en zal als eerste stap de doelgroep kinderen moeten vaststellen. Op basis hiervan kunnen inhoudelijke thema’s worden bepaald; 85 _
•
Laat het team hun leerbehoeften formuleren;
•
Stel vast welke organisatie, een bepaald thema mogelijk zou kunnen ontwikkelen en uitvoeren;
•
Presenteer thema’s aan de betrokken organisaties in een overleg;
•
Bepaal gezamenlijk welke organisaties welke thema’s gaan ontwikkelen en uitvoeren;
•
Zorg indien mogelijk, dat per module twee verschillende organisaties betrokken zijn bij ontwikkeling en uitvoering. (bevordert de ontwikkeling én de onderlinge samenwerking);
•
Betrek een onderwijsadviseur of onderwijsinstantie als externe adviseur. Zij kunnen advies geven over randvoorwaarden, niveau lesmateriaal, inzet didactische middelen, etc;
•
Zorg tijdig voor een goede tijdsplanning van de bijscholing;
•
Plan na elke module een evaluatiemoment in met betrokken ontwikkelaars en externe adviseur(s);
•
Laat de deelnemers na elk afgeronde module schriftelijk evalueren (zie bijlage 4).
86 _
Bijscholing “Buitenschoolse opvang voor iedereen!” Hieronder volgt een korte impressie van de opbouw van de bijscholing die in het kader van het project ‘geïntegreerde buitenschoolse opvang’ is ontwikkeld. Voor meer informatie over deze bijscholingsreader: Kinderstad, afdeling Kwaliteit & Innovatie, www.kinder-stad.nl
Doelgroep bijscholing De bijscholing is bedoeld voor pedagogische medewerkers werkzaam in de reguliere buitenschoolse opvang. De lesstof sluit in principe aan op de opleiding pedagogisch werker MBO niveau 3 maar is ook geschikt voor mensen met een hogere opleiding. De bijscholing wordt in teamverband gegeven zodat het team gezamenlijk kan groeien in het bieden van kwalitatief hoogwaardige opvang voor kinderen met specifieke zorgvragen. De locatiemanager heeft hierbij haar / zijn eigen rol. Het is mogelijk dat twee opvanglocaties gezamenlijk de theoretische lessen volgen. Voor de praktijkgerichte lessen is het echter aan te beleven dat dit afzonderlijk per locatie gebeurd.
87 _
Doelstelling bijscholing Aan het eind van de bijscholing zullen de deelnemers de volgende doelstellingen hebben bereikt:
•
De pedagogische medewerker is bekend met:
- de doelgroep kinderen uit het speciaal basisonderwijs
ofwel kinderen met speciale zorgvragen (ontwikkelings
achterstand, ontwikkelingsstoornis).
- De aanpassing die dit vraagt ten aanzien van zijn eigen
pedagogisch handelen
•
De pedagogische medewerkers heeft theoretische en praktische handvaten op de volgende gebieden:
- Communicatie
- Groepsdynamica versus individuele benadering
- Ontwikkelen van aangepaste dagstructuur
- Aanbieden van aangepaste (vrijetijdsactiviteiten en / of
ontwikkelingsgerichte activiteiten
- Voeren van kindgerichte besprekingen rond zorgvragen
- Voeren van specifieke oudergesprekken
•
De pedagogisch medewerker heeft kennis en vaardigheden om ten aanzien van het individuele kind vanuit een systeemgerichte benadering samen te werken met de volgende partners:
- het (speciaal) basisonderwijs;
- de ouders;
- eventueel betrokken hulpinstanties.
Tijdens de bijscholing wordt de pedagogisch medewerker in staat gesteld om kinderen met specifieke zorgvragen op te vangen en te
88 _
ondersteunen in een reguliere groep. Daarnaast biedt de bijscholing voldoende handvaten om voor kinderen die hun plekje niet hebben gevonden op een reguliere groep, een specifieke BSO+ groep op te zetten. Bij voorkeur in het zelfde gebouw als een reguliere groep. In hoofdstuk 1 is BSO+ als volgt omschreven: Wijknabije opvang in een aparte groep van speciaal basisschoolgaande kinderen van 4 - 12 jaar na schooltijd gevestigd in combinatie met een reguliere naschoolse opvang voorziening.
Kenmerken van BSO+ Buitenschoolse opvang+ betekent, dat zorgkinderen in een kleinere groep met extra ondersteuning en begeleiding op een ontspannen en zinvolle manier hun vrije tijd doorbrengen. Het gaat om kinderen bij wie de ontwikkelingsproblemen dusdanig zijn dat ze (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen functioneren in een grote groep. Plaatsing in een reguliere opvanggroep is te hoog gegrepen voor deze kinderen, waardoor ze te veel op hun tenen moeten lopen. Het programma aanbod voor deze kinderen is meer gestructureerd en voorspelbaar. Bovendien wordt het programma meer afgestemd op elk individueel kind naar behoefte en ontwikkelingsniveau. Aan het eind van de bijscholing is een team in staat om deze doelgroep kinderen in de reguliere groep op een professionele en verantwoorde manier op te vangen. Daarnaast kunnen de pedagogische medewerkers, in een reguliere setting, een specifieke buitenschoolse opvang+ groep op zetten voor kinderen die hun plekje niet hebben gevonden op een reguliere groep maar voor wie buitenschoolse behandeling en / of begeleiding niet perse noodzakelijk is.
89 _
Werkmethoden Kenmerk van de bijscholing is de directe relatie met het werk op de werkvloer. De bijscholing bestaat uit diverse modules. Per module worden de volgende werkmethoden gehanteerd:
• • •
Theoretische lessen met aansluitend praktijkopdrachten; Praktijkgerichte lessen waar vaardigheden getraind en geoefend worden; Ondersteuning op de werkvloer door een interne dan wel externe coach.
De theoretische lessen hebben als doel om per thema module de bestaande theoretische kennis van de pedagogische medewerkers op te frissen ofwel te verbreden met nieuwe kennis. De praktijkgerichte lessen hebben als doel om vanuit de theorie met het team in de praktijk de huidige vaardigheden verder te ontwikkelen Coaching is gericht op professionalisering van de pedagogisch medewerker in de directe taakuitoefening en omgang met het kind met zijn specifieke zorgbehoefte.
Werkvormen Per module is beschreven welke werkvormen kunnen worden ingezet vóór, tijdens en ná de theorie en praktijklessen. Te denken valt aan huiswerkopdrachten, video interactie begeleiding, rollenspellen, etc. (zie verder de module beschrijvingen)
90 _
Inhoudelijk aanbod Module 1 Algemene inleiding over ontwikkelingsproblematiek - Ontwikkelingsachterstand - Ontwikkelingsstoornissen zoals LVB, ADHD, Autisme, PDD-NOS Module 2. Pedagogisch klimaat en pedagogisch handelen gebaseerd op competentiegericht werken - Ruimte en inrichting - Dagelijkse routines - Basishouding van de professional - Observeren van gedrag Module 3. Omgaan met grensoverschrijdend gedrag - Ontwikkeling van agressie bij kinderen tot 12 jaar - Frustratie agressie en instrumentele agressie - Analyse probleemgedrag - Grensoverschrijdend gedrag bij ADHD, Autisme, PDD-NOS - Interventies van de pedagogisch medewerker Module 4. Samenwerking en afstemming - De systeem theoretische benadering - De contextuele benadering - Balansmodel; draagkracht en draaglast Model 5. Ouders met een Licht Verstandelijke Beperking - Specifieke opvoedingsvragen - Empowermentbenadering - Houding en bejegening van de ouders
91 _
De toekomst Deze handleiding heeft de praktijkervaringen beschreven ten aanzien van het opstarten van een buitenschoolse opvang regulier+ locatie. De belangrijkste resultaten zijn te omschrijven als: tevreden kinderen, tevreden ouders, transparante samenwerking tussen de BSO en de school en de andere vormen van buitenschoolse opvang. De vraag is nu: wat biedt de toekomst? Het risico van een project, is dat het na afronding kan stoppen. Vaak wordt hiervoor als reden de financering genoemd. Dit project heeft echter aangetoond, dat naast een financiële investering ten tijde van het project, de meeste investeringen geen geld hebben gekost, maar daadkracht en motivatie van de meewerkende mensen. De belangrijkste resultaten die verder geïmplementeerd kunnen worden, zoals beschreven in deze handleiding, is een kwestie van het opzetten en coördineren van een goede samenwerking tussen mensen. Dit is de kracht geweest van dit project! Dit houdt in dat voor de toekomst deze handleiding een inspiratiebron mag zijn om op andere locaties een dergelijke samenwerking op te zetten. Hulpmiddelen die wij vanuit de pilot hierbij aanreiken zijn:
•
Uitwerking van een visie op en concretisering van een BSO regulier+;
•
Uitgeschreven toeleidingsprocedure van speciaal basisonderwijs naar één van de vormen van BSO;
•
Uitgewerkte aanmelding- en plaatsingsprocedure bij een Kinderopvang-organisatie met betrekking BSO regulier plus;
92 _
•
Website www.buitenschoolseopvang-breed.nl waar onder andere informatie te vinden is over het genereren van aanvullende middelen in samenwerking met (jeugd)zorginstanties voor geheel of gedeeltelijke gesubsidieerde BSO regulier plus door inzet van Persoonsgebonden Budget (PGB) of anderszins;
•
Ontwikkelde formulieren en vragenlijsten te hanteren bij screening, toeleiding, aanmelding en plaatsing op een BSO regulier plus;
•
Een bijscholingsreader op maat “Buitenschoolse opvang voor iedereen! Opvang voor kinderen met specifieke zorgbehoeftes. Informatie bij Kinderstad, Afdeling Kwaliteit en Innovatie;
•
Voorliggende handleiding Geintegreerde buitenschoolse opvang regulier + voor kinderen met specifieke zorgbehoeftes. Een uitdaging met perspectief!
Overige kansen Brede School ontwikkelingen in wijk of buurt bieden kansen om tot bredere invoering van BSO regulier+ over te gaan. In samenwerking met bestaande netwerkpartners van de Brede School kan verdere uitwerking plaats vinden voor met name kinderen met specifieke zorgbehoeftes uit het regulier basisonderwijs die naar de regulier buitenschoolse opvang gaan. In de opleiding, professionalisering en aanstelling van personeel zou de combifunctie van onderwijsassistent én pedagogisch medewerker, een mogelijkheid zijn tot verder ontwikkeling.
93 _
Het is onvermijdelijk om als kinderopvang organisatie in de toekomst bezig te blijven met zoeken naar aanvullende middelen voor geheel of gedeeltelijk gesubsideerde buitenschoolse opvang. De ervaring uit het project geeft aan dat de kindgericht benadering hierin leidraad is. Met name het gebruik van het persoonsgebonden budget bij een bepaalde groep kinderen en de samenwerking met (jeugd)zorg instanties zoals omschreven in hoofdstuk vier zijn verdere ontwikkelgebieden. Tot slot Deze handleiding beschrijft de buitenschoolse opvang+ als andere vorm van geïntegreerde buitenschoolse opvang. Dit project heeft de deelnemende organisaties gestimuleerd om samen verder te werken en een dergelijke vorm van opvang in Tilburg op meerdere locaties op te starten. Als je samenwerking als vanzelfsprekendheid neemt, dan betekent samenwerking: samen denken, samen doen, samen fouten maken én samen waarmaken van je doelen! Wij hopen dat u de uitdaging aan gaat en wensen hierbij een veelbelovende toekomst voor kinderen met specifieke zorgbehoeftes.
94 _
95 _
98 _
Bijzonderheden: (religieuze /etnische achtergrond In welke groep zit het kind:
Jongen/meisje:
Welke school bezoekt het kind:
) twee-ouder gezin ) een-ouder gezin ) Co-ouderschap ) ouder (vader/moeder) met nieuwe partner ) pleeggezin ) adoptiegezin ) anders, namelijk
Zijn er bijzonderheden in de gezinssituatie (bijvoorbeeld ziekte, echtscheiding)?
Plaats in de kindrij ( ) enig kind ( ) eerste kind ( ) …. de kind
( ( ( ( ( ( (
Gezinssituatie:
Geboortedatum:
Ingevuld door:
Naam:
Gegevens kind:
Datum:
(unitmanager vult dit tijdens intakegesprek met de ouders in)
Bijlage 1
Intakeformulier voor aanmelding
buitenschoolse opvang regulier+
99 _
Zijn er bijzonderheden op emotioneel gebied (bijvoorbeeld: temperamentvol, blij, vrolijk, angstig, onzeker, teruggetrokken, aandachtstrekker)
Zijn er bijzonderheden op het gebied van gedrag (bijvoorbeeld druk (evt. ADHD), stil,verlegen, teruggetrokken, snel geïrriteerd, boos, etc.)
Zijn er bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind?
Zijn er zorgvragen/ bijzonderheden op het gebied van gezondheid / lichamelijke aspecten (bijvoorbeeld lichamelijke handicap, zindelijkheid, allergie, motoriek)
Ontwikkeling/gedrag/zorgvragen
Redenen aanmelding: werk ouder(s) / verzorger scholing ouder(s) / verzorger medische indicatie ouder(s) medische indicatie kind anders, nl.
Aanmelding / plaatsing Door wie is het kind aangemeld / verwezen:
100 _
Datum:
Voor akkoord getekend door ouder(s)/ verzorger(s):
Hoe zit het met redzaamheid/zelfstandigheid (bijvoorbeeld op het gebied van eten, naar het toilet gaan, aan-uitkleden, probleempjes oplossen)
Hoe speelt u kind met andere kinderen? Waar speelt u kind graag mee? (bijvoorbeeld graag spelen, zich vervelen, alleen/samen met andere kinderen spelen, voorkeur voor welke activiteiten
Zijn er bijzonderheden op het gebied van de spraak/taal?
Hoe is de omgang met volwassenen (bijvoorbeeld: contact maken, aandacht vragen, luisteren)
Hoe is de omgang met andere kinderen (bijvoorbeeld: maakt makkelijk/moeilijk contact met andere kinderen: thuis, op school, in de buurt)
101 _
Advies voor / vanuit intern kinderoverleg:
Zijn er bijzonderheden gemeld vanuit het team BSO? (actuele groepssituatie, draagkracht/draaglast teamleden, locatie geschikt?)
Zijn er bijzonderheden gemeld vanuit school?
In te vullen door locatiemanager:
102 _
Geboortedatum:
( ) Overige afspraken Indien er wijzigingen zijn wordt de toestemmingsverklaring aangepast Jaarlijks wordt de toestemmingsverklaring geevalueerd tijdens het oudergesprek Informatieuitwisseling geschiedt alleen voor zover dat met het oog op goede opvang op de BSO van ons kind noodzakelijk is. De informatie wordt alleen verwerkt door personen die uit hoofde van beroep tot geheimhouding zijn verplicht.
Hiermee geef ik toestemming om ten tijde van de plaatsingsprocedure én opvangperiode op BSO _______________ informatie uit te wisselen rondom het welzijn en de ontwikkeling van mijn kind.
Groep:
Naam groep:
School:
Buitenschoolse opvang:
Naam kind:
Postcode/woonplaats:
Adres:
Naam ouder/verzorger:
Bijlage 2
Toestemmingsverklaring
informatieoverdracht tussen
BSO en school
103 _
Handtekening ouder/verzorger:
Opgemaakt te:
Aldus in tweevoud
Handtekening unitmanager BSO:
Datum:
104 _
Actuele informatie:
Functie:
Datum:
Tel:
Handeteking:
Naam:
Formulier ingevuld door:
Leerkracht:
Adres:
School:
Gegevens school:
Leeftijd:
Groep:
Naam:
Gegevens kind:
(unitmanager vult dit tijdens intakegesprek met de ouders in)
Bijlage 3
Overdrachtsformulier
van school naar BSO
105 _
Aandachtspunten groepsgerichte activiteiten:
Houdt niet van de volgende activiteiten:
Houdt van de volgende activiteiten:
106 _
Aandachtspunten:
Reden: (kindfactor en/of pedagogisch medewerker factor)
Voor welke periode:
Overdrachtsperiode verlengd
Aandachtspunten vrije spel situatie:
107 _
Aanbevelingen ná overdrachtsperiode:
Overdrachtsperiode afgerond:
108 _
Docent:
2. oneens
3. mee eens
4. helemaal mee eens
2. oneens
3. mee eens
4. helemaal mee eens
1. helemaal niet mee eens
2. oneens
3. mee eens
4. helemaal mee eens
C. De inhoud van de les is relevant voor mijn collega`s in het werkveld.
1. helemaal niet mee eens
B. De inhoud van de les is relevant voor mijn huidige werkzaamheden.
1. helemaal niet mee eens
A. De inhoud van de les was nieuw voor mij.
Je wordt verzocht om op onderstaande stellingen je cijferwaardering als volgt uit te drukken: 1. helemaal niet mee eens 2. oneens 3. mee eens 4. helemaal mee eens Daarnaast is er ruimte om per vraag toelichting te geven als je het nodig vindt.
Cursus Datum:
Les:
Module:
Naam cursist:
Bijlage 4
Evaluatie formulier bijscholing
109 _
2. oneens
3. mee eens
4. helemaal mee eens
2. oneens
3. mee eens
4. helemaal mee eens
2. oneens
3. mee eens
4. helemaal mee eens
2. oneens
3. mee eens
4. helemaal mee eens
Heb je nog ideeën, aanvullingen, verdere opmerkingen met betrekking tot deze les?
1. helemaal niet mee eens
G. De docent gaf gelegenheid om vragen uit de praktijk te bespreken.
1. helemaal niet mee eens
F. De manier waarop de docent verschillende werkvormen hanteerde vind ik prettig.
1. helemaal niet mee eens
E. De huiswerkopdrachten zijn relevant voor mijn leerproces. (Als er sprake was)
1. helemaal niet mee eens
D. De uitgedeelde hand-outs sluiten aan bij de lesstof. (Als er sprake was)
Bijlage 5 Lijst met gehanteerde afkortingen BSO: buitenschoolse opvang IB’er: interne begeleiding (binnen het onderwijs) IKO: intern kindergericht overleg wordt binnen Kinderstad gevoerd als er sprake is van aanmelding van een kind met zorgvragen. Ofwel als er tijdens de plaatsing het team voor zodanig zorgvragen komt te staan, dat ze extern advies nodig hebben. Locatiemanager: direct leidinggevende van de pedagogische medewerker NSO: in de behandel / begeleiding setting spreekt men over naschoolse opvang. Deze handleiding hanteert echter het begrip BSO SBO: speciaal basisonderwijs SMW: school maatschappelijk werker OCB: orthopedagogisch centrum Brabant ZABT: zorg advies en begeleidingsteam (landelijk bekend als Zorg Advies Team)
110 _
111 _
Bijlage 6 Telgegevens buitenschoolse opvang de Flierefluiters (peildatum 1.6.2009) Ruimten Buitenschoolse opvang de Flierefluiters is gesitueerd op de eerste verdieping in een wijkcentrum in Tilburg-Noord direct gelegen naast SBO Noorderlicht. De BSO bestaat uit 2 ruimtes de aansluitend op elkaar inlopen. Daarnaast is er een aparte tv / leeskamer en een galerij dat zich boven de ruimtes bevindt. Hier staan de spelcomputers voor de kinderen. Er is een afgesloten buitenspeelplaats voor de kinderen. Dit is via een buitentrap te bereiken zodat de kinderen niet door het gebouw heen hoeven te lopen. De rest van het wijkcentrum bestaat uit verschillende (vergader) ruimtes, een kantine, kantoorruimtes. Op de dagen dat er meer kinderen worden opgevangen wordt er gebruik gemaakt van één van de aparte ruimtes.
Personele bezetting Het team BSO de Flierefluiters bestaat uit:
•
2 gastvrouwen;
•
6 pedagogisch medewerkers;
•
1 stagiaire (pedagogiek student of student pedagogisch medewerker. De student is afhankelijk van de studie 3-4
112 _
dagen in de week beschikbaar). De BSO wordt op afstand aangestuurd door een unitmanager die een kantoor heeft op een andere Kinderstad locatie in TilburgNoord. Daarnaast kan de BSO nog gebruik maken van onderstaande centrale diensten:
•
Kwaliteit en Innovatie;
•
Communicatie;
•
Planning en Bemiddelen;
•
Financiën.
Kindplaatsen Op BSO de Flierefluiters zijn in totaal 220 kindplaatsen beschikbaar. Tijdens de looptijd van het project (september 2007 en 1 juni 2009) zijn in totaal 128 kinderen opgevangen. Dit betekent dat een kind naar behoefte één of meer middagen per week wordt opgevangen.
•
Op maandag en donderdag zijn er 50 kindplaatsen doordat de opvang gebruik kan maken van buitenkamers van het wijkcentrum;
•
Op dinsdag- woensdag en vrijdag 40 kindplaatsen.
Kinderen van SBO Noorderlicht Ten tijde van het project zijn in totaal 7 kinderen van SBO Noorderlicht door BSO de Flierefluiter opgevangen. Dit betreft 5,4 % van het totaal bezoekende kinderen van BSO de Flierefluiter. Vijf van deze zeven kinderen hebben een andere ethnische achtergrond dan de Nederlandse. 113 _
Één aanmelding vanuit SBO Noorderlicht is niet aangenomen op BSO de Flierefluiters omdat het kind niet in de wijk woont. Betreffende kind is doorverwezen en aangenomen op een ander Kinderstad locatie. Er is gebruik gemaakt van dezelfde overdracht tussen SBO Noorderlicht en BSO de Flierefluiters. Op het eind van het project, 1 juni 2009, bezoeken 5 van de 7 kinderen van SBO Noorderlicht BSO de Flierefluiter. Twee kinderen van SBO Noorderlicht hebben in de projectperiode BSO de Flierefluiter verlaten:
•
Voor één kind is de opvang beëindigd wegens verhuizing;
•
Voor één kind is de opvang beëindigd omdat het kind vond dat ze te weinig leeftijdgenootjes had om mee te spelen.
Kinderen met specifieke zorgbehoeftes van een andere SBO Naast bovengenoemde kinderen werden ten tijde van het project 2 kinderen uit een andere SBO, maar woonachtend in de wijk, opgevangen. Zij waren reeds geplaatst vóór aanvang van het project.
•
Één kind is ten tijde van het project verhuisd waardoor de opvang stopte;
•
Aan het eind van het project wordt 1 kind van het andere SBO op de donderdag en vrijdag opgevangen.
114 _
Kinderen met specifieke zorgbehoeftes uit het regulier basis onderwijs Aan het eind van het project bezoekt 1 kind vanuit het regulier basisonderwijs de BSO, waarbij duidelijk is, dat er sprake is van ontwikkelingsproblematiek maar waarvan de concrete diagnose nog niet bekend is. Daarnaast zijn er 5 kinderen, die door de pedagogisch medewerkers meer sturing vereisen. Er is bij deze kinderen geen sprake van concreet (gediagnostiseerd) ontwikkelingsproblematiek en vallen ook niet onder de in deze handleiding gehanteerde definitie van een kind met specifieke zorgbehoeftes. Echter deze kinderen worden hier wel vermeld om een totaal beeld te schetsen van kinderen met speciale zorgbehoeftes op BSO de Flierefluiters. Concreet vragen deze kinderen ofwel veel aandacht, óf zijn ze gemiddeld drukker, worden snel boos, óf vertonen juist teruggetrokken gedrag. Bij deze vijf kinderen is er veelal sprake van veranderende (thuis) omstandigheden zoals verhuizing, scheiding van de ouders, blijven zitten. Het is uiteraard moeilijk vast te stellen in hoeverre het (tijdelijk) veranderend gedrag bij het kind veelal hierdoor wordt bepaalt en/of mede ook door door het karakter / persoonlijkheid van een kind.
115 _
Tot slot Figuur 1 geeft een overzicht van het aantal kindbezoeken, het personeel en kinderen met specifieke zorgbehoeftes op BSO de Flierefluiters ten tijde van het project.
•
Op de teldatum 1.6.2009 vinden 220 kindbezoeken per week plaats;
•
Hiervan zijn op de teldatum 28 (ruim 12 %) kindbezoeken van kinderen met specifieke zorgbehoeftes;
•
In de periode september 2007-1 juni 2009 worden deze 220 kindbezoeken door 128 kinderen afgelegd;
•
De 28 kindbezoeken van kinderen met specifieke zorgbehoeftes zijn door 12 kinderen afgelegd;
•
Wanneer we uitgaan van 128 bezoekende kinderen waarvan 12 kinderen met specifieke zorgbehoeftes, betreft dit 10% van het aantal kinderen van BSO de Flierefluiters.
116 _
dag
aantal kindplaatsen
maandag
50
beschikbare ruimte
beschikbaar personeel
BSO ruimte * + één aparte ruimte van het wijkcentrum
Gastvrouwen Pedagogisch medewerkers Stagiaire
dinsdag
40
BSO ruimte *
Gastvrouwen Pedagogisch medewerkers Stagiaire
woensdag
40
BSO ruimte *
Gastvrouwen Pedagogisch medewerkers Stagiaire
donderdag
vrijdag
50
40
BSO ruimte * + één aparte ruimte van het wijkcentrum
BSO ruimte *
Gastvrouwen Pedagogisch medewerkers
Gastvrouwen Pedagogisch medewerkers
Totaal aantal kindbezoeken per week
220
aantal kinderen met specifieke zorgbehoeftes
1
SBO Noorderlicht Andere SBO
5
Regulier basisschool
1 1
SBO Noorderlicht Regulier basisschool
4
3 1 3
2 1
1 2
SBO Noorderlicht Regulier basisschool
4
2 1
1 1
SBO Noorderlicht Andere SBO
5
2
Regulier basisschool SBO Noorderlicht Ander SBO
4
Regulier basisschool
3 1 6 2 1 2 28
Figuur 1: Aantal kindbezoeken per week teldatum 1.6.2009
117 _
Colofon Samengesteld en geschreven door: Anni Tüski. Eindredactie: Ton Hafkemeijer-van der Steen Met medewerking van: Theo Arts, Myrian Kramer, Marian de Brouwer, team BSO de Flierefluiters
Ontwerp: Julien Arts & Maarten van Gent Lettertype: Family Akkurat
118 _
119 _