Handhavingsarrangement 2004
Voorwoord In dit derde handhavingsarrangement voor het SZW domein wordt het gezamenlijke belang van de handhaving van wet- en regelgeving van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ministerie van SZW) de Arbeidsinspectie (AI), het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de bijzondere opsporingsdienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) vertaald in gezamenlijke afspraken met het in oprichting zijnde Functioneel Parket van Openbaar Ministerie (FP) en het College van Procureurs-generaal (het College) van het Openbaar Ministerie (OM) over onder andere aantallen aan te leveren zaken evenals de kwaliteit en afhandeling van deze aan te leveren zaken in het jaar 2004. Het Handhavingsarrangement is opgesteld door de deelnemers aan het netwerkoverleg van het Bureau Opsporingsbeleid (BOB). In dit netwerkoverleg participeren medewerkers van UWV, de SVB, de AI, de SIOD, het OM en het Ministerie van SZW. Het BOB is verantwoordelijk voor de coördinatie van het SZW-brede opsporingsbeleid. Mede gelet op het voorafgaande bereidt het BOB het handhavingsarrangement en opsporingsbeleidsplan voor. Daarnaast fungeert het BOB als aanspreekpunt op het SZW-terrein voor het OM op het gebied van beleidsmatige aangelegenheden, met uitzondering van de gemeenten. Ook zal het BOB periodiek rapporteren over de realisatie van het opsporingsbeleid, meer in het bijzonder over de in het Handhavingsarrangement gemaakte afspraken. In het Handhavingsarrangement zijn aantallen en termijnen opgenomen. Het BOB zal in 2004, zover mogelijk, monitoren in hoeverre deze aantallen en termijnen daadwerkelijk worden gerealiseerd. Het Handhavingsarrangement is door het management van de organisaties, het ambtelijke management van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de SIOD en het OM, die vertegenwoordigd zijn in het driehoeksoverleg, vastgesteld. Het Handhavingsarrangement is in het driehoeksoverleg met het Ministerie van Justitie afgestemd. Over de realisatie van het Handhavingsarrangement zult u periodiek via de reguliere kanalen worden geïnformeerd.
2
Inhoudsopgave Voorwoord 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
Algemeen Deel Doel en opbouw van het handhavingsarrangement Opsporingsbeleidsplan Handhaving algemeen Bijzondere thema’s in de opsporing Bijzondere gemeenschappelijke projecten Verschillende overlegstructuren Looptijd en procedure van het handhavingsarrangement Monitoring van het handhavingsarrangement en gegevensuitvraag
Afspraken per organisatie en de bijzondere opsporingsdienst SIOD 2. 2.1 2.2 2.3 2.4
2.5
3. 3.1 3.2 3.3 3.4
3.5
UWV Taakomschrijving Handhavingsbeleid Positionering en capaciteit van de opsporing Kwalitatieve afspraken - Criminaliteitsbeeld/risicoanalyses - Selectie en prioritering van fraudesignaal - Afspraken ten aanzien van het fraudeonderzoek/rechercheplan - Wijze van indienen PV inclusief standaard PV en termijnen - Afhandeling van sepotzaken Kwantitatieve afspraken - Prognose aantallen processen-verbaal - Uitsplitsing naar wet/aantal personen en/of thema’s SVB Taakomschrijving Handhavingsbeleid Positionering en capaciteit van de opsporing Kwalitatieve afspraken - Criminaliteitsbeeld/risicoanalyses - Selectie en prioritering van fraudesignaal - Afspraken ten aanzien van het fraudeonderzoek/rechercheplan - Wijze van indienen PV inclusief standaard PV en termijnen - Afhandeling van sepotzaken Kwantitatieve afspraken - Prognose aantallen processen-verbaal - Uitsplitsing naar wet/aantal personen en/of thema’s
3
4. 4.1 4.2 4.3 4.4
4.5
5. 5.1 5.2 5.3 5.4
5.5
6. 6.1 6.2
6.3 6.4
Arbeidsinspectie Taakomschrijving Handhavingsbeleid Positionering en capaciteit van de opsporing Kwalitatieve afspraken - Criminaliteitsbeeld/risicoanalyses - Selectie en prioritering van fraudesignaal /inspectieonderzoeken - Afspraken ten aanzien van het fraudeonderzoek/rechercheplan - Wijze van indienen PV inclusief standaard PV en termijnen - Bestuurlijke boete Kwantitatieve afspraken - Prognose aantallen processen-verbaal SIOD Taakomschrijving Opsporingsbeleid Positionering en capaciteit van de opsporing Kwalitatieve afspraken - Criminaliteitsbeeld/risicoanalyses - Intakeproces SIOD - Regionaal selectieoverleg - Landelijk selectieoverleg - Standaard proces-verbaal Kwantitatieve afspraken. - Prognose aantallen processen-verbaal Openbaar Ministerie Taakomschrijving en van toepassing zijnde richtlijnen van het College PG Beleid ten aanzien van de vervolgingsbeslissingen - Procedure - Richtlijnen van strafvervolging Positionering van de capaciteit Kwalitatieve afspraken
Bijlage 1: Definities
4
1 Algemeen Deel 1.1 Doel en opbouw van het handhavingsarrangement Het Ministerie van SZW, het Functioneel Parket –in oprichting- van het Openbaar Ministerie en het College van Procureurs-generaal achten het, rekening houdend met de afzonderlijke verantwoordelijkheden en taken van de betrokken organisaties, noodzakelijk dat in dit gemeenschappelijk arrangement tot uitdrukking wordt gebracht op welke wijze de betrokken organisaties zorgdragen voor een betere afstemming in de handhaving van wet- en regelgeving op het terrein van de werknemersverzekeringen, de volksverzekeringen, de arbeidsomstandigheden, de arbeidsmarkt, de arbeidsverhoudingen en subsidies. Het doel van dit arrangement is een bijdrage te leveren aan de effectiviteit van de opsporing door de organisaties en de SIOD en de vervolging van de door de organisaties en de SIOD aangedragen zaken door het OM. Hiertoe worden afspraken gemaakt over onder andere aantallen in te dienen processen-verbaal, de kwaliteit van de door de organisaties en de SIOD aangedragen zaken en de wijze waarop deze zaken door het OM vervolgd worden. Onder vervolgingsbeslissing wordt in dit Handhavingsarrangement verstaan de beslissing van het OM tot het aanbieden van een transactie, of het uitbrengen van een dagvaarding tegen één of meer verdachten, of alleen in specifieke zaken- de beslissing tot (on)voorwaardelijk sepot. Om de afspraken over aantallen en kwaliteit na te kunnen komen reserveert het OM capaciteit om de zaken daadwerkelijk af te doen. Het Handhavingsarrangement is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1.3 wordt ingegaan op het algemene handhavingsbeleid. Daarnaast wordt in 1.4 een aantal specifieke opsporingsthema’s benoemd, die in 2004 bijzondere aandacht krijgen. In de hierop volgende hoofdstukken wordt per organisatie aangegeven welke concrete afspraken met het OM gemaakt zijn ten aanzien van (de uitvoering van) de opsporingstaak. De beschrijving per organisatie, het OM en de SIOD is zoveel mogelijk op een zelfde wijze vorm gegeven: 1. Taakomschrijving; 2. Korte omschrijving van het handhavingsbeleid; 3. Positionering en capaciteit van de opsporing; 4. Kwalitatieve afspraken; 5. Kwantitatieve afspraken. 1.2 Opsporingsbeleidsplan De taak van het BOB is om te komen tot een gecoördineerd opsporingsbeleid waarbij eenheid in het opsporingsbeleid wordt nagestreefd. Deze taak komt mede tot uiting in het tot stand brengen van een voor het SZW domein geformuleerd opsporingsbeleid en in een jaarlijks vast te stellen opsporingsbeleidsplan. In het opsporingsbeleidsplan 2004 worden concrete, gezamenlijke beleidsprioriteiten, evenals het aanbrengen van structuur in deze beleidsprioriteiten, door het BOB en de opsporingspartners geformuleerd.
5
Tevens wordt hierin voor een aantal onderwerpen een meerjarenvisie weergegeven. Het opsporingsbeleidsplan vindt zijn concrete vertaling in het handhavingsarrangement 2004. In de komende tijd zal worden bezien of het opsporingsbeleidsplan zijn huidige vorm zal behouden, evenals de wijze waarop het OM wordt betrokken bij de opstelling van dit plan. 1.3. Handhaving algemeen Bij de organisaties UWV en de SVB begint een adequate handhaving met een doelmatig toezicht en controle op de rechtmatigheid van de te verstrekken en verstrekte uitkeringen en, voor zover van toepassing, de inning van de premies bij de uitvoering van de sociale zekerheidswetgeving. Tot deze handhavingstaak behoort ook een goede preventieve aanpak bij de instroom en een evenwichtige en effectieve controle. De handhaving wordt gecompleteerd door een doeltreffend stelsel van bestuursrechtelijke en strafrechtelijk sanctiemogelijkheden, waarmee snel, zeker en adequaat op geconstateerd misbruik wordt gereageerd. Bij de AI is de opsporing een sluitstuk van een totaalpakket aan handhavingsactiviteiten op het terrein van arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt. Ofschoon de opsporing, met uitzondering van de taken op het terrein van de Arbeidsmarktfraude waar het grotendeels opsporing betreft, gerelateerd aan de andere activiteiten kwantitatief gering is, is het een essentieel deel in de handhavingsketen. Bij de SIOD wordt - in aansluiting op de handhavingsketen van de eerder genoemde organisaties het sluitstuk van de opsporing vormgegeven. De SIOD spoort daartoe zware, complexe en sectoroverstijgende fraudes op, die zich voordoen op het gehele SZW-terrein. Daarnaast leiden de zichtbaar gemaakte fraudestructuren tot beleidsadvisering binnen het departement. Het OM is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving en daarmee voor de uitvoering van opsporing en vervolging. Het OM geeft leiding aan het opsporingsonderzoek en dient bij de uitvoering van zijn taken steeds afwegingen te maken tussen enerzijds het algemeen maatschappelijk belang, en anderzijds de individuele belangen van verdachten en andere betrokkenen. 1.4 Bijzondere thema’s in de opsporing Realisering van de beleidsdoelstellingen op het terrein van de sociale zekerheidswetgeving vereist een gezamenlijke inspanning van het Ministerie van SZW, de organisaties en het OM. In het Handhavingsprogramma 2003-2006, wordt een aantal centrale handhavingsthema’s benoemd: Inhoudelijke prioriteiten in de fraudebestrijding • Aanpak identiteitsfraude • Terugdringen zwarte fraude • Internationale fraudebestrijding In het Opsporingbeleidsplan SZW voor het jaar 2004 zijn deze thema’s verder uitgewerkt.
6
1.5 Bijzondere gemeenschappelijke projecten Binnen het taakveld van SZW opereren een aantal samenwerkingsverbanden. Deze speciale teams, zoals o.a. het Westland Interventie Team, Bouw Interventie Team, Confectie Interventie Team en de Regionale Interdisciplinaire Fraudeteams werken vaak samen met de Belastingdienst, de Gemeentelijke Sociale Dienst en de regiopolitie. Zij handhaven de regels projectmatig in een bepaalde branche en werken meestal regiogebonden. De fraudesignalen en de processen-verbaal die voortkomen uit deze projecten worden binnen de eigen organisaties en het OM zoveel mogelijk met voorrang afgehandeld. In 2003 en 2004 zal een landelijk dekkend netwerk van interventieteams tot stand komen waarin de bovengenoemde samenwerkingsverbanden zullen worden opgenomen. De processen-verbaal die door deze samenwerkingsverbanden worden aangeleverd aan het OM, vallen binnen de in dit handhavingsarrangement genoemde aantallen. Echter de afstemming over de opmaak en indiening van deze processen-verbaal dient plaats te vinden tussen het betreffende team en een officier van justitie van het betrokken arrondissement. Naast de afspraken in dit handhavingsarrangement kunnen voor vervolging van die zaken die voortvloeien uit een projectmatige aanpak, indien nodig, aparte aanvullende afspraken met het OM worden gemaakt. Deze mogelijkheid om aanvullende afspraken met het OM te maken geldt eveneens voor grote onderzoeken en/of onderzoeken met grote aantallen verdachten. 1.6 Verschillende overlegstructuren Het departementaal overleg is op DG, PG en hoofddirecteurenniveau. Zij komt ongeveer twee maal per jaar bijeen om de rapportage en voortgang te bespreken en om het nieuwe Handhavingsarrangement en Opsporingsbeleidsplan te accorderen. Het driehoeksoverleg SZW-OM komt ongeveer vier maal per jaar bijeen en is het voorportaal van het departementaal overleg en bestaat naast het BOB uit vertegenwoordigers van de organisaties, de SIOD, het OM, de VNG en het Ministerie van Justitie. In dit overleg wordt de voortgang van het Opsporingsbeleidsplan en Handhavingsarrangement besproken en kunnen problemen op het opsporingsterrein aan de orde komen. Het netwerkoverleg opsporing bereidt het handhavingsarrangement en opsporingsbeleidsplan voor. Het netwerkoverleg bestaat, naast medewerkers van het BOB, uit medewerkers van de organisaties, de SIOD en het OM. In dit overleg kunnen ook de actualiteiten en andere acties aan de orde komen. Tevens wordt in dit overleg het driehoeksoverleg voorbereid. Naast het driehoeksoverleg vindt regelmatig overleg plaats tussen het OM en de AI over beleidsmatige aangelegenheden op het gebied van de Arbeidsomstandighedenwet, de Arbeidstijdenwet en de Wet arbeid vreemdelingen. Het Regionaal Selectie Overleg (RSO) tussen de SIOD, de organisaties en het FP komt ongeveer twaalf maal per jaar samen in drie regio’s. In dit overleg worden de opsporingsonderzoeken door
7
middel van een onderzoeksvoorstel of een rechercheplan aan het OM aangeboden, en vervolgens geaccepteerd of afgewezen.
8
1.7 Looptijd en procedure van het handhavingsarrangement Het Handhavingsarrangement heeft in principe de looptijd van één jaar. Het BOB zal in 2005 monitoren in hoeverre de prognose van aantallen processen-verbaal en de termijnen de afgelopen jaren zijn gehaald. De ontwikkeling van nieuwe samenwerkingsverbanden kan leiden tot bijstelling van in het arrangement opgenomen aantallen en beleidsprioriteiten. 1.8 Monitoring van het handhavingsarrangement en gegevensuitvraag Over de afspraken in het Handhavingsarrangement wordt door BOB gerapporteerd. Halfjaarlijks (of jaarlijks) wordt de organisaties gevraagd te rapporteren over de realisatie van de kwalitatieve en kwantitatieve afspraken. Van belang is dat vooraf duidelijk is welke informatie wordt gevraagd, op welke termijn en in welke vorm deze moet worden aangeleverd. Van belang is enerzijds dat het beslag op de beschikbare capaciteit bij de organisaties zo klein mogelijk is. Anderzijds moet de aangeleverde informatie adequaat te verwerken zijn, zodat alle betrokkenen zo snel mogelijk kunnen bijsturen. De resultaten van dit handhavingsarrangement worden door het BOB in een integrale jaarlijkse rapportage neergelegd en eventueel in een tussentijdse halfjaarlijkse rapportage. De tussentijdse rapportage is bestemd voor de departementsleiding, de jaarlijkse rapportage zal aan de Tweede kamer worden aangeboden.
9
Afspraken per organisatie en de bijzondere opsporingsdienst SIOD.
10
2 UWV 2.1 Taakomschrijving UWV geeft op basis van artikel 30 van de Wet structuur werk en inkomen, zover van belang, uitvoering aan onder andere de volgende wettelijke regelingen: • wettelijke arbeidsongeschiktheidsregelingen; • wettelijke werkloosheidsverzekering; • wettelijke ziekengeldverzekering; • Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria; • Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten; • Toeslagenwet; • Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten; • Alle wettelijke, ministeriële en overige regelingen, die voorheen door de uitvoeringsinstellingen werden uitgevoerd. 2.2 Handhavingsbeleid UWV heeft aangegeven dat handhaving een kernactiviteit is, die de UWV-strategie ‘geen uitkering, tenzij’ moet versterken. Een nadere uitwerking van de aandacht die UWV aan handhaving wenst te schenken vindt plaats in het Jaarplan UWV en het Meerjarenkader Handhaving 2003-2005. Hiernaast zijn ook de aanbevolen verbeteracties uit de Rechtmatigheidsrapportage van de Inspectie Werk en Inkomen richtinggevend voor de vraag aan welke specifieke handhavingsonderdelen extra aandacht moet worden geschonken. Het handhavingsbeleid van UWV is gericht op het bevorderen van spontane naleving van regels en het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van de sv-wetten, waarbij de nadruk ligt op het voorkomen hiervan, de preventieve handhaving. Niet-naleving moet door controle zo snel mogelijk gedetecteerd worden. Dit beperkt niet alleen de schade, maar leidt bovendien tot een hogere vrijwillige bereidheid tot naleving. Opsporing moet duidelijk maken dat regelovertreding niet acceptabel is en niet loont. Het handhavingsproces kenmerkt zich als sluitend geheel. Dit proces start met een interne voorlichting aan eigen personeel (training fraude-alertheid) en een externe voorlichting aan uitkeringsgerechtigden en werkgevers. Deze externe voorlichting is gericht op bekendheid met verplichtingen en de consequenties van schending ervan. Vervolgens vindt controle op juistheid van gegevens en op naleving van verplichtingen plaats door middel van aanvangs- en voortgangscontroles, systeemcontroles en bestandsvergelijkingen. Naast deze reguliere controles zijn er nog bijzondere controles, die geselecteerd worden na een risicoanalyse. Deze vorm wordt ingezet bij specifieke vormen van controle of indien er een specifieke doelgroep, met een verhoogd risico, geduid kan worden. Naast controles worden ook fraude- en opsporingsonderzoeken ingesteld. Deze onderzoeken zijn gericht op het opsporen van fraude evenals voor het verkrijgen van de juiste gegevens voor de uitkeringsverstrekking en de premie-inning. Dit kan leiden tot bestuursrechtelijke en strafrechtelijke afdoening van geconstateerde onregelmatigheden.
11
2.3 Positionering en capaciteit van de opsporing De opsporingsfunctionarissen van UWV zijn momenteel nog werkzaam binnen het directoraat Bijzonder Onderzoek. Dit directoraat gaat, samen met het directoraat Handhaving, op in een nieuw te vormen directoraat Fraude Preventie & Opsporing, dat als doel heeft het waarborgen van de fraudebestendigheid van UWV-processen en het op professionele wijze afdoen van frauduleus handelen ten nadele van UWV. Op 1 januari 2003 waren binnen UWV 324 fte Buitengewone Opsporingsambtenaren (Boa’s) werkzaam. Daarvan zijn 289 fte daadwerkelijk belast met het uitvoeren van onderzoeken waarbij gebruik wordt gemaakt van de hen toegekende bevoegdheden. Dit is inclusief 33 fte Boa’s die hun werkzaamheden binnen samenwerkingsprojecten uitvoeren. De Boa’s die niet daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van onderzoeken behoren tot het management of zijn tijdelijk werkzaam in een andere functie. 2.4
Kwalitatieve afspraken
Criminaliteitsbeeld/risicoanalyses Naast reguliere aanvangs- en voortgangscontroles vinden bijzondere controles plaats. Deze bestaan uit een specifieke wijze van controleren dan wel een controle van een specifieke doelgroep. Deze bijzondere controles en ook opsporingsonderzoeken worden geïnitieerd door in- en externe tips, gegevens- en bestandsvergelijkingen en door risicoanalyse. Voornamelijk deze laatste methode maakt het mogelijk om risico’s te selecteren en hier de meest gepaste wijze van controle of opsporing op toe te passen. Deze risicoanalyse en -selectie wordt zowel in de uitkeringsverstrekkende als de premie-innende taak van UWV toegepast. Selectie en prioritering van fraudesignaal UWV ontvangt vanuit verschillende bronnen signalen van vermoedelijke fraude. UWV selecteert en stelt prioriteit aan de ontvangen fraudesignalen op basis van relevante en zakelijk toetsbare criteria. De selectie en prioriteitstelling van het fraudesignaal werknemersfraude wordt, op verzoek van het OM, door UWV inzichtelijk gemaakt. UWV is een werkgroep gestart die selectie en prioriteitstelling van signalen van werknemersfraude van de oude uitvoeringsinstellingen zal stroomlijnen. Het streven bij de inzet van middelen en personele capaciteit m.b.t. fraude- en opsporingsonderzoeken is er op gericht volgens de navolgende indicatieve lijst van criteria prioriteiten te stellen: • Lopende uitkering gaat voor al beëindigde uitkering; • Signalen of aanwijzingen met het vermoedelijk hoogste benadelingsbedrag; • Strafrechtelijke opsporing en afdoening van niet administratief traceerbare fraude (zwarte fraude) hebben prioriteit boven opsporing en afdoening van administratief traceerbare fraude (witte fraude); • Fraude met, of misbruik van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen geniet prioriteit boven fraude met of misbruik van werkloosheidsuitkeringen.
12
Binnen de eerder genoemde werkgroep wordt tevens bezien of bedoelde criteria in een prioriteringstabel nader uitgewerkt kunnen worden, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de vraag of er wellicht andere relevante en zakelijk toetsbare criteria een rol kunnen en moeten spelen bij de prioriteriteitstelling van signalen van werknemersfraude. Ook de mogelijkheid om beleidsspeerpunten onderdeel van de prioritering uit te laten maken wordt daarbij onderzocht. UWV streeft er naar om in 2004 te gaan werken met de prioritering volgens het nieuwe model. Hierover zal vooraf nadere afstemming plaatsvinden met de betrokken partijen. UWV bepaalt binnen 3 maanden na ontvangst van een signaal de onderzoekswaardigheid en prioriteitstelling. In die gevallen waarin na veredeling en selectie een fraudesignaal strafrechtelijk onderzoekswaardig is bevonden, wordt binnen 3 maanden na dit tijdstip het strafrechtelijk onderzoek daadwerkelijk gestart. Het overdrachtsmoment naar de SIOD vindt op twee niveaus plaats, te weten als: • Vanaf het begin duidelijk is dat het gaat om een SIOD-waardig onderzoek of • Tijdens het onderzoek blijkt dat de zaak “groter” is dan verwacht (zgn. groeizaken). Dergelijke zaken worden bij het voldoen aan de selectie-eisen van de SIOD, dus ook bij groeizaken, ter bespreking ingebracht in het RSO. In het UWV-SIOD convenant is afgesproken dat de zgn. groeizaken door de implementatiewerkgroep UWV-SIOD nader worden uitgewerkt. Afspraken ten aanzien van het fraudeonderzoek/rechercheplan In de strafrechtelijke onderzoeken waar de daadwerkelijke (bege)leiding van de officier van justitie vereist is, wordt in het zaaksoverleg met het lokale OM, een gezamenlijk besluit tot strafrechtelijke aanpak genomen. Hiertoe wordt eventueel in grotere of omvangrijke zaken een rechercheplan opgesteld. De resultaten van opsporingsonderzoeken worden weergegeven in een proces-verbaal dat na afronding wordt ingediend bij de officier van justitie. UWV rondt het fraudeonderzoek in 80% van de gevallen af binnen 4 maanden (bij werknemersfraude) of binnen 6 maanden (bij werkgeversfraude) na de start van het fraudeonderzoek.
Wijze van indienen PV inclusief standaard PV en termijnen Nadat een strafrechtelijk opsporingsonderzoek is afgerond, streeft UWV er naar binnen 3 maanden na de laatste onderzoekshandeling of het verhoor van verdachte het proces-verbaal in te dienen bij de betreffende officier van justitie. Bij werknemersfraude op het gebied van arbeidsongeschiktheid geldt een termijn van 6 maanden. UWV maakt voor de afhandeling van uitkeringsfraude gebruik van een standaard proces-verbaal met bijlagen. De officier van justitie beoordeelt vervolgens - met inachtneming van de voorschriften in de in dit arrangement genoemde richtlijn en aanwijzing - of al dan niet overgegaan zal worden tot strafrechtelijke vervolging.
13
In hun onderlinge correspondentie maken UWV en het OM gebruik van een aantal gestandaardiseerde documenten, te weten: de geleidelijst processen-verbaal misdrijven, het verzoek gebruik voor administratief onderzoek, het verzoek informatie vervolging van verdachte, het verzoek informatie afloop vervolging verdachte en informatie ten behoeve van zitting Openbaar Ministerie. Afhandeling van sepotzaken Na ontvangst van de mededeling van de officier van justitie dat afgezien wordt van strafrechtelijke vervolging zorgt UWV ervoor dat, indien en voor zover dit wettelijk mogelijk is, alsnog tot bestuursrechtelijke afdoening wordt overgegaan. 2.5 Kwantitatieve afspraken Prognose aantallen processen-verbaal De in de tabellen opgenomen cijfers betreffen de prognose van de aantallen aan te leveren processen-verbaal werknemers- en werkgeversfraude van UWV aan het OM. De aantallen processen-verbaal werkgeversfraude zijn vergeleken met 2003 afgenomen. Deze daling wordt veroorzaakt door een te realiseren reductiedoelstelling in de begroting van 2004. Ook is rekening gehouden met een grotere inzet van fte-capaciteit in interventieteams en in andere samenwerkingsactiviteiten. Weliswaar zal deze verhoogde inzet meer processen-verbaal opleveren, echter het aantal hiervan is in deze fase nog niet concreet te benoemen. Eveneens hebben activiteiten betreffende de samenvoeging van UWV en de Belastingdienst (SUB) een negatieve invloed op de productieaantallen (o.a. door opleidingen). Ondanks bovenstaande omstandigheden, zijn de aantallen processen-verbaal werknemersfraude ten opzichte van 2003 gelijk gebleven.
14
PROCESSEN-VERBAAL WERKNEMERSFRAUDE Arrondissemen t Alkmaar 38 Almelo 24 Amsterdam 60 Arnhem 65 Assen 22 Breda 57 Den Bosch 32 Den Haag 55 Dordrecht 18 Groningen 25 Haarlem 34 Leeuwarden 32 Maastricht 14 Middelburg 12 Roermond 20 Rotterdam 65 Utrecht 40 Zutphen 14 Zwolle 22 Totaal 649
PROCESSEN-VERBAAL WERKGEVERSFRAUDE Arrondissemen t Alkmaar 5 Almelo 4 Amsterdam 11 Arnhem 6 Assen 3 Breda 8 Den Bosch 5 Den Haag 10 Dordrecht 4 Groningen 8 Haarlem 4 Leeuwarden 2 Maastricht 3 Middelburg 2 Roermond 5 Rotterdam 9 Utrecht 3 Zutphen 4
15
Zwolle Totaal
5 101
16
3. SVB 3.1 Taakomschrijving De SVB heeft tot taak het uitvoeren van de volgende SV wetten: • Algemene Ouderdomswet (AOW); • Algemene Nabestaandenwet (Anw) en • Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Daarnaast voert de SVB nog enkele andere regelingen uit, die echter niet van belang zijn voor dit Handhavingsarrangement. 3.2 Handhavingsbeleid De SVB is verantwoordelijk voor de handhaving van bovengenoemde SV wetten. In de jaarlijkse Rapportage Handhaving SVB staat het handhavingsbeleidskader van de SVB met daarin opgenomen een gedetailleerd overzicht van de resultaten van de handhavingsactiviteiten die uit het beleid voortvloeien en de voor de komende jaren te verrichten activiteiten. Het handhavingsproces is bij de SVB voor een belangrijk deel een administratief proces. Fraude wordt zoveel mogelijk voorkomen door een goede voorlichting aan uitkeringsgerechtigden en door aanvangscontroles en verificaties van gegevens bij de aanvraag om een uitkering. Vervolgens controleert de SVB jaarlijks bepaalde gegevens al dan niet via een bestandsvergelijking met de Belastingdienst, IBG en GBA. In het buitenland zijn de Nederlandse attachés (Turkije en Marokko) en Controle Team Buitenland actief. De controles zijn voornamelijk gericht op het minimaliseren van de handhavingsrisico’s die op basis van risicoanalyses en signalen vanuit de uitvoeringspraktijk zijn onderkend. De controles hebben tot doel de juistheid van de bij de SVB aanwezige en door de klant verstrekte gegevens vast te stellen en bij andere instanties te verifiëren. Hoewel dat niet de eerste doelstelling is genereren deze controleactiviteiten ook fraudesignalen. Daarnaast heeft de fraudealertheid van de medewerkers tot gevolg dat een belangrijk deel van de fraudesignalen direct uit die gevalsbehandeling voortkomt. 3.3 Positionering en capaciteit van de opsporing Voor de strafrechtelijke onderzoeken beschikt de SVB over 57 fte’s aan Buitengewone Opsporingsambtenaren (BOA’s). Boven voornoemd aantal fte's aan Boa’s is een overhead van 3 regioteamleiders, 1 algemeen staffunctionaris en 1 afdelingshoofd voor opsporing ingezet. De Boa’s zijn gepositioneerd binnen een centrale afdeling Opsporing en worden aangestuurd door de drie regioteamleiders van deze afdeling. Zij doen hun werk op de negen regionale vestigingen van de SVB.
17
3.4 Kwalitatieve afspraken Criminaliteitsbeeld/risicoanalyses De SVB maakt risicoanalyses en actualiseert deze jaarlijks. Hierop zijn specifieke extra controles gebaseerd. Naast de fraudealertheid van medewerkers en externe fraudetips van instanties en individuele personen komen de door de SVB gesignaleerde fraudegevallen voort uit dergelijke extra controles. Onderzoek naar de typering en beweegredenen van fraudeurs bij de volksverzekeringen en naar de oorzaken van de desbetreffende fraudes heeft geen daderprofiel opgeleverd in de zin dat de kenmerken van de fraudeurs zouden afwijken van die van de “gemiddelde” AOW’er, Anw’er en AKW-gerechtigde. Wel heeft het onderzoek bevestigd dat intensieve preventieve voorlichting aan klanten op vooral het fraudegevoelige samenwoon-begrip nodig is. Selectie en prioritering van fraudesignaal De SVB nam tot en met 2003 fraudesignalen primair in behandeling op basis van prioritering naar omvang van het fraudebedrag. Nog in 2003 zal de SVB zijn prioritering verfijnen waardoor de SVB vanaf 2004 bij zijn prioritering ook rekening houdt met: • de duur van de fraude; • eventuele recidive; • maatschappelijk belang (in overleg met de OvJ); • een zeker minimum aan opsporingsonderzoeken per wet. Dit laatste heeft voornamelijk betrekking op de AKW. Doordat de bedragen en duur van kinderbijslag lager zijn dan de AOW- en Anw-uitkeringen is de gemiddelde hoogte van fraudes bij de AKW zodanig lager dat bij prioritering op fraudebedrag en -duur het risico bestaat dat fraude bij de AKW te weinig aandacht krijgt. Om dit te voorkomen wordt in het onderhavige arrangement een minimum aantal AKW-aangiften afgesproken en zal de SVB om dit aantal te halen zo nodig daartoe prioriteit aan AKW-zaken geven. Nadere afwijking van de prioriteitsstelling is mogelijk in overleg tussen de SVB en de bevoegde officier van justitie. De SVB beoordeelt een fraudesignaal binnen 1 maand na binnenkomst op onderzoekswaardigheid. Binnen 6 maanden na prioritering wordt een opsporingsonderzoek gestart. Als deze termijn van in totaal 7 maanden wordt overschreden, wordt in overleg met de officier van justitie bepaald of deze zaken nog voor strafrechtelijke afdoening in aanmerking komen. Hierbij wordt gekeken naar de ouderdom van het fraudesignaal en de hoogte van het schadebedrag. Als van opsporing en vervolging wordt afgezien, kunnen deze zaken alsnog administratief worden afgedaan. Wat betreft de termijn waarbinnen het feitelijke opsporingsonderzoek moet worden afgerond beschikte de SVB over 2003 nog niet over een norm. In 2003 zal de SVB een norm vaststellen, die vanaf 2004 operationeel wordt. Het overdrachtsmoment naar de SIOD vindt op twee niveaus plaats, te weten als: a. Vanaf het begin duidelijk is dat het gaat om een SIOD-waardig onderzoek of b. Tijdens het onderzoek blijkt dat de zaak “groter” is dan verwacht (zgn. groeizaken). Dergelijke zaken worden bij het voldoen aan de selectie-eisen van de SIOD, dus ook bij
18
groeizaken, ter bespreking ingebracht in het RSO.
19
Afspraken ten aanzien van het fraudeonderzoek/rechercheplan De SVB registreert de voor vooronderzoek en eventueel opsporingsonderzoek in aanmerking komende gevallen in het zogeheten Frauderegistratiesysteem SVB (FRES). Dit systeem ondersteunt de prioritering van de geregistreerde gevallen op basis van de hoogte van het fraudebedrag. Conform de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude van het OM. FRES genereert tevens een standaard procesverbaal. Jaarlijks vindt actualisering van het systeem plaats, onder andere naar aanleiding van wijzigingen in wet- en regelgeving. Indiening proces-verbaal Na afronding van het opsporingsonderzoek wordt een proces-verbaal ingediend bij het OM. De officier van justitie beoordeelt vervolgens of hij overgaat tot strafrechtelijke vervolging. Bij grotere en complexe zaken pleegt de SVB vooraf overleg met het OM. De sociaal rechercheur verricht dan zijn onderzoek aan de hand van een door hem opgesteld en door het OM geaccordeerd rechercheplan. Nadat een strafrechtelijk opsporingsonderzoek is afgerond, levert de SVB het proces verbaal binnen 1 maand na de laatste onderzoekshandeling of het verhoor van verdachte in bij de desbetreffende officier van justitie. Afhandeling van sepotzaken In gevallen waarin na het opsporingsonderzoek geen aangifte wordt gedaan, of wel aangifte wordt gedaan maar deze niet tot vervolging door de officier van justitie heeft geleid, wordt eventueel, als vaststaat dat er wel sprake is geweest van onrechtmatig gedrag van de betrokken persoon, een administratieve sanctie opgelegd. De SVB onderzoekt jaarlijks in de tweede helft van het kalenderjaar of in de gevallen die het voorafgaande jaar zijn afgerond een sanctie is opgelegd. In 2003 onderzoekt de SVB samen met het OM de oorzaken van de sepots van zaken die de SVB aangeeft. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wil de SVB in 2004 en volgende jaren het aantal sepots terugdringen, zodat de opsporing door de SVB een optimale effectiviteit kan bereiken.
20
Kwantitatieve afspraken Prognose aantallen processen-verbaal De prognose van de in 2004 aan te leveren aantallen processen-verbaal en zaken is gebaseerd op de ervaringscijfers betreffende het jaar 2002 en de in 2004 door de SVB te verrichten administratieve handhavingsactiviteiten. In 2004 zal de SVB processen–verbaal indienen betreffende 475 personen en 310 zaken. Het aantal personen is aanmerkelijk hoger dan het aantal zaken. Dit komt doordat fraudezaken met de Anw en AOW veelal samenwonen betreffen. Bij deze zaken zijn in veel gevallen twee partners als verdachte aan te merken. De verdeling hiervan is per arrondissementsparket, per SVB-opsporingsregio en per SVB-vestiging als volgt: Regio opsporing SVB Noord-West
Vestiging SVB
Utrecht
Zaanstad
Leiden Noord-Oost
Deventer
Groningen
Nijmegen
Zuid-West
Breda
Rotterdam
Roermond
Arrondissement OM Amsterdam Arnhem Dordrecht Utrecht Alkmaar Amsterdam Haarlem Den Haag Haarlem
Personen per Arr. 8 1 1 35 13 55 9 30 22
Almelo Arnhem Zutphen Zwolle Assen Groningen Leeuwarden Zwolle Arnhem Breda Den Bosch Roermond Zutphen Breda Dordrecht Middelburg Den Bosch Dordrecht Den Haag Rotterdam Den Bosch Maastricht Roermond
24 9 4 10 13 19 19 4 15 6 14 8 3 24 5 9 9 13 8 47 15 18 5
Totaal
21
Personen per Zaken per SVB-Vest. SVB-Vest. 45 29
77
50
52
34
47
31
55
36
46
30
47
31
68
44
38
25
475
310
Verdeling pv’s over wetten en elementen Voor 2004 wordt afgesproken uit te gaan van de verdeling over wetten en de elementen waarmee fraude wordt gepleegd die in 2002 gerealiseerd is. Omdat het echter de ambitie van de SVB is om ook een substantieel aantal AKW-fraudes strafrechtelijk af te doen, wil de SVB het in 2002 gerealiseerde percentage van 8 % aan AKW-zaken voor 2004 verhogen naar ongeveer 10%. Dat leidt tot de volgende kwalitatieve invulling van de totale aantallen aangiften voor 2004:
Verdeling processen-verbaal (personen) en zaken per wet Wet AOW Anw AKW Totaal
Prognose % Realisatie % Prognose % 2002/2003 2002 2004 30 29 30 60 63 60 10 8 10 100 100 100
% 2004 x 475 pers. 142 285 48 475
% 2004 x 310 zaken 93 186 31 310
Wat betreft de verdeling van de fraudezaken over de te onderscheiden elementen waarmee gefraudeerd wordt, week de realisatie in 2002 af van de in het handhavingsarrangement 2002 en 2002 opgenomen prognose. Voor 2004 wordt eenzelfde verdeling voorzien als voor 2003 is voorzien: Verdeling aantal processen-verbaal en zaken per element Prognose % Prognose % Realisatie % Prognose % % 2004 2002 2003 2002 2004 x 475 pers. Samenwonen 45 50 66 50 235 Inkomen 25 25 14 25 120 Overig 30 25 20 25 120 Totaal 100 100 100 100 475 Element
22
% 2004 x 310 zaken 154 78 78 310
4. Arbeidsinspectie 4.1 Taakomschrijving De taken van de AI zijn neergelegd in de verschillende Organisatie- en mandaatsbesluiten van de Arbeidsinspectie, evenals in de diverse wetten waarin taken aan de AI zijn opgedragen, als ook in de Aanwijzing toezichthoudende ambtenaren SZW-wetgeving en de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZWregelgeving. Voor dit Handhavingsarrangement is het handhavingtoezicht door de AI op de volgende wetten van belang: • Arbeidstijdenwet (ATW); • Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Arbowet); • Wet Arbeid arbeid vreemdelingen (Wav); • Bestrijdingsmiddelenwet; • Wet op de gevaarlijke werktuigen (in 2003 opgenomen in de Warenwet) • Kernenergiewet. De overtredingen van deze wetten zijn voor het merendeel strafbaar gesteld in de Wet op de economische delicten (WED) en worden hierin aangemerkt als een economische overtreding of een economisch misdrijf. De wet gevaarlijke werktuigen is in 2003 onder de Warenwet gebracht. Sindsdien worden de overtredingen op dit terrein ook bestuursrechtelijk afgedaan.
4.2 Het handhavingsbeleid Het ministerie van SZW zet een breed instrumentarium in om naleving van bovengenoemde wetgeving af te dwingen. Dit instrumentarium houdt onder andere in een algemene voorlichting over de wet- en regelgeving en specifiek overleg op bedrijfstakniveau. Daarnaast worden brancheafspraken gemaakt door middel van arboconvenanten en handhaaft de AI door toezicht en opsporing in bedrijven. Verder maakt de AI samenwerkingsafspraken met partners in de handhaving en participeert zij in multidisciplinaire interventieteams. De Arbowet 1998 kent voor een groot deel bepalingen die in eerste instantie bestuursrechtelijk worden afgedaan. Bij de handhaving van de Wav zijn toezicht en opsporing de belangrijkste elementen. Voornamelijk op basis van (extern) onderzoek naar de aard van illegale tewerkstelling en risicosectoren evenals op basis van ervaringsdeskundigheid, wordt de inspectiecapaciteit verdeeld over de diverse sectoren. Met het strategische uitgangspunt “voordeelberekening” van het handhavingsbeleid Wav beoogt de AI de werkgever zwaarder financieel te treffen indien illegale tewerkstelling van vreemdelingen wordt geconstateerd. Dit wordt bewerkstelligd door in het proces-verbaal het bedrag op te nemen dat de werkgever door het niet betalen van marktconform loon evenals door het niet betalen van loonbelasting en werknemersverzekeringpremies als voordeel heeft behaald.
23
In 2001 heeft een 0-meting plaatsgevonden. Eind 2003 is het resultaat van een vervolgonderzoek beschikbaar gekomen. Dit onderzoek vindt plaats naar de effecten van het opnemen van een voordeelberekening in de processen-verbaal. Een ander aspect van het handhavingsbeleid is de geplande hercontrole. Het beleid is dat iedere overtreder binnen drie maanden nogmaals wordt gecontroleerd. Dit kan extra informatie opleveren voor de voordeelberekening. Het registreren van hercontroles is in oktober 2002 mogelijk geworden. In 2003 konden de resultaten van dit aspect van het handhavingsbeleid weergegeven worden. 4.3 Positionering en capaciteit van de opsporing Vanaf 1 april 2003 is de AI een bedrijfstak gestuurde organisatie. Binnen de AI bestaan dan zes bedrijfstakdirecties: industrie, bouw, major hazard control, publieke dienstverlening, commerciële en overige dienstverlening en arbeidsmarktfraude. De eerste vijf directies zien toe op de toepassing van de Atw, Arbowet 1998, Bestrijdingsmiddelenwet en Kernenergiewet en bestaan gezamenlijk uit circa 375 fte Boa’s. De directie Arbeidsmarktfraude zal begin 2004 uit circa 100 fte Boa’s bestaan voor de handhaving van de Wav, inclusief een beperkte capaciteit voor de handhaving van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs. In 2004 wordt de inspectiecapaciteit voor de Wav uitgebreid met middelen die beschikbaar komen op grond van het amendement Verburg. In dit amendement is vastgelegd dat € 10 mln. extra beschikbaar gesteld wordt voor versterking van de handhaving op voornamelijk het gebied van illegale tewerkstelling. Het totale aantal Boa’s voor de handhaving van de Wav zal eind 2004 naar verwachting 180 fte bedragen. De inspectiecapaciteit voor de handhaving van arbeidsomstandigheden in ruime zin zal in 2004, eveneens op grond van het amendement Verburg, worden uitgebreid met 15 fte Boa, oplopend tot 30 in 2005. 4.4 Kwalitatieve afspraken Risicoanalyses De AI kiest voor haar projectmatige inspecties een bedrijfstakgerichte benadering. De AI richt zich bij de selectie en voorbereiding van inspectieprojecten met voorrang op de aanpak van misstanden. Om in de toekomst transparante keuzes te kunnen maken tussen de verschillende projecten, is de AI in 2001 gestart met versterking van het risicoanalysemodel ten behoeve van de handhaving van de Arbowet 1998. Naar verwachting zal het model voor de meerjaren strategieën 2005-2008 worden gebruikt. In 2004 wordt verder gewerkt aan de opzet van een risicoanalysemodel voor de handhaving van de Wav. Selectie en prioritering van fraudesignalen/inspectieonderzoeken Bij controle op arbeidsomstandigheden is de inzet van de AI gericht op de preventie van grote ongevalveroorzakers, ziekmakers en WAO veroorzakers in werksituaties. Daarnaast onderzoekt de AI klachten en ongevallen op dit terrein. Iedere reële klacht op het gebied van arbeidsomstandigheden en arbeidstijden wordt in behandeling genomen en onderzocht. Ongevallen worden in behandeling genomen wanneer er sprake is van blijvend letsel en/of ziekenhuisopname. De klager wordt binnen 3 weken geïnformeerd over de uitslag van het onderzoek.
24
Op het gebied van arbeidsmarktfraude zet de AI capaciteit in op landelijke handhavingsprojecten, multidisciplinaire interventieteams en fraudesignalen. De bij de AI binnengekomen fraudesignalen op het gebied van illegale tewerkstelling worden, indien zij onderzoekswaardig zijn bevonden, zoveel mogelijk meegenomen in de lopende landelijke projecten of in de interventieteams. Voor onderzoekswaardige signalen die hierin niet kunnen worden meegenomen, geldt dat de AI deze onderzoekt zover hiervoor capaciteit beschikbaar is. Circa 15% van de totale capaciteit voor arbeidsmarktfraude wordt ingezet voor deze fraudemeldingen. De termijn tussen het binnenkomen van de fraudemelding en de vaststelling dat de melding in principe onderzoekswaardig is, bedraagt maximaal één maand. Als een zaak in principe onderzoekswaardig is en niet binnen een project of interventieteam kan worden opgepakt, kan deze om redenen van capaciteitsgebrek aangehouden worden. Dergelijke zaken worden in reserve gehouden en binnen drie maanden opnieuw beoordeeld. Afhankelijk van de beschikbare capaciteit wordt dan besloten of de zaak definitief niet opgepakt wordt of alsnog in onderzoek wordt genomen. In andere gevallen wordt een zaak uitgezet voor nader onderzoek. De termijn tussen de bepaling van de onderzoekswaardigheid en de eerste onderzoekshandeling bedraagt in dat geval maximaal 3 maanden. Het overdrachtsmoment naar de SIOD vindt, in overleg met het lokale OM en het FP, op twee niveaus plaats, te weten als: • vanaf het begin duidelijk is dat het gaat om een SIOD-waardig onderzoek of • tijdens het onderzoek blijkt dat de zaak “groter” is dan verwacht (zgn. groeizaken). Dergelijke zaken worden bij het voldoen aan de selectie-eisen van de SIOD, dus ook bij groeizaken, ter bespreking ingebracht in het RSO. Afspraken ten aanzien van fraudeonderzoek/rechercheplan In strafrechtelijke onderzoeken waar de daadwerkelijke leiding van de officier van justitie vereist is, wordt in het zaaksoverleg met het lokale OM, een gezamenlijk besluit tot strafrechtelijke aanpak genomen. Hiertoe wordt eventueel een rechercheplan opgesteld. Wijze van indienen PV inclusief standaard PV en termijnen Wav
De AI kan proces-verbaal opmaken voor overtreding van de in artikel 1 onder 4º van de WED genoemde artikelen van de Wav: de artikelen 2, eerste lid, en 15. Bij de start van een opsporingsonderzoek wordt met het OM overlegd (case screenings-overleg) op welke wijze een dossier wordt opgebouwd. Dit geldt enkel voor die zaken waarin niet volstaan, kan worden met het door het OM goedgekeurde standaard proces-verbaal dat in gebruik is bij de AI. In het procesverbaal wordt een voordeelberekening opgenomen. Arbeidstijdenwet
Proces-verbaal kan worden opgemaakt voor de artikelen uit de Arbeidstijdenwet zoals genoemd in artikel 1 van de Wet op de economische delicten (WED). Ten behoeve van een adequate afhandeling door het OM gaat de AI volgens een vastgesteld standaard proces-verbaal te werk.
25
Arbowet 1998 De AI kan proces-verbaal opmaken voor overtreding van de in artikel 1 onder 3° van de WED genoemde artikelen van de Arbowet 1998. Hiervoor wordt een standaard proces-verbaal gebruikt. Wav, Arbeidstijdenwet en Arbowet 1998 Mede gelet op de verjaringstermijn van twee jaar van economische overtredingen uit de WED zal er door de Arbeidsinspectie naar gestreefd worden om opsporingsonderzoeken – uitgevoerd op basis van de WED - zo snel als mogelijk is, af te ronden en de betreffende processen-verbaal binnen 6 maanden na constatering van het strafbare feit aan het Openbaar Ministerie te zenden. In die gevallen waarin sprake is van een proces-verbaal van een (economisch) misdrijf zendt de AI het procesverbaal binnen 3 maanden na de laatste onderzoekshandeling naar het OM.
Bestuurlijke boete In de Arbowet wordt het instrument bestuurlijke boete gehanteerd. Tegelijkertijd met het integreren van de Wet Gevaarlijke Werktuigen in de Warenwet wordt ook in de Warenwet bestuurlijke afdoening mogelijk gemaakt. Streefdatum voor de ATW is medio 2004 en voor de Wav januari 2005. Vooruitlopend op de invoering van de bestuurlijke boete in de Wav zal het OM de mogelijkheden onderzoeken om de aan te bieden transactiebedragen en te vorderen boetes te verhogen.
4.5 Kwantitatieve afspraken. Prognose aantallen processen- verbaal Wav/fraude In 2003 is binnen de directie Arbeidsmarktfraude een aantal nieuwe Boa’s aangetrokken en opgeleid. In 2004 werft de AI wederom een groot aantal Boa’s. Eind 2004 bedraagt de Boa capaciteit naar verwachting circa 180 fte’s. Gelet op de gefaseerde instroom en een intensief opleidingsprogramma voor nieuwe inspecteurs, zijn deze 180 fte’s niet geheel 2004 inzetbaar. Naar verwachting worden in 2004 circa 900 reguliere Wav processen-verbaal ingezonden. Voor de onderstaande wetgeving geldt dat het opstellen van een proces-verbaal het sluitstuk is van de handhaving, dat wil zeggen dat dit alleen aan de orde is bij recidive of ernstige overtredingen. De genoemde aantallen zijn in dat verband meer een prognose op grond van ervaringen in voorafgaande jaren dan dat deze gebaseerd zijn op projectplannen voor 2004. Arbeidsomstandighedenwet 1998
Sinds 1 november 1999 bestaat in de Arbeidsomstandighedenwet de mogelijkheid tot het opleggen van bestuurlijke boetes. Slechts in enkele gevallen wordt een proces-verbaal opgemaakt op grond van artikel 33, 3e lid Arbowet 1998.
26
Met betrekking tot arbeidsongevallen met dodelijk letsel zijn protocollen vastgesteld door de AI en het OM. De protocollen zijn geïntegreerd in de aanwijzing “Richtlijn Arbeidsomstandighedenwet 1998”. Deze protocollen reguleren de afstemming tussen het OM en de AI betreffende dodelijke arbeidsongevallen betreffende bestuurlijke of strafrechtelijke afdoening. Bij de AI houden circa 375 fte’s Boa’s zich bezig met toezicht en opsporing op het gebied van arbeidsomstandigheden in ruime zin. De prognose betreft het aantal processen-verbaal op grond van het misdrijfartikel (artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet) en de overige strafrechtelijk handhaafbare artikelen en recidivegevallen. Voor 2004 wordt het aantal processen-verbaal geraamd op 80. ATW Het aantal in te zenden ATW-pv’s wordt voor 2004 op circa 50 geschat. Dit aantal pv’s zou mogelijk lager kunnen uitvallen, als gevolg van een directiebeslissing om minder capaciteit op deze wet in te zetten en de invoering van het instrument bestuurlijke boete in de ATW. De invoeringsdatum van de bestuurlijke boete is waarschijnlijk 1 juli 2004. Bestrijdingsmiddelenwet Het aantal in te zenden processen-verbaal dat betrekking heeft op de Bestrijdingsmiddelenwet wordt geraamd op 5. WGW (Warenwet) Het aantal in te zenden processen-verbaal dat betrekking heeft op de Warenwet (deel WGW) op 25. KEW Het nieuwe handhavingsbeleid voor de KEW dat in 2002 gereed zou zijn heeft vertraging opgelopen tot medio 2003. De inschatting is dat het aantal processen-verbaal in 2004 rond de 5 zal liggen. In onderstaand overzicht zijn opgenomen de aantallen aan te leveren processen-verbaal: Wetgeving Wet Arbeid vreemdelingen Arbeidstijdenwet Arbeidsomstandighedenwet Bestrijdingsmiddelenwet Warenwet (WGW) Kernenergiewet Totaal
Ondergrens 800 25 60 3 15 3 906
27
Raming 900 50 80 5 25 5 1065
Bovengrens 1000 75 100 10 35 7 1227
5. SIOD 5.1 Taakomschrijving De SIOD is de bijzondere opsporingsdienst die misbruik van sociale wetgeving en voorzieningen bestrijdt. De SIOD spoort zware sectoroverschrijdende strafbare feiten binnen het SZW domein op en levert hiermee een bijdrage aan het behoud van het maatschappelijke draagvlak voor de sociale zekerheid. Het effectief bestrijden van grote en complexe fraudes in de sociale zekerheid vereist ondermeer een goede samenwerking met collega-fraudebestrijders, zowel op SZW-terrein als daarbuiten. De SIOD heeft een eigen Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE), die de opsporingsonderzoeken ondersteunt door het beschikbaar maken van vertrouwelijke opsporingsinformatie. Daarnaast heeft de SIOD de beschikking over een Digiteam. Het Digiteam is een specialistische eenheid binnen de SIOD die opsporingsonderzoeken ondersteunt bij alle vormen van digitaal onderzoek. Ook ontwikkelt de SIOD een gespecialiseerde kennisbank waar informatie samenkomt over fraude en fraudebestrijding op het gehele SZW-terrein. De SIOD-kennisbank maakt het mogelijk dwarsverbanden te leggen tussen de diverse vormen van fraude en criminaliteit. De samenwerkingspartners van de SIOD kunnen een beroep doen op de kennis en expertise van de SIOD, als dit voor een bepaald fraudeonderzoek wenselijk is. 5.2 Opsporingsbeleid Om invulling te geven aan de taken van de SIOD wordt alles in het werk gesteld om slim op te sporen. Zo wordt de selectie van opsporingsonderzoeken methodisch aangepakt, vinden strategische verkenningen plaats en wordt kennis en expertise op beleidsthema’s opgebouwd. Al deze kennis wordt opgenomen in de kennisbank van de SIOD. Beleidsthema’s De SIOD richt zich in 2004 op de navolgende fraudesoorten: - Illegale arbeid - Premiefraude - Uitkeringsfraude - Subsidiefraude Deze indeling wordt ook aangehouden bij de ontwikkeling van de SZW Fraudemonitor. Naast genoemde fraudesoorten wordt een aantal thema’s nader uitgewerkt in beleidsdossiers. Het doel van deze beleidsdossiers is: • het vertalen van Kabinetsbeleid naar operationeel opsporingsbeleid SIOD • het inventariseren en beschrijven van de relevante aspecten rondom het thema ten behoeve van de rechercheonderzoeken • het leveren van nadere onderbouwing van de keuzes die de SIOD maakt • permanente rapportage van de SIOD onderzoeksresultaten en tussentijdse evaluatie • beleidsmatige onderzoeks/projectevaluatie • beschrijven van beleidsconclusies
28
• •
beschrijven van aanbevelingen voor wet- en regelgeving monitoring van acties binnen en buiten SZW van de SIOD aanbevelingen
29
De keuze van de thema’s voor de beleidsdossiers doorsnijdt de verschillende fraudesoorten. De volgende beleidsdossiers worden in 2004 nader uitgewerkt: Malafide intermediairs; Het dossier malafide intermediairs heeft vooral een praktische opzet. Enerzijds wordt permanent met de andere organisaties op dit terrein een vinger aan de pols gehouden wat de 'trends' zijn, zodat tijdig en effectief op mogelijke veranderingen kan worden ingespeeld. Anderzijds zal in het kader van dit dossier in samenwerking met de afdeling Recherche van de SIOD worden gestreefd naar een zo efficiënt en effectief mogelijke opsporingmethodiek. Looncarrousels; Bij looncarousselfraude is er sprake van natuurlijke personen, die fiscale en sociaalrechtelijke verplichtingen willen ontlopen door hun personeel niet te laten registreren. Zij maken daarbij gebruik van verschillende rechtspersonen. De rechtspersonen maken voortdurend gebruik van de mogelijkheid werknemers door te sluizen van de ene naar de andere rechtspersoon, zodat controleinstanties het zicht op de werknemers verliezen en de afdracht van o.a. sociale premies geheel of gedeeltelijk uitblijft. De kennis over de aard en omvang van deze complexe problematiek wordt in het beleidsdossier verzameld om het rechercheproces te kunnen ondersteunen. Grensoverschrijdende fraude; Het beleidsdossier grensoverschrijdende fraude is gebaseerd op drie peilers. Als eerste het verzamelen en analyseren van aard en omvang van fraude met grensoverschrijdende aspecten binnen het SZW domein. Ten tweede het opbouwen van expertise over juridische en financiële fraudeconstructies met grensoverschrijdende componenten. De derde peiler is de opbouw van een 'helpdesk internationaal' die als doel heeft juridische en praktische ondersteuning bij opsporingsonderzoeken en de functie van intermediair zal vervullen tussen de SIOD en externe organisaties op het terrein van grensoverschrijdende fraude Internationale detacheringsfraude; Onder internationale detachering wordt verstaan het in het buitenland laten werken van een persoon terwijl in het thuisland afdracht van belastingen en premies op deze werkzaamheden plaatsvinden. Fraude wordt gepleegd door op valse gronden een internationale detacheringsverklaring te verkrijgen (bijvoorbeeld met behulp van een valse of onjuiste identiteit), door opgave van een onjuist arbeidspatroon (onvoldoende afdracht premies en belastingen) of het opmaken van een valse detacheringsverklaring (totaal geen afdracht). In het beleidsdossier wordt de aard en omvang van deze fraudesoort in kaart gebracht en wordt gezocht naar een methodiek om deze fraudesoort snel en effectief op te sporen. ESF fraude: Het beleidsdossier vormt een naslagwerk voor de SIOD waarin de subsidieregelingen, de procedures rondom aanvraag en verstrekking en controle, het beleid m.b.t. misbruik en oneigenlijk gebruik zijn verzameld, evenals de relevante strafbepalingen en de strafrechtelijke ESF-onderzoeken tot dusverre.
30
Identiteitsfraude: Het beleidsdossier identiteitsfraude behandelt de impact, de omvang en de uitingsvormen in de sociale zekerheid van "handelingen met persoonsgegevens die kenmerkend zijn voor het unieke en eigene, waarmee een persoon of groep personen het oogmerk heeft op onrechtmatige wijze financieel-economisch gewin te behalen of zich anderszins onrechtmatig te bevoordelen. SIOD monitor SZW-fraude In 2004 wordt nadere invulling gegeven aan omgevingsanalyses op het terrein van de zware fraude. Hiertoe wordt in 2004 de SIOD monitor SZW-fraude gestart. Om de monitor te vullen met actuele en relevante informatie zal de SIOD met de opsporingspartners kwantitatieve en kwalitatieve informatie uitwisselen. Tevens wordt de SIOD monitor gevuld met informatie uit SIOD-brede opsporingsprojecten en uit individuele opsporingsonderzoeken. 5.3 Positionering en capaciteit van de opsporing De formatie van de SIOD is nog steeds groeiende. Eind 2004 bedraagt de opsporingscapaciteit van de SIOD circa 218 fte Boa’s. Daarnaast zet de SIOD de middelen die vrijkomen in het kader van het amendement Verburg in op uitbreiding van de analysecapaciteit (2 fte), versterking van de Criminele Inlichtingen Eenheid (3 fte) en ondersteuning van het rechercheproces in de vorm van een Observatieteam (10 fte). Dit Observatieteam wordt ondergebracht bij de FIOD/ECD. De opsporingsambtenaren van SIOD zijn krachtens artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen. Na invoering van de Kaderwet Bijzondere Opsporingsdiensten zullen zij aangewezen worden door artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering. De consequentie van het uitblijven van de kaderwet Bijzondere Opsporingsdiensten is dat de informatie-uitwisseling met de politie wordt bemoeilijkt. 5.4 Kwalitatieve afspraken De SIOD als de bijzondere opsporingsdienst op sociaal zekerheidsgebied levert een substantiële bijdrage aan het dichten van het handhavingsgat aan de top van de SZW-fraudebestrijding. De opsporing door de SIOD vindt plaats onder gezag van een officier van justitie van het Functioneel Parket (FP). Over de kwaliteit van de opsporing vindt periodiek overleg plaats tussen de leiding van de SIOD en de leiding van het FP. Intakeproces SIOD door het RFL Het aanspreekpunt voor meldingen van grote, complexe en/of sectoroverstijgende fraudes op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is het Regionaal Fraudeloket (RFL). De SIOD heeft een RFL ingericht in Den Haag, Breda en Arnhem. Voor het aanbrengen van een melding dient gebruik te worden gemaakt van een meldingsformulier en een toetstabel. Het meldingsformulier bevat alle relevante gegevens met betrekking tot de identiteit van de verdachte en de soort fraude. Met behulp van de toetstabel (waarin de SIOD intakecriteria zijn uitgewerkt) wordt beoordeeld of er sprake is van een SIOD-waardige melding. In 2004 wordt het intakeproces van de SIOD geëvalueerd.
31
Of een melding SIOD-waardig is, hangt onder meer af van: • de hoogte van het fraudebedrag met uitzondering van de witte fraude en enkelvoudige partnerfraude in de Abw, de Anw, de AOW en de TW (werknemerszaken vanaf € 34.000 en werkgeverszaken evenals subsidiefraude vanaf € 45.000); • de mate waarin het gaat om fraude met meerdere SZW-regelingen; • de mate waarin fraude in de sociale zekerheid samengaat met andere vormen van criminaliteit, zoals belastingfraude; • het internationale karakter van een zaak; • de complexiteit van het onderzoek; • de maatschappelijke relevantie. Naast voornoemde criteria speelt ook de herkomst van de melding een rol. Dit houdt in dat SIODwaardige zaken van melders waarvoor nog niet eerder (aanzienlijk minder) onderzoeken zijn uitgevoerd, voorrang kan krijgen boven de zaken van melders waarvoor al wel (aanzienlijk meer) zaken zijn opgepakt. Over deze criteria wordt door de SIOD regelmatig overleg met het OM en de organisaties gevoerd. Een melding die naar de opvatting van het RFL niet SIOD-waardig is, wordt binnen vier weken onderbouwd geretourneerd aan de melder. De melder krijgt altijd schriftelijk uitleg over de argumenten die ten grondslag liggen aan het besluit de melding terug te zenden. Als een melding wel SIOD-waardig is, maakt het RFL binnen vier weken een onderzoeksvoorstel (onder voorbehoud dat de besluitvorming bij het FP deze termijn mogelijk maakt). Dit voorstel wordt behandeld in het Regionaal Selectie Overleg (RSO) waarin naast de SIOD, vaste vertegenwoordigers van het FP, UWV, de SVB en de AI zitting hebben. De gemeente is in het RSO alleen vertegenwoordigd in die gevallen waarbij een onderzoeksvoorstel naar aanleiding van een gemeentelijke melding op de agenda staat. Besluitvorming door het Regionaal Selectie Overleg Het RSO beoogt per onderzoeksvoorstel een definitief besluit te nemen (onder voorbehoud dat het FP dit mogelijk maakt). In principe zijn er twee mogelijkheden. Besloten kan worden het onderzoeksvoorstel niet te honoreren en de melding alsnog aan de melder te retourneren. Het RFL draagt er zorg voor dat een dergelijk besluit, vergezeld van de onderliggende argumenten, zo snel mogelijk aan de melder wordt bekend gemaakt. In het geval dat het RSO besluit het onderzoeksvoorstel te honoreren, stelt een rechercheteam van de SIOD, rekening houdend met de inhoud van het onderzoeksvoorstel, een rechercheplan op. Dit rechercheplan wordt afgestemd op het vervolgingsplan van het FP. Beiden plannen vormen samen het Plan van Resultaat. In het rechercheplan staan alle activiteiten beschreven die in het kader van het in te stellen onderzoek uitgevoerd moeten worden. Standaard proces-verbaal Bij de vastlegging van de onderzoeksbevindingen wordt de methode van procesmanagement toegepast en wordt gebruik gemaakt van een standaard procesdossier. Hierbij worden als richtsnoer de uitgangspunten van de procesbeschrijvingen binnen de Nederlandse politie gebruikt (het ABRIOproject) gehanteerd. Binnen vier weken nadat het laatste deel proces-verbaal is opgemaakt, wordt het procesdossier ingediend bij de voor het onderzoek verantwoordelijk FP-officier.
32
Na afsluiting van een onderzoek stelt de SIOD alle gegevens die voor de melder(s) van een zaak relevant zijn - na instemming van het FP- aan de desbetreffende melder(s) ter beschikking. 5.5 Kwantitatieve afspraken Prognose aantallen processen-verbaal De SIOD heeft in 2003 een opsporingsstrategie opgesteld, die als uitgangspunt moet dienen bij de keuze van de soorten en het aantal zaken dat de SIOD aanlevert bij het OM. Kern van de opsporingsstrategie is de notie dat de SIOD meer is dan een repressieve opsporingsdienst. Door de beperkte capaciteit van de SIOD bewust in te zetten op een zorgvuldig selectieproces en de opsporing van de daaruit geselecteerde zaken, draagt de SIOD ook bij aan een preventieve aanpak van fraude op het SZW-terrein. Vanuit deze visie, pakt de SIOD opsporingsonderzoeken op verschillende manieren aan, afhankelijk van het effect dat de SIOD wil bereiken met het onderzoek. De opsporingszaken waar de SIOD zich op richt, kent de volgende driedeling: • Lean en mean-zaken; zaken die zorgen voor handhavingsdruk, inzicht in fraudestructuren bieden en voor de SIOD een leertraject betekenen voor nieuw instromende medewerkers. • Middelgrote zaken; zaken waarbij een omvangrijk feitencomplex wordt onderzocht, verdieping in het onderzoek plaatsvindt om tot beschrijving van fraudestructuren en criminele organisaties te komen. • Diepteonderzoeken; onderzoeken om inzicht te verkrijgen in de zware georganiseerde vormen van criminaliteit, de organisatoren aanpakken en hun organisatie ontmantelen evenals om informatie te genereren voor analyse (SZW monitor). Op basis van de verkregen inzichten vanuit ovenstaande onderzoekstypes vindt advisering ten aanzien van beleid, wet- en regelgeving plaats. De bovenstaande indeling heeft gevolgen voor de capaciteit die de SIOD inzet (mensen en middelen) en de doorlooptijd van een onderzoek. In 2003 heeft het zwaartepunt gelegen op de lean en mean-zaken. Enerzijds om als organisatie ervaring op te doen en anderzijds als leertraject voor de nieuwe medewerkers. Er zijn diverse middelzware zaken gedraaid en een enkel diepte-onderzoek. In 2004 wordt, vanuit het effect dat de SIOD wil bereiken, meer balans tussen de verschillende soorten onderzoeken betracht. Minder lean en mean en meer middelzware en diepte onderzoeken zullen worden uitgevoerd. Dit heeft als gevolg dat, hoewel de organisatie in 2004 groeit, hetzelfde aantal onderzoeken wordt afgerond. De SIOD wil in 2004 65 onderzoeken afsluiten. Dit betekent dat er in beginsel 65 processenverbaal worden aangeleverd bij het OM. Op grond van de tot op heden uitgevoerde onderzoeken kan worden aangenomen dat daarbij 180 à 220 verdachten (natuurlijke en rechtspersonen) zijn betrokken.
33
6. Openbaar Ministerie 6.1 Taakomschrijving en van toepassing zijnde richtlijnen van het College van PG Het OM is op grond van artikel 124 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, en – voor zover hier van belang - verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving van de SZW-wetgeving. Het College van Procureurs-Generaal is het hoogste orgaan van het OM en stelt in gezamenlijk met het BOB en de organisaties dit handhavingsarrangement vast. Het Functioneel Parket neemt namens het College deel aan de voorbereidende onderhandelingen voor dit handhavingsarrangement en is zelf verantwoordelijk voor de leiding en begeleiding van de opsporingsonderzoeken uitgevoerd door de SIOD en de strafrechtelijke vervolging van verdachten uit de SIOD-onderzoeken. Voor het onderdeel betreffende de SIOD wordt dit arrangement dan ook door het FP ondertekend. Onder leiding, begeleiding en verantwoordelijkheid van de officier van justitie vindt opsporing plaats. In welke zaken een opsporingsonderzoek is geïndiceerd, wordt in het algemeen aangegeven door de van toepassing zijnde Aanwijzingen en Richtlijnen van het College. Binnen deze algemene kaders wordt in overleg met de bevoegde (plaatselijke) officier van justitie besloten of een opsporingsonderzoek wordt ingesteld of niet. Het toepassen van dwangmiddelen tijdens het opsporingsonderzoek gebeurt, indien nodig, altijd in overleg met - en op bevel van de officier van justitie. Onvrede over de wijze van uitvoering wordt door de betrokken organisatie aangekaart bij de hoofdofficier van Justitie van het betrokken parket. Indien dit niet leidt tot oplossingen van de bestaande vragen, evenals bij arrondissementsoverstijgende vragen betreffende de uitvoering van de in dit Handhavingsarrangement gemaakte afspraken, kan de organisatie zich wenden tot de accountmanager van het FP. Het FP verzamelt deze gegevens en geleidt deze door naar de bevoegde organisatie, instantie of autoriteit. Systeem FRIS In 1999 is onder leiding het College de ontwikkeling van FRIS (Fraude Registratie- en InformatieSysteem) in gang gezet met het oogmerk om gefaseerd een systeem te ontwikkelen ten behoeve van het OM voor ondersteuning van de bestrijding van fraude. De eerste fase van de ontwikkeling FRIS is met de oplevering van het basissysteem FRIS 1 inmiddels afgerond. Het fundament voor de automatiseringscomponent van fraudebestrijding is daarmee gelegd. Verdere ontwikkeling van het basissysteem is onmisbaar en daarbij is de hulp en medewerking van de organisaties onontbeerlijk. FRIS kan bijdragen aan: • het geven van inzicht in aard en omvang van fraude in Nederland, • ondersteuning van landelijk uniforme weging en prioritering, • sturing op (fraude)opsporings- en vervolgingscapaciteit mogelijk te maken, en • het verkrijgen van een meer leidende rol voor het OM in de opsporing van fraude.
34
Basisgedachte van FRIS is dat door de aanmelding van bepaalde signalen van onrechtmatig handelen of nalaten bij het OM een zo volledig mogelijk beeld zou ontstaan van de vele soorten van fraude. Om dit systeem operationeel te kunnen maken, dient afstemmingsoverleg plaats te vinden over de wijze waarop de in het systeem te brengen signalen geselecteerd behoren te worden en voor het opstellen van criteria en definities voor deze signalen. Daartoe zal in 2004 in eerste instantie met de SIOD, maar daarna ook met de andere organisaties nader overleg en afstemming plaatsvinden. 6.2 Vervolgingsbeleid Procedure De in dit handhavingsarrangement genoemde organisaties en de SIOD voeren regelmatig overleg met het betrokken arrondissementsparket respectievelijk het FP over de uitvoering van de strafrechtelijke onderzoeken, ten einde de inzet van de opsporingscapaciteit aan beide zijden zo efficiënt mogelijk te kunnen benutten. In de strafrechtelijke onderzoeken waar de daadwerkelijke (bege)leiding van de officier van justitie vereist is, wordt in het zaaksoverleg met het FP of het betrokken arrondissementsparket, een gezamenlijk besluit tot strafrechtelijke aanpak genomen, eventueel na opstelling van een rechercheplan (in de grotere en/of omvangrijke onderzoeken). Het FP heeft met de SIOD een regelmatig zaaksoverleg. De bevindingen tijdens een opsporingsonderzoek en de resultaten daarvan worden weergegeven in een proces-verbaal dat na afronding wordt ingediend bij de officier van justitie. In geval een standaard proces-verbaal bestaat, wordt in ieder geval van de indeling van deze standaard, zoveel mogelijk gebruik gemaakt. Om succesvol te kunnen vervolgen voor de strafrechter is het OM afhankelijk van de kwaliteit van de aangeleverde processen-verbaal. De officier van justitie beoordeelt vervolgens - met inachtneming van de voorschriften in de van toepassing zijnde richtlijnen en aanwijzingen - of al dan niet overgegaan zal worden tot strafrechtelijke vervolging. Een standaard proces-verbaal is ontwikkeld voor het UWV en de gemeentelijke sociale diensten ten aanzien van uitkeringsfraudes. Het OM hanteert voor de vervolgbeslissing op de aangeleverde zaken onder andere de van toepassing zijnde Aanwijzingen en Richtlijnen voor de strafvordering van het College. 6.3 Positionering en capaciteit van het OM Het OM is verdeeld over één parket-generaal, één landelijk parket te Rotterdam en 19 Arrondissementparketten, 1 functioneel parket en 5 ressortsparketten. Het parket-generaal heeft tot taak het College te ondersteunen en beleid en uitvoering OM breed te coördineren. Het landelijk parket, de 19 arrondissementsparketten en het FP vervolgen voor de arrondissementsrechtbanken en de sectoren kanton van de arrondissementsrechtbanken, de 5 ressortsparketten vervolgen in hoger beroep voor de gerechtshoven.
35
Bij het OM is in ieder parket of samenwerkingsverband van parketten één of meerdere officier(en) van justitie en een parketsecretaris(sen) belast met de behandeling van de zaken genoemd in dit handhavingsarrangement. De zaken van de SIOD worden (be)geleid door een officier van justitie van het FP. Alle zaken van de overige organisaties worden (be)geleid door een officier van justitie van het betrokken arrondissement. 6.4 Kwalitatieve afspraken Voor de kwaliteit van de afhandeling van aangeleverde zaken zijn voor het OM twee aspecten van bijzonder belang. Het eerste aspect is: “zijn het de goede zaken”, die de organisaties bij het OM aanbieden. Het strafrecht is sluitstuk van de handhavingsketen, complementair aan het bestuursrecht en wordt daardoor als de zwaarste vorm van handhaven ervaren. Gelet op het bepaalde in artikel 167 Wetboek van Strafvordering is het nodig om in concrete strafzaken te kunnen beoordelen of het algemeen belang vervolging van een bepaalde zaak vordert en moet het OM kunnen toetsen of de zaak die wordt aangeleverd ook de juiste zaak is, te weten de zwaarste schending van de norm in zijn soort, en of de overige soortgelijke schendingen van de norm op dezelfde – strafrechtelijke - wijze, worden afgedaan. Om deze toetsing te kunnen uitvoeren, behoort er ook voor het OM inzicht te bestaan in de aard en de omvang van de schendingen en/of het misbruik, onjuist gebruik van de (wettelijke) regelingen en het gebruik, en de inzet van - evenals de soort van - de handhavingsinstrumenten, die met betrekking tot preventie en controle of toezicht worden ontwikkeld en uitgevoerd, door de organisaties. Het tweede aspect is de kwaliteit van het gevoerde onderzoek en de weerslag hiervan in het daarvan opgemaakte proces-verbaal in een bepaalde zaak. Dit proces-verbaal moet voldoen aan de wettelijke eisen, die daaraan zijn gesteld en moet inhoudelijk van voldoende kwaliteit zijn om tot strafrechtelijke vervolging over te kunnen gaan. De vorm van een proces-verbaal wordt zoveel mogelijk in overleg met de organisaties gestandaardiseerd en de inhoud wordt – voor zover nodig in contacten met de lokale officier van justitie opgesteld. De expertiseafdeling van het FP, voor zover mogelijk, nauw samenwerken met de expertise-afdeling van de SIOD en de afdelingen van de organisaties die zich bezighouden met risicoanalyses ten einde doublures in onderzoek en analyses, en verlies van capaciteit te voorkomen en maximale handhaving mogelijk te maken. Zodra in het RSO een zaak door de officier van justitie is geaccepteerd wordt een rechercheplan opgesteld. Dit rechercheplan wordt besproken met de zaaksofficier van justitie en vervolgens door het FP voorzien van een aansluitend vervolgingsplan. De uitvoering van de afspraken in het vervolgingsplan wordt door het FP bewaakt. De aansturing van de afdeling CIE van de SIOD valt onder de verantwoordelijkheid van een daartoe aangewezen officier van justitie van het FP.
36
Het Openbaar Ministerie zal: • • •
•
•
•
•
•
de voorkomende opsporingsonderzoeken - waar nodig - leiden en begeleiden; de hiervoor in de diverse hoofdstukken genoemde aantallen in te dienen processen-verbaal van de organisaties door middel van een strafrechtelijke interventie ook daadwerkelijk in nemen en afdoen conform de eerdergenoemde Aanwijzingen en Richtlijnen; de zaken waarin het bewijs onvoldoende aanwezig is, in overleg met de uitvoeringsinstelling, retourneren naar die uitvoeringsinstelling ten einde, hetzij aangevuld te worden, hetzij op administratiefrechtelijke wijze te worden afgedaan. De officier van justitie deelt een eventuele beslissing tot seponeren gemotiveerd, zo spoedig mogelijk maar in ieder geval een termijn van drie maanden na binnenkomst van het (laatste aanvullende) proces-verbaal, aan de betrokken uitvoeringsinstelling mede; alle zaken die door de organisaties – op basis van dit handhavingsarrangement - worden ingediend, zo spoedig mogelijk beoordelen en in 90% van de zaken de beslissing van het OM binnen een termijn van drie maanden na indiening nemen. Indien tot afdoening door middel van een (taakstraf)transactie of het uitbrengen van een dagvaarding wordt besloten, streeft het OM er naar de zaken vervolgens binnen een termijn van drie maanden, een transactievoorstel uit te sturen en/of op een (terecht)zitting aan te brengen. Deze laatste termijn van drie maanden geldt alleen voor zaken die voor de politierechter worden vervolgd onder de voorwaarde dat het rooster van de rechtbank dit toelaat. Voor zaken die voor de meervoudige kamer van de rechtbank moeten worden vervolgd, streeft het OM naar dagvaarden en aanbrengen op een zitting binnen een termijn van 9 maanden na de OM beslissing tot dagvaarden; in vervolg op het rechercheplan van de SIOD zal het FP binnen vier weken een vervolgingsplan maken, samen plan van resultaat geheten. Het vervolgingsplan geeft aan welke activiteiten het FP in het kader van de strafrechtelijke afhandeling zal ondernemen (o.a. het reserveren van capaciteit bij de rechtbank en de termijnen die door het FP in acht worden genomen); de opsporingsonderzoeken van de SIOD leiden en begeleiden door een officier van justitie van het FP of – in nader aan te duiden gevallen – door een officier van justitie van een arrondissementsparket. Een officier van justitie van een arrondissementsparket zal alleen op eigen verzoek en in overleg met het FP deze taak op zich nemen in die opsporingsonderzoeken, die onder hem of haar leiding al zijn aangevangen door één van de organisaties en waarvan lopende het onderzoek blijkt dat de SIOD het opsporingsonderzoek overneemt, omdat het onderzoek voldoet aan de daarvoor beschreven selectiecriteria en in het RSO hiertoe is besloten. In een onderzoek als laatstgenoemd schrijft de betrokken officier van justitie van het arrondissementsparket een notitie met zijn of haar mening daaromtrent. De notitie wordt samen met het onderzoeksvoorstel van de SIOD in het RSO aangeboden ter acceptatie; na uitspraak van de rechter in 1e instantie het ingevulde afloopbericht van een zaak zo spoedig mogelijk naar de uitvoerende instantie terugzenden; het OM onderzoekt of er een manier is om elektronisch terugzenden van een dergelijk bericht – in de toekomst - mogelijk te maken; een halfjaarlijks overzicht maken van het aantal en de soort sepotbeslissingen dat is genomen;
37
• •
Een halfjaarlijks overzicht van de ingekomen processen-verbaal en – voor zover mogelijk de OM beslissing op die zaken verschaffen en bespreken met de vertegenwoordigers van de betrokken organisaties en/of de BOB; De beschikbare gegevens over het aantal transacties en veroordelingen met betrekking tot de Arbowet 1998, ATW, WAV en Bestrijdingsmiddelenwet aanleveren.
38
Bijlage 1: definities In dit handhavingsarrangement wordt verstaan onder: Organisatie: Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de Arbeidsinspectie (AI), de gemeenten in Nederland – voor zover belast met de uitvoering van de sociale zekerheidswetten van het Ministerie van SZW. Controle: Alle activiteiten die samenhangen met de verificatie/validering van gegevens noodzakelijk voor de interne registratie, de verstrekking van de uitkeringen en/of de inning van premies. Hieronder valt ook het uitvoeren van de verificatie van gegevens ter plaatse bij bedrijven of particulieren (n.b. zogenaamde waarnemingen ter plaatse / WTP-en, en bijv. huisbezoeken). Controlebevoegdheden: wettelijke bevoegdheden en mogelijkheden van organisaties en/of hun ambtenaren om controle activiteiten / onderzoeken te verrichten om de noodzakelijke verificaties/validering van gegevens en WTP-en en huisbezoeken te kunnen uitvoeren. Opsporing: het instellen van een onderzoek naar strafbare feiten in het kader van het strafproces (wetboek van Strafvordering en bijzondere wetten, waaronder de Wet op de Economische Delicten (WED)- eventueel als gevolg van toezicht – ter voorbereiding van strafvorderlijke beslissingen. (definitie uit rapport “transparantie en samenhang in de bijzondere opsporing). Opsporingsbevoegdheden: Bevoegdheden van de opsporingsambtenaar, die hij mag toepassen in een onderzoek naar een strafbaar feit. Opsporingsonderzoek: Onderzoek dat strekt tot opheldering van een redelijk vermoeden dat enig strafbaar feit is of zal worden begaan en dat wordt uitgevoerd door opsporingsambtenaren met gebruikmaking van opsporingsbevoegdheden. Bijzondere opsporingsdienst SZW: Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD).
39
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
de plv. directeur-generaal Uitvoeringsbeleid Werk en Inkomen Mevrouw drs. J.P.M. Lazeroms
40
Arbeidsinspectie
Directeur De heer drs. ing. P.J. Huijzendveld
41
Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst
Directeur De heer N.A. Laagland
42
Openbaar Ministerie
Procureur-Generaal De heer mr. dr. D.W. Steenhuis
43
Openbaar Ministerie
Hoofd Functioneel Parket i.o. De heer mr. R.M. Peters
44
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
Voorzitter Raad van Bestuur De heer mr. T.H.J. Joustra
45
Sociale Verzekeringsbank
Lid Raad van Bestuur Mevrouw drs. C.M. van der Werf-de Koning
46
47