Handleiding Duurzame Instandhouding Beschermde dorpsgezichten Hilversum Zuid en Oost
CONCEPT De handleiding betreft het bouwkundige aspect van de gezichten. In deze handleiding worden uitdrukkelijk ook werkzaamheden besproken die NIET vergunningplichtig zijn, maar voor eigenaren en bewoners e.a. in het kader van informatie en advisering over onderhoud en instandhouding zijn opgenomen. E.e.a. op verzoek van de deelnemers aan de overleggroepen, zoals verenigingen, stichtingen, bewoners en eigenaren, corporaties en Commissie voor Welstand en Monumenten
Colofon Handleiding Duurzame Instandhouding Beschermde dorpsgezichten Hilversum Zuid en Oost is een uitgave van Gemeente Hilversum Monumentenzorg Dudokpark 1 1217 JE Hilversum www.hilversum.nl
Ontwerp, tekst, en afbeeldingen Monumentenzorg Hilversum Historische afbeeldingen Streekarchief Gooi en Vechtstreek te Hilversum www.gooienvechthistorisch.nl Advies en bijdrage duurzaamheid Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie (NIBE) Bussummergrindweg 1B 1406 NZ Bussum www.nibe.org
Contact met Monumentenzorg Hilversum Gemeente Hilversum Bezoekadres Stadskantoor en Publiekszaken Oude Enghweg 23 1217 JB Hilversum Annette Koenders,
[email protected], tel: 035-6292629 Harriën van Dijk,
[email protected], tel: 035-6292012
© Gemeente Hilversum – september 2013
2
Inhoudsopgave
9
Duurzaamheid
9.1 9.2 9.3 9.4 9.5
Maatregelenkaart Beslisboom Effecten Reductie energieverbruik Dakisolatie Gevelisolatie
42
1
Inleiding
4
2
Twee bijzondere wijken
4
2.1 2.2
Hilversum Tuindorp Zuid met Plan Zuid Tuinwijk Oost
3
Handleiding
11
Bijlage 1, Ordekaart beschermd dorpsgezicht Zuid
47
4
Vergunningprocedure
12
Bijlage 1, Ordekaart beschermd dorpsgezicht Oost
48
5
Ordekaarten
13
Bijlage 2, Vergunningenmatrix
49
5.1 5.2 5.3
Gemeentelijke en rijksmonumenten Essentieel en kenmerkend Beeldondersteunend
Bijlage 3, Duurzaamheidsmaatregelen
51
6
Instandhouding
6.1 6.2 6.3 6.4
Schilderwerk Gevelmetselwerk Dakbedekking Houten gevelelementen
7
Uitbreidingen aan de achterzijde
35
8
Toevoegingen aan daken
36
8.1 8.2 8.3
Dakkapellen Dakramen Zonnepanelen en zonnecollectoren
18
3
1
Inleiding
2
Twee bijzondere wijken
Begin 2014 worden door het rijk twee bijzondere wijken in Hilversum aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het betreffen Tuindorp Zuid met Plan Zuid en Tuinwijk Oost. Beide uitbreidingswijken zijn in de eerste helft van de 20ste eeuw tot stand gekomen op basis van de door de gemeentearchitect W.M. Dudok ontwikkelde stedenbouwkundige visie over de vorm en inrichting van de groeiende stad Hilversum. De tuinwijken behoren tot de meest waardevolle, gave en grootste tuinwijken in Nederland. De planmatige opzet en de in de uitvoering gerealiseerde samenhang tussen architectuur en stedenbouw is van hoge kwaliteit. Met de status van beschermd dorpsgezicht wordt ervoor gezorgd dat deze hoge kwaliteit voor de toekomst behouden blijft.
De bijzondere uitbreidingswijken Zuid en Oost kenmerken zich door een planmatige opzet en de invulling met woningbouwcomplexen volgens de tuindorp- en tuinwijkgedachte. Het stedenbouwkundige concept, waarin de afronding van de stad en de vervlechting van stad en natuur een herkenbare rol spelen, is uniek en kenmerkend voor Dudoks ideeën over de uitbreiding van Hilversum. De stedenbouwkundige structuur is weloverwogen. Gezocht is naar een harmonieuze aansluiting op de bestaande stad en een goede inpassing van verkeerswegen en woonstraten. De wijken zijn door boomrijke straten, groenstroken en vijvers, die als groene vingers de wijken insteken, vervlochten met de omliggende natuur.
De stedenbouwkundige structuur, de inrichting van de openbare ruimte en de architectuur vormen een harmonieuze eenheid. Tegelijk kenmerken de gebieden zich door een eenheid in verscheidenheid. De architectuur is weliswaar op elkaar afgestemd, maar de complexen onderscheiden zich in detail en vormgeving van elkaar, inspelend op de maat en schaal van het tuindorp (Zuid) en de tuinwijk (Oost).
De kerken, scholen en openbare gebouwen onderscheiden zich van de woningen en zijn de ankerpunten van de wijken. Vanuit de straten zijn zichtlijnen op deze oriëntatiepunten gericht. De architectuur ervan sluit harmonisch aan op de architectuur van de woningbouwcomplexen. De woningen zijn gegroepeerd tot bouwvolumes, die weer zijn geclusterd tot stedenbouwkundige eenheden.
Behoud van de eenheid en samenhang vraagt aandacht en een zorgvuldige omgang. Tegelijk zijn het geliefde woonwijken waar volgens de huidige maatstaven gewoond moet kunnen worden. Om aan te geven welke samenhangende karakteristieken waardevol zijn, hoe woonwensen ingepast kunnen worden en welke regels er gelden is deze handleiding opgesteld. Daarnaast geeft deze handleiding inzicht in de (architectonische) kwaliteiten van uw woning en geeft het advies bij het (technisch) onderhoud en instandhouding.
In Zuid is de wijk opgezet volgens het tuindorpprincipe, met verschillende complexen met kleinschalige bebouwing, verspringende rooilijnen en afwisselende dakvormen. Plan Zuid is ruimer opgezet volgens het principe van de afgeronde stad. In Oost zijn de bouwvolumes volgens het tuinwijkprincipe in grotere eenheden geclusterd, die de lange lijnen van de straten volgen. Hier zijn met name de hoeken afwijkend en verbijzonderd.
4
N
N
N
Na het vaststellen van de definitieve grenzen van de beschermde gebieden zullen de kaarten worden aangepast en definitief worden gemaakt.
Uitsnede van Tuindorp Zuid met Plan Zuid (links) en Tuinwijk Oost (rechts) met de contouren van het beschermd dorpsgezicht.(google earth).
5
2.1 Tuindorp Zuid met Plan Zuid Het beschermd dorpsgezicht Hilversum Zuid ligt aan de zuidzijde van de kern van Hilversum. Deze stadsuitbreiding is in de periode 1912-1935 in twee fasen tot stand gekomen. Tussen 1916 en 1924 is de planmatige uitbreiding Tuindorp Zuid ten noorden van de radiaal Diependaalselaan gerealiseerd. Deze, op grond van de tuindorpgedachte ontwikkelde, wijk bevat vooral volkswoningbouwcomplexen. W.M. Dudok ontwierp de openbare gebouwen als oriëntatiepunten en plaatste ze op markante plekken in de ruimtelijke structuur. De invloed van Dudok betrof hier zowel de stedenbouwkundige als de architectonische opzet. Ten zuiden van de Diependaalselaan is vervolgens tussen 1927 en 1931 Plan Zuid gerealiseerd. Het gebied bestaat vooral uit middenstandsbebouwing. Dudok liet hier het principe van de afronding van de stad en vervlechting van stad en natuur een herkenbare rol spelen. Dit concept is exemplarisch voor Dudoks ideeën over de begrensde groei van de stad.
Plattegrond van Plan Zuid, 1933.
Rechts: Schematisch plattegrond van Hilversum Zuid met de stedenbouwkundige structuren aangegeven.
Links: Stedenbouwkundige en architectonische samenhang in Tuindorp Zuid. De woningen zijn volgens de tuinwijkgedachte ontworpen en door de zichtlijn op de Clemenskerk stedenbouwkundig verankerd met de rest van de wijk.
6
Rechts: De bebouwing in Zuid is kleinschalig opgezet
Onder en boven: In Zuid is de wijk opgezet volgens het tuindorpprincipe, met verschillende eenheden met afwisselende bebouwing.
Rechts: De bebouwing in Zuid is kleinschalig opgezet met verspringende rooilijnen en afwissellende dakvormen.
Rechts: Door middel van gevelafwerking, ramen met roedeverdeling en kleurgebruik is het dorpse karakter benadrukt.
7
2.2 Tuinwijk Oost Het beschermd dorpsgezicht Hilversum Oost ligt aan de oostzijde van Hilversum en wordt door het stadsdeel ‘Oude wijk over ’t spoor’ gescheiden van de oude dorpskern. Het gebied heeft grotendeels een woonbestemming en is aangelegd volgens de door Dudok ontworpen uitbreidingsplannen Plan Oost (1927-1931) en het Beëindigingsplan uit 1934. De bouwkundige invulling van de uiterste oostelijke rand van het gebied, het Kamrad, is tussen 1959 en 1964 gerealiseerd. Gelijk Plan Zuid heeft Dudok in het stedenbouwkundige concept van Plan Oost ook de ideeën over de begrensde stad en vervlechting van stad en natuur verwerkt. Aan de hand van het stedenbouwkundige plan zijn volgens de tuindorpprincipes vanaf 1927 in de zuidelijke punt van Tuinwijk Oost de eerste volkswoningbouwcomplexen gebouwd. Deze wijkgedachte is gebaseerd op de ideeën van de Engelse en Duitse tuinstadbeweging en houdt in dat de wijk als het ware een dorp op zichzelf is. Alle voorzieningen zijn er aanwezig: plantsoenen, speelvelden, scholen, winkels en de nodige openbare gebouwen. De gevarieerde bebouwing werd met verspringende rooilijnen en hoekoplossingen afgestemd op de afwisselende stedenbouwkundige opzet met straten, pleinen en hofjes. In 1934 werd het definitieve uitbreidingsplan van Dudok voor Hilversum vastgesteld, het zogenaamde Beeïndigingsplan, gericht op voltooiing van de stad en behoud van natuurschoon. Dit laatste was mede ingegeven door het in 1925 verschenen rapport van de Centrale Schoonheidscommissie voor het Gooi, waarin de Gooise gemeenten werden opgeroepen om bij het ontwikkelen van uitbreidingsplannen meer aandacht te schenken aan het behoud van natuurschoon.
Boven: Plattegrond van Plan Oost, W.M. Dudok, 1927-1931.
Rechts: Schematische plattegrond van Hilversum Oost met de stedenbouwkundige structuren aangegeven.
8
Het Beëindigingsplan bestond uit een regelmatig patroon van grotendeels noord-zuid geprojecteerde gebogen woonstraten, afgesloten door een kwartcirkelvormige ringweg met een breed profiel (Kamerlingh Onnesweg). De plaatselijk verbrede radialen met groenstroken in de vorm van bermen, plantsoenen of een vijver doorsnijden de woonstraten en vormen de verbinding tussen de bestaande wegen in de stad en het natuurgebied aan de oostzijde. De kavels werden bebouwd met lange bouwvolumes. De sterke horizontale geleding van de architectuur wordt onderbroken door verticale accenten op de hoeken en accenten ter plaatse van zichtassen.
Links: De bebouwing in Oost is opgezet met lange lijnen en bestaat uit horizontale bouwvolumes met verticale accenten.
Rechts: Het Kamrad bestaat uit losse bouwblokken vrijstaand in de natuur.
Aan de uiterste oostgrens van het gebied eindigt het plan in zeven haaks op de Kamerlingh Onnesweg geprojecteerde bouwblokken, die als een kamrad in het natuurgebied steken. Zo werd een harmonieuze overgang gecreëerd van stad naar natuur, karakteristiek voor de visie van Dudok op het beëindigen van de stad. Dit deel werd uiteindelijk pas na de oorlog, in de periode tussen 1959 en 1964 gerealiseerd. In aansluiting op de bestaande Nederlandse Seintoestellenfabriek (NSF) reserveerde Dudok in het uitbreidingsplan tussen de Kometenstraat en de Radiostraat ook een terrein voor de ontwikkeling van industrie (nu herontwikkeld tot woon-winkelgebied Seinhorst).
9
Rechts: De hoeken van de bouwvolumes zijn verbijzonderd en ‘kondigen’ een dwarsstraat aan. Tussen de bouwvolumes is ruimte gelaten door middel van lage bijgebouwen.
Onder en boven: In oost zijn de bouwvolumes volgens het tuinwijkprincipe in grotere eenheden geclusterd, die de lange lijnen van de boomrijke straten volgen. Boven rechte woonstraat, beneden gebogen woonstraat.
Rechts: Verbijzonderde hoek ter accentuering van een zijstraat. Tussen de bouwvolumes is ruimte gelaten door middel van lage bijgebouwen
Rechts: De bebouwing volgt de lange lijnen van de straten. De ramen, deuren, erkers, en luifels zorgen voor ritme.
10
3
Handleiding
De beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost hebben een bijzondere waarde. Deze waarde betreft niet alleen de architectuur en vormgeving van de individuele woningen, maar ook de samenhang van de woningen onderling die gezamenlijk een bouwvolume vormen. Tevens speelt de relatie tussen de in schaal en vormgeving zorgvuldig op elkaar afgestemde bouwvolumes een belangrijke rol. Deze bijzondere door Dudok ontworpen stedenbouwkundige en architectonische samenhang maakt de twee wijken bijzonder en waardevol. Naast de architectuur zijn de gebruikte materialen een belangrijk onderdeel van de waarde. De materiaaltoepassing draagt voor een belangrijk deel bij aan de uitstraling van de bebouwing. Naast Dudok hebben ook andere architecten hun sporen nagelaten. Ondanks dat ze allemaal in dezelfde stijl hebben ontworpen heeft elk bouwvolume toch een eigen detaillering. Deze eenheid in verscheidenheid is waardevol om in stand te worden gehouden. Aanpassingen aan de huizen zijn van invloed op de uitstraling van de architectonische en de stedenbouwkundige eenheid. Individuele woonwensen moeten dan ook in samenhang worden gezien met de omgeving waarbij het belangrijk is dat de genoemde eenheid behouden blijft. In deze handleiding wordt uitgelegd welke karakteristieken kenmerkend zijn en hoe ermee omgegaan kan worden. Ook wordt aangegeven welke werkzaamheden vergunningsvrij zijn en waarvoor een vergunning nodig is. Om de vergunningprocedure zo snel mogelijk te doorlopen zijn mogelijkheden en uitgangspunten geformuleerd. Voldoet uw aanvraag daaraan, dan kan deze via een zogeheten sneltoets behandeld worden.
Boven: Dakenlandschap van Zuid vanaf de Clemenskerk naar het zuiden. Door structuur, schaal, vorm, materiaal en kleur is een grote stedenbouwkundige en architectonische samenhang gecreëerd.
Rechts: Lorentzvijver in Oost. Er is een grote eenheid tussen stedenbouwkundige structuren, architectuur en natuur. De wijk is door middel van groene ´vingers´ (vijver) met de natuur verbonden.
11
4
Vergunningprocedure
De status beschermd dorpsgezicht is gericht op het maken van afspraken over de omgang met het erfgoed en het inpassen van nieuwe ontwikkelingen. Doel is dat er rekening wordt gehouden met de waarden van de wijken en dat de samenhang behouden blijft. Als het rijk een gebied of wijk aanwijst als beschermd stads- of dorpsgezicht, gelden een aantal rijksregels die tot doel hebben dat de waarden behouden blijven en dat bij ontwikkelingen en wijzigingen deze waarden maatgevend zijn. Dit betekent dat in een aantal gevallen een vergunning moet worden aangevraagd waar dat bij niet beschermde gebieden niet nodig is (zie bijlage 2). Hilversum stelt geen aanvullende regels op. Dit betekent dat de rijksregels maatgevend zijn. Deze rijksregels zijn voor alle beschermde gebieden in Nederland hetzelfde. Om ze optimaal op de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost te laten aansluiten is voor een pragmatische uitvoering gekozen. Dit betekent dat middels adviezen en sneltoetscriteria de mogelijkheden zo duidelijk mogelijk worden gepresenteerd. Omdat niet alle bebouwing in de twee beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost even waardevol is, is de bebouwing van de wijken in drie categorieën onderverdeeld: Beschermde gemeentelijke of Rijksmonumenten, Essentieel en kenmerkend, en beeldondersteunend (zie hoofdstuk 5). Voor de bebouwing in de categorie beeldondersteunend zijn de criteria voor vergunningverlening overeenkomstig de welstandscriteria. Voor de categorie essentieel en kenmerkend zijn de criteria voor vergunningverlening in deze handleiding geformuleerd.
Binnen beschermde stads- en dorpsgezichten gelden sinds 1 januari 2012 vergunningvrije werkzaamheden. Dit betreffen met name aanpassingen aan de achterzijde. Voor aanpassingen aan de voorzijde en de zijkanten is wel een vergunning nodig. Voor monumenten gelden aparte regels. Voor welke aanpassing u wel of geen vergunning nodig heeft is in een tabel aangegeven. Dit kan voor de drie categorieën verschillen (zie bijlage 2). Let u op dat naast de rijksregels van de beschermde dorpsgezichten ook nog andere regelgeving van toepassing kan zijn, zoals bijvoorbeeld het Omgevingsrecht, het bestemmingsplan of de welstandsnota. Zie voor de vergunningprocedures, regelgeving en de sneltoetscriteria: www.Hilversum.nl Zie tevens de brochure Vergunningvrij bouwen in en aan monumenten en beschermde gezichten: www.cultureelerfgoed.nl Deze gegevens met de bijbehorende folders worden nader uitgewerkt en met links op de gemeentelijke website geplaatst.
12
5
Drie categorieën bebouwing
Bij de status van beschermd dorpsgezicht horen een aantal regels die zijn opgesteld door de Rijksoverheid. Dit betreffen met name regels met betrekking tot de vergunningprocedure. Omdat niet alle bebouwing even waardevol is heeft Hilversum ervoor gekozen de bebouwing onder te verdelen in drie categorieën. Het betreffen panden die een beschermde monumentenstatus hebben (orde 1, kleur blauw) , bebouwing die essentieel en kenmerkend is (orde 2, kleur groen) en bebouwing die beeldondersteunend is (orde 3, kleur geel).
Rechts: De bebouwing uit de orde Gemeentelijke of Rijksmonumenten heeft een eigen status binnen de beschermde dorpsgezichten
Orde 1: Beschermde gemeentelijke of Rijksmonumenten hebben onafhankelijk van het beschermde dorpsgezicht een eigen regelgeving die valt onder de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening Hilversum 2001 (§5.1) Orde 2: Bebouwing in de categorie essentieel en kenmerkend heeft onderling een sterke architectonische samenhang en is in relatie met de stedenbouwkundige structuren ontworpen. Het grootste deel van de bebouwing in de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost behoort tot deze categorie (§5.2). Orde 3: Bij de panden in de categorie beeldondersteunend is de samenhang tussen architectuur en stedenbouw veel minder dan bij essentieel en kenmerkend. Het betreft oudere bebouwing die minder planmatig tot stand is gekomen en vaak al op individuele wijze is aangepast. In Zuid betreft het met name de bebouwing rondom de Gijsbrecht van Amstelstraat en in Oost enkele grootschaligere gebouwen, waaronder één van de voormalige NSF, het huidige winkelcentrum Seinhorst (§5.3). Op de ordekaarten is aangegeven welke bebouwing tot welke categorie behoort (zie ook bijlage 1).
Rechts: De bebouwing uit de orde essentieel en kenmerkend heeft een grote samenhang tussen stedenbouw en architectuur en vormt de basis van de beschermde dorpsgezichten.
Rechts: De bebouwing uit de orde beeldondersteunend heeft minder eenheid met de karakteristieken van de beschermde dorpsgezichten.
13
Ordekaarten van Zuid (links) en Oost (rechts) met in kleur de verschillende ordes aangegeven en in rood de contouren van de beschermde stadsgezichten.
14
5.1 Gemeentelijke en rijksmonumenten Beschermde gemeentelijke en rijksmonumenten hebben onafhankelijk van de beschermde dorpsgezichten een eigen status en eigen wet- en regelgeving. Het maakt dus met andere woorden niet uit of een beschermd monument in een beschermd dorpsgezicht staat of niet, de regelgeving is voor alle monumenten hetzelfde. De monumentenregels komen erop neer dat regulier onderhoud en kleine herstelwerkzaamheden zonder vergunning kunnen worden uitgevoerd. Worden de werkzaamheden grootschaliger en ingrijpender dan is een vergunning nodig. Dit betreffen onder andere werkzaamheden en wijzigingen die onomkeerbare gevolgen hebben voor het monument, zoals het vervangen van de dakpannen, het vernieuwen van het voegwerk, het reinigen van de gevels of het vervangen van de kozijnen en ramen (zie bijlage 2). Ook voor wijzigingen in het interieur is een vergunning nodig. Historische interieuronderdelen en met name ook de indeling en de bouwkundige structuur zijn belangrijke onderdelen van het monument. Voor uitbouwen, dakkapellen en zonnepanelen moet eveneens een vergunning worden aangevraagd.
In Zuid staan relatief veel beschermde monumenten. Het merendeel bevindt zich ten noorden van de Diependaalselaan. Een deel ervan is rijksmonument, waaronder de eerste woningwetwoningen van Hilversum aan de Egelantierstraat, Cameliastraat en Ericastraat. Tevens zijn de door Dudok ontworpen gemeentelijke volkswoningbouwcomplexen in de Bloemenbuurt tussen de Gijsbrecht van Amstelstraat, Neuweg en Bosdrift beschermde monumenten. Ook enkele complexen van woningcorporaties in de Bloemenbuurt zijn beschermde monumenten. Ten zuiden van de Diependaalselaan hebben de Kastanjevijver en het complex rondom de Zinniastraat de monumentenstatus. Tevens zijn enkele kerken en scholen als monument aangewezen. In Oost zijn ook de vroege woningwetwoningen aangewezen als beschermde monumenten. Deze bevinden zich aan de noordzijde van het gebied rondom het Erfgooiersstraat en de Hoge Larenseweg. Aan de zuidzijde van het gebied zijn enkele woningbouwcomplexen van Dudok monument. Tevens is de Lorentzschool een monument. De bebouwing van het Kamrad is gemeentelijk monument. Door de unieke positionering van de vrijstaande bouwvolumes blijft de relatie tussen de wijk en de natuur ervaarbaar.
In de folder `Vergunningvrij, Voor welke activiteiten in en aan monumenten en beschermde gezichten is geen vergunning nodig?´ van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed staat beschreven voor welke werkzaamheden wel of geen vergunning nodig is. Deze is te downloaden op de website van de RCE, www.cultureelerfgoed.nl. Wilt u meer weten over de procedure voor een omgevingsvergunning of gedetailleerde informatie over uw monument neem dan contact op met de gemeente. 15
5.2 Essentieel en kenmerkend Het grootste deel van de bebouwing in de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost behoort tot de categorie essentieel en kenmerkend. Deze bebouwing heeft architectuurhistorische waarde en een grote samenhang tussen architectuur en stedenbouw. De woningen zijn opgenomen in bouwvolumes, die weer zijn gegroepeerd tot stedenbouwkundige eenheden. De relatie tussen de bebouwing en de straten is groot. De status van beschermd dorpsgezicht is met name voor deze categorie van betekenis. Doel van de bescherming is om de zorgvuldig vormgegeven architectuur en de samenhang tussen de architectuur en stedenbouw te behouden. Dit betekent dat de individuele woningen in relatie moeten worden gezien met het grotere geheel van het bouwvolume, de straat en de wijk. Ondanks dat de bebouwing door verschillende architecten is ontworpen is er een grote eenheid in architectuur. In hoofdlijnen zijn de bouwvolumes ontworpen als lange bouwdelen, met ritmisch gelede gevels en strakke dichte dakvlakken. De gevels `communiceren´ met de straat, de daken zorgen voor rust en liggen als een deken over de gebouwen. De gevels zijn geleed met horizontale raampartijen, uitspringende erkers en voordeuren met luifels. De daken zijn dicht en hoog opgetrokken. Op de hoeken is de bebouwing voorzien van architectonische accenten die de zijstraten `aankondigen´. Ook op de zichtlijnen is de bebouwing afwijkend en geaccentueerd.
Om verstoring van de samenhang door individuele aanpassingen te voorkomen zijn er regels van kracht die specifiek in de beschermde gezichten gelden. Deze door het Rijk opgestelde regels hebben vooral betrekking op de voor- en zijkanten. Omdat deze zichtzijden van directe invloed zijn op de stedenbouwkundige uitstraling van de beschermde dorpsgezichten is voor wijzigingen en toevoegingen aan de voor- en zijkanten dan ook een vergunning nodig. De wijzigingen waarvoor een vergunning nodig is zijn: het wijzigen van dakbedekking, voegwerk, kozijnen, ramen of deuren, het toevoegen dakkapel op zijdakvlak, zonnepanelen op een voor- en zijdakvlak en een aanbouw die niet recht achter het hoofdgebouw staat. Overigens zijn deze werkzaamheden buiten een beschermd gezicht ook niet zonder meer vergunningvrij. (zie bijlage 2). De achterzijden (van niet beschermde monumenten) zijn in de beschermde dorpsgezichten vergunningvrij. De meeste werkzaamheden die normaal gesproken aan de achterzijde vergunningvrij zijn kunnen ook in het beschermde dorpsgezicht Zuid en Oost aan de achterkant worden uitgevoerd. Let hierbij wel op dat de meeste achterzijden ook vanaf de openbare weg zichtbaar zijn en de uitstraling wel degelijk van invloed is op de omgeving.
In Oost valt bijna de hele wijk in deze categorie. In Zuid ligt het merendeel ten zuiden van de Diependaalselaan. Links van de Hilvertsweg bestaat deze bebouwing uit lange bouwvolumes. Rechts van de Hilvertsweg is het woningtype groter en onderverdeeld in kleinere bouwvolumes (twee onder 1 kap). 16
5.3 Beeldondersteunend De categorie beeldondersteunend betreft de bebouwing die minder stedenbouwkundige samenhang heeft dan de categorie essentieel en kenmerkend. In feite betreft het oudere bebouwing die al was gerealiseerd voordat Dudok de uitbreidingswijken heeft ontworpen.
Deze gegevens worden nader uitgewerkt en met links op de gemeentelijke website verwerkt.
In zuid betreft het vooral de bebouwing rondom de Gijsbrecht van Amstelstraat. Veel van deze bebouwing is destijds als kleinschalige projectontwikkeling gerealiseerd. Als reactie op deze niet planmatige uitbreiding heeft Dudok Tuindorp Zuid eromheen ontworpen. Deze categorie is dan ook wel onderdeel van het beschermde dorpsgezicht, maar de relatie tussen architectuur en stedenbouw is minder groot. In de loop van de tijd zijn individuele aanpassingen gedaan, waardoor de onderlinge samenhang helaas grotendeels verloren is gegaan. In oost betreft het maar enkele gebouwen. Eén hiervan bevindt zich op het herontwikkelde terrein van de voormalige NSF, bij het huidige winkelcentrum Seinhorst. Tot deze categorie behoort ook nieuwbouw die qua schaal of architectuur niet aansluit bij de bebouwing van de beschermde dorpsgezichten. Deze bebouwing is van indifferente waarde voor de beschermde dorpsgezichten. De nieuwbouw op het terrein van de voormalige NSF en de recente nieuwbouw van de Egelantier is hiervan een voorbeeld. Omdat deze categorie minder van invloed is op de stedenbouwkundige samenhang gelden hier de welstandscriteria voor bebouwing in beschermde dorpsgezichten. Deze welstandscriteria kunt u downloaden op www.hilversum.nl
17
6
Instandhouding
Door deze wijzigingen verandert de uitstraling van het pand onomkeerbaar en treedt verschraling op van de rijk gevarieerde en verfijnde vormgeving. Tevens gaat er veel authentiek materiaal verloren. Hierdoor wordt de eenheid tussen de verschillende panden van een bouwvolume verstoord en het straatbeeld aangetast.
Voor het behoud van gebouwen is regulier onderhoud belangrijk. Door regelmatig onderhoud blijft een gebouw bouwtechnisch in goede staat en kunnen ingrijpende herstelwerkzaamheden worden voorkomen. Onder regulier onderhoud worden werkzaamheden verstaan die het bouwwerk in stand houden zonder dat daar grootschalige vernieuwingen, wijzigingen of onomkeerbare veranderingen aan plaatsvinden. Voor het uitvoeren van regulier onderhoud is geen vergunning nodig. Onder regulier onderhoud wordt verstaan het schilderen van het houtwerk (in dezelfde kleur), het herstellen of vervangen van rot houtwerk, het repareren van beschadigd metsel- en/of voegwerk, het vervangen van kapotte dakpannen en nokvorsten, het vervangen van de bitumineuze dakbedekking en het vervangen van zinken goten, lijsten en hemelwaterafvoeren. Het karakter van deze werkzaamheden is kleinschalig van aard en wordt uitgevoerd in hetzelfde materiaal en met dezelfde detaillering als het bestaande, zodat het beeld niet verandert en zoveel mogelijk materiaal gehandhaafd blijft.
Het oorspronkelijke materiaal, de bestaande detaillering en de historische patina zijn onderdeel van de authenticiteit van de beschermde dorpsgezichten. Behoud gaat dan ook voor vernieuwing. Als u deze werkzaamheden toch wilt (laten) uitvoeren dan is het raadzaam eerst contact op te nemen met de gemeente. Onderhoudswerkzaamheden zoals het schilderen en het vervangen van zink en loodwerk is vergunningvrij
Worden de werkzaamheden grootschaliger en wijzigen de vorm, de materiaaleigenschappen, de detaillering of de kleur dan is wel een vergunning nodig. In de praktijk blijkt namelijk dat het bij grootschalige werkzaamheden als het vernieuwen van het voegwerk, het vervangen van de dakpannen en het plaatsen van nieuwe kozijnen en/of ramen moeilijk is de exacte detaillering over te nemen.
18
6.1 Schilderwerk Het reguliere schilderwerk is vergunningvrij. Met regulier schilderwerk wordt het onderhoudsschilderwerk verstaan van het metaal- en houtwerk. Karakteristiek voor de bebouwing in de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost is dat het accent op de gevelarchitectuur ligt. De kleur is terughoudend en ondersteunt deze karakteristieken. Omdat de eenheid van een bouwvolume een belangrijke karakteristiek is, was het houtwerk van een bouwvolume oorspronkelijk helemaal in eenzelfde kleur geschilderd. Het is wenselijk als bij een schilderbeurt geprobeerd wordt de kleur van de afzonderlijke woningen op elkaar af te stemmen zodat de eenheid van een bouwvolume wordt hersteld.
Boven: Felle kleuren leveren een
In het huidige straatbeeld zijn de kleuren veelal wit, gebroken wit of donkergroen. Deze kleuren zijn in uitstraling rustig en terughoudend en sluiten goed aan bij de historische architectuur. Felle kleuren als rood, geel, of blauw zijn niet authentiek en passen niet in het historische straatbeeld. Deze kleuren vragen teveel aandacht waardoor de kleur het gevelbeeld domineert.
onrustig gevelbeeld op.
Boven: Veel voordeuren waren oorspronkelijk blank gelakt.
Oorspronkelijk waren de kleuren meestal licht van kleur, zoals wit, gebroken wit of lichtokergeel. Een eventueel kleurverschil tussen de kozijnen en (draai)ramen was oorspronkelijk subtiel. De huidige trend om de kozijnen in een lichte kleur en de (draai)ramen in een afwijkende (donkergroene) kleur te schilderen is in de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost oorspronkelijk weinig toegepast.
Omdat de linker woning van de linker afbeelding in een afwijkende kleur is geschilderd is het bouwvolume visueel minder in samenhang dan het bouwvolume van de rechter afbeelding.
19
Het schilderen van gevelmetselwerk is onwenselijk en bij monumenten niet toegestaan. De samenhang binnen de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost wordt voor een belangrijk deel bepaald door gelijksoortig en puur materiaalgebruik. Alle bebouwing in de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost is dan ook in schoon metselwerk uitgevoerd. Als gevelmetselwerk wordt geschilderd gaat het kenmerk van de architectuur en de samenhang verloren en worden de karakteristieken van de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost aangetast. Ook wordt de eenheid met de naastliggende buurpanden van het bouwvolume verstoord. Tevens is het schilderen van metselwerk onwenselijk omdat dit schilderwerk niet zonder schade van het metselwerk is te verwijderen is en dientengevolge blijvende schade veroorzaakt.
Geschilderd metselwerk verstoort de eenheid. Door individueel geschilderde gebouwen gaat de samenhang van een bouwvolume verloren en de karakteristieke waarde van de architectuur (materiaalgebruik).
20
6.2 Gevelmetselwerk Het in schoon metselwerk uitgevoerde gevelmetselwerk vormt één van de belangrijkste karakteristieken van de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost. Om de samenhang in de wijken te versterken is alle bebouwing in schoon metselwerk uitgevoerd. Alleen in de Bloemenbuurt staat bebouwing die oorspronkelijk al was bepleisterd. Deze bebouwing is echter als afwisseling ten opzichte van de overige in schoon metselwerk uitgevoerde bebouwing vormgegeven om de kleinschaligheid van het tuindorpprincipe te versterken. Naast de bebouwing maken ook (oorspronkelijke) gemetselde muurtjes, (tuin)afscheidingen en bloembakken onderdeel uit van de architectuur en vragen om een zorgvuldige aanpak. Herstel van het metselwerk valt onder onderhoud en kan zonder vergunning worden uitgevoerd. Onderhoud betreft plaatselijk herstel van beschadigd metselwerk of het plaatselijk aanvullen van verwijderd metselwerk (zoals bijvoorbeeld een gat van verwijderde kachelpijp dichtzetten). Als dit werk echter onzorgvuldig gebeurt, levert dit een lelijke plek op in de gevel. Er zijn gespecialiseerde baksteenleveranciers die u kunnen helpen een passende baksteen te vinden.
Boven: Klein herstel van beschadigd metselwerk is vergunningsvrij. Onder: Gevels die op terughoudende wijze collectief zijn ´opgefrist´ waarbij de samenhang van de architectuur is behouden en de patina bewaard is gebleven.
Met het reinigen van het gevelmetselwerk verandert de uitstraling van de woning onomkeerbaar en gaat de patina verloren. Tevens is de kans groot dat met het reinigen van het metselwerk schade ontstaat aan het metselwerk. Met name het oppervlak (bakhuid) van de bakstenen wordt beschadigd en ruw. Hierdoor wordt de steen poreus en neemt het meer vocht op dan vóór de reiniging, wat het proces van vervuiling na reiniging weer versneld. Het reinigen van metselwerk is daarom ten sterkste af te raden. Een technische noodzaak voor gevelreiniging is meestal niet aanwezig. Een agressieve reinigingsmethode enkel om esthetische redenen brengt meer schade aan dan het goed doet. Door het metselwerk echter onder lage druk te ‘wassen’ kan het gevelbeeld wel worden ‘opgefrist’ zonder dat de patina verloren gaat en het metselwerk wordt beschadigd.
Het reinigen van metselwerk is onwenselijk. De uiterlijke kwaliteiten en technische staat van het metselwerk is namelijk van groot belang voor de historische waarde van de beschermde dorpsgezichten. Baksteensoort, metselverband, patina en textuur vormen wezenlijke kenmerken van het historische metselwerk. Een zorgvuldige en terughoudende omgang met het metselwerk is dan ook een voorwaarde voor behoud van deze karakteristieken. Onzorgvuldige werkzaamheden leiden bovendien tot onherstelbare schade. Conservering van het bestaande metselwerk is het uitgangspunt. 21
Door het individueel reinigen van een woning wordt de architectuur en de eenheid van het bouwvolume verstoord en de stedenbouwkundige samenhang aangetast. Gevelreiniging moet daarom altijd in samenhang met de buurpanden van het bouwvolume worden gezien. Een uniforme reinigingsmethode is er niet omdat elk type metselwerk verschillende eigenschappen heeft die van invloed zijn op de wijze van reiniging. Omdat in de praktijk blijkt dat gevelreiniging snel verkeerd kan gaan en de gevolgen onomkeerbaar zijn is het raadzaam voorafgaand aan het reinigen contact op te nemen met de gemeente. Voor gevelreiniging is een milieumelding vereist.
Onder: Individueel gereinigd gevelmetselwerk verstoort de eenheid van het bouwvolume op onherstelbare wijze. Door te agressieve reinigingsmethodes wordt het metselwerk beschadigd, wordt het oppervlak van de bakstenen poreus en gaat de patina verloren.
Een consequentie van gevelreiniging is dat het oppervlak van de bakstenen vaak opener en daarmee poreuzer wordt. In veel gevallen wordt dan voorgesteld om het gevelmetselwerk te hydrofoberen. Dit betekent dat er aan de buitenzijde van de gevels een vloeistof wordt aangebracht die in het metselwerk trekt en daar verhard tot een waterafstotende laag. De praktijk leert dat het middel erger is dan de kwaal. Door de waterdichte laag kan het vocht dat van binnenuit de gevel indringt niet aan de buitenzijde verdampen. Tevens blijkt de waterdichte laag na verloop van niet helemaal waterdicht te blijven. Gevolg is dat er wel vocht van buiten het metselwerk in komt (regen e.d.), maar de verdamping van binnen naar buiten bemoeilijkt wordt. In beide gevallen is het gevolg dat achter de waterdichte laag vochtophoping in het metselwerk optreedt, met vorstschade tot gevolg. Een visuele bijkomstigheid is dat met het hydrofoberen de kleur van het metselwerk verandert en er meestal een glimmende (kunststof) waas over het metselwerk komt. Vanuit cultuurhistorisch en bouwtechnisch oogpunt is het daarom bij historische panden in alle gevallen ten sterkste af te raden het gevelmetselwerk te hydrofoberen, temeer omdat de maatregel onomkeerbaar is en de kans op schade groot is.
7.3
Voegwerk
Links: Beschadigd en poreus geworden oppervlak van de baksteen na reiniging.
22
De leeftijd van de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost is relatief jong. Dit betekent dat de gebouwen meestal in een goede bouwtechnische staat verkeren. Als het voegwerk al slecht is dan is dit meestal plaatselijk. Herstel van slecht voegwerk kan zonder vergunning worden uitgevoerd. Een gespecialiseerde voeger kan het herstelvoegwerk zowel qua kleur als uitvoering onzichtbaar op het bestaande laten aansluiten. Voor grote vlakken of het geheel vervangen van het voegwerk waarbij de detaillering of de materiaaleigenschappen wijzigen is wel een vergunning nodig. Hierdoor verandert de uitstraling van het metselwerk namelijk onomkeerbaar. Er is meestal geen technische noodzaak om het voegwerk van de gevels integraal te vervangen, zeker gezien de beperkte ouderdom van de woningen. Vanuit bouwtechnisch opzicht is het vervangen van voegwerk zelfs niet aan te bevelen. Tijdens de bouw zijn namelijk gelijktijdig met het metselen ook de voegen aangebracht. Dit betekent dat er een sterke hechting is tussen de metselmortel en de voegmortel. Tevens is de samenstelling en vochtdoorlatendheid van het metsel- en voegwerk in overeenstemming met elkaar. Door de bestaande voegen te verwijderen en nieuwe voegen aan te brengen wordt deze balans verstoord, wat problemen kan veroorzaken. Zo kan door te harde voegen het vocht dat zich in metselwerk bevindt, niet meer via het voegwerk naar buiten, met vochtophoping in de bakstenen tot gevolg. Door deze vochtophoping neemt de kans op vorstschade toe, waarbij stukken van de bakstenen kunnen springen of het nieuwe voegwerk los kan komen. De hardheid van nieuw voegwerk moet dus altijd in overeenstemming zijn met het historische metselwerk. Dit betekent dat het aanbrengen van harde cementvoegen niet de juiste keuze is.
Boven: Door onzorgvuldig voegwerkherstel is het gevelbeeld van het pand op de linker afbeelding verstoord ten opzichte van het oorspronkelijke gevelbeeld op de rechter afbeelding.
Principe van het vochttransport in het metselwerk. In de oorspronkelijke toestand is de metselmortel en de voegmortel gelijktijdig aangebracht waardoor een samenhang in structuur en hardheid bestaat en vocht gelijkmatig verdampt. Bij het vernieuwen van het voegwerk wordt deze balans verstoord. In het nieuwe voegwerk zit meestal cement. Omdat cement harder is dan de oorspronkelijke mortel ontstaat een barrière waardoor het vocht zich van de voeg via de baksteen naar buiten verplaatst. Bij vorst wordt de kans op vorstschade vergroot, met schade aan de baksteen tot gevolg.
23
Het bestaande voegwerk heeft bepaalde visuele eigenschappen die van invloed zijn op de uitstraling van het pand. Het historische voegwerk vormt altijd een eenheid met het metselwerk; voegen en bakstenen tonen als een vlak. Door het voegwerk te vervangen wordt deze samenhang verstoord en het gevelbeeld gewijzigd. Hierbij speelt de kleur van het voegwerk een belangrijke rol. Is de kleur te licht of te donker dan tekenen de voegen zich als een raster af ten opzichte van de bakstenen en is het metselwerk niet meer als vlak te ervaren. Ook de uitvoering van de voegen is van invloed op de uitstraling. Het voegwerk uit deze periode is veelal uitgevoerd als snijvoeg, die licht is aangesneden. De voegen steken niet uit ten opzichte van de bakstenen maar liggen gelijk of iets terug. Belangrijk is dat de verticale stootvoegen tussen de bakstenen dunner zijn uitgevoerd dan de horizontale lintvoegen. Vaak ook zijn terugliggende of afgeschuinde voegen aangebracht. Door het samenspel van voeg- en metselwerk ontstaat een subtiele schaduwwerking die van grote invloed is op het gevelbeeld. In de praktijk blijkt dat het moeilijk is het historische voegwerk bij vervanging te evenaren. Ook lukt het uithakken/slijpen meestal niet zonder de bakstenen te beschadigen. Bij het vernieuwen van het voegwerk verandert bijna altijd de uitstraling en het gevelbeeld. Consequentie is dat hiermee ook de eenheid met de naastliggende buurpanden van het bouwvolume wordt verstoord. Nieuw voegwerk moet daarom altijd in samenhang met de buurpanden van het bouwvolume worden gezien. Als met het vernieuwen van het voegwerk de vorm, de materiaaleigenschappen of de detaillering verandert is voor het vervangen van voegwerk een vergunning nodig. Wilt u het voegwerk vernieuwen neem dan contact op met de gemeente.
Boven: Het meeste voegwerk in de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost is als snijvoeg of terugliggend uitgevoerd. Het voegwerk van de linker afbeelding is een snijvoeg. De kenmerken zijn dat de horizontale lintvoegen zijn doorgestreken en licht aangesneden. De verticale stootvoegen zijn meer gesneden en dunner uitgevoerd. Het voegwerk ligt aan de voorkant gelijk of iets terug ten opzichte van de baksteen. Het voegwerk van de rechter afbeelding is terugliggend uitgevoerd ten opzichte van de baksteen. Stoot- en lintvoegen zijn ongeveer van gelijke breedte.
Knipvoeg
Snijvoeg
Terugliggende voeg
Platvolle voeg
Boven: Verschillende typen voegwerk. Knipvoegen komen in de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost niet voor. Snijvoegen wel. De karakteristiek van snijvoegen is dat het voegwerk gelijk ligt met de voorzijde van de baksteen. Bij het vernieuwen van de snijvoeg wordt vaak een knipvoeg aangebracht. Hierdoor verandert de uitstraling van het pand omdat het voegwerk dan als een raster buiten het metselwerk komt te liggen. Dit is niet toegestaan. Terugliggend voegwerk komt is de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost het meeste voor. Elk pand heeft een subtiele kenmerken omdat de diepte van de terugliggende voegen varieert. Bij herstel of vervangen van het voegwerk is het belangrijk de oorspronkelijke diepte aan te houden, zodat de subtiele verschillen gehandhaafd blijven. In een enkel geval komen is het oorspronkelijke voegwerk als platvol uitgevoerd. Bij herstel of vernieuwing van terugliggend voegwerk mag deze niet als platvol worden uitgevoerd.
24
7.4
Dakbedekking
Gesneden voegen waarbij de voegen gelijk zijn gehouden met de bakstenen. Voegwerk en bakstenen vormen een geheel en tonen als vlak metselwerk.
Terugliggend voegwerk. De horizontale lintvoegen zijn extra dik gemaakt dat in combinatie met de platte baksteen zorgt voor een horizontale schaduwwerking karakter
Terugliggend voegwerk. Het voegwerk is maar iets terugliggend uitgevoerd ten opzichte van de baksteen. Door de grijze voegen steekt het voegwerk af
Platvol aangebracht voegwerk. Voegwerk en bakstenen vormen één vlak.
Gesneden voegen waarbij de voegen iets terugliggen ten opzichte van de bakstenen. De verticale stootvoegen zijn extra dun gesneden ten opzichte van de lintvoegen
Terugliggend voegwerk. Het voegwerk zorgt voor een sterke schaduwwerking. Stoot- en lintvoegen zijn even breed uitgevoerd.
Terugliggend voegwerk. Het voegwerk is maar iets terugliggend uitgevoerd ten opzichte van de baksteen. Het voegwerk is in bijpassende kleur aan de baksteen gemaakt.
Iets terugliggend voegwerk. De verticale stootvoegen zijn iets naar voren uitgevoerd ten opzichte van de lintvoegen waardoor de horizontale schaduwwerking wordt versterkt.
25
6.3 Dakbedekking Naast het metselwerk vormt de dakbedekking ook één van de belangrijkste karakteristieken van de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost. In beide wijken bestaat de dakbedekking uit dakpannen, voornamelijk rode. Alleen in Zuid zijn woningen met grijze dakpannen gedekt, karakteristiek voor de wat grotere woningtypen. Als uitvoering zijn vooral Oudhollandse, Romaanse en kruispannen toegepast. Karakteristiek is dat de daken zodanig zorgvuldig zijn gedetailleerd dat het dak als een gesloten dakvlak over de bouwvolumes ligt en de woningen van het bouwvolume samenvoegt tot één samenhangend geheel. Net als voor het metselwerk geldt voor de dakbedekking dat de wijken relatief zo jong zijn dat de technische staat van de dakpannen in principe goed is. Het vervangen van alle dakpannen is vanuit bouwtechnisch opzicht meestal niet nodig. Ook vanuit visueel oogpunt is het vervangen van de dakpannen niet wenselijk. De bestaande dakbedekking heeft namelijk een bepaalde detaillering die in de praktijk met het vervangen van de dakpannen niet wordt overgenomen en dan verloren gaat. Met het vervangen van de dakpannen verandert de uitstraling, ook als voor hetzelfde type dakpan wordt gekozen. De oorspronkelijke dakbedekking is namelijk op een bepaalde manier verouderd die past bij het historische straatbeeld. Met het vernieuwen van de dakpannen gaat deze patina verloren. Als de dakpannen op individuele wijze per woning worden vervangen dan wordt de eenheid van het gehele bouwvolume verstoord. Hiermee wordt de stedenbouwkundige samenhang aangetast.
Boven: Het dak is oorspronkelijk als een gesloten geheel vormgegeven en dekt het bouwvolume als een deken af.
Rechts: Met het vernieuwen van de dakbedekking gaat de patina verloren en verandert de uitstraling onomkeerbaar. De architectuur en de eenheid van het bouwvolume wordt hierdoor verstoord.
26
Blijkt de dakbedekking ondanks de geringe leeftijd toch slecht, dan is het beter om de goede oude dakpannen uit te sorteren en weer terug te leggen, eventueel aangevuld met oude dakpannen. Als dit niet haalbaar is, dan is het wenselijk om de nieuwe dakpannen op het achterdakvlak te leggen en het voordakvlak met de uitgesorteerde oude te dekken. Hierdoor blijft het gevelbeeld hetzelfde en blijft de eenheid van het bouwvolume gehandhaafd. In de praktijk blijkt de detaillering bij vervanging van de dakpannen een kwetsbaar element. Dit betreft vooral de detaillering van nokvorsten, hoekkepers en gevelaansluitingen. Helaas wordt voor de eenvoudigste en daardoor goedkoopste constructiewijze gekozen. Zo worden nokvorsten en hoekkepers die oorspronkelijk altijd in een krimpvrije mortel, lagen soms met nieuwe kliksystemen bevestigd. Hierdoor liggen de nokvorsten visueel los op de dakpannen en verandert het oorspronkelijk gesloten karakter van de dakvlakken.
De oorspronkelijke kenmerkende nokvorsten liggen in de mortel en maken dat de hoeken gesloten zijn, wat het gesloten karakter van het dak versterkt. Bij het moderne kliksysteem liggen de nokvorsten ´los´op het dak en ontstaan open hoeken. Dit brengt een forse vergroving teweeg waarbij de oorspronkelijke werking van de architectuur verloren gaat.
Ook bij de aansluiting van de dakvlakken op de gevels liggen de dakpannen vaak in een krimpvrije mortel. Bij het vernieuwen ervan worden helaas soms gevelpannen toegepast, waardoor de detaillering wijzigt. Tegelijk zijn veel oude type nok- en hoekpannen moeilijk leverbaar. Bij integrale vervanging moet zodoende gekozen worden uit een beperkte selectie waardoor de karakteristieke eigenschappen verloren gaan en een verschraling optreedt ten opzichte van de oorspronkelijke, gevarieerde detaillering. Als met het vervangen van de dakpannen de vorm (andere vorm dakpannen), de materiaaleigenschappen, de kleur of de detaillering (bevestiging nokvorsten en gevelaansluiting) veranderen is een vergunning nodig.
Karakteristieke randaansluitingen waarbij de dakpannen in de mortel zijn ingemetseld vereenvoudigen door makkelijk aan te brengen kantpannen. Dit betekent een verschraling van de gevarieerde architectuur.
27
6.4 Houten gevelelementen De architectuur in de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost kenmerkt zich door een eenvoudige, maar rijk gevarieerde en zorgvuldige vormgeving. Met zo weinig mogelijk middelen is een zo gevarieerd mogelijk effect nagestreefd. Zo is relatief weinig decoratie toegepast. Hiervoor in de plaats vormen de architectonische elementen, zoals erkers, vensters, (voor) deuren, luifels, dakoverstekken en verspringende dakvormen, voor de variatie in de architectuur. Door een afwisseling in hoog en laag en open en gesloten zorgen deze elementen voor ritmiek en volumewerking. Door repeterende elementen wordt binnen een bouwvolume een ritmisch samenspel bereikt dat in samenhang met andere bouwvolumes een afwisselend straatbeeld oplevert, dit alles volgens het principe van eenheid in verscheidenheid. De variatie wordt versterkt doordat de architectuur niet door één architect is ontworpen maar door meerdere architecten, die weliswaar allen in dezelfde stijl werkten, maar de gebouwen in detaillering hebben laten afwijken. Omdat de architectuur voor een groot deel bepaald wordt door de genoemde gevelelementen is het van belang dat deze (houten) elementen behouden blijven. Tevens is het belangrijk dat de rijk gevarieerde detaillering behouden blijft, zodat de eenheid van de verschillende bouwvolumes wordt gehandhaafd, en tegelijk de gevarieerdheid in stand wordt gehouden.
De decoratie wordt gevormd door de zorgvuldig vormgegeven en repeterende gevelelementen als ramen, erkers, luifels en dakoverstekken in afwisseling met variërende raamindelingen, deuren en dakvormen.
Kozijnen, ramen en deuren De kozijnen, ramen en deuren spelen een belangrijke bij de architectuur van de beschermde wijken Zuid en Oost. De afwisseling in vormgeving in de wijken wordt voor een groot deel bepaald door toepassing van erkers, verbijzondering van voordeuren en een ritmische geleding van gevelopeningen. 28
Wat de achtergevels betreft is het veranderen of vernieuwen van kozijnen, ramen en deuren vergunningsvrij (als het pand geen gemeentelijk of rijksmonument is). Hierbij moet wel worden opgemerkt dat in de tuinwijken veel achterkanten vanaf de straat zichtbaar zijn en daarom ook stedenbouwkundig van betekenis zijn. Het zou jammer zijn als door onzorgvuldige werkzaamheden de kwaliteiten worden verstoord. Hoewel de werkzaamheden aan deze achterzijden zonder vergunning kunnen worden uitgevoerd, verdienen ze ook een zorgvuldige behandeling. Voor verandering of aanpassing van kozijnen, ramen en deuren aan de voorzijde of in zijgevels geldt wel een vergunningplicht. Dit omdat veranderingen aan de straatzijde het straatbeeld bepalen en wijzigingen van invloed zijn op de architectuur en de samenhang.
Rechts: Werkzaamheden met betrekking tot kozijnen, ramen en deuren in de achtergevel zijn vergunningvrij. Veel achterkanten zijn, mede door stegen en open hoeken, echter wel van betekenis en verdienen ook een zorgvuldige behandeling. Onder: Oorspronkelijke ramen met enkel glas en dunne roeden. Het oude enkele glas is getrokken en breekt de reflectie waardoor een genuanceerde weerspiegeling ontstaat. De dunne roeden sluiten aan bij deze uitstraling.
Ook bij kozijnen, ramen en deuren is het uitgangspunt dat herstel/behoud gaat voor vernieuwen. Door de betrekkelijk jonge leeftijd en het kwalitatief goede hout dat destijds is gebruikt is de bouwkundige staat van het houtwerk over het algemeen goed. Uiteraard kan dit door achterstallig onderhoud incidenteel niet het geval zijn, maar dit is eerder uitzondering dan regel. Als een raam of deur wel verrot is en vervangen moet worden, dan kan dit zonder vergunning worden gedaan als de detaillering hetzelfde blijft en vervanging op incidentele wijze gebeurt. Als bijvoorbeeld meerdere ramen van de voor- of/en zijgevel worden vernieuwd is wel een vergunning vereist. Ook als de detaillering wijzigt of dubbel glas wordt toegepast is hiervoor een vergunning nodig. Het veranderen van draairamen in draai-kiepramen is onwenselijk en dientengevolge vergunningplichtig. 29
Oorspronkelijk zijn alle kozijnen, ramen en deuren in hout uitgevoerd, soms aangevuld met stalen (draai)ramen. Uitgangspunt is dat het bestaande materiaal zoveel mogelijk gehandhaafd blijft. Als toch tot vervangen wordt overgegaan dan is het belangrijk dat hetzelfde materiaal en detaillering wordt gekozen. Voor het vervangen van kozijnen, ramen en deuren in een ander materiaal dan de oorspronkelijke wordt geen vergunning verleend. Zo is bijvoorbeeld de toepassing van kunststof kozijnen niet toegestaan. Zowel het materiaal, de detaillering als de uitstraling zijn zodanig grof dat het niet overeenkomt met de oorspronkelijke kwaliteiten.
Doordat bij het dunne isolatieglas en het ´monumentenglas´ gemodificeerde kit kan worden gebruikt, blijft het aanzicht van de oude stopverf hetzelfde. Het gebruikelijke dubbele HR++glas is te dik om met stopverf/kit in de bestaande sponning te kunnen plaatsen. Hiervoor moeten opdeklatten worden gebruikt. Omdat het aanzicht hierdoor verandert is deze methode niet passend in het historische gevelbeeld.
Boven: Dubbel glas met opdeklatten en dikke roeden is niet passend in het gevelbeeld.
Het vervangen van ramen en deuren heeft in veel gevallen geen technische noodzaak, maar komt veelal voort uit de wens tot comfortverbetering. Als gevolg van de toepassing van dubbel glas zijn veel oorspronkelijke ramen vervangen. Dit is verlies van de historische kwaliteiten omdat hierbij vaak een andere detaillering wordt gebruikt dan de oorspronkelijke. Behoud van het oorspronkelijke materiaal hoeft niet te betekenen dat er geen isolatiemogelijkheden zijn. Op dit moment zijn er voor het traditionele, dikke isolatieglas meerdere alternatieven op de markt, waarbij de bestaande houten ramen en deuren gehandhaafd kunnen blijven. Zo bestaat er dubbel glas dat veel dunner is dan het gebruikelijke HR++glas. Dit glas kan goed in de bestaande ramen en deuren worden aangebracht. Door een hoogwaardige gasvulling in de luchtspouw tussen de dubbele ruiten wordt toch een hoge isolatiewaarde bereikt. Ook bestaat er het zogenaamde ´monumentenglas´ dat bestaat uit gelaagd glas voorzien van reflecterende coating. Hoewel de isolatiewaarde hiervan minder is dan het gebruikelijke dubbele glas zorgt het toch voor warmte- en geluidsisolatie. Voordeel is dat het zonder moeite in het bestaande raamhout kan worden geplaatst.
Boven: De aluminium roeden tussen het dubbele glas voldoen niet aan de kwaliteiten van de architectuur.
Boven: Aluminium/kunststof ramen zijn zodanig grof dat ze niet passen bij de kwaliteiten van de architectuur.
Als voor het dubbel HR++glas de ramen moeten worden vervangen is het uitgangspunt dat de detaillering aan de buitenzijde hetzelfde blijft. Meestal wordt het dikke glas niet in de stopverf/kit gezet, maar wordt deze detaillering in hout geïmiteerd (zie principetekeningen pag 32). Als de ramen en deuren omwille van het dubbele HR++glas dikker moeten worden uitgevoerd, dan moet dit aan de binnenzijde worden gerealiseerd. De positie van de ramen en deuren moeten ten opzichte van de kozijnen aan de buitenzijde hetzelfde blijven. Oorspronkelijk waren veel ramen voorzien van glasroeden. In de loop van de tijd zijn veel glasroeden verwijderd. Als in de bestaande ramen de roeden nog aanwezig zijn is het uitgangspunt behoud. Verwijderde roeden zouden terug aangebracht kunnen worden. Dun isolatieglas of monumentenglas kan met behoud van de bestaande roeden worden aangebracht. Voor het dikke HR++glas zijn de oude glasroeden te dun. Als ramen vernieuwd worden dan kunnen de roeden als zogenaamde plakroeden worden uitgevoerd (zie principetekeningen pag 32). Isolerende beglazing dat met stopverf/kit kan worden geplaatst zonder de ramen en deuren te vervangen, kan zonder vergunning worden aangebracht. Als de ramen worden vervangen en de detaillering wordt gewijzigd, dan is wel een vergunning nodig. 30
Boven: Straat waarbij de ramen van de rechter panden in hout met roeden zijn gereconstrueerd. De ramen van de linker panden zijn nog van kunststof.
Boven: Oorspronkelijke detaillering met dunne glasroeden en het glas in de stopverf geplaatst.
Boven: Nieuwe ramen met dubbel glas en dunne roeden. De detaillering met stopverf is in hout geïmiteerd. De dunne maat van de glasroeden is hierbij overgenomen.
Verschillende typen glas en de bijbehorende isolatiewaarden. Uit het rapport van NIBE, bijlage 3
31
Raamdetail bestaande toestand. De houten ramen zijn voorzien van enkel glas dat in de stopverf is gezet
Raamdetail waarbij gelaagd isolerend monumentenglas in de bestaande houten ramen is aangebracht. Het glas wordt met een kit bevestigd dat in uitstraling lijkt op het oorspronkelijke stopverf. Voor het aanbrengen van dit glas waarbij de bestaande ramen gehandhaafd blijven is geen vergunning nodig.
Raamdetail waarbij dun isolerend monumentenglas in de bestaande houten ramen is aangebracht. Het glas wordt met een kit bevestigd dat in uitstraling lijkt op het oorspronkelijke stopverf. Voor het aanbrengen van dit glas waarbij de bestaande ramen gehandhaafd blijven is geen vergunning nodig.
Raamdetail waarbij de bestaande ramen zijn vervangen door nieuwe houten ramen. De nieuwe ramen zijn dikker waardoor het mogelijk is HR++ isolatieglas aan te brengen. Eventuele glasroeden zijn als plakroeden uitgevoerd. Hierbij is het belangrijk dat de afstandhouders in het glas ook bij de roeden wordt aangebracht. De lijn van de stopverf is in hout geïmiteerd. Let op de schuinte van de kanten (ca. 30°). Voor het aanbrengen van dubbel glas waarbij de bestaande ramen worden vernieuwd en de detaillering wordt aangepast is een vergunning nodig.
32
Erkers Voor de erkers geldt hetzelfde als voor de kozijnen, ramen en deuren; behoud van het oorspronkelijke materiaal en de maatvoering is het uitgangspunt. Voor erkers geldt dat zonder vergunning de kozijnen en daklijsten niet kunnen worden gewijzigd. Het plaatsen van (dun) isolatieglas is toegestaan, als daarmee de bestaande detaillering hetzelfde blijft. Vaak worden bij het aanbrengen van isolatieglas de (draai)ramen van de zijramen van de erkers verwijderd en het glas direct in het kozijn geplaatst. Dit is onwenselijk omdat hiermee de bestaande detaillering en verfijning verloren gaat.
De oorspronkelijke houten erker (links) is aan de rechter zijde vervangen door een aluminium exemplaar. De detaillering ervan is dikker en grover (platter) dan de oorspronkelijke waardoor de verfijning verloren is gegaan. Tevens is hierbij de daklijst vernieuwd en dikker gemaakt, waarbij de eenheid tussen de twee erkers is verstoord.
Oorspronkelijke erker met verfijnde detaillering.
Kunststof erker met grovere detaillering.
Aangepaste erker waarbij het onderscheid tussen de houten kozijnen en draairamen verloren is gegaan.
33
Luifels, dakgoten en boeiboorden Voor luifels, dakgoten en boeiboorden geldt dat behoud gaat voor vernieuwen. Als de technische staat niet meer voldoende is kunnen de rotte delen in het kader van onderhoud vervangen worden. Als de exacte detaillering wordt overgenomen kan dit zonder vergunning worden uitgevoerd. Bij vernieuwing moet hetzelfde materiaal worden gebruikt als de oorspronkelijke. Dit betekent dat alleen hout kan worden gebruikt. Watervast verlijmd multiplex of kunststofplaat is niet toegestaan. Oregon Pine of Western Red Ceder zijn houtsoorten die weersbestendig zijn en goed aansluiten bij de traditionele houtsoort als grenen. Boven: De detaillering van de dakgoot, erker en bloembak zijn hetzelfde, maar in maat afgestemd op de verhouding van de gevelelementen. Rechts: Twee buurpanden die van oorsprong zijn uitgevoerd met verschillende type boeiboorden die zorgen voor een gevarieerd gevelbeeld. Het linker pand heeft rechte boeiboorden, het rechter pand heeft gebogen opstanden. Links: De luifel, erker, dakkapellen en boeiboorden zijn in detaillering hetzelfde uitgevoerd, maar zijn in maat afgestemd op de verhouding van de gevelelementen. De dakkapel op het zijdakvlak is kleiner uitgevoerd dan die op het achterdakvlak
Wat belangrijk is bij luifels, dakgoten en boeiboorden is dat de bestaande detaillering en maatvoering gehandhaafd blijft. Meestal is de detaillering van de luifels en dakgoten van een bouwvolume hetzelfde, maar zijn de maatverhoudingen van de luifels kleiner uitgevoerd dan bijvoorbeeld van de dakgoten. Het is belangrijk deze subtiele verschillen te behouden. Doordat de architectuur in de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost door meerdere architecten is ontworpen is de detaillering van de verschillende bouwvolumes afwisselend. Zo heeft het ene bouwvolume strakke en rechte boeiboorden en zijn de boeiboorden van een ander bouwvolume weer meer geprofileerd en gebogen. Door deze verschillen te handhaven blijft de variatie in de wijken in stand en blijft de eenheid in verscheidenheid behouden. 34
7
Voor een uitbreiding niet recht achter het hoofdvolume is een vergunning nodig. Een uitbreiding op de verdieping is niet mogelijk als dit buiten de lijn van het hoofdvolume plaatsvindt. Wel kan een (inpandig) balkon of loggia worden dichtgebouwd ten behoeve van extra woonoppervlak op de verdieping (bijvoorbeeld uitbreiding badkamer). Hiervoor is echter wel een vergunning nodig.
Uitbreidingen aan de achterzijde
In de beschermde dorpsgezichten zijn de individuele woningen geclusterd tot bouwvolumes. Er bevinden zich geen vrijstaande woningen. De kleinste clustering is twee woningen onder één kap. Deze bevinden zich aan de zuidzijde van het beschermde dorpsgezicht Zuid. Het algemene kenmerk is dat het bouwvolume uit een rechthoekig hoofdvolume bestaat, gedekt door een kap. Eventuele aanbouwen zijn ondergeschikt aan dit hoofdvolume en zijn voorzien van een eigen dakconstructie bestaande uit een plat dak of een schuin pannendak. Bij het vergroten van de woning is het belangrijk dat het hoofdvolume ten opzichte van de uitbreiding gehandhaafd blijft. Uitbreidingen aan de achterzijde zijn vergunningsvrij als deze voldoen aan de algemene vergunningsvrije criteria van het omgevingsrecht. Dit betekent dat vergunningsvrij alleen op de begane grond, loodrecht achter het hoofdvolume, een uitbreiding mag worden gerealiseerd (zie afbeelding of zoek op vergunningsvrij bouwen, www.rijksoverheid.nl).
Boven: Aan de achterzijde gerealiseerde uitbouwen, waarbij de balkons zijn opgetrokken. Voor deze uitbouw is wel vergunning nodig .In het bestemmingsplan zijn uitbreidingsmogelijkheden geregeld.
Om de herkenbaarheid van het (oorspronkelijke) bouwvolume te behouden wordt sterk de voorkeur gegeven aan een inspringing tussen hoofdvolume en aanbouw. Uitbreidingen hebben invloed op de verhouding bebouwdonbebouwd oppervlak. In de tuinwijken is de verhouding ervan belangrijk. Het bestemmingsplan is het ruimtelijk instrument waarin maximale bouwmogelijkheden worden geregeld. Voor Zuid kunt u het bestemmingsplan Bosdrift raadplegen, voor Oost het bestemmingsplan Kamerlingh Onnesweg (www.hilversum.nl).
Rechts: Tekening van de vergunningsvrije uitbreidingen loodrecht achter het hoofdvolume (www.rijksoverheid.nl).
Links: Schematisch overzicht van wat als loodrecht achter het hoofdvolume (rood gearceerd) wordt verstaan (www.rijksoverheid.nl).
35
8
Toevoegingen aan daken
De architectuur in de beschermde dorpsgezichten kenmerkt zich door een wisselwerking tussen gevels en dakvlakken. Het algemene principe hierbij is dat de gevels door middel van gevelelementen als erkers, luifels, ramen en deuren met de straten `communiceren´ en de daken als gesloten dakvlakken de gevels afsluiten. De daken liggen als het ware als een deken over de bouwvolumes en zorgen voor eenheid en rust ten opzichte van de ritmiek van de gevels. Oorspronkelijke dakkapellen bevinden zich meestal onderin het dakvlak en sluiten aan op de ritmiek van de gevelopeningen. De meeste daken zijn gedekt met rode dakpannen. Doordat de dakvlakken veelal hoog zijn opgetrokken bepalen de daken voor een groot deel het straatbeeld. Door hoogteverschillen en verspringingen van de daken op de hoeken worden straathoeken geaccentueerd. De gesloten, hoog opgetrokken dakvlakken van de bouwvolumes bepalen dus voor een groot deel de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling en samenhang van de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost. Elke aanpassing of toevoeging die hieraan gedaan wordt is hierop van invloed. In principe zijn toevoegingen aan de achterdakvlakken vergunningvrij, als aan de algemene vergunningvrije criteria van het omgevingsrecht wordt voldaan. Voor wijzigingen en toevoegingen aan voor- of zijdakvlakken is wel een vergunning nodig.
Rechts: De oorspronkelijk gesloten daken liggen als het ware als een deken over de bouwvolume en sluiten de gevels af.
36
8.1 Dakkapellen Oorspronkelijk waren de kapverdiepingen overwegend als zolder in gebruik. Oorspronkelijke dakkapellen zijn als ondergeschikte toevoegingen vormgegeven en bevinden zich onder in het dakvlak. Vaak zijn dakkapellen zelfs gekoppeld aan de gevel en zijn het meer gevelelementen. Ze zijn altijd in verhouding met het bouwvolume en volgen het ritme van de gevel. In alle gevallen zijn de oorspronkelijke dakkapellen zo ontworpen dat ze de ritmiek van de gevels ondersteunen en het gesloten karakter van de daken niet verstoren. Doordat de zolders nu vaak in gebruik worden genomen als slaap- of studeerkamer is er behoefte aan meer daglichttoetreding op de zolderverdiepingen. Het plaatsen van een dakkapel is hiervoor een optie. Echter, omdat de daken gezichtsbepalende elementen zijn van de beschermde dorpsgezichten moet hier zorgvuldig mee worden omgegaan. Op individuele wijze geplaatste dakkapellen verstoren het samenhangende gevelbeeld van het bouwvolume en zijn van invloed op het straatbeeld.
Boven: Oorspronkelijke dakkapellen. Deze zijn bescheiden van omvang en laten het dakvlak gesloten. De dakkapellen zijn in relatie met het gevelbeeld vorm gegeven.
Ook de uitvoering en maatverhouding van de dakkapel is van invloed op de uitstraling van het gehele bouwvolume. Omdat dit aan de achterzijde minder speelt dan aan de voorzijde kan aan de achterzijde zonder vergunning een dakkapel worden geplaatst, mits deze aan de vergunningvrije criteria van het omgevingsrecht voldoet (zie afbeelding of zoek op vergunningvrij bouwen, www.rijksoverheid.nl). Hierbij moet wel worden opgemerkt dat in de twee beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost veel achterkanten ook vanaf de straat zichtbaar zijn en daarom ook stedenbouwkundig van betekenis zijn. Hierdoor verdient het achterdakvlak ook een zorgvuldige behandeling.
Vergunningvrije criteria dakkapel achterzijde (www.rijksoverheid.nl).
Veel achterzijden zijn ook vanaf de straat zichtbaar en verdienen een zorgvuldige behandeling.
37
Belangrijk is dat de dakkapel de architectuur en de eenheid van het bouwvolume niet verstoord. Het plaatsen van gestapelde dakkapellen is dan ook niet toegestaan. De maatverhoudingen van de dakkapel is van invloed op de architectuur. Te grote of te hoge dakkapellen tasten het gesloten karakter van het dakvlak aan. Tevens verstoren ze de subtiele ritmiek van de gevel. Qua maat en positie dient de dakkapel in overeenstemming te zijn met de onderliggende gevel. Een dakkapel kan dus nooit hoger zijn dat de ramen van de verdieping, omdat hiermee de maatverhouding wordt verstoord. Tevens is de positie van de dakkapel op het dakvlak van belang. Een te hoog geplaatste dakkapel maakt het dak topzwaar. Een te ver in de hoek geplaatste dakkapel doorbreekt het dak en tast het gesloten karakter aan. Een dakkapel mag dan ook niet minder dan 1.00 meter uit de dakranden worden geplaatst. Bij de nok geldt deze maat vanaf de onderzijde van de schoorsteen (zie tekening pagina 39, nog te maken). Bevinden zich reeds dakkapellen op het voordakvlak dan is het wenselijk de nieuwe dakkapel in lijn met de andere vorm te geven, mits die binnen de gestelde kaders staan.
Boven: Toegevoegde dakkapel in verhouding met het dak en de architectuur.
Boven: Oorspronkelijke dakkapel in afnemende verhouding met de ramen van de verdieping en de daklijst hetzelfde als de dakgoot. Links en onder: Te hoog geplaatste en te grote dakkapellen maken het dak topzwaar.
Qua detaillering en materiaalgebruik zijn de oorspronkelijke dakkapellen hetzelfde gedetailleerd als de andere gevelelementen. Zo zijn de dakoverstekken van de erkers, luifels, dakgoten en dakkapellen van een bouwvolume hetzelfde vormgegeven. Wel is meestal de maatverhouding van een dakkapel ten opzichte van de dakgoten iets minder hoog, waardoor een hiërarchie ontstaat in de gevelelementen. Uitgangspunt bij het plaatsen van een nieuwe dakkapel is dan ook dat de detaillering, materiaal en maatverhouding van het betreffende bouwvolume worden overgenomen. Dit betekent dat een dakkapel van hout is en de toepassing van kunststof kozijnen of boeiboorden is uitgesloten. De dakrand steekt uit ten opzichte van het kozijn van de dakkapel en de profilering van de boeiboorden is in overeenstemming met de oorspronkelijke boeiboorden. De zijwangen van de dakkapellen zijn van hout of met zink afgewerkt. De principedetails zijn in tekening uitgewerkt (zie tekening pagina 39). Als deze uitgangspunten worden overgenomen kan de vergunning snel worden verleend. 38
39
8.2 Dakramen Voor dakramen en daklichten geldt, gelijk als voor dakkapellen, dat door het aanbrengen ervan het gesloten karakter van de dakvlakken verloren kan gaan. Omdat dit aan de achterzijde minder speelt dan aan de voorzijde mogen aan de achterzijde zonder vergunning dakramen worden geplaatst, mits aan de vergunningsvrije criteria van het omgevingsrecht wordt voldaan (zie afbeelding of zoek op vergunningsvrij bouwen, www.rijksoverheid.nl). Hierbij moet worden opgemerkt dat veel achterkanten met dezelfde zorgvuldigheid zijn ontworpen als de voorzijden en ook vanaf de straat zichtbaar zijn.
Vergunningvrije criteria dakramen achterzijde (www.rijksoverheid.nl).
Boven: de verschillende formaat dakramen zijn afwisselend geplaatst met een rommelig dakaanzicht als gevolg, terwijl rust en verbinding de bedoeling is. Onder: de dakramen zijn regelmatig geplaatst waardoor het dakaanzicht visueel rustiger blijft overeenkomstig het ontwerp van de architectuur.
Voor het plaatsen van dakramen op het voor- of zijdakvlakken is een vergunning nodig, omdat deze toevoegingen van invloed zijn op de uitstraling en samenhang van het bouwvolume en tevens het straatbeeld bepalen. Te dicht op de dakranden geplaatste dakramen verbreken het dakvlak en tasten hierdoor het gesloten karakter van het dak aan. Het is dan ook alleen toegestaan dakramen te plaatsen binnen een kader van 1.00 meter vanaf de dakranden. In de weinige gevallen dat in de oorspronkelijke toestand dakramen in het dakvlak zijn opgenomen, zijn deze altijd klein en ondergeschikt. Door de zolderruimte als verblijfsruimte te gebruiken is dachtlicht nodig. In de praktijk blijkt dat dakramen die per individuele woning van een bouwvolume zijn geplaatst niet tot een harmonieus gevelbeeld leiden. Door persoonlijke wensen worden dakramen vaak in verschillende maten geplaatst en verspringen ze ten opzichte van elkaar in het dakvlak. Hierdoor ontstaat een rommelig dakaanzicht en wordt de eenheid van de architectuur verstoord. Bevinden zich reeds dakramen in het voordakvlak dan is het wenselijk de nieuwe in lijn met de andere te plaatsen, mits deze binnen de gestelde kaders zijn aangebracht. 40
8.3 Zonnepanelen en zonnecollectoren Zonnepanelen en zonnecollectoren zijn nieuwe toevoegingen op daken die in materiaal, vormgeving en uitstraling vreemd zijn aan de historische architectuur van de beschermde dorpsof stadsgezichten. Ze verstoren dan ook in veel gevallen de eenheid en harmonie van de beschermde gebieden. Om dit te voorkomen is voor het plaatsen van zonnepanelen of collectoren op voor- en zijdakvlakken een vergunning nodig. In de praktijk blijkt dat zonnepanelen en zonnecollectoren moeilijk op een onopvallende manier op het dak aangebracht kunnen worden. In veel gevallen blijven het opvallende elementen die het dakaanzicht verstoren. Per woning aangebrachte panelen verbrokkelen tevens de uitstraling en samenhang van een totaal bouwvolume. Als het dakvlak al voorzien is van andere elementen zoals dakkapellen of dakramen, dan kunnen de panelen meestal niet op een evenwichtige manier worden aangebracht.
Door de combinatie van een schoorsteen, dakkapel, dakraam, zonnepanelen en zonnecollectoren ontstaat een rommelig dakaanzicht.
Het plaatsen van zonnepanelen of zonnecollectoren op het achterdakvlak is in beschermde stads- of dorpsgezichten wel vergunningsvrij, mits aan de vergunningsvrije criteria van het omgevingsrecht wordt voldaan (zie afbeelding of zoek op vergunningsvrij bouwen, www.rijksoverheid.nl). Omdat de achterzijde in de beschermde gebieden ook vaak vanaf de openbare straat zichtbaar zijn is het echter wenselijk dat de zonnepanelen of collectoren zo harmonieus mogelijk aangebracht worden.
Het plaatsen van zonnepanelen of zonnecollectoren op voorof zijdakvlakken is daarom onwenselijk. In principe zal voor het plaatsen van zonnepanelen op het voordakvlak dan ook geen goedkeuring worden verleend. Alternatieve mogelijkheden kunnen volgens de `beslisboom´ worden nagelopen (zie hoofdstuk 9).
Opvallende zonnepanelen op het voordakvlak verstoren het dakaanzicht
Beeldbewerking van verschillende varianten hoe zonnepanelen in de praktijk worden geplaatst. Onregelmatig geplaatste en tot de rand gelegde zonnepanelen doorbreken het gesloten dakvlak en verstoren het dakaanzicht.
Vergunningsvrije criteria zonnepanelen op het achterdakvlak (www.rijksoverheid.nl).
41
9 Duurzaamheid Het Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie (NIBE) te Bussum heeft in opdracht van de gemeente Hilversum geïnventariseerd wat de mogelijkheden zijn voor duurzame maatregelen in de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost. De nadruk ligt hierbij op maatregelen die het energieverbruik van de woningen reduceren en op maatregelen voor duurzame energieopwekking. De aandacht gaat daarbij zowel uit naar het energieverbruik voor ruimteverwarming, tapwaterverarming als ook voor elektriciteit. De beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost zijn twee bijzondere wijken met voornamelijk woningen. Om de woningen aan de huidige eisen/wensen van bewoners te laten voldoen en tegelijk de bijzondere karakteristieken van de wijken te behouden is geïnventariseerd welke duurzame maatregelen hiervoor in aanmerking komen. Uitgangspunt bij deze inventarisatie is gebaseerd op de: Behouden wat goed is, versterken wat beter kan en accepteren dat niet alles mogelijk is. In dit hoofdstuk zijn de algemene uitgangspunten beschreven. In bijlage 3 worden de maatregelen met betrekking tot duurzaamheid stuk voor stuk uitgebreid toegelicht.
42
9.1 Maatregelenkaart In de maatregelenkaart is een overzicht van potentieel interessante duurzaamheidsmaatregelen opgenomen. Het merendeel van deze maatregelen kan in alle woningen van de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost worden toegepast. Deze maatregelen staan in de kolom `Altijd toepasbaar´.
Toepassing van de overige maatregelen is afhankelijk van de specifieke situatie. Hiervoor is een ‘beslisboom’ gemaakt om de criteria voor toepassing van deze maatregelen per situatie te kunnen beoordelen. Indien toepassing van enkele duurzaamheidsmaatregelen niet mogelijk is dan worden mogelijke alternatieven aangereikt in de beslisboom .
43
9.2
Beslisboom
In de beslisboom zijn de inzichten en visies van de disciplines monumentenzorg/erfgoed en duurzaamheid geïntegreerd. Een voorbeeld voor deze integratie is de beperking voor het plaatsen van zonnepanelen op zuid georiënteerde dakvlakken aan de straatzijde, om de beeldkwaliteit in de twee wijken te behouden, in combinatie met het voorstel om deze beperking te compenseren voor de eigenaren van de betreffende woningen door de mogelijkheid te bieden om te participeren in een collectief initiatief voor zonnepanelen op andere daken (platte daken van niet historische gebouwen in bezit van de gemeente of bedrijven).
44
9.3 Effecten Reductie energieverbruik Middels het programma ENORM (conform de NEN 7120) zijn voor de maatregelen die tot een reductie van het energieverbruik voor verwarming en warm tapwater leiden de te verwachten effecten in beeld gebracht. Deze effecten zijn weergegeven in de grafiek. Het energieverbruik voor verwarming van een gemiddelde woning (als uitgangspunt de referentie woning zijn de afmetingen gebruikt van een tuindorp tussenwoning) bedraagt 2800 m3/jaar en is in de grafiek als referentie opgenomen. Uitgangspunt voor deze referentie is dat de woningen beschikken over ongeïsoleerde spouwmuren, ongeïsoleerde daken en enkele beglazing. In de grafiek zijn daarnaast het energieverbruik voor verwarming en warmtapwater weergegeven nadat een enkele maatregel is toegepast, zoals dakisolatie, gevelisolatie, isolerende beglazing etc. Het effect van de verschillende maatregel is niet zonder meer bij elkaar op te tellen, omdat de effecten elkaar beïnvloeden. De vijfde staaf geeft weer wat het effect is wanneer de gehele thermische schil wordt verbeterd (al de isolatiemaatregelen). De laatste staaf in de grafiek geeft weer hoe hoog het te verwachten energieverbruik is bij toepassing van alle maatregelen. Uiteraard is het werkelijke energieverbruik ook afhankelijk van de samenstelling van het huishouden en het gedrag (welke binnentemperatuur wordt gebruikt, hoe wordt de woning geventileerd, wordt de temperatuur ’s nachts en/of bij afwezigheid van de bewoners verlaagd, zijn de bewoners veel/weinig aanwezig etc.) Uit de grafiek wordt echter duidelijk dat toepassing van deze maatregelen om het gemiddeld energieverbruik voor verwarming en warm tapwater in dit type woningen met circa 60% te reduceren.
Van de in de grafiek opgenomen maatregelen behoort het merendeel tot de categorie ‘Altijd toepasbaar’. Het dak aan de buitenkant isoleren, en het toepassen van isolerende beglazing zijn de enige twee maatregelen waarvoor vanuit de beschermde status door het Rijk regelgeving is opgelegd. 45
9.4 Dakisolatie Het isoleren van het dak is een effectieve maatregel om het energieverbruik te reduceren. Omdat warme lucht opstijgt gaat bij een ongeïsoleerd dak veel warmte verloren. Er zijn twee methoden om het dak te isoleren: aan de binnenzijde (kouddakmethode) of aan de buitenzijde (warmdakmethode).
9.5 Gevelsisolatie Via de gevels kan veel warmte verloren gaan. Het isoleren van de gevels is een goede manier om het energieverbruik te reduceren. Dit kan op drie manieren: buitenisolatie, spouwisolatie en binnenisolatie (zie voor de specificaties bijlage 3.7). Binnenisolatie kan zonder de architectonische uitstraling te wijzigen worden toegepast. Ook spouwisolatie kan zonder gevolgen voor het architectonische beeld worden aangebracht. De meeste woningen in de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost zijn gebouwd met een spouwmuur. Let bij het aanbrengen van spouwisolatie wel op dat de spouw open moet zijn en koudebruggen voorkomen moeten worden (bijlage 3.7).
Isolatie aan de binnenzijde kan zondermeer worden toegepast. Alle werkzaamheden vinden aan de binnenzijde plaats en zijn niet van invloed op de architectonische uitstraling. Let bij het aanbrengen van de isolatie dat het belangrijk is dat aan de warme zijde (binnenkant) van de isolatie een dampremmende laag (folie) wordt aangebracht omdat anders vocht de constructie kan binnentreden en voor houtrot kan zorgen. Voor het isoleren aan de binnenzijde is geen vergunning nodig. Als bij het isoleren aan de buitenzijde het dakvlak hoger wordt en de aansluitingen met de buurpanden aangepast moeten worden is wel een vergunning vereist. Hoe dikker de isolatie, hoe beter de isolatiewaarde (zie voor de specificaties bijlage 3.9). Dit levert een probleem op bij buitenisolatie. Als het schuine dak aan de buitenzijde geïsoleerd wordt moeten eerst de dakpannen en panlatten eraf. Vaak wordt deze gelegenheid aangegrepen om gelijk de dakpannen te vernieuwen. Hierbij gaan veel historische waarden verloren (Ook voor materiaal geldt dat behoud gaat voor vernieuwen). Nadeel is tevens dat het dakpakket hoger wordt waarbij de aansluiting met de buurpanden een probleem oplevert. Hierdoor wordt de eenheid van het dakvlak van het bouwvolume verstoord en wordt de architectuur aangetast. Bij isolatie aan de buitenzijde is het dan ook belangrijk dat een zo hoogwaardig mogelijk isolatiemateriaal gekozen wordt dat zo dun mogelijk is.
Het rechter pand is voorzien van buitenisolatie. Hierdoor is de architectuur aangetast en de samenhang met de tegenoverliggende hoek verloren gegaan.
Met het aanbrengen van buitenisolatie wordt het architectonische beeld aangetast. De bebouwing van de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost bestaat voornamelijk uit schoon metselwerk. Het metselwerk is één van de belangrijkste karakteristieken van de wijken die zorgt voor eenheid en samenhang. Door buitenisolatie wordt het metselwerk ingepakt en uit het zicht gebracht. Hierdoor wordt de architectuur aangetast. Voor het aanbrengen van buitenisolatie is dan ook een vergunning nodig.
46
Bijlage 1, Ordekaart beschermd dorpsgezicht Zuid
47
Bijlage 1, Ordekaart beschermd dorpsgezicht Oost
48
Bijlage 2, vergunningenmatrix Wijziging
Beschermd dorpsgezicht Orde 1 Beschermd monument Eigen regelgeving Monumentenwet of
Orde 2 Essentieel en Kenmerkend
Orde 3 Beeldondersteunend
Monumentenverordening
Neem contact op met Monumentenzorg Instandhouding Gewoon onderhoud
Vergunningvrij
Vergunningvrij
Vergunningvrij
Schilderwerk
Vergunning bij wijzigen kleuren
Vergunningvrij Welstandscriteria
Vergunningvrij Welstandscriteria
Wijzigen vorm, type, materiaal, kleur of detaillering dakbedekking
Vergunning
Vergunning alleen bij wijziging
Vergunning alleen bij wijziging
Wijzigen vorm, materiaal of detaillering kozijnen, ramen en deuren voor- of zijgevel
Vergunning
Vergunning Sneltoetscriteria
Vergunning Sneltoetscriteria
Wijzigen vorm, materiaal of detaillering kozijnen, ramen en deuren achtergevel
Vergunning
Vergunningvrij
Vergunningvrij
Aanbouw recht achter hoofdgebouw op niet naar openbaar gebied gekeerd achtererf
Vergunning
Vergunningvrij volgens regels omgevingsrecht
Vergunningvrij volgens regels omgevingsrecht
Aanbouw op erf niet recht achter hoofdgebouw of naar openbaar gebied gericht
Vergunning
Vergunning als niet recht achter hoofdgebouw
Vergunning als niet recht achter hoofdgebouw
Uitbreidingen (aan achterkant)
49
Wijziging
Toevoegingen aan daken Dakkapel op voordakvlak of zijdakvlak Dakkapel achterdakvlak
Dakramen, daklichten e.d. op voordakvlak of zijdakvlak Dakramen, daklichten e.d. op achterdakvlak Zonnecollectoren of zonnepanelen op voordakvlak of zijdakvlak Zonnecollectoren of zonnepanelen op achterdakvlak Zonnecollectoren of zonnepanelen op plat dak
Beschermd dorpsgezicht
1
Inleiding
De stedenbouwkundige structuur, de inrichting van de openbare ruimte en de architectuur vormen een harmonieuze eenheid. Tegelijk kenmerken de gebieden zich door een eenheid in verscheidenheid. Orde 3 De architectuur is weliswaar op elkaar afgestemd, maar de complexen onderscheiden zich in Beeldondersteunend detail en vormgeving van elkaar, inspelend op de maat en schaal van het tuindorp (Zuid) en de tuinwijk (Oost).
In 2013 zijn twee bijzondere wijken in Orde 1 Orde 2 Hilversum aangewezen als Beschermd monument Essentieel beschermd dorpsgezicht. Eigen regelgeving Monumentenwet of enTuindorp Kenmerkend Het betreffen Zuid monumentenverordening met Plan Zuid en Tuinwijk Oost. Neem contact op met Monumentenzorg Behoud van de eenheid en samenhang vraagt aandacht en een Beide uitbreidingswijken zorgvuldige omgang. Tegelijk zijn het geliefde woonwijken zijn in de jaren 1910-1930 waar volgens de huidige maatstaven gewoond moet kunnen tot stand gekomen op basis worden. Om aan te geven welke kenmerken waardevol zijn, van de door Vergunning Vergunning Vergunning hoe woonwensen ingepast kunnen worden en welke regels er gemeentearchitect W.M. Sneltoetscriteria Sneltoetscriteria gelden is deze handleiding opgesteld. Dudoks ontwikkelde Vergunning Vergunningvrij Vergunningvrij volgens criteria stedenbouwkundige visie volgens criteria omgevingsrecht omgevingsrecht over de vorm en inrichting van de Vergunning Vergunning Vergunning groeiende stad Hilversum. Sneltoetscriteria Sneltoetscriteria De tuinwijken behoren tot de meest waardevolle, gave Vergunning Vergunningvrij Vergunningvrij volgens criteria en grootste tuinwijken in volgens criteria omgevingsrecht omgevingsrecht Nederland. De planmatige opzet en de in de uitvoering Vergunning Vergunning gerealiseerdeVergunning samenhang Sneltoetscriteria Sneltoetscriteria tussen architectuur en stedenbouw is van hoge kwaliteit. Met de status vanvolgens criteria Vergunning Vergunningvrij Vergunningvrij volgens criteria beschermd dorpsgezicht omgevingsrecht omgevingsrecht wordt ervoor gezorgd dat deze kwaliteiten voor de volgens criteria Vergunning Vergunningvrij Vergunningvrij volgens criteria toekomst behouden blijven. omgevingsrecht omgevingsrecht
50
Bijlage 3
Duurzaamheidsmaatregelen
Het Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie (NIBE) te Bussum heeft in opdracht van de gemeente Hilversum geïnventariseerd wat de mogelijkheden zijn voor duurzame maatregelen in de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost. In deze bijlage worden de maatregelen uit de hiernaast afgebeelde maatregelenkaart beschreven. Het betreffen zowel de maatregelen die tot reductie van energieverbruik voor verwarming en warm tapwater leiden als ook maatregelen die tot een reductie van het elektriciteitsverbruik leiden en maatregelen om duurzame energie op te wekken. Naast energiebesparing door de uitvoering van bouwkundige en/of installatietechnische maatregelen, is er uiteraard ook energiebesparing te bereiken door een bewust gedrag. Deze maatregelen zijn als laatste beschreven
51
Bijlage 3.1 Kierdichting Tocht is vaak de oorzaak voor een gevoelsmatig koud binnenklimaat waardoor de thermostaat vaak onnodig een paar graden hoger wordt gezet. Door kierdichtingen te gebruiken bij de draaiende delen wordt dat voorkomen. Naast het tegenhouden van tocht beperkt kierdichting ook geluidsoverlast van buiten naar binnen en vice versa. tegengegaan.
Lipprofiel Hiermee is bij de aansluiting van de draaiende delen op het kozijn een goede kierdichting mogelijk, zonder dat er veel drukkracht nodig is. Doordat de lip flexibel is, is er een grote mate van tolerantie bij dit profiel. Hierdoor wordt hiermee in de praktijk het beste resultaat mee behaald.
Voordelen kierdichting
Kierdichting is relatief snel aan te brengen. De aanschafkosten van kierdichting zijn relatief laag. Het aanbrengen van kierdichting kan in sommige gevallen gemakkelijk zelf worden uitgevoerd. Gevoelsmatig wordt het een stuk warmer in de woning: zonder tocht is het binnenklimaat een stuk comfortabeler. Hierdoor kan de thermostaat vaak een stuk lager worden gezet.
Aandachtspunten kierdichting
Doordat tocht ook zorgt voor de aanvoer van frisse buitenlucht, kan het voorkomen dat ruimtes zonder ventilatievoorziening niet meer voldoende geventileerd worden wanneer alle kieren afgedicht zijn. Het verbeteren van de isolatie van de buitenschil (begane grondvloeren, gevels, daken) en het verbeteren van de kierdichting moet daarom samen gaan met een controle (en eventueel aanpassingen van het ventilatiesysteem).
Profielen Er zijn verschillende varianten kierdichtingen die voor verschillende situaties worden gebruikt. Enkele veel voorkomende vormen zijn:
Afbeelding: Lipprofiel
Buisprofiel Ook met een buisprofiel is een zeer goede kierdichting mogelijk, alleen heeft dit profiel weinig maattolerantie en is er veel aandrukkracht nodig. Doordat de kieren van een historisch gebouw vaak niet constant zijn, is dit voor historische gebouwen een minder geschikt profiel. Thermografische afbeelding van een deur, hierin is goed te zien dat er langs de rand van de deur koude lekken optreden. Wanneer de afbeelding blauw kleurt, is het op die plaatsen koud. Wanneer de afbeelding rood kleurt, is het op die plaatsen warm. Het is goed te zien dat er veel kou de woning binnenkomt ter plaatse van de aansluiting van het kozijn en de deur
Afbeelding: Buisprofiel
Tussenvormen tussen lip- en buisprofiel Tussen de lip- en buisprofielen zijn verschillende combinaties mogelijk om per situatie de juiste eigenschap te creëren.
Afbeelding: Tussenvorm
52
Bijlage 3.2 Radiatorfolie Een radiator straalt warmte uit, niet alleen naar de binnenruimte maar ook naar de muur erachter. Bij een ongeïsoleerde muur gaat veel warmte door de muur naar buiten. Om dit te voorkomen, kan de radiator worden voorzien van radiatorfolie achter de radiator die de warme straling terug weerkaatst. De radiatorfolie is een zeer dunne, reflecterende aluminiumpolyesterfolie. Doordat de radiatorfolie aan de achterkant op de radiator wordt bevestigd, is deze na genoeg onzichtbaar. De warmtestraling naar de muur wordt met een juist aangebrachte radiatorfolie met ca. 95% verminderd.
Voordelen radiatorfolie
Het aanbrengen van radiatorfolie kost relatief weinig tijd. De aanschafkosten van radiatorfolie zijn relatief laag. Radiatorfolie kan veelal zelf worden aangebracht Het nutteloos verwarmen van de buitenmuur wordt verminderd Door de weerkaatsing van de warmte door de radiatorfolie warmt de ruimte sneller op.
Aandachtspunten radiatorfolie
Ontwerprandvoorwaarden radiatorfolie Radiatorfolie kan het best worden aangebracht op een radiator met een vlakke achterkant, hierdoor is er zo min mogelijk stilstaande lucht tussen de radiator en de folie, waardoor het rendement van de radiatorfolie maximaal is. Indien het niet mogelijk is om de folie achter op de radiator aan te brengen, kan de radiatorfolie ook op de muur er achter worden aangebracht, het rendement wordt dan wel minder en de folie is zichtbaar.
Radiatorfolie is niet in alle gevallen achter de radiator aan te brengen. Indien het op de muur achter de radiator wordt aangebracht, is de werking minder goed en is de radiatorfolie mogelijk zichtbaar vanuit de kamer.
Infrarood afbeelding van een radiator waar aan de rechterzijde de radiatorfolie is aangebracht. Het is goed te zien dat de radiator aan de linkerzijde nog warmte uitstraalt naar de muur, terwijl de warmte aan de rechterzijde geweerd wordt door de radiatorfolie. Waardoor er minder warmte door de muur verloren gaat en er meer warmte in de ruimte komt.
53
Bijlage 3.3 Isoleren leidingen Er zijn twee soorten warm waterleidingen in een woning; de warmtapwaterleiding en de leidingen voor de ruimteverwarming (cv-installatie). Het is nuttig om beide deze leidingtypes te isoleren en daarmee energie te besparen. Warmtapwaterleiding Het isoleren van een warmtapwaterleiding is zinvol om onnodig energieverlies te voorkomen. Indien de buizen geïsoleerd zijn levert dit ook een comfort voordeel op omdat er minder lang gewacht hoeft te worden voordat er warm water uit de kraan komt. Ook wordt voorkomen dat naburige koudwaterleidingen opwarmen tot een risicovolle (Legionella) temperatuur. Verwarmingsleidingen Het isoleren van verwarmingsleidingen is vaak gemakkelijk en kan veel opleveren indien de verwarmingsleiding door een ruimte loopt die niet of minder verwarmd wordt, dit kan bijvoorbeeld een vliering, bergzolder of kruipruimte zijn. Ontwerprandvoorwaarden leidingisolatie Bij het installeren van de buisisolatie is het verstandig om de buisisolatie zo volledig mogelijk te laten doorlopen. Hierbij moeten bochten, aansluitingen en afsluiters ook goed geïsoleerd worden. Beugels om het isolatiemateriaal kunnen de isolatie op z’n plek houden.
Afbeelding van verschillende diktes buisisolatie.
Ontwikkelingen van LED verlichting gaat snel, de LED lampen worden steeds energiezuiniger en de lichtwarmte en frequentie komt steeds dichter in de buurt van de traditionele verlichting. Op deze foto is de middelste lamp een led lamp. De andere twee lampen zijn traditionele verlichtingen. (bron: www.creeledrevolution.com)
Bijlage 3.4 Verlichtingsplan Veel energie kan bespaard worden door een goed verlichtingsplan. Veel verlichting gebeurt nog steeds door gloeilampen en halogeenverlichting, ook staat er vaak verlichting onnodig aan. Door halogeenverlichting en gloeilampen te vervangen door energiezuinige LED verlichting kan het energieverbruik van de verlichting naar verwachting met ca. 80% verminderd worden. Daarnaast kan energie bespaard worden door de verlichting te voorzien van daglichtsensoren. Deze meten het daglicht en stellen de benodigde lichtsterkte van de verlichting in. Als er genoeg daglicht aanwezig is wordt de verlichting gedimd of uitgeschakeld, zo wordt het onnodig branden van verlichting voorkomen. Naast de daglichtsensor kan de verlichting ook worden geschakeld op bewegingssensoren. Indien niemand aanwezig is wordt de verlichting vanzelf uitgeschakeld. Dit is handig voor ruimtes die niet continu gebruikt worden, bijvoorbeeld in toiletten, bergingen en gangen.
Voordelen leidingisolatie
Het kost relatief weinig tijd. De aanschafkosten zijn relatief laag. leidingisolatie kan veelal zelf worden aangebracht
LED-verlichting en
Aandachtspunten radiatorfolie
De buisisolatie zo volledig mogelijk laten doorlopen.
54
Bijlage 3.5
Hot Fill systemen voor wasmachine en vaatwasser De meeste was- en vaatwasmachines worden gevuld met koud water waarna de machines het water verwarmen naar de gewenste temperatuur, bijvoorbeeld naar 60 graden indien het wasprogramma zo staat ingesteld. De verwarmingselementen van deze (vaat)wasmachines werken altijd op elektriciteit en hebben hierdoor een laag rendement op primaire energie. Bij een Hot Fill (vaat)wasmachine kan er ook al voorverwarmd water van het warmtapwaternetwerk van een woning gebruikt worden. Hierdoor hoeft het verwarmingselement van de machines het water niet meer te verwarmen of alleen in enkele gevallen bij te verwarmen. Dit scheelt aanzienlijk in het energieverbruik. Als de warmte afkomstig is van een gasgestookt toestel of warmtedistributienet ligt het rendement (in primaire energie) een stuk hoger. De exacte energiebesparing van een Hot Fill is afhankelijk van het warmwatersysteem en de leidingafstanden (en of de leidingen zijn geïsoleerd). Zonnepanelen kunnen ook dienen als input voor de Hot Fill systemen, doordat de warmte dan wordt opgewekt door middel van een duurzame bron (zonne-enenergie). Ontwerprandvoorwaarden Hot Fill
Niet alle was- en vaatwasmachines zijn geschikt voor Hot Fill. Als een was- of vaatwasmachine niet geschikt is kan er een voorzet Hot Fill worden geïnstalleerd.
Voordelen Hot Fill in de badkamer
Eenvoudig en relatief snel te installeren Besparing op energieverbruik van warmtapwater kan oplopen
Afbeelding van een hot fill voorschakelkast.
Afbeelding van een ventilatieschakelaar met timer
Bijlage 3.6 Extra ventilatieschakelaar in badkamer Veel historische woningen maken gebruik van een ventilatiesysteem waarbij de ventilatielucht natuurlijk wordt toegevoerd en door middel van een ventilator mechanisch wordt afgevoerd. Bij een mechanisch ventilatiesysteem (ventilatieunit/box) wordt er meestal gebruik gemaakt van drie mechanische afzuigpunten, één in de keuken, één in de wc en één in de badkamer. De oudere systemen hebben vaak alleen een schakelaar in de keuken. Doordat de bewoners de ventilatiestand vaak bepalen op basis van de behoefte aan ventilatie in de keuken, wordt er vaak te weinig geventileerd in de badkamer. Wanneer er (te) weinig geventileerd wordt, blijft de doucheruimte te vochtig, waardoor er vocht- en/of schimmelplekken in de badkamer ontstaan. Dit kan voorkomen worden door een extra ventilatieschakelaar aan te brengen in de badkamer. Deze schakelaars kunnen ook worden uitgevoerd met een timer, waardoor ze slechts een bepaalde periode in de hoogste stand ventileren en na verloop van tijd weer automatisch terugkeren naar een lagere ventilatiestand. Ontwerprandvoorwaarden extra schakelaar ventilatiesysteem De schakelaar kan radiografisch worden uitgevoerd. Hierdoor is geen bekabeling nodig tussen de schakelaar en ventilator. Met een batterij als voedingsbron hoeft geen aparte stroomvoorziening te worden aangelegd. Voordelen extra ventilatieschakelaar in de badkamer
Vochtplekken en/of schimmelplekken worden voorkomen Eenvoudig en relatief snel te installeren. Door de toepassing van een timer wordt er minder vaak onnodig geventileerd en wordt er energie bespaard.
+
55
Bijlage 3.7 Gevelisolatie De gevels van historische gebouwen zijn meestal niet geïsoleerd. Hierdoor gaat warmte verloren. Omdat het metselwerk in de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost één van de belangrijkste karakteristiek en mogen de gevels niet aan de buitenzijde worden geïsoleerd. Spouwmuurisolatie Bij meeste gebouwen in Zuid en Oost zijn gebouwd met een spouwmuur. Hierdoor is na-isolatie van de spouw een optie. De kosten voor het na-isoleren van een spouwmuur zijn beperkt (circa €17 per m2). Het isoleren van een spouwmuur is een investering die zich snel terugverdient, in veel gevallen al binnen 3 jaar. Er zijn echter ook aandachtspunten/risico’s verbonden aan spouwmuurisolatie: •
• •
•
• •
Eventuele resten afval of cement in de spouw kunnen ervoor zorgen dat een doorgaande isolatielaag niet mogelijk is, waardoor koudebruggen ontstaan Afhankelijk van het isolatiemateriaal kan de isolatie op den duur uitzakken. Het buitenspouwblad blijft door de isolatie langer vochtig, waardoor eventueel vorstschade aan het metselwerk kan optreden. Bij een pand waar een vochtprobleem aanwezig is (zoals optrekkend vocht, vochtdoorslag, slecht voeg- en metselwerk) wordt door spouwmuurisolatie de veilige afvoer van vocht beperkt. Het aanbrengen van spouwmuurisolatie is geen reversibele ingreep. De milieubelasting van de verschillende isolatiematerialen kunnen uiteen lopen.
Afbeelding van spouwisolatie (bron afbeelding: www.plender.nl)
Binnenisolatie Een andere mogelijkheid is het aanbrengen van isolatie aan de binnenkant, over het algemeen uitgevoerd als (reversibele) voorzetwand met isolatie en/of reflecterende folie, bijvoorbeeld een gipsplaat tegen een raamwerk van houten latten of metalen profielen. Ook bestaan er kant en klare panelen met geïntegreerde afwerking. Bij binnenisolatie is het belangrijk dat aan de warme kant een dampdichte laag wordt aangebracht (binnenzijde voorzetwand), omdat anders warm vocht van binnen de constructie indringt en in de koudere constructie condenseert en tot vochtproblemen leidt. De dunste isolerende voorzetwanden, zijn de voorzetwanden die gebruik maken van thermosheets als isolatiemateriaal. Dit is een reflecterende folie waardoor de voorzetwand heel dun kan worden gehouden. De minimale dikte van een dergelijk voorzetwand is 3,5 cm. (globale opbouw: 2 cm regelwerk met daartussen isolerende folie, 1,25 cm stucplaat en tussen de 0,10 - 0,25 cm stucwerk). Indien gekozen wordt om te isoleren door middel van een voorzetwand met daarin een massief isolatiemateriaal (bijvoorbeeld mineralen wol) dan is de minimale dikte van het totaalpakket rond de 7 cm. In plaats van de isolerende voorzetwand kan men kiezen voor isolerend stucwerk. In de samenstelling van deze speciale stucmortels wordt isolerend opvulmateriaal gemengd, waardoor ze een isolerende werking hebben. Hiermee kunnen geen hoge isolatiewaardes behaald worden, maar kan wel aan de eerste noodzakelijke stappen van gevelisolatie worden voldaan, daarnaast zijn deze stuclagen vaak voldoende om koude bruggen te voorkomen. 56
Nadelen/aandachtspunten bij het aanbrengen van isolatie aan de binnenkant van de gevels zijn: • • • • •
Bijlage 3.8 Vloerisolatie Begane grondvloeren in historische gebouwen zijn meestal ongeïsoleerd. Op zich is het warmteverlies via de vloer beperkt, doordat vloeren niet aan de buitenlucht grenzen, maar aan een kruipruimte of aan de grond. Wel is een ongeïsoleerde vloer minder comfortabel. Vloerisolatie vermindert tocht, voorkomt vocht vanuit de kruipruimte en zorgt voor een aangename warme vloer. Een geïsoleerde vloer zorgt zo voor ‘warme voeten’ en een comfortabel gevoel waardoor bewoners al gauw een lagere binnentemperatuur acceptabel vinden en het energieverbruik dus vermindert. Begane grondvloeren kunnen boven op de vloer worden geïsoleerd, of (bij aanwezigheid van een kruipruimte of kelder) aan de onderkant.
Binnenisolatie is duurder dan spouwmuurisolatie. Binnenisolatie gaat ten koste van het gebruiksoppervlak. Het aanbrengen van binnenisolatie leidt tot meer overlast voor de bewoners. Binnenisolatie is soms moeilijk in te passen als er historische interieurelementen aanwezig zijn. Bij binnenisolatie moet aan de warme kant van de isolatie (binnenzijde) een dampdichte laag worden aangebracht, waarvan alle naden goed moeten worden afgedicht. Deze laag is kwetsbaar voor doorboring (stopcontacten en ophangen schilderijen).
Isolatie van de begane grondvloer kan ook de geluidswering van de woning verbeteren. Historische woningen zijn soms gehorig en er treedt soms geluidsoverlast van de buren op. Oorzaken zijn naast de dunne woningscheidende muren vaak ook kieren en draagbalken van vloeren die tegen elkaar aan zijn gemonteerd. Om geluidsoverlast tegen te gaan, moet er op de drie volgende punten worden gelet: kierdichting, massa en ontkoppeling. Door de kieren van vloerbalken te dichten middels een materiaal dat opschuimt (bijvoorbeeld PUR) en een eventueel aanwezige kruipruimte te vullen met massa (bijvoorbeeld schelpen) en het aanbrengen van massa (bijvoorbeeld isolatie met steenwol of glaswol) kan de akoestische isolatie van de vloer verbeterd worden.
Afbeelding van binnen isolatie
57
Vloerisolatie aan de onderkant Indien onder de woning een kruipruimte met voldoende hoogte ligt, kan deze het gemakkelijkst worden geïsoleerd doormiddel van kruipruimte isolatie. Een voorbeeld van vloerisolatie aan de onderzijde van een vloer zijn de Thermoskussens. Dit zijn lichtgewicht kussens van veredelde kunststof gevuld met lucht. De thermoskussens hebben een zeer hoge isolatiewaarde en zijn relatief gemakkelijk aan te brengen.
Bijlage 3.9 Dakisolatie De daken van historische gebouwen kunnen in sommige gevallen gemakkelijk geïsoleerd worden zonder dat er cultuurhistorische waarden verloren gaan. Doordat warme lucht opstijgt, gaat veel warmte verloren wanneer een dak niet of slecht geïsoleerd is. Daarom is het heel nuttig om het dak te isoleren. IN zijn algemeenheid geldt hoe dikker de isolatielaag, hoe hoger de isolatiewaarde (Rc). Echter niet elk materiaal isoleert even goed. Indien maar een beperkte isolatiedikte mogelijk is, is het van belang om isolatiemateriaal uit te kiezen met een hoge isolatiewaarde om de isolatielaag zo dun mogelijk te houden. Enkele voorbeelden van diktes van isolatiematerialen die nodig zijn voor een Rc van 2,5 m2.K/W:
Afbeelding van vloerisolatie doormiddel van thermokussens
Vloerisolatie aan de bovenkant Bij het aanbrengen van vloerisolatie aan de bovenzijde van de vloer is het zaak om goed te letten op de detaillering van de aansluitingen. De begane grondvloer komt tussen de 5 en 8 cm. hoger te liggen. Dit heeft consequenties voor plinten, dorpels en deuren, die aangepast moeten worden. Door het gebruik van isolatiematerialen met hoge isolatiewaardes (Resol-platen, of hoogwaardig PIR-platen) kan met een dunnere laag nog steeds acceptabel geïsoleerd worden. Het isoleren van de vloer aan de bovenkant kan vaak goed gecombineerd worden met de aanleg van een vloerverwarmingssysteem.
Kurk Glaswol (dekens of platen of vlokken) Steenwol (dekens of platen of vlokken) EPS (piepschuim platen) XPS PUR Resolschuim
14 cm 10 cm 10 cm 9 cm 8 cm 6 cm 5,5 cm
Ontwerprandvoorwaarden dakisolatie Het isoleren van een dak van een historische woning kan op twee manieren, de zogenaamde ‘warm dak’ methode, waarbij de isolatie aan de buitenzijde op het dakbeschot wordt aangebracht, of de ‘koud dak’ methode, waarbij het dak van binnenuit geïsoleerd wordt. Beide hebben hun eigen ontwerprandvoorwaarden en hun eigen voor- en nadelen:
58
Ontwerprandvoorwaarden ‘warm dak’: Het dak isoleren met de ‘warm dak’ methode betekent dat de isolatie wordt aangebracht aan de buitenzijde van de constructie op het dakbeschot. Dit levert de beste isolatiewaarde en is bouwfysisch het veiligst, doordat de isolatielijn goed aansluit. Wel is het isoleren aan de buitenzijde het meest arbeidsintensief. De dakbedekking (dakpannen) moet van het dak gehaald worden, daarna moet de isolatie worden aangebracht en daarna moeten de pannen weer teruggelegd worden. Daarnaast wordt het dakpakket dikker wat bij de aansluiting van de buurpanden tot problemen kan leiden.
Voordelen ‘warm dak’
Aandachtspunten ‘warm dak’
Schematische weergave van een ‘warm dak’ van een platdakconstructie
Een andere mogelijkheid van de ‘warme dak’ isolatiemethode is het spuiten van isolatiemateriaal onder de dakpannen, ondanks dat dit goedkoper is levert dit echter ook vaak een matige en ongelijkmatige isolatie op. Deze methode is om deze reden af te raden. Daarnaast is deze manier van isoleren niet terug te draaien en daarom dus ook af te raden bij historische daken.
Ononderbroken isolatielaag, waardoor er geen koude lekken ontstaan. De ‘warm dak’ methode is bouwfysisch minder probleem gevoelig, geen last van condens in de constructie en door de ononderbroken isolatielaag een gelijkmatige temperatuur opbouw in de constructie (mits goed uitgevoerd). De eventueel historische dakconstructie blijft aan de binnenzijde zichtbaar.
De‘warm dak’methode vraagt een hogere investering in vergelijking met de ‘koud dak’ methode. De ‘warm dak’ methode is arbeidsintensiever in vergelijking met de ‘koud dak’ methode. De dakbedekking (dakpannen, leien, etc) moeten van het dak verwijderd worden hierdoor kan de dakbedekking stuk gaan of beschadigd raken. De dakopbouw wordt hoger, waardoor problemen kunnen ontstaan bij aansluitingen en snijpunten. Een voorbeeld hiervan is dat door de verhoging van de dakpannen de waterlijn van de dakpannen en dus het regenwater niet meer in de dakgoot terecht komt. Doordat dakbouw hoger wordt kan het aanzicht en de uitstraling van het pand veranderen.
59
Ontwerprandvoorwaarden ‘Koud dak’ Het dak isoleren met de ‘koud dak’ methode betekent dat de isolatie wordt aangebracht aan de binnenzijde van de constructie. Vaak wordt dit gedaan door isolatiedekens tussen de sporen/gordingen te bevestigen en deze af te werken met gipsplaten. Bij een dergelijke constructieopbouw mag het isolatiemateriaal niet tegen het dakbeschot aan geplaatst worden en moet de spouw goed geventileerd worden, omdat er anders condensatie kan optreden in het dakbeschot en de balklaag, die vervolgens gaan rotten. Deze methode is gevoeliger voor bouwfysische problemen dan de ‘warm dak’ methode en vraagt om een zorgvuldige uitvoering. Vooral het aanbrengen van een consistent aangebrachte dampdichtefolie (aan de binnenzijde) vergt extra aandacht. Omdat deze methode gevoeliger is voor bouwfysische problemen geniet de ‘warm dak' methode de voorkeur in situaties waar deze mogelijk is.
Voordelen ‘koud dak’
Aan de binnenzijde aan te brengen. Voordeliger dan het aanbrengen van een ‘warm dak’ isolatielaag. Minder arbeidsintensief in vergelijking met het aanbrengen van ‘warm dak’ isolatie.
Aandachtspunten ‘koud dak’
Vaak is een onderbroken isolatielijn niet mogelijk, hierdoor kunnen er koude lekken ontstaan en is er geen gelijkmatige temperatuurverdeling in de constructie aanwezig . Dit kan voor condensatie op de verkeerde plaatsen zorgen. (Historische) dakconstructie is aan de binnenzijde niet meer zichtbaar. Doordat de isolatie aan de binnenzijde wordt aangebracht wordt de binnenruimte kleiner. Bouwfysisch gevoelig: zorgvuldige uitvoering nodig.
Algemene voordelen dakisolatie
De investering in dakisolatie verdient zich snel terug.
Schematische weergave van een ‘koud dak’ platdakconstructie
60
Bijlage 3.10 Isolerende beglazing Het glas van een historisch gebouw heeft vaak een historische uitstraling en draagt bij aan het karakter van het gebouw. Als in historische gebouwen modern floatglas wordt geplaatst kan dit leiden tot een historisch incorrect beeld en wordt de uitstraling van het gebouw vaak als minder levendig ervaren. Er zijn verschillende glasleveranciers van modern glas met de uitstraling van historisch glas (bijvoorbeeld minder perfecte reflectie en oneffenheden, zoals in het historisch getrokken glas of cilinderglas). Dik dubbel HR++ glas heeft de beste isolatiewaarde. Dit glas kan echter meestal niet in bestaand raamhout geplaatst worden omdat de sponning te ondiep is. Het gebruik van opdeklatten is niet wenselijk omdat dit het aanzicht wijzigt. Als de ramen slecht zijn en vervangen moeten worden kan dikker raamhout worden gebruikt (zie details pagina 32). Er zijn echter alternatieven waarbij het raamhout wel gehandhaafd kan blijven. Zo is er isolerend glas beschikbaar dat niet/nauwelijks dikker is dan het historische enkele glas. Hierdoor kunnen de historische kozijnen, raamhouten en roedes behouden blijven. Er is tegenwoordig zowel dun dubbel glas op de markt als ook enkel glas met warmte reflecterende coating. De isolatiewaarden van deze nieuwe glassoorten zijn doorgaans minder dan het HR++ glas, maar een stuk beter dan de isolatiewaarden van historische enkele glas.
U- waardes van verschillende glassoorten, in vergelijking met enkel isolerend glas en dun dubbel isolerend glas, glassoorten die vooral voor historische gebouwen zijn ontwikkeld. Glas
Ontwerp randvoorwaarde isolerend glas voor historische gebouwen
U-Waarde
W/(m2.K) Blank enkel glas (traditioneel glas) Blank dubbel glas HR++ glas Enkel isolerend glas(tussen de 4 en de 8mm) Dun dubbel isolerend glas (vanaf 7 mm)
Indien de ramen een cultuurhistorische waarde hebben en nog de bestaande roeden hebben is het wenselijk dun isolerend glas te kiezen dat in de bestaande sponning past., zodat de ramen gehandhaafd kunnen blijven. Om een te strakke uitstraling van het glas te voorkomen kan een glassoort worden gekozen met de uitstraling van historisch glas.
5.8 2,8 1,0 -1,2 3,0 - 3,7
1,6 – 3,1
Voorbeeld van assortiment van Stolker glas (bron: www.monumentenglas.nl)
Verschillende soorten isolerend glas voor historische gebouwen
Er zijn verschillende leveranciers van isolerend glas voor historische gebouwen. Elke leverancier heeft weer verschillende soorten glas. Hierdoor is een grote variatie van diktes en glasstijlen beschikbaar. Van de meeste historische glasstijlen is geprobeerd om een isolerende variant te creëren met zoveel mogelijk gelijkenissen. Zo is er isolerend glas in de stijl van voor 1920 (mond geblazen cilinderglas) met herkenbare oneffenheden en reflecties. Maar bijvoorbeeld ook isolerend glas in de stijl van de eerste productie van floatglas (van voor 1960), wat nagenoeg glad maar toch nog oneffenheden heeft. Er zijn verschillende fabrikanten die een isolerende monumentale beglazing verkopen, de bekendste zijn Stolker glas, Saint Gobain (confor), Allwin (Glassique) en Da Vinci Glas. Hieronder een voorbeeld van monumentaal glas van de leverancier Stolker glas.
De isolatiewaarde van glas wordt weergeven door middel van een U-waarde, dit staat voor de warmtedoorgangscoëfficiënt. Hoe lager de U-waarde hoe beter het glas isoleert. Hiernaast zijn enkele standaard U-waarderen weergegeven.
61
Voordelen isolerend glas
Bijlage 3.11 Douchewater warmteterugwinning Warmteterugwinning (WTW) uit douchewater is een effectieve manier om energie te besparen op warm tapwater. Het koude aangevoerde water wordt voorverwarmd door het warme afvoerwater. Dit principe kan zeer efficiënt bij een douche worden toegepast omdat hier een grote warmtevraag is en tegelijkertijd warmte wordt weggespoeld.
Isoleert beter dan traditioneel enkel glas. Dit leidt tot een lager energieverbruik en meer comfort. De isolatiewaarde is onafhankelijk van het gedrag, anders dan bij gordijnen of luiken, die door de gebruikers gesloten moeten worden om de isolatie te verbeteren. De isolatiewaarde is, wederom anders dan bij gordijnen en luiken, ook overdag verbeterd. De isolerende eigenschappen van het glas kunnen, indien nodig, gecombineerd worden met andere eigenschappen, bijvoorbeeld inbraakwerendheid.
Aandachtspunten isolerend glas voor historische gebouwen
De meeste glassoorten die speciaal voor historische gebouwen op de markt zijn isoleren minder goed dan HR++ glas. Er zijn grote verschillen tussen de verschillende typen. De glassoorten die speciaal voor historische gebouwen op de markt zijn, zijn duurder in de aanschaf dan HR++ glas. Ook hier zijn de verschillen groot. Isolerend glas is zwaarder dan het traditionele enkel glas. Dit kan ertoe leiden dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Bij glas met goede isolatiewaarden kan het voorkomen dat de ramen niet meer de koudste plekken van de gebouwschil vormen, waardoor er condens op andere plekken kan optreden. Het is belangrijk om van tevoren de bouwfysische gevolgen in beeld te brengen. Om werkelijk te kunnen profiteren van de betere isolatiewaarden is het nodig om ook de kierdichting te verbeteren. Ook hier is het weer belangrijk om de bouwfysische gevolgen in beeld te brengen. In sommige situaties zijn achterzetramen, het gebruik van luiken of isolerende gordijnen beter passende oplossingen.
Afbeelding: schematisering van een douchebak WTW
De douchebak-wtw heeft een horizontale warmtewisselaar die in de douchebak is ingebouwd. Doordat deze in de douchebak wordt gemonteerd kan deze vaak gemakkelijk worden toegepast bij een badkamerrenovatie. Naast de douchebak WTW is er ook een douchepijp WTW. De douchepijp WTW wordt op de verdieping onder de douche (ter plaatse van de oude afvoerleiding) gemonteerd. Hierdoor is deze niet altijd geschikt voor kleinschalige renovaties omdat de vloer opengebroken moet worden.
62
Ontwerp randvoorwaarden douchewater WTW
Bijlage 3.12
Lage temperatuur verwarming (LTV) i.p.v. hoge temperatuurverwarming (HTV) Warmte kan op hoge of op lage temperatuur worden afgegeven. Hoe lager de afgiftetemperatuur, hoe hoger het rendement van de verwarmingsketel is. Traditionele HTVsystemen (cv-installatie met radiatoren) gebruiken een aanvoer van maximaal 90°C graden, terwijl een temperatuur van 80°C tegenwoordig de meest gebruikelijke is. LTV-verwarmingssystemen zoals vloerverwarming hebben een aanvoerwatertemperatuur die een stuk lager ligt, de maximale aanvoerwatertemperatuur van LTV is 55°C en de retour temparuur bedraagt +/- 45°C.
De douchebak kan vervangen worden door een douchebak WTW. Indien er voor een douchepijp WTW gekozen wordt moet er in de verdieping onder de douche ruimte zijn om deze te installeren.
Voordelen douchewater WTW
De douchewater WTW verdient zichzelf terug, er wordt circa 30% op de energiekosten van warmtapwater bespaart. In de gebruiksfase heeft een douchewater WTW weinig onderhoud nodig.
Aandachtspunten douchewater WTW
Er zijn verschillende LT-(afgifte)systemen. Vloerwarming (aanvoertemperatuur 25 – 45°C) Wandverwarming (aanvoertemperatuur 25 – 45°C) Plafondverwarming (aanvoertemperatuur 25 – 55°C)
De terugverdientijd is alleen van toepassing als de douche regelmatig gebruikt wordt. De toepassing van een douchebak WTW in bijvoorbeeld een gastenvertrek wordt een stuk minder gebruikt en verdient zich dus waarschijnlijk niet terug.
Afbeelding van een vloerverwarming en wandverwarming
Er is ook een combinatie van systemen mogelijk: LT-radiator en LT-convectorverwarming (aanvoertemperatuur 55°C) Ontwerprandvoorwaarden LTV systeem
Doordat een LTV minder warmte afgeeft per oppervlakte, moet er rekening mee gehouden worden dat het warmteafgifteoppervlak een stuk groter moet zijn. Het is verstandig om het benodigde oppervlak en de dichtheid van te voren te berekenen.
63
Voordelen LTV systeem
Energiebesparing: bij de warmte bron, doordat het verwarmingssysteem een hoger rendement krijgt Energiebesparing: in het warmtedistributienet (door de lage verliezen vanwege het kleinere temperatuurverschil met de omgeving Comfort: Stralingswarmte wordt als aangenaam ervaren en LTV verwarmingssystemen hebben een groter aandeel aan stralingswarmte (ongeveer 80% bij vloerverarming) ten opzichte van een traditionele radiator (ongeveer 30%). Ook zijn er minder luchtstromingen bij LTV systemen wat ook als aangenaam wordt ervaren. Indelingsvrijheid: Doordat de LTV systemen vaak zijn weggewerkt in de vloeren, wanden en plafonds levert dat veel ontwerpvrijheid op. Toekomstbestendigheid: LTV-systemen gaan relatief lang mee, ten opzichte van de verwarmingsketels. LTV vergroot de mogelijkheden voor verwarmingssystemen die gebruik maken van duurzame energiebronnen (bijvoorbeeld zonneenergie of warmte koude opslag). Voor sommige verwarmingssystemen zoals een warmtepomp is een LTVsysteem noodzakelijk. Koeling: LTV systemen zijn, afhankelijk van de opwekunit, ook geschikt om het huis (energiezuinig) te koelen. Veiligheid: Door de lagere temperatuur is er minder brandgevaar. Lucht: Bij radiatoren kan er stof-schroei optreden wat een hinderlijke geur oplevert. Dit komt ook niet voor bij LTV systemen. Huisstofmijt belemmering: vloerverwarmingssystemen voorkomen ook de ontwikkeling van huisstofmijt.
Bijlage 3.13 HRE ketel (micro WKK) Een HRE-ketel, ook wel een Micro-warmtekrachtkoppeling (Micro WKK) genoemd, is een hoogrendementsketel die zowel warmte als elektriciteit opwekt. De HRE ketel heeft een warmterendement van 95% en een elektriciteitsrendement van rond de 40%. Deze combinatie heeft een hoger rendement dan de gescheiden productie van zowel warmte en elektriciteit. Een HRE ketel is altijd warmte gestuurd en slaat dus alleen aan als er een warmtevraag is en wekt ook alleen dan elektriciteit op. Indien op een moment meer elektriciteit wordt opgewekt dan dat er gebruikt wordt, zal dit overschot worden teruggeleverd aan het net (terugdraaiende energiemeter). Ontwerp randvoorwaarde HRE ketel Afbeelding van een HRE ketel
De HRE ketel is een stuk groter dan een traditionele ketel voor de woningbouw (vaak 0,5 bij 0,5 meter), houdt daarom rekening met een minimale afmeting van 0,6 bij 0,6 meter. Houdt met het ontwerp rekening dat een HRE ketel meer geluid maakt dan een traditionele CV ketel, hierdoor is hij minder geschikt om in de buurt van slaapkamers en werkkamers te plaatsen.
Voordelen HRE ketels
Wekt zowel elektriciteit als warmte op waardoor er een extra hoog rendement behaald wordt. Doordat warmte en elektriciteit inpandig worden opgewekt is er nauwelijks distributieverlies van de elektriciteit- en warmteleidingen. (distributieverlies bij elektriciteitsopwekking is nihil) Sommige micro WKK modellen zijn zo gebouwd dat het mogelijk is om ze in de toekomst aan te passen zodat ze geschikt zijn voor het gebruik van biogas.
64
Aandachtspunten HRE ketel
Relatief hoge geluidsproductie. Pas rendabel bij een grote warmtevraag, doordat de meeste historische gebouwen slecht geïsoleerd zijn vormt de warmtevraag meestal geen probleem. De micro WKK ketels zijn nog geen gevestigde orde in Nederland en het systeem is ook vrij nieuw. Hierdoor kunnen er nog kinderziektes aanwezig zijn. Het is dus verstandig om een goed onderhoudscontract/verzekering af te sluiten. De gasprijs stijgt sneller dan de elektriciteitsprijs, hierdoor komt de economische rentabiliteit van de micro WKK in de toekomst waarschijnlijk onder druk te staan, ook al blijft het milieutechnisch voordeel uiteraard onveranderd.
Afbeelding en schematisering van een pelletketel gebruikt als centrale verwarming, voor ruimte verwarming en tapwater.
Bijlage 3.14 Verwarmen met Houtpelletketel Een alternatief voor het gebruik van fossiele brandstof is een kachel op de duurzame biomassa hout. Tot deze vorm van biomassa behoren houtkorrels (pellets), houtsnippers en ook bijvoorbeeld snoeiafval. Sommige kachels kunnen speciaal worden gestookt op bio-ethanol van energiegewassen zoals suikerriet, tarwe, maïs, rogge, gerst en suikerbieten. De verschillende biomassa’s hebben een verschillende impact op het milieu. Daarom zijn ze onder verdeeld in verschillende generaties (voor verder uitleg zie hieronder). Doordat houtkachels het meest toegepast worden in Nederland zijn deze hieronder verder toegelicht. Er kan gebruik gemaakt worden van de traditionele kachels/allesbranders maar er zijn ook pellet ketels in combinatie met CV installaties beschikbaar. De kachel is dan de hoofdverwarming en de CV-ketel de naverwarmer, op het moment dat de pelletketel niet aan staat of onvoldoende capaciteit levert. Ontwerp randvoorwaarde pelletketel De pelletketel levert een hoge temperatuur en kan daarom worden aangesloten op elk verwarmingsafgiftesysteem. Wel moeten er rookgasafvoeren in de woning zijn of worden aangebracht.
65
Voordelen verwarmen met biomassa (houtpellet kachel) Het voordeel van biomassa is de kortcyclische CO2-kringloop. De CO2 die planten/biomassa opneemt tijdens het groeiproces komt tijdens de verbranding weer vrij, waardoor er geen extra CO2 in de atmosfeer terecht komt. Het afgiftesysteem radiatoren hoeft niet te worden aangepast omdat pelletketels ook hoge temperatuur verwarming is Pelletketels hebben een lange levensduur Lage energiekosten Aandachtspunten verwarmen met biomassa (houtpellet kachel) Naast de verbrandingsinstallatie is er ook een opslag voor de biomassa nodig. Doordat biomassa - net als fossiele brandstoffen - verbrand wordt, is er uitstoot van stikstofdioxide en fijnstof. Door de juiste filters toe te passen zal deze uitstoot beperkt blijven. Voor de groei van biomassa zijn vaak veel hulpstoffen (water en grondstoffen) nodig om de gewassen snel te laten groeien. Deze hulpstoffen kunnen weer voor milieuproblemen zorgen zoals vermesting en verzuring. De ketel en rookkanalen vragen jaarlijks onderhoud.
Bijlage 3.15 Warmtepomp Een warmtepomp is een verwarmingssysteem dat een woning voorziet van verwarming en warm tapwater, net als een cvketel. Een warmtepomp haalt warmte uit een warmte bron (voor meer uitleg over de verschillende warmtebronnen, zie de ontwerp randvoorwaarden). Deze warmte wordt door een compressietechniek opgewerkt tot een hogere temperatuur. Daarna wordt de warmte overgedragen aan het water in het verwarmingscircuit (tap- en ruimteverwarming). Een warmtepomp kan worden aangesloten op diverse afgiftesystemen, zoals convectoren en vloerwarming. Ook kan een combinatie van de afgiftesystemen worden toegepast. Warmtepompen bieden de mogelijkheid om ook te koelen, dit biedt ook extra comfort in de zomer. Schematisering van de werking van een lucht/water warmtepomp
Toekomst van Biomassa De ontwikkeling van bio-energie is de laatste tijd in een stroomversnelling terecht gekomen en zal waarschijnlijk in de toekomst nog een milieutechnische en financiële optimalisering doormaken. De verwachting is dat deze concepten steeds beter kunnen concurreren met traditionele fossiele energiebronnen.
66
COP De COP van een warmtepomp staat voor de Coëfficiënt Of Performance, het opwekkingsrendement van de warmtepomp. Als een warmtepomp een COP heeft van bijvoorbeeld 5 betekent dit dat de warmtepomp 5 keer meer warmte levert dan het apparaat aan elektrische energie verbruikt. Naast de 20% elektrische energie wordt er dan 80% energie uit een duurzame bron gewonnen. Het opwekkingsrendement verschilt per warmtepomp en hangt af van de warmte- en afgiftebron. De COP van de warmtepomp in bovenstaand schema is 4. Ontwerp randvoorwaarde elektrische warmtepomp De randvoorwaarden van een warmtepomp zijn afhankelijk van de gebruikte warmtebron waaruit energie onttrokken wordt. Hieronder worden de meest gebruikte bronnen toegelicht: Ventilatielucht De warmtecapaciteit van ventilatie is beperkt. Voor ruimteverwarming is ventilatielucht uit een woning als bron te gering. Voor het verwarmen van enkel het tapwater is deze bron wel interessant. Buitenlucht Buitenlucht kan gebruikt worden als koude- en warmtebron van een warmtepomp. Met behulp van een ventilator kan er lucht door een warmtepomp gezogen worden. Het voordeel van dit systeem is dat het overal kan worden toegepast in Nederland. Het nadeel van deze bron is dat een deel van de installatie aan de buitenkant van de gebouwschil zit, hierdoor is het niet altijd toe te passen in verband met het gevel-/dakbeeld bij een historisch gebouw. Een ander nadeel is dat buitenlucht als koude- warmtebron anticyclisch is, de grootste warmtevraag (in de winter) doet zich voor als de buitentemperatuur laag is.
Dit werkt negatief op de COP van de warmtepomp. Bij een buitentemperatuur van + 8 graden of hoger is dit echter geen probleem. Een ander nadeel van dit systeem is de motor om de lucht naar binnen te zuigen. Deze heeft een bepaalde energievraag en kan voor geluidsoverlast zorgen. Bodem Door een verticale of horizontale gesloten bodemwarmtewisselaar kan er energie uit de bodem onttrokken worden. Horizontale systemen liggen op ca. 1 tot 3 meter diepte. Hiervoor is een aanzienlijk grondoppervlak voor de collector vereist, hetgeen vaak een probleem is in de beschermde dorpsgezichten Zuid en Oost. De open verticale bodemwisselaars worden op circa 100 m diep in de bodem aangebracht. Bij een gesloten bodemwarmte-wisselaar is minder diepte vereist. Welke oplossing het beste in een specifieke situatie past moet per locatie worden onderzocht. Grondwater Het temperatuurniveau van grondwater heeft het gehele jaar een temperatuur van rond de 12 tot 14 graden, hierdoor is het grondwater ideaal als warmte/koelte bron voor een warmtepomp. Om bij de deze grondtemperatuur te komen moet er een open bronsysteem worden aangelegd van 50 tot 150 meter diep, deze diepte is afhankelijk van de watervoerende laag (aquifer). Om de watervoerende laag in balans (op de zelfde temperatuur) te houden moet er zowel een onttrekkingsbron als een injectiebron worden aangebracht.
67
Energiedak Een warmtepomp kan gebruikt worden om de energie(warmte) van een energiedak/zonneboiler op te waarderen. Voordelen elektrische warmtepomp
Warmtepompen zetten duurzame warmtebronnen met behulp van elektrische energie om in warmte en koude. Hierdoor wordt een relatief hoog rendement behaald. Warmtepompen passen in een gasvrij gebouw concept. De warmtepomp is goed te combineren met andere duurzame technieken, zoals een energiedak en verschillende ventilatiesystemen. Comfortkoeling als toegevoegde woonkwaliteit
Bijlage 3.16 PV-systemen / zonnepanelen Een PV-systeem zet zonne-energie om in elektriciteit. PV is een Engelse afkorting voor Photo (licht) Voltaic (energie). In Nederland worden de panelen ook wel lichtpanelen of zonnepanelen genoemd. Zonne-energie komt tot stand door een fysisch proces in een PV-cel. In een PV-paneel zitten meerdere serie-geschakelde PV-cellen die zonne-energie omzetten in gelijkstroom. In een PV-systeem zijn één of meerdere van deze PV-panelen geschakeld. Door middel van een omvormer wordt de gelijkstroom, die is opgewekt door de PV-cellen, omgezet in wisselstroom. De wisselstroom kan zelf worden verbruikt of worden teruggeleverd aan het elektriciteitsnet. Dit wordt gemonitord door middel van een teruglopende energiemeter of een energiemeter waar de opgewekte energie apart wordt gemeten.
Aandachtspunten elektrische warmtepomp
Een warmtepomp functioneert optimaal in combinatie met een lage temperatuur verwarming. De afgiftesystemen van historische gebouwen zijn echter vaak gebaseerd op hoge temperatuur afgifte (radiatoren). Door de radiatoren te vervangen door lage afgifte systemen(vloer, wand en/of plafond verwarming) kunnen er bij historische gebouwen interieurwaarden verloren gaan. Grotere investering in vergelijking met HR ketel Een compressiewarmtepomp is een mechanisch product, hierdoor is aandacht voor geluidsproductie van de apparaten van belang. Een warmtepomp neemt meer ruimte in beslag dan een gangbare cv-ketel (+/- 0,6m x 0,6m).
Schematische weergave van de werking van een PV-systeem
68
Ontwerprandvoorwaarden PV-systemen De belangrijke ontwerprichtlijnen voor PV-systemen zijn:
De opbrengst in Nederland is optimaal als de hellingshoek van de PV-panelen 36 graden is en de panelen georiënteerd zijn op het zuiden / zuidwesten. Panelen op het westen of het oosten hebben dezelfde opbrengst. Het zonlicht moet zo min mogelijk worden belemmerd. Er mogen dus geen objecten in de omgeving zijn waardoor er een schaduw op de PV-panelen valt. Door schakeling van de panelen vallen bij schaduw op één paneel alle geschakelde panelen uit. Het dak moet constructief geschikt zijn voor PV-panelen. Er moet ook ruimte zijn voor een omvormer, dit is een klein kastje (ongeveer ter grootte van een energiemeter) dat over het algemeen gemakkelijk in de meterkast valt in te passen. Het is wel het beste om de omvormer zo dicht mogelijk bij de panelen te plaatsen voor een zo hoog mogelijk rendement. Als de panelen niet op een schuin dak geplaatst kunnen worden, kunnen de PV-panelen ook plat op het dak gemonteerd worden. Doordat de panelen dan niet in de ideale hoek staan, gaat er echter wel rendement verloren, dit kan oplopen tot 15 à 20%. De minimale hoek van de panelen is 5 graden, zodat er geen vervuiling op de panelen plaatsvindt. Een hoge temperatuur van de PV-panelen zorgt ervoor dat het rendement van het PV-systeem omlaag gaat. Een luchtspouw achter de panelen zorgt ervoor dat de warme lucht weg ventileert en de panelen niet te snel opwarmen. Bij de investeringskeuze en het ontwerp van de panelen moet er rekening mee worden gehouden dat de panelen ook onderhouden moeten worden.
Voordelen PV-systemen
Tegenwoordig zijn PV-panelen goedkoper en is de opbrengst hoger zodat de PV-panelen zichzelf financieel sneller terugverdienen. In sommige gemeenten gelden er aparte subsidieregelingen voor PV-panelen. Indien deze subsidies aanwezig zijn, worden PV-panelen ook economisch aantrekkelijk. Eenvoudig en relatief snel te installeren door de leverancier van de panelen. PV-panelen wekken lokaal energie op zonder uitstoot van CO2 en andere milieu aantastende gassen. De energie van de zon is nagenoeg onuitputtelijk. Ook zonder direct zonlicht leveren de PV-panelen energie op (door diffuus licht). Doordat dit type licht in Nederland veel voorkomt, zijn er PV-panelen speciaal gemaakt voor het Nederlandse weer, die een hoge opbrengst hebben bij diffuus licht.
Aandachtspunten PV-systemen
Relatief hoge aanschafkosten, hoewel de prijs de laatste jaren sterk daalt. PV-panelen dienen onderhouden en gecontroleerd te worden. De productie van zonnepanelen vergt veel energie en er wordt gebruik gemaakt van zeldzame aardmetalen. Ook al worden deze nadelen mee gewogen, dan leveren PV panelen wel duidelijk een milieuwinst op. De opbrengst is afhankelijk van het weer.
69
Bijlage 3.17 Zonneboiler Het principe van een zonneboiler is eenvoudig. Vergelijk het met een tuinslang, die opwarmt als hij de hele dag in de zon ligt. Dit principe is geperfectioneerd in een zonneboiler. In de afbeelding hieronder is de werking uitgelegd van het meest gebruikte zonneboiler systeem. De zonnecollector vangt de zonnewarmte op en draagt deze over aan een vloeistof. Hiervoor wordt vaak water met daarin een antivriesvloeistof gebruikt. Het is daarom van belang de zonnecollector op een zo zongunstig mogelijke plek te installeren. Het koude vloeistof/water mengsel wordt door de zonnecollector heen gepompt en daarin verwarmd. Boven en onder in de zonnecollector zit een sensor die het verschil in temperatuur opmeet. Hiermee kan de watertemperatuur in de zonnecollector bepaald worden. Aan de hand van deze gegevens wordt de vloeistof sneller of langzamer door de collector heen gepompt. Als de vloeistof de juiste warmte heeft, wordt het doorgepompt naar het voorraadvat, de zonneboiler. In deze zonneboiler wordt de warmte van de vloeistof door middel van een warmtewisselaar afgegeven aan het tapwater in het vat. Het op die manier opgewarmde tapwater wordt vervolgens naar de combiketel gepompt om hier indien nodig bijverwarmd te worden, zodat het als warm tapwater gebruikt kan worden.
Ontwerp randvoorwaarde zonneboiler
De opbrengst in Nederland is optimaal als de hellingshoek van de collector 36 graden is en deze georiënteerd is op het zuiden. Verder daalt het rendement als er objecten in de omgeving zijn waardoor er een schaduw op de zonnecollector valt. Het dak moet constructief geschikt zijn om de zonnecollector te kunnen dragen. Voor het voorraadvat moet er inpandig ruimte zijn, liefst in de buurt van de verwarmingsketel en de collector zodat de leidingafstanden minimaal zijn.
Voordelen zonneboiler
Kostenefficiënt (maatregel verdient zichzelf terug) Relatief weinig onderhoud Een zonneboiler kan met ieder ander warmtesysteem gecombineerd worden
Aandachtspunten zonneboiler Schematische weergave van de werking van de zonneboiler: Koud water (A) komt in een geïsoleerd voorraadvat (B). Het water in de collector (C) wordt opgewarmd door zonnestraling (D). Via een warmtewisselaar wordt het water in het vat verhit. Daardoor kan warm tapwater opgewekt worden (E). De watertemperatuur in het vat is bovenin (F+) warmer dan het water onder in het vat (G-)
Een zonneboiler levert alleen warmte Een zonneboiler is in de winter minder effectief Het dak moet constructief voldoende sterk zijn
Extra mogelijkheden zonneboiler
De zonneboiler kan naast het verwarmen van het tapwater ook een bijdrage leveren aan de ruimte verwarming. Dit komt ten gunste van de energieprestatie omdat er zo weinig warmte verloren gaat. Als de woning gebruikt maakt van lage temperatuur ruimteverwarming dan is het rendement van de zonneboiler het hoogst. Naast het verwarmen van het tapwater kan men de zonneboiler ook gebruiken om het water te verwarmen van de was- en afwasmachines. Deze zogenaamde hot-fill wasmachines kunnen extra energie besparen in combinatie met een zonneboiler.
70
Bijlage 3.18
Verduurzaming door middel van gedragsverandering Naast energiebesparing door de uitvoering van bouwkundige en/of installatietechnische maatregelen is er uiteraard ook veel energiebesparing te bereiken door een bewust gedrag. In dit hoofdstuk worden suggesties genoemd waarmee energie bespaard kan worden doormiddel van gedragsverandering. Temperatuur lager Ongeveer 40% van de gebruikte energie van een gebouw gaat op aan verwarming. Door de verwarmingstemperatuur met 1 graad te verlagen wordt er gemiddeld 7% in energie bespaard, dit kan dus veel energie op leveren. Korter Douchen Een gemiddeld persoon staat 7 tot 8 minuten onder de douche. Door een minuut korter te douchen wordt er minder water en energie verbruikt. Gemiddeld (afhankelijk van soort ketel, leidingstelsel en het soort douchekop) kost de verwarming van douchewater 0,05 m3 aardgas per minuut douchen. Door elke keer een minuut korter te douchen kan er op jaar basis dus een behoorlijke hoeveelheid energie bespaard worden.
Computer en apparatuur gebruik Huishoudelijke apparatuur vormt een groot onderdeel van het totale energieverbruik van een woning, hieronder enkele voorbeelden waarop gelet kan worden: Standbystand aanzetten, en de tijd waarna hij op standby gaat verkorten. Uitzetten van de computer/apparatuur Uitzetten van het beeldscherm Laptop gebruiken i.p.v. van PC waar mogelijk. Verwijderen van de screensaver Donkerder maken van het schermen Computer en randapparatuur op een standbykiller aansluiten Aanschaf van duurzamere en energiezuinige apparatuur Het energieverbruik van producten verschilt sterk per soort. Kijk dus altijd naar het energielabel van een product als u deze aanschaft. Oude koelkasten en diepvriezers zijn echte energievreters. Een nieuwe diepvries levert al een snelle energiebesparing op.
Alleen ruimtes verwarmen die verwarmd hoeven te worden Sluit de radiatoren van gangen af indien die niet gebruikt worden als verblijfruimte. Sluit daarnaast ook de binnendeuren af om zo onnodige warmte stroming te voorkomen. Deuren sluiten kan handmatig gebeuren, maar er kan ook gekozen worden om de deuren die vaak onnodig open staan te voorzien van deurdrangers.
71
Verlichting / apparaat eenheid Verlichting Tafelmodel koelkast met ***-vriesvak diepvrieskist (ca. 250 liter) Magnetron combimagnetron Vaatwasser Wasmachine Wasdroger Warmtepompdroger Klein elektrische inbouw-keukenboiler Tv (26 inch), plasma LCD Tv (42 inch), plasma LCD Digitale tv-ontvanger Audio (midiset) Computer (beeldbuis CRT) Computer (LCD) Waterbed Afzuigkop (incl. verlichting) met motor Installaties Cv-installatie (pomp, ventilator en elektronisch regeleing) Mechanische afzuiging (systeem C) Gebalanceerde ventilatie met wtw (systeem 2) Airconditioner
Gemiddeld energie verbruik zuinige apparatuur (kWh/jr) (kWh/jr) 540 150 290 100 250 180 100 150 290 210 215 110 620 510 250 210 700 155 80 330 150 130 90 50 275 230 90 1000 200 35 15 270 150 300 1750
150 100 200 400
Tabel met producten en het energieverbruik. Zoals in deze tabel is te zien verschilt het energieverbruik tussen zuinige en gemiddelde apparatuur aanzienlijk. (Bron: EnergieVademecum)
72
Grafiek van het energieverbruik van huishoudelijke apparatuur
73