HANDLEIDING BIJZONDERE VRIENDSCHAPPEN© BIJZONDERE VRIEND(INN)EN & BIG SISTERS VOOR KWETSBARE JONGEREN
0
BIJZONDERE VRIENDSCHAPPEN IS ONTWIKKELD MET BIJDRAGEN VAN: THE BODY SHOP Eind 2008 is het project gestart met een bijdrage van the body shop.
HET ORANJE FONDS Vanaf 1 mei 2010 t/m 1 mei 2013 hebben we subsidie ontvangen van het Oranje Fonds.
FIER FRYSLÂN Fier heeft één op één ingelegd voor het project.
1
INHOUD INLEIDING
pagina 3
1.
Brandglasprincipe
pagina 5
2.
Waarom een eigen maatjesproject
pagina 7
3.
Jongeren met een belast verleden
pagina 8
4.
Ervaringsverhalen
pagina 10
HANDLEIDING
pagina 12
5.
Werving en selectie vrijwilligers
pagina 13
6.
De koppeling
pagina 16
7.
Het traject in beeld
pagina 18
8.
De vriendschap
pagina 21
9.
Afsluiting
pagina 22
10. Aandachtspunten voor projectleider
pagina 23
Bijlage I
pagina 24
Bijlage II
pagina 25
Bijlage III
pagina 26
Bijlage IV
pagina 28
Bijlage V
pagina 30
Bijlage VI
pagina 31
2
INLEIDING In Nederland is zo’n 0,5% van alle kinderen en jongeren opgenomen in een voorziening: een instelling voor jeugdzorg, een kliniek voor kinder- en jeugdpsychiatrie of een Justitiële Jeugd Inrichting. Je komt als kind niet zo maar in zo’n instelling terecht. Dan is er meestal heel wat aan de hand. Het betekent in ieder geval dat er sprake is van ernstige problemen. Ambulante hulp is niet toereikend en kinderen kunnen (tijdelijk) niet meer thuis wonen. Fier heeft verschillende opvang- en behandelvoorzieningen voor jongeren. Fier werkt met een bijzondere doelgroep: jongeren die ernstig worden bedreigd. Het gaat bijvoorbeeld om meiden die in een loverboycircuit terecht zijn gekomen of in handen zijn gevallen van mensenhandelaren. Loverboys en mensenhandelaren laten hun ‘koopwaar’ niet zo maar gaan en ze zullen er alles aan doen om de meiden weer terug te krijgen. Daarbij schuwen ze intimidatie en geweld niet. Fier neemt bijvoorbeeld ook meiden op die op de vlucht zijn voor eergerelateerd geweld. Het is voor een familie uit een eercultuur een grote schande als hun dochter wegloopt. Ook zij zullen er alles aan doen om het meisje terug te vinden en te voorkomen dat ze niet nog een keer wegloopt. Bijvoorbeeld door haar uit te huwelijken of mee te nemen naar het land van herkomst en haar daar achter te laten. Deze meiden hebben niet alleen hulpverlening en behandeling nodig maar ook bescherming. Er zijn allerlei veiligheidsmaatregelen nodig om te voorkomen dat ze gevonden worden. Doordat deze meiden – vanwege het gevaar – zo anoniem mogelijk moeten leven, hebben ze nauwelijks of geen sociale contacten. Ze hebben alleen elkaar en de hulpverlening. Ze zijn tussen de 12 en 23 jaar oud: een leeftijd waarop ze bezig zouden moeten zijn met hun vrienden en vriendinnen, met uitgaan, met de wereld ontdekken. Het is ook een leeftijd waarop meiden zich weliswaar afzetten tegen hun ouders maar hun ouders ook nog keihard nodig hebben om op terug te vallen, voor ondersteuning, warmte, liefde én grenzen. Met het project Bijzondere Vriendschappen wilde Fier een netwerk van bijzondere vriendinnen en big sisters opzetten voor meisjes en jonge vrouwen die op de vlucht zijn voor geweld en bescherming zoeken in één van onze (anonieme) en kleinschalige opvang- en behandelvoorzieningen. Bij Fier ligt de focus niet op de problemen van de meiden maar op hun kansen en mogelijkheden. We dagen onze meiden uit om te dromen en hun dromen te realiseren. We willen dat onze meiden – ondanks hun problemen - ‘gewoon’ puber kunnen zijn. Een jongere die moet leren omgaan met vriendschappen en relaties, uitgaan en vrijetijdsbesteding.
VEEL MEIDEN HEBBEN NOOIT GELEERD WAT EEN GEZONDE VRIENDSCHAP IS Tegelijkertijd zien we ook dat onze meiden – door hun voorgeschiedenis – vaak moeite hebben om ‘gewone’ vriendschappen aan te gaan en te onderhouden. Sommige meiden laten zich makkelijk misleiden door mensen met verkeerde bedoelingen. Sommige meiden vinden ‘foute’ jongens en mannen spannend. Veel meiden hebben een verleden van kindermishandeling. Veel meiden zijn teleurgesteld in hun ouders. Veel meiden zijn op school gepest en werden buitengesloten door leeftijdgenoten. Veel meiden zijn misleid, gebruikt en misbruikt door jongens en mannen die voor het snelle geld gaan. Sommige meiden hebben nooit bij hun ouders gewoond en hebben in verschillende pleeggezinnen en voorzieningen gewoond. Andere meiden hebben een groot aantal hulpverleners gezien maar zitten nog steeds in de problemen. Sommige meiden hebben hulp gevraagd maar nooit gekregen. Veel meiden zijn teleurgesteld in mensen: in leeftijdgenoten en volwassenen; in vrienden en familie maar ook in professionals. Voor sommige meiden is een onveilige situatie ‘veilig’ omdat dit het enige is wat ze kennen; ze weten wat ze kunnen verwachten. Een veilige situatie wordt soms als ‘onveilig’ beleefd. Hierdoor lopen deze meiden de kans dat ze na de periode van opvang toch weer terugkeren in oude onveilige netwerken. Om dit patroon te doorbreken is het belangrijk dat ze ervaringen opdoen met bijzondere vrienden en vriendinnen en big sisters (volwassenen) die ‘goed’ in elkaar zitten. We willen graag dat de bijzondere vriend(inn)en en de big sisters een ‘gewone’ vriendschap aangaan met onze meiden maar zich tegelijkertijd ervan bewust zijn dat het ook een bijzondere vriendschap is.
3
BELANG EN BETEKENIS VAN EEN SOCIAAL NETWERK Veel meiden hebben behoefte aan contacten met leeftijdgenoten: een vriendin waarmee ze kunnen kletsen, leuke dingen kunnen doen, naar de stad kunnen gaan. Iemand die er alleen voor hen is. Voor meiden die tijdelijk in een anonieme opvangvoorziening moeten verblijven, vanwege hun veiligheid, behoort die mogelijkheid even tot het verleden. Simpelweg omdat zij niemand kunnen uitnodigen, omdat zij in een opvang verblijven. Tevens gaan onze meiden door een moeilijke fase en dan is het van belang te weten dat er mensen zijn op wie zij terug kunnen vallen. Een sociaal netwerk is bovendien van cruciaal belang om makkelijker afscheid te kunnen nemen van onveilige netwerken. Bijzondere Vriendschappen biedt de meiden ondersteuning bij het opbouwen, of vergroten, van een sociaal netwerk. Tevens willen wij de meiden de mogelijkheid bieden om hun competenties en vaardigheden te versterken ten aanzien van vriendschappen en relaties. Daarbij kan gedacht worden aan vertrouwen, initiatief nemen en afspraken kunnen maken en je aan afspraken houden. Vriendschap is jezelf kunnen zijn, kunnen zeggen wat je voelt en denkt, zonder beoordeelt en veroordeelt te worden. Ieder mens heeft aandacht en vriendschap nodig, maar is niet voor een ieder vanzelfsprekend. Fier werkt binnen dit project met meiden uit de opvang van Centrum Jeugd (BIJLAGE V). Bijzondere Vriendschappen is tevens goed toepasbaar op jongeren in het algemeen die in de hulpverlening terecht zijn gekomen. Veel kinderen en jongeren die zijn opgenomen in de jeugdzorg en de jeugd -ggz hebben een vergelijkbare achtergrond als onze meiden. Door kindermishandeling, pesten, buitengesloten of misbruikt worden hebben zij een negatief zelfbeeld en weinig vertrouwen in leeftijdgenoten en volwassenen. Doorgaans is er grote terughoudendheid in opvangvoorzieningen om met vrijwilligers te werken vanwege het belang van anonimiteit en veiligheid; terwijl de behoefte aan sociale contacten juist groot is. Bijzondere Vriendschappen laat zien dat een maatjesproject ook mogelijk is voor jongeren die ernstig bedreigd worden en in een anonieme of veilige setting verblijven. Ten slotte is Bijzondere Vriendschappen een mooi voorbeeld van contacten die mensen met elkaar willen aangaan over sociale, culturele en etnische grenzen heen. Deze handleiding kan u helpen om het project Bijzondere Vriendschappen op te zetten binnen uw eigen organisatie. De methodiek en methodische tips worden onderaan de pagina’s weergegeven in een blauwe balk.
HET CONCEPT BIJZONDERE VRIENDSCHAPPEN KAN OOK GEBRUIKT WORDEN IN DE JEUGDZORG, DE JEUGD-GGZ EN ANDERE VOORZIENINGEN
Veel meiden hebben een vriendje en daar houdt hun wereld op. Door het project Bijzondere Vriendschappen leren jongeren meerdere vriendschappen te hebben en naast elkaar te laten bestaan. Veel jongeren in de zorg komen uit andere milieus, door ze binnen dit project te koppelen aan mensen uit een ander milieu leren ze wat een gezonde vriendschap is en leren ze elkaars leefwereld kennen.
4
1. BRANDGLASPRINCIPE Het brandglas bundelt alle stralen en concentreert deze tot één brandpunt. Het behoeft geen betoog hoe krachtig de uitwerking hiervan is. Het is een aantrekkelijk idee: de eigen inspanningen worden versterkt door de inspanningen van de anderen, die aan hetzelfde doel werken. De kunst is natuurlijk om de samenwerking zo vorm te geven dat er ook werkelijk sprake is van een bundeling van krachten. Met het brandglasprincipe bedoelen we dat de inspanningen van de één versterkt worden door de inspanningen van de ander. Bij de jongeren is sprake van meervoudige problematiek. Het is daarom belangrijk dat ze op alle levensterreinen aan de slag gaan: ze moeten met zichzelf aan de slag, maar ze moeten ook naar school, ze moeten aan de slag met hun ouders, met vriendschappen en relaties, ze moeten leren omgaan met vrije tijd, uitgaan, geld, gezond eten, alcohol en drugs. Het gaat dus steeds om én hulpverlening, én therapie, én onderwijs, én sport, én werk, én thuis. Daarom is het belangrijk dat niet alleen de therapeut en de hulpverlener weten aan welke doelen de jongens en meiden werken - wat hun valkuilen en ambities zijn - maar ook alle anderen die bij hen betrokken zijn. Zodat iedereen dezelfde focus heeft en niet de een aan iets anders werkt met de jongere dan de ander of dat de een andere adviezen geeft dan de ander.
SAMENHANGENDE ZORG: ERVAAR DE SUCCESSEN Onderstaande elementen vormen de basis van de hulpverlening bij Fier en zijn volledig geïntegreerd: een pedagogisch basisklimaat en opvoeding; ouders als partner van de hulpverlening en systeembegeleiding; hulpverlening en behandeling; onderwijs; sport; deelname aan het ‘gewone’ leven (variërend van bijzondere vriendschappen tot aan een bijbaantje). Het project Bijzondere Vriendschappen heeft nog eens onderstreept hoe belangrijk het is voor jongeren met complexe problematiek om in het leven ‘gewone’ ervaringen op te doen (=succeservaringen). De jongeren ‘groeien’ hierdoor, worden zelfverzekerder en het accent komt meer op het gezonde deel en het normale gedrag van de jongeren te liggen en minder op het problematische en ongezonde gedrag. Daarom is ‘deelname aan het gewone leven’ een belangrijke pijler van de behandeling die wij bieden. Het gaat er om dat wij – bij wijze van spreken – succeservaringen in het gewone leven voor de meiden ‘organiseren’; althans zodanige omstandigheden creëren dat de kans op succeservaringen zo groot mogelijk is. Maatjesprojecten kunnen hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Succeservaringen helpen om negatieve en destructieve overtuigingen om te buigen in positieve en constructieve overtuigingen. Daarom creëert Fier zoveel mogelijk situaties waarin meiden stap voor stap succeservaringen op kunnen doen op verschillende levensgebieden: onder andere op het terrein van onderwijs en werk, fitness en sport, vriendschappen en uitgaan, contacten met familie etc. Daarbij wordt zo goed mogelijk aangesloten bij wat een meisje aankan, wat haar niveau is, wat haar voorkeuren en talenten zijn. Fier creëert een omgeving waarin openheid, kwetsbaarheid, groei en ontwikkeling centraal staan; waarin het gaat om écht contact; waarin jongeren, ouders, vrijwilligers en medewerkers gezien worden als individu en als mens. Samenhangende en geïntegreerde zorg is noodzakelijk om effect te sorteren bij meiden met complexe problematiek. De zorgprogramma’s van Fier maken gebruik van het brandglasprincipe. Dit betekent dat een meisje of jonge vrouw samen met de andere meiden, haar ouders, haar mentor, de betrokken allround hulpverleners, haar leerkrachten, haar therapeut(en) en haar bijzondere vriend(in) of big sister aan haar (behandel)doelen werkt. Dat gebeurt niet alleen in de leefgroep of tijdens therapie, maar ook tijdens sport en onderwijs, tijdens verlof thuis en tijdens een uitje met haar bijzondere vriend(in). Zinvolle hulpverlening blijkt uit ervaring vooral effect te hebben als condities en omstandigheden die gedragsproblemen in stand houden op meerdere niveaus tegelijk worden aangepakt (een multimodale benadering). Beschermd en Begeleid Wonen richt zich daarbij breed op de verschillende levensgebieden.
5
Problemen kunnen door begeleiding en behandeling worden verminderd maar dat heeft des te meer effect wanneer bijvoorbeeld ook de risico- of stressfactoren in de omgeving worden verminderd en de beschermende factoren worden versterkt en/of uitgebreid. Door te onderzoeken welke factoren op elkaar inwerken, elkaar versterken en welke factoren een positieve invloed op het hulpverleningsproces uitoefenen, wordt zorg op maat geleverd en is de kwaliteit van de zorg zo optimaal mogelijk. Deze multimodale werkwijze betekent in de periode van het Beschermd en Begeleid Wonen dat de mentor steeds bewustmakend en inzichtgevend laat zien op welke wijze het meisje zelf de balans in draagkracht en draaglast al kan bewerkstelligen, waarom en waar onbalans ontstaat en wat het meisje daar (met behulp van omgeving en netwerk) zelf aan kan doen. Vaak steekt de hulpverlening aan jongeren in op de actuele, bovenliggende problematiek. Gevolg: vaak wordt er gefocust op het ‘afleren’ van probleemgedrag. Jongeren moeten als het ware leren ‘weer normaal te doen’. Maar als niemand het met de jongeren heeft over onderliggende problemen: de verwaarlozing, mishandeling of het misbruik, over hun geheimen, angsten, verdriet, teleurstelling, frustratie en wantrouwen, dan leren ze hier niet mee om te gaan. Aandacht voor zowel bovenliggende als onderliggende problemen is uitermate belangrijk. Toch moeten de problemen niet centraal staan. Het ervaren van successen in het ‘gewone’ leven moet dat wel. Successen op school, successen in het contact met anderen, successen met je eigen geld verdienen, successen behalen met sporten, weer vriendschappen durven aangaan. Kortom, het geknakte of volledig verdwenen zelfvertrouwen weer opbouwen en herstellen, om uiteindelijk weer volledig mee te kunnen draaien in de maatschappij. Fier gelooft erin dat dit normaliseren de sleutel tot succes is. Zoals Hadjar passend verwoordde: ‘IK WEET DAT IK NOG VEEL MOET VERWERKEN, EN JA PRATEN IS HEEL BELANGRIJK EN DAT VIND IK MOEILIJK. MAAR WAT IK VOORAL WIL IS MIJN DIPLOMA HALEN. GEWOON SCHOOL VOLGEN. LEUKE MENSEN ONTMOETEN, NORMALE MENSEN. DAT HEB IK JARENLANG MOETEN MISSEN.’
Jongeren moeten weten wat ze zeggen, en zo leren om grenzen te hebben en aan te geven. De hulpverlener bespreekt het onderwerp grenzen met de jongere. In de praktijk kan het zijn dat de bijzondere vriend(in) aangeeft bij de hulpverlener van de jongeren, dat deze een overload aan informatie deelt met hem/haar. De problematiek wordt tot in detail uit de doeken gedaan aan de vrijwilliger. Het is waardevol om deze informatie terug te krijgen van de vrijwilliger. Zo kun je als hulpverlener ‘checken, of dat wat je bespreekt met de jongere ook daadwerkelijk zo overkomt en wordt aangenomen en in praktijk uitpakt op juiste wijze.
6
2. WAAROM EEN EIGEN MAATJESPROJECT? Er zijn meerdere maatjesprojecten in Nederland, toch heeft Fier ervoor gekozen om zelf een project op te zetten omdat we te maken hebben met een kwetsbare doelgroep, waarbij veiligheid voorop staat. De meeste maatjesprojecten werken niet samen met de hulpverlening. Zij vinden het belangrijk dat cliënten die zijn opgenomen in een voorziening ‘gewone’ contacten kunnen hebben met mensen; contacten waarin hun ziekte of probleem niet op de voorgrond staat. Daarom is men meestal terughoudend om als maatje contact te onderhouden met hulpverleners. Men wil niet een verlengde arm van hulpverleners worden. Het maatje is van de cliënt, niet van de hulpverlener. Voor kwetsbare jongeren is dit uitgangspunt echter risicovol. Een van onze meiden zei: ‘IK VECHT EN DE LEIDING EN MIJN OUDERS VECHTEN MEE.’ Voor deze kwetsbare jongeren is het van belang dat iedereen die om hen heen staat samen vecht voor hun toekomst. Niet alleen een meisje zelf en haar hulpverleners maar ook haar ouders, haar big sister, haar bijzondere vriend(in), de leerkracht op school en de trainer van de sportclub. Waarom is het contact tussen de hulpverlening en de bijzondere vriend(in) of big sister belangrijk? De jongeren worden bedreigd en gezocht. Daarom moeten er steeds goede afspraken worden gemaakt over hun veiligheid. Wat kan wel? Wat kan niet? De jongeren zijn at risk voor foute contacten. Daarom is het belangrijk dat het maatje contact heeft met de hulpverlener van de jongere. Komt hij/zij wel naar de afspraken? Is hij/zij niet te laat? Eigenlijk niets bijzonders. Ouders verwachten ook van de school of de sportclub dat ze het melden als hun kind niet aanwezig is of voortdurend te laat komt. Vrijwel alle jongeren hebben negatieve ervaringen met relaties. Jongeren die seksueel misbruikt zijn, zijn vaak in de war over wat eigenlijk normaal is. Vaak verwarren ze seks met intimiteit en vriendschap. Veel jongeren zijn hun vertrouwen in leeftijdgenoten en volwassenen kwijtgeraakt. Hierdoor testen ze anderen vaak uit. Ben jij wel betrouwbaar? Hoe veel moeite doe je voor mij? Dat kan lastig zijn voor een bijzondere vriend(in) of een big sister. Het is belangrijk om zowel de jongere als het bijzondere vriend(in) in dit proces te ondersteunen. Door contact te houden met de bijzondere vriend(in) of big sister kunnen de ontwikkelingen van een jongere op sociaal vlak gevolgd worden. Tijdens de hulpverlening en behandeling kan de jongere werken aan zaken die hij/zij moeilijk vindt.
PROFESSIONALS EN BIJZONDERE VRIEND(INN)EN: EEN STERK KOPPEL Meiden uit onze voorzieningen worden gekoppeld aan een bijzondere vriend(in) of een big sister, voor de duur dat ze in de opvang verblijven. Het project Bijzondere Vriendschappen draagt bij aan succeservaringen voor de meiden, zij ervaren dat ze er mogen zijn, dat ze de moeite waard zijn en dat er mensen zijn die zich om hen bekommeren. De competenties die de meiden tijdens de behandelingen en binnen de opvang hebben geleerd kunnen zij in de praktijk oefenen, dan blijft het op een andere manier hangen. Het wordt van onbewust competent, bewust competent. Zoals de quote van Johann Wolfgang (1749-1832) al aangaf: ‘weten is niet genoeg; we moeten toepassen. Willen is niet genoeg; we moeten doen.’
7
3. JONGEREN MET EEN BELAST VERLEDEN Wat wil dat zeggen: ‘een belast verleden’? Voor sommige kinderen is een onbevangen contact waarin warmte, nabijheid, respect, humor en begrip centraal staan helemaal niet zo gewoon. Een verwaarloost, mishandeld, gebruikt, misbruikt, verstoten of verhandelt kind reageert vaak niet meer ‘normaal’ op vriendschappen en relaties. Deze kinderen hebben pijnlijke ervaringen met hun ouders of verzorgers en zijn teleurgesteld in hen. Ook met leeftijdgenoten hebben ze vaak negatieve ervaringen. Dit begint al op de basisschool: daar hadden ze vaak geen aansluiting met leeftijdgenoten en werden gepest. Het negatieve beeld dat deze kinderen van zichzelf hebben wordt keer op keer bevestigd. Door negatieve ervaringen met ouders, verzorgers en leeftijdgenoten ontwikkelen ze angst om zich te hechten. Deze kinderen worden verscheurd door angst om dichtbij de ander te zijn en hebben hier tegelijkertijd een grote behoefte aan.
EEN MAATJESPROJECT VOOR KINDEREN DIE TELEURGESTELD ZIJN IN ANDEREN Bijzondere Vriendschappen is een maatjesproject voor de meest kwetsbare en beschadigde kinderen: kinderen die kwetsbaar zijn geworden en beschadigd zijn geraakt door verwaarlozing, misbruik en mishandeling; kinderen die weggelopen zijn van huis, onder toezicht zijn gesteld of (tijdelijk) uit huis zijn geplaatst. Veel van deze kinderen hebben een geschiedenis waarin ze voortdurend verplaatst werden. Ze kwamen in de crisisopvang terecht of werden in een crisispleeggezin geplaatst, ze kwamen vervolgens terecht op een leefgroep of een behandelgroep, mochten het thuis weer proberen en kwamen toch weer terecht in de crisisopvang toen het thuis uit de hand liep. Ieder weldenkend mens snapt dat herhaaldelijke uitval en herplaatsingen - thuis en in de hulpverlening - ongunstige effecten heeft op de (ontwikkeling van de) betreffende kinderen. Herhaaldelijke uitval heeft bovendien invloed op de stabiliteit en het succes van een eventuele nieuwe plaatsing. Kinderen die te maken hebben gehad met herhaaldelijk uitval, verwachten dat een nieuwe plaatsing weer tot een (vroegtijdig) einde zal komen. Zij moesten immers eerder steeds weer opnieuw beginnen, zonder succes. Regelmatig anticiperen zij op deze verwachting en ontstaat er een selffulfilling prophecy. Instabiliteit in de hulpverlening lijkt de aanwezige problemen te verergeren c.q. te versterken en het geloof van ouders, kinderen en professionals in effectieve hulp te verminderen. Kinderen die het niet redden in de ene voorziening en doorgeplaatst worden naar de andere voorziening krijgen al snel het etiket ‘multi-problem’. De boodschap: het ligt niet aan de hulpverlening maar aan het kind zelf. Iedere nieuwe overplaatsing is een nieuwe afwijzing. Iedere mislukking thuis of in de residentiële zorg geeft deze kinderen de boodschap mee dat niets werkt, dat ze te moeilijk zijn, dat uiteindelijk niemand zich écht aan hen verbindt. Deze kinderen worden steeds opnieuw bevestigd in hun wereldbeeld dat anderen (volwassenen) niet betrouwbaar zijn en dat ze zelf niet de moeite waard zijn. Ze ontwikkelen problemen met hechting en vertrouwen. Op den duur hebben ze een uiterst ambivalente attitude ten opzichte van relaties: ze hebben een intens verlangen naar een intieme relatie, iemand die hen ziet, van hen houdt, er voor hen is; tegelijkertijd zijn ze doodsbang dat ze opnieuw worden afgewezen en boezemt écht contact, een échte relatie hen grote angst in. Na verloop van tijd zien we kinderen die enorme risico’s nemen voor een snippertje aandacht. Zo zijn meiden die thuis werden mishandeld en door klasgenoten werden gepest bijvoorbeeld een ‘makkelijke prooi’ voor jongens met verkeerde bedoelingen, zoals loverboys. Als niemand ooit aardig en lief voor je was, dan is een jongen die aardig en lief voor je is een geschenk uit de hemel. Dat hij ook slaat … dat kende je al: niets nieuws onder de horizon. Eén van de meest desastreuze dingen die een kind kan overkomen is gebrek aan liefde en veiligheid. Een kind dat opgroeit in een omgeving waarin volwassenen onvoorspelbaar en onveilig zijn, waarin opvoeders en verzorgers elkaar voortdurend afwisselen, waarin sprake is van machtsmisbruik, seksueel misbruik, mishandeling of verwaarlozing, brengt met zich mee dat een kind gaat ‘overleven’, zijn of haar ontwikkeling stagneert en het kind zich niet kan hechten.
8
De meeste kinderen in internaten, tehuizen en klinieken hebben geen gezond en ondersteunend netwerk, sommigen hebben nooit een echte vriendschap gekend. Ze hebben vaak niet de vaardigheden en competenties die ze nodig hebben voor een ‘normale’ vriendschap of relatie. Vaak hebben ze daarentegen wel ‘foute’ vrienden. Deze blijven vaak lang aantrekkingskracht uitoefenen omdat ze verder niemand hebben. Voor kinderen die niemand hebben, is de verleiding groot om een vriendschap of een relatie aan te gaan met de eerste de beste die aardig tegen je doet. De ervaring leert dat ‘foute’ jongens en mannen een neus hebben voor kwetsbare kinderen. Voor getraumatiseerde kinderen is de wereld onveilig en onvoorspelbaar. Daarom is het belangrijk dat hun omgeving structuur biedt, voorspelbaar en zorgzaam is en dat er een klimaat van veiligheid en geborgenheid is. Meiden met hechtingsproblemen moeten zich begrepen voelen en ervaren 'gehoord' te worden. Positieve interactie is essentieel. Door de meiden vertrouwen te geven, krijgen zij vertrouwen in zichzelf. Daarom is een steunend netwerk essentieel. Als er iets is waar deze kinderen behoefte aan hebben dan zijn dit positieve ervaringen, veiligheid, geborgenheid en vertrouwen. Zij moeten zich begrepen voelen en ervaren 'gehoord' te worden. Positieve interactie is essentieel. Door deze kinderen vertrouwen te geven, krijgen zij vertrouwen in zichzelf. Bijzondere Vriendschappen is een maatjesproject voor een bijzondere doelgroep. Voor kinderen die teleurgesteld zijn in anderen, die in de war zijn over vriendschappen, intimiteit, relaties en seks, die bang zijn voor intimiteit en contact. Het is een maatjesproject voor kinderen die nog moeten leren wat een gezonde relatie is, waarin je niet misbruikt of gebruikt wordt, wederzijds respect centraal staat en waarin je gezien wordt, waarin je gewoon jezelf mag zijn.
BEN JE ECHT BETROUWBAAR? KAN IK ECHT VAN JE OP AAN? Het is belangrijk dat maatjes de achtergrond van deze kinderen kennen. Dat ze weten dat de meeste jongens en meiden meer of minder teleurgesteld zijn in mensen en dat ze niet altijd reageren zoals je zou verwachten. Als je dit niet weet als maatje, kun je makkelijk voor verrassingen komen te staan. Soms zijn deze jongens en meiden zo ‘wanhopig’ op zoek naar aandacht, genegenheid en liefde dat ze anderen afstoten omdat die hen als claimend ervaren. Maar het kan ook zijn dat ze er al bij voorbaat van uitgaan dat ze afgewezen zullen worden: ze lokken dan onbewust met hun gedrag afwijzing uit (self fullfilling prophecy). Ook zijn er kinderen die de ander voortdurend testen: Ben je echt betrouwbaar? Kan ik echt van je op aan? Aan de andere kant zien we ook meiden die zo teleurgesteld zijn in leeftijdgenoten en volwassenen dat ze geen vriendschap of relatie meer willen aangaan om te voorkomen dat ze opnieuw teleurgesteld worden. De contacten met een Big Sister, een Bijzondere Vriend of Bijzondere Vriendin kunnen van grote betekenis zijn. Immers, niemand verplicht een Big Sister of een Bijzondere Vriend(in) om contact aan te gaan met de meiden of jongens. Ze doen het omdat ze het waardevol vinden om contact te hebben met dit meisje of deze jongen; omdat ze er plezier in hebben om hem of haar te ontmoeten om wie hij of zij is.
Jongeren houden zelf hun (negatieve) verwachtingen in stand. Zij moesten immers eerder steeds weer opnieuw beginnen, zonder succes. Regelmatig anticiperen zij op deze verwachting en ontstaat er een selffulfilling prophecy. Instabiliteit in de hulpverlening lijkt de aanwezige problemen te verergeren c.q. te versterken en het geloof van ouders, kinderen en professionals in effectieve hulp te verminderen. Het is daarom de taak van de projectleider om op de afspraken te zitten. Het is belangrijk dat een ieder hierin betrouwbaar is. Dit geldt voor de hulpverlener; deze moet blijven vragen naar de bijzondere vriendschap en hoe deze loopt. De vrijwilliger; moet de gemaakte afspraken nakomen. De jongere; moet de gemaakte afspraken nakomen. En de projectleider heeft een controlefunctie bij bovenstaande aspecten.
9
4.
ERVARINGSVERHALEN
IK KEN GEEN NORMALE MANNEN Nicolette. heeft het thuis erg moeilijk gehad en heeft lange tijd in de prostitutie gewerkt. Haar ervaringen met mannen zijn verre van positief. Ze kent geen ‘normale’ en ze gelooft er ook niet in. Ze geeft heel moedig aan dat het haar wel goed lijkt om een jongen als bijzondere vriend te hebben. Ik koppel haar aan Wim. Wim is een leuke jongen van 21 jaar die CMV studeert. Hij is sportief heeft een vriendin en is erg enthousiast over het project. Hij is al eerder bijzondere vriend geweest van een jong meisje. Ik besluit om ze te koppelen. Nicolette schrijft hier later over: “Het contact met mijn maatje vind ik leuk en belangrijk. Met je maatje doe je leuke dingen buiten de opvang zoals in de stad een terrasje pakken of uit eten, naar het park wandelen en zitten kletsen. Het is fijn om iemand in de buurt te hebben waar je een band mee opbouwt en leuke dingen samen mee doet. Ik heb een jongen als maatje, ik leer nu wat een normale en gezonde vriendschap is, ik zie nu dat jongens niet alleen een relatie met me willen maar gewoon vrienden kunnen zijn en dat niet alle jongens wat van je willen. Dat er gelukkig genoeg goede mensen tussen zitten. Het is belangrijk om een maatje te hebben. Ik ken hier niemand. Iedereen die ik ken heb ik moeten achterlaten voor m’n veiligheid. Ik had geen goed beeld van een normale vriendschap. Nu leer ik weer vertrouwen op te bouwen in een vriendschap en mensen een kans te geven, ook leer je van elkaar. Toen ik en mijn maatje elkaar voor het eerst zagen, klikte het meteen. Ik had er gelijk een goed gevoel over, we raakten meteen aan de praat en het ging allemaal spontaan. Het is leuk om een maatje in de buurt te hebben. Je leert er veel van en het is leuk dat je iemand hebt buiten de opvang waar je het gezellig mee hebt.”
IK WIL NIET DAT ZE DE PLAATS VAN MIJN MOEDER IN NEEMT Een meisje van 14 jaar werd gekoppeld aan een Big Sister, die een gezin heeft met eigen kinderen en pleegkinderen. De eerste keer kwam ze helemaal enthousiast terug maar na een paar keer wilde ze niet meer. Ze vond het moeilijk om in een gezin te zijn terwijl ze niet bij haar eigen moeder kon zijn. Ze had het gevoel dat de Big Sister de plaats van haar eigen moeder in nam en dat wilde ze niet. Dit meisje heeft nooit bij haar eigen moeder gewoond. Ze is direct na haar geboorte in een pleeggezin geplaatst. Daarna heeft ze nog in verschillende andere pleeggezinnen en instellingen gewoond.
Het is belangrijk om de rollen helder te hebben in het project. De vrijwilliger neemt NIET de plek in van de ouders. Als deze rollen niet duidelijk worden neergezet kan het voor komen dat ouders zich ondermijnd voelen in hun positie.
SOMS VRAAG IK ME AF WAT ZE ER AAN VINDT MET MIJ Sandra is al drie jaar Big Sister van Fadua. Ze schrijft: “Als je als vrijwilliger bij Fier werkt, leer je twee belangrijke dingen. Ten eerste dat er heel veel mensen zijn die hulp nodig hebben omdat ze door een ander worden misbruikt, geslagen en vernederd. Nee, niet iets om erg gelukkig van te worden. Maar dan komt les twee: je leert ook dat er op deze wereld heel veel mensen zijn die iets willen doen voor deze slachtoffers. Mensen die zich belangeloos inzetten om het leven voor de ander wat mooier te maken, al is het maar voor even. Mensen die heel belangrijk zijn voor onze meiden. Omdat ze babyspullen inzamelen, of gratis een dag komen fotograferen, kunst maken met de meiden, hondentraining komen geven, maatje worden … Zelf ben ik ook zo’n maatje of liever gezegd ‘Big Sister’, van Fadua. Soms vraag ik me af wat ze er aan vindt met mij. Zij is jong en ik had met een beetje kunst en vliegwerk haar moeder kunnen zijn. Nou goed: een heel veel oudere zus . En tja, spectaculair ben ik ook al niet. Ik kan haar niet de wereld geven, er niet voor zorgen dat haar broers haar geen pijn meer willen doen. Er niet voor zorgen dat ze nooit meer verdrietig is. Ik kan niet met haar de hele wereld bereizen, geen prachtig huis voor haar kopen. Wat ik wél kan doen: ik kan er voor haar zijn op die momenten dat er iemand moet zijn. Ik kan haar succes wensen voor haar examens, aanmoedigen om de zwemlessen te nemen die ze zo graag wil. Met haar mee naar de rechtbank, blij voor haar zijn
10
als ze een stap vooruit heeft gezet. Boodschappen met haar doen, een simpel maaltje koken, popcorn met haar eten tijdens een slechte film. Ik kan Kerst met haar vieren zodat ze niet zo alleen is tijdens die dagen. Ik kan af en toe even polsen of er al een vriendje is. Of ze wel haar best doet op school. Of ze al een bijbaantje heeft… Soms kan ik zuchten om haar tienergedrag, me rotlachen om de streken die ze uithaalt en me verbazen over hoe volwassen ze wordt. Doodnormale dingen. Maar dat is precies het juiste. Want: een spectaculair leven hebben deze meiden al gehad - in negatieve zin. Voor de toekomst willen ze het liefst een zo normaal mogelijk leven. En dat is misschien wel de grootste les die je leert bij Fier: je hoeft niet spectaculair te zijn om iets te kunnen betekenen. De kleinste gestes betekenen het meest.”
EEN BIJZONDERE VRIENDIN VAN ZESTIEN Voor een meisje was het belangrijk dat ze met een leeftijdsgenootje zou leren om gaan omdat ze altijd met oudere mensen omging. De koppeling was met een meisje van 16 jaar die zich aanmeldde. Het klikte meteen en beide waren zo enthousiast dat ze meteen afspraken. Ze was hier erg blij mee en vertelde het heel enthousiast aan de iedereen van de groep. De afspraak was voor beide een succes. De vrijwilligster zit in het 4 jaar van het gymnasium en is een stevige persoonlijkheid. Ze kunnen van elkaar leren.
BIJZONDERE VRIENDIN VOELT ZICH GECLAIMD Een Afghaans meisje van 15 jaar is ernstig verwaarloost en misbruikt. Contact met haar familie is gevaarlijk en niet mogelijk. Omdat ze in Nederland niet naar school mocht van haar ouders kent ze ook geen leeftijdgenoten. Ze wil heel graag een bijzondere vriendin. Dat wordt een studente MWD. Op een gegeven moment word de projectleider van Bijzondere Vriendschappen door de mentor van het meisje ingelicht dat de studente steeds de afspraak afzegt. Tegen het Afghaanse meisje heeft ze gezegd dat ze het te druk heeft met school en werk. De projectleider belt de studente die aangeeft dat ze het inderdaad erg druk heeft met haar studie, werk en vriendinnen. Bovendien vindt ze het erg opdringerig dat het meisje haar elke dag sms-t. Gelukkig heeft het meisje nog een lieve Big Sister waar ze het erg fijn mee heeft.
HET IS MOEILIJK ZIJN OM MENSEN DICHTBIJ TE LATEN Voor sommige meiden is het moeilijk om mensen dichtbij te laten komen. Hierover schrijft één van de meiden het volgende: “Ik heb ook een maatje gekregen omdat ik moest kijken wat ik wilde in een vriendschap en ik moest er ook achter komen dat vriendschap ook een goede vriendschap kan zijn en dat niet alle vrienden je gebruiken zoals ik in mijn verleden alleen maar heb meegemaakt. In het begin wou ik helemaal geen maatje hebben want ik vond het allemaal super spannend en ik wist niet wat me allemaal te wachten stond. Ik dacht: zal mijn maatje wel te vertrouwen zijn? Kan ik me wel goed voelen bij haar? Soms als ik haar zie heb ik dit nog wel eens, en soms ben ik ook wel erg goed om mijn hoede en kijk goed naar haar bewegingen en let op haar houding, en hoe ze praat. Meestal denk ik van: ja, dit zit wel goed, ontspan je maar en maak er een leuke dag van en dan gaat het wel weer goed. Soms heb ik ook bij mijn maatje dat als zij een bepaalde beweging maakt dat ik dan schrik van haar en dan voel ik me niet meer veilig maar hier kan je gewoon allemaal met je maatje over praten en zo kun je leren om je open te stellen en zo kun je, je maatje ook leren te vertrouwen en een band met je maatje opbouwen.”
11
HANDLEIDING BIJZONDERE VRIENDSCHAPPEN
12
5.
WERVING EN SELECTIE VRIJWILLIGERS
De jongeren zijn zonder uitzondering geschonden in hun vertrouwen in anderen; hun grenzen zijn niet gerespecteerd. Daarom draait bij Bijzondere Vriendschappen alles om betrouwbaarheid. Betrouwbaar zijn: doen wat je zegt en zeggen wat je doet is één van de voornaamste eigenschappen waar de vrijwilliger over moet beschikken. Kunnen luisteren naar een ander is eveneens een belangrijke eigenschap om het contact op te bouwen en het vertrouwen te winnen. Het kunnen opbouwen van een gelijkwaardige vriendschap zonder vooroordelen is de insteek. Ook creativiteit is een component in het contact met jongeren. Het moet namelijk niet saai zijn, elke week hetzelfde rondje stad voldoet niet. Doordat jongeren vaak weinig geld hebben is het voor een vrijwilliger soms moeilijk iets te bedenken wat leuk is maar toch zo min mogelijk geld kost, hierbij komt de creativiteit om de hoek kijken en vaak geven vrijwilligers aan daar van geleerd te hebben. De vrijwilligers zijn zowel jongeren als volwassenen: jongeren in de leeftijd van 18 tot 30 jaar en Big Sisters die vaak wat ouder zijn en gemiddeld 30 plus zijn tot ongeveer midden 50. Jongeren studeren vaak nog en integreren de 1 bijzondere vriendschap in hun studie. Studenten blijven vaak niet langer dan een schooljaar verbonden aan het project. Het contact loopt bij zo’n 40% van de koppelingen echter wel door, hoewel meestal niet in dezelfde mate en frequentie als voorheen.
WERVING Bij het werven van jongeren en studenten is het van belang om verbindingen te leggen met Hogescholen die Sociale Opleidingen aanbieden, MBO-opleidingen, vrijwilligersorganisaties en andere netwerken. Een zeer geslaagde methode om (jonge) vrijwilligers aan te trekken is het aanbieden van gastlessen en colleges. In deze gastcolleges en lessen wordt verteld wat het project kan bijdragen voor de meiden die in de opvang zitten en die met geweld te maken hebben gehad. Uit de evaluatieformulieren die studenten invullen na het gastcollege, komt naar voren dat jongeren enthousiast raken en het als leerzaam zien om deel te gaan uitmaken van het project. Daarnaast is het ook goed om op stagemarkten te staan. Big Sisters worden geworven via de eigen website, media, het eigen netwerk en mond op mond reclame van de bestaande Big Sisters. Er zijn daarnaast ook werknemers van Fier die zich als Big Sister inzetten en het project aanbevelen aan hun vriend(inn)en. Je ziet in dit project ook dat het ‘cool’ is om iets voor een ander te kunnen betekenen.
SELECTIE Een persoonlijk kennismakingsgesprek is van belang om een goede inschatting te kunnen maken welke vrijwilliger geschikt is voor het project en welke niet. Het dient ook als verbindende factor, een goed eerste gesprek is een goede start. Daarbij is het als projectleider handig om mensenkennis te hebben en de juiste vragen te stellen. Selectiecriteria zijn motivatie, praktische beschikbaarheid, (positieve) attitude, betrouwbaarheid, geschiktheid voor het omgaan met de doelgroep, een gelijkwaardige vriendschap kunnen aangaan. Voordat de vrijwilligers worden gekoppeld, vindt er een inventarisatie plaats van de wensen, de belangstellingsgebieden en hobby’s van de vrijwilligers. Bij een Big Sister wordt naast het kennismakingsgesprek ook een huisbezoek afgelegd.
1
ste
Hogescholen geven 1 jaars studenten van sociale opleidingen de mogelijkheid studiepunten te verdienen met vrijwilligerswerk. In het tweede jaar is dit niet meer het geval.
13
De projectleider moet in staat zijn om de intrinsieke motivatie van vrijwilligers te achterhalen. Zo voorkom je veel uitval en heeft de vriendschap een grotere kans van slagen. Voorbeeld: het kan zijn dat een student zich op geeft voor het project. Het is dan prima als deze het doet om studiepunten te behalen maar daarnaast moet er nog een motivatie zijn. In positieve zin kan dit betekenen dat de student iets wil betekenen voor jongeren van dezelfde leeftijd. Op een andere manier kan de intrinsieke motivatie ook leiden tot een contra-indicatie; als de student zelf geen netwerk heeft en die op deze manier wil creëren. Of dat de student zelf problematiek heeft en een lotgenoot zoekt.
CONTRA INDICATIES Een contra-indicatie is iemand die zelf een zwaar belast verleden heeft en dit nog niet heeft verwerkt, de kans op overdracht is dan groter, daar is deze doelgroep te kwetsbaar voor. Een andere contra-indicatie kan zijn dat iemand zelf geen goed netwerk heeft. Belangrijk om dit uit te vragen. Als een vrijwilliger een vergelijkbare ervaring heeft gehad als een meisje en hier goed is uitgekomen, kan dit ook een voordeel zijn (voorbeeld).
Een studente met een eetstoornis meldde zich aan. Ze had al geruime tijd therapie gehad voor haar anorexia en het ging inmiddels na 3 jaar erg goed met haar. Ze was open over haar verleden en na lang twijfelen heb ik haar gekoppeld aan een meisje die ook een eetstoornis had en daarmee worstelde. In het eindgesprek gaf ze terug dat het haar enorm geholpen had om erover te kunnen praten met een leeftijdsgenoot.
TRAINING Om de vrijwilligers inzicht te geven in de psychische problemen ten gevolge van het geweld waar cliënten mee te maken hebben gehad, wordt er een startdeskundigheidstraining gegeven. Tijdens deze training worden onderwerpen behandeld zoals eergerelateerd geweld, PTSS, herbelevingen enzovoorts. Deze kennis is van belang om gedrag van jongeren te kunnen plaatsen en hier begrip voor te hebben.
WAT VRAGEN WIJ VAN VRIJWILLIGERS Wij vragen een vrijwilliger om zich in ieder geval voor de duur van de opvang aan een meisje te verbinden. Maar als het wederzijds ‘klikt’ en als het contact voor beide waardevol is, dan stimuleren wij onze bijzondere vriend(inn)en en big sisters langer contact te houden met een meisje. Want, hoewel de hulpverlening en behandeling van Fier altijd gericht zijn op herstel van het contact tussen een meisje en haar familie, is dat soms niet meer mogelijk. Sommige meiden hebben geen familie in Nederland of kunnen nooit meer terug naar hun familie omdat ze verstoten zijn of omdat ze ernstig bedreigd worden. Bij andere meiden lukt het wel om het contact met familie te herstellen maar zij moeten soms helemaal opnieuw beginnen qua sociale contacten. Bijvoorbeeld meisjes die deel uitmaakten van een loverboycircuit en de laatste jaren alleen ‘foute’ vriend(inn)en hadden. Ook zij vinden het vaak prettig om het contact met hun bijzondere vriend(in) of big sister te behouden. Een bijzondere vriend(in) of big sister die zich voor langere tijd aan een meisje wil verbinden, kan dan heel belangrijk zijn. Meer dan de helft van de meiden behoudt het contact ook na de opvang. Sommige bijzondere vriendschappen groeien uit tot ‘gewone’ vriendschappen. De vrijwilligers komen in contact en bouwen een relatie op met jongeren die ernstig bedreigd worden, zo anoniem mogelijk moeten leven en vaak ernstig getraumatiseerd zijn. Dat moet je als vrijwilliger aan willen gaan: contact opbouwen met jongeren die door traumatische ervaringen vaak zeer wantrouwend en gereserveerd staan ten opzichte van relaties; bang om opnieuw in hun vertrouwen geschaad te worden.
14
VRIJWILLIGERS: BOEIEN EN BINDEN Om vrijwilligers te binden en te behouden voor de organisatie wordt er ingezet op regelmatig persoonlijk contact, tussenevaluaties voor studenten en het contact tussen de hulpverleners en de vrijwilligers. Vrijwilligers geven aan dat ze het contact met de hulpverlener van de jongere erg op prijs stellen omdat ze vragen kunnen stellen en kunnen bespreken waar ze tegen aan lopen in het contact met de jongere waar ze aan gekoppeld zijn. Vrijwilligers geven middels evaluatieformulieren aan dat ze de trainingen op prijs stellen, het onderdeel waarbij ze ervaringen uitwisselen met elkaar blijkt erg waardevol te zijn. Vrijwilligers stellen het op prijs als deze uitwisseling periodiek plaatsvindt. Eens per jaar organiseren wij een speciale bijeenkomst waarbij de meiden de vrijwilligers in het zonnetje zetten, door hapjes voor ze klaar te maken, de meiden zijn hier dan ook bij aanwezig. Dit wordt enorm op prijs gesteld door vrijwilligers. Vrijwilligers binden zich ook aan Fier als organisatie, zij kennen de missie en de visie van Fier die staat voor het stoppen van geweld, het voorkomen van geweld en het bieden van hulp bij de gevolgen van geweld in afhankelijkheidsrelaties.
Vrijwilligers vinden het, terecht, belangrijk om erkend te worden in de dingen die ze doen, ze willen serieus genomen worden. Voorbeeld: de beste koppelingen zijn die waar hulpverleners ook echt betrokken zijn. Het is de taak van de projectleider om hierin steeds de leiding te nemen, door hulpverleners aan te sporen en contact te houden met de vrijwilligers binnen het project.
15
6. DE KOPPELING Met iedere jongere die wordt aangemeld voor Bijzondere Vriendschappen vindt een kennismakingsgesprek plaats. Ook met alle nieuwe vrijwilligers worden kennismakingsgesprekken gevoerd. Een eerste match wordt gemaakt op basis van, onder meer, de vraag of een jongere en een vrijwilliger qua type bij elkaar passen, hobby’s en interesses, behoeftes van het meisje et cetera. Dan volgt er een eerste koppelingsgesprek met de bijzondere vriend(in)/ big sister en de betreffende jongere, dit wordt in samenspraak gedaan met de mentor van de jongere. En als laatst e wordt er een 1 afspraak gepland tussen de jongere en de Bijzondere Vriend(in) of Big Sister. Deze afspraak wordt teruggekoppeld aan de projectleider. 1. Kennismakingsgesprek Er is een kennismakingsgesprek met het meisje waarin ze verteld wat ze leuk vindt om te doen, denk hierbij aan hobby’s, interesses enzovoorts. 2. Koppelingsgesprek In het koppelingsgesprek worden het maatje en het meisje aan elkaar voorgesteld. Er is dan mogelijkheid om vragen aan elkaar te stellen. Zo kunnen beide kijken of er een klik is, of er eventueel een koppeling uit voort kan komen. e
3. 1 afspraak e Als laatst volgt het maken van een 1 afspraak tussen de bijzondere vriendin en het meisje. Als het om een big sister gaat dan legt de projectleider samen met het meisje een huisbezoek af. EEN MEISJE DAT BIJ ASJA BINNENKWAM EN PRACHTIG KON ZINGEN EN KEYBOARD SPELEN, MAAR NIET VOOR PUBLIEK DURFDE OP TE TREDEN, IS GEKOPPELD AAN EEN STUDENTE DIE OOK MUZIEK MAAKT. SAMEN MAKEN ZE NU MUZIEK, ZE HALEN BLADMUZIEK BIJ DE BIBLIOTHEEK EN GAAN DAN LEKKER MUZIEK MAKEN. OOK DOEN ZE ANDERE LEUKE DINGEN EN REGELMATIG ETEN ZE SAMEN. HET MEISJE HEEFT INMIDDELS OPGETREDEN VOOR EEN GROOT PUBLIEK EN DAT GING PRIMA.
In de praktijk blijkt het handig te zijn om jongeren en bijzondere vriend(inn)en (studenten) te koppelen die bij elkaar in de buurt wonen. Niet alleen de meiden hebben niet veel geld. Dit geldt ook voor veel studenten waardoor reiskosten een belemmering kunnen vormen voor contact
SUCCESVOLLE KOPPELING Een succesvolle koppeling is een koppeling waarbij de vrijwilliger en de jongere er in slagen een dusdanige band met elkaar op te bouwen dat ze elkaar vertrouwen, het leuk vinden elkaar te ontmoeten en beide plezier hebben in het contact. Het kan voor een meisje waardevol zijn ook na afronding van de hulpverlening dat de vriendschap blijft bestaan. Voor de jongere is het belangrijk dat zij in een veilige omgeving haar competenties heeft kunnen oefenen. Om een dergelijke koppeling te kunnen maken moet in eerste instantie worden nagegaan of de vrijwilliger de vaardigheden heeft om simpelweg contact aan te kunnen gaan. Van belang is ook dat de vrijwilliger betrouwbaar is, geduld heeft, kan luisteren zonder oordeel te vellen, wil investeren in het contact en daar het initiatief in wil nemen. Dan is het belangrijk om te kijken of de vrijwilliger past qua type mens bij de meid waar je de vrijwilliger aan wil koppelen. Er wordt gekeken of er voldoende overeenkomsten of interesses zijn waar in ze elkaar kunnen herkennen of ontmoeten.
16
’IK HEB EEN JONGEN ALS BIJZONDERE VRIEND, IK LEER NU WAT EEN NORMALE EN GEZONDE VRIENDSCHAP IS, IK ZIE NU DAT JONGENS NIET ALLEEN EEN RELATIE MET ME WILLEN MAAR GEWOON VRIENDEN KUNNEN ZIJN EN DAT NIET ALLE JONGENS WAT VAN JE WILLEN. DAT ER GELUKKIG GENOEG GOEDE MENSEN TUSSEN ZITTEN.’ ‘HET IS BELANGRIJK OM EEN BIJZONDERE VRIEND(IN) TE HEBBEN WANT IK HAD EIGENLIJK GEEN SOCIALE CONTACTEN MEER WANT DIE MOEST IK ALLEMAAL ACHTERLATEN VOOR MIJN VEILIGHEID. IK HAD GEEN GOED BEELD VAN EEN GEZONDE OF EEN NORMALE VRIENDSCHAP. NU WEL. IK LEER WEER VERTROUWEN OP TE BOUWEN IN EEN VRIENDSCHAP EN MENSEN EEN KANS TE GEVEN, OOK LEER JE VAN ELKAAR.’ ‘TOEN IK EN MIJN BIJZONDERE VRIENDIN ELKAAR VOOR HET EERST ZAGEN, KLIKTE HET METEEN. IK HAD ER GELIJK EEN GOED GEVOEL OVER, WE RAAKTEN METEEN AAN DE PRAAT EN HET GING ALLEMAAL SPONTAAN.’
Bij jongeren uit eerculturen, waarbij veiligheid van belang is, is het van belang om bij de koppeling te controleren of er geen risico’s zijn aan het koppelen aan dezelfde cultuur. Dit kan in sommige gevallen betekenen dat er niet gekoppeld wordt aan een bijzondere vriend(in) uit dezelfde cultuur. Dit komt omdat je vaak te maken hebt met een roddelcultuur en ons kent ons. Soms heeft de jongere juist wel behoefte aan contact uit dezelfde cultuur. Dit vraagt om een zorgvuldige afweging met als belangrijkste peiler; veiligheid.
17
7. HET TRAJECT Aanmelding Bijzondere Vriend(in) Big Sister
Bijzondere Vriend(in)
Kennismakingsgesprek met projectleider
Bij geschikt afspraak voor een koppelingsgesprek met de jongere
Big Sister
Kennismakingsgesprek met projectleider
Bij geschikt eerst een huisbezoek. Daarna afspraak met jongere
Niet geschikt ste
1 afspraak met jongere in samenspraak met hulpverlener, indien koppeling succesvol is.
Na afspraak terugkoppeling naar projectleider per mail of telefonisch
Niet geschikt
ste
1 afspraak met jongere in samenspraak met hulpverlener, indien koppeling succesvol is.
Na afspraak terugkoppeling naar projectleider per mail of telefonisch
Als er een geschikte koppeling is tussen een vrijwilliger en een jongere zal de projectleider een vrijwilligersovereenkomst voor een jaar maken, er zal een geheimhoudingsformulier worden opgestuurd en een VOG verklaring. Dit zal de Bijzondere vriend(in) / Big Sister getekend met een kopie ID en het bankrekeningnummer retour zenden aan de organisatie; De projectleider zal de contactgegevens van de Bijzondere vriendin/ Big Sister in het systeem bij de gegevens van de jongere zetten zodat de mentor daar toegang toe heeft indien nodig; De mentor van de jongere neemt één keer per maand contact op met de bijzondere vriend(in) / Big Sister, om te monitoren hoe het contact verloopt. Dit wordt meegenomen in het mentorgesprek. De mentor van de jongere kan contact opnemen met de Bijzondere vriendin/Big Sister indien dat nodig wordt geacht, zonder overleg met de projectleider;
18
Bij een praktische vraag of probleem (bijv. afspraak kan niet doorgaan, jongere is niet op afspraak gekomen, je hoort niets meer etc.) kun je contact opnemen met de mentor van de jongere via de desbetreffende opvang waar de jongere verblijft, natuurlijk kan je ook altijd bellen of mailen met de projectleider; Voor het maken van een afspraak kun je bellen met de mentor van de jongere, het nummer van de opvang krijg je via de projectleider na de koppeling; Bij twijfels over de gang van zaken kan je bellen of mailen met de projectleider; Als de jongere vertrekt uit de opvang dan hoor je dat via de projectleider of van de jongere zelf; Als het niet loopt neem altijd contact op met de projectleider!
TRAJECT VOOR MENTOR
Koppelingsgesprek is succesvol, jongere heeft BV / BS
Bijzondere Vriendin (BV) / Big Sister (BS) Bij een BS legt de projectleider een huisbezoek af.
Mentor stelt zich voor aan BV / BS De mentor houdt zicht op de afspraken. Neemt 1 x per maand contact op om te vragen hoe het contact loopt. Dit wordt meegenomen in mentorgesprekken.
Bij een BS wordt een huisbezoek afgelegd. Als een meid bij haar BV gaat logeren kan dat na een huisbezoek .
Als er problemen zijn met afspraken of in het contact, neemt de mentor contact op met de projectleider.
Bij vertrek van het meisje, dit melden aan projectleider, let op: ook in het geval van verandering intern.
Als er een geschikte koppeling is tussen een vrijwilliger en een jongere dan maakt de projectleider een vrijwilligersovereenkomst voor een jaar, er zal een geheimhoudingsformulier worden opgestuurd en een VOG verklaring. Dit zal de vrijwilliger getekend met een kopie ID en het bankrekeningnummer retour zenden aan P&O; De Projectleider zal de contactgegevens van de vrijwilliger in het dossier bij de gegevens van de jongere zetten zodat de mentor daar toegang toe heeft indien nodig (onder individuele derde);
19
De mentor zal na de koppeling binnen één week contact opnemen met de vrijwilliger om zich voor te stellen; Gedurende het verblijf van de jongere in de opvang zal de mentor 1 x per maand contact opnemen met de vrijwilliger om te horen hoe het contact loopt. De informatie die daaruit komt kan nuttig zijn om te bespreken tijdens een mentorgesprek bijv. hoe lopen de sociale contacten, kan je initiatief nemen om een afspraak te maken, hoe gaat het met het vertrouwen etc.; Als er een noodsituatie is, bijvoorbeeld de jongere is weggelopen of er heeft zich iets voor gedaan op de groep waardoor de vrijheden van de jongere zijn ingenomen, neem dan ook contact op met de vrijwilliger en check of er een afspraak staat gepland; Mocht je vragen hebben of informatie over het project Bijzondere vriendschappen dan kan je altijd contact opnemen met de projectleider; Bij vertrek intern (andere groep) of extern, check de vertreklijst en geef het door aan de projectleider.
20
8. DE VRIENDSCHAP Als er een koppeling is gemaakt, dan is dat het prille begin van de vriendschap. Meestal lukt het om een bijzondere vriendschap op te bouwen. Zo’n 65% van de meiden en vrijwilligers geeft in de eindgesprekken en evaluaties aan dat ze het contact gaan behouden. Ook geven zowel de meiden als de vrijwilligers aan dat ze veel hebben geleerd op het gebied van vertrouwen opbouwen, grenzen stellen, initiatief nemen en het plannen van en invulling geven aan afspraken. Kortom de competenties die nodig zijn om sociale contacten op te bouwen en te onderhouden. ‘Ik ben bijzondere vriendin van S. Elke week proberen we af te spreken, al lukt dat niet elk week. M. maakt meer mee in een week dan ik soms in een maand, we hebben dan ook steeds heel wat te bespreken. Meestal koken we samen, kletsen we heel veel, wordt er nog even (met Peter) een sigaretje gerookt en maken we een ommetje door de stad. Door M. heb ik een wereld leren kennen waar ik niet veel weet van had. Het is geen mooie wereld. Wat wel mooi is, is om te zien hoe S. sterker wordt. Hoe ze leert hoe het is om op eigen benen te staan, vrij en onafhankelijk. Dat valt niet altijd mee, maar ze komt er wel! Liefs, Renske.’
SIMPELE OPLOSSINGEN Eerst is het belangrijk dat de jongere en zijn of haar bijzondere vriend(in) elkaar leren kennen. Hiervoor zijn de eerste afspraken cruciaal. Geef een koppeling ook de tijd, beide partijen zullen in de vriendschap moeten investeren. Het is de kunst om niet bij de eerste hick-ups de koppeling te verbreken. Bij knelpunten zijn simpele oplossingen soms toereikend. ‘M. geeft aan dat ze zich niet aan de afspraken kan houden met haar Big Sister. Er werd voorgesteld om het contact te beëindigen. Het is immers niet verplicht om een Big Sister te hebben. Maar M. gaf aan dat zij dit beslist niet wilde. Toen werd besproken wat M. zou kunnen helpen om zich beter aan haar afspraken te houden. Er is een schema gemaakt waarin de afspraken stonden ingepland. Dit hielp M. om zich aan de afspraken te houden.’ In het onderhouden van sociale contacten schort het nog wel eens bij deze doelgroep. Sommige jongeren zijn geneigd het contact af te stoten zodra het te dichtbij komt. Het is daarom van groot belang dat de mentor van de jongere hier goed zicht op houdt. Vaak zal er in zo’n geval een gesprek worden ingepland waar de jongere en de vrijwilliger, samen met de mentor en de projectleider, met elkaar in gesprek gaan. Verder kan hier in de hulpverlening en behandeling aandacht aan worden besteed en kan het meisje ondersteund worden in het aangaan van vriendschappen en het ‘dichtbij laten komen’ van anderen.
LEERDOELEN IN DE PRAKTIJK: EEN WIN-WIN SITUATIE In het behandelplan van de jongeren worden leerdoelen gesteld. Als deze op sociaal vlak liggen dan kan de bijzondere vriendschap helpen om deze in praktijk te brengen. Je kan iets leren door het te ervaren. De mentor kan hier op sturen en bespreken in de mentorgesprekken die hij/zij heeft met de jongere. Studenten moeten vaak ook leerdoelen stellen vanuit school, hiervoor organiseert de projectleider tussenevaluaties met studenten. Deze tussenevaluaties zorgen er ook voor dat je een student bindt aan het project, er ontstaat ‘commitment’.
We willen geen faalervaring voor de jongere; wees je ervan bewust dat jongeren die gepest of mishandeld zijn de neiging hebben om de situatie onterecht negatief te interpreteren. Waardoor ze daar ook naar gaan handelen. Ze gaan er snel van uit dat iemand slecht over hun praat, en stellen zich daarom soms erg terughoudend op. Hier moet de vrijwilliger mee om kunnen gaan en niet direct opgeven.
21
9. AFSLUITING Een goede afsluiting vormt een goed begin voor een volgende koppeling. Vrijwilligers die zich verbinden aan het project hebben vaak meerdere koppelingen in een jaar. Bij afronding van het zorgtraject vindt er een eindgesprek plaats met de vrijwilliger, de jongere en de projectleider. Aan de orde komen: hoe de bijzondere vriendschap is verlopen; of het een goede koppeling is geweest; wat beide ervan hebben geleerd; of er een intentie is om de vriendschap ook na afronding van het zorgtraject te onderhouden en hoe ze dat gaan organiseren. Daarnaast vult iedere vrijwilliger en cliënt een evaluatieformulier in. Aanvullend op het eindgesprek komen hier vaak nog interessante punten uit naar voren. Na verloop van tijd is het goed om te kijken of er verbanden zijn te ontdekken en of bepaalde punten verbetering behoeven. Een goede afsluiting zorgt vaak ook weer voor waardevolle mond-op-mond reclame. Dit geldt niet alleen voor de vrijwilligers; maar ook voor jongeren in de opvang: onder de jongeren wordt het project dan positief gepromoot. Als een koppeling door omstandigheden niet goed loopt of er blijkt geen juiste klik te zijn, dan wordt er altijd een eindgesprek gevoerd. Meiden leren hierdoor dat je door transparant te communiceren en dingen goed af te sluiten een beter gevoel overhoudt dan als je ervoor wegloopt of het niet aan gaat. In een eindgesprek wordt ook altijd gevraagd naar verbeterpunten voor Bijzondere Vriendschappen. Zo kan het project constant verbeterd worden. Het kan natuurlijk zijn dat het meisje onverwachts de opvang verlaat. Vaak is een eindgesprek of een evaluatie dan niet mogelijk. Er vindt dan alleen met de vrijwilliger een eindgesprek plaats. Een eindgesprek geeft veel informatie. Hieruit komen vaak leerpunten naar voren voor zowel de mentor als de projectleider met betrekking tot het proces. Neem deze leerpunten mee en veranker ze in het project.
Als de vrijwilliger niet verder wil is het belangrijk dat je ervoor zorgt dat de jongere dit niet op zichzelf betrekt. Dit kan door het goed uit te leggen en het gezamenlijk af te sluiten.
22
10. AANDACHTSPUNTEN VOOR DE PROJECTLEIDER Onderstaande punten zijn van belang voor de projectleider. Het is belangrijk om tijdens het gehele traject een vinger aan de pols houden. Zo zorg je ervoor dat iedereen zich betrokken blijft voelen bij de koppeling. Zowel de vrijwilliger, de hulpverlener als de jongere zelf. Belangrijke punten om in de gaten te houden zijn: Omdat het project Bijzondere Vriendschappen van belang is voor het sociale netwerk van de jongeren is het zaak dat mentoren een jongere aanmelden zodra hij/zij hier aan toe is. Het is belangrijk dat een mentor kritisch kijkt naar het moment waarop hij of zij een cliënt aanmeldt voor een bijzondere vriend(in) of een big sister. De jongere moet er aan toe zijn, moet stabiel zijn. Het afzeggen van afspraken door de jongeren wordt vaak als erg vervelend ervaren. Dit is vaak niet persoonlijk bedoeld, maar jongeren willen liever hun bijzondere vriend(in) niet ‘opzadelen’ met hun problemen als ze niet lekker in hun vel zitten. Terwijl dit juist de kracht zou moeten zijn van de vriendschap. De mentor heeft hierin een belangrijke taak om dit uit te leggen aan het meisje. Het is belangrijk om zowel de verwachtingen van de vrijwilliger als die van de jongere goed in kaart te hebben. Als er een koppeling tot stand is gebracht is het van belang dat de bijzondere vriendschap een integraal onderdeel wordt van het hulpverleningsplan van de jongere, inclusief leerdoelen. De mentor en de bijzondere vriend(in) of big sister hebben maandelijks contact. Blijf altijd het gesprek aan gaan. Aannames en misverstanden worden op deze manier voorkomen en anders eventueel opgelost. In eerculturen is het niet gebruikelijk om problemen open te bespreken. Jongeren uit eerculturen zullen eerder in hun gedrag laten zien als een koppeling niet loopt (niet naar afspraken gaan bijvoorbeeld) dan dat ze dit bespreekbaar maken. Ondersteun deze jongeren door het zelf bespreekbaar te maken (bij voorkeur in een 1-op1 gesprek). In bijna elke koppeling komen wel problemen voor. Soms zorgen deze voor het einde van een koppeling maar veel vaker kunnen ze opgelost worden. Het is belangrijk om als mentor en projectleider een vinger aan de pols te houden om eventuele problemen vroeg te signaleren en hierin te bemiddelen. Het gaat hierbij om zowel contact met de vrijwilliger als met de jongere. Uit ervaring hebben wij gemerkt dat 1x in de maand contact opnemen met de mentor en met de vrijwilliger goed is, dit werkt ook verbindend. Scherp blijven op signalen en actie ondernemen. Als je merkt dat er dingen niet lopen, doe er dan wat mee. Het kan zijn dat signalen een diepere betekenis hebben. Zo kan het zijn dat een jongere die de afspraken steeds af zegt erg onzeker is. Of niet durft te zeggen dan hij/zij er geen zin meer in heeft. Onderzoek alle kanten van het verhaal. Het is van belang dat je alle kanten van het verhaal onderzoekt. Dus ga gesprekken aan met zowel de vrijwilliger, als met de jongere als met zijn/haar mentor. En maak vervolgens een afspraak met alle partijen om het probleem samen op te lossen. Als je studenten aanneemt als bijzondere vriend(in) dan is het aan te raden om tijdens het gesprek te achterhalen of ze het niet alleen voor de studiepunten doen. Zo verklein je het afbreukrisico. Bij studenten is het daarnaast belangrijk om een tussenevaluatie te houden. Dit kunnen ze meenemen naar school en bindt ze extra aan het project. Probeer te allen tijde een evaluatie te doen. Dit geeft informatie over waarom een koppeling goed, maar soms ook minder goed, is verlopen. Er zijn duidelijke pieken en dalen in het aantal aanmeldingen. De dalen zijn rond de zomervakantie en rond de kerstdagen (einde van het jaar). Dit heeft te maken met het einde van het studie/schooljaar en met zomervakanties en kerstvakanties. Het blijft lastig om dit op te vangen, we proberen nu rond die tijd extra aandacht te besteden aan het project. En het vooral ook buiten de scholen te zoeken zoals bij huisartsen, sportverenigingen en andere ontmoetingsplaatsen. Beschrijf opvallende casussen. Zo bouw je een mooie kennisbank op. En de ervaringen van de één daar kan de ander van leren.
23
BIJLAGE I – FORMAT INTAKE GESPREK CLIËNT Naam: Leeftijd: Opvang/Afdeling: Mentor: Vragen over achtergronden en interesses: Hoe ziet je gezin eruit, heb je broers en zussen? Wat vind je leuk om te doen? Heb je hobby’s? Kan je voorbeelden geven van dingen die je met je vrienden doet? Waar ben je goed in? Welke eigenschappen vind je belangrijk bij vrienden? Hoe ziet jouw beste vriendin jou, kan je dat beschrijven? Heb je leerdoelen in je behandelplan die over sociale contacten gaan? Welke leerdoelen zou je kunnen oefenen in de praktijk? Wat is je verwachting van het project? Kan je afspraken maken en je daar aan houden? Neem je zelf initiatief om een afspraak met iemand te maken? Hou je van huisdieren? Heb je geld om iets te doen? Ga je in de weekenden op verlof? Wil je een bijzondere vriendin of een big sister? Zijn er dingen waar iemand rekening mee moet houden? Heb je regels op de opvang en zo ja welke? Zijn er nieuwe activiteiten die je zou willen proberen? Ga je naar begeleid wonen, zo nee wat zijn je plannen? Heb je nog vragen aan mij?
24
BIJLAGE II – FORMAT INTAKE GESPREK VRIJWILLIGER Naam: Adres: Woonplaats: Leeftijd: Gezinssituatie: Werk of opleiding: Vragen over achtergronden en interesses: Wat is de reden dat u zich aan dit project wilt verbinden? Hoe bent u bij Fier terecht gekomen? Wat zijn uw verwachtingen van het project? Hoe lang wilt u zich verbinden aan het project? Bent u wel eens met justitie in aanraking gekomen? Hoe ziet uw gezin eruit? Uit wat voor gezin komt u zelf? Wat zijn uw kwaliteiten? Heeft u hobby’s? Hoe zou u worden omschreven als mens? Wilt u bijzondere vriendin worden of big sister? Mag ik een huisbezoek bij u doen? Heeft u huisdieren? Staat u open voor andere culturen? Wat zou u zelf willen leren van het project? Waar liggen uw kwaliteiten? Heeft u nog vragen aan mij? Kunt u uw curriculum vitae en uw BSN nummer mailen? Formulieren Een formulier om een VOG aan te vragen. Een vrijwilligersovereenkomst voor één jaar. Een geheimhoudingsclausule.
25
BIJLAGE III - EVALUATIEFORMULIER BIJZONDERE VRIENDIN/ BIG SISTER Naam: Datum start deelname aan project: Datum einde deelname aan project: Meerkeuze vragen: 1 zeer ontevreden en 5 zeer tevreden. Omcirkel het juiste cijfer.
1.
2.
3.
4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Hoe is het project bij u bekend geworden? a. Via de website van de organisatie b. Via de krant c. Via bekenden d. Anders, namelijk …. Wat is uw motivatie om aan dit project mee te werken? a. U wilt iets voor een ander betekenen b. U wilt graag met onze doelgroepen kennis maken c. U doet een studie en doet dit als stage d. Anders, namelijk ….. Heeft u een verwachting van het project? a. Ja u wilt iets leren van deze doelgroep b. Nee, u gaat er open in c. Anders, namelijk ….. In hoeverre is uw verwachting waar gemaakt? Sluit dit project aan bij uw behoefte? Beschikt u over voldoende informatie m.b.t. uw rol als Bijzondere Vriend(in) / Big Sister? Bent u tevreden over de wijze waarop u bent geïnformeerd door de Projectleider over het project? Hoe heeft u het contact met de projectleider ervaren? Is de rol van de projectleider duidelijk voor u? Hoe tevreden bent u over de beschikbaarheid van de projectleider? Hoe tevreden bent u over het contact met de hulpverleners? Is er voldoende naar u geluisterd? Sluit de training voldoende aan bij de praktijk? Voelt u zich verbonden met Fier Fryslân? Is het eerste contact met het meisje naar wens verlopen? Is de eerste afspraak met het meisje goed verlopen? Hoe tevreden bent u over het contact met het meisje? Hoe vaak spreekt u gemiddeld af per week? a. 1 keer per week b. 1 keer per 2 weke c. 1 keer per maand d. Anders, namelijk ….
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
26
19. Hoe verliepen deze afspraken? a. Goed b. Soms goed c. Niet goed d. Anders, namelijk…. 20. Welke zaken hadden volgens u anders gekund? a. De afspraken met het meisje b. De locatie van de afspraken c. Het contact met het meisje d. Anders, namelijk…. 21. Heeft u nog tips of opmerkingen? 22. Zou u het contact willen blijven onderhouden indien het meisje niet meer door [organisatie] wordt begeleid? Ja / nee Tot slot vragen wij u een aantal rapportcijfers te geven. Welk rapportcijfer wilt u geven aan Fier Fryslân? Welk rapportcijfer wilt u geven aan het project Bijzondere Vriendschappen? Welk rapportcijfer geeft u voor het contact met de cliënt? Welk rapportcijfer wilt u geven aan de projectleider?
1 1 1 1 1
2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Wij willen u hartelijk bedanken voor uw medewerking!
27
BIJLAGE IV - EVALUATIEFORMULIER CLIËNT Naam: Datum start deelname aan project: Datum einde deelname aan project: Meerkeuze vragen: 1 zeer ontevreden en 5 zeer tevreden. Omcirkel het juiste cijfer. 1.
Van wie kreeg je te horen dat je een Bijzondere Vriend(in) / Big Sister kon krijgen? a. Van je mentor b. Van een hulpverlener van de groep c. Van andere meiden uit de opvang d. Anders, namelijk ….
2.
Waarom heb je gekozen voor een Bijzondere Vriend(in) / Big Sister? a. Omdat het van je mentor moest b. Omdat je naar het leerhuis of Gaja wil c. Omdat je mensen wil leren kennen d. Anders, namelijk ….
3.
Hoeveel keer per week sprak je af met je Bijzondere Vriend(in) / Big Sister? a. 1 keer per week b. 1 keer per 2 weken c. 1 keer per maand d. Anders, namelijk ….
4.
Wie nam het initiatief om de afspraak te maken? a. Jijzelf b. Bijzondere Vriend(in) / Big Sister c. Beide, om en om d. Anders, namelijk ….
5.
Heb je jouw leerdoelen die in je behandelplan staan kunnen oefenen met je Bijzondere Vriend(in) / Big Sister? a. Ja b. Nee c. Soms d. Anders, namelijk ….
6.
Hoe vond je het koppelingsgesprek gaan met je Bijzondere Vriend(in) / Big Sister? 1 2 3 4 5 7. Had je genoeg informatie gekregen over het project Bijzondere Vriendschappen van je mentor? 1 2 3 4 5 8. Hoe ging de eerste afspraak met je Bijzondere Vriend(in) / Big Sister? 1 2 3 4 5 9. Vind je dat er voldoende is geluisterd naar je wensen? 1 2 3 4 5 10. Hoe tevreden ben je over de contacten met je Bijzondere Vriend(in) / Big Sister? 1 2 3 4 5 11. Heb je nog tips of opmerkingen? 12. Zou je het contact willen blijven onderhouden als je niet meer door Fier Fryslân wordt begeleid? Ja / nee
28
Tot slot vragen wij je een aantal rapportcijfers te geven. Welk rapportcijfer wil je geven aan Fier Fryslân? Welk rapportcijfer wil je geven aan het project Bijzondere Vriendschappen? Welk rapportcijfer geeft je voor het contact met je Bijzondere Vriend(in) / Big Sister? Welk rapportcijfer wilt je geven aan de projectleider?
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Wij willen je hartelijk bedanken voor je medewerking!
29
BIJLAGE V – CENTRUM JEUGD VAN FIER Fier biedt hulp aan slachtoffers, getuigen én plegers van geweld in afhankelijkheidsrelaties; geweld dat plaatsvindt in relaties. Bijvoorbeeld tussen ouders en kinderen, tussen partners of tussen jongeren die verliefd zijn. Onze opdracht is: voorkomen van geweld, stoppen van geweld en hulp bieden bij de gevolgen van geweld. Fier is expertisecentrum op het gebied van: Huiselijk geweld Kindermishandeling Eergerelateerd geweld Mensenhandel / loverboyproblematiek (Vroegkinderlijke) traumatisering Fier streeft er naar dat iedereen die te maken heeft (gehad) met geweld direct hulp krijgt. Waar nodig zorgen wij voor opvang op een veilig adres. Omdat kinderen en jongeren vaak niet de hulp krijgen die noodzakelijk is, zijn zij speerpunt.
CENTRUM JEUGD Fier Fryslân biedt opvang en hulp aan meiden van 14 tot en met 23 jaar die op de vlucht zijn voor geweld; voor vrouwenhandelaren, loverboys, hun familie of bijvoorbeeld voor hun echtgenoot. Deze meiden zijn ver van huis. Fier Fryslân heeft drie kleinschalige opvanghuizen voor meiden die ernstig worden bedreigd en veilige opvang en bescherming nodig hebben: Asja voor meiden die via dwang, misleiding of geweld in de prostitutie terecht zijn gekomen. Zahir voor meiden uit eerculturen, onder andere Marokkaanse, Turkse, Koerdische en Irakese meiden. Metta voor meiden die ernstig getraumatiseerd zijn en extra hulp en behandeling nodig hebben; vaak gaat het hier ook om meiden die gedwongen in de prostitutie hebben gewerkt of die te maken hebben met eergerelateerd geweld of de dreiging van eerwraak. Gaja
BELANGRIJKE TELEFOONNUMMERS Advies en aanmeldingen: 088 20 80 000 Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld: 0900 567 567 8 Fier Fryslân: 058 215 70 84
2 30
BIJLAGE VI - PRAKTIJKCASUS Projectleider Bijzondere Vriendschappen Cleo Westermann: ‘onderstaande casus geeft een duidelijk beeld van hoe een koppeling waarbij signalen naar voren komen dat het moeizaam loopt, door intensieve samenwerking tussen de big sister, de mentor en de projectleider positief kan worden omgedraaid. Mijn ervaring als projectleider is dat je bij signalen altijd actie moet ondernemen door contact te zoeken met de mentor, de vrijwilliger en het meisje. De lijnen moeten kort zijn, als projectleider kan je dat bewerkstellingen door open te staan voor deze signalen en daar adequaat op in te spelen. Door simpelweg het gesprek te voeren met alle partijen, over wat het meisje nodig heeft om het contact wel te blijven aan gaan en daarin te voorzien. Zo kan het contact worden hersteld en voortgezet.’ Maya: Toen ik hoorde dat ik een maatje zou krijgen vroeg ik me af of ik dat wel nodig had. Ik vond het eerst ook allemaal wel eng hoor, die onbekende vrouwen. In het begin van de koppeling vond ik het moeilijk om het contact te onderhouden. Ook omdat ik wel veel in de put heb gezeten en er altijd met een smoes onderuit wou komen dat ik hoofdpijn had. Ik wilde mijn maatje niet lastig vallen als ik me niet goed voelde, ongelukkig. Ik wilde haar niet opzadelen met mijn problemen. Het verraste me dan ook dat Maaike (Big Sister) er gewoon voor me was ook als ik in de put zat, ze bood me een luisterend oor. Op een gegeven moment liep de koppeling niet meer goed, toen heb ik met Cleo (projectleider), Theo (mentor) en Maaike een gesprek gehad. Theo en Cleo hebben toen aangegeven dat het op deze manier niet verder kon omdat ik steeds de afspraken af zei. Maar ik wilde helemaal niet dat het zou stoppen, want mijn wil was er wel maar op een of andere manier lukte het me gewoon niet om de afspraken na te komen. Ik kon het niet. Ik wilde Maaike gewoon niet kwijt. Ik kon heel goed met Maaike op schieten. Ze was voor mij eigenlijk een beetje mijn tweede moeder, ik kan daar gewoon altijd mijn verhaal kwijt. Ik heb ook heel veel van Maaike geleerd; rustig blijven, praten. Voor Maaike hoef ik me nergens voor te schamen. Oh ja; koken heb ik ook van Maaike geleerd (haha). De aanpak van Cleo en Theo vond ik niet leuk, ik voelde me rot. Maar ik heb er wel voor gevochten. Het was niet leuk. Ik snap wel dat het op die manier ook niet werkte, en als Theo en Cleo het niet hadden aangegeven dan was het ook niet vanzelf beter gegaan want ik kwam er zelf niet mee. De oplossing zat ‘m voor mij in de duidelijkheid qua afspraken. Ik had deze confrontatie echt even nodig. Ik heb eigenlijk geleerd door dit contact met Maaike dat ik gewoon mezelf mag zijn en dat ik er mag zijn. Door Maaike weet ik ook dat er veel mensen te vertrouwen zijn. Nou ja je moet altijd op je hoede blijven natuurlijk, maar het is toch anders. Maaike heeft mij wel goed in de praktijk geholpen zegmaar, gewoon de goede weg op. En we hebben, ook nu ik niet meer bij Fier zit, nog steeds contact. De nieuwe afspraak staat al! Theo (mentor): Ik was niet vanaf het begin Maya haar mentor, ik ben pas haar mentor geworden toen Maya naar Gaja ging vanaf Metta. Ik ben er vrij snel bij betrokken toen het mis ging. In de mentorgesprekken die ik had met Maya kwam altijd het contact met Maaike naar voren. Ik kreeg dan vaak te horen welke dingen goed gingen en welke afspraken niet doorgingen. Ik heb in het begin één keer contact gehad met Maaike, en toen het niet liep heb ik dit met Maya besproken. Ook hebben we samen besproken hoe Maya met de afspraken om kon gaan. Uiteindelijk is het gesprek dat we met z’n vieren hadden eigenlijk wel dé start geweest. Voor Maya was het heel belangrijk dat iedereen aan tafel zat. Dan kun je dingen echt bespreken en alle kanten van het verhaal horen. Er is in zo’n gesprek geen ruimte voor ‘uitvluchten’. Het mooie in dit contact is dat Maya veel heeft geleerd van haar maatje. Dat ze zichzelf kan zijn, hoe ze contact onderhoudt. Ik heb geleerd om het lijntje met Maaike (en met maatjes in het algemeen) heel kort te houden. Zo
31
konden we er samen voor zorgen dat Maya het contact kon onderhouden. Dat was namelijk erg belangrijk voor haar. Het was voor mij als hulpverlener belangrijk om dat in te zien en ervoor te zorgen dat Bijzondere Vriendschappen ook een hoge prioriteit heeft in het traject van het meisje. Soms is die klik er gewoon niet en dan is het wel belangrijk dat er zo’n evaluatie moment komt en dan ook direct met iedereen aan tafel in plaats van dat alleen ik, als hulpverlener met mijn cliënt om tafel zit. Soms zijn duidelijke afspraken nodig, en dan is een tussenevaluatie een goed moment om daar achter te komen. In het grote geheel kun je zo ook volgen hoe het gaat met de jongere, zit er verbeteringen in het aangaan van contact of het opzetten van een netwerk. Ik noem het ook wel eens de oefenplek voor Maya. Het is niet binnen Fier, toch wel dichtbij en nog wel veilig genoeg. Het is goed om buiten de hulpverlening om ook te kunnen werken aan je behandeldoelen. Maaike: Ik had niet zoveel verwachtingen, ik wist niet zo goed waar ik aan begon ondanks dat er wel goede instructie was gegeven. Ik kende geen meiden die in een opvang als die van Fier zitten, niet vanuit mijn eigen wereldje. Ik kende ook geen mensen die problemen hadden gehad met loverboys of met eerwraak problematiek, dat lag allemaal heel ver van mij vandaan dus ik ben er heel open in gegaan, en was benieuwd of ik ook iets te bieden had voor meiden die daar behoefte aan hadden. Het was voor mij een kennismaking met deze doelgroep. Nou ja Maya is voor mij geen doelgroep, maar wat Maya heeft meegemaakt dat heeft het voor mij wel heel veel dichterbij gebracht. Wat voor gigantisch probleem er is met de hele loverboys problematiek en het heeft mij natuurlijk een gezicht gegeven, het gezicht van Maya. Maya was heel open over wat ze allemaal had meegemaakt en wat voor impact het op haar leven heeft. Dat is voor mij heel indrukwekkend om dat zo mee te krijgen van iemand. En tegelijkertijd was het heel bijzonder dat Marjan mij zo in vertrouwen nam en dat ik ook kennelijk iets voor haar kon betekenen naast alle professionele hulp die ze heeft. Naast de professionele zorg, de zorg van haar ouders en alle andere mensen die om haar geven was er kennelijk ook nog iets wat ik voor haar kon betekenen en dat vond ik heel bijzonder, en vind ik nog steeds heel bijzonder. Ja, en dat is dus leuk om te doen, heel erg leuk. Zelf heb ik ook een aantal dingen geleerd van mijn contact met Maya. Ik ben heel optimistisch van aard dus ik denk vaak: kom op, iedereen kan alles, als je maar wil. En ik heb ook wel gezien dat dat heel veel kan helpen, ook als je in een hele moeilijke situatie zit. Maar dat dat soms wel heel erg moeilijk kan zijn en dat het niks te maken heeft met of je zelf wilt of niet maar dat je ergens niet bij kunt komen. Of dat je iets niet kan omdat je een blokkade in jezelf hebt. Dat heeft mij nog wel even met de neus op de feiten gedrukt. En dat je het wel klote kan hebben in het leven, om het maar zo samen te vatten. Op een gegeven moment liep het contact niet helemaal lekker. Maar de belangrijkste motivatie voor mij om door te gaan was dat Maya zelf zei; ‘ik wil dit niet kwijt’. En daarmee gaf ze aan hoe belangrijk het voor haar was. Ik heb er ook van geleerd, Maya zei dan wel de afspraken af, ik heb het ook getolereerd. Zo van; prima, het is jouw keuze. Ik was teveel bezig met Maya behandelen als een ‘bijzonder’ persoon. Want normaal zou ik ook tegen een vriendin zeggen; waarom laat je me nou alweer zitten. Maar dat zei ik niet tegen Maya, omdat ik haar wilde sparen. Maar doordat ik het niet uitsprak, had ze niet in de gaten dat ik het zo vervelend vond. En omgekeerd werd zij ook niet in de positie gebracht om uit te spreken waarom ze af zei en wat het contact echt voor haar betekende. En toen kwam inderdaad het punt waarop ik mijn grens bereikte. Dat heb ik een hele tijd voor me uit geschoven totdat we dat gesprek hadden en dat was ook de enige reactie die mij over de streep kon halen, namelijk dat Maya zei: ‘maar ik wil dit heel graag en als mijn gedrag dus kennelijk veroorzaakt dat jij denkt dat ik niet meer wil dan moet ik daar dus lessen uittrekken’. Dit was voor ons beide een les. En het is erg mooi om te kunnen concluderen dat we er beide wat voor moeten doen, en dat we niet zo voorzichtig en gemaakt met elkaar om hoeven te gaan. Het is best lastig als maatje om te bepalen hoeveel vertrouwen je kan geven, hoe kan ik grenzen stellen, dat is zoeken. Daar moet je elkaar eerst beter voor leren kennen om te weten hoe je dat kan doen. Terwijl je in het
32
algemeen te maken hebt met meiden waarbij het juist heel belangrijk is dat je normale grenzen stelt zoals je in het normale leven ook zal doen. k was blij dat er begeleiding was, zo kon ik ook met mijn vragen terecht. Ik vond het ook heel belangrijk om die verbinding te houden. Alleen was ik er niet uitgekomen, dus de evaluatiemomenten waren voor mij erg belangrijk. Maya was heel erg op zichzelf gericht, dat klinkt heel negatief maar zo bedoel ik het helemaal niet. Maar zij maakt in een week mee wat ik in een mensenleven nog niet eens mee maak. Qua gebeurtenissen nog niet zo zeer maar daarnaast qua emotionele huishouding wel. Door onze vriendschap heeft ze geleerd wat ‘normaal’ is en hoe je een gezonde vriendschap onderhoudt. Maya is veel opener geworden in haar contact met andere mensen. Het hoogtepunt was dat we samen gingen stemmen en dat ik het hele staatsrechtelijke bestel van Nederland aan Maya heb uitgelegd en 5 minuten lang heb verteld op welke partijen ze allemaal kon stemmen. Geweldig!
33