Handleiding
Bewakings- en alarmsysteem m2
Inhoud
Systeem configureren via het toetsenbord
Introductie
4
Veiligheid
4
Systeemoverzicht
5
Alarmen Beveiliging Batterij back-up Externe aansluitingen
5 5 5 5
Technische gegevens
6
Toetsenbordbediening
6
Alarm aannemen toets Menu toets Print toets Pijltoets “boven” Pijltoets “beneden” Pijltoets “links” Pijltoets “rechts” “Enter” toets Meervoudige toetsfuncties
6 7 7 7 7 7 7 7 8
Bediening via het toetsenbord Puntoverzicht Puntdetail Een punt non-actief maken Kalibratie van een punt (offset) Printen registratie van enkel punt Grafieken Pulserende ingang Alarm mode Aannemen en opheffen van een alarm Hoofdmenu Scan selectie Geen scan Puntoverzicht scan Puntdetail scan Alarmhistorie Punt alarmlijst Gebeurtenis historie Printmenu Uitprinten van alle punten Grafiek van alle punten Print alarmhistorie Softwareversie Instelling van systeemtijd en datum Zomer/wintertijd Set-up informatie
2
Karakters invullen in diverse schermen Numerieke velden Systeem configuratie Wachtwoord invullen Installatienaam invullen Temperatuureenheid instellen Datumweergave instellen Puntdetails instellen Een punt selecteren Naam Punttype instellen Meeteenheid instellen Alarmgrenzen instellen Alarmactie instellen Registratieactie instellen Grafiekactie instellen Puntinstellingen (scherm 2) Ingansbron Remote adres Ingangstype Ingangsnummer Y as (grafiek) Y basis (grafiek) 4 - 20 mA ingangen Instelling pulserende ingang Mode Pls/KWh Installatieadvies pulserende ingang Resolutie Wachtwoord instellen Wachtwoordbeveiliging kalibratie Instellingen registratie Alarmactie instelling Naam Functie Wacht Tijdsduur Reset Instellingen modem Uitbellen (Dailout) Uitbelmogelijkheden (Call type) Nummer Pieper informatie Definieer voeler curve Definieer curvetabel 4 - 20 mA instelling Modem configuratie Baud rate Bel Antwoord Taal selectie
Handleiding
9 9 9 10 10 11 11 11 12 12 12 12 12 12 12 13 13 13 13 13 13 13 14 14 15 15
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
16 16 16 16 16 16 16 16 17 17 17 17 18 18 18 18 19 19 19 19 19 19 20 20 20 20 20 20 20 21 21 21 22 23 23 23 23 23 23 24 24 24 25 25 25 26 26 27 27 27 27 27
m2 Version B2.2
Op afstand bedienen van regelaars Configureren van m2-BBm of m2+ via het toetsenbord Type Ingangsbron Remote adres Ingangstype Ingangsnummer
28 28 28 28 28 28 28
29
Onderhoud Schoonmaken Service
29 29
Volledige karakterset
29
Alfanumerieke karakterset
29
Appendix A
30
‘AKM’ bel type Achtergrond Modem- M2 aansluiting Uitbelinstellingen
m2 Version B2.2
30 30 30 30
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
3
Introductie De m2 is ontwikkeld als een alles omvattend maar eenvoudig te gebruiken systeem ten behoeve van bewaking, temperatuurregistratie in klimaat- en tapwater installaties. Een grote variëteit aan aanvullende regelapparatuur wordt vaak gebruikt in dergelijke installaties, ieder met zijn eigen specificaties wat betreft aansluiting en bewaking. De m2 kan geconfigureerd worden om met dergelijke apparatuur te communiceren. Eenmaal geconfigureerd geeft het systeem de status van ieder afzonderlijk punt weer in het display, tezamen met eventuele alarmmeldingen door middel van een visueel en/of audio alarm. Via het toetsenbord.kan een grote hoeveelheid gegevens van de installatie worden opgeroepen. Gemachtigd personeel heeft de mogelijkheid om instellingen te wijzigen met betrekking tot de regeling en bewaking. De temperatuurregistraties worden in de m2 opgeslagen en kunnen te allen tijde bekeken en/of geprint worden. Deze gegevens zijn ook op afstand toegankelijk, als er een extern modem is op de m2 is aangesloten. Op deze manier kunnen alarmen verstuurd worden. De volgende hoofdstukken geven een beknopte beschrijving van de m2 en meer gedetailleerde informatie betreffende het configureren, bedienen en onderhouden van het systeem.
Veiligheid Ter voorkoming van schade als gevolg van verkeerde handelingen tijdens het installeren en bedienen van de m2, raden wij u aan deze handleiding zorgvuldig door te lezen. De m2 is veilig te bedienen zolang de instructies in deze handleiding gevolgd worden. I.v.m. de aanwezigheid van hoge spanningen in de m2, wordt het niet aangeraden het frontpaneel te openen zolang de voeding is aangesloten. Verzeker u ervan dat de voeding is uitgeschakeld voordat u enig onderhoud aan de m2 gaat uitvoeren. Danfoss gaat ervan uit dat gebruikers van het systeem een adequate training hebben gehad hoe de m2 te gebruiken. Danfoss kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor mogelijke schade of gegevensverlies, ontstaan door onoordeelkundig gebruik
Geldigheid Deze handleiding is gemaakt in Februari 2002 en heeft betrekking op de m2 ‘Dual comms’ met softwareversie B2.2.
4
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2
Systeemoverzicht
Het m2 systeem bestaat uit een centrale unit met acht of zestien vrij te programmeren ingangen. De precieze lay-out en configuratie van deze ingangen is per installatie verschillend.
Alarmen
De m2 geeft een visueel en/of audio alarmsignaal zodra een ingangssignaal het ingestelde alarmniveau overschrijdt. Het systeem kan geprogrammeerd worden om alarmen automatisch uit te bellen via een modem of telefoonkiezer (via het menu “Uitgebreide configuratie”)
Beveiliging
De beveiliging wordt gewaarborgd door toegangscodes voor bepaalde instellingen. In geval van spanningsuitval wordt er een alarm geactiveerd, na een eventueel ingestelde vertraging. De m2 is ‘Fail Safe’ (behalve voor uitbellen via modem).
Batterij back-up
De m2 is voorzien van een back-up batterij om, in geval van spanningsuitval, toch temperaturen te blijven registreren. Tijdens een spanningsuitval, zal de achtergrondverlichting van het display uitvallen, maar het display zelf blijft wel zichtbaar. Als er een alarm optreedt, zal de sirene in werking gaan en de achtergrond van de display zal iedere 5 seconden even rood knipperen, totdat het alarm is aangenomen. Let op: Als de spanningsuitval langer duurt dan 1 uur, zal de temperatuurregistratie stoppen en alarmen worden niet meer gemeld. Alle opgeslagen registraties blijven bewaard.
Externe aansluitingen
De m2 kan met behulp van BBM modules worden uitgebreid tot 99 meetpunten. Via de parallelle printerpoort kunnen, op een Epson compatibel parallelle printer, registraties uitgeprint worden De m2 is uitgerust met een 9-pins seriële poort waarop een IBM compatibel computer, een Minitel of een modem aangesloten kan worden. Als er een computer op de m2 is aangesloten, rechtstreeks of via een modem, kunnen alle alarmen, waarden en instellingen op afstand veranderd en uitgelezen worden. Hiervoor is de AKM software van Danfoss nodig (raadpleeg Danfoss Klimaatregeltechniekvoor meer informatie). Er is ook software beschikbaar waar alleen gegevens mee kunnen worden uitgelezen, zonder dat instellingen in de M2 kunnen worden gewijzigd. Deze handleiding behandeld de configuratie en gebruik van de m2 voor het bewaken en registreren van de temperaturen in een tapwaterinstallatie.
m2 Version B2.2
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
5
Technische gegevens Voedingsspanning
230 V ac 10/-15% 50-60 Hz
Display
Grafisch LCD, 240 x 64
Bediening
Drukknoppen op frontpaneel
Ingangssignaal
Pt1000 temperatuursensors, aan/uit signaal, 4-20 mA
Meetnauwkeurigheid
± 1 K in het gebied van -80 tot +80 ºC
Dataopslag
2 mB max. capaciteit1) (optie 8 mB)
Alarmrelais
2: Max belasting 24 V ac 1 A
Printeraansluiting
Parallel (Epson compatible)
Batterij back-up
1 uur2)
Datacommunicatie
RS232, LON bus, 'Third Party', RS485
Talen
Engels, Duits, Frans, Nederlands, Italiaans, Portugees, Spaans, Noors, Deens, IJslands, Fins, Hongaars, Pools, Tsjechisch, Zweeds3)
Omgevingstemperatuur
Transport: -20 tot +70 ºC Bedrijf: 0 tot +50 ºC Vochtigheid: 20 - 80% RV
Omkasting
IP20
Gewicht
1,65 kg
1) De opslagcapaciteit is afhankelijk van het in de m2 geïnstalleerde geheugen. 2) Als een spanningsuitval langer duurt dan 1 uur, stopt de m2 met de registratie en alarmering. Opgeslagen data blijft bewaard.
Toetsenbordbediening
Hieronder volgt een beschrijving van de diverse functies van de toetsen op het frontpaneel op de m2.
Alarm aannemen toets
Hoofdfunctie Deze toets wordt gebruikt voor het aannemen van alarmen, het audiosignaal uit te schakelen en het alarm te resetten. Na de aanname zal het rode displaylicht stoppen met knipperen en continue gaan branden. Secundaire functie Werkt als een “shift” toets voor uitgebreide functies met overige toetsen. ________________________________________________________ Hoofdfunctie
Menutoets
Met deze toets komt u in het hoofd- of voorgaande menu. Secundaire functie Escape toets (Data wordt niet opgeslagen) ________________________________________________________
Hoofdfunctie
Printtoets
Toets voor printermenu. In het menu “Alarm/Gebeurtenis” wordt na een druk op deze toets meteen een lijst met de alarm historie afgedrukt. Secundaire functie Schakelt tussen grote en kleine letters in het invoerveld. ________________________________________________________ 6
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2
Hoofdfunctie
Pijltoets “boven”
Deze toets dient om door het menu heen te ‘scrollen’ of in een invoerveld de waarde te verhogen. Secundaire functie Met behulp van deze toets kunt u één voor één alle punten afgaan en inzoomen in het grafische display. ________________________________________________________
Hoofdfunctie
Pijltoets “beneden”
Deze toets dient om door een menu heen te ‘scrollen’ of in een invoerveld de waarde te verlagen. Secundaire functie Met behulp van deze toets kunt u één voor één alle punten afgaan en inzoomen in het grafische display. ________________________________________________________
Hoofdfunctie
Pijltoets “links”
Met deze toets verplaatst u, in het invoerveld, de cursor naar links of ‘bladert’ u terug naar een vorig scherm. Secundaire functie Verplaatst de cursor in het overzichtscherm. ________________________________________________________
Hoofdfunctie
Pijltoets “rechts”
Met deze toets verplaatst u, in een invoerveld, de cursor naar rechts of ‘bladert’ u verder naar een volgend scherm. Secundaire functie Verplaatst de cursor in het overzichtscherm. ________________________________________________________
Hoofdfunctie
Entertoets
Met deze toets selecteert u een item in een menu, bevestigt een ingestelde waarde en verplaatst u de cursor naar een volgend invoerveld. Secundaire functie Onderdrukt punten, toevoegen van een grafische cursor in het grafisch scherm, en selecteren van punten in het overzichtscherm. _________________________________________________________
m2 Version B2.2
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
7
Meervoudige toetsfuncties
+
+
OF
+
+
8
Handleiding
‘Backspace’ in invoervelden
Instellen schermcontrast
Start en stopt de ‘scan mode’ in het ‘Punt detail’ en overzichtscherm
Accenten en speciale lettertypen. of Sorteren en weergeven van alarmen per punt in het scherm ‘Punt detail’. _________________________________________________________
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2
Bediening via het toetsenbord Het ‘ Punt overzicht’ scherm is het standaard scherm en geeft een overzicht van alle punten. De actieve punten worden aangeduid met één van de onderstaande iconen afhankelijk van de conditie van het betreffende punt. Dit scherm kan ook worden opgeroepen via de ‘Punt overzicht’ optie in het hoofdmenu.
Puntoverzicht
- actief punt in normale conditie
- een non-actief punt
- actief punt in alarmconditie
- een punt in ontdooiing
- een punt in opstart na ontdooiing N.B.: Als er meer dan 20 punten op het systeem zijn, zullen extra regels worden toegevoegd onder de eerste 20 punten (tot een maximum van 99 punten). Een punt wordt geselecteerd door de punt selectie box rond het gewenste punt te plaatsen met behulp van de ‘ ‘ of ‘ ‘ toets. Als een punt is geselecteerd wordt de huidige status/temperatuur van dit kanaal weergegeven in een scherm, rechts in het display. Als de ‘Automatische scan’ mode is geselecteerd, zal de cursor automatisch langs alle punten ‘lopen’, zodat de huidige status kan worden afgelezen (ca. 3 seconden per meetpunt). Voor meer details van een bepaald punt plaatst u de selectie box weer op het gewenste punt en drukt u op de ‘↵’. toets. Het scherm ‘Punt detail’ is nu zichtbaar. N.B.: Als een kanaal is voorzien van een correctie, wordt dit aangegeven met het correctie icoon
in het ‘Punt detail’ scherm.
Via de ‘Punt detail’ optie uit het hoofdmenu kan een enkel punt worden bekeken of selecteer het punt uit het ‘Punt overzicht’ scherm en druk op ‘↵’. Het ‘Punt detail’ scherm is nu zichtbaar. Gebruik de ‘ ’ toets om naar het volgende punt te gaan of de ‘ ’ toets om naar het vorige punt te gaan. Het kanaalnummer wordt weergegeven in de linker bovenhoek van het scherm en de huidige status ziet u in grote letters in het midden van het scherm. Aan de rechterkant van het scherm worden de volgende teksten en symbolen weergegeven:
Punt detail
Bovenste alarmgrens. Als het symbool van beneden naar boven beweegt, betekent dit dat de alarmgrens is overschreden. Alarmvertraging in minuten. Als het symbool in de klok roteert, betekent dit dat het punt in alarmconditie is, maar dat de alarmvertraging nog niet is verstreken. Onderste alarmgrens. Als het symbool van boven naar beneden beweegt, betekent dit dat de onderste alarmgrens is overschreden. Type ingang. Dit icoon geeft aan of de alarmering ‘local’ of ’remote’ plaatsvindt.
m2 Version B2.2
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
9
- Local -
De alarmering vindt plaats aan de hand van de alarminstellingen in de m2.
- Remote - De alarmering vindt plaats aan de hand van de alarminstellingen in de regelaar. Het gebied aangrenzend aan ‘Punt type’, laat ook het ‘Non-actief’ icoon zien, als het punt is ingesteld als ‘Local’. - een non-actief punt - een non-actief punt buiten de alarmgrenzen
N.B.: Als er op een punt een locale offset is toegepast, zal dit door middel van het icoon worden weergegeven onder de temperatuureenheid in het ‘Punt detail’ scherm. Als de ‘Punt detail scan’ mode is geselecteerd, zal het display door alle geactiveerde punten ‘lopen’ en overal 3 seconden pauzeren, zodat de huidige status van dat punt is af te lezen. Druk op de ‘ ’ of de ‘ ’ toets om terug te gaan naar het hoofdmenu, of op de ‘ ’ toets om de registratie van dat punt te bekijken.
Om te voorkomen dat tijdens werkzaamheden of onderhoud een punt een alarm creëert, kan dat punt worden onderdrukt. Selecteer het juiste punt in het scherm ‘Punt detail’ en druk op ‘↵’. Het bericht ‘Non-actief JA/NEE’ wordt weergegeven. Gebruik de ‘ ’ of ‘ ’ toets om het gewenste antwoord te selecteren en druk op ‘↵’. Als een punt non-actief is, wordt dit in het scherm ‘Punt detail’ aangegeven met een symbool naast het punttype. Om de onderdrukking te verwijderen herhaal bovenstaande procedure.
Een punt non-actief maken
Als de alarmgrenzen overschreden worden bij een non-actief punt, wordt dit aangegeven met pijlen naast het non-actief symbool (zie boven). De non-actief functie kan worden beveiligd met een toegangscode die kan worden ingesteld in het hoofdmenu onder ‘Systeem configuratie’ en dan onder ‘Instellingen wachtwoord’.
Ieder op de m2 aangesloten sensor kan gekalibreerd worden (offset) om bijvoorbeeld verliezen als gevolg van lange kabellengtes, etc. te compenseren Deze "offsets" zijn punt gerelateerd en kunnen alleen via het m2 toetsenbord worden ingesteld, maar wel op afstand worden uitgelezen. Deze offsets worden normaal gesproken (indien nodig) alleen bij installatie uitgevoerd, maar kunnen ook later nog worden bijgesteld. Ieder punt dat een offset heeft gekregen, heeft een zichtbaar icoon in zowel het scherm ‘Punt detail’ als het ‘Punt overzicht’. Druk gelijktijdig op de en de ‘↵’ toetsen om een punt een offset te geven. Verander de offset door middel van de pijltoetsen en bevestig de offset door op ‘↵’ te drukken. De offset functie kan op dezelfde manier met een toegangscode worden beveiligd als de non-actief functie.
Kalibratie van een punt (offset)
10
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2
Printen registratie van enkel punt
Grafieken
Door in het ‘Punt detail’ scherm op de ‘ ’ toets te drukken, verschijnt de print bereik box. Gebruik de ‘ ’, ‘ ’, ‘ ’ en ‘ ’ toetsen voor het invoeren van de gewenste waarden en de ‘↵’ toets om naar het volgende invoerveld te gaan. Druk op de ‘ ’ toets en in het scherm verschijnt: ‘Er wordt geprint….een moment’ en de data wordt naar de printer gestuurd. De print zal er als volgt uitzien:
Om een grafische weergave te zien van een geselecteerd punt, druk dan op de ‘ ’ toets vanuit het scherm ‘Punt detail’. De grafiek wordt nu zichtbaar. De grootte van de tijdschaal is afhankelijk van de ingestelde meetfrequentie. Een meetfrequentie van bijvoorbeeld 15 minuten, geeft een tijdschaal van 1 dag. Om verder in het tijdschema terug te ‘bladeren’, druk op de ‘ ’ of ‘ ’ toets om door de verschillende grafische schermen te ‘bladeren’ (zonder overlap). Door op de ‘ ’ of ' ' toets te drukken, bladert u door de grafieken van de verschillende op de m2 aangesloten punten. Druk op de ‘↵’ toets om de cursor zichtbaar te maken, deze kan nu worden verplaatst over de grafiek en daarbij in de rechter bovenhoek van het scherm de bijbehorende waarde en tijd aan. Het scherm schuift automatisch door als de cursor het einde van de display bereikt heeft. Voor in- of uitzoomen druk u op de ' ' of ' ' toets terwijl de cursor zichtbaar is. Dit geeft de volgende tijdschalen: 45 min 1,5 uur 3 uur 6 uur
12 uur 1 dag 3,5 dag 1 week
4weken 12 weken 11 maanden
U verlaat de zoomfunctie door eerst op de '↵’ toets te drukken (cursor verdwijnt) en daarna op de ' ' toets. U bent nu weer terug in het scherm ‘Punt detail’. Als er in de display een grafiek zichtbaar is, kunt u door op de ' ' toets te drukken, om de grafiek direct te printen (cursor moet eerst weg zijn) Pulserende ingang
Het is mogelijk om een punt zo te definiëren dat een ingang de pulsen van een energie meter (kWh) ontvangt. Het display laat dan twee waarden zien. De grote waarde laat of het huidige verbruik zien (Const) of de hoogste piek in de afgelopen registratieperiode (Piek). Het huidige verbruik laat de werkelijk opgenomen energie zien van de afgelopen minuut. Als het piekverbruik in de display staat, zal deze waarde alleen veranderen als het verbruik van de afgelopen minuut hoger was dan van een andere minuut in de laatste registratieperiode. Het verbruik wordt in de m2 opgeslagen en kan in een grafiek worden uitgelezen. De tweede kleinere waarde in het display laat de totale kWh zien van de afgelopen registratieperiode. Deze waarde stijgt gedurende de registratieperiode en zal daarna weer naar 0 gaan. Het icoon in de linker bovenhoek zal van een puls wordt ontvangen.
m2 Version B2.2
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
naar
gaan iedere keer dat er
11
Alarm Mode
Tijdens normaal bedrijf, wanneer er geen scan mode is geselecteerd, zal in de display van de m2 het scherm ‘Punt overzicht’ te zien zijn. Als er een of meerdere alarmen zijn, klinkt de interne sirene, de achtergrondverlichting van het display knippert in rode kleur en het punt (of punten) welke in alarm is, zal knipperen in het scherm‘Punt overzicht’. Als er een printer is aangesloten kunnen de tijd, status en punt details van een alarm worden afgedrukt. Het uitbelrelais kan zo worden ingesteld dat wanneer de ‘ ’ toets niet binnen een ingestelde tijd wordt ingedrukt, deze automatisch wordt geactiveerd en een alarmmelding verzendt naar een aangesloten ontvanger.
Aannemen en opheffen van een alarm
Door een druk op de ‘ ’ toets zal de sirene stoppen en het display niet meer knipperen. Controleer wat het probleem is door in het scherm ‘Punt detail’ van het bewuste punt te kijken naar de status en de alarminstellingen. Druk nogmaals op de " " toets om het alarm helemaal te verwijderen. Een alarm kan pas worden verwijderd als de fout gevonden en gecorrigeerd is. Wanneer er geen fout gevonden wordt kan dat komen doordat de fout ‘zichzelf’ heeft hersteld (bijvoorbeeld als de temperatuur weer binnen de alarmgrenzen is gekomen). In dit geval zal het punt stoppen met knipperen. Als er verder geen alarmen zijn schakelt de alarmstatus uit.
Hoofmenu
Druk op de ‘ ’ toets (herhaal indien nodig) voor het hoofdmenu. Selecteer een optie door middel van de ‘ ’ of ‘ ’ toets en druk op de ‘↵’ of ‘ ’ om deze optie te bevestigen. Onderin het menu staan twee ‘ ’ symbolen om aan te geven dat er nog meer opties zijn. Druk op de ‘ scrollen.
’ toets om deze opties te bekijken, het scherm zal nu naar boven
N.B. : Opties met een
Scan selectie
symbool zijn beveiligd met een toegangscode.
Om een scan selectie te kiezen, kies dan in het hoofdmenu ‘Scan selectie’ Het scan menu wordt nu weergegeven. Gebruik deze functie om het display automatisch door alle actieve punten te laten ‘lopen’. Gebruik de ‘ ’ of ‘ ’ toets om de gewenste functie te selecteren en druk op ‘↵’. om dit te bevestigen. Zodra een keuze is bevestigd, zal het hoofdmenu weer verschijnen. Selecteer nu het scherm ‘Punt detail’ of ‘Punt overzicht’ al naar gelang wat u net hebt gekozen. De ‘Punt overzicht’ en ‘Punt detail’ scan kunnen ook aangezet worden door in het gewenste display de ‘ ’ en ‘ ’ tegelijk in te drukken. Deze toetsen nogmaals indrukken zet de scan functie weer uit.
Geen scan
Gebruik deze optie om de scan functie uit te zetten. Als deze optie eenmaal is gekozen zal er geen scan functie in het scherm ‘Punt overzicht’ of ‘Punt detail’ te zien zijn. Het display zal altijd na enige tijd terugkeren naar het scherm ‘Punt overzicht’.
Punt overzicht scan
Gebruik deze optie om de scan functie in het scherm ‘Punt overzicht’ aan te zetten. Als deze functie is geselecteerd, zal de cursor in het scherm ‘Punt overzicht’ langs alle actieve punten ‘lopen’ en steeds drie seconden pauzeren zodat de huidige status van dat punt uitgelezen kan worden.
Punt detail Scan
Gebruik deze optie om de scan functie in het ‘Punt detail’ scherm aan te zetten. Als deze functie is geselecteerd, zal het display door alle actieve punten ‘lopen’ en steeds drie seconden pauzeren zodat de huidige status van dat punt uitgelezen kan worden.
12
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2
Alarmhistorie
Om de alarmhistorie te zien, selecteer het scherm ‘Historie alarmen’ vanuit het hoofdmenu. De meest recente alarmen staan bovenaan de lijst. Er kunnen tot 999 alarmen worden bekeken. Ieder alarm krijgt een nummer van 1 van 999 (start opnieuw met 1 na het 999ste alarm), een datum en een tijd. De alarmomschrijving geeft de voor een punt relevante informatie. De twee ‘ ’ symbolen onderaan het scherm geven aan dat de lijst nog doorloopt . De lijst kan naar boven en naar beneden verschoven worden met behulp van de ‘ ’ en ‘ ’ toetsen. Druk op ‘↵’ om de alarmgebeurtenissen (genomen actie) weer te geven in het scherm.
Punt alarmlijst
Voor het weergeven van de alarmhistorie van een bepaald punt gaat u naar het scherm ‘Punt overzicht’ of ‘Punt detail’ en druk gelijktijdig op de en toetsen. De alarmlijst laat nu alle alarmen voor het gekozen punt zien.
Gebeurtenishistorie
Voor het weergeven van de gebeurtenishistorie selecteert u het scherm ‘Historie voorvallen’ vanuit het hoofdmenu. In deze gebeurtenissenlijst staan de meest recente gebeurtenissen/voorvallen bovenaan. De laatste 100 opgeslagen voorvallen kunnen worden bekeken. De lijst kan naar boven en naar beneden verschoven worden met behulp van de ‘ ’ en ‘ ’ toetsen.
Printmenu Als er een parallelle Epson copatible printer is aangesloten, kunnen diverse zaken op een gecomprimeerde manier uitgeprint worden. Selecteer hiervoor ‘Afdruk menu’ vanuit het hoofdmenu of druk op de‘ ’‘toets vanuit elk willekeurig scherm, met uitzondering van de alarm/gebeurtenissen schermen. In beide gevallen zal het print menu worden weergegeven. Deze optie drukt de huidige status van alle punten af.
Uitprinten van alle punten
Let op: Alleen de punten waarbij de ‘log’ actie (instellingen punt) op ‘On’ of ‘Manual’ staat worden afgedrukt. Grafiek van alle punten
Voor het afdrukken van de grafieken van alle punten, selecteer het scherm ‘Grafieken van alle punten’ vanuit het ‘Afdruk menu’. Het scherm ‘Selecteer periode’ verschijnt nu in beeld. Gebruik de ' ', ' ', ' ' en ' ' toetsen om de gewenste waarde in te vullen en de '↵' toets om naar een ander veld te gaan. In de display verchijnt ‘Er wordt geprint…..een moment’ en de data wordt naar de printer gestuurd. Let op: Alleen de punten waar de ‘Grafiek’ actie (punt instellingen) op ‘On’ of ‘Manual’ staat worden afgedrukt.
Print alarmhistorie
Met deze optie drukt u een lijst met alle alarmen en gebeurtenissen af. Het alarm/gebeurtenissen overzicht drukt eerst het alarmoverzicht en daarna het gebeurtenissenoverzicht. Kies het scherm ‘Alarm overzicht’ vanuit het ‘Afdruk menu’. In de display verchijnt ‘Er wordt geprint…..een moment’ . Gebruik de ' ', ' ', ' ' en ' ' toetsen om de gewenste waarde in te vullen en de '↵' toets om naar een ander veld te gaan. Het ‘Er wordt geprint…..een moment’ scherm is nu in beeld en de data wordt naar de printer gestuurd. Ieder alarm krijgt een nummer van 1 tot 999 (start opnieuw met 1 na alarm 999), een tijd en een datum. De alarmomschrijving geeft de informatie voor ieder afzonderlijk punt. Op een zelfde manier wordt iedere gebeurtenis voorzien van een tijd en een datum, omschreven voor ieder afzonderlijk punt. Let op: Deze actie kan een aanzienlijke hoeveelheid papier en tijd kosten.
m2 Version B2.2
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
13
De diverse codes zoals afgedrukt in de status (St) kolom zijn als volgt gedefinieerd: ok Geen fout aanwezig Alm Apparatuur fout E Apparatuur (status OK) Err Apparatuur (status alarm) Flt Communicatiefout Hoog Hoog alarm Inh Non actief Laag Laag alarm Off Het punt is uit OC Signaal buiten bereik SC Signaal onder bereik De diverse codes zoals afgedrukt in de ‘Reden’ kolom zijn als volgt gedefinieerd: Fout Voelerfout > Waarde hoger dan hoog alarm grens < Waarde lager dan laag alarm gren
Softwareversie
Deze optie is te vinden in het hoofdmenu en geeft informatie over de soft- en hardwareversie van de betreffende m2. Om terug te keren naar het hoofdmenu, wacht 1 minuut of druk op een willekeurige toets.
Instelling van systeemtijd en datum
Om de systeemtijd in te stellen, selecteer de optie ‘Datum/tijd’ in het hoofdmenu. Er wordt nu om een toegangscode gevraagd. Dit is het ‘lokale wachtwoord’ dat in te stellen in onder de optie ‘Systeemconfiguratie’ in het hoofdmenu. Gebruik de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen om de juiste waarde te selecteren en de ‘ ‘ of ‘ ‘ toetsen om de cursor naar links of rechts te bewegen. Druk op de ‘↵’ toets om naar het volgende invoerveld te gaan. De systeemtijd en datum worden uit de interne klok gelezen. Corrigeer deze als ze niet juist zijn. De instellingen ‘Dag begin’ en ‘Dag eind’ kunnen door het systeem worden gebruikt om verschillende dag/nacht acties uit voeren. Bijvoorbeeld, het systeem kan zo worden ingesteld dat overdag alleen een hoorbaar alarm wordt geactiveerd en dat ’s nachts de alarmen worden uitgebeld. Selecteer de dagen één voor één en vul de voor die dag gewenste tijden in. · Gebruik de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen om de dagen van de week en eventuele speciale dagen te selecteren. ·
Stel de begin- en eindtijden in.
· Stel de datum in voor de eventuele speciale dagen (maximaal 5 dagen) De instellingen van de speciale dagen gaan altijd voor op de instellingen van de ‘normale’ dagen. Let op: De speciale dagen zullen ieder jaar weer op die datum voorkomen als ze niet veranderd worden. 14
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2
Zomer/wintertijd
Met deze optie schakelt de interne klok automatisch tussen zomer-en wintertijd. Vanuit het scherm ‘Tijdinstelling’ menu, gebruik de '↵ ' toets om het Zomer/ wintertijd symbool ‘ ’ te selecteren en druk dan op de ‘ ’ toets. Het scherm ‘Zomer/wintertijd’ wordt nu weergegeven. Gebruik de ‘ toetsen om door de volgende opties te scrollen: Mode -
Uit Auto-US Auto-EU Manual-
Setup informatie
m2 Version B2.2
’ of ‘
’
-
Zomer/wintertijd uitschakelen Amerikaanse zomer/wintertijd instellen Europese zomer/wintertijd instellen Tijden handmatig invoeren
Uur begin -
Het uur van de dag waarop de verandering ingaat.
Uur offset veranderd.
Het aantal uren dat de klok
Gebruik deze optie om alle setup informatie af te drukken. Selecteer vanuit het scherm ‘Afdruk menu’ ‘Setup informatie’. het afdrukscherm verschijnt en alle data wordt naar de printer gestuurd.
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
15
Systeem configureren via het toetsenbord Karakters invullen in diverse schermen
Er zijn twee soorten karaktersets die gebruikt worden in de m2, afhankelijk van het geselecteerde invoerveld: Volledige karakterset Deze wordt in de meeste invoervelden gebruikt. Als een invoerveld is geselecteerd, kan u door de karakters ‘lopen’ door middel van de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen. Als de ‘ ’ toets eerst wordt ingedrukt, zal de karakterset beginnen met ‘A’ en voorwaarts door de karakterset lopen. Als de ‘ ’ toets eerst wordt ingedrukt, zal de karakterset bij ‘z’ beginnen en achterwaarts door de karakterset lopen. Als een karakter is geselecteerd, druk op ‘ ’ om de cursor te verplaatsen of druk op ‘↵’ om de cursor naar het volgende veld te verplaatsen. Alfanumerieke karakterset Als de ‘ ’ toets eerst wordt ingedrukt, zal de karakterset beginnen met ‘0’ en voorwaarts door de karakterset lopen. Als de ‘ ’ toets eerst wordt ingedrukt, zal de karakterset beginnen met ‘z’ en achterwaarts door de karakterset lopen.
Numerieke velden
Dru k op de ‘ ’ of ‘ ’ toets om de waarde te verlagen of verhogen en op de ‘ ’ of ‘ ’ toets om de cursor te verplaatsen, zodat de invoer van grotere getallen makkelijker wordt.
Systeem configuratie
Selecteer het scherm ‘Systeem configuratie’ vanuit het hoofdmenu om het systeem met het toetsenbord te configureren.
Wachtwoord invullen
Om het systeem te configureren, moet eerst een wachtwoord ingevuld worden. De fabrieksinstelling van het wachtwoord is 291. Dit wachtwoord kan veranderd zijn/worden. Vul het wachtwoord in door met de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen door de karakterlijst te lopen en de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen om de cursor naar links of rechts te verplaatsen. Druk de ‘↵’ toets in om het wachtwoord te bevestigen.
Installatienaam instellen
De installatienaam wordt weergegeven in het scherm‘Punt overzicht’, het scherm ‘Alarm historie’, het scherm ‘Gebeurtenissen historie’ en op diverse printen. Voor het instellen van een installatienaam selecteert u het scherm ‘Installatienaam’ vanuit het scherm ‘Systeemconfiguratie’. Voer de installatienaam in door met de ‘ ’ of ‘ ’ toets de gewenste letters te kiezen en met de ‘ ’ of ‘ ’ toets de cursor te verplaatsen. Met het indrukken van de ‘ ‘ en ‘ ’ toetsen tegelijk wist u een letter. Als de installatienaam klaar is kan deze worden opgeslagen door op de ‘↵’ toets te drukken. De ' ' toets brengt u weer terug in het scherm ‘Systeemconfiguratie’ De installatienaam zal nu te zien zijn boven in het ‘Punt overzicht’.
Temperatuureenheid instellen
De temperatuureenheid van de m2 kan worden ingesteld in °F of °C. Om de eenheid te selecteren druk op de '↵' toets om het temperatuureenheid veld actief te maken en gebruik de ‘ ’ of ‘ ’ toets om tussen Fahrenheit en Celsius te schakelen.
Datumweergave instellen
De datum in de m2 kan worden weergegeven als ‘DD/MM’ of ‘MM/DD’. Voor het selecteren van de datumweergave, druk op de '↵' toets om het scherm ‘Datumweergave’ te activeren en de ‘ ’ of ‘ ’ toets om te schakelen tussen ‘DD/MM’ en ‘MM/DD’.
16
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2
Punt details instellen
Om de details van een individueel punt in te stellen, selecteer de optie ‘Instellingen punt’ vanuit het ‘Systeemconfiguratie’ menu. Het scherm ‘Instellingen punt’ is nu zichtbaar, met het puntnummer in de linker bovenhoek.
Een punt selecteren
Om een ander punt te selecteren, gebruik de ‘ ’ of ‘ ’ toets. Als een nummer zichtbaar is, zullen ook de desbetreffende instellingen voor dat punt te zien zijn.
Naam
Voor het invoeren van een naam verplaatst u de cursor naar het gewenste puntnummer en drukt u op ‘↵’. De cursor gaat nu naar het naam invoerveld. De gewenste naam wordt in gevoerd door met de ‘ ’of ‘ ’ toets de gewenste letter te kiezen en met behulp van de ‘ ’ of ‘ ’ toets om de cursor naar links of rechts te verplaatsen. Een naam mag maximaal 18 karakters bevatten. Door de ‘ ‘ en ‘ ’ toetsen gelijktijdig in te drukken kunt u een letter weer wissen en met de ‘ ‘ toets schakelt u tussen hoofd- en kleine letters. De ingevoerde naam wordt opgeslagen door op de ‘↵’ toets te drukken.
Punttype instellen
Om het punttype in te stellen, druk herhaaldelijk op de ‘↵’ toets totdat het ‘Type’ veld is geactiveerd. De in te vullen code refereert aan de ingang die op dat punt is aangesloten. Deze code kan veranderd worden door met de ‘ ’ of ‘ ’ toets door de verschillende codes te lopen, die als volgt zijn gedefinieerd: Uit RTD PT1 PT2 PT3 EKS Low Eno Enc 420 Cf1 Cf2 Cf3 Cf4 Ana EKC CTL
Geen ingang aangesloten Pt1000 temperatuurvoeler (-100 tot +100°C) PT1000 HW versie Lage temp. thermistor sensor (-80 tot 0°C) Thermistor HW versie Standaard thermistor sensor (-40 tot +40°C) Thermistor HW versie Hoge temp. thermistor sensor (0 tot +100°C) Thermistor HW versie EKS111 voeler (-35 tot +85°) PT1000 HW versie Niet van toepassing Apparatuur (normally open) Apparatuur (normally closed) 4-20 mA ingang Programmeerbare curve 1 Programmeerbare curve 2 Programmeerbare curve 3 Programmeerbare curve 4 Analoge ingang en m2+ units EKC 201/301/331 regelaars Third Party regelaars
* De 4-20 mA ingang is passief. Er is een geïsoleerde externe 12-24 V voeding voor nodig. De standaardinstellingen zijn 0 tot 100% (0=4 mA en 100=20 mA). Deze instellingen kunnen gewijzigd worden via het tweede ‘Punt detail’ scherm. De waarde kan liggen tussen de -99 en 999. Toepassingen van 4-20mA zijn bijvoorbeeld drukopnemers, temperatuur, stroming, vochtigheid, niveau etc.
m2 Version B2.2
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
17
Meeteenheid instellen
Ga door herhaaldelijk op de ‘↵’ toets te drukken naar het invoerveld voor de meeteenheid. Kies de gewenste eenheid m.b.v. de ‘ ’ of ‘ cursor naar links of rechts te verplaatsen.
’ toets. Gebruik ’ ' of ‘ ’ om de
N.B.: Dit is alleen een tekstveld en heeft geen enkele invloed op de werking van het systeem. Dit invoerveld is niet beschikbaar als Dno, Dnc, Eno of Enc is geselecteerd. Door de ‘ ‘ en ‘ ’ toetsen gelijktijdig in te drukken kunt u een letter weer wissen en met de ‘ ‘ toets schakelt u tussen hoofd- en kleine letters. De ingevoerde tekst wordt opgeslagen door op ‘↵’ te drukken. De cursor zal nu naar het volgende veld springen. Alarmgrenzen instellen
Selecteer een punt zoals hierboven beschreven. Ga naar het ‘Hoog’ veld met behulp van de ‘↵’ toets. In dit veld kunt u met behulp van de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen de waarde instellen waarboven een alarm geactiveerd moet worden. Gebruik de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen om de cursor naar links of rechts te verplaatsen. Als het hoog temperatuuralarm is ingesteld, druk dan op de ‘↵’. toets om dit te bevestigen. De cursor verplaatst zich naar het volgende veld. Herhaal de procedure voor het lage temperatuuralarm. Als het laag temperatuuralarm is ingesteld druk op de ‘↵’ toets om dit te bevestigen. De cursor verplaatst zich nu naar het volgende veld. Herhaal de procedure voor het invoeren van een alarm tijdvertraging in het betreffende veld. Hier stelt u de tijd in (in minuten) dat een fout aanwezig moet zijn voordat een alarm gegeven wordt.
Alarmactie instellen
Selecteer een punt als hierboven beschreven. Ga naar het invoerveld ‘Actie’ met behulp van de ‘↵’ toets. Stel met behulp van de ‘ ’ of ‘ ’ toets de gewenste alarmactie in. Deze alarmacties kunnen ingesteld worden om verschillende functies uit te voeren (zie pagina 23). Bijvoorbeeld, aan punt nummer 3 kan alarmactie 1 toegewezen worden welke de sirene inschakelt en uitbelt m.b.v. een modem. Punt nummer 4 kan ingesteld worden op alarmactie 2 welke de sirene inschakelt, het display laat knipperen en uitbelt m.b.v. een modem, etc. De alarmacties zijn als volgt: 0 1-8
Registratieactie instellen
Geeft geen alarm Stelt alarmacties 1 tot en met 8 in
Het is mogelijk om, op gezette tijden, van geselecteerde punten registraties te printen via het printmenu (in tabelvorm). Alleen de punten waarvan de registratieactie juist is ingesteld worden uitgeprint. De mogelijke instellingen zijn: Uit
Zet dit veld op UIT als dit punt nooit op een registratieafdruk moet verschijnen.
Tijd
De registratie van dit punt wordt alleen geprint op de tijd aangegeven in het ‘Instellingen registratie’ menu.
Handm
Het punt wordt alleen geprint in een handmatig geactiveerde registratieafdruk.
Aan
Zet dit punt op AAN als het met alle registratieafdrukken moet worden meegenomen.
Druk herhaaldelijk op de ‘↵’ toets totdat het ‘Reg’ veld is geselecteerd. Gebruik nu de ' ' of ' ' toetsen om de juiste printactie voor de registratie in te voeren. Druk op de ‘↵’ om de keuze te bevestigen en om de cursor naar het volgende veld te verplaatsen.
18
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2
Grafiekactie instellen
Het is mogelijk om, op gezette tijden, van geselecteerde punten grafieken af te drukken via het print menu. Alleen punten waarvan het grafiekactieveld juist is ingesteld worden afgedrukt. De mogelijke instellingen zijn:
Puntinstellingen (scherm 2)
Uit
Zet dit veld op UIT als dit punt nooit op een grafiekafdruk mag
Tijd
De grafiek van dit punt wordt automatisch geprint op de tijd aangegeven in het ‘Instellingen registratie’ menu.
Handm
De grafiek van dit punt wordt alleen geprint na een handmatig commando.
Aan
Zet deze optie op AAN als dit punt zowel op de registratieafdruk in tabelvorm als die in grafiekvorm moet kunnen verschijnen.
Druk herhaaldelijk op de ‘↵‘ toets tot het ‘Grafiek’ veld is geactiveerd. Gebruik de ' ' of ' ' toetsen om de juiste actie in te stellen. Terwijl het ‘Grafiek’ veld is geactiveerd, druk op de ‘↵’toets en houdt deze ingedrukt tot het tweede puntinstellingen menu verschijnt of druk op de ' ' toets terwijl het ‘Punt type’ veld is geactiveerd. Het puntnummer en puntnaam zijn hetzelfde als in het eerste scherm 'Punt detail’ en kunnen hier niet veranderd worden.
Ingangsbron
Gebruik dit veld om aan te geven of een punt rechtstreeks op de m2 is aangesloten (LOCAL), via een m2+, m2-BBM of ‘Third party’ regelaar (T-PARTY) of via een EKC regelaar (ECHELON). Deze ingangsbron kan worden ingesteld met de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen. Af fabriek zijn de eerste 16 punten ingesteld om ‘Local’ te gebruiken. Deze configuratie is echter niet vast en kan dus gewijzigd worden. Gebruik de ‘↵’ toets om naar het volgende veld te gaan.
Remote adres
Als ‘T-party’ is gekozen als ingangsbron, wordt dit veld gebruikt om het adres van de desbetreffende bron/punt in te geven (zie handleiding van de desbetreffende regelaar of document RI.8B.M voor de m2+ and m2-BBM units). Als ‘Echelon’ is gekozen als ingangsbron, is dit veld niet beschikbaar omdat het adres vanaf de EKC regelaar wordt ingesteld. Gebruik de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen om door de karakterlijst te lopen voor de gewenste waarde en de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen om de cursor naar links of rechts te bewegen. Druk op de ‘↵’ toets om naar een volgend veld te gaan.
Ingangstype
Gebruik de ‘ - WEERSTND - STROOM - DIGITAAL - PT 1000
Ingangsnummer
’en ‘
’ toetsen om door de volgende opties te lopen: Weerstand ingang 4 - 20 mA ingang Normally open of normally closed (contact) Pt 1000
Gebruik dit veld om het ingangsnummer van de ‘Third party’ regelaar in te geven. Gebruik de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen om door de karakterlijst te lopen voor de gewenste waarde en de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen om de cursor naar links of rechts te bewegen. Druk op de ‘↵’ toets om naar een volgend veld te gaan.
m2 Version B2.2
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
19
Y as (grafiek)
Dit veld geeft de schaal van de y-as aan in de op de display te tonen grafiek. Vul ‘0’ in voor de auto-schaal functie. Vul anders de gewenste waarde in. Het bereik van de grafiek loopt nu vanaf het laagste grafiekpunt (Y basis waarde) plus deze waarde. Gebruik de ‘ ’, ‘ ’, ‘ ’ of '‘ ’ toets om de gewenste waarde in te vullen.
Y basis
Dit veld geeft de laagste waarde aan die de grafiek laat zien. Deze waarde moet dus iets lager zijn dan te verwachten temperatuur van dit punt. Als de autoschaal functie is gebruikt in de ‘Y as’, wordt deze waarde niet gebruikt. Gebruik de ‘ ’, ‘ ’, ‘ ’ of '‘ ’ toetsen om de gewenste waarde in te vullen.
4 - 20 mA ingangen
Deze waarden kunnen uitsluitend gebruikt worden tezamen met een standaard 4 - 20 mA ingang die druk, vochtigheid, niveau, flow of een andere variabele met een 4 - 20 mA uitgang voorstelt. Afhankelijk van het gemeten medium, kan de waarde voor de onder- en bovengrens %(RH), PPM, Bar, psi, etc. voorstellen. Een numerieke waarde voor 4 mA (ondergrens) en 20 mA (bovengrens) moet worden ingevuld. De m2 schaalt nu zelf alle tussenliggende waarden in afhankelijk van het gemeten ingangssignaal. Gebruik de ‘ ’, ‘ ’, ‘ ’ of ‘ ’ toetsen om de gewenste waarde in te vullen.
Instelling pulserende ingang Druk op de ‘ keren.
’ toets om naar het scherm ‘Systeem configuratie’ terug te
Selecteer ‘Pls’ als ‘Punt type’ in het ‘Punt detail’ scherm. Alle velden in het eerste ‘Punt detail’ scherm zullen hetzelfde zijn als normaal.
In scherm 2 van de puntsinstellingen zullen een aantal velden anders zijn. Deze zien er als volgt uit:
Mode
Dit veld geeft aan of de ‘constante’ waarde of de ‘piek’ waarde wordt gebruikt zoals eerder uitgelegd (pagina 11).
Pls/kWh
In dit veld stelt u het aantal pulsen in dat van de energiemeter wordt ontvangen voor 1 kWh. De pulserende ingang van de m2 gebruikt een potentieel vrij contact of een open collector en een pulsbreedte van minimaal 80msec. De pulserende ingang werkt zowel op de Pt1000 als op de thermistor uitvoering van de m2.
20
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2
Resolutie
De resolutie van de pulsdata is afhankelijk van de registratieperiode van de m2. Hoe langer de registratieperiode, hoe groter de resolutie, ook de resolutie van de gebruikte energiemeter. Bijvoorbeeld: Een energiemeter geeft 5 pulsen voor iedere kilo Watt uur (kWh) met een stroomverbruik van 6 kW. Met een registratieperiode van 3 minuten : 1 of 2 pulsen ontvangen per 3 minuten interval : 6 kW x 5 pulsen = 30 pulsen per uur, dus 1 puls per 2 minuten = 0,2 kWh 1 puls x 0,2 kWh x (60/3) = 4 kW 2 pulsen x 0,2 kWh x (60/3) = 8 kW Resolutie is dus 4. De waarden kunnen dus zijn 0, 4, 8, 12 etc. Met een registratieperiode van 15 minuten: 7 of 8 pulsen ontvangen per 15 minuten interval: 6 kW x 5 pulsen = 30 pulsen per uur, dus 1 puls per 2 minuten = 0,2 kWh 7 pulsen x 0,2 kWh x (60/15) = 5,6 kW 8 pulsen x 0,2 kWh x (60/15) = 6,4 kW Resolutie is dus 0,8. De waarden kunnen dus zijn 0, 0.8, 1.6, 2.4, 3.2 etc. Met de ‘piek’ optie wordt automatisch een registratieperiode van 1 minuut gehanteerd (de opslagperiode blijft onveranderd), welke een zeer slechte resolutie geeft in een grafiek. Dit maakt de ‘piek’ optie dus erg onnauwkeurig tenzij de energiemeter veel pulsen per kWh uitstuurt.
Wachtwoord instellen
Met deze optie zijn drie niveaus toegangscodes - Hoofd, Lokaal en Gebruiker, aan te maken alsmede de ‘non-actief’ beveiliging kan hier worden geactiveerd. De hoofd en lokale toegangscodes geven toegang tot alle instelschermen. De gebruiker toegangscode geeft alleen toegang tot de tijd- en datuminstelling. Vanuit het scherm ‘Systeem configuratie’, selecteer ‘Instellingen wachtwoord’. Ga met behulp van de ‘↵’ toets naar de te wijzigen toegangscode. Voer de gewenste toegangscode in met behulp van de ‘ ’ en ‘ ’ toetsen. Gebruik de ‘ ’ en ‘ ’ toetsen om de cursor respectievelijk naar links of naar rechts te verplaatsen. N.B.: De lokale toegangscode is alleen numeriek. Door de ‘ ‘ en ‘ ’ toetsen tegelijkertijd in te drukken kunt een letter weer wissen en met de ‘ ‘ toets schakelt u tussen hoofd- en kleine letters. Druk op de ‘↵’ toets om de toegangscode op te slaan en op de ‘ ’ toets om terug te gaan naar het scherm ‘Systeem configuratie’.
Wachtwoord beveiliging kalibratie (offset)
Voor het instellen van de ‘non-actief’ beveiliging gaat u met de ‘↵’ toets naar het ‘non-actief beveiligd’ veld en selecteert u met behulp van de ‘ ’ of ‘ ’ toets ‘ja’ of ‘nee’. Om de wachtwoordbeveiliging van de voelerkalibratie (offset) in te stellen, gaat u met de ‘↵’ toets naar het ‘Pt offset uit’ veld en selecteert u met behulp van de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen ‘ja’ of ‘nee’.
m2 Version B2.2
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
21
Instellingen registratie
Om de afdrukfrequenties in te stellen, selecteer het scherm ‘Instellingen registratie’ vanuit het scherm‘Systeem configuratie’. Ga met de ‘↵’ toets naar het gewenste invoerveld. Voer de gewenste tijd in met behulp van de ‘ ’en ‘ ’ toetsen. Gebruik de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen om de cursor respectievelijk naar links of naar rechts te verplaatsen. U kunt de volgende waarden instellen: Freq. afdruk numeriek Start afdruk numm. om
Freq. afdruk grafiek Start afdruk graf. om
Interval v/d metingen
Tijdinterval tussen twee registratieafdrukken (uren : minuten) Tijd en datum waarop de eerste registratie afgedrukt moet worden (alleen punten die ingesteld zijn als ‘Tijd’ en ‘Aan’ zullen worden afgedrukt). Tijdinterval tussen twee grafiekafdrukken. Tijd en datum waarop de eerste grafiek afgedrukt moet worden (alleen punten ingesteld als ‘Tijd’ en ‘Aan’ worden afgedrukt). De frequentie waarmee er metingen gedaan worden voor de registraties.
De registratie-interval is bepalend voor het de periode dat data bewaard kan worden. Tdagen Freq Pt Totaal
= Totaal aantal dagen dat data bewaard kan worden = Registratie-interval (min) = Aantal punten in gebruik = Totaal beschikbare geheugen - 2Mb = 2097152 - 4Mb = 4194304 - 6Mb = 6291456 - 8Mb = 8388608 Tdagen = Freq x (Totaal - 464000) 1440 x (6+(2 x Pt)) Freq = 1440 x TDagen x ((2 x Pt)+6) Totaal - 464000
Voorbeeldtabel voor het aantal dagen met 40 punten in gebruik Freq Dagen 1 47 2 94 5 235 10 471 15 706 Voorbeeldtabel voor de registratie-interval met 40 punten in gebruik. Dagen Interval (minuten) 100 2 200 4 300 6 500 11 700 15 Deze waarden kunnen veranderen als er een groot aantal alarmen is opgeslagen.
22
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2
Gebruik deze optie om te actie te definiëren als er een alarm plaatsvindt. Selecteer vanuit het scherm ‘Systeem configuratie’ het scherm ‘Instellingen alarm’. Gebruik de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen om door de ‘apparaten’ te lopen en vul alle velden in voor de onder genoemde apparaten.
Alarmactie instelling
RELAIS1 RELAIS2 SIRENE LAMP FLITS MODEM 1
MODEM 2 MODEM 3 MODEM 4 MODEM 5 PRINT
Naam
Hier kunt u de namen van de diverse apparaten veranderen. Gebruik de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen om door de karakterlijst te lopen en de ‘ ‘ of ‘ ‘ toetsen om de cursor naar links of rechts te bewegen. Door de ‘ ‘ en ‘ ‘ toetsen tegelijk in te drukken kunt u het karakter voor de cursor wissen en door op de‘ ‘ toets te drukken schakelt u tussen hoofd en kleine letters. Druk op de ‘↵’ om naar het volgende veld te gaan.
Actief
Gebruik dit veld om aan te geven hoe en wanneer een apparaat wordt gebruikt. Stel de functie als volgt in: 0 1 D N
Altijd uit (nooit actief ) Altijd aan (dag en nacht, altijd actief ) Alleen actief gedurende de dag Alleen actief gedurende de nacht
Bijvoorbeeld, zoals aangegeven in het voorbeeldscherm, zullen alarmacties (punt detail scherm) 1, 2 en 7 altijd relais 1 activeren. N.B.: Het nummer van de alarmactie moet voor ieder punt worden ingesteld, zodat de juiste apparaten worden bekrachtigd bij een alarm. Wacht
Gebruik dit veld om de tijd in seconden in te stellen dat een apparaat wacht voordat het door een alarm wordt geactiveerd. Er kan bijvoorbeeld, als de installatie ‘bemand’ is, een vertraging van 10 minuten aan het uitbellen van het alarm gegeven worden, zodat er eerst intern op het alarm gereageerd kan worden. Gebruik de ‘’ of ‘’ toetsen om door de karakterlijst te lopen en de ‘‘ of ‘‘ om de cursor naar links of rechts te verplaatsen.
Tijdsduur
Voor relais / lamp / flits / sirene Stel in dit veld de tijd in seconden in dat het apparaat geactiveerd blijft. N.B.: Bij het invullen van ‘999’ zal het relais geactiveerd blijven totdat de ‘reset’ functie optreed.
Reset
Voor modems Stel in dit veld de tijd in seconden in tussen een niet succesvolle uitbelpoging en de volgende poging. Stel hier de ‘reset’ functie van een alarm als volgt in: NoACK Apparaat is niet handmatig te resetten, wordt pas gereset als alle punten op de m2 geen alarmen hebben. Mute Apparaat wordt gereset als de ‘mute’ knop wordt ingedrukt. Tijd Apparaat wordt gereset als de onder ‘tijdsduur’ ingestelde tijd is verstreken. MuteR Als tijdens alarm de ‘mute’ knop wordt ingedrukt, zal het apparaat gereset worden, maar zal weer actief worden als na de ingestelde tijdsduur het alarm nog aanwezig is. Wordt de ‘mute’ knop niet ingedrukt, dan zal het apparaat na iedere ‘tijdsduur’ 10 seconden niet actief worden, en daarna weer actief enz. totdat het alarm is opgelost ClrR Hetzelfde als ‘MuteR’, maar de ‘mute’ knop is niet bruikbaar. N.B.: Het is niet aan te raden om de tijdsduur op ‘999’ te zetten en de resetfunctie op ‘tijd’. Het systeem moet dan worden uitgeschakeld om het alarm te resetten.
m2 Version B2.2
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
23
Instellingen modem
Druk op ‘’ om terug te keren naar het ‘Systeem configuratie’ menu. Deze optie wordt gebruikt voor het instellen van het modem. Selecteer ‘Instellingen uitbellen’ vanuit het scherm ‘Systeem configuratie’. Met een modem aangesloten is de m2 in staat alarmen automatisch uit te sturen naar maximaal 5 voorgeprogrammeerde telefoonnummers (zie Alarmacties). Daarnaast kunnen individuele alarmen voor een specifiek punt naar een speciaal telefoonnummer worden verzonden. De m2 kan ook alarmen doorsturen naar een ‘pieper’ van bijvoorbeeld de dienstdoende storingsmonteur. Er worden 3 soorten ‘piepers’ ondersteunt - toon gestuurd, numeriek en alfanumeriek. De te versturen boodschap kan ook worden ingesteld. N.B.: Ondersteuning van het TAP pieper protocol is beschikbaar in Engeland, Frankrijk, Zwitserland en Scandinavië.
Uitbellen (Dailout)
Gebruik de ‘ ’ en ‘ ’ toetsen om door de verschillende uitbelnummers (1 tot 5) te bladeren en vul de overige velden in zoals hieronder beschreven:
Uitbelmogelijkheden (Call type)
In dit veld geeft u aan wat voor apparaat is verbonden aan een specifiek telefoonnummer. U heeft de volgende opties: NO DIAL GSM SMS
DOWNLOAD
AKM
BEEPER
MESSAGE7 MESSAGE8 PAGER7S
PAGER7M PAGER8S
PAGER8M
24
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
De m2 belt niet uit. Er is een RS232/GSM modem aangesloten. Zendt tekstberichten naar een mobiele telefoon en kan berichten ontvangen. Voor meer informatie zie document RC.8A.M. Er is een computer aangesloten (direct of op afstand). Stuurt alarmen volgens het Woodley Xmodem protocol. Indien de lijn bezet is zal het telefoonnummer tot vier keer toe herhaald worden (8 bit, NoParity, 1 stop bit). Zelfde als ‘Download’ met het verschil dat het modem oneindig zal proberen uit te bellen en na 10 pogingen wordt het modem gereset. N.B.: modem moet via het alarmrelais geschakeld worden (zie appendix A). is een ‘pieper’ aangesloten. Het systeem belt het betreffende telefoonnummer en verbreekt meteen de verbinding weer. Aangezien er geen controle is op deze functie wordt er altijd twee maal gebeld, tenzij de ‘in gesprek’ toon wordt ontvangen. Er is een 7 bit modem aangesloten met een printer (7 bit, Even Parity, 1 stop bit). Er is een 8 bit modem aangesloten met een printer (8 bit, No Parity, 1 stop bit). Er is een TAP 7 bit protocol ‘pieper’ aangesloten die een bericht kan weergeven. Het verzonden bericht is gedefinieerd in het ‘Info’ (7 bit, Even Parity, 1 stop bit). Identiek aan PAGER7S, echter zendt een bericht tot 4 maal achter elkaar. Er is een TAP 8 bit protocol ‘pieper’ aangesloten die een bericht kan weergeven. Het verzonden bericht is gedefinieerd in het ‘Info’ veld (8 bit, No Parity, 1 stop bit) Identiek aan PAGER8S, echter zendt een bericht meerdere malen.
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2
Voer het telefoonnummer in voor ieder van de gebruikte apparaten. Als er een ‘komma’ voor het nummer wordt ingevoerd, geeft dit een vertraging van 2 tot 4 seconden tussen het oppakken van de lijn door het modem en het bellen. Als er een ‘w’ voor het nummer wordt ingevoerd wacht het modem met bellen tot de secundaire toon.
Nummer
Voor het verzenden van een bericht naar een ‘pieper’ moet er nog extra informatie worden toegevoegd aan het ‘TAP pager server’ telefoonnummer. 1. Het ‘pieper’ I/D, deze is normaliter terug te vinden op de ‘pieper’. 2. Het tekstbericht welke verzonden moet worden naar de ‘pieper’. Pieper informatie
De volgende tekstcodes kunnen worden toegepast om meer informatie toe te voegen aan een bericht: \S Zendt de installatienaam \A Zendt het laatste alarmbericht \C Zendt het aantal alarmen en aangenomen alarmen in het formaat 2/4 \R Zendt het aanhalingsteken ( “ ) \L Zendt het ‘Line feed’ karakter (LF) \\ Zendt het ‘\’ karakter // Zendt het ‘/’ karakter \N Zendt de naam van de uitgang Een typische tekstregel kan er als volgt uitzien: 123456\RAlarm at \S = \A\R Deze tekstregel verzendt het volgende bericht aan pieper ‘123456’ : "Alarm at Danfoss = 24 boiler temp 6.4 Hi>6.0" Het pieper informatieveld kan maximaal 30 karakters bevatten.
Definieer voeler curve
Druk op ‘’ om terug te keren naar het scherm‘Systeem configuratie’. Voeler curven kunnen gebruikt worden om de relatie te definiëren tussen een ingangsweerstand/stroom en een andere eenheid (bijvoorbeeld temperatuur of druk etc.). Een voelercurve kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor een gasdetector. Deze optie stelt u in staat vier verschillende curven op te stellen op basis van de weerstands/stroom uitgangswaarden van een bepaalde voeler, verstrekt door de leverancier. Vanuit het ‘Systeem configuratie’ menu selecteer de functie ‘Instellingen curvetabel voelers’. Er zijn vier curvetabellen beschikbaar, Cf1, Cf2, Cf3, en Cf4. Gebruik de ‘’ of ‘’ toetsen om door de curven heen te lopen totdat de juiste is geselecteerd. De tabel kan tot 12 referentiepunten hebben om de curvetabel te definiëren. Ieder van deze referentiepunten hebben een met elkaar corresponderende in- en uitgangswaarde die ingevuld moet worden. De uitgangswaarde is de waarde die uitgelezen wordt in het punt overzicht of punt detail scherm. De ingangswaarde zal een intern geschaalde waarde zijn van de weerstand/stroom ingangswaarde. Hieronder volgt een omschrijving van de velden die gebruikt worden om een curvetabel te definieren: Con ... als Gebruik dit veld om het nummer van de ingang aan te geven en het type voeler dat gebruikt wordt (stroom/weerstand). Gebruik Dit veld geeft de intern geschaalde waarde weer van de weerstand/stroom aangesloten op een ingang en een COM aansluiting. Deze waarde ligt tussen de 0 en 9999. Deze waarde word gebruikt om te bepalen wat ingevuld moet worden in het ‘Ingang’ veld als de curvetabel gedefinieerd wordt. Geconverteerd Dit veld geeft het resultaat weer van het toepassen van de curvetabel op de ‘Gebruik’ waarde. Als er dus geen ‘Break’ in- en uitgangswaarden ingevuld zijn, zal het signaal buiten bereik zijn (SC/OC). Wanneer de curvetabel daarentegen wordt opgebouwd, zal deze waarde de uitgangswaarde weergeven die correspondeert met de weerstand/stroom die op de ingang is aangesloten.
m2 Version B2.2
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
25
Curve Break Ingang
Uitgang
Definieer curvetabel
In dit veld moet de te gebruiken curvetabel worden ingevoerd (Cf1 - Cf4). In dit veld moet het referentiepunt ingevoerd worden om de curve te definiëren (1 - 12). In dit veld wordt de intern geschaalde ingangswaarde ingevuld worden voor het geselecteerde referentiepunt. Om de ‘Gebruik’ waarde naar dit veld te kopiëren, druk de ‘ ’ of ‘ ’ toetsen tegelijk in. De in te vullen waarde voor dit veld is 0 - 9999. Dit veld is voor de uitgangswaarde voor het geselecteerde referentie punt/ingangswaarde. De in te vullen waarde voor dit veld is -999.9 - 999.9.
De curvetabel moet zo worden afgemaakt dat de ingangswaarde stijgt. Iedere waarde onder de eerste waarde of boven de laatste zal terug komen als buiten bereik (OC/SC). Om de curvetabel in te stellen hebt u potentiemeters nodig (voor weerstandsopnemer) of een stroombron (voor stroomopnemer) plus de specificaties van de fabrikant van het bewuste apparaat met betrekking tot de relatie tussen in- en uitgangwaarden. De onderstaande methode is voor weerstandsbronnen, maar is hetzelfde voor stroombronnen, alleen moet wel eerst de ‘ingangsjumper’ in de 4-20 mA positie worden gezet. 1. Selecteer maximaal 12 uitgangswaarden (weerstand) uit de fabrieksspecificaties die overeen komen met ingangswaarden(temperatuur) in het gebied waarin u wilt meten. Voor maximale nauwkeurigheid moeten deze punten gelijk over het te meten gebied verdeeld worden. 2. Sluit de potmeters aan op de desbetreffende ingang en stel de laagst geselecteerde uitgangswaarde in. Als u dat doet zal er een waarde verschijnen in het ‘gebruik’ veld. Dit is de interne geschaalde waarde van de aangesloten waarde. Set het ‘Break’ veld op 1 en ga naar het ‘ingang’ veld. 3. Vul nu handmatig de ‘Gebruik’ waarde in, of druk tegelijk op de ‘ ’ of ‘ toets om deze waarde naar het ‘Ingang’ veld te kopiëren. 4. Ga naar het ‘Uitgang’ veld en vul de uitgangswaarde (bijv. temperatuur) in uit de fabrieksspecificaties die overeen komt met de aangesloten weerstandswaarde. 5. Ga weer terug naar het ‘Break’ veld en verhoog deze waarde met 1, dit zal het ‘Ingang’ en ‘uitgang’ veld wissen. 6. Stel nu de volgende weerstandswaarde in uit de fabrieksspecificaties en herhaal stappen 3 t/m 6 zodra de ‘Gebruik’ waarde is gestabiliseerd, totdat alle punten zijn ingevuld. Als alle punten ingesteld zijn, kunt u de op de ingang aangesloten weerstandswaarde variëren en kijken naar de waarde in het ‘Geconverteerd’ veld. Voor een bepaalde weerstandswaarde zal nu de waarde uit de fabrieksspecificaties te zien zijn.
4-20 mA instellingen
Voor een 4-20 mA ingangswaarde moet het ingangstype ingesteld worden als ‘stroom’. Het in- en uitgangsveld zal nu veranderen naar 4mA/20mA. De curvetabel kan nu ingesteld worden. Bijvoorbeeld, als een druksensor 4 mA produceert bij 0,1 bar en 20 mA bij 30 bar, moet de 0,1 ingevuld worden in het 4mA veld en de 30 bij het 20 mA veld. Zorg ervoor dat de jumper bij de aansluitklemmen op 4-20mA staat. Druk op de ‘’ toets om naar het configuratie scherm terug te keren als u klaar bent of als u het scherm wilt verlaten.
26
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2
Modemconfiguratie
Als er een modem is aangesloten, gebruik deze optie om het modem te configureren. Selecteer ‘Modem instellingen’ vanuit het scherm ‘Configuratie menu’.
Baud Rate
Gebruik de ‘’ of ‘’ toetsen om door de verschillende waarden te lopen en druk op de ‘↵’ toets om naar een volgend veld te gaan.
Bel
Vul hier de gewenste modemstring in. Gebruik de pijltoetsen om door de karakterlijst te lopen en om de cursor te verplaatsen. De standaardstring ‘ATD’ zal in de meeste gevallen volstaan.
Antwoord
Vul de gewenste antwoordcode in. Gebruik de pijltoetsen om door de karakterlijst te lopen en om de cursor te verplaatsen. N.B.: Zie voor meer details over modemcommando’s en antwoordcodes de handleiding van uw modem. Druk op de ‘ ’ toets om terug te keren naar het scherm ‘Systeem configuratie’ en nog een keer om terug te keren naar het hoofdmenu.
Taal selectie
De m2 ondersteunt de volgende talen: Engels Zweeds Hongaars Frans Noors Pools Duits Deens Tsjechisch Nederlands ijslands Fins Italiaans Spaans Selecteer ‘Instellingen taal’ uit het ‘Systeem configuratie’ menu en u zult een lijst zien met alle aanwezige talen. Na het kiezen van de juiste taal zal het scherm het hoofdmenu in de nieuwe taal laten zien en ook alle karakters voor de invoervelden zullen aangepast zijn.
27
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2
Op afstand bedienen van regelaars
Alle parameters van de regelaars kunnen ook ingesteld worden door een computer aan te sluiten waarop AKM draait. Zie handleiding RS.8C.G voor meer informatie.
Configureren van m2-BBM of m2+ via het toetsenbord
Om een punt voor een BBM of een m2+ te configureren, kies ‘instellingen punt’ uit het Scherm ‘Systeem configuratie’ en selecteer het in te stellen punt. Het standaard punt instelling scherm wordt nu getoond met alle velden als eerder beschreven. Gebruik de velden als eerder beschreven, behalve de volgende:
Type
Stel dit veld in op ‘RTD’ (voor temperatuur) of ‘420’ (voor 4-20 mA ingangen) Als het ‘Type’ veld is geselecteerd, druk op de ' ' toets om naar het tweede punt instellingen scherm te gaan.
Ingangsbron
Stel dit veld in op ‘T-PARTY’.
Remote Addr
Stel dit veld in op hetzelfde adres dat op de BBM of de m2+ ingesteld is.
Ingangstype
Stel dit veld in op het type ingang dat door de BBM of de m2+ wordt gebruikt. Gebruik de ‘ ’en ‘ ’ toetsen om door de volgende opties te lopen: WEERSTAND STROOM DIGITAAL PT1000
Stel dit veld in op het ingangsnummer dat op de BBM of m2+ wordt gebruikt.
Ingangsnummer
m2 Version B2.2
weerstandsingang 4 - 20 mA ingang Normally open of normally closed contacten Pt1000
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
28
Onderhoud Reinigen
Gebruik voor het stofvrij houden van de m2 slechts een zachte droge doek. Gebruik NOOIT een schoonmaakmiddel met schuurmiddel, was- of oplosmiddelen. Hardnekkig vuil kan verwijderd worden met een zachte vochtige doek en een mild afwasmiddel.
Service
De service aan de m2 moet alleen door gekwalificeerd onderhoudspersoneel worden uitgevoerd. Gebruik alleen originele reserve onderdelen in geval van vervanging. LET OP: De m2 is voorzien van een herlaadbare batterij, gebruik alleen de door de fabrikant opgegeven types in geval van vervanging
Volledige karakterset
29
A
a
Alfanumerieke karakterset spatie
0
V
B
b
!
1
W
C
c
"
2
X
D
d
#
3
Y
E
e
$
4
Z
F
f
%
5
a
G
g
&
A
b
H
h
'
7
c
I
i
(
8
d
J
j
)
9
e
K
k
*
A
f
L
l
+
B
g
M
m
,
C
h
N
n
-
D
i
O
o
.
E
j
P
p
/
F
k
Q
q
0
G
l
R
r
1
H
m
S
s
2
I
n
T
t
3
J
o
V
u
4
K
p
U
v
5
L
q
W
w
6
M
r
X
x
7
N
s
Y
y
8
O
t
Z
z
9
P
u
[
{
;
Q
v
\
|
<
R
w
]
}
=
S
x
^
~
>
T
y
'
º
U
z
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2
Appendix A 'AKM' bel type Achtergrond
Het Danfoss AKM programma kan alarmen ontvangen van Micromon en m2units. De m2/Micromon is echter niet zo tolerant als de Danfoss gateways (AKA) als het gaat om de onjuiste telecommunicatiematerialen. De m2/Micromon zal meerdere malen proberen om een alarm te verzenden, tot een maximum van 8 keer. Dit conform de huidige telecommunicatieregelgeving. Door uitbelmogelijkheid ‘AKM’ te kiezen, zal de m2/Micromon oneindig vaak een alarm proberen te verzenden. Deze functie kan ook de voeding van het modem uitzetten door middel van een intern relais. Dit gebeurt na 10 mislukte pogingen om een alarm te verzenden en iedere 6 uur. Deze ‘AKM’ uitbelmogelijkheid is gecreëerd om de uitbelfunctie van de gateway’s te imiteren
Modem - m2 aansluiting
De m2/Micromon heeft 2 relais die voor alarmen worden gebruikt. Relais 2 (REP ALARM) kan gebruikt worden om de voeding van het modem te schakelen. Het relais kan maximaal 24 V en 1 A schakelen, dus alleen de lage spanning na de transformator. De hoofdvoeding (220 V) mag dus NOOIT door dit relais geschakeld worden
Uitbelinstellingen Alarm actie instelling Apparaat
Instellingen
Omschrijving
Relais 2
Actie: 00000000
Schakelt regeling modemvoeding in
Actie: Als gewenst
Normaal 11111111, modem is AAN dag en nacht
Vertraging: 0 sec
Vertraging tussen alarm en uitbellen
Duur: 0 sec
Vertraging tussen iedere nieuwe belpoging
Reset op: tijd
Continu uitbellen tot succes.
Instellingen
Omschrijving
Uitbelmogelijkheid: AKM
Hetzelfde als @download maar dan continu uitbellen
Nummer: Als gewenst
Het AKM telefoonnummer
Pieper info:
nvt
Modem
Modem uitbelinstelling Dialout
1-5
m2 Version B2.2
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
30
Danfoss kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor mogelijke fouten in catalogi, handboeken en andere documentatie. Danfoss behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving haar produkten te wijzigen. Dit geldt eveneens voor reeds bestelde produkten, mits zulke wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder dat veranderingen in reeds overeengekomen specificaties noodzakelijk zijn. Alle in deze publicatie genoemde handelsmerken zijn eigendom van de respectievelijke bedrijven. Danfoss en het Danfoss-logo zijn handelsmerken van Danfoss A/S. Alle rechten voorbehouden.
Danfoss BV Afdeling Klimaatregeltechniek Admiraal Lucashof 3, 3115 HM Schiedam Postbus 218, 3100 AE Schiedam T: 010-2492110 F: 010-2492111 E:
[email protected]
31
Handleiding
RS.8A.N4.10
©
Danfoss
09-2003
m2 Version B2.2